De keuze van enterale voeding bij pre- en

advertisement
De keuze van enterale voeding bij pre- en
dysmaturen tijdens ziekenhuisopname tot 6
maanden gecorrigeerde leeftijd
Auteurs: Sanne Heerkens en Suzanne van Meer
Afstudeerproject: 2010116, januari 2010
Flevoziekenhuis Almere
Hogeschool van Amsterdam
Bacheloropleiding
Voeding & Diëtetiek
1
De keuze van enterale voeding bij pre- en
dysmaturen tijdens ziekenhuisopname tot
6 maanden gecorrigeerde leeftijd
Een literatuuronderzoek in opdracht van
het Flevoziekenhuis Almere.
Auteurs
Suzanne van Meer
Lange Poellaan 31
2012 VV Haarlem
[email protected]
Sanne Heerkens
Langswater 774
1069 EG Amsterdam
[email protected]
Afstudeerproject
2010116
Opdrachtgevers
E. de Bruin, M. Husrefovic
Afdeling Diëtetiek
Flevoziekenhuis Almere
Hospitaalweg 1
1315 RA Almere
Docentbegeleiders
H. Ozturk, E. Groenewoud
Hogeschool van Amsterdam
Dr. Meurerlaan 8
1067 SM Amsterdam
2
Voorwoord
Deze scriptie is geschreven ter afronding van de bacheloropleiding Voeding en
Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam 2010.
Wij hebben een literatuur- en veldonderzoek verricht gedurende 20 weken naar de
keuze van enterale voeding bij pre- en dysmaturen tijdens ziekenhuisopname tot zes
maanden gecorrigeerde leeftijd. Dit in opdracht van het Flevoziekenhuis in Almere
voor de diëtisten van de afdeling Neonatologie.
Langs deze weg willen wij graag een aantal personen bedanken, te weten H. Ozturk,
docentbegeleidster van de opleiding Voeding en Diëtetiek en de praktijkbegeleidsters
E. de Bruin en M. Husrefovic, diëtisten van de afdeling neonatologie van het
Flevoziekenhuis, voor de actieve begeleiding gedurende het proces. Ook de
ziekenhuizen die hebben meegewerkt aan de vragenlijst en Nutricia willen we graag
bedanken voor de interessante en informatieve workshop die wij hebben mogen
bijwonen.
Als laatste willen wij iedereen in onze omgeving bedanken voor de aanmoediging en
steun tijdens de afgelopen periode.
Amsterdam, januari 2010
Sanne Heerkens en Suzanne van Meer
3
Samenvatting
Doel(groep)
Sinds 2004 wordt in het Flevoziekenhuis op de afdeling neonatologie een vast enteraal
voedingsbeleid voor pre- en dysmaturen aangehouden. In de afgelopen vijf jaar is er nieuwe
literatuur verschenen over dit onderwerp en hebben er nieuwe ontwikkelingen
plaatsgevonden. Om het huidige beleid aan te passen aan de nieuwste inzichten, is er een
literatuuronderzoek en een veldonderzoek verricht. Het beleid wordt gebruikt door de
verschillende disciplines op de afdeling neonatologie.
De probleemstelling voor dit literatuuronderzoek luidde: ‘’Wat is de evidence-based
aanbeveling voor de keuze van enterale voeding voor pre- en dysmaturen tijdens
ziekenhuisopname tot 6 maanden gecorrigeerde leeftijd?’’
Onderzoeksmethode
Voor het literatuuronderzoek zijn wetenschappelijke artikelen verkregen uit diverse
databases, onder andere Pubmed, Medline, Cochraine. Vooraf zijn criteria opgesteld. Alle
artikelen moesten full-text zijn, uitsluitend gaan over pre- (dys)maturen en hun voeding en de
onderzoeken moesten van niveau A1, A2 of B zijn. Er is een klinische PICO opgesteld als
hulpmiddel, zodat de probleemstelling beantwoordbaar en klinisch relevant is. Tevens is er
een verkennend veldonderzoek uitgevoerd, waarvoor een vragenlijst is opgesteld welke naar
vijf ziekenhuizen in de regio almere zijn verstuurd. De uitkomsten van deze vragenlijst
konden meegenomen worden bij de aanbeveling van de aanpassing van het huidige enterale
voedingsbeleid voor pre- en dysmaturen in het Flevoziekenhuis.
Discussie
Over de keuze van enterale voeding bij pre- en dysmaturen is op dit moment geen landelijk
eenduidig beleid. Hierdoor kunnen er geen overeenkomsten en verschillen benoemd worden
met eerder uitgevoerd onderzoek binnen Nederland. Er is veel onderzoek gedaan naar de
effecten van enterale voeding op pre- en dysmaturen. Echter was de probleemstelling van ons
literatuuronderzoek zeer specifiek waardoor er weinig onderzoeken waren die de
probleemstelling konden beantwoorden en meegenomen konden worden bij het opstellen van
een nieuwe aanbeveling. Er is meer specifiek onderzoek nodig op het gebied van de
voedingsbehoefte van prematuren met pre- en postnatale groeiachterstanden1, de verandering
in lichaamssamenstelling13,17, de voedings- en gezondheidsstatus van de moeder13, het effect
van een hoge eiwitintake14,17 en van voedingsinterventies op groei op de lange termijn,
neurologische ontwikkeling1 en de ontwikkeling van insulineresistentie.17
Aanbeveling
In veel van de gevonden onderzoeken werden de effecten van de voedingen tot ontslag of tot
de à terme leeftijd gemeten, aangezien de ontslagdatum en à terme leeftijd in de praktijk dicht
bij elkaar liggen. Ook werd er vaak uitgegaan van gecorrigeerde leeftijden.5,6,8,13 Dit is de enige
wijziging in het stroomschema. In de aanbeveling wordt de ontslag- of à terme leeftijd
aangehouden in plaats van 36 weken of 2000 g. Uiteindelijk is de aanbeveling gebaseerd op
zes wetenschappelijke onderzoeken.
Keywords: Pre-(dys)matuur, Moedermelk, (met) BMF, Preterme formule, Post discharge
voeding, Groei en Ontwikkeling
4
Inhoudsopgave
1. Inleiding ....................................................................................................................................................... 7
2. Onderzoeksmethode .................................................................................................................................. 9
3. Literatuuronderzoek ................................................................................................................................ 11
Overleving van pre- (dys)maturen.................................................................................................. 11
Ontwikkeling van pre- (dys)maturen ............................................................................................. 11
Enterale voeding ................................................................................................................................ 12
Resultaten............................................................................................................................................ 15
4. Veldonderzoek.......................................................................................................................................... 18
Resultaten............................................................................................................................................ 20
5. Discussie .................................................................................................................................................... 22
6. Aanbeveling .............................................................................................................................................. 25
Literatuurlijst ................................................................................................................................................ 28
Bijlagen........................................................................................................................................................... 31
Bijlage I Voedingsschema Flevoziekenhuis ................................................................................... 32
Bijlage II Vragenlijst........................................................................................................................... 33
Bijlage III Brochure ............................................................................................................................ 34
Bijlage IV Terminologie.................................................................................................................... 41
5
6
1. Inleiding
Het Flevoziekenhuis is een semi-topklinisch ziekenhuis en er wordt steeds meer
specialistische zorg geleverd. Door de groei van de kinderafdeling is er een
toenemende vraag naar specialistische zorg. In 2008 is een grotere neonatologie
afdeling geopend. Hier wordt sinds kort ook high care neonatale zorg geleverd.
De afdeling neonatologie in het Flevoziekenhuis telt momenteel 10 bedden. Dit wordt
uitgebreid tot 14 bedden in 2010. Op de afdeling komen zuigelingen terecht die onder
andere prematuur en/of dysmatuur zijn. Deze kinderen hebben extra zorg nodig,
voeding speelt daarbij een belangrijke rol.1 Om het voedingsbeleid actueel te houden,
is er vraag vanuit de diëtisten van de afdeling neonatologie van het Flevoziekenhuis
om de richtlijnen aan te scherpen op basis van de nieuwste onderzoeken.
De overleving van zeer prematuren (< 32 weken en 1500 g) is de afgelopen jaren
verbeterd door optimalisering van de neonatale voeding en zorg. Tevens is er veel
vooruitgang geboekt op medisch-technisch gebied, dit zorgt voor een aanzienlijk
lagere sterfte bij pre- en dysmaturen.2 Pre- en dysmaturiteit geeft een hoger risico op
uiteenlopende ontwikkelingsproblemen en aandoeningen en/of ziekten.3, 4, 5-8
Uit vele studies is gebleken dat vroege start van de juiste ondersteunende voeding dit
risico verlaagt. 6, 7, 9, 10 Bij pre- en dysmaturen komen voedingsdeficiënties zeer geregeld
voor, aangezien zij een hogere voedingsbehoefte hebben dan à terme zuigelingen.
Voedingen die in de praktijk toegepast worden zijn: moedermelk met of zonder
verrijking, of kunstmatige (preterme formule of postdischarge) voeding.11
Ondanks dat er nationaal en internationaal onderzoek is verricht naar voeding voor
pre- en dysmature zuigelingen, bestaat er tot op heden nog geen eenduidig landelijk
beleid.
In het Flevoziekenhuis wordt sinds 2004 een vaste richtlijn aangehouden (Bijlage I).
Sindsdien is er nieuwe literatuur verschenen over dit onderwerp. Om de richtlijnen
aan te passen aan de nieuwste inzichten is er vraag vanuit het Flevoziekenhuis om
literatuuronderzoek te verrichten. Deze scriptie dient als een aanbeveling op grond
van literatuur- en veldonderzoek voor de afdeling neonatologie van het
Flevoziekenhuis.
Het doel van deze scriptie is om een eenduidige aanbeveling te geven aan de artsen en
diëtisten op de afdeling neonatologie van het Flevoziekenhuis omtrent de enterale
voeding voor prematuren en dysmaturen, zowel gericht op (verrijkte) moedermelk als
op kunstmatige (prematuren- of postdischarge) voeding tijdens ziekenhuisopname en
na ontslag. Om erachter te komen welk enteraal voedingsbeleid er in andere
ziekenhuizen in de regio Almere op de afdeling neonatologie gehanteerd wordt en
waar dat beleid op gebaseerd is, is er een veldonderzoek uitgevoerd onder de diëtisten
van de afdeling neonatologie met behulp van een vragenlijst. Aan de hand van deze
7
resultaten wordt er inzicht verkregen in strategie, beleidsbeslissingen en procedures
wat betreft de keuze van enterale voeding bij pre- en dysmature zuigelingen in de
verschillende ziekenhuizen (Bijlage II). Tevens wordt er een brochure voor de
ouders/verzorgers van pre- (dys)maturen over de voeding van hun kindje geschreven
(Bijlage III). Het doel van de brochure is dat er meer eenduidigheid en helderheid
ontstaat bij ouders/verzorgers omtrent de speciale voeding voor de pre- en dysmatuur
geboren kinderen. De informatie in de brochure kan nuttig zijn voor
consultatiebureauverpleegkundigen om een eenduidig beleid uit te dragen. In de
brochure zal te lezen zijn waarom er een andere voeding voor pre- en dysmaturen is
geadviseerd, hoe de ouders/verzorgers de verrijkte moedermelk en kunstvoeding
klaar kunnen maken en kunnen bewaren. Er zal uitleg gegeven worden over
bijvoeding en het doel ervan. Bovendien wordt er in samenwerking met Nutricia een
workshop gegeven door het Flevoziekenhuis en Zorggroep Almere over de zorg van
prematuren. Het is gebleken dat zowel (kinder)artsen en verpleegkundigen in de
Jeugdgezondheidszorg aangeven dat als het gaat om het voedingsbeleid en de nazorg
van prematuren, de samenwerking hiervoor in de regio Almere niet optimaal is en
verbeterd kan worden. Tijdens deze workshop zullen wij de uitkomsten van het
literatuuronderzoek presenteren, om te bespreken wat het beleid op het gebied van
voeding en zorg voor prematuren zou kunnen zijn, gezien dit een praktisch knelpunt
is.
De probleemstelling luidt:
‘’Wat is de evidence-based aanbeveling voor de keuze van enterale voeding voor pre- en
dysmaturen tijdens ziekenhuisopname tot 6 maanden gecorrigeerde leeftijd?’’
De volgende deelvragen zijn gedurende de literatuurstudie naar voren gekomen en
zullen in de scriptie beantwoord worden:
1. Bestaat er speciale voeding voor prematuren tijdens ziekenhuisopname en na
ontslag en is dit nodig?
2. Welke criteria zijn er voor het starten en/of stoppen met prematurenvoeding?
3. Wanneer wordt er bij pre- en dysmaturen gestart met bijvoeding?
4. Hoe is de ontwikkeling van eten en drinken tijdens het eerste jaar bij pre- en
dysmaturen vergeleken met à terme zuigelingen?
In Bijlage IV is een terminologielijst te vinden. Hierin worden termen nader toegelicht.
8
2. Onderzoeksmethode
Voor het literatuuronderzoek zijn wetenschappelijke artikelen verkregen uit diverse
databases, zoals Pubmed, Medline, Cochraine, CINAHL, Academia, Bohn Stafleu Van
Loghum Vakbibliotheek, Science Direct, Wiley Intersience etc. Ook zijn studieboeken
gebruikt als literatuur.
Er zijn zoektermen opgesteld om zo relevante artikelen te vinden. Tevens zijn er
vooraf criteria opgesteld waaraan de artikelen moesten voldoen en er is een algemene
PICO beschreven als hulpmiddel, zodat de probleemstelling beantwoordbaar en
klinisch relevant is. De gevonden bruikbare artikelen die voldeden aan de criteria, zijn
geanalyseerd. De uitkomsten zijn vervolgens gebruikt om de probleemstelling te
beantwoorden.
Vooraf opgestelde criteria
De volgende criteria zijn gehanteerd om de gevonden artikelen te beoordelen:
- Alle artikelen moeten uitsluitend gaan over onderzoek naar pre- (dys)maturen en
hun voeding.
- LIMITS: toegevoegd aan de databases bij voorkeur in de afgelopen vijf jaar en
maximaal in de afgelopen 10 jaar, bij voorkeur gepubliceerd in de afgelopen vijf jaar en
maximaal in de afgelopen 10 jaar, onderzoek gedaan bij mensen, alleen onderzoeken
in het Engels en Nederlands en alleen full-text artikelen.
- Alleen onderzoeken van niveau 1 of 2, dus onderzoeken van het type A1, A2 en B.
Gebruikte zoektermen literatuuronderzoek
Nutritional care in preterm infants (1065 hits)
Nutrition in premature infants (2489 hits)
Postdischarge nutrition, preterm/ premature (15 hits)
Premature nutrition (234 hits)
Preterm formula (70 hits)
NICHD Neonatal research network (3153 hits)
Preterm infant (3549 hits)
Preterm birth (2044 hits)
Minimal enteral feeding (10 hits)
Preterm infant and nutrition (248 hits)
Preterm infant and bottle feeding (13 hits)
Nutrition in ELBW (6 hits)
Tevens is er doorgelinkt naar verwante artikelen wat uiteindelijk het meeste resultaat
heeft opgeleverd. Op deze wijze zijn de meest bruikbare en relevante artikelen
gevonden.
Uiteindelijk zijn zes artikelen gevonden die voldeden aan de vooraf opgestelde criteria
9
en die een antwoord gaven op de probleemstelling. De overige gevonden artikelen
voldeden wel aan de criteria, maar waren niet specifiek genoeg om de
probleemstelling te beantwoorden.
Algemene PICO
De PICO die is opgesteld bij het zoeken naar literatuur is:
P
I
= Patiënt/probleem
= Intervention
C
O
= Comparison
= Outcome
: Pre- (dys)maturen.
: Moedermelk met BMF, preterme formule of postdischarge voeding.
: Moedermelk, standaard zuigelingenvoeding.
: Snellere groei in lengte en gewicht, sneller ontslag
uit het ziekenhuis, minder complicaties,
optimaliseren groei/ontwikkeling op langere
termijn ten opzichte van pre- en dysmaturen die
standaard zuigelingenvoeding of moedermelk
kregen.
10
3. Literatuuronderzoek
Pre- en dysmaturen hebben na hun geboorte een andere start dan à term geboren
zuigelingen. Dit kan gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de zuigeling en de
keuze van voeding.
Overleving van pre- (dys)maturen
De overleving van zeer prematuren is de afgelopen jaren verbeterd door
optimalisering van de neonatale voeding en zorg. Door deze verfijning worden er
verdere vragen opgeroepen met betrekking tot voeding van pre- en dysmaturen en de
effecten op de langere termijn.2
Uit onderzoek van Ward et al. (2003) blijkt dat de overlevingskans van prematuren in
de afgelopen 20 jaar is gestegen. De kans op overleving van een prematuur geboren bij
23 weken is gestegen van 0 naar 65%. Voor elke week dat de zwangerschap
voortduurt, stijgt de kans op overleving met nog eens 3%. Bij een zwangerschapsduur
van 33 weken is de overlevingskans dan 95%.12
Stabiele prematuren worden in Europa over het algemeen vaak ontslagen uit het
ziekenhuis bij een postconceptionele leeftijd van rond de 35 tot 36 weken en met een
gewicht van ongeveer 1800 tot 2100 gram.3
In de afgelopen 20 jaar hebben belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden op het
gebied van neonatale zorg. Er is veel vooruitgang geboekt op medisch-technisch
gebied. Zo zijn bijvoorbeeld door toepassing van medicatie die longrijping stimuleren,
ademhalingsproblemen kleiner dan vroeger. Door minder ademhalingsproblemen,
treden er minder vaak hersenbeschadigingen op door een tijdelijk tekort aan zuurstof.
Tevens zijn de beademingstechnieken verbeterd. Beide ontwikkelingen, zowel
medisch als technisch, zorgen voor een aanzienlijk lagere sterfte bij prematuren.2
Hiernaast is de voedingstoestand voor pre- en dysmaturen sterk verbeterd door de
komst van prematuren- en post discharge voeding wat ook positieve gevolgen heeft
op de overleving.13
Ontwikkeling van pre- (dys)maturen
Pre- en dysmaturen lopen een hoger risico op groeiachterstanden, achterstanden in de
neurologische ontwikkelingen en gedragsproblemen.3, 4, 7, 8, 14 Er is zelfs toenemend
bewijs dat door een laag geboortegewicht, een snelle postnatale gewichtstoename of
een combinatie van beiden, er nadelige lange termijn effecten kunnen optreden tijdens
adolescentie. Bijvoorbeeld een verhoogd risico op hypertensie, hart- en vaatziekten,
Diabetes Mellitus II en osteoporose.3, 5, 6, 14
Er is weinig bekend over de prevalentie van groeiachterstanden of hetgeen de
inhaalgroei bemoeilijkt bij prematuren na ziekenhuisontslag.15
Wel is bekend dat vroege start van de juiste ondersteunende voeding van prematuren
de kans op bovengenoemde ziekten vermindert.6, 7, 9, 10
11
Uit de systematic review van ESPGHAN (2006) blijkt dat een vroege inhaalgroei door
een voeding met een hoge energiedichtheid de neurologische ontwikkelingen
bevorderd.
Bij het maken van de keuze ten aanzien van de voeding kan zowel het belang van een
vroege inhaalgroei op korte termijn, als het reduceren van groeiachterstanden op lange
termijn overwogen worden, door middel van wel of geen speciale prematurenvoeding
(preterme formule en/of post discharge voeding).3
Enterale voeding
Zuigelingen hebben een hoge energie- en eiwitbehoefte voor de opbouw van nieuwe
weefsels, zodat ze kunnen groeien. Pre- en dysmature zuigelingen hebben een hogere
behoefte dan á terme kinderen. Hoe hoog de voedingsbehoefte is, hangt af van onder
andere de postconceptionele leeftijd, de groei(achterstand) en de ziektefactor. Deze
factoren zorgen mede voor een hoger energie- en eiwitverbruik. Er wordt gestreefd
naar een evenredige groei van de premature zuigeling en een ongeboren foetus van
dezelfde leeftijd door middel van aangepaste voeding. Het streven naar een gelijke
groei in de baarmoeder is vaak niet haalbaar in verband met fysiologie en
metabolisme.3, 10, 11
Standaard voeding kan niet geconcentreerd worden tot een niveau waarbij eiwit en
calcium de hoge behoefte van de pre- en dysmaturen dekt, wat kan resulteren in een
onacceptabele verhoging in osmolariteit en verhoging in concentraties van andere
nutriënten. Mede om deze reden is preterme formule (tijdens ziekenhuisopname) en
post discharge voeding (na ziekenhuisontslag) nodig. Het potentiële voordeel van post
discharge voeding bij pre- en dysmaturen wordt steeds meer erkend. Verbeterde groei,
ontwikkeling en botmineralisatie is gezien bij prematuren die post discharge voeding
kregen na ziekenhuisontslag.3, 4, 5-8, 13
Voedingen die in ziekenhuizen of na ontslag toegepast worden zijn: (verrijkte)
moedermelk of kunstmatige (preterme formule of post discharge) voeding.3, 10, 11
(Par)enterale voeding:
Bij kinderen die zeer prematuur zijn kunnen de maag en darmen enterale voeding nog
niet goed verdragen en worden de zuigelingen vaak gevoed met behulp van een
voeding die rechtstreeks in de bloedbaan komt.
Om de maag en darmen te stimuleren wordt na een aantal dagen overgegaan op een
zeer kleine hoeveelheid sondevoeding (minimal enteral feeding). Na 11 tot 34 dagen
kan een zuigeling meestal volledig enteraal gevoed worden (ofwel via sonde ofwel via
borst of fles). Bij een zwangerschapsduur van ongeveer 34 weken heeft de zuigeling de
benodigde motoriek en reflexen om zelf uit de borst of fles te drinken.11, 13 Er wordt
verder niet ingegaan op deze voeding, aangezien dit de taak van de behandelend arts
is.
12
Moedermelk:
Moedermelk bevat voedingsstoffen die goed zijn voor de zuigeling en die beter
worden opgenomen dan flesvoeding. Moedermelk is zeer complex van samenstelling.
Voor de meeste zuigelingen bevat moedermelk voldoende energie en voedingsstoffen
voor de eerste zes maanden, met uitzondering van de vetoplosbare vitamines D en K.
Bovendien bevat moedermelk een groot aantal stoffen die het kind beschermt tegen
ziekten, waaronder immunoglobulines.
De moedermelk van een te vroeg geboren zuigeling is anders van samenstelling dan
de moedermelk voor een à terme zuigeling en voldoet dus in de eerste weken redelijk
aan de voedingsbehoefte van de zuigeling. Na een aantal weken verdwijnt deze
aanpassing en is een moedermelkverrijker nodig voor een snelle groei van het te vroeg
geboren kindje. Dit heet BreastMilkFortifier, ofwel BMF.11 BMF wordt toegevoegd om
de voeding beter op de behoefte van een vroeg geboren baby af te stemmen. Het bevat
extra energie, eiwit, vitaminen, mineralen en spoorelementen. BMF geeft een zo
optimaal mogelijke voorziening van voedingsstoffen voor een goede groei en
botopbouw.16, 17 (Tabel 1)
Preterme formule
Wanneer ouders ervoor kiezen om geen borstvoeding te geven, is het alternatief
flesvoeding. Aan de grote voedingsbehoefte van de premature zuigeling kan niet
worden voldaan met een standaard zuigelingenvoeding, vandaar dat er een speciale
prematurenvoeding (preterme formule) is ontwikkeld die per 100 ml meer energie,
eiwit, calcium en fosfaat bevat dan standaard zuigelingenvoeding.11, 16, 17
Preterme formule bevat meer energie dan standaard flesvoeding (Tabel 1). Bij een te
snelle inhaalgroei is de kans op het ontwikkelen van het metabool syndroom groter op
latere leeftijd. Om deze reden is er post discharge voeding op de markt gekomen. Dit
bevat minder energie en eiwit dan de preterme formule.11 (Tabel 1)
Post discharge voeding
Dit is speciale prematurenvoeding die ontwikkeld is voor in de thuissituatie. Deze
voeding bevat minder energie en eiwit dan de preterme formule in het ziekenhuis. Uit
de STEP-studie (2007) blijkt dat een post discharge voeding een positieve invloed heeft
op de lichaamssamenstelling. Zuigelingen die hiermee gevoed zijn, bleken een lager
vetpercentage te hebben en een grotere spiermassa, botmassa en botdichtheid dan de
zuigelingen gevoed met een standaard flesvoeding.11, 13, 18 (Tabel 2)
13
Tabel 1. Voedingen voor pre- en dysmaturen per 100 ml bereid product
Preterme
moedermelk19
À terme
moedermelk19
BMF *17
Nutrilon Nenatal
Start 17
Nutrilon Nenatal 117
Kcal
69
69
15
80
75
Eiwit (g)
2.1
1.1
0.8
2.5
2
7
7
3
7.6
7.5
Vet (g)
3.9
3.9
-
4.4
4.1
Calcium (mg)
23.5
28
65
120
94
Fosfor (mg)
14
14
45
66
50
Ijzer (mg)
0.1
0.03
-
1.4
1.2
Voedingsstof
Koolhydraten (g)
Overzicht preterme moedermelk (bij een vroeggeboorte), à terme moedermelk (bij een voldragen
zwangerschap), Nutrilon Nenatal BMF, Nutrilon Nenatal Start (preterme formule) en Nutrilon Nenatal
1 (post discharge voeding).
Voedingsstoffen zijn per 100 ml bereid product. Bovengenoemde producten zijn van Nutricia,
aangezien het Flevoziekenhuis dit merk gebruikt op de afdeling neonatologie en wordt geadviseerd in
de thuissituatie.
* Hier zijn voedingswaarden van moedermelk niet bij inbegrepen, aangezien de voedingswaarden
tussen preterme en rijpe moedermelk onderling verschillen.
14
Resultaten
In onderstaande tekst volgt een opsomming van de resultaten van het
literatuuronderzoek. Deze resultaten dienen als bewijs voor de aanbeveling wat betreft
het enterale voedingsbeleid voor pre- (dys)maturen van de afdeling neonatologie van
het Flevoziekenhuis Almere. In Tabel 2 is een overzicht te zien van de gebruikte
onderzoeken met de resultaten.
• Het onderzoek van O’Connor et al. uit 2008 vergelijkt moedermelk met verrijkte
moedermelk bij 39 zuigelingen van een postconceptionele leeftijd van < 33 weken. Het
onderzoek is uitgevoerd vanaf ontslag uit het ziekenhuis tot 12 weken daarna. Het
gemeten effect op het gewicht, de lengte en de schedelomtrek is significant groter in de
groep die verrijkte moedermelk kreeg.5
• Carver et al. (2001) onderzocht het effect van standaard flesvoeding en post
discharge op gewicht, lengte en schedelomtrek bij zuigelingen < 37 weken. De
onderzoekspopulatie bij zes maanden follow-up was 74 en bij 12 maanden follow-up
53. Het onderzoek begon bij ontslag van de zuigelingen uit het ziekenhuis en eindigde
op de leeftijd van 12 maanden gecorrigeerd. De gemeten effecten waren significant
groter bij de postdischarge groep met uitzondering van de lengte (p=<0.08).6
• Ook Lucas et al. (2001) richtte zijn onderzoek op gewicht, lengte en schedelomtrek.
Hier werd het effect gemeten tussen moedermelk, standaard flesvoeding en post
discharge voeding bij een groep van 229 zuigelingen met een postconceptionele leeftijd
van < 37 weken en werd tot negen maanden na ontslag gevolgd. Het effect van post
discharge voeding op het gewicht en de lengte was groter dan in de groep die
moedermelk of standaard flesvoeding kreeg, met name bij jongens. Er werd geen
verschil in schedelomtrek gemeten tussen standaard flesvoeding en post discharge
voeding.5
• Bij 113 zuigelingen ≤ 34 weken werd door Cooke et al. (2001) gemeten wat het effect
was van standaard flesvoeding en preterme formule op het gewicht, de lengte,
schedelomtrek en botmineralisatie. Deze zuigelingen werden gedurende zes maanden
gevolgd. Het gemeten effect op gewicht en lengte was groter in de groep zuigelingen
die post discharge voeding kreeg dan de groep die standaard flesvoeding kreeg, met
name bij jongens.5
• In de STEP-studie van Lafeber et al. (2007) werden in totaal 152 zuigelingen van < 32
weken postconceptionele leeftijd gevolgd tot zes maanden gecorrigeerd. Het effect van
de volgende voedingen werd onderzocht: moedermelk, verrijkte moedermelk,
standaard flesvoeding, preterme formule en post discharge voeding op de
lichaamssamenstelling. Er is geen significant verschil gemeten in gewicht en lengte
tussen standaard flesvoeding en post discharge voeding. Bij de spiermassa, botmassa
en botdichtheid zijn significante verschillen gevonden bij de groep die post discharge
15
voeding kreeg ten opzichte van de groepen die standaard flesvoeding en moedermelk
kregen, de vetmassa van de postdischarge groep was minder dan die van de standaard
flesvoeding groep, pre- en dysmaturen gevoed met post discharge voeding hebben
significant hogere nuchtere IGF waarden (insuline-like growth factor) dan
borstgevoede zuigelingen. Tot slot geeft moedermelk een kleinere kans op
insulineresistentie op latere leeftijd dan standaard flesvoeding en post discharge
voeding.13
• In het meest recente onderzoek van Cooke et al. (2009) is de intra-uteriene groei (bij
35 en 37 weken) vergeleken met de extra-uteriene groei van 149 prematuren met een
postconceptionele leeftijd van ≤ 34 weken tijdens ziekenhuisopname (van geboorte tot
en met ontslag). De voedingen die gegeven werden waren moedermelk, verrijkte
moedermelk, standaard flesvoeding en preterme formule. Bij geen van de voedingen
was de extra-uteriene groei evenredig aan de intra-uteriene groei.8
Deze resultaten vormen een belangrijk onderdeel voor de onderbouwing van de
aanbeveling voor de afdeling neonatologie van het Flevoziekenhuis Almere.
16
152
STEP-studie Lafeber H et al.
≤ 34
Geboorte t/m ontslag.
Tot 6 mnd gecorrigeerde
leeftijd.
6 mnd
9 mnd
Vanaf ontslag tot 12
maanden gecorrigeerde
leeftijd.
Vanaf ontslag tot 12 weken
daarna.
Follow-up
MM, MM+, SF, PTF
MM, MM+, SF, PTF,
PD
SF, PTF
MM, SF, PD
SF, PD
MM, MM+
Soort voeding
Vergelijking E-U
(≤ 34 wk) met
I-U (35+37 wk)
G, L
SM, BM, BD
VM
IGF
IR
G, L, SO, BTM
G, L
SO
G (P<0.04)* ;
L (P<0.08)* ;
SO (P<0.04)* ;
G (P<0.07)* ;
L (P <0.02)* ;
SO ≥1250g C < I* ;
Gemeten effect
E-U groei niet evenredig aan I-U,
mogelijk door tekort aan eiwit in
relatie tot energie in voeding.
SF=PD
PD > SF, MM
PD < SF
PD > MM
MM < SF, PD
SF < PTF m.n. bij jongens
MM, SF < PD m.n. bij jongens
SF = PD
SF < PD
MM < MM+
Outcome
17
MM=moedermelk; MM+=moedermelk met BMF; SF=standaard flesvoeding; PD=post discharge voeding; PTF=preterme formule; G=gewicht; L=lengte; SO=schedelomtrek; C=controlegroep;
I=interventiegroep; SM=spiermassa; BM=botmassa; BD=botdichtheid; VM=vetmassa; IGF=insuline-like growth factor; IR=insuline resistentie; BTM=botmineralisatie; E-U=extra-uterien; I-U=intrauterien.
* P<0.05 = significant
Cooke RJ et al. 2009
149
≤ 34
113
Cooke RJ et al. 2001 5
8
< 37
229
Lucas A et al. 2001 5
2007
< 37
Follow-up 6 mnd: 74
Follow-up 12 mnd: 53
Carver JD et al. 2001 6
< 32
< 33
39
O’Connor DL et al. 2008 5
13
Postconceptionele leeftijd
(wk)
N=
Artikel
Tabel 2. Overzicht uitkomsten literatuuronderzoek met betrekking tot enterale voeding bij pre- (dys)maturen.
4. Veldonderzoek
Tot op heden bestaat er geen landelijk eenduidig beleid omtrent de keuze van
enterale voeding bij pre- en dysmature zuigelingen. Om te achterhalen welk enteraal
voedingsbeleid andere ziekenhuizen in de regio Almere hanteren op de afdeling
neonatologie en waar dit beleid op gebaseerd is, is er naast het literatuuronderzoek
een veldonderzoek gedaan met behulp van een semigestructureerde vragenlijst
(Bijlage II) voor kinderdiëtisten. Aan de hand van deze semigestructureerde
vragenlijst wordt er transparantie gecreëerd wat betreft de keuze van enterale
voeding bij pre- en dysmature zuigelingen in verschillende ziekenhuizen in de regio
Almere. De antwoorden op de semigestructureerde vragenlijst kunnen meegenomen
worden in de aanbeveling voor de keuze van enterale voeding bij pre- en
dysmaturen.
De vragen zijn gesteld aan de hand van het stroomschema van het Flevoziekenhuis
(Bijlage I).
Materialen
Er is allereerst telefonisch contact gezocht met vijf ziekenhuizen in de regio Almere.
Na toestemming gekregen te hebben, zijn er semigestructureerde vragenlijsten
verstuurd per email. Er is voornamelijk gekozen voor een open vraagstelling. Op
deze manier kan de diëtist in eigen woorden vertellen en eventueel belangrijk
gevonden punten er nog bij vermelden. De onderwerpen van de vragen waren: soort
voeding bij pre- en dysmaturen, welke voeding bij welk gewicht /hoeveel weken,
wanneer overgaan op andere voeding, welke evidence is er voor het huidige beleid
en of dit recentelijk nog gewijzigd/aangepast is. Na goedkeuring van de
semigestructureerde vragenlijst door opleiding en opdrachtgever is deze lijst naar
vijf ziekenhuizen verstuurd. Er is voor deze ziekenhuizen gekozen, omdat het
grotere ziekenhuizen zijn in de regio Almere en omdat kinderen uit de
desbetreffende ziekenhuizen soms worden doorverwezen naar het Flevoziekenhuis
Almere.
De volgende ziekenhuizen zijn benaderd in overleg met de opdrachtgever:
1. AMC Amsterdam
2. Wilhelmina Kinderziekenhuis (UMC Utrecht)
3. LUMC Leiden
4. OLVG Amsterdam
5. UMC St. Radboud Nijmegen
Doelgroep vragenlijst
De doelgroep van het veldonderzoek was diëtisten die werkzaam zijn op de afdeling
neonatologie. Van te voren waren er inclusie- en exclusiecriteria opgesteld om te
18
mogen deelnemen aan het veldonderzoek.
Inclusiecriteria veldonderzoek: Diëtisten die minimaal zes maanden werkzaam
waren op de afdeling neonatologie en die minimaal 24 uur per week werkten. Op
deze manier was het zeker dat de diëtisten voldoende ervaring hadden op dit gebied.
Exclusiecriteria veldonderzoek: Diëtisten die korter dan zes maanden werkzaam
waren op de afdeling neonatologie en die minder werkten dan 24 uur per week.
19
Resultaten
Drie van de vijf benaderde ziekenhuizen hebben de vragenlijst per email
beantwoord. Van de overige twee benaderde ziekenhuizen is geen reactie gekomen.
Uit de uitkomsten van de ontvangen vragenlijst blijkt dat er zowel overeenkomsten
als verschillen zijn tussen de desbetreffende ziekenhuizen.
Soort voeding
Wat opvalt, is dat twee van de drie ziekenhuizen dezelfde soort voeding hanteren,
namelijk moedermelk met/zonder BMF, preterme formule, post discharge voeding
en standaard flesvoeding. Eén ziekenhuis gebruikt geen post discharge voeding in de
thuissituatie, maar preterme formule en adviseert hypo allergene voeding in plaats
van standaard flesvoeding. Tevens verschillen de merken van de flesvoedingen per
ziekenhuis.
Onderbouwing beleid
De keuze van voeding wordt in sommige ziekenhuizen gemaakt op basis van alleen
het gewicht of op basis van het gewicht met postconceptionele leeftijd.
In alle ziekenhuizen worden koolhydraatverrijkte, eiwitverrijkte en/of vetverrijkte
modules toegevoegd aan de enterale voeding, wanneer er sprake is van een
vochtbeperking en/of onvoldoende groei.
Eén ziekenhuis geeft duidelijk aan over te stappen op post discharge voeding bij een
gewicht > 2000 g, aangezien het calcium- en vitamine D gehalte in de preterme
formule te hoog wordt bij dit gewicht. Echter na herberekening van het vitamine D
en calciumgehalte in de preterme formule, wordt de bovengrens niet bereikt mede
door het nieuwe advies van de verhoogde vitamine D behoefte voor kinderen tot vier
jaar.28
Een ander ziekenhuis adviseert preterme formule of moedermelk met BMF in de
thuissituatie bij een geboortegewicht tussen de 1750 en 2300 g tot een gewicht van
3500 g. Zij adviseren geen post discharge voeding. Na de preterme formule wordt
direct overgegaan op standaard moedermelk of hypo allergene zuigelingenvoeding.
De andere ziekenhuizen adviseren wel een post discharge voeding tot een
gecorrigeerde leeftijd van zes maanden. Het is opvallend dat twee verschillende
ziekenhuizen het beleid op dezelfde literatuur baseren (Werkboek enterale voeding
bij pasgeborenen), maar dat het beleid onderling verschilt. Het andere ziekenhuis
baseert hun beleid gedeeltelijk op basis van ervaring in de praktijk, literatuur en
samenstelling van de voedingen.
Toekomst
Om het enterale voedingbeleid van ziekenhuizen actueel te houden, worden deze na
enige tijd herzien. Dit verschilt per ziekenhuis. Eén ziekenhuis meldt niet of het
protocol wordt herzien. Een ander ziekenhuis laat de herziening afhangen van de
werkgroep sectie neonatologie en één ziekenhuis meldt dat het beleid in de toekomst
20
herzien gaat worden in verband met aanpassingen in onder andere de
eiwitadvisering.
21
5. Discussie
Over de keuze van enterale voeding bij pre- en dysmaturen is op dit moment geen
landelijk eenduidig beleid. De enterale voedingsrichtlijnen voor pre- en dysmaturen
verschillen hierdoor per ziekenhuis. Gezien het belang van voeding, is er in de
afgelopen jaren onderzoek verricht naar het effect van voeding op
lichaamssamenstelling, groei en ontwikkeling. Op basis van de nieuwste literatuur
kunnen de huidige enterale voedingsrichtlijnen van het Flevoziekenhuis herzien en
aangepast worden.
Eerst zullen er een aantal discussiepunten volgen vanuit de gevonden onderzoeken:
Uit onderzoek van Raiten DJ et al (2007) blijkt dat er algemene consensus is over de
behoefte aan nieuw en meer onderzoek om meer fundamentele informatie te
ontwikkelen over de optimale groeifactor en verandering in lichaamssamenstelling
bij prematuren. Ondanks de grotere overlevingskansen, is de groei bij pre- en
dysmaturen niet optimaal.7
Momenteel is er weinig informatie over hoe pre- en dysmaturen het best gevoed
kunnen worden. Een reden hiervoor kan zijn dat er niet goed beoordeeld kan
worden of de voedings- en gezondheidsstatus van de moeder voldoende is voor een
goede groei en ontwikkeling van het kind. Er is te weinig kennis over
bovengenoemde statussen en of dit de intra-uteriene omgeving kan beïnvloeden.7
Gedurende de eerste levensweken zijn veel zuigelingen over het algemeen fysiek
gestresst en ontwikkelen zij een hyperkatabole staat, waarin eiwit wordt
gekataboliseerd om in de verhoogde energiebehoefte te kunnen voorzien. Een
eiwitintake van 3 g/100 kcal is onvoldoende bij de zeer premature zuigelingen. Het
effect van stress, vertraagde aminozuren voorziening en enterale eiwitintake
veroorzaken een eiwittekort dat niet hersteld zal zijn voor ontslag.8
Om het effect van een hoge eiwitintake, zowel intraveneus als in voeding, te meten,
is er meer onderzoek nodig.7 Het advies van Lafeber H (STEP-studie 2007) voor
prematuren (< 32 weken of < 1500 g), is een eiwitintake van 4-5 g eiwit/kg/dag
gedurende de eerste vier weken na de geboorte om de hoge eiwitbehoefte zo goed
mogelijk de dekken. De huidige prematurenvoedingen die in de praktijk worden
toegepast, bevatten niet 4-5 g eiwit/kg/dag, vanwege het mogelijke risico op
nierschade. Hierdoor wordt de hoge eiwitbehoefte niet gedekt. Daarom is er meer
onderzoek nodig naar een hoge eiwitintake.13
Er zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen bij dit systematische kwalitatieve
literatuuronderzoek. Zo waren er soms geen full-text artikelen verkrijgbaar en
voldeden veel onderzoeken niet aan onze vooraf opgestelde criteria. Deze artikelen
konden niet meegenomen worden in het literatuuronderzoek, waardoor de
22
kwantiteit van de artikelen naar beneden gehaald werd. Daarnaast was de
hoofdvraag zeer specifiek, hierdoor waren niet alle gevonden onderzoeken relevant
en specifiek genoeg om de vraagstelling te kunnen beantwoorden.
In het onderzoek van ESPGHAN (2006) en de STEP-studie (2007) werd gezien dat de
vet vrije massa hoger was bij jongens dan bij meisjes, terwijl de globale vetmassa
hoger was bij de meer premature zuigelingen. Dit suggereert dat de energiebehoefte
beter gedekt werd bij de zeer prematuren.3, 13
In het onderzoek van O’Connor DL (2008) wordt het geven van borstvoeding na
ontslag lang volgehouden, waarschijnlijk door de ongebruikelijke, intensieve
lactatieondersteuning op hoog niveau. Ook werd gebruik gemaakt van speciale
apparatuur om de melkproductie te stimuleren en speciale weegschalen om een
precieze hoeveelheid voeding nauwkeurig af te kunnen wegen. In een normale
thuissituatie is dit minder voor de hand liggend.5
Het volledige artikel van de STEP-studie is nog niet verkrijgbaar, omdat deze nog
niet gepubliceerd is. Dit artikel is wel meegenomen in het literatuuronderzoek,
aangezien het onderwerp zeer specifiek is en de gevonden resultaten relevant zijn
met betrekking tot het onderwerp van deze scriptie. Zij hebben zich gericht op
lichaamssamenstelling metingen, welke mogelijk nieuwe informatie kunnen geven.
In de gevonden onderzoeken wisselde de doelgroep per studie in postconceptionele
leeftijd, evenals het tijdstip waarop werd overgestapt van preterme formule naar
post discharge voeding. Ook de samenstelling en duur van de post discharge
voeding varieerde per studie. De helft van de onderzoeken die bruikbaar waren,
gaven een significantie weer van de gemeten effecten. De andere onderzoeken
vermeldden dat de gevonden verschillen significant waren, maar drukten deze
significanties niet uit in concrete getallen.
Daarentegen was er een specifieke vraagstelling. Door de vooraf opgestelde criteria
waren de gevonden onderzoeken erg toegespitst op het onderwerp, van hoog niveau
en actueel waardoor de aanbeveling volgens de nieuwste inzichten is opgesteld. Veel
onderzoeken gaven dezelfde resultaten weer. De betrouwbaarheid van de conclusie
is hierdoor groter.
Op de vragenlijst van het veldonderzoek is 60% respons verkregen. Er is een minder
duidelijk beeld van diversiteit in het enterale voedingsbeleid van ziekenhuizen in de
regio Almere, omdat drie van de vijf benaderde ziekenhuizen de vragenlijst hebben
beantwoord en teruggestuurd. Echter waren de ontvangen antwoorden uitvoerig
omschreven en werd daarmee een volledig beeld verkregen van het enterale
voedingsbeleid.
Wat opviel was dat één ziekenhuis aangaf over te stappen op post discharge voeding
bij een gewicht van > 2000 g, aangezien het calcium- en vitamine D gehalte in de
preterme formule te hoog werd bij dit gewicht. Echter na herberekening van het
vitamine D en calciumgehalte in de preterme formule, werd de bovengrens niet
23
bereikt mede door het nieuwe advies van de verhoogde vitamine D behoefte voor
kinderen tot vier jaar.28
Tevens adviseert Nutricia om preterme formule te gebruiken tot een maximaal
gewicht van 3500 g.16,17 In dit literatuuronderzoek is hiervoor geen evidence
gevonden om deze grens mee te kunnen nemen in de uiteindelijke aanbeveling.
24
6. Aanbeveling
Het huidige enterale voedingsbeleid voor pre- en dysmaturen van het
Flevoziekenhuis Almere op de afdeling neonatologie kan worden herzien naar
aanleiding van het uitgevoerde literatuur- en veldonderzoek. Op pagina 23 staat een
voorbeeld van de aanbeveling wat betreft het enterale voedingsbeleid voor pre- en
dysmaturen in een stroomschema.
Wanneer een kindje pre- en/of (dys)matuur geboren wordt, is de postconceptionele
leeftijd in weken en/of het geboortegewicht van belang, om de voeding zo optimaal
mogelijk te kunnen afstemmen op de zuigeling. Het schema kan als volgt
geïnterpreteerd worden:
• Bij een postconceptionele leeftijd van < 32 weken of een geboortegewicht < 1500 g,
is de aanbeveling moedermelk te verrijken met BMF of Nenatal Start te geven.
Afhankelijk van de groei kan er voor gekozen worden deze voeding te geven tot
ontslag of tot de à terme leeftijd. Na ontslag of à terme leeftijd kan over worden
gegaan op moedermelk zonder BMF of Nenatal 1 tot een leeftijd van zes maanden
gecorrigeerd. Hierna kan opvolgmelk gegeven worden.
• Bij een postconceptionele leeftijd van 32-34 weken en > 1500 g of > 34 weken en
< 2000 g is het advies moedermelk met BMF of Nenatal Start te geven. Ook hier kan,
afhankelijk van de groei, ervoor gekozen worden om deze voeding te geven tot
ontslag of tot à terme leeftijd. Na ontslag of à terme leeftijd kan over worden gegaan
op moedermelk zonder BMF of standaard flesvoeding tot een gecorrigeerde leeftijd
van zes maanden. Op deze leeftijd kan gekozen worden voor opvolgmelk.
• Wanneer de pre- of dysmatuur een postconceptionele leeftijd heeft van > 34 weken
en een geboortegewicht van > 2000 g volstaat onverrijkte moedermelk of standaard
flesvoeding tot een gecorrigeerde leeftijd van zes maanden. Hierna kan gekozen
worden voor opvolgmelk.
In veel van de gevonden onderzoeken werden de effecten van de voedingen tot
ontslag of tot de à terme leeftijd gemeten, aangezien de ontslagdatum en à terme
leeftijd in de praktijk dicht bij elkaar liggen. Ook werd er vaak uitgegaan van
gecorrigeerde leeftijden.5, 6, 8, 13 De nieuwe aanbeveling is gebaseerd op deze grenzen.
De grens van 2000 g van het stroomschema uit 2004 is hierdoor gewijzigd. Tevens
omdat er geen sprake meer is van eventuele overschrijding van de bovengrens van
de vitamine D en calciumbehoefte.28
Na goedkeuring van het Flevoziekenhuis zou de aanbeveling kunnen worden
geïmplementeerd.
25
Na ontslag uit het ziekenhuis kan de brochure “Eindelijk naar huis met uw kindje!”
(Bijlage IV) meegegeven worden aan de ouders/ verzorgers van pre- en dysmature
zuigelingen. De brochure bevat meer informatie over de soorten voedingen, hoe te
bereiden, gebruiken en bewaren. Ook bevat de brochure meer informatie over het
introduceren van bijvoeding bij pre- en dysmaturen.
26
Tot 6 mnd
gecorr.
À Term
Ontslag
Geboorte
Na 6 mnd gecorrigeerd opvolgmelk
> 34 wk EN > 2000g
toevoeging extra poeder
2%
3,5%
5%
27
Na 6 mnd gecorrigeerd opvolgmelk
Moedermelk of standaard flesvoeding
Bij verhoogde behoefte in overleg met kinderdiëtiste:
Extra toevoegingen zoals koolhydraatmodule of sojavetemulsie, eiwit of een combinatie hiervan.
Bij volumebeperking: Basisvoeding concentreren volgens schema à Volume enterale voeding
140ml/kg/dag
130ml/kg/dag
120ml/kg/dag
Na 6 mnd gecorrigeerd opvolgmelk
Moedermelk of standaard flesvoeding
Moedermelk + BMF of Nenatal Start
Moedermelk + BMF of Nenatal Start
Moedermelk of Nenatal 1
32-34 wk EN > 1500g
OF
> 34 wk EN < 2000g
< 32 wk
OF
< 1500g
Aanbeveling enteraal voedingsbeleid pre- en dysmaturen
Literatuurlijst
1. Flevoziekenhuis Almere. Afdeling neonatologie.
www.flevoziekenhuis.nl (datum van raadpleging: 23-09-2009)
2. Vroeggeboorte. Welke verwachtingen bestaan er voor vroeggeborenen?
http://www.vroeggeboorte.nl/1659958.htm (datum van raadpleging: 28-09-2009)
3. ESPGHAN. Committee on nutrition. Aggett P.J. et al. Feeding preterm infants after hospital
discharge. Journal of Pediatric Gastroenterology and Nutrition, 2006 May; No. 5 42: 596-603
4. Georgieff MK. Nutrition and the developing brain: nutrient priorities and measurement. Am J Clin
Nutr 2007;85(suppl):614S–20S)
5. O’Connor DL et al. Growth and nutrient inatkes of human milk-fed prterm infants provided with
extra energy and nutrients after hospital discharge. Pediatrics April 2008, Vol 121, No. 4, pp. 766-776.
6. Carver JD et al. Growth of preterm infants fed nutrient-enriched or term formula after hospital
discharge. Pediatrics April 2001, Vol. 107, No. 4, pp. 683-689.
7. Raiten DJ et al. Maternal nutrition and optimal infant feeding practices: executive summary.
American Journal of Clinical Nutrition February 2007, Vol. 85, No. 2, 577S-583S.
8. Cooke RJ et al. Altered body composition in preterm infants at hospital discharge. Acta Paediatrics
August 2009;98(8):1269-73.
9. Patti J. et al. Early aggressive nutrition in preterm infants. Semin Neonatal 2001; 6: 403-415,
10. Denne S.C. Protein and energy requirements in preterm infants. Semin Neonatal 2001; 6: 377-382.
11. Mw. drs. J.M. Kerstjens en mw. dr. A.M.W. Bulk-Bunschoten. “Praktijkboek nazorg voor
prematuren” 3 april 2004. p. 34-36.
12. Ward RM, Beachy JC. Neonatal complications following preterm birth. BJOG: an International
Journal of Obstetrics and Gynaecology. April 2003, Vol 110 (Suppl.20), pp. 8-16.
13. STEP-studie, Amesz EM et al. Wat is de optimale voeding voor een prematuur geboren zuigeling?
Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam, 2007.
14. Henderson G et al. Multicomponent fortification of human breast milk for preterm infants
following hospital discharge. Cochrane Database Syst Rev. 2007 Oct 17;(4):CD004866.
15. Sices L. et al. Postdischarge growth failure among extremely low birth weight infants: Correlates
and consequences. Paediatr Child Health. 2007 January; 12(1): 22–28.
16. Nutricia brochure Zuigelingenvoeding, productinformatie 2008/2009. p. 56-61
17. Nutricia brochure Enterale voedingswijzer kinderen 2008. p. 18, 22, 28, 64-67, 82
18. Kneepkens C.M.F., Carmiggelt E.C., De Leeuw M.B.A. ‘’Voedingsadvisering bij jonge kinderen.’’
Eerste druk. Assen: Koninklijke van Gorcum; 2008. p. 75-77
28
19. Kenniscentrum Borstvoeding. De samenstelling van moedermelk.
http://www.borstvoeding.com/kindjeaandeborst/melkproductie/de-samenstelling-vanmoedermelk.html (datum van raadpleging 15-09-2009)
20. Kenniscentrum voor prematuren. À term.
http://www.kenniscentrumprematuren.nl/woordenlijst/aterm (datum van raadpleging: 8-10-2009)
21. Kenniscentrum voor prematuren. BMF.
http://www.kenniscentrumprematuren.nl/woordenlijst/bmf (datum van raadpleging: 8-10-2009)
22. Kenniscentrum voor prematuren. Dysmatuur.
http://www.kenniscentrumprematuren.nl/woordenlijst/dysmatuur (datum van raadpleging: 9-102009)
23. Nutricia workshop. ‘’Hoe worden kleine eters groot’’ 2009. (datum van aanwezigheid: 30-09-2009)
24. Pubmed Central. Insulin-like growth factor 1 (IGF- 1)
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1187088/ (datum van raadpleging: 1-12-2009)
25. Kenniscentrum voor prematuren. Nazorg.
http://www.kenniscentrumprematuren.nl/woordenlijst/nazorg (datum van raadpleging: 9-10-2009)
26. Kenniscentrum voor prematuren. Neonatologie.
http://www.kenniscentrumprematuren.nl/woordenlijst/neonatologie (datum van raadpleging: 9-102009)
27. Kenniscentrum voor prematuren. Prematuur.
http://www.kenniscentrumprematuren.nl/woordenlijst/prematuur (datum van raadpleging: 9-102009)
28. Vitamine informatie bureau. Hoeveel heb ik nodig? Baby.
http://www.vitamine-info.nl/kinderen/babys (datum van raadpleging: 18-11-2009)
29
Voor de brochure:
Kenniscentrum Borstvoeding. Opwarmen van moedermelk.
http://www.borstvoeding.com/kolvenenwerken/opwarmen-van-moedermelk.html (datum van
raadpleging: 2-11-2009)
Kenniscentrum Borstvoeding. Bewaren van moedermelk.
http://www.borstvoeding.com/kolvenenwerken/bewaren-van-moedermelk.html (datum van
raadpleging: 5-11-2009)
Kenniscentrum Borstvoeding. Vitamine D en kindervoeding.
http://www.borstvoeding.com/voedselintroductie/vitaminen/d-kind.html (datum van raadpleging:
18-11-2009)
Kenniscentrum Borstvoeding. Borstvoeding en de introductie van bijvoeding.
http://www.borstvoeding.com/voedselintroductie/blw/bijvoeding.html (datum van raadpleging:
19-11-2009)
Nutricia voor professionals. Praktische informatie flesvoeding.
http://www.nutriciavoorprofessionals.nl/Zuigelingenvoeding/Praktisch/tabid/69/Default.aspx
(datum van raadpleging: 9-11-2009)
Nutricia brochure Zuigelingenvoeding, productinformatie 2008/2009.
Nutricia brochure Enterale voedingswijzer kinderen 2008.
Vitamine informatie bureau. Hoeveel heb ik nodig? Baby.
http://www.vitamine-info.nl/kinderen/babys (datum van raadpleging: 18-11-2009)
Vitamine informatie bureau brochure ‘’van baby naar peuter met vitamines en mineralen.
Brochure Voedingscentrum ‘’Goed eten voor baby en peuter’’ 2003.
Friso voedingswijzer productinformatiewijzer 2008.
30
Bijlagen
31
Bijlage I Voedingsschema Flevoziekenhuis
32
Bijlage II Vragenlijst
Geachte heer/ mevrouw,
Naar aanleiding van ons telefoongesprek hebben wij toestemming gekregen om u een aantal
vragen te stellen over het volgende:
Wij zijn twee studenten die momenteel afstuderen aan de opleiding Voeding en Diëtetiek
van de Hogeschool van Amsterdam.
Wij doen een literatuuronderzoek naar de voeding voor pre- en dysmaturen om zo een
duidelijke aanbeveling te kunnen schrijven omtrent de soort voeding en de duur ervan.
De vragen die wij aan u stellen zijn gebaseerd op het huidige voedingsbeleid op de afdeling
neonatologie. De antwoorden hiervan kunnen wij meenemen in ons literatuuronderzoek.
1.
Welke voeding wordt er geadviseerd bij een geboorte van < 32 weken en/of een
geboortegewicht van < 1500 gram?*
2.
Welke voeding wordt er geadviseerd bij een geboorte van 32-34 weken en/of een
geboortegewicht van > 1500 gram?*
3.
Welke voeding wordt er geadviseerd bij een geboorte van > 34 weken en/of een
geboortegewicht van < 2000 gram of > 2000 gram?*
4.
Bij welke leeftijd/ gewicht wordt er de keuze gemaakt voor post discharge voeding?
5.
Op welk moment wordt er overgestapt van de prematurenvoeding of post discharge
voeding naar gewone zuigelingenvoeding of moedermelk (zonder verrijking)?
6.
Waar is het beleid op gebaseerd?
a) wetenschappelijke literatuur
b) ervaring
c) anders, namelijk…
7.
Wordt het beleid herzien, ja of nee? Zo ja, wanneer is er voor het laatst herzien? Wat
is herzien en waarom?
Wanneer u geïnteresseerd bent, kunnen wij u de uitkomsten van ons literatuuronderzoek
doorgeven. Dit zal eind december/ begin januari zijn.
Hartelijk dank voor uw medewerking!
Sanne Heerkens en Suzanne van Meer
*Of worden er andere criteria gebruikt, zo ja, welke?
33
Bijlage III Brochure
Eindelijk naar huis met uw kindje!
Uw kindje heeft een andere start gehad dan verwacht. In de baarmoeder zou het de laatste
weken nog een grote groeispurt hebben doorgemaakt. Door de vroeggeboorte wordt deze
groeispurt gemist. Hierdoor worden speciale eisen gesteld aan de voeding. In het ziekenhuis
is daarom aangepaste voeding gegeven. Deze voeding verschilt van de standaard voeding en
zorgt ervoor dat het kindje net wat extra’s krijgt om goed te groeien. Een inhaalgroei in het
eerste levensjaar is bij te vroeg geborenen van essentieel belang.
De voeding in het ziekenhuis bestond voor een groot deel uit verrijkte moedermelk of
aangepaste prematuren flesvoeding.
Eenmaal thuis kan de voeding opnieuw veranderen. Misschien hoeft de moedermelk niet
meer verrijkt te worden of wordt er een andere flesvoeding geadviseerd door de arts of
diëtist.
In de laatste weken zijn een hoop dingen veranderd. Deze brochure geeft u een steuntje in de
rug om u te helpen uw kindje de juiste voeding te geven voor een optimale groei. Hierbij
wordt informatie gegeven over moedermelk, (speciale) flesvoeding en de start van
bijvoeding.
Speciale voeding voor pre- en dysmaturen
Pre- en dysmature zuigelingen hebben een hogere voedingsbehoefte dan à term geboren
zuigelingen. Om in die hogere voedingsbehoefte te kunnen voorzien en inhaalgroei te
kunnen bewerkstelligen, wordt er aangepaste voeding gebruikt. Dit kan op twee manieren,
namelijk:
1. Moedermelk verrijken met behulp van BMF. BMF, BreastMilk Fortifier, wordt
toegevoegd om de voeding beter op de behoefte van uw te vroeg geboren baby af te
stemmen. Het bevat extra energie, eiwit, vitamines, mineralen en spoorelementen.
BMF geeft een optimale voorziening van voedingsstoffen voor een goede groei en
botopbouw. Na ontslag uit het ziekenhuis wordt vaak gestopt met het verrijken van
moedermelk en volstaat gewone moedermelk.
2. Prematurenvoeding. Indien borstvoeding niet (langer) mogelijk of onvoldoende is, is
prematurenvoeding een goed alternatief. Aan de hoge voedingsbehoefte van de
premature zuigeling kan niet worden voldaan met een standaard flesvoeding,
vandaar dat er speciale prematurenvoeding is ontwikkeld dat meer energie, eiwit,
calcium en fosfaat bevat dan standaard flesvoeding. De prematurenvoeding in het
ziekenhuis verschilt van de prematurenvoeding die na ontslag gebruikt wordt,
omdat naar mate uw baby ouder wordt, de voedingsbehoefte verandert.
34
Moedermelk, de beste start.
Borstvoeding is de meest geschikte voeding voor zuigelingen. Dit is afgestemd op de
voedingsbehoefte, het bevat antistoffen en is goed voor de moeder-kind relatie. Als de
moedermelk niet verrijkt hoeft te worden, kan de baby rechtstreeks vanuit de borst gevoed
worden. Een andere mogelijkheid is om de moedermelk af te kolven.
Teveel afgekolfde melk kan bewaard worden, hieronder volgt een tabel:
Bewaaradvies van moedermelk
Verse moedermelk
Op kamertemperatuur (20°C)
Ontdooide moedermelk
5-10 uur
1 uur
In de koelkast (5°C)
Tot 5 dagen
24 uur
In de vriezer (-15°C)
3 maanden
Eenmaal ontdooid niet
meer invriezen
3-6 maanden
Eenmaal ontdooid niet
meer invriezen
1 uur
1 uur
In de diepvries (-20°C)
Na het opwarmen
Ontdooien van moedermelk
Als de melk bevroren is, kunt u dit op twee manieren ontdooien:
Snel: in stromend lauwwarm water, niet te heet in verband met risico op het verlies van
beschermende stoffen in de moedermelk.
Geleidelijk: ruim van tevoren achterin de koelkast, dit behoudt de beschermende stoffen
voor 100%.
Laat bevroren moedermelk bij voorkeur langzaam ontdooien voor het opwarmen en bewaar
ontdooide moedermelk in de koelkast. Gebruik deze binnen 24 uur.
Ontdooide moedermelk mag gemengd worden met verse moedermelk of moedermelk uit
de koelkast of eerder ontdooide moedermelk, mits het op dezelfde temperatuur is. Gooi
restjes altijd weg.
35
In onderstaand schema is te zien hoe u moedermelk kunt verwarmen en de verwarmde
moedermelk kunt bewaren en hoelang.
Opwarmmethode:
Verwarmen
In warm water
Max. 35 °C. i.v.m.
behoud beschermende
stoffen
Flessenwarmer
Max. 35 °C i.v.m.
behoud beschermende
stoffen
Gebruik elke keer
schoon water om
besmetting te
vermijden
1 uur
(niet in flessenwarmer
bewaren)
Magnetron
Bij 750 watt:
Haal speen van de fles
en let op ontstaan van
hotspots (hele hete
plekken in de fles),
schud de fles
tussendoor 2x en
controleer de
temperatuur goed
alvorens de fles te
geven
Direct opmaken
(ongebruikte restanten
weggooien)
65 ml à 15sec.
100ml à 20sec.
135ml à 25sec.
165ml à 30sec.
200ml à 40sec.
Opmerkingen
Bewaartijd
1 uur
(niet in warm water
bewaren)
à Let op! Verwarm opgewarmde moedermelk nooit opnieuw.
Handige weetjes
- De kleur van moedermelk varieert van doorzichtig tot blauw, groen, wit, grijs tot
zelfs roze. De kleur van de melk zegt niets over de voedingswaarde.
- Afgekolfde moedermelk kan wat anders ruiken en smaken dan verse moedermelk.
Dit is normaal en betekent niet dat de melk niet meer goed is.
- Vlokjes in de melk zijn meestal vetvlokjes. Door de fles na het opwarmen rustig
te schudden (zwenken), lossen deze weer op.
- Sommige baby's weigeren ontdooide moedermelk, waarschijnlijk vanwege de
smaak. Geef dan zo mogelijk verse moedermelk.
- Veel baby’s lusten de melk ook op kamertemperatuur.
36
Flesvoeding, een goed alternatief.
Ook voor pre- en dysmaturen is flesvoeding de eerste keuze na borstvoeding. De
samenstelling is gebaseerd op de nieuwste wetenschappelijke inzichten en voldoet aan
wettelijke voorschriften. Natuurlijk blijft borstvoeding de meest geschikte voeding voor
zuigelingen.
Houdbaarheid
Na opening is een (folie)pak of blik 4 weken houdbaar, mits koel en droog bewaard. Bereide
voeding is buiten de koelkast (op maximaal kamertemperatuur) 1 uur* houdbaar. De uiterste
houdbaarheidsdatum van de flesvoeding staat op de verpakking vermeld. Bereid bij
voorkeur de voedingen per fles, tenzij de diëtist een 24-uurs bereiding heeft opgegeven.
* Geldt
voor volledige zuigelingenvoeding. Voor opvolgmelk geldt een houdbaarheid van 2
uur.
Leiding- of mineraalwater
Leidingwater is geschikt voor het maken van flesvoeding. Zowel leiding- als mineraalwater
hoeft niet gekookt te worden als de voeding per fles bereid wordt en deze direct gegeven
wordt. Een 24-uurs bereiding dient wel met afgekoeld gekookt water klaargemaakt te
worden.
Uitkoken van flessen en spenen (0-6 maanden)
Kook flessen en spenen één keer per dag uit. Tussendoor kan de gebruikte fles omgespoeld
worden en met heet water schoongemaakt in een pan of flessterilisator. (Vanaf zes maanden
is één keer per week uitkoken genoeg).
Voedingsbehoefte
Verschillende factoren zoals een hogere groeisnelheid, onrijpheid van organen, kleinere
lichaamsvoorraden en een eventuele inhaalgroei, beïnvloeden de voedingsbehoefte van de
preterm geboren zuigeling. Deze is hoger dan van à term geboren zuigelingen. Het advies
voor het aantal voedingen per dag zowel voor borst- als flesvoeding staat in het volgende
schema:
Gewicht (kg)
Aantal voedingen per dag*
<3
7
3-3,5
6
3,5-6
5
>6
4
* Tenzij door arts/diëtist anders is geadviseerd
37
In onderstaand schema is te zien hoeveel ml voeding totaal per dag gegeven kan worden bij
een bepaalde leeftijd of gewicht.
Leeftijd
Voedingsbehoefte totaal/dag*
Prematuur
150-180ml/kg/dag na eerste levensweek.
0 – 3 maanden
150ml/kg/dag na eerste levensweek.
4 – 6 maanden
130ml/kg/dag
* Tenzij door arts/diëtist anders is geadviseerd
Voorbeeld:
Een kindje is gecorrigeerd 2 maanden oud (gecorrigeerde leeftijd = kalenderleeftijd – het
aantal te vroeg geboren dagen) en weegt 5 kg. Dan is het advies dus 150ml x 5 kg = 750 ml
voeding per dag.
Bij 5kg à 5 voedingen per dag, dus: 750ml/5= 150ml per fles
Als er geadviseerd wordt om de voeding op te hogen, let er dan op dat niet alleen de
hoeveelheid vocht, maar ook de hoeveelheid poeder wordt verhoogd.
Vitamine D en K
Het eerste halfjaar bestaat het dagmenu van baby’s vrijwel uit borst- of flesvoeding. Dit
levert in principe voldoende voedingsstoffen, met uitzondering van de vitamines D en K.
Vanaf de geboorte wordt daarom geadviseerd vitamine D en K te suppleren. Hoeveel te
suppleren is afhankelijk van welke voeding er wordt gegeven en hoeveel. Het advies voor de
aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine D is 10 microgram per dag. Prematuren
flesvoeding die thuis gegeven wordt, bevat 1,7 microgram vitamine D per 100 ml bereid
product.
Alle zuigelingen krijgen gedurende de eerste drie levensmaanden dagelijks 25 microgram
vitamine K uit druppels. Zuigelingen krijgen per 100 ml flesvoeding ongeveer 6 microgram
vitamine K binnen. Afhankelijk van de hoeveelheid voeding die gegeven wordt, moet
vitamine K wel of niet gesuppleerd worden.
38
Bijvoeding
Bijvoeding is een nieuwe stap in de ontwikkeling van het leren eten. Tussen de 4 en 6
maanden gecorrigeerde leeftijd, kan er voorzichtig geoefend worden met bijvoeding, die
dikker is dan de voeding tot nu toe. Het verschilt per kind wanneer het toe is aan bijvoeding.
Er zijn bepaalde signalen waar op gelet kan worden:
- U heeft de hoeveelheid voedingen onlangs verhoogd, maar uw kind lijkt nog steeds
niet verzadigd.
- Uw kind wordt weer ’s nachts wakker, terwijl hij juist al doorsliep.
- Uw kind sabbelt op zijn vuistje en maakt smakkende geluidjes
- Uw kind heeft veel interesse in wat u eet!
Vertoont uw kindje een aantal van deze signalen, maar is het gecorrigeerd nog geen 4
maanden oud? Neem dan contact op met arts of diëtist. Het heeft voor uw kindje geen
voordelen om eerder te starten met bijvoeding. Tevens kan bij een te vroege start de
melkproductie snel teruglopen bij het geven van borstvoeding.
Vanaf 6 maanden gecorrigeerde leeftijd is bijvoeding echt nodig. Het kindje heeft steeds
meer energie nodig en bovendien raakt de ijzervoorraad op die het meegekregen heeft
tijdens de zwangerschap. Daarom moet het kind nu zoveel mogelijk ijzer uit bijvoeding
halen.
Ontwikkeling
Tot en met de gecorrigeerde leeftijd van 4-6 maanden hebben verschillende veranderingen
op anatomisch gebied plaats gevonden. Hierdoor is de overgang van het zuigen tot de
introductie van bijvoeding mogelijk. Rond de leeftijd van 6 maanden gecorrigeerd wordt ook
de smaak verder ontwikkeld. De mogelijkheid bestaat dat het kind aan een bepaalde smaak
erg moet wennen en met een bepaalde gezichtsuitdrukking op de smaak reageert. Bij het
optreden van deze reacties is ten eerste belangrijk dat u als ouders/ verzorgers zich hierdoor
niet laten beïnvloeden in de keuze van de voeding. Dezelfde smaak moet de volgende dagen
een aantal keren gewoon opnieuw worden aangeboden. Gewenning aan de smaak van
groente kan 6-10 maaltijden duren, aan de smaak van fruit 3-5 keer. In deze periode leert het
kind de smaak te waarderen doordat het de smaak een aantal keren achter elkaar krijgt.
Groente kan aanvankelijk geweigerd worden maar door regelmatig aan te bieden, kan de
smaak geaccepteerd worden. Om aan een smaak te wennen moet het kind dezelfde smaak
tenminste 1 week dagelijks geproefd hebben. Uit onderzoek blijkt dat een kind gemiddeld 5
tot 6 weken nodig heeft om de vaardigheden met betrekking tot de lepelvoeding te leren
beheersen. Als uw baby meer ervaring krijgt met vast voedsel, bied dan per keer wat meer
gevarieerd voedsel aan.
39
Ontwikkeling gecorrigeerde leeftijd
- 4 maanden: begin eerste hapjes lepelvoeding, zoals groente- en/of fruithapje en
pap van rijstebloem gemaakt van afgekolfde moedermelk of flesvoeding.
- 5 maanden: leren afhappen van een lepel.
- 6-10 maanden: begin vast(ere) voeding. Het kauwen komt op gang. Voor de
introductie per voedingsmiddel wordt verwezen naar de folder/brochure van het
Voedingscentrum.
- 10-12 maanden: ontwikkeling naar volledig vaste voeding en start met drinken uit een
beker. Streven naar ± 6 maaltijdmomenten per dag (inclusief borst- of flesvoeding).
- 12-15 maanden: het kindje kan volledig met de pot mee-eten.
- 24-48 maanden (2-4 jaar): Het kindje krijgt meer smaak en ontwikkelt voorkeur (en
weigert daarom bepaalde voedingsmiddelen!)
Voeg geen zout toe aan de bijvoeding, uw kindje went zo aan de pure smaak, bovendien
heeft hij geen zout nodig.
Handige adressen:
http://www.borstvoeding.com/kolvenenwerken/opwarmen-van-moedermelk.html
http://www.borstvoeding.com/kolvenenwerken/bewaren-van-moedermelk.html
http://www.nutriciavoorprofessionals.nl/Zuigelingenvoeding/Praktisch/tabid/69/Default.aspx
Brochure van het Voedingscentrum ‘’Goed eten voor baby en peuter’’ 2003
Friso voedingswijzer productinformatiewijzer 2008
www.gr.nl
http://www.vitamine-info.nl/kinderen/babys
http://www.borstvoeding.com/voedselintroductie/vitaminen/d-kind.html
http://www.borstvoeding.com/voedselintroductie/blw/bijvoeding.html
http://www.babyinfo.nl/advies/voeding/flesvoeding/art_flesvoeding_bereiding.asp
40
Bijlage IV Terminologie
À term
Voldragen zwangerschap, 38-40 weken.20
Breastmilk fortifier (BMF)
Moedermelkverrijker. Extra suppletie van een aantal voedingsstoffen voor groei en
ontwikkeling van het premature kind. BMF wordt toegevoegd aan afgekolfde
moedermelk. 21
Dysmatuur
Een zuigeling met een te laag geboortegewicht voor de zwangerschapsduur door
groeiachterstand in de baarmoeder, ook wel intra-uteriene groeivertraging genoemd.
2/3 van de dysmaturen worden preterm geboren. 22
Geboortegewicht
LBW : Low birth weight
VLBW : Very low birth weight
ELBW : Extremely low birth weight
= < 2500 g
= < 1500 g
= < 1000 g 23
Gecorrigeerde leeftijd
Huidige leeftijd (kalenderleeftijd) min het aantal weken dat het kind te vroeg
geboren is. Dus de leeftijd vanaf het moment van uitgerekende datum. 16
Gespecialiseerde zuigelingenvoeding
Er zijn verschillende voedingen op de markt, gericht op zuigelingen met een bepaald
ziektebeeld. De samenstelling van deze voedingen is vaak aangepast. Voorbeelden
van gespecialiseerde zuigelingenvoeding; voeding voor hongerige zuigelingen of
voeding voor zuigelingen die regelmatig spugen.18
IGF (Insuline-like growth factor)
Door de lever geproduceerd groeihormoon. Dit hormoon heeft een groeistimulerend
effect.24
Kalenderleeftijd
Leeftijd bij geboorte, zonder correctie.16
Minimal enteral feeding
Minimale hoeveelheid voeding om de darmmotiliteit te stimuleren. Dit wordt via een
sonde gegeven, aangezien prematuren pas rond de 34e tot 35e week beschikken over
een zuigereflex.13
41
Nazorg
Controles die gedaan worden bij het kind na ontslag uit het ziekenhuis.25
Neonatologie
‘’De wetenschap rondom ziekten van pasgeborenen’’. 26
Prematuur (preterm)
Een te vroeg geboren zuigeling met een zwangerschapsduur van:
< 37 weken = prematuur
< 32 weken = zeer prematuur
< 28 weken = extreem prematuur23
42
Download