Onderzoek naar gezondheidsrisico`s voor

advertisement
Onderzoek naar
gezondheidsrisico’s voor werknemers
t.g.v. rubberinfill van autobanden
bij aanleg en onderhoud
van kunstgrasvelden
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
IndusTox Consult is een adviesbureau dat
werkzaam is op het terrein van de arbeidshygiëne en toxicologie.
Diensten van IndusTox zijn:
Inventarisatie van toxische stoffen in
bedrijven.
Opstellen van programma's met frequentie
en soort metingen voor bewaking van
blootstelling aan toxische stoffen.
Uitvoering van meetprogramma’s.
Statistische bewerking van meetgegevens.
Opstellen van bedrijfsnormen.
Beoordelen van de toxiciteit van stoffen en
producten.
Analyse van gezondheidsrisico's. Vaststellen van omvang van risico's.
Haalbaarheidsstudies van biologische
monitoring in specifieke situaties.
Ontwikkeling van branche-specifieke
toetsmethoden voor de
beroepsblootstelling.
Ontwerp van een stofarme productiewijze.
Beoordeling van de beroepsblootstelling in
het verleden in verband met beroepszieken.
IndusTox heeft geregistreerde arbeidshygiënisten (SKO) en geregistreerde toxicologen
(NVT-EUROTOX) in dienst.
-
Kempeneers Milieu en Management BV
is een adviesbureau dat werkzaam is op
het terrein van de Milieu- Kwaliteit- en
Arbozorg. Diensten van Kempeneers
Milieu en Management op het gebied
van ARBO en veiligheid zijn o.a.:
Verzorgen van het veiligheid en
arbomanagement bij bedrijven, PBM’s
Instructies, procedures, RIE, plan van
aanpak, toolboxmeetings,
veiligheidsinspecties, keuringen en
certificeringen, werkplekinspecties,
training en opleiding.
Uitvoeren en begeleiden van onderzoeken
naar gezondheidsrisico’s zoals
luchtkwaliteitsmetingen, urine en
bloedonderzoeken.
Inventarisatie van toxische stoffen in
bedrijven.
Inventarisaties risico’s werken met
gevaarlijke stoffen.
Uitvoering van meetprogramma’s.
Analyse van gezondheid en
veiligheidsrisico’s. Vaststellen van
omvang van risico's.
Kempeneers Milieu en Management BV
-
Huizermaatweg 460, 1276 LM Huizen
IndusTox Consult is gevestigd in het Universitair
Bedrijven Centrum Nijmegen, Toernooiveld 100,
6525 EC NIJMEGEN
Tel
Tel
: 024-3528842
Fax
: 035-5289394
Fax
: 024-3540090
E-mail
: [email protected]
E-mail
: [email protected]
Internet
: www.kempeneers-milieu.nl
Internet
: www.industox.nl
Opdrachtgevers :
: 035-5289393
Gemeente Utrecht, Gemeente Amsterdam,Gemeente Rotterdam Gemeente
Den Haag, vereniging VACO, RecyBEM, Ten Cate, Desso, Arcadis,
Oranjewoud, Van Kessel, Heijmans, Grontmij, Intergrass, J&E Sports,
Boerboom
Contactpersoon
: dhr C.J.(Coen) Nell, Projectleider / ass. Regiomanager, Grontmij Nederland bv
dhr. B. van den Bosch. Gemeente Rotterdam, Sport en Recreatie
uitvoering
: IndusTox Consult, Nijmegen
Kempeneers Milieu en Management BV, Huizen
plaats, datum
: Nijmegen, 6 november 2009
auteurs
: dr. ir F.J. Jongeneelen
drs. F.D. Kempeneers
IT-2008022
pagina 2
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Inhoud
1. INLEIDING........................................................................................................................................... 4
2. DOEL................................................................................................................................................... 5
3. OPZET ONDERZOEK EN METHODEN ............................................................................................. 5
3.1 OPZET ONDERZOEK ......................................................................................................................... 5
3.2 MEETPLAN EN MEETMETHODEN VELDMETINGEN ................................................................................ 7
3.2.1 Meetplan .............................................................................................................................. 7
3.2.2 Inhaleerbaar stof .................................................................................................................. 7
3.2.3 Urinemetingen (1-hydroxypyreen in urine) .......................................................................... 8
3.2.4 Vluchtige Organische Stoffen (VOS) ................................................................................... 8
3.2.5 Achtergrondconcentratie stof (bovenwinds) ........................................................................ 8
3.2.6 Blanco stofmeting (interne meting) ...................................................................................... 8
3.2.7 Real time fijnstofmeting........................................................................................................ 8
4. RESULTATEN................................................................................................................................... 10
4.1 GRENSWAARDEN EN TOETSINGSKADER........................................................................................... 10
4.1.1 Grenswaarde voor stof van rubbergranulaat ........................................................................ 10
4.1.2 Toetsingskader ..................................................................................................................... 12
4.2 BLOOTSTELLING BIJ HET INSTROOIEN VAN KUNSTGRASVELDEN......................................................... 13
4.2.1 Persoonsgebonden metingen............................................................................................... 16
4.2.2 Fijnstof bij specifieke werkzaamheden bij het instrooien ...................................................... 18
4.3 BLOOTSTELLING BIJ HET ONDERHOUD VAN KUNSTGRASVELDEN ........................................................ 20
4.3.1 Persoonsgebonden metingen............................................................................................... 23
4.3.2 Fijnstof bij specifieke werkzaamheden bij onderhoudswerkzaamheden ........................... 24
5. INTERPRETATIE VAN METINGEN.................................................................................................. 26
5.1 INHALEERBAAR STOF ...................................................................................................................... 26
5.2 URINEMETINGEN ............................................................................................................................ 27
5.3 OPLOSMIDDELEN ........................................................................................................................... 27
6. CONCLUSIES ................................................................................................................................... 28
6.1
6.2
INSTROOIEN............................................................................................................................. 28
ONDERHOUD ........................................................................................................................... 28
7. AANBEVELINGEN............................................................................................................................ 29
7.1
7.2
INSTROOIEN............................................................................................................................. 29
ONDERHOUD ........................................................................................................................... 30
8. REFERENTIES.................................................................................................................................. 31
BIJLAGE 1 – BEREKENING VAN DE BLOOTSTELLINGSINDEX VAN RUBBERINFILL......................................... 32
BIJLAGE 2 – RESULTATEN VAN ALLE UITGEVOERDE METINGEN ............................................................... 34
BIJLAGE 3 – RESULTATEN BEREKENINGEN MET IHSTAT ....................................................................... 37
IT-2008022
pagina 3
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
1. INLEIDING
In 2005/2006 is onder leiding van Intron te Sittard een uitgebreid onderzoek
uitgevoerd naar de gezondheidsrisico’s van sporters als gevolg van instrooirubber op
kunstgrasvelden. Industox heeft in opdracht van Intron in het kader van dit
onderzoek de potentiële PAK’s blootstelling van sporters onderzocht. Uit het
onderzoek blijkt dat er voor de gebruikers (sporters) van deze kunstgrasvelden geen
noemenswaardige gezondheidsrisico’s zijn. De conclusies voor sporters zijn echter
niet maatgevend voor werknemers die betrokken zijn bij de aanleg en/of onderhoud
van deze kunstgrasvelden. De eventuele gezondheidsrisico’s voor medewerkers
moeten daarom apart onderzocht worden. Onderstaande bedrijven, organisaties en
gemeenten hebben IndusTox Consult en Kempeneers Milieu en Management BV
opdracht gegeven dit onderzoek uit te voeren:
o Gemeente Utrecht
o Gemeente Amsterdam
o Gemeente Rotterdam
o Gemeente Den Haag
o Vereniging VACO
o RecyBEM
o Ten Cate
o Desso
o Arcadis
o Oranjewoud Realisatie
o Van Kessel Sport en Cultuurtechniek BV
o Heijmans Sport en Groen
o Grontmij
o Intergrass
o J&E Sports
o Frans Boerboom BV
De heer C.J. Nell van Grontmij, en de heer B. van den Bosch van de gemeente
Rotterdam hebben namens de bovengenoemde partijen het onderzoeksteam
begeleid. Industox Consult heeft expertise op het terrein van arbeidshygiëne en
toxicologie. Kempeneers Milieu en Management BV heeft ervaring met het uitvoeren
en begeleiden van ARBO onderzoeken op de werkplek. Beide bureaus zijn
inhoudelijk betrokken geweest bij het Intron onderzoek naar de gezondheidsaspecten van rubbergranulaat van autobandenrubber in sportvelden.
IT-2008022
pagina 4
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
2. DOEL
Vaststellen of er sprake is van gezondheidsrisico’s ten gevolge van het toepassen
van rubbergranulaat van gerecyclede autobanden, voor werknemers die werkzaam
zijn in de aanleg of het onderhoud van kunstgrasvelden.
3. OPZET ONDERZOEK EN METHODEN
3.1 Opzet onderzoek
Om de blootstelling aan stof van rubbergranulaat bij aanleg en onderhoud van
velden in beeld te brengen, zijn door het onderzoeksteam + begeleiders de
werkzaamheden in kaart gebracht waarbij de hoogste blootstelling vermoed wordt.
Hieruit kwam naar voren dat er twee soorten werk zijn waarbij blootstelling aan
instrooirubber wordt verwacht. Het betreft:
•
instrooien en uitborstelen van instrooirubber bij de aanleg van kunstgrasveld (in dit
rapport afgekort tot instrooien).
•
borstelen, reinigen en zeven van instrooirubber tijdens regulier onderhoud ( in dit
rapport afgekort tot onderhoud).
Om een beeld te krijgen van de blootstelling zijn er op een drietal, at-random
gekozen, verschillende locaties waar ingestrooid werd metingen verricht. Daarnaast
is gemeten op een tweetal locaties waar regulier onderhoud werd gepleegd.
Op elke locatie zijn er op 1 werkdag metingen uitgevoerd naar de blootstelling aan
stof, PAKs, en oplosmiddelen. Hiervoor zijn zowel persoonlijke als situationele
metingen uitgevoerd. Op deze wijze is een representatieve steekproef genomen van
de beroepsblootstelling aan rubberinfill van autobanden die optreedt bij aanleg en
onderhoud van kunstgrasvelden.
Om te komen tot de beoordeling van de gezondheidsrisico’s zijn de volgende
stappen gevolgd:
Stap 1.
IT-2008022
Opstellen van veilige bedrijfsgrenswaarde voor beroepsmatige
blootstelling aan stof van instrooirubber en vaststellen van meest
relevante blootstellingscenario’s.
Instrooirubber bestaat uit een groot aantal chemische componenten. Op
basis van de samenstelling van instrooirubber en de werkplekgrenswaarden
van de belangrijkste chemische componenten in het instrooimateriaal, is
vastgesteld welke componenten het meest kritisch zijn. Vervolgens is
bepaald wat een veilige stofconcentratie is voor werknemers die met
instrooirubber werken.
pagina 5
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Bij het vaststellen van een veilige bedrijfsgrenswaarde is gebruik gemaakt
van onderzoeksgegevens uit het INTRON-rapport, waar nodig aangevuld
met gegevens die nadien in de wetenschappelijke literatuur of
onderzoeksrapporten zijn verschenen. Tevens zijn (geanonimiseerde)
resultaten gebruikt van blootstellingsonderzoeken die recentelijk in
Nederland zijn uitgevoerd bij bandenverwerkingsbedrijven (VACObedrijven). De risicobeoordeling van de blootstelling aan rubberstof is
besproken met en toegelicht aan de vertegenwoordiging van de werkgroep
bouwmaterialen. Aan de hand van het meest relevante blootstellingscenario
is een meetplan voor veldmetingen opgesteld.
Stap 2.
Meten van blootstelling aan instrooirubber tijdens aanleg en/of
onderhoud van kunstgrasvelden
Om naast de risicobeoordeling van blootstelling aan stof een goed beeld te
krijgen van de totale blootstelling van de werknemers aan instrooirubber,
zijn veldmetingen verricht. Veldmetingen zijn verricht op 3 velden tijdens de
aanleg en op 2 velden tijdens onderhoud.
Persoongebonden metingen
•
Inhaleerbaar stof in de ademzone mbv een personal air sampler
•
PAK’s marker 1 hydroxypyreen in urine (urinemonsters voor en na
werkzaamheden)
•
Blootstelling aan vluchtige organische stoffen (VOS) m.b.v. een 3M
badge 3500
Achtergrond meting en brongerichte meting stof
Stap 3
•
Bovenwindse meting van de achtergrondconcentratie stof mbv
stationaire air sampler
•
Blanco tbv interne controle
•
Fijnstof metingen (<10 um) m.b.v. real time metingen (Dust Track)
Laboratorium analyses en rapportage
De verzamelde monsters van de veldmetingen zijn door gespecialiseerde
en geaccrediteerde onderzoekslaboratoria geanalyseerd. RPS Analyse te
Oosterhout heeft de analyses van stof en oplosmiddelen uitgevoerd. AML te
Antwerpen heeft de analyses van 1-hydroxypyreen in urine uitgevoerd.
Aansluitend is de rapportage van het onderzoek opgesteld en zijn de
conclusies toegelicht aan de opdrachtgever.
IT-2008022
pagina 6
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
3.2 Meetplan en meetmethoden veldmetingen
3.2.1 Meetplan
De veldmetingen zijn uitgevoerd conform onderstaand meetplan:
Tabel 1.
Meetplan
Persoonsgebonden metingen
Metingen per medewerker
werkzaamheden
locaties
aanleg
Baarn
3
1
2
1
Hoorn
3
1
2
1
Ede
3
1
2
1
Rotterdam
2
1
2
1
Amsterdam
2
1
2
1
onderhoud
medewerkers
stof
Urine
Achtergrond- en bronmetingen
Metingen
werkzaamheden
Stof
bovenwinds
aanleg
onderhoud
locaties
Oplosmiddelen
Stof
Realtime
blanco
fijnstof
Baarn
1
1
meetreeks
Hoorn
1
1
meetreeks
Ede
1
1
meetreeks
Rotterdam
1
1
meetreeks
Amsterdam
1
1
3.2.2 Inhaleerbaar stof
Per medewerker is de stofconcentratie in de ademzone bepaald. Hiertoe zijn
stofmetingen uitgevoerd met behulp van zogenaamde personal air samplers.
Gedurende de werkzaamheden is met een gecalibreerde pomp lucht in de ademzone
opgezogen en over een glasvezelfilter geleid in een monsterkop voor inhaleerbaar stof
(IOM meetkop). De meettijd varieerde per medewerker tussen de 5 en 7 uur,
afhankelijk van de duur van de werkzaamheden. Na afloop van de werkzaamheden is
de flow van pomp inclusief filter opnieuw vastgesteld met een geijkte flowmeter. Het
glasvezelfilter is voor en na de meting gravimetrisch gewogen conform MDHS 14/3
door RPS analyse. Het gewichtsverschil is het stof dat in het filter is gevangen. Aan de
hand van de gemiddelde flow is de stofconcentratie berekend (in mg/m3).
IT-2008022
pagina 7
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
3.2.3 Urinemetingen (1-hydroxypyreen in urine)
Doel van de meting: blootstelling aan huid en inademen
De urinemetingen geven inzicht in de blootstelling aan polycyclische aromatische
koolwaterstoffen (zgn. PAKs). 1-hydroxypyreen is een afbraakproduct van PAKs
(pyreen) en is een biologische indicator van eventuele blootstelling aan deze stoffen.
Elke deelnemer heeft een urinemonster voor aanvang van de werkzaamheden en een
monster aan het einde van de werkdag ingeleverd. Op elke meetdag is steeds een
monster in twee monsters gesplitst t.b.v. de interne controle op de analyse. Met een
vragenlijst zijn eventueel verstorende factoren opgenomen zoals roken en
medicijngebruik. De urinemonsters zijn gedurende de meetdag gekoeld opgeslagen en
aan het eind van de dag ingevroren (-20C0). De monsters zijn door AML te Antwerpen
onderzocht op het gehalte 1-hydroxypyreen en het gehalte creatinine. Het gehalte
creatinine wordt bepaald om de verdunningsfactor van urine uit te sluiten. Voor een
beschrijving van de methode wordt verwezen naar de publicatie van Jongeneelen et al.
(1987).
3.2.4 Vluchtige Organische Stoffen (VOS)
Om de eventuele concentratie van oplosmiddelen, en met name benzeen, tolueen,
ethylbenzeen, styreen, xylenen (som), te bepalen is bij elke medewerker een
passieve diffusie batch (leverancier 3M, type 3500) in de ademzone gehangen. De
meettijd varieerde per medewerker tussen de 5 en 7 uur, afhankelijk van de duur van
de werkzaamheden. Na afloop van de meting is elke badge luchtdicht gesealed en
geanalyseerd m.b.v. GC-MS door het laboratorium van RPS Analyse.
3.2.5 Achtergrondconcentratie stof (bovenwinds)
Voor het vaststellen van de achtergrondconcentratie inhaleerbaar stof is een
stationaire meetopstelling geplaatst op een bovenwindse locatie van het veld waar
de werkzaamheden zijn verricht. De stofmeting was identiek aan de
persoonsgebonden metingen van inhaleerbaar stof.
3.2.6 Blanco stofmeting (interne meting)
Ten behoeve van de interne controle is per meetdag een blanco (niet gebruikt)
glasfilter terug gestuurd naar het laboratorium.
3.2.7 Real time fijnstofmeting
Voor het vaststellen van de concentraties fijnstof (< 10 µm) die vrijkomen bij
specifieke werkzaamheden en/of bronnen is gebruik gemaakt van een zogenaamde
Dust Track. Met dit analyse apparaat kan de concentratie fijnstof < 10 µm direct
worden gemeten. De meettijden waren afhankelijk van de duur van de betreffende
werkzaamheden en varieerden tussen de 2 tot 3 minuten per bron. De metingen zijn
daarbij herhaald per bron. Bij de volgende werkzaamheden en bronnen is de
concentratie fijnstof vastgesteld:
IT-2008022
pagina 8
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Bij aanleg, instrooien
•
Vullen voorraadbak instrooiwagen rubber (benedenwinds)
•
Vullen voorraadbak instrooiwagen zand (benedenwinds)
•
Vullen zandsilo’s uit bulkwagen (benedenwinds)
•
Storten Big Bag in open container (benedenwinds)
•
Meerijden instrooironde (open tractor)
•
Meerijden veegronde (open tractor)
•
Meelopen instrooiwagen (achter de wagen)
•
Diesel uitlaat tractor
•
Veld bovenwinds
•
Veld benedenwinds
Bij onderhoud
•
Meerijden veegronde (gesloten tractor)
•
Meerijden veegzuigmachine (geen cabine)
•
Meelopen veegronde (achter de borstel)
•
Meelopen veegzuig rond (uitlaat machine)
•
Diesel uitlaat tractor
•
Veld bovenwinds
•
Veld benedenwinds
IT-2008022
pagina 9
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
4. RESULTATEN
4.1 Grenswaarden en toetsingskader
De grenswaarde is een concentratieniveau van een gas, damp, aerosol, vezel of van
stof in de lucht op de werkplek. Bij de vaststelling van deze waarde wordt zoveel
mogelijk als uitgangspunt gehanteerd dat – voor zover de huidige kennis reikt – de
gezondheid van de werknemers én hun nageslacht niet wordt benadeeld. Zelfs niet
bij herhaalde blootstelling aan die concentratie, gedurende een langere tot zelfs een
arbeidsleven omvattende periode.
Tot 1 januari 2007 werd de grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan een
stof uitgedrukt in een zogenaamde Maximaal Aanvaarbare Concentratie (MAC
waarde) bij een 8-urige blootstelling gedurende een werkzaam leven (40 jaar).
Tot 1 januari 2007 was de wettelijke grenswaarde voor inhaleerbaar stof 10 mg/m3
en voor respirabel stof 5 mg/m3. Deze MAC waarden houden echter geen rekening
met eventueel giftige componenten in het stof. Van rubberstof van gemalen
autobanden is bekend is dat het verschillende componenten bevat zoals zware
metalen, PAKs, ftalaten, fenolen, nitrosamines en aromatische amines.
Sinds 1 januari 2007 is het wettelijke grenswaarden stelsel voor veel stoffen
veranderd in een stelsel van private grenswaarden. Werkgevers en werknemers zijn
nog meer dan voorheen zelf verantwoordelijk voor het veilig omgaan met stoffen op
de werkplek. Uit dat oogpunt moeten zij nu zelf grenswaarden vaststellen ter
beperking van de blootstelling van werknemers aan stoffen op de werkplek, tot een
niveau dat geen schade aan de gezondheid van werknemers optreedt. Private, dat
wil zeggen door bedrijven zelf vast te stellen grenswaarden vormen het uitgangspunt
van het nieuwe stelsel. Het voorliggende onderzoek kan gezien worden als het
vaststellen van Private grenswaarden conform de Arbowet.
4.1.1 Grenswaarde voor stof van rubbergranulaat
Voor stof van rubbergranulaat is geen wettelijke grenswaarde voor
beroepsblootstelling vastgesteld. Indien er sprake is van blootstelling aan
onoplosbare stofdeeltjes, waarvan geen specifiek schadelijke eigenschappen
bekend zijn, dient de grenswaarde voor hinderlijk inhaleerbaar stof genomen te
worden. Deze is 10 mg/m3. Echter, deze is niet geldig voor inhaleerbaar rubberstof
omdat bekend is dat rubberstof verontreinigingen bevat als PAKs, zink, versnellers
en weekmakers. Maar aanvullende informatie over het verband tussen de
blootstelling aan rubberstof en gezondheidseffecten in de mens of proefdieren is niet
beschikbaar. Wat is dan een geschikte grenswaarde voor beroepsblootstelling aan
rubberstof?
In tabel 4.1 zijn de grenswaarden opgenomen voor stof dat aan rubberstof verwant
is. Het zijn stofmengels die in meer of mindere mate verontreinigingen bevatten. De
grenswaarde voor deze stofsoorten varieert van 0,6 mg/m3 voor rubber damp tot 6
mg/m3 voor rubber process dust. Rubberdamp komt uitsluitend vrij bij de productie.
‘Rubber proces dust’ is stof dat bij de productie van rubber vrijkomt. Stof van PVC is
IT-2008022
pagina 10
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
het stof dat vrijkomt bij mechanische bewerking van PVC-plastic. Daarnaast zijn er
voor andere, min of meer verwante stofsoorten met schadelijke componenten, de
grenswaarden opgenomen.
Tabel 4.1. Grenswaarden voor beroepsblootstelling aan stof met meer of minder schadelijke
verontreinigingen zoals die nu gelden of in het recente verleden gebruikt werden.
Soort stof
Grenswaarde
Referentie
als 8uurs tijdgewogen
gemiddelde
(in mg/m3)
1
Inhaleerbaar stof zonder
schadelijke verontreinigingen
10
NL, oude MAC-lijst 2006
2
Rubber fume
0,6
UK, EH40/2005
3
Rubber process dust
6
UK, EH40/2005
4
Roet (carbon black)
3,5
NL, oude MAC-lijst 2006
5
Stof van PVC
1
USA, TLV van ACGIH
OEL van Zweden
6
Thermosetting plastics dust
3
OEL van Zweden
7
Lasrook
3,5 (tot 1-4-2010)
NL, oude MAC-lijst 2006
daarna 1
8
Stof in afvalverwerking
1 (sterk verontreinigd stof)
en
Interne richtlijn
branchevereniging VA
3 (matig verontreinigd stof)
9
Grafiet
2
USA, TLV van ACGIH
10
Zink oxide
2
USA, TLV van ACGIH
Om verder inzicht te krijgen is op basis van de concentratie van de verontreinigingen
in rubber berekend wat de blootstellingsindex1 van de gemiddelde concentratie
individuele verontreinigingen in rubber is als de inhaleerbaar stof concentratie 10, 5
3
of 3 mg/m is. Deze blootstellingsindex is respectievelijk 0,1, 0,05 en 0,03. (zie voor
de berekening bijlage 1). De limiet van 1 wordt bij lange na niet overschreden, zelfs
niet bij een concentratie van 10 mg/m3. Echter, de concentratie verontreinigingen is
niet constant én de berekende blootstellingsindex is een onderschatting, omdat niet
1
Blootstellingsindex = Σ conci/grenswaardei
IT-2008022
pagina 11
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
alle verontreinigingen bekend zijn en er geen rekening wordt gehouden met
mengseltoxiciteit. Het is daarom raadzaam aan de voorzichtige kant te blijven.
Bovenstaande informatie wegende wordt aanbevolen, tot het moment dat nieuwe
informatie beschikbaar komt, uit te gaan van een beroepsmatige grenswaarde voor
3
stof van rubbergranulaat van 3 mg/m als een waarde die geldt als een 8 uurs
tijdgewogen gemiddelde.
Als vuistregel geldt dat de grenswaarde van respirabel stof (= fijn stof) de helft is van
de grenswaarde van inhaleerbaar stof. Een andere vuistregel is dat de grenswaarde
voor kortdurende blootstelling, uitgedrukt als een 15 min gemiddelde, 2 x zo hoog is
als de grenswaarde met een middelingstijd over een werkdag, uitgedrukt als 8-uurs
gemiddelde. Dat betekent dat voor de kortdurende metingen die uitgevoerd zijn met
de dusttrack een grenswaarde geldt van 3*2/2 = 3 mg/m3 als een 15-min tijdgewogen
gemiddelde.
4.1.2 Toetsingskader
In de regelgeving wordt voor de beoordeling van de blootstelling verwezen naar
normblad NEN 689. Daarin is aangegeven dat blootstelling doelmatig wordt beheerst
als er voldoende zekerheid is dat er op 95% van de werkdagen geen overschrijding
is van de grenswaarde. Dit toetsingskader is ook gehanteerd voor dit onderzoek.
IT-2008022
pagina 12
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
4.2 Blootstelling bij het instrooien van kunstgrasvelden
Op de drie onderzochte locaties is op de dag waarop rubberinfill werd ingestrooid het
meetplan uitgevoerd. De velden waren allen voetbalvelden gelegen op sportparken
in de bebouwde kom. Op 5, 13 en 14 juli 2009 zijn de metingen verricht bij het
instrooien van rubbergranulaat. Een belangrijke voorwaarde voor het instrooien van
rubberinfill is dat het droog weer moet zijn.
Tabel 4.2. Kenmerken van de aanleg werkzaamheden.
Project I-1
Project I-2
Project I-3
Meetdag
5 juli 2009
13 juli 2009
14 juli 2009
Weer
Zon, 23 C0
Zon,licht bewolkt, 22 C0
Zon, 23-25 C0
Wind ZW 3
Wind Z 1-2
Wind zuid 1-2
Werkzaamheden
Instrooien zand
Waarbij gemeten is
Instrooien rubber
Instrooien rubber
Instrooien rubber
Borstelen/invegen
Borstelen/invegen
Borstelen/invegen
Storten big bags
Storten big bags
Vullen instrooikar
Vullen instrooikar
Vullen instrooikar vanuit
big bags
Autobanden rubber
Autobanden rubber
Autobandenrubber
0,5-2 mm
0,5-2 mm
0,5-2 mm
35 ton rubber infill
80 ton rubberinfill
Type rubber
Hoeveelheid
verwerkt
rubbergranulaat
55 ton zand
55 ton rubber infill
•
Algemeen
De aanleg van kunstgrasvelden is seizoensgebonden. Gemiddeld wordt er circa 6
maanden per jaar kunstgrasvelden aangelegd en ingestrooid. In de winter en het
vroege voorjaar worden (bijna) geen velden aangelegd. De piek ligt in het late
voorjaar, zomer en najaar. Een voorwaarde voor het instrooien is dat het droog weer
is en er geen condensvorming op de kunstgrasmat is. In deze weersomstandigheden
is ook de stofvorming het sterkst.
Het instrooien met rubber is gemiddeld 1 tot 2 dagen werk. De overige
werkzaamheden in een week zijn het instrooien met zand en het afwerken van het
veld (bv plaatsen van doelen ed). Een instrooiploeg bestaat uit 3 tot 4 medewerkers.
Een instrooiploeg gaat in principe elke week naar een nieuw veld in aanleg, dat
ingestrooid moet worden. De aannemers maken voor de instrooiploegen veel gebruik
van tijdelijke medewerkers omdat het werk seizoensgebonden is en sterk afhankelijk
van het weer en de werkvoorraad.
IT-2008022
pagina 13
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
• Instrooien zand
Instrooizand is zogenaamd ‘gebrand zand’ waarin alle organisch materiaal is door
sterke verhitting is verwijderd. Het zand wordt aangeleverd per bulkwagen en gelost
en tijdelijk opgeslagen in silo’s naast het veld. Vanuit deze silo’s worden de
instrooiwagens gevuld. Met de instrooiwagen wordt het zand verdeeld over het veld.
Per kar duurt dit tussen de 2 a 3 minuten. Door middel van borstel achter een tractor
wordt het zand daarna verder gelijkmatig verdeeld.
Het instrooien van zand was geen specifiek onderdeel van de risico-inventarisatie en
het veldonderzoek. Op 1 locatie werd echter zowel zand en rubber ingestrooid door
de medewerkers. Om deze reden is besloten dit wel mee te nemen in het
veldonderzoek op deze locatie.
Laden zandsilo’s uit bulkwagen
Zand laden uit silo in instrooikar
Zand instrooien
Zand instrooien
IT-2008022
pagina 14
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
• Instrooien van rubber
Het rubberinfill wordt aangeleverd in big bags. De werkwijze van het lossen van de
big bags is afhankelijk van de aannemer. Aannemer 1 lost de big bags in een open
container, van waaruit met een mobiele kraan de instrooikarren worden geladen.
Aannemer 2 werkt met grotere karren en lost de big bags direct in deze karren. Met
name bij het lossen van big bags in de open container is zichtbaar sprake van
stofvorming. Een volle kar wordt in 2 tot 3 minuten leeg gereden op het veld. In
principe werken de medewerkers bij het instrooien tegen de windrichting in.
Lossen big bags
Laden instrooikar
Lossen big bag in instrooikar
Instrooien rubberinfill
• Borstelen/vegen
Gelijktijdig met het instrooien van zand of rubber wordt het materiaal gelijkmatig
verdeeld doormiddel van een borstel welke achter de tractor wordt gesleept.
IT-2008022
pagina 15
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Borstelen/invegen bij aanleg
Borstelen/invegen bij aanleg
Visuele waarnemingen bij het instrooien
•
Bij het lossen van zand uit de bulkwagen, het laden van karren en het instrooien
van zand is duidelijk visueel waarneembaar dat er veel stof vrijkomt.
•
De werkwijze van aannemer 1 leidt tot meer overladen van rubberinfill, met meer
stofvorming tot gevolg.
•
Bij het lossen van big bags rubberinfill in een open container en bij het laden van
de kar met een mobiele kraan is duidelijk stofvorming visueel waarneembaar
•
Het invegen/borstelen leidt niet tot waarneembare stofvorming
•
Geen van de medewerkers draagt adembescherming in de vorm van een
mondkapje of stoffilter
•
Wel houden medewerkers enigszins rekening met de windrichting. Medewerkers
staan bovenwinds bij het laden en rijden waar mogelijk tegen de windrichting in
bij het instrooien.
•
Bij het instrooien werkt men zonder (druk)cabines op de voertuigen
•
Bij het instrooien zitten de medewerkers einde dag vol rubberstof, zie zien ‘zwart’.
•
De dieseluitlaten op alle tractoren zitten voor de bestuurder, op ca 50 cm boven
maaiveld. Geen van de tractoren is uitgerust met een roetfilter. De bestuurder
wordt dus waarschijnlijk ook blootgesteld aan dieselmotor emissies (o.a. roet).
•
Bij windstil weer is de stofvorming sterker dan bij lichte wind. Het stof blijft bij
windstil weer boven het veld hangen.
4.2.1 Persoonsgebonden metingen
De resultaten van de stofmetingen, de urinemetingen en de oplosmiddelmeting
staan in respectievelijk tabel 4.3, 4.4 en 4.5
IT-2008022
pagina 16
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Tabel 4.3. Concentratie inhaleerbaar stof in de ademzone van werknemers instrooi-werkzaamheden
verrichten.
Project
Meting
Taak
Duur
van
meting
Concentratie
inhaleerbaar
stof
(uur)
(mg/m )
Concentratie
verhoging in
ademzone tov
achtergrond
3
3
(mg/m )
I-1
Werknemer A
Werknemer B
Werknemer C
Achtergrond
Blanco
Werknemer D
Werknemer E
Werknemer F
Achtergrond
Blanco
Werknemer G
Werknemer H
Werknemer I
Achtergrond
Blanco
I-2
I-3
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien
vegen,
Vullen karren
7
7
7
7
5
5,5
5
6
6
6
5
6
7
0,8
1,1
1,8
0,1
0,0
3,3
1,3
0,3
0,2
0,0
0,5
0,6
1,0
0,1
0
0,7
1,0
1,7
3,1
1,1
0,1
0,4
0,5
0,9
-
Gemiddeld
1,1
Tabel 4.4. 1-hydroxypyreen in urine van werknemers die instrooi-werkzaamheden verrichten.
Project
werknemer
Roken
Taak
Concentratie 1hydroxypyreen in urine
(umol/mol cr)
I-1
I-2
I-3
A
B
C
D
E
F
G
H
I
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
ja
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien, vegen, vullen
Instrooien
Invegen
Big bags legen
Gemiddeld
Voor werk
Na werk
0,04
0,05
0,94
0,06
0,19
0,04
0,06
0,06
0,18
0,11
0,07
1,30
0,05
0,10
0,13
0,09
0,09
0,22
0,18
0,24
Tabel 4.5. Oplosmiddelen in ademzone medewerkers instrooien
IT-2008022
pagina 17
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Project
Werknemer
Duur vd meting
(uur)
Concentratie
oplosmiddelen
3
(mg/m )
I-1
I-2
A
B
C
D
E
F
G
H
I
7:30
7:30
7:35
6:50
7:15
6:40
6:25
6:20
5:55
gemiddeld
NDT
NDT
NDT
NDT
NDT
NDT
NDT
NDT
NDT
< detectiegrens
o De concentraties inhaleerbaar stof in de ademzone van werknemers die instrooiwerkzaamheden verrichten zijn duidelijk hoger dan de achtergrondconcentratie;
de gemiddelde verhoging van de stofconcentratie bedraagt 1,1 mg/m3.
o De na-werk concentratie 1-hydroxypyreen is verhoogd t.o.v de voor-werk
concentratie, Bij 7 van de 9 werknemers is aan het einde van de werkdag een
hogere concentratie gemeten.
o De oplosmiddelconcentratie in de ademzone lag bij alle metingen onder de
detectiegrens van de gehanteerde analysemethode (zie tabel 4.5)
o Voor de interpretatie van de resultaten wordt verwezen naar hoofdstuk 5.
4.2.2 Fijnstof bij specifieke werkzaamheden bij het instrooien
Bij verschillende werkzaamheden zijn bronmetingen van de fijnstof concentratie
uitgevoerd. Deze metingen zijn bedoeld om belangrijke stofbronnen te identificeren,
ten behoeve van het bepalen van eventuele beheersmaatregelen. In tabel 4.6 zijn de
resultaten samen gevat.
IT-2008022
pagina 18
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Tabel 4.6. Gemiddelde fijnstofconcentratie van verschillende taken tijdens het instrooien
I-01
I-02
3
I-03
3
3
Bron
mg/m
mg/m
mg/m
Vullen zandsilo’s uit bulkwagen (benedenwinds)
2,35
nvt
nvt
Vullen voorraadbak instrooiwagen zand (benedenwinds)
1,82
nvt
nvt
Storten Big Bag in open container (benedenwinds)
0,81
0,07
nvt
Vullen voorraadbak instrooiwagen rubber (benedenwinds)
0,48
0,06
0,07
Meerijden veegronde rubber (open tractor)
0,09
0,05
0,02
Meerijden instrooironde rubber (open tractor)
0,06
0,07
0,02
Meelopen instrooiwagen (achter de wagen)
0,06
0,07
0,02
Veld benedenwinds
0,06
0,04
0,05
Veld bovenwinds (achtergrondwaarde)
0,02
0,01
0,01
Diesel uitlaat tractor
onbekend
onbekend
0,5-2,5
NB1
Bij project I-03 wordt de voorraadbak direct uit de big bag gevuld.
•
Bij alle werkzaamheden is sprake van een verhoging van de
fijnstofconcentratie tov de achtergrondwaarde.
•
Op veld I-01 is bij de metingen aan het vullen van de karren met infill mogelijk
sprake van een‘kruisbestuiving’ met het lossen van de bulkwagen zand op dat
moment. Op veld I-02 is dezelfde werkwijze voor het vullen van de karren met
infill gebruikt, echter daar liggen de gemeten fijnstof-concentraties een stuk
lager.
•
Het vullen van de zand silo’s en het laden van karren met zand zijn de
grootste bronnen van fijnstof, gevolgd door de diesel uitlaat op de tractoren en
het legen van big bags en het vullen van de voorraadbak instrooiwagen infill
•
Het instrooien leidt tot een lichte verhoging van de concentratie fijnstof (veld
benedenwinds t.o.v. veld bovenwinds)
•
door de big bag met infill direct in de karren te storten is er minder
blootstelling aan (fijn)stof omdat er 1 handeling minder wordt verricht waarbij
(fijn)stof vrijkomt.
IT-2008022
pagina 19
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
4.3 Blootstelling bij het onderhoud van kunstgrasvelden
Op 15 juli 2009 (project O-1) en op 9 september (project O-2) zijn metingen verricht
bij onderhoudswerkzaamheden. Tabel 4.7 geeft de kenmerken van de meetdagen
en locaties:
Tabel 4.7. Kenmerken meetdagen en locaties
Project O-1
Project O-2
Meetdatum
15 juli 2009
9 september 2009
Weer
Zon, 24 C
Bewolkt 20 C
Wind ZW 4
Wind N 3
Borstelen
Borstelen
Zuigen/zeven
Zuigen/zeven
Schoonmaken
machines
Schoonmaken
machines
Type rubber
Autobanden infill
Autobanden infill
Leeftijd veld
4-5 jaar
4-5 jaar
Werkzaamheden
0
0
• Algemeen
De onderhoudswerkzaamheden die onderzocht zijn worden door gemeentelijke
diensten uitgevoerd. De onderzochte gemeenten hebben 2 tot 4 vaste medewerkers
die gedurende het hele jaar dagelijks onderhoud verrichten aan de kunstgrasvelden.
De onderhoudswerkzaamheden gaan in principe het hele jaar door, behalve bij
regen.
De vaste medewerkers doen het onderhoudswerk aan kunstgras al sinds de eerste
kunstgrasvelden die in gebruik zijn genomen (5-6 jaar geleden). Met de toename van
het aantal velden is het onderhoud aan kunstgrasvelden voor deze medewerkers
een full time taak geworden.
• Borstelen
Voorafgaand aan de zuig/zeefmachine wordt met behulp van een borstel het veld
geveegd. Doel is de platgetrapte infill laag los te borstelen en de vezels van het
kunstgras te richten. De borstel wordt achter een tractor over het veld gesleept. Bij
het borstelen is geen sprake van zichtbare stofvorming.
IT-2008022
pagina 20
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Borstelen bij onderhoud
Borstelen bij onderhoud
• Zuigen/zeven
Met behulp van een zuig/zeefmachine wordt de infill uit de kunstgrasmat gezogen en
gezeefd. Na het zeven wordt de infill weer in de mat gestrooid. Doel is organische
verontreinigingen zoals blaadjes, en losse kunstgrasvezels te verwijderen. De
afgeblazen lucht wordt over filters geleid waardoor het meeste stof ingevangen
wordt. Bij de onderzochte velden zijn twee verschillende zuig/zeef systemen in
bedrijf. In Rotterdam wordt het merk Sportchamp gebruikt. In Amsterdam wordt het
merk Verti (-Air en -Top) gebruikt.
Sportchamp zuig/zeefmachine
Verti-Top zuigzeefmachine
• Schoonmaken machines
Na afloop van een werkdag, en soms tussendoor, wordt de veeg/zuig machine door
de medewerker geleegd en gereinigd. De Sportchamp stoffilters en Verti-Top
stoffilters bestaan uit langwerpige stofzakken, welke worden geleegd door deze leeg
te schudden/kloppen. Vervolgens wordt met een stofzuiger de behuizing gereinigd.
Bij het leegschudden/kloppen is sprake van zichtbare stofvorming. De Verti Air filters
worden uitsluitend met de stofzuiger gereinigd. Hierbij komt weinig tot geen stof vrij.
IT-2008022
pagina 21
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Bij het daarna legen van de stofzuigerzak/ reservoir is wel sprake van zichtbare
stofvorming. De tractoren met cabine zijn uitgerust met een luchtfiltratiesysteem. De
filters van dit systeem moeten periodiek gereinigd worden door ze leeg te zuigen en
periodiek te vervangen.
Stofzuigen Verti-Air
Stofzuigen Verti-Air
Stofzak Verti-Top
Legen stofzak
Vervuild stoffilter cabine
Aanzuigpunt stofmeting en 3M badge in ademzone
IT-2008022
pagina 22
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Verdere waarnemingen:
•
Bij het borstelen en zuig/zeven is geen sprake van zichtbare stofvorming.
•
Bij het legen van de stofzakken is wel sprake van zichtbare stofvorming
•
Bij het stofzuigen van de filters en behuizing is geen sprake van zichtbare
stofvorming
•
De medewerkers dragen geen adembescherming tijdens de (schoonmaak)
werkzaamheden.
•
Wel houdt men enigszins rekening met de windrichting en staat bovenwinds
bij het legen van de filters.
•
De stoffilters van de cabines worden niet dagelijks gereinigd
•
De dieseluitlaten op alle tractoren en machines zitten voor de bestuurder, op
circa 50 cm boven maaiveld. Geen van de tractoren is uitgerust met een
roetfilter. De bestuurder wordt dus waarschijnlijk ook blootgesteld aan
dieselmotor emissies (o.a. roet).
4.3.1 Persoonsgebonden metingen
De resultaten van de stofmetingen, de urinemetingen en oplosmiddelen metingen
staan in de onderstaande tabellen 4.8, 4.9 en 4.10.
Tabel 4.8.
Project
Concentratie inhaleerbaar stof in de ademzone van werknemers die
onderhoudswerkzaamheden op kunstgrasvelden verrichten.
Meting
Taak
Duur vd
meting
(uur)
Concentratie
inhaleerbaar
stof
(mg/m3)
Concentratie
verhoging
t.o.v
achtergrond
(mg/m
O-1
O-2
IT-2008022
Werknemer J
Werknemer K
Achtergrond
Blanco
Werknemer L
Werknemer M
Achtergrond
Blanco
Borstelen (cabine)
Zuig/zeefmachine
Verti-air (cabine)
Verti-Top (cabine)
-
5:00
5:00
5:30
7:00
7:00
6:00
-
0,2
0,4
0,1
0,0
0,2
1,0
0,1
0,0
gemiddeld
3
0,1
0,3
0,1
0,9
0,3
pagina 23
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Tabel 4.9.
Project
1-hydroxyopyreen in urine van werknemers die onderhoudswerkzaamheden op
kunstgrasvelden verrichten..
werknemer
Roken
Taak
Concentratie 1hydroxypyreen in urine
(umol/mol cr)
O-1
O-2
Voor werk
Na werk
0,65
0,82
J
Ja
Borstelen (cabine)
K
Ja
Zuig/zeefmachine
0,56
0,52
L
Ja
Verti-air (cabine)
0,46
0,64
M
Nee
Verti-Top (cabine)
0,08
0,14
0,44
0,53
gemiddeld
Tabel 4.10
Oplosmiddelen in ademzone medewerkers onderhoud
Project
Werknemer
Taak
Duur vd meting
(uur)
Concentratie
oplosmiddelen
3
(mg/m )
O-1
O-2
Werknemer J
Werknemer K
Werknemer L
Werknemer M
Borstelen (cabine)
Zuig/zeefmachine
Verti-air (cabine)
Verti-Top (cabine)
5:30
5:35
7:10
7:05
gemiddeld
NDT
NDT
NDT
NDT
< detectiegrens
o De concentraties stof in de ademzone van werknemers die
onderhoudswerkzaamheden op de kunstgrasvelden verrichten is hoger dan de
achtergrondconcentratie; gemiddelde verhoging is 0,3 mg/m3.
o De gemiddelde na-werk concentratie 1-hydroxypyreen is licht verhoogd t.o.v de
voor-werk concentratie, bij 3 van de 4 werknemers is aan het einde van de
werkdag een hogere concentratie gemeten.
o De hoogste concentraties 1-hydroxypyreen worden gemeten bij de medewerkers
die roken.
o De oplosmiddelconcentratie in de ademzone ligt onder de detectiegrens van de
gehanteerde analysemethode.
o Voor de interpretatie van de resultaten wordt verwezen naar hoofdstuk 5.
4.3.2 Fijnstof bij specifieke werkzaamheden bij onderhoudswerkzaamheden
Bij de verschillende onderhoudswerkzaamheden zijn metingen van de fijnstof
concentratie uitgevoerd. Deze metingen zijn bedoeld om belangrijke stofbronnen te
identificeren, ten behoeve van het bepalen van eventuele beheersmaatregelen. In
tabel 4.11 is het overzicht opgenomen.
IT-2008022
pagina 24
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Tabel 4.11. Gemiddelde fijnstofconcentratie bij verschillende taken bij onderhoudswerkzaamheden
3
Fijnstof <10 µm in mg/m
O-01-01
3
O-01-02
Bron
mg/m
mg/m
Veld bovenwinds
0,02
0,02
Veld benedenwinds
0,01
0,03
Meerijden op open zuig/zeefmachine (Sportchamp) wind tegen
0,02
0,02
Meerijden op open zuig/zeefmachine (Sportchamp) wind mee
0,05
0,05
Meerijden ronde borstelen (gesloten cabine)
0,02
-
Meelopen zuig zeefmachine (lucht uitlaat stoffilter)
0,36
0,36
Meelopen borstelen (achter de borstel)
0,04
-
Dieseluitlaat zuig zeefmachine
0,67
0,67
3
•
De achtergrondconcentratie fijnstof is benedenwinds niet verhoogd door
werkzaamheden op het veld.
•
De concentratie fijnstof is niet verhoogd voor de bestuurders indien tegen de
wind in wordt gereden.
•
De concentratie fijnstof voor de bestuurder van de zuig/zeefmachine is
verhoogd bij het rijden met wind mee
•
De luchtuitlaat van de zuig zeefmachine is een relatief grote bron van fijnstof
•
De dieseluitlaat van de zuig zeefmachine is een relatief grote bron van fijnstof
•
Het leegschudden en uitkloppen van de luchtfilters is naar verwachting een
grote bron van fijnstof
•
De invloed van de dieseluitlaat op de luchtkwaliteit van de bestuurder lijkt
kleiner dan de invloed van luchtuitlaat van de machine zelf (vergelijking wind
mee of wind tegen).
IT-2008022
pagina 25
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
5. INTERPRETATIE VAN METINGEN
5.1 Inhaleerbaar stof
Als grenswaarde voor inhaleerbaar rubberstof is in hoofdstuk 4.1 voorgesteld om 3
mg/m3 te hanteren. Als uitgangspunt voor de beoordeling van de resultaten wordt
gehanteerd dat in 95% van de werkdagen geen overschrijding van de grenswaarde
mag plaatsvinden. Om de statistische kans op overschrijding van de toetsingswaarde
bij instrooien en onderhoud te berekenen worden de metingen bij instrooien
samengenomen in een groep, en de metingen bij onderhoud samengenomen in een
groep. Deze berekening is uitgevoerd met het spreadsheet IHSTAT van de
Amerikaanse AIHA en opgenomen in bijlage 3.
Tabel 5.1 geeft de resultaten van de berekening van statistische kentallen en de
kans op normoverschrijding voor de medewerkers tijdens instrooien en onderhoud.
Tabel 5.1 Statistische kentallen van de serie inhaleerbaar stofmetingen bij instrooien en onderhoud.
Soort
werk
Agens
Aantal
metingen
Rekenkundig
gemiddelde
(AM
(GM)
Geometrische
standaard
deviatie
(mg/m )
(mg/m3)
(GSD)
(mg/m )
(mg/m )
3
Geometrisch
gemiddelde
95percentiel
3
Kans op
overschrijding
grenswaarde
3
Instrooien
Inhaleerbaar
stof
9
1,12
0,75
2,65
3,7
8%
Onderhoud
Inhaleerbaar
stof
4
0,34
0,23
2,86
1,3
1%
Instrooien
Als 3 mg/m3 als grenswaarde voor inhaleerbaar stof wordt gehanteerd, blijkt dat de
blootstelling aan inhaleerbaar stof bij instrooien te hoog is. De kans op overschrijding
van de grenswaarde is 8%. Dit is hoger dan 5% , dus er wordt bij het instrooien niet
voldaan aan deze grenswaarde voor inhaleerbaar stof op basis van de beoordeling
conform NEN 689.
Onderhoud
Als 3 mg/m3 als grenswaarde voor inhaleerbaar stof wordt gehanteerd, blijkt dat de
blootstelling aan inhaleerbaar stof bij onderhoud niet te hoog is. De kans op
overschrijding van de grenswaarde is 1%. Er wordt bij het onderhoud voldaan aan
de grenswaarde voor inhaleerbaar stof op basis van de beoordeling conform NEN
689.
IT-2008022
pagina 26
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
5.2 Urinemetingen
De toename van de 1-hydroxypyreen concentratie over de dag is getoetst. Bij
instrooien is bij 7 van de 9 een licht hogere waarde gemeten. Bij onderhoud is dit bij
3 van de 4 medewerkers het geval. Zowel bij het instrooien als bij het onderhoud is
er echter geen sprake van een statistisch significante toename (Gepaarde t-toets p=0,20
voor instrooien en p=0,35 voor onderhoud) . Het is dus niet zeker dat blootstelling tijdens het
werk verantwoordelijk is voor de gemeten verhoging.
Ook is nagegaan of de 8 rokende werknemers een verhoogde 1-hydroxypyreen
concentratie hadden tov de 5 niet-rokende collegas. Dit bleek zowel in de ochtend
als in de middag het geval. De niet-rokers hadden een concentratie van gemiddeld
0,07 en 0,10 umol/mol in de ochtend resp. de avond, terwijl dezelfde waarden van de
rokers 0,56 en 0,70 umol/mol waren. De verschillen tussen de rokers en niet rokers
zijn duidelijk statistisch significant (Gepaarde t-toets p=0,0002 voor ochtendmonsters en
p=0,0005 voor middagmonsters).
In de Verenigde Staten wordt als biologische grenswaarde voor beroepsblootstelling
aan PAK’s, een 1 hydroxypyreen concentratie van 1 µg/L urine gehanteerd (ACGIH,
2005). De concentratie in urine aan het einde van de werkdag van de groep
instrooiers en onderhoudmedewerkers zijn hieraan getoetst. In tabel 5.2 staan de
resultaten. Het blijkt dat uitsluitend de rokende medewerkers concentraties hebben
die de Amerikaanse grenswaarde overschrijden. De hoogste gemeten concentratie
was 2,7 1 µg/L urine.
Tabel 5.2 Toetsing van de concentratie hydroxypyreen bij instrooiers en onderhoudmederkers aan de
Amerikaanse grenswaarde..
Hele groep
rokers
Groep
Aantal
Aantal boven
grenswaarde
van 1 µg/L
Aantal
Aantal boven
grenswaarde
van 1 µg/L
Aantal
Niet-rokers
Aantal
boven
grenswaarde
van 1 µg/L
Instrooiers
9
1
2
1
7
0
Onderhouds
medewerkers
4
3
3
3
1
0
5.3 Oplosmiddelen
Er zijn geen oplosmiddelen gedetecteerd bij instrooien en onderhoud van de
kunstgrasvelden.
IT-2008022
pagina 27
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
6. CONCLUSIES
6.1
-
Instrooien
De concentratie inhaleerbaar stof bij het instrooien is te hoog.
het vullen van zandsilo’s uit de bulkwagen en het vullen van de voorraadbak
van de instrooiwagen met zand en rubber zijn belangrijke stofbronnen.
Beroepsblootstelling aan PAK bij het instrooien is niet duidelijk (statistisch
significant) terug te vinden.
Roken leidt tot een duidelijk aantoonbare blootstelling aan PAK.
De concentratie oplosmiddelen uit het rubberinfill blijft onder de
detectiegrenzen
Het is noodzakelijk om bij de grootste bronnen van (fijn)stof preventieve en
beschermende maatregelen te treffen.
6.2
-
Onderhoud
De concentratie inhaleerbaar stof bij onderhoudswerkzaamheden is niet te
hoog
Beroepsblootstelling aan PAK bij het instrooien is niet duidelijk (statistisch
significant) terug te vinden.
Roken leidt tot een duidelijk aantoonbare blootstelling aan PAK.
De concentratie oplosmiddelen uit het rubberinfill blijft onder de
detectiegrenzen
Het is aan te bevelen bij om bij de grootste bronnen van (fijn)stof preventieve en
beschermende maatregelen te treffen.
IT-2008022
pagina 28
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
7. AANBEVELINGEN
7.1
Instrooien
Voor het instrooien is geconcludeerd dat de blootstelling aan inhaleerbaar stof te
hoog is. Dit betekent dat het nemen van maatregelen noodzakelijk is. In de Arbowet
is vastgelegd dat de werkgever eerst bronmaatregelen dient te treffen, gevolgd door
preventieve maatregelen. Pas als deze maatregelen niet leiden tot voldoende
reductie van de blootstelling mogen beschermende maatregelen worden ingezet. Na
het treffen van maatregelen wordt geadviseerd controlemetingen naar de
stofbelasting van de medewerkers uit te voeren.
Bron maatregelen
1. Door de big bags direct in de instrooikar te storten wordt de stofbelasting
verminderd doordat er 1 handeling minder wordt verricht (leegstorten in
container) waar (fijn)stof bij vrijkomt.
2. Inkopen van zand en rubber met een lager stofgehalte.
3. Door het aanbrengen van (doorzichtige) flappen aan de mond van de zand silo
kan het verstuiven van zand mogelijk worden verminderd.
4. Door het aanbrengen van een afschermkap aan de strooizijde van de karren kan
het verstuiven van zand en rubber mogelijk worden verminderd.
5. Verminderen van de blootstelling aan DME door het plaatsen van een roetfilter
en/of het verplaatsen van de uitlaat naar de achterzijde van het voertuig.
Preventieve maatregelen
6. Altijd bovenwinds en op ruime afstand blijven bij:
o Het leegstorten van big bags met rubber
o Het vullen de instrooiwagens met zand
o Het vullen van de instrooiwagens met rubber
o Het vullen van de voorraad silo’s met zand (uit bulkwagen)
NB dit doen de meeste medewerkers al (en is dus verdisconteerd in de meetresultaten) en zal dus
niet direct leiden tot een verlaging van de blootstelling aan (fijn)stof.
7. Altijd tegen de windrichting in strooien of haaks op de windrichting werken (en
dan benedenwinds starten met instrooien)
Beschermende maatregelen
8. Indien er geen wind staat of indien bovenwinds blijven niet mogelijk is, moet het
dragen van stofmasker met filter P2 verplicht worden gesteld bij de volgende
werkzaamheden:
o Het vullen van de voorraad silo’s met zand (uit bulkwagen)
o Het leegstorten van big bags met rubber
IT-2008022
pagina 29
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
o Het vullen van de instrooiwagens met zand
o Het vullen van de instrooiwagens met rubber
9. Het vervangen van de tractoren zonder cabine, door tractoren met cabine. Het
plaatsen van fijnstof filters op de luchtinlaat van de cabines en op tijd reinigen van
deze filters.
7.2
Onderhoud
Voor het onderhoud is geconcludeerd dat de blootstelling aan inhaleerbaar stof niet
te hoog is. Dit betekent strikt genomen dat de werkgever niet verplicht is tot het
nemen van maatregelen. Desondanks is het aan te bevelen de blootstelling aan
(fijn)stof zo laag mogelijk te houden. Geadviseerd wordt bij de belangrijkste
stofbronnen waar mogelijk bronmaatregelen te treffen, gevolgd door preventieve
maatregelen en beschermende maatregelen.
Bron maatregelen
1. Verminderen van de blootstelling aan DME door het plaatsen van een roetfilter
2. Het gebruiken van een wegwerp stofzak in de verti-top zuig zeefmachine,
voorkomt handmatig leegschudden/kloppen.
3. Het gebruik van een voor asbest goedgekeurde industriestofzuiger met wegwerp
stofzakken, tbv reinigen filters zuig zeefmachine.
Preventieve maatregelen
4. Altijd tegen de windrichting in rijden op het veld of haaks op de windrichting
werken
5. Altijd bovenwinds blijven bij:
o Het reinigen van de filters en leegzuigen van de filterbehuizing
o Het legen van de stofzuiger(zak)
NB punt 2 en 3 doen de meeste medewerkers al (en is dus verdisconteerd in de meetresultaten)
en zal dus niet direct leiden tot een verlaging van de blootstelling aan (fijn)stof.
6. Voor het leegschudden van de zakfilters en stofzuigerzak een kleinere opening in
de deksel van de container maken
7. Stoppen met handmatig leegkloppen van zakfilters. Deze stofzuigen ipv kloppen.
8. Bij vervanging van machines overstappen op systemen zonder zakfilter (vb Verti
Air)
9. Dagelijks reinigen en regelmatig vervangen van de luchtinlaat filters van de
cabines
10. Schoonhouden van de cabine (regelmatig stofzuigen)
IT-2008022
pagina 30
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Beschermende maatregelen
10. Indien er geen wind staat of indien bovenwinds blijven niet mogelijk is, kan het
dragen van stofmasker met filter P2 verplicht worden gesteld bij de volgende
werkzaamheden:
o Het reinigen van de filters en leegzuigen van de filterbehuizing
o Het legen van de stofzuiger(zak)
8. Referenties
INTRON-rapport.
Hofstra U. ENVIRONMENTAL AND HEALTH RISKS OF RUBBER INFILL
rubber crumb from car tyres as infill on artificial turf. INTRON, Sittard NL
report A833860/R20060318. 2007
Jongeneelen FJ, RBM Anzion, PT Henderson.
Determination of hydroxylated metabolites of polycyclic aromatic hydrocarbons in urine. Journal Chromatography, 413:227-232, 1987.
ACGIH – American Conference of Governmental Industrial Hygienists
Documentation of the biological exposure Indices. 7th edition. Cincinnati Ohio,
USA (2001). Section: ‘Polycyclic Aromatic Hydrocarbons (PAHs)’, update 2005.
IT-2008022
pagina 31
Bijlage 1 – Berekening van de blootstellingsindex van rubberinfill
Berekend bij een stofconcentratie van 5 mg/m3
Bijlage 2 – Resultaten van alle uitgevoerde metingen
Bijlage 3 – Resultaten berekeningen met IHSTAT
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Industrial Hygiene Statistics
Data Description: INSTROOIEN
Sample Data
(max n = 50)
No less-than (<)
or greater-than (>)
0,7
1
1,7
3,1
1,1
0,1
0,4
0,5
0,9
DESCRIPTIVE STATISTICS
Number of samples (n)
Maximum (max)
Minimum (min)
Range
Percent above OEL (%>OEL)
Mean
Median
Standard deviation (s)
Mean of logtransformed data (LN)
Std. deviation of logtransformed data (LN)
Geometric mean (GM)
Geometric standard deviation (GSD)
9
3,1
0,1
3
11,111
1,056
0,900
0,895
-0,291
0,973
0,748
2,645
this software is provided
"as-is" and without
warranty of any kind,
expressed, implied or
3,5
Sequential Data Plot
3
2,5
Concentration
OEL
3
material
embodied
ForThe
trial
and testing
only on
- Please do not distribute
2
1,5
1
0,5
0
TEST FOR DISTRIBUTION FIT
W-test of logtransformed data (LN)
Lognormal (a = 0.05)?
0,949
Yes
W-test of data
Normal (a = 0.05)?
0,852
Yes
LOGNORMAL PARAMETRIC STATISTICS
Estimated Arithmetic Mean - MVUE
LCL1,95% - Land's "Exact"
1,120
0,680
UCL1,95% - Land's "Exact"
95th Percentile
UTL95%,95%
Percent above OEL (%>OEL)
LCL1,95% %>OEL
0
2
4
Sample
Number6
8
Logprobability Plot and
Least-Squares Best-Fit Line
3,556
3,704
14,264
7,661
1,431
UCL1,95% %>OEL
10
99%
98%
95%
27,362
NORMAL PARAMETRIC STATISTICS
Mean
LCL1,95% - t statistics
90%
84%
1,056
0,501
75%
UCL1,95% - t statistics
95th Percentile - Z
UTL95%,95%
Percent above OEL (%>OEL)
1,610
2,527
3,77
1,487
50%
25%
16%
10%
Linear Probability Plot and
Least-Squares Best-Fit Line
5%
2%
1%
0
99%
98%
1
95%
0,9
90%
84%
0,8
75%
0,7
0
1
Concentration
10
100
Idealized Lognormal Distribution
AM and CI's
95%ile
2
4 pagina
Concentration
0,6
50%
0,5
IT-2008022
-4
-2
0
2
Concentration
4
25%
0,4
16%
10%
0,3
5%
0,2
2%
1%
0,1
6
0
0
386
8
Blootstelling aan rubbergranulaat bij instrooien en onderhoud
Industrial Hygiene Statistics
material
embodied
ForThe
trial
and testing
only on
- Please do not distribute
OEL
3
Sample Data
(max n = 50)
No less-than (<)
or greater-than (>)
0,1
0,3
0,1
0,9
DESCRIPTIVE STATISTICS
Number of samples (n)
Maximum (max)
Minimum (min)
Range
Percent above OEL (%>OEL)
Mean
Median
Standard deviation (s)
Mean of logtransformed data (LN)
Std. deviation of logtransformed data (LN)
Geometric mean (GM)
Geometric standard deviation (GSD)
4
0,9
0,1
0,8
0,000
0,350
0,200
0,379
-1,479
1,052
0,228
2,863
this software is provided
"as-is" and without
warranty of any kind,
expressed, implied or
1
Sequential Data Plot
0,9
0,8
0,7
Concentration
Data Description: ONDERHOUD
0,6
0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0
TEST FOR DISTRIBUTION FIT
W-test of logtransformed data (LN)
Lognormal (a = 0.05)?
0,865
Yes
W-test of data
Normal (a = 0.05)?
0,791
Yes
LOGNORMAL PARAMETRIC STATISTICS
Estimated Arithmetic Mean - MVUE
LCL1,95% - Land's "Exact"
0,335
0,160
UCL1,95% - Land's "Exact"
95th Percentile
UTL95%,95%
Percent above OEL (%>OEL)
LCL1,95% %>OEL
0
0,5
1
1,5
2
2,5
Sample
Number
3
NORMAL PARAMETRIC STATISTICS
Mean
LCL1,95% - t statistics
UCL1,95% - t statistics
95th Percentile - Z
UTL95%,95%
Percent above OEL (%>OEL)
4
4,5
Logprobability Plot and
Least-Squares Best-Fit Line
27,485
1,286
51,065
0,714
<0.1
UCL1,95% %>OEL
3,5
99%
98%
95%
27,298
90%
84%
0,350
-0,095
75%
0,795
0,973
2,30
0,000
50%
25%
16%
10%
Linear Probability Plot and
Least-Squares Best-Fit Line
5%
2%
1%
0
99%
98%
0
0
Concentration
1
10
Idealized Lognormal Distribution
3,5
95%
90%
84%
3
75%
2,5
50%
2
25%
1,5
16%
10%
1
5%
0,5
2%
1%
IT-2008022
-2
0
2
Concentration
4
AM
95%ile
and CI's
0
6
0
5
10
15 pagina
20
Concentration
39
25
30
Download