Rap VA2010_21 Visstand Albertkanaal zomer 2010

advertisement
Sonaronderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in het
Vlaamse Gewest.
zomer 2010
Project VA2010_21
Opgesteld in opdracht van:
Agentschap voor Natuur en Bos
door:
Kemper Jan H. & H. Vis
Statuspagina
Titel:
Samenstelling:
Adres:
Telefoon:
Homepage:
Opdrachtgever:
Auteur(s):
E-mail adres:
Eindverantwoording
Aantal pagina’s:
Trefwoorden:
Projectnummer:
Datum:
Versie:
Sonaronderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in
het Vlaamse Gewest. Zomer 2010
VisAdvies BV
Twentehaven 5
3433 PT NIEUWEGEIN
030 285 1066
http://www.VisAdvies.nl
Agentschap voor Natuur en Bos
Kemper Jan H.
[email protected]
drs. Jan H. Kemper
11
sonar, visstandbemonstering
VA2010_21
November 2010
definitief
Bibliografische referentie
Kemper Jan H. & H. Vis, 2010. Sonaronderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in het Vlaamse Gewest. zomer 2010. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2010_21, 11 pag.
Copyright: © 2010 VisAdvies BV
Behoudens wettelijke uitzonderingen mag niets uit dit document worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaargemaakt, in
enige vorm of op enige wijze hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
VisAdvies BV.
©
VisAdvies BV
Inhoudsopgave
Samenvatting
1
1.1
1.2
1.3
1.4
2
2.1
2.1.1
2.1.2
2.1.3
3
3.1
3.2
4
4.1
4.2
5
©
VisAdvies BV
Inleiding .................................................................................... 1
Algemeen. ................................................................................................. 1
Proefgebied ............................................................................................... 2
Doelstelling ................................................................................................ 2
Onderzoeksopzet ...................................................................................... 3
Materiaal en Methode ............................................................... 3
Sonarbemonstering ................................................................................... 3
Techniek............................................................................................... 3
Statistische betrouwbaarheid ............................................................... 4
Inzet van sonar..................................................................................... 4
Bespreking resultaten ............................................................... 5
Vissoortsamenstelling ............................................................................... 5
Visdichtheid (-biomassa) ........................................................................... 6
Discussie ................................................................................ 10
Verschillen met de winter survey ............................................................ 10
Visbiomassa rondom stuwen Olen en Kwaadmechelen......................... 11
Literatuur................................................................................. 11
Samenvatting
In december 2009 is de visstand in het Albertkanaal onderzocht met behulp van sonarapparatuur ondersteund met een kuilvisserij en elektrovisserij. De totale visbiomassa werd geschat op ca 11 kg/ha. De biomassa was lager dan verwacht. Dit was
mogelijk het gevolg van de periode (winter) waarin het onderzoek is uitgevoerd.
Daarom is besloten het sonaronderzoek in de zomer te herhalen.
De visbiomassa is in de zomer van 2010 geschat op gemiddeld 13 kg/ha en blijft
hiermee zeer laag in vergelijking met andere wateren. De visdichtheid (aantal/ha) lag
hoger dan in de winter en is goed te verklaren aan de hand van de aanwezigheid van
de 0+ populatie. Van deze vissen zal in het najaar en de winter een aanzienlijke hoeveelheid weer verdwijnen door natuurlijke sterfte en predatie.
Er is met bijzondere aandacht gekeken naar de aanwezigheid van vis rond de stuwen van Olen en Kwaadmechelen in verband met de mogelijke aanleg van waterkrachtcentrales. De visbiomassa aan weerzijden van de stuwen wijkt niet bijzonder af
van de gemiddelde visbiomassa in de aangrenzende stuwpanden.
1
Inleiding
1.1
Algemeen.
In 2001 is een monitoringmeetnet voor de visstand van de Vlaamse oppervlaktewaters van start gegaan. Dit visstandonderzoek wordt uitgevoerd door het Instituut voor
Natuur- en Bosonderzoek (INBO). De bedoeling is de kwaliteit van de visstand te onderzoeken om aldus ook een beeld te verkrijgen van de ecologische waterkwaliteit.
De gegevens worden in een databank (VIS) ingevoerd (http://vis.milieuinfo.be). Dit
meetnet omvat ca. 900 meetpunten waarvan een 300- tal op kanalen. De kanalen
worden met een periodiciteit van 5 à 7 jaar bemonsterd.
Zo is ook het Albertkanaal bemonsterd. De resultaten van het vismeetnet geven een
inzicht in de kwalitatieve samenstelling van het visbestand, maar doen echter geen
uitspraak over biomassa. In december 2009 is door VisAdvies en Visserijservice Nederland een visstandonderzoek uitgevoerd met behulp van kuilvisserij en Sonar survey (Kemper, 2010a).
De totale biomassa in het kanaal werd geschat op ca 11 kg/ha. Dit was beneden de
verwachting. Een verklaring hiervoor kan de periode zijn waarin het onderzoek is uitgevoerd. In het najaar scholen vissen bijeen in winterconcentraties, die ook bij een
intensieve sonar survey over het hoofd kunnen worden gezien. De zomer is dan ook
de meest aangewezen periode waarin sonarbepalingen worden uitgevoerd, omdat
vissen dan het meest homogeen zijn verdeeld over het proefgebied. Het Agentschap
voor Natuur en Bos (ANB) heeft VisAdvies daarom verzocht een aanvullend sonaronderzoek uit te voeren in de zomer, gebruikmakend van de visserijgegevens uit
2009.
©
VisAdvies BV
-1-
1.2
Proefgebied
Het Albertkanaal maakt de verbinding tussen Luik en Antwerpen en heeft een lengte
van 129 km. Tot aan de grens met Wallonië heeft het Albertkanaal een lengte van
116,5 km en een oppervlakte van 1.087 ha. De diepte varieert tussen 4,5m tot 5,5m.
De breedte bedraagt ongeveer 86 meter, op een aantal plaatsen tot 100m en op
sommige plaatsen is het kanaal smaller dan 86 meter.
Oeververstevigingen bestaan hoofdzakelijk uit beton, met verschillende aanlegplaatsen, losplaatsen, trailerhellingen, trapjes etc. Jaarlijks worden er over het Albertkanaal meer dan 40 miljoen ton goederen vervoerd. Er bevinden zich in totaal 6 sluizen.
Deze sluizen verdelen het Albertkanaal in zeven stuwpanden (figuur 1.1), waarvan 4
panden zijn bemonsterd.
Naast de scheepvaartfunctie is het Albertkanaal een belangrijk hengelwater. In functie van de visserij en het visstandbeheer is het aangewezen om een goed inzicht te
krijgen in de samenstelling van het visbestand, zowel kwalitatief als kwantitatief.
Voor wat betreft de sluizen te Olen en Kwaadmechelen zijn er plannen om een waterkrachtcentrale te bouwen. In het kader van deze ontwikkelingen is er extra aandacht besteed aan de aanwezige visbiomassa rondom beide sluizen.
figuur 1.1
Albertkanaal. In de kaart zijn de locaties van de sluizen weergegeven De nummers
verwijzen naar de oorspronkelijke nummering, zoals die in het voorgaande onderzoek is gebruikt. (Kemper 2010a).
1.3
Doelstelling
Het doel van het visstandonderzoek is:
•
•
©
VisAdvies BV
Schatting per pand van de aanwezige visstand per soort in kg/ha en aantal
per hectare.
Vergelijken en bespreking van de resultaten met deze van het vorige visstandonderzoek in december 2009.
-2-
•
1.4
Bespreking van de visbiomassa in een zone van 1 km boven- en benedenstrooms van de sluizen Olen en Kwaadmechelen.
Onderzoeksopzet
Voor het onderzoek sonaronderzoek uitgevoerd in september 2010. Als basis voor
de vissoortsamenstelling in het Albertkanaal is uitgegaan van de samenstelling zoals
deze voor het onderzoek in december 2009 is vastgesteld.
De sonaropnamen zijn uitgevoerd in de nachten van 18/19, 19/20, 25/26, en 26/27
september 2010. Er is gekozen voor uitvoering tijdens de weekeinden, zodat er minimale verstoring van de scheepvaart werd ondervonden.
2
Materiaal en Methode
De visdichtheid en biomassa is bepaald aan de hand van een sonarbemonstering
Hoewel met de sonar geen vissoorten kunnen worden geïdentificeerd is de techniek
efficiënt in het bepalen van de totale visbiomassa in grote gebieden. Met behulp van
de resultaten van de visstandbemonstering in 2009, is naast de visdichtheid, ook een
schatting gemaakt van de visbiomassa (kg/ha) per vissoort.
2.1
2.1.1
Sonarbemonstering
Techniek
3
Met behulp van sonarapparatuur wordt de visdichtheid (n/1000 m en n/hectare) van
alle pelagische vissen bepaald in waterarealen, die dieper zijn dan 2 m. Voor de berekening van dichtheid per volume eenheid naar dichtheid per hectare wordt uitgegaan van de gemiddelde diepte over het desbetreffende traject. Verder geeft de methode inzicht in de verdeling over de verschillende lengteklassen (Kemper en Raat,
1997). Aan de hand van dit laatste kan ook een schatting worden gemaakt van de biomassa in het proefgebied (kg/ha). Van elke vis, waarvan de lengte is bepaald met
de sonar, wordt dan het gewicht berekend aan de hand van een algemene lengte/gewichtrelatie voor vis.
Gewicht = 0,000003437 x (10 x Lengte) 3.135
Van al deze gewichten wordt het gemiddelde bepaald. De biomassa wordt uiteindelijk
berekend door het gemiddelde gewicht te vermenigvuldigen met het aantal vissen
dat per hectare is aangetroffen. Om inzicht te krijgen in de vissoortsamenstelling is
een kwalitatieve visserij uitgevoerd, die representatief is voor het totale onderzoeksgebied. Deze is uitgevoerd in december 2009.
Om een schatting te maken van de omvang van de visstand is een "mobile-survey"
uitgevoerd. De geluidsbron (transducer) is dusdanig geconstrueerd dat de geluidsgolf
zich binnen een nauwe bundel (6,5°) voortplant, vergelijkbaar met een lichtbundel
van een zaklantaarn. De geluidsbundel wordt vanaf de punt van een boot, langs tevoren vastgestelde transecten, door het water gestuurd. Om de uitgezette route goed
te kunnen volgen, is gebruik gemaakt van een op GPS gebaseerd navigatiesysteem.
In ondiep water wordt de geluidsbundel horizontaal georiënteerd om een zo groot
mogelijk volume te bestrijken. Het bereik van de geluidsbundel in 4 à 5 meter diep
©
VisAdvies BV
-3-
water is ca 20 meter. Voorbij deze afstand raakt de uitwaaierende geluidsbundel het
oppervlak en/of de bodem waarna de echo’s van het geluid raken verstoord. Het onderzoek is ‘s nachts uitgevoerd, omdat in deze periode de vis de meest homogene
verdeling heeft.
2.1.2
Statistische betrouwbaarheid
Een belangrijk aspect bij de uitvoering van een kwantitatieve bemonstering van de
visstand is de betrouwbaarheid van de gegevens. Voor de bepaling van de betrouwbaarheid van de waarnemingen wordt het 95% betrouwbaarheidsinterval (B.I.) rond
het gemiddelde bepaald volgens:
-2,021 x σ ≤ µ ≤ +2,021 x σ
√n
√n
waarbij:
σ: standaarddeviatie
n: steekproefgrootte
µ: gemiddelde
In andere woorden: We kunnen met 95% zekerheid stellen dat het gemiddelde binnen het interval zit.
Een voorwaarde voor de berekening van het 95% betrouwbaarheidsinterval is dat de
steekproef afkomstig is uit een Normaal (Gauss) verdeelde populatie. Dit is in de regel niet het geval bij het steekproefsgewijs bemonsteren van de visstand, als gevolg
van schoolvorming. Om toch aan de voorwaarde te kunnen voldoen worden de resultaten van alle afzonderlijke transecten, ingedeeld in groepen. Van deze groepen
wordt vervolgens het gemiddelde berekend, resulterend in een nieuwe dataset van
gemiddelden. Deze gemiddelden zijn nu per definitie “Normaal” verdeeld (Centrale
Limietstelling).
Het betrouwbaarheidsinterval bij met sonar bepaalde visbiomassa ligt over het algemeen bij de 25% rond het gemiddelde. De marges rond het gemiddelde bij een conventionele visserij ligt in de grootte orde van meer dan 100%. Dit wordt in het bijzonder bepaald door de steekproefgrootte (n). Binnen één, qua visstand homogeen geacht gebied, worden zelden meer dan 10 afzonderlijke bepalingen (kuiltrekken) verricht, terwijl met de sonar de steekproefgrootte groter dan 100 is.
2.1.3
Inzet van sonar
Het kanaal is steekproefsgewijs bemonsterd, waarbij afwisselend
1. langs de linkeroever
• Dicht bij de kant
• Ver van de kant,
2. langs de rechteroever
• Dicht bij de kant en
• Ver van de kant, wordt bevaren.
Op deze wijze is steeds 25% van een segment bemonsterd, zodat een zo goed mogelijk beeld wordt verkregen van de aanwezigheid van vis. De totale lengte van het
Albertkanaal is op deze wijze in kaart gebracht.
©
VisAdvies BV
-4-
figuur 2.1
Routeplanning van de sonarbemonstering door het proefgebied
Het gebied rond de sluizen Olen en Kwaadmechelen is aan weerszijden over een afstand van 1 km, driemaal bemonsterd om een extra betrouwbare schatting te krijgen
van de omvang van de visstand.
3
Bespreking resultaten
3.1
Vissoortsamenstelling
In figuur 3.1, is de vissoortsamenstelling weergegeven zoals deze representatief
wordt geacht voor het totale kanaal. Het accent van de vissoortsamenstelling van
figuur 3.1. is bepaald door de kuilvisserij van december 2009, omdat deze het meest
representatief wordt geacht voor de pelagische visstand. Daarnaast zijn gegevens
van eerdere visserijen en uitzettingen meegenomen en heeft geleid tot de uiteindelijke vissoortsamenstelling. Nadere details zijn te vinden in het hoofdrapport (Kemper,
2010a).
0%
10%
Alver
Aandeel in de totale visstand (kg)
20%
Baars
38,00%
Brasem
18,92%
Giebel
0,08%
Karper
0,05%
Kolblei
0,20%
Paling
9,00%
Pos
7,41%
0,08%
Snoekbaars
4,94%
Vetje
figuur 3.1
©
4,67%
Winde
0,12%
Zeelt
0,07%
Zonnebaars
40%
10,09%
Blankvoorn
Snoek
30%
4,29%
0,56%
Vissoortsamenstelling op basis van gewicht, zoals deze representatief wordt geacht
voor het Albertkanaal
VisAdvies BV
-5-
3.2
Visdichtheid (-biomassa)
In onderstaande figuren is het verloop van de visbiomassa (kg/ha) en de visdichtheid
(#/ha) in de afzonderlijke stuwpanden weergegeven. Hierbij is voor ca elke 500 meter
een schatting gemaakt.
Wijnegem-Olen
De gemiddelde visbiomassa in dit stuwpand is 15 kg/ha (7,4 kg/ha in 2009) met een
gemiddelde visdichtheid van 950 vissen/ha. De meeste visbiomassa is te vinden bij
de sluis van Wijnegem en een dode zijarm, ca 7 kilometer vanaf de sluis. De hoge
visconcentratie komt wellicht doordat deze zijarm één van de weinige plaatsen is
waar vis enigszins beschut is tegen de stroming en turbulentie van de scheepsvaart.
Daarnaast kan er ook sprake zijn van het begin van een winterconcentratie. De vissen zijn hier (en bij Wijnegem) groter dan gemiddeld.
Biomassa (kg/ha)
Dode zijarm
100
50
0
1
3
6
8
11
Wijnegem
14
16
19
Afstand (km)
22
Olen
Visdichtheid (# / ha)
4000
2000
0
1
3
6
8
Wijnegem
11
14
16
19
Afstand (km)
22
Olen
Gewicht (g)
45
30
15
0
1
3
6
8
Wijnegem
figuur 3.2
©
11
14
Afstand (km)
16
19
22
Olen
Overzicht van het verloop in visbiomassa (boven), visdichtheid (midden) en gemiddelde
visgewicht (onder) in stuwpand 2 (Wijnegem-Olen).
VisAdvies BV
-6-
figuur 3.3
Dode zijarm 7 km ten oosten van sluis Wijnegem in het stuwpand Wijnegem-Olen.
Olen-Kwaadmechelen
De gemiddelde visbiomassa in dit stuwpand is 7,5 kg/ha met een gemiddelde visdichtheid van 900 vissen/ha. Dit stuwpand is, net als in december 2009 (4,5 kg/ha),
het meest visarme pand. De biomassa ter hoogte van de sluizen en bij kilometer 4 is
verhoogd. De vissen worden op deze plaatsen wellicht aangetrokken door de grote
hoeveelheid kunstlicht.
Biomassa (kg/ha)
60
40
20
0
0
3
5
7
9
Olen
11
13
Afstand (km)
15
Kwaadmechelen
Visdichtheid (# / ha)
4000
3000
2000
1000
0
0
3
5
7
Olen
figuur 3.4
©
Verloop in visbiomassa
Kwaadmechelen).
VisAdvies BV
9
11
13
Afstand (km)
(boven),
-7-
visdichtheid
15
Kwaadmechelen
(onder)
in
stuwpand 3
(Olen-
Gewicht (g)
40
30
20
10
0
0
3
5
7
Olen
figuur 3.5
9
11
13
Afstand (km)
15
Kwaadmechelen
Verloop in gemiddelde visgewicht in stuwpand 3 (Olen-Kwaadmechelen)
Kwaadmechelen-Hasselt
De gemiddelde visbiomassa in dit stuwpand is 16 kg/ha met een gemiddelde visdichtheid van 1 700 vissen/ha. Dit stuwpand is, net als in december 2009 (20 kg/ha),
het meest visrijke pand. Opvallend is dat de biomassa bij de sluizen laag is ten opzichte van de andere sluizen. In dit stuwpand is een bijzonder hoge visbiomassa
waargenomen in de kolenhaven ter hoogte van kilometer 8. De hoge biomassa wordt
bepaald door een hoge dichtheid aan relatief grote vissen. Ook hier wordt de vis wellicht aangetrokken door de beschutting tegen de drukke scheepvaart.
Biomassa (kg/ha)
300
kolenhaven
200
100
0
0
3
7
10
Kwaadmechelen
13
16
19
22
Afstand (km)
25
Hasselt
Visdichtheid (# / ha)
30000
20000
10000
0
0
3
6
9
Kwaadmechelen
figuur 3.6
©
11
14
Afstand (km)
17
20
23
25
Hasselt
Verloop in visbiomassa (boven), visdichtheid (onder) in stuwpand 4 (KwaadmechelenHasselt).
VisAdvies BV
-8-
Gewicht (g)
100
75
50
25
0
0
3
6
9
Kwaadmechelen
11
14
17
20
23
Afstand (km)
25
Hasselt
figuur 3.7
Verloop in gemiddelde visgewicht in stuwpand 4 (Kwaadmechelen-Hasselt).
figuur 3.8
Kolenhaven 7 km ten oosten van sluis Kwaadmechelen in het stuwpand Kwaadmechelen-Hasselt.
Genk-Kanne (figuur 3.10)
De gemiddelde visbiomassa in dit stuwpand is 15 kg/ha met een gemiddelde visdichtheid van 2 400 vissen/ha. De visbiomassa is wat hoger dan in december 2009
(11 kg/ha). De visbiomassa bij de sluizen wijkt niet bijzonder af van de rest van het
stuwpand, met uitzondering van de zijarm bij Lanaken. Net als vorig jaar werd op deze locatie een grote visbiomassa waargenomen. Aangenomen mag worden dat hier
de beschutting een cruciale rol speelt.
Zijkanaal Lanaken
Biomassa (kg/ha)
200
150
100
50
0
0
3
6
8
Genk
figuur 3.9
©
11
14
Afstand (km)
Verloop in visbiomassa in stuwpand 7 (Genk-Kanne).
VisAdvies BV
-9-
17
19
22
Kanne
Visdichtheid (# / ha)
30000
20000
10000
0
0
3
6
8
Genk
11
14
17
19
Afstand (km)
22
Kanne
Gewicht (g)
30
20
10
0
0
3
6
8
Genk
11
14
17
Afstand (km)
19
22
Kanne
figuur 3.10
Verloop in visdichtheid (boven) en gemiddelde visgewicht (onder) in stuwpand 7 (GenkKanne).
figuur 3.11
Dode zijarm ter hoogte van Lanaken in het stuwpand Genk - Kanne
4
Discussie
4.1
Verschillen met de winter survey
Gemiddeld wijkt de visbiomassa in het Albertkannaal niet wezenlijk af van de visbiomassa in december 2009 (tabel 4.1). Met uitzondering van stuwpand 4 (Kwaadmechelen-Hasselt) vertonen de andere panden een iets hogere visbiomassa. Dit kan
goed het gevolg zijn van de jaarlijkse fluctuatie waarbij aanwas en sterfte van 0+ een
©
VisAdvies BV
- 10 -
rol zal spelen. Dit komt tot uitdrukking in de schatting van de visdichtheid (#/ha) die in
de zomer een factor 2 tot 3 hoger ligt. Duidelijk is dat vooral op beschutte plaatsen,
zoals in zijarmen en kolenhavens, de visdichtheid aanzienlijk hoger is dan in het Albertkanaal zelf.
tabel 4.1
Overzicht van de visdichtheid en visbiomassa in het Albertkanaal.
dec-09
4.2
sep-10
kg/ha
#/ha
kg/ha
stuwpand 2 Wijnegem-Olen
7,4
525
15,1
#/ha
948
stuwpand 3 Olen-Kwaadmechelen
4,5
319
7,4
899
stuwpand 4 Kwaadmechelen-Hasselt
20,4
1451
16,0
1673
stuwpand 7 Genk-Kanne
10,7
759
14,1
2415
Gemiddelde
10,8
764
13,2
1484
Visbiomassa rondom stuwen Olen en Kwaadmechelen
In de regel wordt wat meer vis in de omgeving van stuwen waargenomen. Aangenomen wordt dat de verlichting een aantrekkende werking heeft op veel vissoorten. In
het Albertkanaal is dit effect minder, omdat grote delen van het kanaal worden verlicht door werk industriegebieden en wegverlichting. Aan de stroomafwaartse (oost-)
zijde van de stuw Olen is de visbiomassa, met enkele kilogrammen per hectare, zelfs
ver onder het gemiddelde van het stuwpand (15 kg/ha). Aan de westzijde echter, lag
de biomassa in de directe omgeving van de stuw rond de 20 kg/ha. Ruim boven het
gemiddelde van het gehele stuwpand (7,4 kg/ha).
Aan de andere zijde van het stuwvak, wordt bij Kwaadmechelen een vergelijkbare biomassa aangetroffen van ca 22 kg/ha. De biomassa aan de oostzijde van de stuw
ligt rond de 15 kg/ha.
5
Literatuur
Kemper Jan H. & A.J.P. Raat, 1997. Hydroacoustic assessment of the fish stock in
Theodorushaven, a small Dutch harbour. Fisheries Management & Ecology 1997, 4,
63-71.
Kemper Jan H., 2010a. Onderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in het
Vlaamse Gewest.. VisAdvies BV & Visserijservice Nederland, Nieuwegein. Projectnummer VA2009_47, 29 pag.
Kemper Jan H., 2010b. Onderzoek naar het visbestand in het Netekanaal in het
Vlaamse Gewest. VisAdvies BV & Visserijservice Nederland, Nieuwegein. Projectnummer VA2009_48, 21 pag.
Klein Breteler, J.G.P., G.A.J. de Laak, 2002. Lengte-gewicht relaties Nederlandse
vissoorten. Deelrapport 1. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. OVB rapportnummer: OND00074, 12 p.
©
VisAdvies BV
- 11 -
Twentehaven 5
3433 PT Nieuwegein
t. 030 285 10 66
e. [email protected]
www.VisAdvies.nl
K.V.K. 30207643; ABN-AMRO: 40.01.19.528
Aansprakelijkheid:
VisAdvies BV, noch haar aandeelhouders, vertegenwoordigers of werknemers, zijn aansprakelijk voor enige directe, indirecte, incidentele of gevolgschade dan wel boetes of andere vormen van schade en kosten die het
gevolg zijn van of voortvloeien uit het gebruik van het advies van VisAdvies BV door opdrachtgever of voortvloeien uit toepassingen door opdrachtgever of derden van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens
verkregen van VisAdvies BV. Opdrachtgever vrijwaart VisAdvies BV voor alle aanspraken van derden en de door
VisAdvies BV daarmee te maken kosten (inclusief juridische bijstand) indien de aanspraken op enigerlei wijze
verband houden met de voor de opdrachtgever door VisAdvies BV verrichtte werkzaamheden.
Niettegenstaande het voorgaande is elke aansprakelijkheid van VisAdvies BV uit hoofde van de overeenkomst
van opdracht tussen VisAdvies BV en opdrachtgever beperkt tot het bedrag dat in het betreffende geval onder de
beroepsaansprakelijkheidsverzekering van VisAdvies BV wordt uitbetaald, vermeerderd met het bedrag van het
eigen risico dat volgens de verzekering ten laste komt van VisAdvies BV. Indien geen uitkering mocht plaatsvinden krachtens genoemde verzekering, om welke reden ook, is de aansprakelijkheid van VisAdvies BV beperkt tot
[twee keer] het bedrag dat door VisAdvies BV in verband met de betreffende opdracht in rekening is gebracht [en
tijdig is voldaan in de twaalf maanden voorafgaande aan het moment waarop de gebeurtenis die tot de aansprakelijkheid aanleiding gaf plaatsvond,] met een maximumaansprakelijkheid van [€50.000]
©
VisAdvies BV
- 12 -
Download