Inhoud Woord vooraf 5 Verklarend voorbeeld 6 Betekenis cijfers van het gevaarsidentificatienummer (GEVI) 7 In het RID en het ADR voorgeschreven gevaarsetiketten 8 Algemene informatie Te nemen algemene maatregelen Voorzorgsmaatregelen voor de veiligheid Tabellen van stoffen, die giftig zijn bij inademing, met inbegrip van stoffen, die bij contact met water, giftige gassen ontwikkelen Achtergronden bij tabel 1: Afzettingsafstanden in de beginfase en afstanden voor beschermende maatregelen Toelichting op tabel 1: Aanbevolen afzettings-, waarschuwingsen evacuatie-afstanden Factoren van belang voor de beslissing over beschermende maatregelen Beschermende maatregelen Gebruiksaanwijzing voor tabel 1: Afzettingsafstanden in de beginfase en voor beschermende maatregelen Tabel 1: afzettingsafstanden in de beginfase en voor beschermende maatregelen Tabel 2: stoffen die met water reageren onder vorming van giftige gassen Beschermende kleding Brandbestrijding en maatregelen bij lekkages Gebruik van chemische, biologische of radioactieve agentia voor criminele of terroristische doeleinden Glossarium 9 12 13 Deel 1 51 Gevaren en te nemen maatregelen per gevaarsidentificatienummer (GEVI) 15 17 19 21 22 24 26 35 38 39 41 45 Deel 2 Herleidingstabel van de nummers van de gevaarsetiketten en de verpakkingsgroep volgens RID/ADR naar GEVI 401 Deel 3 Betekenis gevaarsidentificatienummers (GEVI) 407 Deel 4 Stoffenlijst op volgorde van UN-nummer 413 Deel 5 Stoffenlijsten op alfabetische volgorde 473 3 4 Woord vooraf De uitgave ‘Aanwijzingen voor het optreden bij ongevallen met gevaarlijke stoffen’ voorziet reeds tientallen jaren in een grote behoefte. Voor hulpverleners is het van levensbelang – voor hen zelf en voor hun omgeving – om direct te weten welke maatregelen zij moeten nemen om de gevolgen van een ongeval zo klein mogelijk te doen zijn. Het aantal hulpverleners is de laatste jaren sterk toegenomen. Naast de vanouds bekende diensten, zoals de brandweer, de politie en het ambulancepersoneel, moet ook worden gedacht aan de bedrijfshulpverleners. Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet zijn bedrijven vanaf 1 januari 1994 verplicht een bedrijfshulpverleningsorganisatie op te zetten. Het voor u liggende boek is ook voor de bedrijfshulpverlener zeer geschikt om mee te werken. In Deel 1 van dit boek staat direct achter de gevaarsidentificatienummers (GEVI’s) vermeld wat de hulpverleners (politie, brandweer, ambulancepersoneel en bedrijfshulpverleners) kunnen doen. De delen 2, 4 en 5 van dit boek kunnen worden gebruikt om vanuit andere gegevens dit GEVI te vinden. Deel 3 geeft een omschrijving van de GEVI’s. Dit boek is bijgewerkt tot de stand van de regelgeving op 1 januari 2011. De uitgever hoopt dat deze aanwijzingen een bijdrage zullen leveren aan het voorkomen en, als dat niet meer kan, het beheersen van ongevallen met gevaarlijke stoffen. In deze ‘Aanwijzingen’ is voor de indeling van de gevaarlijke stoffen gebruikgemaakt van het systeem van classificatie in de Reglementen voor het spoor- en wegvervoer van gevaarlijke stoffen, respectievelijk: RID: Règlement international concernant le transport des marchandises dangereuses par chemin de fer (reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen) ADR: Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route (Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen langs de weg) in de geherstructureerde versie van 1 januari 2011. Behalve de GEVI-nummers van de gevaarlijke stoffen zijn ook de volgende coderingen opgenomen, die van belang zijn voor de hulpverlening: – de ERIC-codering (Emergency Response Intervention Cards, afkomstig van de CEFIC: Europese Raad van Federaties van Chemische Industrieën); – de ERG-codering (Emergency Response Guidebook); deze van oorsprong NoordAmerikaanse gids is ook verschenen in enkele Europese landen; – De EmS-codering (Emergency Procedures) uit de International Maritime Dangerous Goods Code (zeevaart). – de EAC (Emergency Action Code), de Britse code voor noodmaatregelen. NB Niet bij alle stoffen en voorwerpen staat een ERIC-, EmS- of EAC-code vermeld, aangezien niet alle stoffen een dergelijke code bezitten. 5 Verklarend voorbeeld Oranje kenmerking bij vervoer van gevaarlijke stoffen in tanks of losgestort vervoer Hier staat het GEVI (gevaarsidentificatienummer) Hier staat het UN-nummer (stofidentificatienummer) Het UN-nummer staat ook vermeld op de vrachtbrief of het vervoerdocument. Het GEVI staat bij tankvervoer en losgestort vervoer per spoor ook vermeld op het vervoersdocument. ZOEKINGANG: Zoek GEVI op in deel 1, daar staan te nemen noodmaatregelen en gevaren ANDERE ZOEKINGANGEN: Zie Deel 2 als alleen de nummers van de gevaarsetiketten volgens RID/ADR bekend zijn (zie vervoerdocument) Zie Deel 4 als alleen het UN-nummer bekend is (als GEVI onleesbaar is) Zie Deel 5 als alleen stofnaam bekend is (zie vervoersdocument of opschriften op de verpakking of de tank) Zie ook algemene informatie Voorbeeld Oranje kenmerking bij vervoer van gevaarlijke stoffen in tanks of losgestort vervoer 33 1203 GEVI + deel 1 zie blz. 130 voor de gevaren en te nemen noodmaatregelen UN-nr + deel 4 zie blz. 409 + GEVI 33 (Benzine) 6 Betekenis van de cijfers van het gevaarsidentificatienummer (GEVI) Betekenis van het eerste cijfer GEVI 1 Ontplofbare stof of voorwerp 2 Gas 3 Brandbare vloeistof 4 Brandbare vaste stof 5 Oxiderend werkende stof of organisch peroxide 6 Giftige stof 7 Radioactieve stof 8 Bijtende stof 9 Diverse gevaarlijke stoffen, bijvoorbeeld milieugevaarlijke stoffen Betekenis van het tweede en derde cijfer GEVI 0 Geen betekenis 2 Er kan gas vrijkomen 3 Gevaar voor ontbranding van gassen of dampen 5 Gevaar voor oxiderende werking 6 Gevaar voor vergiftiging 8 Gevaar voor corrosie 9 Gevaar voor hevige reactie door spontane ontleding of polymerisatie NB Bij ontplofbare stoffen en voorwerpen (klasse 1) duidt het tweede cijfer van het GEVI op de subklasse, gevolgd door een letter, die duidt op de compatibiliteitsgroep. Voor stoffen en voorwerpen van klasse 1 is het GEVI derhalve gelijk aan de classificatiecode, vermeld op het vervoersdocument. Betekenis van ‘X’ vóór het identificatienummer GEVI stof reageert gevaarlijk met water Voor uitgebreide informatie en een lijst van alle voorkomende GEVI’s zie deel 3. 7 In het RID en het ADR voorgeschreven gevaarsetiketten. De voor stoffen en voorwerpen vallende onder de klassen 1 t/m 9 voorgeschreven gevaarsetiketten (zie de op het omslag opgenomen afbeeldingen) hebben de volgende betekenis: 1 1.4 1.5 1.6 01 2.1 2.2 2.3 3 4.1 4.2 4.3 5.1 5.2 6.1 6.2 7A 7B 7C 7D 7E 8 9 8 vatbaar voor explosie, subklasse 1.1, 1.2 en 1.3 vatbaar voor explosie, subklasse 1.4 vatbaar voor explosie, subklasse 1.5 vatbaar voor explosie, subklasse 1.6 vatbaar voor explosie brandbaar gas niet brandbaar, niet giftig gas giftig gas brandbare vloeistof brandbare vaste stof voor zelfontbranding vatbare stof gevaar van ontwikkeling van brandbare gassen in contact met water oxiderende stof organisch peroxide; brandgevaar giftige stof infectueuze (besmettelijke) stof radioactieve stof in colli van categorie I-WIT radioactieve stof in colli van categorie II-GEEL radioactieve stof in colli van categorie III-GEEL radioactieve stof, waaraan de gevaren beschreven onder nummer 7A, 7B of 7C zijn verbonden (groot etiket voor wagens, voertuigen en grote containers) radioactieve stof, splijtbaar bijtende stof diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen, die tijdens het vervoer een gevaar opleveren, dat niet onder de omschrijving van andere klassen valt Algemeen Algemene informatie Begripsomschrijving Onder gevaarlijke stoffen worden verstaan stoffen die door hun eigenschappen bij vrijkomen reeds in geringe hoeveelheden gevaar kunnen opleveren voor levende wezens, voor materialen en/of milieu. (1) Om bij onregelmatigheden zo snel mogelijk doeltreffende maatregelen te kunnen nemen, is het van groot belang dat direct de aard van de gevaarlijke stof wordt vastgesteld. (2) Informatie over de aard van de stof kan worden verkregen met behulp van een of meer van de hierna genoemde middelen: – vervoersdocument; – oranje kenmerking op ketelwagens, tankauto’s, tankcontainers, transporttanks en wagens, voertuigen en containers voor losgestort vervoer; – opschriften op ketelwagens, tankauto’s, tankcontainers, transporttanks en verpakkingen; – navraag bij afzender of geadresseerde. (3) Met behulp van deze middelen kan worden nagegaan welk gevaarsidentificatienummer in deel 1 (gevaarseigenschappen en bestrijdingswijze) voor de stof van toepassing is. De wijze van vaststellen van het gevaarsidentificatienummer ‘GEVI’, is hierna beschreven onder (4) t/m (8). Belang van identificatie Identificatiemogelijkheden Vaststellen gevaarsidentificatienummer (GEVI) (4) Op het vervoersdocument is de naam van de stof vermeld. Deze stofbenamingen zijn opgenomen in de delen 1, 4 en 5. Bij ongereinigde lege pakmiddelen echter de aanduiding: Lege houder, reservoirwagen, tankwagen, tankcontainer, container, wagen of verpakking. Indien achter bepaalde benamingen n.e.g. (niet elders genoemd) is opgenomen, dan betreft deze benaming een groep van stoffen met gelijksoortige gevaarseigenschappen. Na de benaming van de n.e.g.-positie moet dan meestal in het vervoersdocument de technische of chemische benaming van de vervoerde stof worden vermeld. NB Deze technische of chemische benamingen komen niet in de stoffenlijsten voor! Bovendien moeten het (de) nummer(s) van het/de gevaarsetiket(ten) en indien van toepassing de verpakkingsgroep zijn vermeld. Met deze gegevens kan met behulp van deel 2 en/of deel 5 het gevaarsidentificatienummer worden bepaald. Als op het vervoersdocument, behorende bij een lege ongereinigde ketelwagen, tankauto, tankcontainer of transporttank naast de hiervoor vermelde aanduidingen wordt aangegeven wat de vorige lading is geweest, dan zijn deze gegevens bepalend voor het vaststellen van het gevaarsidentificatienummer. Vervoersdocument (5) Op ketelwagens, tankauto’s, tankcontainers, transporttanks en wagens, voertuigen en containers met losgestort goed, bevindt zich een oranje kenmerking van 30 x 40 cm, waarop in zwarte cijfers twee num- Oranje kenmerking 9 mers zijn aangebracht (zie voorbeeld blz. 6). Deze kenmerking kan ook voorkomen (niet verplicht!) op goederenwagens en grote containers met één en hetzelfde goed (alleen spoorvervoer!). Het bovenste nummer is het gevaarsidentificatienummer (GEVI), het onderste nummer het UN-nummer. Op tankcontainers en transporttanks die van buiten Europa komen is vaak alleen het UN-nummer op de tank aangebracht, omdat het GEVI alleen in RID en ADR is voorgeschreven. De betekenis van de GEVI’s is opgenomen in deel 3. De betekenis van de UN-nummers is opgenomen in deel 4. GEVI en UN-nummer in vervoersdocument Stoffen en voorwerpen die niet in tanks of losgestort mogen worden vervoerd (6) Indien volgens het RID op ketelwagens, of tankcontainers of wagens en containers voor losgestort vervoer een oranje kenmerking zoals beschreven onder (5) is voorgeschreven of aangebracht, dan moeten bij spoorvervoer op het vervoersdocument vóór de naam van de vervoerde stof het gevaarsidentificatienummer en het UN-nummer zijn vermeld, bijvoorbeeld: 268 UN 1005 Ammoniak, 2.3 (8). Het UN-nummer moet zowel bij spoor- als wegvervoer bij alle zendingen vóór de benaming van het goed zijn aangegeven. (7) In deze Aanwijzingen is ook aan stoffen en voorwerpen, die niet in tanks of losgestort mogen worden vervoerd, een gevaarsidentificatienummer (GEVI) toegekend. Deze gevaarsidentificatienummers zijn ontleend aan het RID. In het ADR komen zij (nog) niet voor. Voor de ontplofbare stoffen en voorwerpen wordt de classificatiecode volgens RID/ADR als GEVI gebruikt. Opschriften op tanks (8) De naam van de vervoerde stof moet op de tank zijn aangegeven: – bij tankcontainers en transporttanks altijd, en – bij spoorketelwagens en tankauto’s: alleen bij tanks voor gassen en een aantal andere stoffen die worden vervoerd in speciale tanks. Gevaarsetiketten (9) Bij het vervoer van vrijwel alle gevaarlijke stoffen geldt dat aan weerszijden van elke ketelwagen, tankauto, tankcontainer en bij losgestort vervoer en bij vervoer van colli gevaarsetiketten (zie omslag) moeten zijn aangebracht. Deze etiketten kunnen ook op de wagenschilden aanwezig zijn in de vorm van vaste bordjes of aanduidingen. De symbolen op deze etiketten duiden het gevaar van de stof aan. Bij vervoer van verpakkingen in wegvoertuigen is geen etikettering van het voertuig voorgeschreven, bij vervoer in spoorwagens wel. Sinds 1 januari 2009 is in het RID en ADR ook een kenmerking voor milieugevaarlijke stoffen opgenomen (dode boom en vis). Deze kenmerking heeft de vorm van een gevaarsetiket, maar géén nummer. Oranje band (10) Op spoorketelwagens voor vloeibaar gemaakte en onder druk opgeloste gassen bevindt zich in de lengterichting van de ketel een oranje band met een breedte van 30 cm. Verpakking en (11) Naast de transportetikettering, zoals voorgeschreven in het RID/ ADR, moeten er op de meeste verpakkingen ook werkplekaanduidingen zijn aangebracht. Door de inwerkingtreding van de REACH- en CLP-Verordeningen (Verordeningen (EG) Nr. 1907/2007 en 1272/20080) is de Wet aanduiding milieugevaarlijke stoffen 10 Algemeen Milieugevaarlijke Stoffen ingetrokken en (gedeeltelijk) vervangen door Hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer. Daar deze nieuwe chemische wetgeving vanuit de Europese Unie de status van Verordening heeft, wordt deze onveranderd in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Het Besluit Verpakking en Aanduiding milieugevaarlijke stoffen bestaat nog steeds, maar is nu ondergeschikt aan de Wet milieubeheer. Vanaf 20 januari 2009 is het mogelijk de op de stoffen- en preparatenrichtlijnen gebaseerde werkpleketikettering te vervangen door de CLP- of EU-GHS-etikettering. Tot 1 juni 2015 zijn er bepaalde overgangsregelingen, zodat men in deze periode zowel de oude als de nieuwe etikettering kan tegenkomen. Deze aanduidingen bestaan onder meer uit: – de stofnaam; voor zuivere stoffen is dit de chemische naam van de stof, voor preparaten (mengsels of oplossingen) de handelsnaam en de chemische naam van de component(en) die het gevaar van het preparaat veroorzaakt of veroorzaken; – de leverancier (fabrikant, groothandelaar of importeur); – het gevaarssymbool met bijschrift; de modellen van de voorgeschreven gevaarsetiketten wijken enigszins af van de modellen, voorgeschreven in het RID/ADR(zie omslag), de gebruikte symbolen zijn echter gelijk; de kleur van de etiketten is echter steeds oranje (vierkant etiket) in het bestaande systeem of wit in het CLP-systeem (etiket in diamantvorm); wanneer echter op de buitenverpakking of een enkelvoudige verpakking de gevaarsetiketten voor het vervoer, voorgeschreven in het RID/ADR zijn aangebracht, hoeft het gevaarsetiket volgens het Besluit Verpakking en Aanduiding milieugevaarlijke stoffen niet te zijn aangebracht; – een of meer waarschuwingszinnen, de R-zinnen (R betekent Risk=gevaar), of in het nieuwe stelsel de H-zinnen (H betekent Hazard=gevaar); – een of meer veiligheidsaanbevelingen, de S-zinnen (S betekent Safety = veiligheid), of in het nieuwe stelsel de P-zinnen (P betekent Precaution=voorzorgsmaatregel). – de signaalwoorden gevaar of waarschuwing (in het nieuwe stelsel) Deze gegevens zijn van belang in die gevallen, dat volgens het RID/ADR geen gevaarsetiketten of aanduidingen in het vervoersdocument zijn voorgeschreven. Dit betreft speciaal het vervoer van gevaarlijke stoffen in kleine hoeveelheden. In deze gevallen kunnen nadere gegevens over de stof, zoals klasse, classificatiecode en verpakkingsgroep, GEVI en UN-nummer worden vastgesteld met behulp van de alfabetische lijsten (zie deel 5). In twijfelgevallen moet advies van deskundigen worden gevraagd. (12) Naast de onder (11) omschreven etiketten en opschriften moet op verpakkingen met gevaarlijke stoffen ook het UN-nummer, voorafgegaan door de letters ‘UN’ zijn aangebracht. UN-nummer op verpakkingen 11 Te nemen algemene maatregelen In algemene zin moeten met inachtneming van de eigen veiligheid en de veiligheid van anderen de volgende maatregelen worden getroffen: – Waarschuw bij persoonlijke ongevallen direct een arts en deel deze bijzonderheden mede zoals de naam van de stof, of aanraking met de huid heeft plaatsgevonden, enzovoort. – Houd toeschouwers op een veilige afstand. – Gebruik geen, respectievelijk doof vuur en open licht en rook niet. – Tracht indien de stof niet bekend is, alsnog de lading te identificeren. – Laat bedreigde wagens of voertuigen zo mogelijk wegtrekken. – Houd drukhouders, die door hittestraling of anderszins gevaar lopen te exploderen, ongeacht de inhoud, met veel water koel; denk aan stoffen waarbij in geval van lekkage, contact met water vermeden moet worden (bijvoorbeeld chloor, kalium, natrium, enzovoort). – Zorg dat giftige stoffen zo min mogelijk door de bestrijdingsmiddelen worden verspreid. – Zorg dat giftige of brandbare vloeistoffen niet in de riolering of in de sloot geraken, ook niet als deze stoffen met water zijn vermengd. – Houd er bij gaslekkage en bij blussen van gasbranden rekening mee dat gassen, zwaarder dan lucht, op grote afstand nog kunnen worden ontstoken (vonken, vuur, enzovoort). – Draai een lekkend vat zo spoedig mogelijk met de lekkage naar boven. – Waarschuw, indien nodig, afzender of geadresseerde. – Vermijd contact. – Benader bovenwinds. – Ga niet door damp- of nevelwolken. – Loop niet door plassen of uitgestroomde vaste stof. 12 Algemeen Voorzorgsmaatregelen voor de veiligheid Voorzichtig benaderen van boven de wind Overweeg, indien de windrichting dit toelaat, het incident van een hoger gelegen plaats te benaderen. Onderdruk de neiging om direct zo dicht mogelijk de plaats van het ongeval te benaderen. Indien men het ongeval niet overziet, kan men ook niet echt helpen. Gevarengebied afzetten Zet het bedreigde gebied af en zorg daarmee voor de veiligheid van de mensen en het milieu. Betreed daarbij niet de directe omgeving van de plaats van het ongeval. Zorg ervoor dat zich geen personen op de plaats van het ongeval of in de omgeving bevinden. Zorg voor voldoende ruimte om uw eigen uitrusting te verplaatsen en te verwijderen. Herken de gevaren Gevaarsetiketten, oranje kenmerkingen,vervoersdocumenten, produktinformatiebladen en/ of terzake kundige personen zijn de meest waardevolle informatiebronnen ter plekke. Beoordeel alle beschikbare informatie en raadpleeg de betreffende Aanwijzing, teneinde acute gevaren te verminderen. Bijkomende informatie, afkomstig van de afzender of van een andere gezaghebbende bron, kunnen verandering brengen in bepaalde aspecten of details, waarop in de Aanwijzing van deel 1 de nadruk wordt gelegd. Deze Aanwijzing bevat uitsluitend de belangrijkste informatie voor het ‘worst case scenario’ inzake de hulpverlening in de beginfase voor een groep of klasse van gevaarlijke stoffen. Zodra meer op de stof gerichte informatie beschikbaar is moeten de maatregelen aan de situatie worden aangepast. Beoordeel de situatie Hierbij gelden de volgende overwegingen: – Is er sprake van brand of lekkage? – Hoe zijn de weersomstandigheden? – Hoe is het terrein? – Voor wie/wat bestaan er risico’s: personen, goederen of het milieu? – Welke maatregelen moeten worden genomen: is evacuatie noodzakelijk? – Moet de stof worden ingedamd? – Welke middelen (mensen en apparatuur) zijn noodzakelijk en gemakkelijk beschikbaar? – Welke maatregelen kunnen onmiddellijk worden genomen? Vraag om hulpverlening Vraag (via de eigen alarmcentrale resp. meldkamer) zo snel mogelijk om hulp van gekwalificeerd personeel. Betrek zo nodig deskundigen erbij van bijvoorbeeld de chemische industrie. Beslissing over het betreden van de plaats van het ongeval Pogingen om personen te redden, goederen of het milieu te beschermen moeten worden afgewogen tegen de mogelijkheid dat u zelf een onderdeel van het probleem zou kunnen worden. Betreed het gebied alleen indien u geschikte beschermende middelen draagt (zie het Hoofdstuk Beschermende kleding). Hulpverlening De hulpverlening moet aan de omstandigheden worden aangepast. Richt een commandopost met verbindingslijnen in. Red zo mogelijk slachtoffers en organiseer zo nodig evacuatie. Houd het gebied onder controle. Beoordeel de situatie steeds opnieuw en pas de hulpverlening overeenkomstig de situatie aan. De belangrijkste taak is de inachtneming van de veiligheid van personen in de onmiddellijke omgeving, inclusief die van uzelf. 13 Allereerst Loop niet door gelekte stof en vermijd contact. Vermijd inademing van rook en dampen, zelfs indien bekend is dat er geen gevaarlijke stoffen bij zijn betrokken. Neem niet aan dat gassen of dampen onschadelijk zijn omdat zij niet zijn te ruiken, reukloze gassen of dampen kunnen schadelijk zijn. Wees voorzichtig, indien U te maken heeft met lege transporteenheden, omdat zij nog gevaarlijk zijn totdat zij gereinigd en gespoeld zijn. Vragen om assistentie Na aankomst op de plaats van het ongeval wordt verwacht dat de hulpverlener de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen onderkent, zichzelf en het publiek beschermt, het gebied afzet en assistentie vraagt van opgeleid personeel, zodra de omstandigheden dit toelaten. Volg de stappen voorgeschreven in de standaardprocedures van uw organisatie voor het verkrijgen van deskundige assistentie. In het algemeen moet de volgorde van melding en verzoeken om technische informatie, die verder gaan dan wat beschikbaar is in dit boek, op de volgende wijze geschieden: 1. Organisatie Verwittig uw organisatie. Afhankelijk van de doorgegeven informatie zal een aantal acties worden gestart. Deze kunnen uiteenlopen van het sturen van meer getraind personeel naar de plaats van het ongeval tot het opschalen van de rampbestrijdingsorganisatie. Ga na of de brandweer en politie zijn gewaarschuwd. 2. Telefoonnummer voor de hulpverlening Probeer het telefoonnummer voor de hulpverlening op het vervoersdocument te vinden en bel dit nummer. De persoon met dit telefoonnummer, die de telefoon opneemt, moet deskundig zijn op het gebied van de vervoerde stof en op het gebied van de beperkende maatregelen die genomen moeten worden of hij moet onmiddellijk in verbinding kunnen komen met een persoon die over de gevraagde kennis beschikt. 3. Nationale hulpverlening Indien het telefoonnummer voor de hulpverlening op het vervoersdocument niet beschikbaar is, moet contact opgenomen worden met de aangewezen hulpverleningsdienst. Na ontvangst van de telefonische melding en de beschrijving van de aard van het ongeval zal deze dienst onmiddellijk advies geven welke maatregelen in de beginfase van het ongeval genomen moeten worden. Deze dienst zal ook in contact treden met de afzender of de fabrikant van de stof, om te vragen om meer gedetailleerde informatie en zo nodig assistentie ter plekke. Verzamel zo veel mogelijk van de volgende informatie voor zover deze zonder gevaar kan worden verkregen en geef deze door aan specialisten die voor technisch advies zijn ingeschakeld: – Uw naam, telefoon- en faxnummer – Plaats en aard van het incident (lekkage, brand, etc.) – Naam en UN-nummer van de stoffen) – Afzender / geadresseerde, plaats van herkomst – Naam van de vervoerder, nummer van de goederenwagen of kenteken van de vrachtwagen – Type en grootte van de container – Hoeveelheid van de vervoerde / vrijgekomen stof – Plaatselijke omstandigheden (weer, terrein, nabijheid van scholen, ziekenhuizen, waterwegen, etc.) – Verwondingen en blootstellingen – Plaatselijke hulpdiensten die zijn ingeschakeld. 14 Algemeen Tabellen van stoffen die giftig zijn bij inademen, met inbegrip van stoffen die bij contact met water giftige gassen ontwikkelen Deze sectie omvat twee tabellen. In de eerste tabel zijn in volgorde van UN-nummer stoffen opgenomen die giftig zijn bij inademing, met inbegrip van stoffen, die bij contact met water giftige gassen ontwikkelen. Dit zijn gassen of vluchtige vloeistoffen waarvan bekend is dat ze zo giftig zijn voor mensen, dat ze bij het vervoer een risico vormen, of waarvan wordt aangenomen, indien geen gegevens over de giftigheid voor mensen beschikbaar zijn, dat zij giftig voor mensen zijn, omdat bij testen met proefdieren is gebleken, dat zij een LC50-waarde (letale concentratie) bezitten van ten hoogste 5000 ppm. In de eerste tabel zijn twee typen aanbevolen veilige afstanden vermeld, één voor de ‘zone die in het begin moet worden afgezet’ en één voor de ‘zone voor beschermende maatregelen’. De tabel geeft voor alle genoemde stoffen, zowel afstanden aan voor kleine lekkages (ongeveer 200 liter of minder voor vloeistoffen en 300 kg of minder voor vaste stoffen) en grote lekkages (meer dan 200 liter voor vloeistoffen en meer dan 300 kg voor vaste stoffen). Voorts is de tabel ook verdeeld in situaties overdag en ‘s nachts. Dit is noodzakelijk in verband met de verschillende atmosferische omstandigheden, die in belangrijke mate van invloed zijn op de afmetingen van het bedreigde gebied. De afstanden verschillen overdag en ‘s nachts als gevolg van verschillende omstandigheden voor vermenging en dispersie in de atmosfeer. ‘s Nachts is de atmosfeer over het algemeen rustiger en dit leidt ertoe dat de stof minder dispergeert. Hierdoor ontstaat een zone van giftigheid die groter is dan die, welke in normale gevallen overdag optreedt. Overdag wordt de stof in het algemeen verspreid door een meer actieve atmosfeer, hetgeen leidt tot een lagere concentratie van de stof in de lucht in de omgeving. Het werkelijke gebied waar grenswaarden van giftigheid worden bereikt, zal echter kleiner zijn (als gevolg van grotere dispersie). Het is de hoeveelheid en de concentratie van de damp die voor problemen zorgt, niet alleen de aanwezigheid daarvan. In de tweede tabel zijn in volgorde van UN-nummer stoffen opgenomen, die, indien zij uitstromen in water, grote hoeveelheden bij inademen giftige gassen vormen; bovendien is aangegeven welke gassen vrijkomen. Deze met water reactieve stoffen zijn in de eerste tabel gemakkelijk te herkennen, omdat de benaming ervan onmiddellijk wordt gevolgd door: (in contact met water). Er moet echter op worden gewezen dat, indien deze stof bij lekkages niet met water in contact komt, de twee tabellen niet van toepassing zijn en veilige afstanden te vinden zijn in de betreffende Aanwijzing in deel 1. De ‘afstand voor afzetting in de beginfase’ is een afstand in alle richtingen rondom de werkelijke bron van lekkage, waarbinnen alle personen mogelijk moeten worden geëvacueerd. Het is een afstand (straal) rondom de bron waardoor een cirkel wordt gedefinieerd (de afzettingszone in de beginfase), waarbinnen personen bovenwinds blootgesteld kunnen worden aan gevaarlijke concentraties en benedenwinds aan levensbedreigende concentraties. Bijvoorbeeld in het geval van UN 1955 Samengeperst gas, giftig, n.e.g., inhalatiegevaarlijkheidszone A, is de afstand voor afzetting voor kleine lekkages 100 m, dit betekent dus een cirkel voor evacuatie met een diameter van 200 m. Voor dezelfde stof is de ‘afstand voor beschermende maatregelen’ bij een ongeval overdag 0,5 km en ‘s nachts 2,1 km. Deze afstanden geven een afstand weer onder de wind vanaf de bron van lekkage, waarbinnen beschermende maatregelen nodig zouden kunnen zijn. 15 Beschermende maatregelen worden genomen om de gezondheid en veiligheid van hulpverleners en het publiek te garanderen. De mogelijkheid bestaat dat personen in dit gebied moeten worden geëvacueerd of zich naar een schuilplaats moeten begeven. Raadpleeg voor meer informatie de Toelichting op Tabel 1: afzettingsafstanden in de beginfase en voor beschermende maatregelen. Het is van belang te weten dat, ondanks het feit dat het begrip zone wordt gebruikt, de gevarenzones geen werkelijk gebied of afstand voorstellen. De toekenning van de zones is uitsluitend gebaseerd op de LC50-waarde (letale concentratie); bijvoorbeeld inhalatiegevaarlijkheidszone A betekent dat de stof giftiger is dan inhalatie-gevaarlijkheidszone D. De afstanden genoemd in de tabel zijn berekend met behulp van mathematische modellen voor alle stoffen die giftig zijn bij inademen. Zie voor de toekenning van de gevaarlijkheidszones het glossarium. Afzettings- en evacuatieafstanden De afzettings- en evacuatieafstanden zijn aangegeven op de Aanwijzingen van deel 1 en in Tabel 1: afzettingsafstanden in de beginfase en voor beschermende maatregelen. De stoffen die in de tabel zijn genoemd zijn in de stoffenlijsten bij de bladen van deel 1 cursief gedrukt en onder het hoofd ‘Evacuatie, Lekkage’ is de zin opgenomen: ‘Zie Tabel 1: afzettingsafstanden in de beginfase en voor beschermende maatregelen’. Voor niet cursief gedrukte stoffen geldt de voorzorgsmaatregel genoemd onder het hoofd ‘Openbare veiligheid’. Bestel nu 16