Spelling Hoofdstuk 3 KOPPELTEKEN EN WEGLATINGSSTREEPJE Noordhoff Uitgevers bv 2013 2 havo/vwo 2E Bij sommige woorden gebruik je een koppelteken of een weglatingsstreepje. Wanneer gebruik je het koppelteken? - In samenkoppelingen die anders onoverzichtelijk worden: doe-het-zelf-zaak - In samenstellingen, tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken (klinkerbotsing): auto-ongeluk - Bij letters, cijfers, andere tekens, afkortingen of St of Sint: 30+-kaas, Sint-Jansstraat - Bij aardijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn: Zuid-Frankrijk, Noord-Italië, Oost-Groningse - In woorden met de voorvoegsels niet-, oud-, bijna, etc.: ex-vriend, aspirant-student - In samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden: café-restaurant, whisky-soda Schrijf de woorden aan elkaar en plaats op de goede plek het koppelteken. zon + energie zonne-energie 2. extreem + rechts extreem-rechts 3. pin + code pincode 4. anti + Engels anti-Engels 1. Wanneer gebruik je het weglatingsstreepje? - Als je een deel van het woord weglaat: aan- en uitknop. - Let op: als je een heel woord weglaat, gebruik je geen weglatingsstreepje: makkelijke en moeilijke vakken. Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je weg mag laten en plaats eventueel een weglatingsstreepje. kantoorartikelen en computerartikelen kantoor- en computerartikelen 2. hoofdzaken en bijzaken hoofd- en bijzaken 3. dikke boeken en dunne boeken dikke en dunne boeken 4. opbouwen en afbouwen op- en afbouwen 1.