Eten en drinken

advertisement
Eten en drinken
136
Hoofdstuk 13
Hoofdstuk 13
Loes Kleerekoper
137
Eten en drinken
Pedagogisch medewerker Moniek zit aan tafel met zeven peuters. Een van de
kinderen, Timo, drinkt sap bij zijn eten. Chloë: ‘Timo moet sap drinken, hè?’ Moniek: ‘Timo mag geen melk, daar wordt hij ziek van. Daarom drinkt hij iets anders,
hè Timo?’ Timo: ‘Buikpijn.’ Elvira: ‘Mijn baby heeft ook buikpijn.’ Moniek: ‘Ja, dat
hoorde ik van je mama dat de baby vaak buikpijn heeft. Moet ze dan huilen?’
De kern
Kinderen eten en drinken om gezond te blijven en om ervan te genieten. Ze leren hun eigen behoeftes en smaak
kennen, en keuzes maken. Eten en drinken zijn ook een
bij uitstek plezierig en sociaal gebeuren. Baby’s hebben
intiem contact met de pedagogisch medewerker die de
fles geeft. Peuters eten in kleine groepjes aan tafel en
hebben samen plezier. Ze kunnen steeds zelfstandiger
eten en drinken. Ze leren rekening houden met elkaar en
gesprekjes voeren aan tafel. Traktaties bij feesten of afscheid maken voor jonge kinderen gedeelde waarden
heel concreet, bijvoorbeeld: we zijn blij dat je er bent.
In de kern gaat dit verzorg-leergebied om gezond, lekker
en gezellig. Om het leren van emotionele en sociale competenties: KIJK, IK MAG ER ZIJN en KIJK, WE DOEN HET
SAMEN. Daarnaast zijn motorische competenties heel belangrijk. Kinderen leren zelf eten: KIJK, IK KAN HET ZELF!
Belangrijke ontwikkelingen
van baby tot kleuter
Jonge baby’s kunnen alleen drinken als ze daarbij lichamelijk worden ondersteund. Iets oudere baby’s kunnen
eten in een (kinder)stoel en maken kennis met voedsel
dat ze kunnen afhappen van een lepel of afbijten en kauwen. Kinderen leren drinken uit een beker, eten met een
vork en smeren met een mes.
Grotere kinderen kunnen zelf aan tafel komen, enige tijd
aan tafel blijven zitten en zelf weer opstaan. Ze leren om
hun behoeftes aan te passen aan het dagritme van de
groep. Tweejarigen zijn nog overwegend gericht op zich-
zelf en het eten. Maar voor driejarigen kan het samen eten
en drinken een gezellige gebeuren zijn met liedjes, grapjes
en gesprekjes met de andere kinderen en de pedagogisch
medewerkers.
FOTO: RUBEN KEESTRA
DOEN
Fruithapje op schoot
Baby’s die nog niet rechtop kunnen zitten, worden vaak in een wipstoeltje gezet voor
hun fruithap. Er is ook een andere mogelijkheid: het kind op schoot nemen. Dat verhoogt
de intimiteit en het contact. Als bezwaar wordt
soms genoemd de beweeglijkheid van de kinderen. In de praktijk blijkt dat bij de meeste kinderen mee te vallen. Tegen vlekken op je kleren
bescherm je jezelf met een (thee)doek.
Eten en drinken
HOOFDSTUK 13
Hoofdstuk 13
Veiligheid en welbevinden
Gezondheid
Eten en drinken
138
FOTO: RUBEN KEESTRA
IK KIES DIT STUKJE APPEL.
Samengevat maken de kinderen de volgende ontwikkeling door:
› Baby’s: afhankelijkheid en intiem contact met de pedagogisch medewerkers tijdens het voeden, waarbij de
pedagogisch medewerkers het bioritme van de kinderen volgen.
› Dreumesen: toenemende zelfredzaamheid en het vermogen en de wens om samen met de andere kinderen
het eet- en drinkritme van de groep te volgen.
› Peuters: toenemende zelfredzaamheid en gerichtheid
op gezelligheid met de andere kinderen.
DOEN
Broodbeleg
Je kunt met broodbeleg volop variëren: appelstroop, jam, honing, banaan, aardbei, vruchtenhagel, gestampte muisjes, kaas, smeerkaas,
vleeswaren. Geef van de laatste drie de minder
vette soorten. Geef pindakaas, chocoladepasta
en chocoladehagelslag niet elke dag, want hierin zitten veel calorieën.
Ook fruit kan goed dienen als broodbeleg: plakjes banaan, appel of aardbeien. Groenten zoals
komkommer, tomaat, wortel of radijs kunnen als
broodbeleg worden gebruikt of apart als rauwkost worden geserveerd.
Bron: Voedingscentrum, folder: Eten en bewegen met peuters.
De basis voor een gezond of ongezond voedingspatroon
wordt gelegd als kinderen jong zijn. Een gezond eetpatroon vermindert de kans op hart- en vaatziektes, obesitas (te dik worden) en chronische ziektes zoals suikerziekte. Kinderdagverblijven hanteren hygiënische codes
voor het bewaren en gebruiken van voedsel. Ze volgen de
adviezen op zoals die zijn beschreven in brochures en op
de website van het Voedingscentrum.
Bij de eet- en drinksituaties in het kindercentrum kan er
van worden uitgegaan, dat de kinderen zelf weten wat
en hoeveel ze willen eten. Wel moet dan aan een aantal
randvoorwaarden zijn voldaan. Het kind moet zich uitgerust en op zijn gemak voelen en er moet een keuze zijn
uit (gezonde) etenswaren. Dat vereist ook creativiteit: als
er kinderen zijn die nauwelijks fruit eten, kan eraan gedacht worden om ook groente zoals tomaat of bleekselderie in het menu op te nemen. Kinderen die geen kaas
of vleeswaren willen, houden misschien wel van vis.
Dreumesen en peuters hebben minder nodig van diverse
voedingsmiddelen dan soms wordt gedacht. Zo is de
aanbevolen hoeveelheid brood voor de hele dag 1 tot 3
sneetjes, en wordt 0,5 plak kaas en 0,5 plak vleeswaar
geadviseerd. Bij kinderen die heel veel willen eten, is het
belangrijk om te proberen een rem in te bouwen. Dat kan
bijvoorbeeld door pauzes in te lassen tussen de verschillende boterhammen en kinderen dan rauwkost te geven.
En door ze te leren rustig te kauwen.
Om tandbederf te voorkomen wordt geadviseerd om
maximaal zeven keer per dag iets te eten of te drinken, in
verband met de ‘zuurstoten’ die het gebit elke keer krijgt
als er iets wordt gegeten of gedronken. Water of thee
zonder suiker kunnen wel vaker worden gegeven.
In het verleden waren deskundigen van mening, dat suiker en suikerrijke voedingsmiddelen niet aan jonge kinderen moesten worden gegeven. Dit standpunt is inmiddels verlaten. Wel is het voor het opbouwen van een
gezond eetpatroon belangrijk om de hoeveelheid vet en
zoet eten en drinken te beperken.
Door een gevarieerd en aantrekkelijk aanbod van eten en
drinken raken kinderen vertrouwd met een gevarieerd
eetpatroon. Baby’s die borstvoeding krijgen, ervaren dat
deze elke dag anders smaakt. Het is leuk en interessant
voor kinderen om ervaring op te doen met allerlei soorten smaken, geuren en substanties. Het geeft hun nu en
later, de mogelijkheid om echte keuzes te maken.
Soms is het eten een strijdtoneel, waar kinderen en vol-
Plezier in eten en drinken
Eten, drinken en zuigen geeft plezier en lichamelijke lustbeleving. Duimen en zuigen op een speen maken kinderen
rustig. Ze stoppen van alles in hun mond om het te verkennen. De mond is een gevoelig orgaan voor zintuiglijke
ervaringen. Daarom hebben jonge kinderen veel tijd en
ruimte nodig om nieuw voedsel te verkennen. Ze likken,
proeven, voelen hoe het eten aanvoelt. Het is belangrijk
dat pedagogisch medewerkers daarin geduldig zijn. Kinderen kunnen pas vrijuit eten als ze zich vertrouwd hebben kunnen maken met de zintuiglijke ervaringen die het
eten oproept. Pas als kinderen gewend zijn aan bepaald
voedsel, zoals driejarigen met de broodmaaltijd, komt er
meer ruimte voor sociale ervaringen en gezelligheid.
Zonde om weg te gooien?
Na het brood eten is er nog wat kaas en
worst over. Dit wordt gezellig uitgedeeld aan de
kinderen. Immers, morgen is het niet vers meer
en het is niet goed om eten weg te gooien.
Maar: de kinderen hadden al genoeg gegeten.
Kaas en worst zijn vette etenswaren die met
mate moeten worden geconsumeerd. Gebruiken we nu de kinderen als vuilnisvat?
communiceren met iemand die geheel op hem is betrokken.
Sommige baby’s kunnen het aan als andere kinderen komen kijken. Voor oudere kinderen is het vaak een prettige
ervaring om contact te maken met de baby. De pedagogisch medewerker houdt altijd in de gaten of de baby niet
te veel wordt afgeleid en zij blijft haar aandacht vooral op
Vertrouwde relatie tussen pedagogisch
medewerker en kind
‘Voedsel is liefde’ wordt soms gezegd. Eten geven en krijgen, samen eten, het zijn intense sociaal-emotionele ervaringen. Bij eten en drinken spelen alle pedagogische
middelen een rol die te maken hebben met veiligheid en
welbevinden: sensitieve en responsieve communicatie
van de pedagogisch medewerker met het kind; respect
voor autonomie van het kind en verlangen om zelf te
doen; vertrouwde ritmes en rituelen; uitleggen wat er
gaat gebeuren en rust en geduld.
Voor baby’s is het een totaalgevoel: warme melk in de
maag en intiem fysiek contact met de volwassene die je
vasthoudt. Qua contact hoort het voeden van de baby
tot de belangrijkste momenten van de dag. De baby voelt
zich prettig en veilig, de pedagogisch medewerker is gericht op dit kind en wijdt zich aan hem.
Ze kijken naar elkaar, de pedagogisch medewerker praat
tegen de baby en door zijn bewegingen en zijn blik laat
de baby merken dat hij dat heeft ontvangen. Al snel gaat
het kind verschillende aspecten onderscheiden en wil het
meedoen: ‘terugpraten’, de fles meevasthouden. Ook bij
het krijgen van een fruithapje maken baby en pedagogisch medewerker op een intieme manier contact, er
ontwikkelen zich vertrouwde patronen en het kind leert
FOTO: RUBEN KEESTRA
IK DENK DAT JIJ DE LIMONADE HEEL LEKKER VINDT!
FOTO: MONIQUE BERGER
Hoofdstuk 13
DOEN
139
Eten en drinken
wassenen uitvechten wie de baas is. Het weigeren om te
eten is een krachtig wapen voor een kind. Opvoeders
doen er verstandig aan zich niet mee te laten slepen in
deze krachtmeting. Het eten kan anders een bron van
frustratie worden in plaats van een prettig samenzijn.
Lekkere dingen eten en drinken zijn ook voor jonge kinderen een bron van lustbeleving en troost.
Hoofdstuk 13
Eten en drinken
140
DOEN
Worst, stroop of kaas
Als het aan tafel zitten voor de kinderen te lang
duurt, ga je oplossingen bedenken. Als de kinderen vandaag bijvoorbeeld mogen kiezen tussen een boterham met smeerworst, smeerkaas
of appelstroop, kun je tevoren al wat boterhammen met die soorten beleg klaarmaken. De eerste ronde kan dan vlot worden afgewerkt. Tijdens het eten maak je naar behoefte meer
boterhammen klaar.
De kinderen hebben dan nog steeds een keuze
en het eten kan eerder starten dan wanneer je
pas gaat klaarmaken als de kinderen allemaal
aan tafel zitten.
FOTO: RUBEN KEESTRA
DIT KAN IK ZELF AL ETEN.
hem richten en zorgt dat haar band met hem in stand
blijft. Het vereist veel organisatietalent en een uitstekende
samenwerking tussen de pedagogisch medewerkers, om
ervoor te zorgen dat de pedagogisch medewerker zich tijdens het fles geven exclusief op deze baby kan richten.
wen 2007) blijkt dat jonge baby’s die veel huilen, baat
hebben bij voorspelbare regelmaat. Regelmaat en een
eenduidige omgang blijken het huilen te verminderen.
Aansluitend aan het wakker worden wordt de baby gevoed, even samen knuffelen, een spelletje samen, dan
even alleen spelen en bij de eerste tekenen van vermoeidheid (gapen, bleek worden, wegkijken, drukker
worden, jengelen) gaat de baby weer naar bed om te
slapen. Doordat hij of zij meteen na het wakker worden
gevoed wordt, zal de baby alert en lekker uitgeslapen
zijn als hij of zij drinkt. Als een kind de fles krijgt als het
al een tijdje wakker is, loop je het risico dat hij of zij al
wat vermoeid is en daardoor tijdens het drinken in
slaap valt en daardoor minder drinkt. Dat heeft weer
tot gevolg dat het kind van de trek eerder wakker
wordt en het ritme verstoord raakt.
De meeste baby’s hebben er weinig problemen mee als
er wat wordt geschoven met hun voedingstijden. Zo
kunnen pedagogisch medewerkers ervoor zorgen dat
het fles geven niet samenvalt met drukke momenten
op de groep. Voor het schuiven met flessentijden is altijd overleg met ouders nodig.
› Dreumesen en peuters
Ook voor de kinderen die aan tafel kunnen eten, is
het belangrijk om in te spelen op de eigen behoeftes
en mogelijkheden. Voor dreumesen is de overgang
naar gezamenlijk eten een hele stap. Kinderen moeten eraan wennen om met andere kinderen aan tafel
te zitten. Door tijdig aan te kondigen dat er gegeten
gaat worden, helpen pedagogisch medewerkers de
kinderen bij het omschakelen. Het is vaak rustiger
voor een dreumes eerst te leren om met een klein
groepje van een of twee andere kinderen samen te
eten. Doordat pedagogisch medewerkers dan meer
gericht kunnen zijn op het individuele kind, loopt het
eten meestal vlotter voor kinderen en pedagogisch
medewerkers.
Structuur en rituelen: het dagritme
Eten en drinken worden in toenemende mate door het
dagritme van de groep bepaald. Bij baby’s volgen de pedagogisch medewerkers het voedingsschema van de individuele baby en de peuters volgen het dagschema van
de pedagogisch medewerkers.
› Baby’s
Vasthouden aan het voedingsschema van thuis geeft
baby’s en hun ouders in de wenperiode een gevoel van
veiligheid en vertrouwdheid. Uit onderzoek (Van Sleu-
Sommige dreumesen of jonge peuters zijn rond etenstijd zo
moe, dat ze beter eerst naar bed kunnen worden gebracht
en hun boterhammetjes opeten na het wakker worden.
Dreumesen en peuters zijn sterk op beweging gericht, lang
rustig zitten aan tafel is voor hen een behoorlijke opgave.
Pedagogisch medewerkers doen er daarom verstandig aan
ervoor te zorgen dat de kinderen voor en na het eten even
lekker kunnen bewegen: even naar buiten, een renspelletje
in de gang of samen de stoelen op hun plaats tillen.
Hoofdstuk 13
Leren en ontwikkelen
KIJK, IK MAG ER ZIJN (emotionele competenties)
Kinderen leren eten en drinken waarderen en zijn blij dat
de pedagogisch medewerkers daar goed voor zorgen. Kinderen ontwikkelen hun smaak en leren van eten en drinken genieten. Ze leren hun honger of dorstgevoel kennen
en merken dat ze zich na eten of drinken beter voelen.
FOTO: RUBEN KEESTRA
DAT VEREIST HEEL WAT INSPANNING EN
CONCENTRATIE.
PRAKTIJK
Met een beetje hulp
Bob probeert margarine uit het kuipje te krijgen.
Pedagogisch medewerker Esmee: ‘Bob, blijft het
niet op je mes zitten? Wil je dat ik even help?’
Bob: ‘Ik kan het niet’.
Esmee pakt Bobs’ hand en doet samen met hem
de margarine op het mes: ‘Zo, dat hebben we samen goed gedaan. Nu kun jij de boter mooi op je
boterham smeren, hè?’
Bob knikt stralend.
ILLUSTRATIE: SIMON JONGMA
GEZELLIG AAN TAFEL IN OVERZICHTELIJKE GROEPJES
Eten en drinken
KIJK, IK KAN HET ZELF (motorische competenties)
Een lepel vasthouden en in je mond steken is voor een
baby een grote prestatie. Dreumesen leren kiezen wat ze
op hun brood willen en driejarigen leren om zelf hun
brood te smeren, beleggen en snijden. Ze leren ook vaardigheden om bij te dragen aan de gezamenlijke eetsituatie: tafel dekken, bekers uitdelen, inschenken, afwassen
of inruimen van de afwasmachine. Spannend, leerzaam
en sociaal is het samen klaarmaken van eten: soep maken, koekjes bakken, een fruitsalade maken.
De meeste kinderen zijn heel gemotiveerd tot ‘zelf doen’.
Ze leren spelenderwijs zelf te eten en drinken. Pedagogisch medewerkers ondersteunen dit door:
› Aan te moedigen elkaar te imiteren. Bijvoorbeeld door
zelf uitdrukkelijk een hap te nemen en te zeggen: ‘Kijk,
zullen we allemaal een hapje nemen?’
› Ruimte te geven voor herhalen en oefenen, en geen te
hoge eisen te stellen. Laat een kind maar rustig spelen
en knoeien als het leert een boterham te smeren.
141
Hoofdstuk 13
Eten en drinken
142
PRAKTIJK
Peutergesprekken
In een Japans kinderdagverblijf eten de peuters
(rond 3,5 jaar) in groepjes van vier kinderen.
De pedagogisch medewerkers helpen waar nodig, maar zitten niet vast bij een groepje.
In een groepje is het gesprek van de kinderen
vastgelegd. Het blijkt te gaan over populaire tekenfilmfiguren die de kinderen allemaal kennen
van tv. Ze praten over de verschillende helden,
hoe ze eruitzien en waar en wanneer ze de figuren hebben gezien. De kinderen gebruiken daarbij begrippen als ‘toen ik een baby was’. Doordat
ze dit allemaal een interessant onderwerp vinden,
ontstaat er een levendig gesprek met opvallend
veel abstracte woorden en begrippen.
Bron: Ishiguro, H. (2007)
PRAKTIJK
Feesten en feestjes
Soms wordt het dagritme onderbroken voor een
klein of groot feest, bijvoorbeeld een verjaardag
of een zomerfeest. Bij feesten horen eigen rituelen. Belangrijk onderdeel daarvan is het eten en
het drinken. Feestelijke rituelen versterken het
gevoel van verbondenheid tussen de kinderen,
de pedagogisch medewerkers en de ouders.
› Aan te spreken binnen de zone van naaste ontwikkeling. Kinderen willen graag dingen zelf doen. Zodra ze
daar tekenen van geven, kijken pedagogisch medewerkers wat de kinderen met hulp kunnen.
› Van helpen naar zelf doen. Aanvankelijk heeft de pedagogisch medewerker de leiding bij een activiteit, bijvoorbeeld door het kind te voeren. Een volgend stapje
is dat pedagogisch medewerker en kind de lepel samen
vasthouden. En dan mag het kind het ‘alleen’ proberen
en helpt de pedagogisch medewerker door het armpje
te sturen in de richting van de mond. Ten slotte heeft
het kind genoeg aan verbale aanwijzingen en kan hij of
zij de handeling zelfstandig verrichten.
KIJK, WE DOEN HET SAMEN (sociale competenties)
Een- en tweejarigen kunnen samen met hun groepsge-
nootjes eten, mits de groep niet te groot is en de zittijd
niet te lang. Naarmate de kinderen ouder worden, krijgen
ze oog voor de rituelen zoals het eetliedje zingen. Aan
tafel hebben kinderen twee aan twee vaak veel lol. Ze
maken grapjes door rare of vieze woorden te zeggen. Ze
imiteren elkaar, ook vaak met rare gebaren die ze enorm
grappig vinden. Ze zetten een placemat op hun hoofd en
tikken tegen hun bordje aan. Doordat ze rustig aan tafel
zitten, ontstaan dat soort spelletjes vaak gemakkelijker
dan tijdens het vrije spel. Het is de kindervariant van het
kletsen, drinken en gezellig doen van volwassenen. Als de
pedagogisch medewerkers hier wat ruimte voor geven,
vergroot dit de gezelligheid van samen aan tafel zitten.
De kans dat het uit de hand loopt, is vooral groot als het
aan tafel zitten te lang duurt.
KIJK, IK BEN EEN LIEF, GOED KIND (morele competenties)
Kinderen leren in het kinderdagverblijf spelenderwijs
goede manieren van omgaan met voeding, door vaste
rituelen en duidelijke aanwijzingen van de pedagogisch
medewerkers. Ze wassen hun handen voor het eten. Ze
leren hun brood snijden, en horen dat het niet hygiënisch is om een mes met smeerkaas in de boter te steken. Maar kindercentra hanteren soms heel veel regels
rond het eten en drinken. Regels als: niet opstaan tijdens het eten, je mag pas drinken als je cracker op is,
we blijven zitten tot iedereen klaar is met eten. Soms
zijn die regels al heel lang in gebruik en is het goed om
ze eens kritisch te bekijken. Waar dienen de regels voor?
Bereik je er mee wat je wilt? En wat betekenen ze voor
de kinderen?
Zo hanteren veel kinderdagverblijven de regel dat alle
kinderen op elkaar wachten aan het begin en het eind
van de maaltijd. Kinderen gaan zich vervelen.
Pedagogisch medewerkers letten erop:
› dat goede manieren plezierig zijn voor kinderen;
› dat het fijn is om dingen samen te doen;
› dat er ruimte is voor eigen tempo en inbreng van individuele kinderen.
LUISTER, IK KAN HET ZELF ZEGGEN (taalcompetenties)
Kinderen leren zelf aangeven en zeggen wat ze willen. De
rode beker. Kaas of worst. Zelf smeren of niet. Veel van
de communicatie tussen de pedagogisch medewerker en
de kinderen aan tafel gaat over het eten zelf. Maar pedagogisch medewerkers kunnen ook inspringen op spontane gesprekjes van de kinderen met elkaar over baby’s in
hun moeders buik, vakanties, oma’s en opa’s. Peuters le-
Hoofdstuk 13
KIJK, IK VOEL, DENK EN ONTDEK (cognitieve competenties)
Terloops wordt er tijdens het eten ook veel geleerd over
de wereld. De pedagogisch medewerkers leggen aan de
baby uit dat de pap op de grond stroomt als hij of zij de
lepel omkeert. De kleuren worden benoemd bij het kiezen
van een beker. Er wordt geteld bij het tafeldekken en
neerzetten van de borden en bekers. Kinderen praten
spontaan over wie het meeste melk heeft. En ze kiezen de
‘grootste’ of ‘kleinste’ boterham. De pedagogisch medewerkers en kinderen zijn op een speelse manier bezig met
‘rekenen’ en kennis van de natuur.
143
Diversiteit
Eten en drinken zijn heel persoonlijk en ook sterk bepaald door cultuur en gewoontes in het gezin. Pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van grote verschillen in eetpatronen en −opvattingen. Bijvoorbeeld op
welk lekkers een kind mag trakteren bij een verjaardag.
Kinderen krijgen ruimte om hun smaak te ontwikkelen.
Er wordt in overleg met de ouders rekening gehouden
met voedingsvoorschriften die samenhangen met religie
en levensovertuiging. Maar het kindercentrum voert zelf
ook een beleid over wat volgens hen gezond en lekker
eten en drinken is.
Kinderen verschillen ook zeer in hoeveel ze eten. Als een
kind niet of weinig wil eten, kan dit verschillende oorzaken
hebben. Misschien heeft hij of zij geen trek of smaakt het
voorgezette eten niet lekker. Soms moeten kinderen wennen aan ander voedsel of aan een andere manier van klaarmaken dan thuis. Elke oorzaak vraagt een eigen aanpak.
Ten slotte zijn er kinderen met voedselvoorschriften om
medische redenen. Deze worden in overleg met de ouders gevolgd.
Eten en drinken
ren steeds beter om te praten over onderwerpen die niet
hier en nu aanwezig zijn. Deze manier van converseren
vormt een basis voor verdere taal- en denkontwikkeling.
FOTO: RUBEN KEESTRA
LEUKE EN OVERZICHTELIJKE INFORMATIE OVER
VOEDINGSSCHEMA’S.
gemaakt over de voedingsschema’s en eventuele aanpassingen daarvan. Zonodig wordt regelmatig informatie
uitgewisseld over het eetgedrag van een kind. Ouders en
pedagogisch medewerkers geven elkaar waar mogelijk
tips en adviezen.
Er kunnen verschillen van opvatting bestaan over de
hoeveelheid die een kind moet eten. Dit wordt besproken
met de betreffende ouders. Een ouderavond over voeding
is een goede gelegenheid om het (pedagogisch) beleid
ten aanzien van voeding te bespreken en te proberen de
aanpak van de ouders en die van het kinderdagverblijf op
elkaar af te stemmen.
Samenwerken met ouders
In het intakegesprek wordt overlegd over de eetgewoontes thuis. Met ouders wordt het beleid ten aanzien van
voeding doorgesproken. Bijvoorbeeld het beleid voor
traktaties bij verjaardagen en feesten. Zonodig bespreken
ouders en kindercentrum hoe wordt omgegaan met dieetvoorschriften (allergieën) en medicijnen.
Met ouders van baby’s worden heldere afspraken worden
FOTO: RUBEN KEESTRA
Hoofdstuk 13
Eten en drinken
144
Observeren en plannen
Observeren
Om goed in te kunnen spelen op de kinderen is het
belangrijk goed naar de groep en de kinderen te kijken.
Invalshoeken zijn:
› Het eetgedrag van de kinderen observeren. Eet en
drinkt het kind met plezier en voldoende, heeft het duidelijke voor- en afkeuren, eet het gevarieerd, vraagt het
vaak tussendoor om eten en drinken, kauwt het kind
goed?
› Veiligheid en welbevinden tijdens het eten en drinken.
Is de baby ontspannen, merk je aan het gedrag van de
kinderen (kijken, lachen, praten) dat ze zich prettig voelen, maken de kinderen onderling contact, doen de kinderen mee met liedjes en gesprekjes met de pedagogisch medewerkers, zijn er kinderen die steeds afzijdig
blijven, raken kinderen minder betrokken naarmate ze
langer aan tafel zitten, vertonen kinderen tekenen van
vermoeidheid of van lichamelijke onrust?
› Observeren van de behoeften van de kinderen om te
leren. Door gericht naar de kinderen te kijken kunnen
pedagogisch medewerkers zien wat kinderen graag
zelf willen leren doen. Of ze genieten van proeven en
ontdekken, of van praten en grapjes bij het eten.
kinderen gericht is, terwijl de ander zich met de eet- en
drinkvoorziening bezighoudt. Dit geeft rust en duidelijkheid voor de kinderen en de pedagogisch medewerkers.
Ook kunnen de pedagogisch medewerkers afspreken dat
een van hen met de kleintjes van tafel gaat om ze te verschonen of naar bed te brengen. De grotere kinderen blijven met de andere medewerker nog even aan tafel zitten.
Dat geeft extra rust om zelf je brood te smeren en om
samen te praten.
Het eten en drinken kan ook een plaats krijgen bij het
werken binnen een thema of project. De verbinding van
de Sinterklaasviering met wortels en hooi als voedsel
voor dieren en/of mensen en het bakken van pepernoten
met de daarbij horende geur is overduidelijk. Bij het thema ‘kleuren’ worden allerlei soorten fruit aangeboden en
bestudeerd en wordt als extraatje een pakje gekleurde
hagelslag aangeschaft en door de kinderen op kleur onderzocht. Tijdens het project ‘winkels’ is er een marktstal
ingericht waar de kinderen het fruit van de dag mogen
komen ‘kopen’. Met enige creativiteit zijn voor alle thema’s activiteiten te bedenken rond het eten en drinken.
Plannen
Het is belangrijk om in pedagogische overleggen regelmatig stil te staan bij de eetsituatie. Past de manier
waarop het eten en drinken is georganiseerd, nog bij
de pedagogische keuzes die binnen het kindercentrum
worden gemaakt? Waar willen wij de nadruk op leggen:
› Tijd en geduld voor intiem contact met individuele
kinderen?
› Leren van vaardigheden voor zelfredzaamheid?
› Gezelligheid en sociale vaardigheden?
› Ordelijk verloop en duidelijke regels?
Jonge kinderen kunnen nog niet alles tegelijk. Dus én
gezellig, én praten, én leren brood smeren. Als een peuter
leert brood smeren, is er weinig ruimte voor kletsen.
Maar als hij of zij dat redelijk kan, des te meer.
Als de pedagogisch medewerkers gezelligheid het
belangrijkste vinden, bijvoorbeeld als er een nieuw kind
is, dan kunnen ze beter zelf het brood klaar maken; dan
hebben de kinderen aandacht voor gesprek en grapjes.
Belangrijk is ook de afgesproken taakverdeling.
Met een goede voorbereiding is het meestal mogelijk dat
minstens één pedagogisch medewerker vooral op de
Meedenkgroep
Anja Booi − Pedagoog MAX kinderopvang
Inez van Deudekom − Pedagogisch medewerker KION
Mienke Wildschut − Inhoudelijke staf Dak kindercentra
Marjon Woudboer − Pedagoog 2samen
Tineke van Dam − Pedagogisch medewerker SKN
Monique Altelaar − Pedagogisch medewerker SKN
Verder lezen voor de praktijk
Zeer veel informatie over kinderen en voeding op de website van het voedingscentrum: www.voedingscentrum.nl
Onder andere de brochures:
Eten en bewegen met peuters
Goed eten voor baby en peuter
Boere-Boonekamp, M.M., L’Hoir, M.P., Bruil, J., Dijkstra, N.
& Engelberts, A.C. (2008). Overgewicht en obesitas bij
jonge kinderen (0-4 jaar): gedrag en opvattingen van ouders. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 152 (6),
324-330.
Eten en drinken in het kindercentrum is gezond, gezellig
en lekker.
VEILIGHEID EN WELBEVINDEN
› Gezondheid. Pedagogisch medewerkers geven smakelijk
eten dat voldoet aan de voedingsrichtlijnen en hygiënische eisen.
› Plezier in eten en drinken. Eten en drinken zijn verbonden met lustbeleving. Kinderen mogen proeven, voelen
en uitvinden hoe dingen smaken. Ze krijgen de ruimte
om te ontdekken wat ze graag eten en drinken.
› Vertrouwde relaties tussen pedagogisch medewerker
en het kind. Bij baby’s is het voeden een moment van
intiem contact. Bij oudere kinderen gaat het om gezelligheid. Genegenheid drukt zich uit in lekker eten en
traktaties bij feest. Pedagogisch medewerkers voorkomen strijd om eten.
› Structuur en rituelen.
» Bij baby’s volgen de pedagogisch medewerkers op
hoofdlijnen het ritme van thuis.
» Oudere kinderen leren mee te doen met het dagritme en bijhorende rituelen.
» Een duidelijk ritme, flexibel toegepast, doet kinderen van alle leeftijd goed.
LEREN EN ONTWIKKELEN
› Doelen en competenties:
» KIJK, IK KAN HET ZELF. Kinderen leren vaardigheden om zelfstandig te eten en drinken. Vooral fijn
motorische vaardigheden om iets te pakken, beker
vast te houden, in te schenken, brood te smeren,
enzovoort. Pedagogisch middelen hierbij zijn:
- aanmoedigen om elkaar te imiteren.
- ruimte geven voor herhalen en oefenen, en
geen te hoge eisen stellen.
- aanspreken binnen de zone van naaste ontwikkeling.
- meehelpen en zelf doen.
» KIJK, IK MAG ER ZIJN. (genieten van eten en
waarderen van goede zorg).
» KIJK, IK BEN EEN LIEF, GOED KIND (goede eetgewoontes).
» KIJK, WE DOEN HET SAMEN (gezelligheid, liedjes
en gesprekjes, helpen met opruimen en eten klaar
zetten of maken).
» LUISTER, IK KAN HET ZELF ZEGGEN (begrippen
voor voedsel, kleuren; zeggen wat je wilt).
» KIJK, IK VOEL, DENK EN ONTDEK (proeven, vergelijken van hoeveelheid, veranderingen bij het koken).
OUDERS EN DIVERSITEIT
› DIVERSITEIT Eten en drinken zijn verbonden met waarden, normen en familietradities. Kinderen verschillen in
waar ze van houden. En sommige kinderen volgen voedingsvoorschriften vanwege religie, levensovertuiging
of medische redenen.
› SAMENWERKEN MET DE OUDERS Pedagogisch medewerkers zoeken samen met de ouders naar manieren
om met diversiteit om te gaan binnen de mogelijkheden van het kindercentrum.
Hoofdstuk 13
145
Eten en drinken
Samengevat
Download