Groeikansen in de biobased chemie

advertisement
Essay
Groeikansen in
de biobased chemie
Anouk van Helvert
Rotterdam biedt een ideaal vestigingsklimaat voor de biobased
chemie en kan daardoor profiteren van de groeimogelijkheden
in deze sector. Wil de stad de kansen verzilveren, dan is een
investering in kennis en samenwerking echter essentieel.
De chemische industrie is van oudsher zeer belangrijk voor
Rotterdam en sterk verbonden met de haven, maar bevindt zich
in een fase van verzadiging. Dat betekent echter niet dat er geen
mogelijkheden voor verdere groei zijn. Volgens de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
biedt vooral de overgang naar groene chemie kansen. In die
zogeheten biobased chemie worden van plantaardige en dierlijke
grondstoffen, brandstoffen, plastics en diverse chemicaliën
geproduceerd. Nu de maatschappelijke vraag naar biobased
producten en de technologische mogelijkheden voor de productie
daarvan toenemen, gaan biobased producten naar verwachting
een steeds groter deel van de chemiemarkt bestrijken.
Met een ontwikkelde chemische sector en zeehaven heeft
Rotterdam een goede uitgangspositie om hiervan te profiteren.
Voor veel chemiebedrijven blijft een goede logistieke
infrastructuur immers cruciaal. Aangezien de mogelijkheden
voor biomassaproductie in Nederland beperkt zijn, is import van
biomassa nodig om aan de stijgende vraag te kunnen voldoen.
Zeehavengebieden hebben daarmee een centrale positie in de
nieuwe biomassaketens. Door de traditioneel sterke positie in de
droge en natte bulk kan de regio Rotterdam zich ontplooien tot
een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven in de biobased
chemie.
Kennisontwikkeling
Op dit moment staat de Nederlandse biobased chemiesector
echter nog in de kinderschoenen. Pioniers zijn de grotere
bedrijven met meer dan 250 werknemers: zij produceren drie
keer vaker biobased producten dan gemiddeld (figuur 2). Kleinere
bedrijven zijn terughoudend, vanwege de grote onzekerheden
over marktkansen, de aanzienlijke kosten die gepaard gaan met
procesaanpassingen en hun beperkte onderzoekscapaciteit. Voor
deze groep is het goedkoper en minder risicovol om in een later
stadium over te gaan tot biobased productie.
De meeste bedrijven
hebben nog te weinig kennis
over biobased chemie in huis.
Door te investeren in kennis kunnen we de overgang echter
stimuleren. De meeste bedrijven hebben nog te weinig kennis
over biobased chemie in huis en zijn gebaat bij onderzoek naar
nieuwe conversiemethoden van biobased grondstoffen en naar de
ontwikkeling van nieuwe business cases. In de traditionele chemie
vindt deze kennisontwikkeling veelal intern plaats. Bedrijven
verrichten hun onderzoek zelfstandig in eigen laboratoria.
Vooral in de bulkchemie en brandstoffenproductie in de regio
Rotterdam-Moerdijk vinden we deze vorm van ‘gesloten innovatie’
dikwijls terug. Maar in een biochemische industrie krijgt de
innovatie een opener karakter.
Universiteiten en kenniscentra spelen hierin een cruciale rol.
In Nederland zijn voornamelijk de Universiteit Wageningen
en Researchcentrum betrokken bij onderzoek naar nieuwe
conversiemethoden. Ook de TU Delft, Universiteit Twente en
Universiteit Leiden worden genoemd, vooral om nieuwe business
cases te onderzoeken. Zij delen hun kennis met bedrijven en
andere kennisinstellingen, met name binnen Nederland. Dit komt
onder meer door de vooraanstaande kennis bij Nederlandse
universiteiten en onderzoeksinstellingen – bij de Wageningen
Figuur 1:
Figuur 2:
De waardepiramide
van biobased
producten
Farmacie
Fijnchemicaliën
Omvang van bestaande Nederlandse chemiebedrijven met wel of geen
biobased productie
3%
97%
Voeding
Veevoeder
7%
93%
15%
85%
Plastics
Commodity en bulk chemicaliën
Universiteit in het bijzonder – over biobased toepassingen in de
chemie. Nederland bezit hierin een concurrentievoordeel. Ook de
behoefte aan persoonlijk contact is een belangrijke factor voor
samenwerking binnen de Nederlandse grenzen. We zien dat
innovatie vaak in nauw overleg plaatsvindt en dan is het makkelijk
als je samen even in het lab kunt staan. Daarnaast maken
nationale subsidieregelingen het in veel gevallen onaantrekkelijk
om over de grens een samenwerking aan te gaan.
Voor kleinere bedrijven is samenwerking veelal noodzakelijk
vanwege de onderzoekskosten. Vaak is er ook een gebrek
aan eigen onderzoeksfaciliteiten. Een andere reden waarom
bedrijven voor samenwerking kiezen is de vergrote ‘kennispool’,
door deelname van bedrijven en instellingen met elk hun eigen
expertise. Bovendien zou het delen van kennis, kennisontwikkeling
stimuleren.
Niet biobased
Grootbedrijf
Middenbedrijf
Energie
Compost en mineralen
Kleinbedrijf
Brandstoffen
Biobased
Werkzame personen:
Kleinbedrijf
5 - 49
Middenbedrijf
50 - 249
Grootbedrijf
≥ 250
We adviseren de bestaande kennisinfrastructuur te versterken
door onderzoeksprojecten voor nieuwe conversiemethoden
en business cases te faciliteren. Om nieuwe bio-gebaseerde
toepassingen te kunnen testen, is experimenteren in
proeffabrieken belangrijk. Met name voor kleinere bedrijven is
samenwerking essentieel, zodat ook zij de mogelijkheid hebben
mee te gaan met de transitie naar een biobased chemie.
Publiek-private samenwerkingsinitiatieven zijn een goede start om
dit te faciliteren, waarbij ook samenwerking kan worden gezocht
met aangrenzende regio’s zoals Noord-Brabant en Zeeland.
Concurrentievoordeel
Bedrijven in de biochemie hebben dus niet alleen behoefte
aan een goede logistiek maar ook aan een goed ontwikkelde
kennisinfrastructuur en mogelijkheden voor onderzoek en
samenwerking met meerdere partijen. Rotterdam heeft een
ijzersterk concurrentievoordeel indien het kan uitgroeien tot een
logistieke én kennishub. Daarbij past een beleid gericht op het
faciliteren van kennisontwikkeling, naast ondersteuning van
de bestaande logistieke infrastructuur. Samenwerking tussen
bedrijven hoger en lager in de waardepiramide, kennisinstellingen
en overheid is nodig.
Rotterdam heeft een ijzersterk
concurrentievoordeel
indien het kan uitgroeien tot een
logistieke én kennishub
Figuur 3: Bedrijfsomvang biobased tabel
KLEINBEDRIJF
Biobased
Niet biobased
23 = 3,3%
670 = 96,7%
MIDDENBEDRIJF
Biobased
Niet biobased
19 = 6,9%
257= 93,1%
GROOTBEDRIJF
Biobased
Niet biobased
7 = 14,9%
40 = 85,1%
TOTAAL
Biobased
Niet biobased
49 = 4,8%
967 = 95,2%
Download