G E T A L L E N K E N N I S NATUURLIJKE GETALLEN Natuurlijke getallen kleiner dan 10 000 D= H= T= E= Duizendtallen Honderdtallen Tientallen Eenheden Bv.: Bv.: Bv.: Bv.: 5D = 5H = 5T = 5E = 5 5 5 5 duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden = 5 000 = 500 = 50 =5 Tabel: Weet je nog? Lege kolommen vul je op met nullen: vergeet ze niet! Bv.: 7D 5T 2E = 7 052 er zijn 0 honderdtallen D H T E 7 0 5 2 Natuurlijke getallen kleiner dan 100 000. TD = Tienduizend Bv.: 5TD = Tabel: Bv.: 5TD + 6D + 8H + 0T + 9E TD D H 5 6 8 5 tienduizendtallen T 0 = 50 000 E 9 Juist lezen: 24 834 : Ik lees: vierentwintigduizend achthonderdvierendertig 3 713 : Ik lees: drieduizend zevenhonderddertien 9 045 : Ik lees: negenduizend vijvenveertig HD Tabel: HD 8 Natuurlijke getallen kleiner dan 1 000 000 (1) = honderdduizendtal Bv.: 3HD = 3 honderdduizend = 300 000 TD 1 D 6 H 2 T 0 E 4 Rekentaal: We kennen twee types: Type 1: het getal staat vooraan, we krijgen de uitkomst en moeten de opdracht zoeken. Bv. 20 is de helft van… 20 is dus de uitkomst van de helft van iets. 20 is iets gedeeld door 2 20 : 2 = 40 Natuurlijke getallen kleiner dan 1 000 000 (2) Type 2: de woorden staan vooraan, we krijgen een opdracht en moeten de uitkomst zoeken. Bv. De helft van 20 is … Ik moet de uitkomst zoeken van de helft van 20. Dus doe ik 20 : 2 en vind ik 10 Ik los op: de helft van 20 is 10 Juist lezen: Kijk goed naar het getal. Na de duizendtallen is steeds een beetje ruimte gelaten. Dit helpt bij het lezen: wanneer ik de ruimte zie, moet ik het woord duizend uitspreken. Bv.: 203 895 Ik lees: tweehonderd en drie, nu zie ik witte ruimte en zeg duizend. Dan lees ik het vervolg van mijn getal. Het getal is dus: tweehonderdendrieduizend achthonderdvijfennegentig Natuurlijke getallen kleiner dan 1 000 000 (3) Getallen juist schrijven: Om grote getallen vlot te lezen en te herkennen, verdeel je de cijfers in groepjes van 3 en laat je ruimte tussen de groepjes. Begin het vormen van je groepje steeds bij de eenheid (achteraan) Bv.: niet 562312 wel 562 321 Niet 6784 wel 6 784 Het begrip ‘deler’ Wat zijn delers? Delers vind je door na te gaan door welke getallen je een getal kan delen. Bv.: Ik zoek de delers van . Kan ik 28 delen door 2? ja, 28 : 2 = 14 Kan ik 28 delen door 3? nee Kan ik 28 delen door 4? ja, 28 : 4 = 7 Zo controleer ik verder met 5, 6, 7. Bij 7 mag ik stoppen, want ik vond 7 al als uitkomst van 28 : 4!!! Gemeenschappelijke delers Ik schrijf de delers op van beide getallen Gemeenschappelijke delers zijn delers die bij BEIDE getallen voorkomen! Controleer BEIDE zijn van je T-VORM!! Bijvoorbeeld: ik zoek de gemeenschappelijke delers van 50 en 40 ① 50 ② 25 ⑤ ⑩ ① 40 ② 20 4 ⑩ ⑤ 8 De gemeenschappelijke delers van 50 en 40 zijn 1, 2, 5, 10. De grootste gemeenschappelijke deler = GGD Ik schrijf de delers op van beide getallen. De gemeenschappelijke delers zijn delers die bij BEIDE getallen voortkomen! De grootste deler dat ze allebei hebben is de GGD. Bijvoorbeeld: ik zoek de gemeenschappelijke delers van 50 en 40 ① ① 40 ② 20 4 ⑩ ⑤ 8 50 ② 25 ⑤ ⑩ De gemeenschappelijke delers van 50 en 40 zijn 1, 2, 5, 10. De GGD = 10 Het begrip ‘veelvoud’ De tafel van 5 heeft deze uitkomsten: 0 5 10 15 20 25 30 50 55 60 65 … 35 40 45 70 75 Deze uitkomsten zijn de veelvouden van 5! Opmerking: 0 is van ELK getal een veelvoud. Je kunt nooit ALLE veelvouden noteren, want na 65 komt En ga zo maar verder ! Gemeenschappelijke veelvouden Ik schrijf de veelvouden op van beide getallen Gemeenschappelijke veelvouden zijn veelvouden die bij BEIDE getallen voorkomen. Bv.: Ik zoek de gemeenschappelijke veelvouden van 5 en 8 Vel 5 0, 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75, 80, 85, Vel 8 0, 8, 16, 24, 32, 40, 48, 56, 64, 72, 80, 88, 96, … De gemeenschappelijke veelvouden van 5 en 8 zijn 0, 40, 80,… Kleinst gemeenschappelijke veelvoud = KVG Ik schrijf de veelvouden op van beide getallen Gemeenschappelijke veelvouden zijn veelvouden die bij BEIDE getallen voorkomen! Het kleinste veelvoud dat NIET 0 is en dat ze allebei hebben is het KGV Bv.: ik zoek de gemeenschappelijke veelvouden van 5 en 8 Vel 5 0, 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75, 80, 85, Vel 8 0, 8, 16, 24, 32, 40, 48, 56, 64, 72, 80, 88, 96, … De gemeenschappelijke veelvouden van 5 en 8 zijn 0, 40, 80, … Het KGV = 40 Het begrip ‘deelbaarheid’ Een getal is deelbaar door een getal als er geen rest is. Het mag ook geen kommagetal worden. Deelbaar door 2 Deelbaar door 10 Deelbaar door 5 alle even getallen eindigt op 0 eindigt op 0 of 5 eindigt op 0, 2, 4, 6, 8 Opmerking: REST Je kunt de rest na deling zoeken zonder de deling te maken. Daarvoor ga je terug naar het voorgaande getal dat wel deelbaar was en je trekt af. Bv.: 7 802 : 10 7 800 was wel deelbaar! 7 802 – 7 800 = 2 de rest is dus 2 Deelbaarheid door Deelbaar door 25 alle getallen Deelbaar door 100 alle getallen Deelbaar door 1000 alle getallen 25, 100 en 1000 eindigend op 00, 25, 50, 75 eindigend op MINSTENS 2 nullen eindigend op MINSTENS 3 nullen Opmerking: REST Je kunt de rest na deling zoeken zonder de deling te maken. Daarvoor ga je terug naar het voorgaande getal dat wel deelbaar was en je trekt af. Bv.: 7 812 : 100 7 800 was wel deelbaar! 7 80 – 7 800 = 12 de rest is dus 12 KOMMAGETALLEN Het begrip ‘tienden’ Wanneer ik een geheel in 10 gelijke stukken verdeel is één stuk één tiende waard. één tiende kan ik noteren als: 1 of 0,1 of 1t 10 Er staat dus steeds één cijfer na de komma bij tienden. Bv. 6,5 6 eenheden en 5 tienden of 6E en 5 t we lezen dit ook als 6 gehelen en 5 tienden Voor de waarden achter de komma gebruik ik steeds kleine letters! Tabel: In deze tabel kunnen we kommagetallen schrijven. De komma staat staat steeds NA de E. Merk je het verschil op tussen T (= tiental = voor de komma) en t (= tiende = na de komma)? Voor de komma spreken we over gehelen. T E t Kommagetallen tot op 0,01 Waar gebruik je kommagetallen? Kommagetallen komen vaak voor in geldwaarden! Het is dus belangrijk dat we ze goed beheersen! Tabel: t = tienden h = honderdste We noteren: = het eerste cijfer na de komma = het tweede cijfer na de komma 1t = 0,1 1h = 0,01 Er zitten 10t in een E, er zitten 100h in een E T E t h Waarde van de cijfers in een getal: Maakt steeds een TABEL op je kladblaadje. De E staan steeds JUIST VOOR de komma. Let op: na de komma = KLEINE LETTERS (t, h) t h De structuur van kommagetallen (1) = tiende = eerste cijfer na de komma Bv. 1 t = 0,1 = honderdste = tweede cijfer na de komma Bv. 1 h = 0,01 Er zitten 10 t in een E, er zitten 100 h in een E Waarde: Let op: T = Tiental t = tiende = VOOR de komma = NA de komma H = Honderdtal h = honderdste Bv. = VOOR de komma = NA de komma 87,06 6 h = 0,06 8T = 80 Bv. 8T = 80 Bv. 8 t = 0,8 Bv. 8 H = 800 Bv. 8 h = 0,08 Bv.: De structuur van kommagetallen (2) 0,4 = 0,2 + 0,2 Tip: Denk de komma weg: 4 = 2 + 2. Plaats daarna de komma terug. Bijzondere nullen: 3,4 Dat zijn 3 eenheden en 4 tienden. Er staan geen honderdsten, dus zijn er NUL honderdsten. Ik mag dus ook schrijven: 3,40. DUS: 3,4 = 3,40 Besluit: Wanneer ik bij kommagetallen ACHTERAAN nullen toevoeg, verandert dit NIETS aan de waarde van dit getal! Afronden: Rond telkens af naar de dichts bijliggende eenheid 1 4 : je rond af naar beneden Bv.: 4,2 4 5 9 : je rond af naar boven Bv. 4,7 5 PROCENTEN Procenten begrijpen en voorstellen Pro – cent = op 100! Dus: 25 % betekent 25 op 100 80 % betekent 80 op 100 75% = 75 = 0,75 100 Je kleurt 75 blokjes van het 100 – veld. = 25 100 = 80 100 Bv.: Van procent naar breuk en kommagetal (1) 52% = 52 = 0,52 100 3% = 3 = 0,03 100 Kommagetallen vergelijken: Zorg voor evenveel cijfers na de komma Nu pas vergelijken !!! Komma wegdenken kan helpen !! Bijv.: 0,6 … 0,46 je doet 0,60 … 0,46 Denk de komma weg 60 > 40 DUS 0,6 > 0,46 Van procent naar breuk en kommagetal (2) Van kleine breuk naar procent: Van breuk naar procent: denk eraan: zet steeds EERST op 100! x10 8 = 80 = 80% 10 100 x10 Bijzondere procenten 50% = ½ 25% = ¼ 75% = ¾ NEGATIEVE GETALLEN Negatieve getallen ontdekken De gehele getallen bestaan uit: Positieve getallen = getallen groter of gelijk aan 0 bv.: 7, 0, 4, … Negatieve getallen = getallen kleiner dan 0, er staat een MIN voor Bv.:: -8, -5, -2, … INSCANNEN Kouder = kleiner -2 is KLEINER dan 0 -5 is nog kleiner want het ligt nog verder van de nul af: DUS -5 < -2 ROMEINSE CIJFERS Romeinse cijfers lezen en schrijven 1=I 5=V 10 = X Bij Romeinse cijfers heb je MAXIMUM 3 dezelfde symbolen rechts naast elkaar DUS: III kan wel, IIII kan NIET ! Je leest EERST je grootste waarde in je getal en je telt RECHTS bij, trekt LINKS af. Bv.: VI V is de grootste waarde, de I staat RECHTS 5 + 1 = 6 IV V is de grootste waarde, de I staat LINKS 5–1=4 Je mag MAXIMUM 1 kleiner symbool aftrekken! Bv.: I X kan wel 10 – 1 = 9 IIX kan NIET 8 maakt ik door V III 5+1+1+1=8