P 174 Werken met verontreinigde grond inclusief bodemsanering

advertisement
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
niet gedefinieerd.
inclusief bodemsanering
P174Fout! Bladwijzer
1993
blz.1
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
Arbeiten mit kontaminiertem grund (inklusive altlastensanierung)
To work with contaminated soil (included soil clean up)
Travailler avec du sol polluée) (inclusive assainissement dul sol)
BEKNOPTE SAMENVATTING
Dit blad bevat richtlijnen over de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van
diegenen die bij hun werk met grond of grondwater kunnen worden blootgesteld aan
mogelijk daarin aanwezige verontreinigingen.
SUMMARY
This paper contains guidelines about safety, health and welfare of persons who
can be exposed to possible present contaminations in soil or ground-water as
consequence of their work.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.2
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding
2. Definities
3. Toepassingsgebied
4. Gevaren
4.1
Algemeen
4.2
Gevaar van blootstelllng
4.3
Gevaar voor brand of explosie
4.4
Andere gevaren
5. Verantwoordelijkheden
6. Risicoklassen
6.1
Risico
6.2
Schadelijkvermogen van stoffen
6.3
Kans op blootstelling en/of het ontstaan van explosieve
damp/luchtmengsels
6.4
Risicoklassen
7. Maatregelen
7.1
Algemeen
7.2
Algemeen geldende maatregelen (basispakket)
7.3
Aanvullende maatregelen voor het werken in klasse
7.4
Aanvullende maatnegelen voor het werken in klasse
7.5
Aanvullende maatregelen voor het werken in klasse
7.6
Aanvullende maatregelen voor het werken in klasse
7.7
Aanvullende maatregelen voor het werken in klasse
1
2
3
1
2
T
T
T
F
F
8. Wettelijke bepalingen
8.1
Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938 (VBF)
8.2
Arbeidsbesluit jeugdigen
Bijlagen
Bijlage 1
Methodiek ter vaststelling van de risicoklassen
Bijlage 2
Enige bij bodemverontreiniging aangetroffen verbindingen
met de bijbehorende voorlopige T-klassen, toxicologische
kwalificaties en opmerkingen
Bijlage 3
Fysisch-chemische gegevens van enige verbindingen
Bijlage 4
Rekenvoorbeelden
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
1.
P174
1993
blz.3
INLEIDING
Sinds het begin van de jaren tachtig vindt er in Nederland op grote schaal
bodemsanering plaats. In de meeste gevallen gebeurt dat door het afgraven van de
verontreinigde grond - vaak onder gelijktijdige behandeling van het grondwater waarna deze grond wordt gereinigd of elders gestort. Soms wordt ter plaatse van
de verontreinigde grond op variabele diepten een scherm in de grond geplaatst.
Voor diegene die bij dergelijke werkzaamheden zijn betrokken kunnen de
verontreinigingen een gevaar inhouden voor de:
- gezondheid (blootstelling aan schadelijke stoffen);
- veiligheid (brand- en/of explosiegevaar).
Deze gevaren doen zich niet alleen tijdens het afgraven voor. Ook op stort- en
opslagplaatsen en terreinen waar de reiniging plaatsvindt, kunnen deze gevaren
optreden. Voorts tijdens de aanleg van bronnen, in installeren van bemalingen en
het plaatsen van damwanden; werkzaamheden die nagenoeg altijd aan het afgraven
verbonden zijn. Ook worden bodemsaneringstechnieken toegepast waarbij de grond in
principe op zijn plaats blijft, maar waarbij voor een goede uitvoering toch grond
moet worden verplaatst of behandeling van grondwater nodig is. In al die gevallen
is blootstelling aan gezondheidsschadelijke stoffen en/of het ontstaan van brand
en/of explosie in principe mogelijk. Bij werkzaamheden ter voorbereiding van een
saneringsprojekt kan eveneens blootstelling aan toxische stoffen optreden.
Hiervoor wordt verwezen naar de handleiding "Veilig werken in en met
verontreinigde grond in de onderzoeksfase" (zie hoofdstuk 11).
Daarnaast vinden nog werkzaamheden met verontreinigde grond plaats buiten het
kader van bodemsanering. Voorbeelden hiervan zijn het leggen of repareren van
kabels, leidingen, riolering, of het verrichten van andere civieltechnische
werkzaamheden in verontreinigde grond.
Voor de bedrijfstak die betrokken is bij de uitvoering van deze
saneringswerkzaamheden, de grond-, water- en wegenbouw, brengt dit geheel andere
arbeidsrisico's met zich dan waarmee men normaal wordt geconfronteerd. Dat geldt
ook voor de bedrijven werkzaam buiten de bodemsanering, bijvoorbeeld bedrijven
die kabels of rioleringen aanleggen. Naast gevaar treedt er ook vaak hinder op
bij het werken met verontreinigde grond. Te denken valt daarbij met name aan
stank- en stofoverlast.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.4
De risico's voor de veiligheid en gezondheid lopen per verontreinigd gebied sterk
uiteen. Enerzijds hangt dat samen met de toxische of explosiegevaarlijke
eigenschappen, anderzijds met de gehalten, omstandigheden en fysische
eigenschappen. Deze eigenschappen bepalen samen de kans dat men aan de
verontreinigingen wordt blootgesteld of dat er explosieve mengsels onstaan. Dit
betekent dat het onmogelijk is één compleet standaardpakket van maatregelen te
ontwerpen waaraan altijd moet worden voldaan.
In het belang van de veiligheid en de gezondheid van de betrokkenen zijn daarom
in dit blad risicoklassen geformuleerd met onderscheiden regimes van maatregelen.
Deze indeling kent bovendien een aantal elementaire maatregelen, die altijd in
acht moeten worden genomen:
het basispakket.
Op het werken met verontreinigde grond zijn van toepassing:
- de Arbeidsomstandighedenwet en het daarop gebaseerde veiligheidsbesluit voor
fabrieken of werkplaatsen;
- de Arbeidswet en het daarop gebaseerde Arbeidsbesluit jeugdigen. De in dit blad
met een * aangeduide teksten zijn geheel of gedeeltelijk gebaseerd op een of meer
artikelen van die wetten of besluiten en hebben mede betrekking op de naleving
van die artikelen.
Dit blad is gebaseerd op een onderzoek (zie hoofdstuk 11) waarbij tal van
deskundigen uit het bedrijfsleven werden geraadpleegd. Verder is het blad
voorgelegd aan de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties. Deze hebben
zich met de inhoud kunnen verenigen. Opgemerkt kan worden dat het blad - op grond
van de huidige opvattingen en bij de huidige stand der techniek - over de
arbeidsomstandigheden bij het werken met verontreinigde grond weergeeft, wat als
standaard kan gelden. Het spreekt vanzelf dat de Arbeidsinspectie zich - bij het
hanteren van de wettelijke bepalingen (behalve wanneer zich bijzondere
omstandigheden voordoen - zal richten naar de inhoud van dit blad. Mocht op
andere wijze een even hoog niveau van veiligheid worden bereikt, dan is uiteraard
ook voldaan aan bedoelde wettelijke bepalingen.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
2.
P174
1993
blz.5
DEFINITIES
Biologische monitoring
Meten van concentraties van bepaalde verbindingen in biologische media (urine,
bloed, uitademingslucht enz.) ter vaststelling van mogelijke opname van
schadelijke stoffen.
Cg
Concentratie in de lucht in ppm.
Cl
Concentratie in het grondwater in µg/l.
Cl,max
Maximale oplosbaarheid in water in µg/l.
inhalatoir
Via de ademhalingsorganen.
LC50
De concentratie die bij blootstelling gedurende een bepaalde tijd statistisch tot
de dood van 50% van de proefdieren binnen een bepaalde tijdsduur zal leiden
(bron: ECETOC Monograph 6. 1985); uitgedrukt in mg/l/4 uur.
LD50 De dosis die binnen een vastgestelde tijdsduur statistisch tot de dood van
50% van de proefdieren zal leiden (bron: ECETOC Monograph 6. 1985): deze
grootheid wordt uitgedrukt in milligram per kilogram lichaamsgewicht.
LEL
Lower Explosion Limit = Onderste explosiegrens in vol %.
MAC
Maximale Aanvaarde Concentratie in ppm of mg/m3.
Oraal
Via de mond en het maag/darmkanaal.
Pd,max
Maximale dampspanning in mbar van een zuivere stof bij een bepaalde temperatuur.
Percutaan
Via de huid.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.6
Personal air sampling
Verzamelen van gas- of dampvormige verbindingen of van stof uit de omgevingslucht
in de ademzone ("meten op de man").
PPM
Parts Per Million (delen per miljoen).
U
Luchtsnelheid in m/s.
Vlampunt
Temperatuur waarboven een vloeistof voldoende damp afgeeft om een explosief
damp/luchtmengsel te kunnen vormen.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
3.
P174
1993
blz.7
TOEPASSINGSGEBIED
In dit blad worden aanwijzingen gegeven voor het werken met verontreinigde grond
of grondwater. De be- of verwerking ervan in reinigingsinstallaties valt buiten
het kader van dit blad. Het blad beperkt zich daarbij tot die gevaren die
samenhangen met de in de bodem aanwezige verontreinigingen.
Dit blad kan als leidraad worden gebruikt op al die plaatsen waar met
verontreinigde grond wordt gewerkt. Primair richt het zich op werkzaamheden die
plaatsvinden in het kader van bodemsanering. Daarbij moet in de eerste plaats
worden gedacht aan:
- het afgraven van verontreinigde locaties;
- andere daarmee verband houdende werkzaamheden, zoals bronnering en bemaling,
het heien van damwandplanken, het laden van voertuigen, het storten, uitspreiden
en verplaatsen van grond en dergelijke. De plaats van handeling doet niet ter
zake.
Dat geldt ook voor andere bodemsaneringstechnieken, uiteraard voorzover het de
gevaren betreft die in dit blad worden behandeld. Tenslotte richt dit blad zich
op andere werkzaamheden zoals het leggen van kabels en leidingen en andere
civiele werken.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
4.
GEVAREN
4.1
Algemeen
P174
1993
blz.8
De gevaren die bij werkzaamheden met verontreinigde grond kunnen optreden zijn:
- blootstelling aan gezondheidsschadelijke stoffen;
- het ontstaan van brand in het algemeen en van een (gaswolk) explosie, in het
bijzonder door aanwezige ontvlambare stoffen;
- andere gevaren, die geen verband houden met de aanwezige verontreinigingen.
Dit blad schenkt slechts aandacht aan de twee eerstgenoemde gevaren. De andere
meest voorkomende gevaren in de bouw en in het grondverzet worden slechts kort
aangeduid. Voor meer informatie zie hoofdstuk 9.
4.2
Gevaar van blootstelling
Veel stoffen zijn schadelijk voor de gezondheid wanneer men daaraan wordt
blootgesteld. Meestal oefenen zij hun schadelijke werking uit nadat zij op een of
andere manier in het lichaam zijn opgenomen, terwijl een beperkt aantal stoffen
juist werkzaam is op de plaats waar het lichaam ermee in aanraking komt. De mate
van giftigheid van verschillende stoffen kan sterk verschillen.
Opname door het lichaam kan plaatsvinden:
- via de ademhalingsorganen;
- via de huid;
- via de mond en het spijsverteringskanaal.
4.2.1
Opname via de ademhalingsorganen
Stoffen in gas- of dampvorm worden samen met de lucht ingeademd en kunnen
vervolgens via de longen in het bloed worden opgenomen. Niet-vluchtige stoffen
kunnen in fijn verdeelde en zwevende toestand in de lucht aanwezig zijn,
bijvoorbeeld als stof, rook of nevel. Wanneer de betreffende deeltjes klein
genoeg zijn (<µ5m) kunnen deze ook tot in de lagere luchtwegen doordringen en
zich daar vastzetten.
Bij agressieve gassen, dampen, stof en dergelijke is bovendien aantasting van de
luchtwegen en de longen mogelijk. Omdat longweefsel fragiel is, kan aantasting
snel ernstige gevolgen hebben.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.9
Indien blootstelling onvemmijdelijk is, moeten de heersende concentraties gas,
damp, nevel, rook en stof worden beoordeeld, in de context van de desbetreffende
artikelen van het Veiligheidsbesluit voor fabneken of werkplaatsen (hoofdstuk 8).
4.2.2
Besmetting via de huid
Veel stoffen kunnen door de huid in het lichaam worden opgenomen. Het gaat
daarbij vooral om huidcontact met vloeistoffen. In een enkel geval, en bij erg
hoge concentraties, kunnen ook dampvormige stoffen via de huid worden opgenomen.
Door middel van de aanduiding H is in de Nationale MAC-lijst (publikatieblad P
145) aangegeven welke stoffen gemakkelijk via de huid worden opgenomen.
Agressieve stoffen kunnen bij blootstelling de huid aantasten of andere reacties
veroorzaken. Sterke zuren, logen en oxydatiemiddelen kunnen het huidweefsel
vernietigen, andere stoffen kunnen branderigheid en roodheid veroorzaken.
Daarnaast is er een groot aantal stoffen die de huid ontvetten. De kans op
ontstekingen of minder goed funktioneren van de huid in het algemeen is daardoor
groter.
4.2.3
Opname via mond en spijsverteringskanaal
Opname via mond en spijsverteringskanaal vindt plaats, wanneer men bij het eten,
drinken of roken tijdens het werk gronddeeltjes of grondwater met toxische
verontreinigingen "naar binnen" krijgt.
Voorts kunnen zwevende stofdeeltjes (die in eerste instantie door de slijmvliezen
in de neus/keelholte zijn tegengehouden) via de mond in het lichaam komen.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
4.3
P174
1993
blz.10
Gevaar van brand of explosie
Een groot aantal van de aangetroffen verontreinigingen kunnen brandbaar zijn (zie
hoofdstuk 11). Voor stoffen die niet of nauwelijks vluchtig zijn is het
brandgevaar klein, uitzonderlijke gevallen buiten beschouwing gelaten.
In de meeste gevallen gaat het immers om onbrandbare grond waarin zich slechts
geringe percentages brandbaar materiaal bevinden. Vluchtige brandbare verontreinigingen vormen. afhankelijk van de aangetroffen concentraties, echter wel een
reëel brandgevaar of meer nog explosiegevaar. Dergelijke verontreinigingen kunnen
uit de grond of het grondwater verdampen. Indien door ophoping ervan de
concentratie in de lucht oploopt tot boven de onderste explosiegrens (LEL) heeft
men te maken met een explosief damp/luchtmengsel. Dergelijke mengsels kunnen tot
ontbranding/ontploffing komen door een enkel vonkje.
In hoeverre een stof brandbaarheid paart aan vluchtigheid kan worden opgemaakt
uit het vlampunt. Het vlampunt is de temperatuur waarbij de stof nog juist
voldoende damp ontwikkelt om het gevormde damp/luchtmengsel (onder
evenwichtsomstandigheden) explosief te laten zijn. Stoffen met een vlampunt boven
een temperatuur die gewoonlijk niet bereikt zal worden, zijn dus per definitie
niet explosiegevaarlijk en behoeven dus in dit verband verder geen aandacht. In
deze context zijn dat stoffen met een vlampunt van 55°C en hoger.
In de meeste gevallen is de kans op het ontstaan van explosieve
damp/luchtmengsels gering. Door de meestal aanwezige wind kunnen alleen bij zeer
ernstige verontreiniging met vluchtige stoffen zodanige concentraties ontstaan
dat de LEL wordt overschreden. Men moet echter wel altijd alert zijn op dit
gevaar, zeker bij diepe ontgravingen en het aanleggen van bemalingsschachten of
putten.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
4.4
P174
1993
blz.11
Andere gevaren
Naast de bijzondere gevaren door de verontreinigingen zijn er nog gevaren als:
- het gevaar om door verzakking, afkalving, afschuiving of instorting te worden
bedolven (zie publikatieblad P 25);
- de gevaren bij het gebruik van werktuigen en transportmiddelen (getroffen
worden door delen van werktuigen, bekneld raken, overreden worden enz.; zie
publikatieblad P 85);
- de gevaren bij heiwerkzaamheden (omvallen van de heistelling enz.; zie
publikatieblad P 136);
- de gevaren met elektriciteit. Op de installaties zijn de voorschriften voor
laagspanningsinstallaties conform NEN 1010 van toepassing. Voor het werken met
elektrische installaties gelden de bepalingen van het Electrotechnisch
Veiligheidsbesluit 1938.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
5.
P174
1993
blz.12
VERANTWOORDELIJKHEDEN
Uit onderzoek (zie hoofdstuk 11) is gebleken dat er over de verantwoordelijkheid
voor de arbeidsomstandigheden nog veel onduidelijkheid bestaat. Om die reden
wordt deze materie hier op hoofdpunten uiteengezet. Voor gedetailleerder
informatie raadplege men het onderzoeksrapport.
Ingevolge de Arbowet heeft de werkgever een algemene zorgplicht voor veiligheid,
gezondheid en welzijn in verband met de arbeid (VGW). De werkgever moet daarbij
samenwerken met de werknemers.
Werknemers moeten de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht nemen. Dit
ter vermijding van gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van henzelf en/of
van anderen, danwel met het oog op hun welzijn.
De werkgever is dus primair verantwoordelijk voor de veiligheid en de gezondheid
van zijn werknemers tijdens hun arbeid. Daarom moet elke werkgever (ongeacht of
hij hoofd- of onderaannemer of anderszins is) een beleid voeren dat is gericht op
het voorkomen van gevaren voor de veiligheid en de gezondheid van zijn
werknemers. De vormgeving van dat beleid moet in overleg met de werknemers tot
stand komen.
Verder is de werkgever verantwoordelijk voor de veiligheid en de bescherming van
de gezondheld van derden die gevaar lopen door werkzaamheden die door onder zijn
gezag staande werknemers worden verricht. Met name op een bouwplaats en ook op
een afgravingslokatie werken dikwijls werknemers van diverse bedrijven in elkaars
nabijheid en zijn veelal nog andere instanties en functionarissen bij het project
betrokken. Daardoor blijven de betreffende gevaren dikwijls niet tot de
werknemers van het eigen bedrijf beperkt. In dergelijke situaties moeten de
verschillende werkgevers ter waarborging van goede arbeidsomstandigheden dan ook
op een doelmatige wijze samenwerken (artikel 30 Arbowet).
Ook kan er gevaar bestaan voor de onmiddelijke omwonenden en anderen die zich in
de buurt ophouden. In al die gevallen draagt de veroorzaker van het gevaar de
plicht om zorg te dragen voor de veiligheid en bescherming van de gezondheid van
derden. In deze zin zijn werkgevers ook verantwoordelijk voor de veiligheid en
gezondheid van elkaars werknemers.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.13
Een en ander is voor het werken met verontreinigde grond uitgebeeld in schema 1.
Duidelijk is te zien dat er wat betreft de arbeidsomstandigheden geen
hiërarchische lijnen tussen de verschillende partijen lopen. Geen der partijen
heeft verplichtingen of bevoegdheden over de arbeidsomstandigheden jegens
werknemers van andere partijen en is daarvoor niet (wettelijk) verantwoordelijk.
Iedere werkgever is binnen de invloedsfeer van zijn eigen werkzaamheden
verantwoordelijk voor derden.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
6.
P174
1993
blz.14
RISICOKLASSEN
6.1 Risico
Om doelmatig te kunnen inspelen op het gevaar van blootstelling aan giftige
stoffen of het ontstaan van explosieve damp/luchtmengsels is het noodzakelijk om
te weten:
- in welke mate de verontreiniging toxisch, danwel ontvlambaar is (schadelijk
vermogen);
- hoe groot de kans is dat die stoffen in een zodanige vorm en hoeveelheid
voorkomen dat ze de betreffende schadelijke werking kunnen uitoefenen (kans).
Schadelijk vermogen en kans tezamen bepalen het risico voor de veiligheid en
gezondheid. Deze grootheid wordt als richtinggevend voor de te treffen
maatregelen aangehouden. In schema 2 zijn de besproken begrippen uitgebeeld. Het
is onmogelijk de grootte van het risico nauwkeurig te kwantificeren. Er is daarom
gekozen voor een rangordening in de vorm van risicoklassen.
Omdat het om twee verschillende categoriëen verschijnselen gaat, vloeien daar ook
twee categoriëen van klassen uit voort:
- T-klassen (blootstellingsrisico);
- F-klassen (explosierisico).
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.15
Schema 1
Verantwoordelijkheid voor de arbeidsomstandigheden van de werknemers bij het
werken met verontreinigde grond
Verantwoordelijkheid voor een
- kwalitatief en kwantitatief korrekte oplevering van het
UITGEVOERDE WERK
Verantwoordelijkheid voor
arbeidsomstandigheden tijdens
de UITVOERING van het werk
Geen eigen
werknemers
op het werk
OPDRACHTGEVER
(Gedeputeerde Staten,
Provinciale Waterstaat,
Burgemeester en Wethouders)
-------->
GEEN VGW WEL VGW verantwoordelijk- verantwoordelijk
heid
voor eigen
werknemers
DIRECTIEVOERDER
-------->
(Provinciale Waterstaat,
Publieke Werken,
ingenieursburo)
AANNEMER
("hoofdaannemer")
ONDERAANNEMER(S)
Wel eigen
werknemers
op het werk
GEEN VGWWEL VGW verantwoordelijk- verantwoordelijk
heid
voor eigen
werknemers
----------------------------->
----------------------------->
VGW verantwoordelijkheid voor
eigen* werknemers
VGW -
verantwoordelijkheid voor
eigen* werknemers
In het linker gedeelte staat de bevoegdheid tot het geven van opdrachten en
aanwijzingen en aan wie ze gegeven moeten worden (hiërarchie), voorzover dit het
op te leveren werk betreft. De rechter kolom handelt over het verrichten van het
werk (uitvoering). met name over wie daarbij wettelijke verplichtingen heeft met
betrekking tot
arbeidsomstandigheden.
* Werknemers met wie hij een arbeidsovereenkomst heeft of die onder zijn
gezag en op zijn aanwijzingen arbeid voor hem verrichten (bijvoorbeeld
uitzendkrachten).
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.16
Schema 2
Het begrip risico
SCHADELIJK VERMOGEN
KANS OP
(mate van giftigheid/
. blootstelling
ontvlambaarheid)
. explosieve damp/
:
luchtmengsels
:
:
---------------------------------------------RISICO
voor de veiligheid/
gezondheid
6.2
Schadelijk vermogen van stoffen
Er zijn drie T-klassen en twee F-klassen geformuleerd. Het schadelijk vermogen
van de stoffen is gekozen als uitgangspunt voor de klassenindeling. De
indelingskriteria voor de T-klassen zijn de LD50- en de LC50-waarden zoals
vermeld in tabel 1. In 6.3 en bijlage 1 wordt een nadere uiteenzetting gegeven.
Een volgend criterium is humane carcinogeniteit. Een lijst met kankerverwekkende
stoffen is opgenomen in module A-5 ("Registratieverplichting gevaarlijke
stoffen") van het Arbo Informatie Systeem Toxische Stoffen. Voorzover voorkomend
in de Nationale MAC-lijst P 145 zijn deze kankerverwekkende stoffen met een
sterretje * gemerkt. Kankerverwekkende stoffen worden in de hoogste T-klasse
ingedeeld.
Tabel 1
Indelingscriteria T-klassen
----------------------------------------------------------------------Klasse
LD50 rat
LD50 rat/konijn LC50rat
Carcinogeniteit
oraal percutaan
inhalatoir
(mg/kg)
(mg/kg)
(mg/¼uur)
-----------------------------------------------------------------------1 T
200-2000
400-2000
2 -20
2 T
25- 200
50- 400
0,5- 2
3 T
< 25
< 50
< 0,5 MAC-lijst bijl.2
module A-5
Arbo Informatiesysteem Toxische
Stoffen
----------------------------------------------------------------------Opmerking: De hoogste hieruit voortvloeiende klasse prevaleert. Voor de betekenis
van de criteria zie "definities"
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.17
De indelingscriteria voor de F-klassen zijn de vlampunten zoals vermeld in tabel
2. De criteria voor zowel de T- als de F-klassen zijn ontleend aan het "Besluit
Verpakking en Aanduiding Milieu Gevaarlijke Stoffen" (BVAMS). In bijlage 2 van de
Nadere Regels Verpakking en Aanduiding Milieu Gevaarlijke Stoffen" zijn op basis
van die criteria reeds een groot aantal stoffen aangemerkt als schadelijk (klasse
1T), giftig (klasse 2T) of zeer giftig (klasse 3T), ontvlambaar (klasse 1F) of
licht, c.q. zeer licht ontvlambaar (klasse 2F).
Tabel 2
Indelingscriteria F-klassen
----------------------------------------------Klasse
Vlampunten
----------------------------------------------1F
21 °C < vlampunt < 55°C
2F
≤ 21°C
-----------------------------------------------
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.18
Schema 3
Principe van indeling van een werk in risicoklassen
----------------------------------------------------------------------POTENTIEEL
TOXISCHE STOF
INDELINGSCRITERIA ----->
↓
↓
VOORLOPIGE
KLASSE 1T,
2T OF 3T
↓
↓
KANS
herweging
op bloot- ----> v.d. voorl.
stelling
klasse
(-1,0,+1)
↓
RISICO KLASSE
(definitief)
1T, 2T of 3T
POTENTIEEL
ONTVLAMBARE
STOF
↓
<----- INDELINGSCRITERIA
↓
VOORLOPIGE
KLASSE 1F
OF 2F
↓
↓
herweging
KANS
v.d. voorl. <-- op explosieve
klasse
damp
(-1,0.+1)
↓
RISICO KLASSE
(definitief)
1F of 2F
----------------------------------------------------------------------Op deze manier kan voor werkzaamheden in verontreinigde grond aan de hand van de
daarin voorkomende stoffen en gegevens over hun schadelijk vermogen reeds een
klasse worden vastgesteld. Het betreft dan evenwel slechts een voorlopige klasse.
Om tot een definitieve klasse te komen dient daar vervolgens de factor kans bij
te worden betrokken.
In schema 3 is weergegeven hoe dat gedaan wordt en in 6.3 is dat nader
uiteengezet.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
6.3
P174
1993
blz.19
Kans op blootstelling en/of het ontstaan van explosieve
damp/luchtmengsels
Bij het inbrengen van de factor kans moet men zich afvragen of blootstelling
theoretisch mogelijk is en zo ja, of op basis van kwantitatieve benaderingen
blootstelling aan concentraties boven de grenswaarde (> MAC) waarschijnlijk,
mogelijk of onwaarschijnlijk wordt geacht. Een soortgelijke benadering is nodig
voor de vaststelling van de eventuele aanwezigheld van explosieve
damp/luchtmengsels.
De uitkomsten van deze beschouwingen kunnen leiden tot een "herweging" van de
voorlopige klasse in de zin van:
- verhoging van klasse in geval van een grote kans (waarschijnlijk);
- handhaving van klasse in geval van een gematigde kans (mogelijk);
- verlaging van klasse in geval van een kleine kans (onwaarschijnlijk).
Bij de vaststelling van de blootstellingskans dient men zich in beginsel te laten
leiden door de mogelijkheid van opname via de ademhalingsorganen. Opname via de
mond of de huid kan in de regel met betrekkelijk eenvoudige
beschermingsmaatregelen reeds bij voorbaat worden voorkomen. Permanente
preventieve bescherming tegen opname via de ademhalingsorganen heeft een nogal
ingrijpend karakter (bijvoorbeeld ademhalingsbeschermingsmiddelen, geforceende
luchtverversing), terwijl uit onderzoek is gebleken dat het voorkomen van
schadelijke concentraties slechts incidenteel plaatsvindt. Dat laatste geldt
overigens in nog sterkere mate voor explosieve damp/luchtconcentraties.
Faktoren die de kans op het ontstaan van te hoge concentraties in de lucht en de
mogelijke blootstelling daaraan bepalen zijn:
- de aanwezige concentraties in grond of grondwater de vluchtigheid
(dampspanning, kookpunt, oplosbaarheid in water);
- de mate van luchtverversing (open, halfopen, besloten ruimten);
- de intensiteit van het werk en de plaats waar de arbeid wordt verricht.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
6.4
P174
1993
blz.20
Risicoklassen
Met behulp van de genoemde faktoren en de daarbij ontwikkelde criteria kan
vervolgens via de methodiek beschreven in bijlage 1 definitief worden vastgesteld
in welke risicoklasse werkzaamheden vallen. Het is van belang om de klasse ruim
voor het begin van de werkzaamheden vast te stellen. Alleen dàn is het mogelijk
zodanige voorbereidingen te treffen dat veilig kan worden gewerkt. Naast een
altijd vereist basispakket aan veiligheidsmaatregelen (paragraaf 7.2) zijn voor
elke risicoklasse nog specifieke veiligheidsmaatregelen vereist
(zie 7.3 t/m 7.7).
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
7.
MAATREGELEN
7.1
Algemeen
P174
1993
blz.21
De in dit blad gegeven richtlijnen zijn bedoeld om het gevaar van blootstelling
aan stoffen en dat van vorming van explosieve damp/luchtmengsels bij het werken
met verontreinigde grond tot een aanvaard niveau te beperken. Voor andere gevaren
bestaan ook richtlijnen (zie hoofdstuk 9).
7.2
Algemeen geldende maatregelen (basispakket)
7.2.1 Draaiboek
Alvorens met de werkzaamheden te beginnen moet een draaiboek worden opgesteld met
daarin minimaal de volgende onderwerpen: - een omschrijving van het werk
inclusief een globaal tijdschema;
- een lijst van gevonden verontreinigingen met de hoogst gevonden concentraties;
- een aanduiding van de veiligheids- en gezondheidsrisico's, inclusief de
risicoklasse(n);
- de taakverdeling binnen de werkorganisatie van de aannemer, met name de taken
met betrekking tot arbeidsomstandigheden en de bevoegdheden van de projectleiding
en de vgw-deskundigen. Voor een doelmatige samenwerking tussen de diverse
werkgevers en instituties (directievoerder) moet een schema voor overleg en
coördinatie worden opgesteld;
- het pakket van maatregelen en voorzieningen dat voortvloeit uit de geldende
risicoklasse;
- een overzicht van namen, adressen en telefoonnummers van betrokken bedrijven en
instanties, inclusief die van beschikbare hulpverlenende instanties;
- een schriftelijke veiligheidsinstructie, die wordt uitgereikt aan iedereen die
de verontreinigde zone betreedt;
- een lijst van de werknemers die vooraf medisch moeten worden beoordeeld (7.4.3
en 7.5.2);
- de dagindeling met arbeids- en rusttijden.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
7.2.2
P174
1993
blz.22
Logboek
Tijdens de werkzaamheden moet dagelijks een logboek worden bijgehouden met daarin
de volgende rubrieken:
- gevallen waarin wordt afgeweken van het draaiboek en de reden daartoe;
- de resultaten van de uitgevoerde metingen m.b.t. de arbeidsomstandigheden;
- de registratie van de weersomstandigheden (zoals de temperatuur, de
windsnelheid en de windkracht);
- de registratie van gebeurtenissen die van belang (kunnen) zijn bij een latere
analyse en beoordeling van de situatie;
- de registratie van ongevallen/EHBO-gevallen;
- tijdstip, plaats en oorzaak van alarmsituaties en genomen maatregelen n.a.v.
alarmsituaties;
- de administratie van het beheer van veiligheidsvoorzieningen;
- een overzicht van de personen die de locatie hebben bezocht.
7.2.3
Verontreinigde zone
De plaats waar met verontreinigde grond wordt gewerkt (de verontreinigde zone)
moet zodanig zijn aangegeven en zijn afgezet dat men deze niet zonder meer kan
betreden. Iedereen die de verontreinigde zone binnen gaat moet uitdrukkelijk op
de hoogte worden gebracht van de gevaren en de in acht te nemen regels. Er moeten
voorzieningen zijn getroffen waardoor bij het verlaten van de verontreinigde zone
geen vuile grond op het schone gedeelte komt (bijv. een hogedrukwaterspuit).
7.2.4
Hygiëne
Eten, drinken, roken en sanitaire stops tijdens het werk kunnen grote risico's
voor de gezondheid inhouden. Eten is slechts toegestaan buiten de verontreinigde
zone en nadat men zich van werkkleding heeft ontdaan en zijn handen en gezicht
heeft gewassen. Om zonder gevaar te drinken, te roken en sanitaire stops te
houden is het voldoende de handen te wassen. De verblijven moeten buiten de
verontreinigde zone liggen, bij voorkeur ten zuidwesten ervan. Er dient minstens
één douche voor elke 20 of minder werknemers te zijn. De ruimte waar de
persoonlijke kleding en het schoeisel gedurende de werkdag wordt bewaard, moet
duidelijk gescheiden zijn van de ruimte voor de werkkleding (bij voorkeur door de
wasruimte).
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
7.2.5
P174
1993
blz.23
Stof
Vrijkomen van stof moet worden voorkomen of tegengegaan. Met name bij warm en
droog weer kan het nodig zijn daartoe extra maatregelen te treffen, zoals het
natmaken en/of afdekken van de grond.
7.2.6
Cabines
De cabines van de grondverzetwerktuigen moeten van een overdrukinstallatie met
stof- en koolfilters zijn voorzien. De deugdelijke werking daarvan dient
regelmatig te worden gecontroleerd. Door dagelijks onderhoud en door
voorzieningen (onder andere open roosters als treeplanken) moet worden voorkomen
dat de cabine vervuilt
7.2.7*
Voorlichting en instructie
Werknemers moeten doeltreffend worden ingelicht over de aard van de werkzaamheden
en de daaraan verbonden gevaren. Het verdient aanbeveling werknemers daartoe in
ieder geval van een schriftelijke instructie te voorzien met daarin specifieke
informatie zoals een beknopte uiteenzetting van de gevaren/risico's en de in acht
te nemen regels. Bij voorkeur moet een en ander mondeling worden toegelicht.
7.2.8*
E.H.B.O.
Men moet zorgdragen voor goede E.H.B.O. voorzieningen, zoals:
- de aanwezigheid van een gediplomeerde E.H.B.O.-er. de aanwezigheid van
E.H.B.O.-middelen. (zie publikatie P1 van de Arbeidsinspectie) aangevuld met een
oogspoelfles;
- datgene wat de bedrijfsarts noodzakelijk vindt;
- afspraken met hulpverlenende instanties (zoals artsen, ziekenhuizen en
eventueel brandweer).
7.2.9*
Werkkleding
Binnen de verontreinigde zone moet de werkkleding bestaan uit, of minimaal
dezelfde bescherming bieden als:
- een goed sluitende overall;
- veiligheidslaarzen;
- handschoenen van voldoende sterkte, met lange schacht alsmede een grote mate
van draagcomfort (vochtabsorberende binnenvoering);
- een helm;
- overkleding van vloeistofdicht materiaal ("regenpak" of "chemisch pak") indien
kontakt mogelijk is met verontreinigd water, de natte grond of de vloeibare
verontreiniging zelf (vaten).
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.24
Opmerking
Men moet per geval beoordelen welke materialen de meest effectieve bescherming
bieden tegen de verontreinigingen (bestendigheid en doorlaatbaarheid).
De werkkleding moet op het werk blijven. Er moet altijd voldoende schone
werkkleding in voorraad zijn. Voor de reiniging van de vuile kleding moet de
werkgever zorgen. Wanneer moet worden gewerkt in een omgeving waarin zeer hoge
dampconcentraties voorkomen van stoffen die als vloeistof door de huid kunnen
dringen (in de MAC-lijst aangeduid met H), is het mogelijk dat de genoemde
standaardwerkkleding niet meer voldoende bescherming biedt. Indien die stoffen
namelijk ook in dampvorm gemakkelijk door de huid gaan, vindt er langs deze weg
een substantiele opname door het lichaam plaats. Er moet dan voor volledige en
doelmatige lichaamsbescherming worden gezorgd. Het is aan te bevelen om
deskundigen te laten bepalen of gaspakken nodig zijn. In dergelijke gevallen
dient er afhankelijk van de klimatologische omstandigheden een werk-rustschema te
worden gehanteerd om te hoge warmtebelasting te voorkomen.
7.2.10*
Gelaatsbescherming
In die gevallen waarin men verontreinigd water in het gezicht kan krijgen
(schoonspuiten van vrachtauto's en dergelijke) dient oog- of -gezichtsbescherming
te worden gedragen.
7.2.11
Ademhalingsbeschermingsmiddelen
Op het werk dienen altijd enige ademhalingsbeschermingsmiddelen, zoals half- of
volgelaatsmaskers met stof- (P2) en damp- (AB) filters aanwezig te zijn (zie de
publikaties P 112-1, P 112-2 en P 112-3). In geval van aerosolvorming (zoals bij
het schoonspuiten van machines) en bij geuroverlast dienen ademhalingsbeschermingsmiddelen te worden gebruikt.
7.2.12
Wind en temperatuur
De werkzaamheden moeten zoveel mogelijk boven de wind worden uitgevoerd. Voor die
werkzaamheden waar op grond van kwantificeringen hoge dampconcentraties zijn te
verwachten is het dringend aan te bevelen deze uit te voeren in een jaargetijde
met veel wind en lage temperaturen.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
7.2.13
P174
1993
blz.25
Afgesloten ruimten
Bij het openen van kelders, putten, peilbuizen of andere afgesloten ruimten is
bijzondere waakzaamheid geboden omdat daarbij mogelijk opgehoopt gas/damp in hoge
concentraties kan vrijkomen. Bovendien kan het zuurstofgehalte in deze ruimten te
laag zijn.
7.2.14*
Jeugdigen
Binnen de verontreinigde zone mogen jeugdigen (personen beneden de 18 jaar) geen
arbeid verrichten.
7.3
7.3.1
Aanvullende maatregelen voor het werken in klasse 1T
Deskundig advies
Het is aan te bevelen dat het bedrijf die het werk uitvoert advies inwint bij een
deskundige dienst. Dit kan beperkt blijven tot een screening van de voorgenomen
maatregelen. Doel hiervan is de mogelijkheid van leemten in het draaiboek tot een
minimum te beperken.
7.3.2
Meetstrategie
Op plaatsen waar gewerkt wordt, moet de kwaliteit van de omgevingslucht worden
gecontroleerd. Indien het volgens de onderzoeken slechts om verontreinigingen
gaat die niet vluchtig zijn (ja-uitgangen van de beslismomenten 2.1.4 of 2.1.5
uit schema 4: bijlage 1) hoeft men in principe niet te meten of er ongewenste
gassen of dampen zijn. Het is echter aan te bevelen om voor alle zekerheid bij
bepaalde omstandigheden indicatieve gas/dampmetingen te verrichten en wel:
- tweemaal per dag (kort na aanvang van de werkzaamheden) op plaatsen waar (het
intensiefst) wordt gewerkt. Wanneer de windkracht volgens het dichtstbijzijnde
meteorologisch waarnemingsstation 4 of hoger is, kunnen deze metingen achterwege
blijven;
- wanneer (ongebruikelijke) geuren worden waargenomen;
- wanneer op diepte wordt gewerkt, telkens bij het begin van de werkzaamheden en
tijdens intensieve werkzaamheden nog een enkele keer ter controle.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.26
Indien er vluchtige verontreinigingen aanwezig zijn (nee-uitgang van beslismoment
2.1.5 uit schema 4) moet regelmatig de damp worden gemeten van die (groepen van)
stoffen waarvan in verhouding tot de MAC-waarde de hoogste concentraties worden
verwacht. Die hoogste concentraties kunnen worden verwacht voor die vluchtige
stoffen die:
- zich nog in de grond (toplaag) bevinden;
- zich in het grondwater bevinden;
- de hoogste waarden geven in de kwantificeringen.
Dezelfde meetstrategie als bij de niet-vluchtige verontreinigingen kan worden
aangehouden, met dien verstande dat geen rekening is gehouden met de windkracht.
Wanneer het meetresultaat hoger is dan 1/5 MAC (actiewaarde) dient men die (groep
van) stoffen zeer frequent te meten. De metingen moeten stof- of groepspecifiek
zijn; de eerst aangewezen methode is die met de meetbuisjes.
Opmerking
Diepe en smalle putten en sleuven worden beschouwd als besloten ruimten in de zin
van publikatie P69. Op die plaatsen moet zeer vaak worden gemeten. maar een
continue meting is nog beter (zie publikatie P69). De metingen kunnen worden
uitgevoerd met polytest- of soortgelijke meetbuisjes in combinatie met een
(hand)pompje. Geeft deze test - in duplo uitgevoerd - een positief resultaat, dan
moet eerst de oorzaak worden vastgesteld en moeten maatregelen worden genomen
alvorens met het werk door te gaan.
7.3.3*
Ademhalingsbeschermingsmiddelen
Bij overschrijding van de MAC-waarde voor een stof of groep van stoffen dient
onverwijld tot het gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen te worden
overgegaan. Een en ander laat uiteraard onverlet dat ook in situaties waarin
beneden de MAC-waarde wordt gewerkt, ademhalingsbescherming is aan te bevelen
(zie publikatie P112-1 t/m
P 112-3). Voor dit doel kunnen half- of volgelaatsmaskers met AB-filterbussen
(behalve in bijzondere omstandigheden) worden gebruikt.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
7.4
7.4.1
P174
1993
blz.27
Aanvullende maatregelen voor het werken in klasse 2T
Deskundig advies
Voor de voorbereiding (draaiboek), de advisering en eventuele begeleiding bij de
uitvoering dient een veiligheidskundige/arbeidshygienist met kennis en ervaring
van bij voorkeur hbo-niveau of hoger bij het project betrokken te zijn.
7.4.2*
Voorlichting en instructie
Voor allen die permanent op locatie zijn en regelmatig de verontreinigde zone
moeten betreden (direct betrokkenen) dient er voor het werk een mondelinge
voorlichtings- en instructiebijeenkomst te worden georganiseerd. Bij voorkeur
wordt deze verzorgd en uitgevoerd door de leidinggevenden op de locatie, de
bedrijfsarts en de veiligheidskundige/arbeidshygiënist.
7.4.3
Bedrijfsgezondheidszorg
De bedrijfsarts moet vooraf nagaan of de direct betrokkenen wel geschikt zijn om
dergelijk werk uit te voeren. Hij/zij moet nagaan of de betrokkenen niet bij
voorbaat ongeschikt zijn voor het werk (overgevoeligheid voor stoffen,
ongeschiktheid om ademhalingsbescherming te dragen). Veelal kan dit worden
vastgesteld aan de hand van het medisch dossier. In twijfelgevallen is een
gesprek en eventueel een keuring nodig.
7.4.4
Werkkleding
Een strenger beleid voor het dragen van beschermende werkkleding
bevelen. Met name moet kleding van vloeistofdicht en brandwerend
worden gedragen. Handschoenen zijn verplicht voor iedereen in de
zone. ongeacht of hij bij het uitoefenen van zijn functie met de
aanraking komt of niet.
is aan te
materiaal eerder
verontreinigde
grond in
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
7.4.5
P174
1993
blz.28
Meetstrategie
Bij niet-vluchtige verontreinigingen moet ter bewaking van de kwaliteit van de
omgevingslucht dezelfde meetstrategie worden aangehouden als bij 1T (zie 7.3.2).
Bij vluchtige verontreinigingen moet de volgende meetstrategie worden
aangehouden.
A. Er wordt ten minste 4 keer per halve werkdag (voor en tijdens het werk)
gemeten op die plaatsen waar
- gewerkt wordt;
- de natuurlijke ventilatie slechts beperkt is door de diepe ligging of door
andere omstandigheden.
B. Op de andere plaatsen moet met de volgende frequentie worden gemeten:
- 4 keer per halve werkdag indien de windsnelheid op een representatieve plek op
maaiveldniveau regelmatig beneden de 1 m/s ligt (let wel: het gaat hier niet om
de gemiddelde windsnelheid);
- 2 keer per halve werkdag indien de gemiddelde windsnelheid (u) op dezelfde plek
gemeten tussen de 1 en 3 m/s ligt:
- 1 keer per halve werkdag bij een gemiddelde windsnelheid groter dan
3 m/s.
In tabel 3 is een en ander schematisch weergegeven. Om meetfrequentie te bepalen
moeten de actuele omstandigheden in de gegeven volgorde aan deze criteria worden
getoetst.
Men kan meten met stof- of groep-specifieke meetbuisjes. Afhankelijk van de
frequentie of de vereiste nauwkeurigheid, kan het zinvol zijn andere apparatuur
te hanteren. Degene die is belast met het uitvoeren en het interpreteren van de
metingen moet over voldoende kennis en vaardigheid op dit gebied beschikken.
Er moet zeer frequent worden gemeten ais voor een stof of groep van stoffen de
concentratie hoger is dan 1/5 MAC.
Bij langdurige werkzaamheden (≥ 3 maanden) verdient het aanbeveling om in
aanvulling op voorgaand meetprogramma steekproefsgewijs over te gaan tot personal
air sampling.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.29
Tabel 3
Meetfrequentie
-----------------------------------------------------Volgorde Criteria
Frequentie
(per halve werkdag)
-----------------------------------------------------1 natuurlijke ventilatie beperkt
≥ 4
2 u > 1 m/s
≥ 4
3a 1 m/s ≤ u ≤ 3m/s
≥ 2
3b 3 m/s > u
≥ 1
-----------------------------------------------------7.4.6*
Ademhalingsbeschermingsmiddelen
Er moeten onverwijld ademhalingsbeschermingsmiddelen worden gebruikt wanneer de
concentratie van een stof of een groep van stoffen de MAC-waarde overschrijdt.
Een en ander laat uiteraard onverlet dat het ook aan te bevelen is
ademhalingsbeschermingsmiddelen te gebruiken bij situaties waarin beneden de MACwaarde wordt gewerkt (zie publikatie
P112-1 t/m P112-3). In het algemeen kan men gebruik maken van half- of
volgelaatsmaskers met AB-filterbussen. Alleen voor de bijzondere stoffen (zie
publikatie P112-1) is onafhankelijke bescherming voorgeschreven. Het is echter
niet waarschijnlijk dat laatstgenoemde stoffen voorkomen in concentraties waarbij
de MAC-waarde wordt overschreden.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.30
7.5 Aanvullende maatregelen voor het werken in klasse 3T
7.5.1
Deskundig advies
De projectleiding moet voor zowel de voorbereiding als de uitvoering een
veiligheidskundige/arbeidshygiënist aantrekken voor deskundig advies over de
arbeidsomstandigheden. Bij de uitvoering van de werkzaamheden moet deze
functionaris of zijn plaatsvervanger permanent op de locatie aanwezig zijn.
Hij/zij is adviseur van degene die verantwoordelijk is voor de uitvoering. Gezien
de complexiteit van de arbeidssituatie is het zeer gewenst dat deze deskundige
kennis en ervaring bezit op tenminste hbo-niveau. De taken van deze deskundige
zijn:
- advies en ondersteuning verlenen in de fase van de bestekcalculatie en bij het
eventuele overleg dienaangaande;
- advies en ondersteuning verlenen bij het opstellen en aanpassen van het
draaiboek;
- de werknemers voorlichten en instrueren;
- adviseren en ondersteuning verlenen bij de uitvoering conform het draaiboek en
voorstellen doen voor afwijking daarvan indien daartoe aanleiding bestaat;
- het bewaken van de kwaliteit van de omgevingslucht met continu registrerende
apparatuur, het meten daarvan gebeurt permanent of zeer frequent, afhankelijk van
de omstandigheden en de concentraties op de werkplek er naar het inzicht van de
deskundige;
- het dagelijks bijhouden van het logboek.
Het aantal verschillende werkplekken op een locatie moet zodanig worden beperkt
dat de deskundige in staat is zijn taken naar behoren uit te voeren.
7.5.2
Bedrijfsgezondheidszorg
De bijdrage van de bedrijfsgezondheidsdienst bij werkzaamheden in klasse 3T is te
vergelijken met die in klasse 2T, met dien verstande dat:
- de individuele periodieke gezondheidskundige zorg/controle moet zich
uitstrekken tot alle betrokkenen (diegene die regelmatig danwel eenmalig 8 uur of
langer binnen de verontreinigde zone moeten zijn);
- explosietesten (biologische monitoring) mogelijk zijn indien de bedrijfsarts
dit nodig acht.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
7.5.3*
P174
1993
blz.31
Voorlichting en instructie
Iedereen die regelmatig, dan wel eenmalig gedurende 8 uur of langer binnen de
verontreinigde zone moet vertoeven, moet worden voorgelicht over
- de aard van de werkzaamheden en de daaraan verbonden gevaren;
- de maatregelen en middelen ter voorkoming of beperking van deze gevaren.
Deze voorlichting moet bij voorkeur worden gegeven door de bedrijfsarts, de
veiligheidskundige/arbeidshygiënist en de projectleiding. Demonstratie en
instructie van persoonlijke beschermingsmiddelen moet daarbij aan de orde komen.
Degene die wellicht onafhankelijke ademhalingsbeschermingsmiddelen (zie
publikatie P112-1) moeten gaan gebruiken, moeten met het gebruik daarvan
voldoende vertrouwd zijn of daar anders voldoende instructie in ontvangen.
7.5.4*
Ademhalingsbeschermingsmiddelen
Bij overschrijding van MAC-waarden moeten onverwijld
ademhalingsbeschermingsmiddelen worden gebruik. Ook in geval van situaties waarin
beneden de MAC-waarde wordt gewerkt is ademhalingsbescherming aan te bevelen
(zie publikatie P112-1 t/m
P112-3).
7.5.5*
Bijzondere situaties
Bij het omgaan met vaten, blikken, bussen e.d. met onbekende inhoud
- ook "lege" vaten kunnen nog schadelijke hoeveelheden stoffen
bevatten - is het dragen van ademhalingsbescherming noodzakelijk. Daarnaast moet
voor volledige lichaamsbescherming (bijvoorbeeld chemicalinpakken) worden
zorggedragen.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.32
7.6 Aanvullende maatregelen voor het werken in klasse 1F
Geen open vuur, vonken en dergelijke. Permanent op het werk aanwezig materieel
moet zijn uitgerust met vonkenvangers op de uitlaten. Het kan zinvol zijn om voor
het begin van de werkzaamheden de plaatselijke brandweer te raadplegen en te
overleggen of aanvullende maatregelen wellicht nodig zijn. Bij extreem ernstige
verontreinigingen is dat noodzakelijk.
Er moeten voldoende brandblusmiddelen ter pleke zijn. Poederblussers van 6 kg
zijn in de regel het meest geschikt. De direct betrokken werknemers moeten met de
werking ervan bekend zijn.
7.7 Aanvullende maatregelen voor het werken in klasse 2F
Bij een project in de klasse 2F betekent dat reëel explosiegevaar aanwezig is.
Daarom moet een deskundige beschikbaar zijn met kennis en ervaring van bij
voorkeur hbo-niveau of hoger.
De taken van deze deskundige zijn:
- adviseren en ondersteuning verlenen in de fase van de bestekcalculatie en bij
het eventuele overleg daarover;
- adviseren en ondersteuning verlenen bij het opstellen van de brand- en
explosieparagraaf in het draaiboek;
- advisering en ondersteuning verlenen bij de uitvoering conform het draaiboek en
eventueel voorstellen doen voor afwijking daarvan (indien daartoe aanleiding
bestaat);
- bewaken van de omgevingslucht door het permanent, zeer frequent of regelmatig
uitvoeren van metingen met een explosiemeter teneinde vast te stellen of de
werkplekken nog "veilig voor vuur" zijn. De precieze frequentie van meten is
afhankelijk van de omstandigheden en geschiedt naar het inzicht van de
deskundige.
De werkplek en daarmee de gehele locatie wordt als niet meer veilig voor vuur
beschouwd wanneer de concentratie ontvlambare stoffen in de lucht de 10% LEL
overschrijdt. In dat geval dient het werk onmiddellijk te worden gestaakt,
incluslef het stopzetten van machines, en moet men de locatie verlaten. Alleen
datgene wat naar oordeel van de deskundige nog uitgevoerd kan worden, is nog
toegestaan.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.33
8. WETTELIJKE BEPALINGEN
In dit hoofdstuk wordt een opsomming gegeven van de meest relevante
- soms ten dele verkorte - artikelen uit de genoemde wettelijke voorschriften. De
aandacht wordt erop gevestigd, dat alleen de volledige tekst rechtskracht bezit.
8.1
Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938 (V8F);
tevens: Besluit van 30 augustus 1989 tot wijziging van het VBF
vastgesteld krachtens de Arbeidsomstandighedenwet
1938,
Artikel 76, eerste lid
In een fabriek of werkplaats, waarin werknemers verblijven, die door de aard van
hun arbeid lichaamsreiniging van meer omvang dan alleen van hoofd, handen en
voeten behoeven, moeten voor die werknemers, behalve de in artikel 74 bedoelde
wasgelegenheden, doelmatig gelegen en ingerichte badgelegenheden in voldoende
aantal, doch ten minste
één voor elke 20 of minder van deze werknemers beschikbaar zijn.
Artikel 77
De hier bedoelde bad- en wasgelegenheden moeten gedurende een voor een behoorlijk
gebruik voldoende tijd voor de werknemers toegankelijk en behoorlijk bruikbaar
zijn. Waar de bad- en wasgelegenheden zich in een afzonderlijke ruimte bevinden,
mag deze in de hiervoren bedoelde tijd niet anders zijn afgesloten, dan met een
sluiting, die door iedere werknemer te openen is.
Artikel 160
Treffen van voorzieningen, ter vermijding van gevaar door stoffen voor de
veiligheid of de gezondheid van werknemers.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.34
Artikel 173a, eerste lid
Indien een der hierna omschreven gevaren zich voordoet, hetzij in een geval
waarop het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde niet van toepassing is,
hetzij in een geval waarin de naleving daarvan niet leidt tot vermijding van dat
gevaar, moeten, onverminderd vorenbedoelde bepalingen, voor de werknemers die aan
dat gevaar blootstaan, de daarbij aangegeven persoonlijke beschermingsmiddelen,
in voldoend aantal, beschikbaar zijn en moet ervoor worden gezorgd dat die
werknemers die middelen gebruiken:
C. gevaar van oogverwonding door spatten van bijtende, hete of zeer koude stoffen
danwel door vonken, splinters, schilfers of stof: doelmatige brillen of
gelaatsschermen;
E. gevaar van ongevallen door bijtende, hete of zeer koude stoffen: beschermende
kleding, handschoenen, hoofdbedekking of andere doelmatige middelen ter
bescherming van het lichaam.
Artikel 173a. tweede lid
Persoonlijke beschermingsmiddelen, als bedoeld in het eerste lid, moeten in goede
staat verkeren en zindelijk worden gehouden.
Artikel 174, eerste lid
Voor het verlenen van eerste hulp bij ongevallen moeten doelmatige middelen
aanwezig zijn. Deze middelen moeten tegen verontreiniging beschut zijn en er moet
te allen tijde over kunnen worden beschikt. De aard en de hoeveelheid van deze
middelen moeten in overeenstemming zijn met de grootte, de aard en de ligging van
de fabriek of werkplaats. Zo nodig moeten de middelen of een deel daarvan op
verschillende, op doelmatige wijze over de fabriek of werkplaats verspreide,
plaatsen aanwezig zijn.
Artikel 174. tweede lid
Op de trommels, kisten of kasten waarin de middelen verpakt zijn, moet duidelijk
door een opschrift, of door een gebruikelijk kenteken aangegeven zijn dat zij de
middelen voor eerste hulp bij ongevallen bevatten.
Artikel 174, derde lid
Zo nodig moeten een of meer doelmatig gelegen lokalen uitsluitend bestemd zijn
voor en doelmatig ingericht zijn tot het verlenen van eerste hulp bij ongevallen.
Deze lokalen moeten van buiten duidelijk als zodanig kenbaar zijn.
Artikel 174, vierde lid
Zo nodig moeten doelmatige middelen aanwezig zijn voor het vervoer van
getroffenen en moeten maatregelen genomen zijn voor een snelle afvoer van
getroffenen.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.35
Artikel 174, vijfde lid
In een fabriek of werkplaats waar rekening moet worden gehouden met de
mogelijkheid van acute storingen in de gezondheidstoestand van een werknemer ten
gevolge van in de arbeid of in het arbeidsmilieu gelegen factoren, dat voor de
behandeling van die storingen een arts onmiddellijk moet kunnen beschikken over
bijzondere geneesmiddelen of instrumenten, moeten deze op doelmatige plaatsen
aanwezig zijn. Hierbij moeten zodanige voorzieningen getroffen zijn, dat deze
geneesmiddelen en instrumenten niet door onbevoegden kunnen worden gebruikt.
Artikel 178, eerste lid
In een fabriek of werkplaats moet gedurende de tijden dat in die fabriek of
werkplaats 25 of meer werknemers werkzaam plegen te zijn, ten minste één persoon
aanwezig zijn die belast is met verlenen van eerste hulp bij ongevallen en ten
aanzien van wie een geldig, voor onze minister aangewezen bewijs kan worden
overgelegd, waarin blijkt dat de betrokkene met het verlenen van eerste hulp bij
ongevallen vertrouwd is.
Artikel 178, tweede lid
Indien de ligging of de bereikbaarheid van een fabriek of werkplaats of van
onderdelen daarvan, danwel de mate van gevaar in een fabriek of werkplaats of in
onderdelen daarvan aanleiding daartoe geeft, geldt de in het eerste lid bedoelde
verplichting ook gedurende tijden waarop in die fabriek of werkplaats minder dan
25 werknemers werkzaam plegen te zijn.
Artikel 178, derde lid
Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen mag uitsluitend geschieden door een
persoon als bedoeld in het eerste lid, tenzij omstandigheden in net belang van de
door een ongeval getroffene onmiddelijk ingrijpen of medewerken van anderen
noodzakelijk maken.
Artikel 182a, eerste lid
Doeltreffende maatregelen moeten zijn genomen om te voorkomen dat werknemers bij
hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan stoffen in zodanige mate, dat schade
kan worden toegebracht aan hun gezondheid. danwel aan de werknemers hinder kan
worden veroorzaakt.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.36
Artikel 184, eerste lid
Indien een der hierna omschreven gevaren zich voordoet, hetzij in een geval
waarop het bij of krachtens paragraaf 11 en de artikelen 180 tot en met 183a
bepaalde niet van toepassing is, hetzij in een geval waarin de naleving daarvan
niet leidt tot vermijding van dat gevaar, moeten, onverminderd vorenbedoelde
bepalingen, voor de werknemers die aan dat gevaar blootstaan, de daarbij
aangegeven persoonlijke beschermingsmiddelen, in voldoende aantal, beschikbaar
zijn en moet ervoor worden gezorgd dat die werknemers die middelen gebruiken:
A. gevaar van lichamelijk schade ten gevolge van straling: doelmatige
beschermingsmiddelen voor de ogen, de huid en andere aan de straling
blootgestelde lichaamsdelen.
B. gevaar van aanraking van de huid door daarop inwerkende of daarin
doordringende schadelijke stoffen: doelmatige bedekking van de huid;
C. gevaar van inademing van giftige, bijtende, schadelijke of hinderlijke dampen,
gassen of nevels of van stof: doelmatige ademhalingsbeschermingsapparaten.
D. gevaar van besmetting: doelmatige ontsmettingsmiddelen, hand- en
armbedekkingen of andere doelmatige middelen ter bescherming van het lichaam.
E. gevaar van inwerking van schadelijk geluid op het gehoororgaan: doelmatige
gehoorbeschermingsmiddelen.
F. gevaar van inademing van schadelijke concentraties van vinylchloridemonomeer,
die zich bevinden in de lucht van een arbeidszone: doelmatige
ademhalingsbeschermingsapparaten.
Artiket 184, tweede lid
Persoonlijke beschermingsmiddelen, als bedoeld in het eerste lid, moeten in goede
staat verkeren en zindelijk worden gehouden.
Artikel 188d
Melding en verstrekking van aangewezen vormen van arbeid of arbeid met aangewezen
stoffen met gevaren voor veiligheid of gezondheid van werknemers aan het
distnctshoofd van de Arbeidsinspectie.
Artikel 217
Verplichtingen van werkgever en werknemers
8.2
Arbeidsbesluit jeugdigen
Op grond van dit besluit is het jeugdigen (leeftijd jonger dan 18 jaar) verboden
met verontreinigde grond te werken.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.37
Bijlage 1
Methodiek ter vaststelling van de risicoklassen
1. Inleiding
Het vaststellen van de risicoklasse voor werkzaamheden met verontreinigde grond
gebeurt in twee stappen. In stap 1 worden van de verontreinigde stoffen de
toxische en ontvlambaarheidseigenschappen als zodanig beschouwd, hetgeen tot een
voorlopige klasse leidt. In stap 2 wordt deze eventueel bijgesteld als resultante
van enige kansschattingen.
Begonnen wordt met de bepaling van de T-klasse. Deze wordt vastgesteld door het
beslisschema in schema 4 te doorlopen aan de hand van de hiernavolgende leidraad.
Vervolgens gebeurt dat voor de F-klasse aan de hand van schema 6 met bijbehorende
leidraad.
De methodiek is bedoeld om per afzonderlijke verontreinigende stof toe te passen.
De daaruit resulterende hoogste klassen voor T en F zijn bepalend voor de in acht
te nemen maatregelen bij werkzaamheden waarbij meerdere stoffen voorkomen. In het
algemeen is het dan ook aan te bevelen om met de meest toxische stoffen te
beginnen. In veel gevallen behoeft men dan niet voor alle stoffen het gehele
schema te doorlopen. Zie daarvoor ook rekenvoorbeeld 2 in bijlage 4.
Zijn er binnen een locatie plaatsen waar bepaalde stoffen gesepareerd van het
andere gedeelte voorkomen, dan kan worden overwogen om de vastgestelde
risicoklasse op grond van deze stoffen slechts voor de genoemde plaatsen
(sublocaties) te laten gelden (en voor het overige gedeelte de risicoklasse op
grond van de algemeen voorkomende stoffen). Hierbij kan onder andere worden
gedacht aan kelders of putten waar zich veelal verontreinigingen in zeer
geconcentreerde vorm bevinden, terwijl die elders op de locatie niet voorkomen of
slechts in een zodanige mate dat daarvoor een lagere klasse van toepassing is.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.38
Tot slot nog twee opmerkingen vooraf met betrekking tot MAC-aarden.
Omdat de beschreven methodiek op afzonderlijke stoffen wordt toegepast wordt ook
- confonm de definiering van de MAC-waarden - in de punten 2.1.5, 2.1.6, 2.1.8.1
en 2.1.8.2 per stof bekeken of de MAC-waarde kan worden bereikt onder de
aangenomen omstandigheden. Echter, indien zich gecombineerde blootstelling kan
voordoen, dienen de consequenties daarvan voor het gezondheidsrisico per geval
afzonderlijk beoordeeld te worden (zie voorts publikatie P145). Voor die stoffen
waarvoor nog geen MAC-waarde is vastgesteld en die volgens de methodiek wel aan
een dergelijke waarde moeten worden getoetst, moet deskundig advies worden
ingewonnen. Dat de deskundige in zijn oordeel en advies mogelijke TLVen/of Duitse
MAK-waarden zal betrekken, is daarbij voor de hand liggend.
2.
Leidraad
De procedure om de risicoklasse vast te stellen is hieronder puntsgewijs
beschreven. De nummenng komt overeen met die der verschillende beslispunten in
schema 4, respectievelijk schema 6. De afbeeldingen zijn hulpmiddelen om de
procedure gemakkelijker te kunnen doorlopen. Omdat daarin enige vereenvoudiging
is aangebracht ten opzichte van de tekst is deze laatste echter leidinggevend
voor toepassing van de methodiek.
2.1
Vaststelling van de risicoklasse T (schema 4)
2.1.1 Bekendheid met de aard van de verontreiniging
Is men niet of onvoldoende op de hoogte van de aard van de verontreiniging terwijl wel is vastgesteld dat het om een verontreinigde bodem gaat - dan dient
het werk altijd in de hoogste risicoklassen (3T en 2F) ingedeeld te worden. Dat
geldt eveneens wanneer er tijdens de sanering nieuwe feiten aan het licht komen,
bijvoorbeeld wanneer er vaten, blikken, bussen e.d. te voorschijn komen.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
Schema 4
P174
1993
blz.39
Vaststelling van de T-klasse
POTENTIEEL TOXISCHE STOF
↓
2.1.1
Is uit de onderzoeken geheel
duidelijk om welke verontreiniging + vorm van voorkomen
het gaat
-----------nee----------->Klasse 3T(en 2F)
↓
ja
↓
2.1.2
Gaat het om verbindingen of
situaties die onder specifieke regelgeving van de
Arbowet vallen
-------ja---->
Betreffende voorschriften
↓
raadplegen en/of vooraf
nee
overleg plegen met de
↓
Arbeidsinspectie
2.1.3
Bepaal de voorlopige klasse
n aan de hand van bijlage 2
of m.b.v. de toxiteitskriteria (Zie 6.2 tabel 1 van
het publikatieblad)
n
↓
2.1.4
kookpunt >350°C ---ja---> 2.1.6 ↓
↓
↓
nee
↓
C
-------------MAC in mg/m3
---nee--> Klasse(n-1)
> 104
---ja---> Klasse n
2.1.5
103pd max<MAC
---ja---> 2.1.6 ↑
↓
nee
↓
2.1.7
Betreffende verbinding uitsluitend in grondwater --------nee--------------> Klasse n of (n+1)
↓
ja
↓ (zie verder op blz.40)
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
↓
ja
↓
2.1.8.1
n=1 of 0
----ja---> cg>MAC ---ja---> Klasse (n+1)
(u=1m/s)
---nee--> Klasse n
↓
nee
↓
2.1.8.2
cg>MAC ------------nee---------------> Klasse (n-1)
(u=0,1m/s)
------------ja----------------> Klasse n
NB:
c = concentratie in grond (mg/kg ds)
pd max = maximale dampspanning (mbar)
cg = dampconcentratie in lucht (ppm)
MAC = MAC-waarde in ppm
u = luchtsnelheid (m/s)
P174
1993
blz.40
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
2.1.2
P174
1993
blz.41
Specifieke wet- en regelgeving
Indien er stoffen voorkomen of situaties zijn te verwachten waarop specifieke
wet- en regelgeving van toepassing is, dan dienen eerst de daarop van toepassing
zijnde verplichtingen te worden nagekomen. In dit verband zijn de volgende
voorschriften van kracht:
- In geval asbest of asbesthoudend afval wordt aangetroffen dienen de
voorschriften van het asbestbesluit nageleefd te worden;
- In geval van lood als metaal of in ionogene vorm (anorganische
loodverbindingen) dient men te handelen in overeenstemming met het Loodbesluit
(zie publikatie P 170-1 en P170-2).
- In geval er in ruimten gewerkt moet worden die als besloten aangemerkt kunnen
worden (bijvoorbeeld onder of in gebouwen, in oude opslagtanks, in diepe putten
en sleuven), dan zijn daarop andere bijzondere bepalingen van kracht (zie
publikatie P69).
Opmerking
In geval de verontreinigingen vooraf onvoldoende bekend zijn en het werk in een
besloten ruimte plaatsvindt, prevaleren de richtlijnen uit publikatieblad P69
boven die uit de klasse 3T en 2F.
2.1.3
Vaststelling voorlopige T-klasse
Bepaal voor de verontreinigingen die volgens de onderzoeken aanwezig zijn tot
welke voorlopige klasse ze behoren volgens het overzicht uit bijlage 2 of wanneer
ze daarin niet voorkomen - volgens de criteria uit tabel 1 . Deze voorlopige
klasse wordt verder aangeduid met n. Rangschik de stoffen in groepen volgens de
klasse en ga vervolgens met die in de hoogste klasse verder. Afhankelijk van de
uitkomsten daarvan worden eventueel de stoffen in de lagere (voorlopige) klassen
vervolgens onder de loupe genomen. Eventueel kan ook met de stoffen die qua
hoeveelheid bovenaan staan worden begonnen.
2.1.4
Kookpunt
Is het kookpunt > 350°C?
Zo ja, dan wordt vanwege de zeer geringe vluchtigheid van die stof de voorlopig
vastgestelde klasse met één verlaagd hetgeen in een definitieve klasse (n-1)T
resulteert, tenzij blijkt (volgens punt 2.1.6) dat dit vanwege de mogelijkheid
van verspreiding in de vorm van stofdeeltjes niet verantwoord is.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
2.1.5
P174
1993
blz.42
Dampspanning
Is 103.Pd,max(mbar, 20°C) < MAC (ppm)?
Zo ja. dan wordt vanwege het feit dat het onwaarschijnlijk is dat de MAC-waarde
bereikt wordt de definitieve klasse één lager of wel (n-1)T, tenzij blijkt
(volgens punt 2.1.6) dat dit om de hiervoor genoemde reden niet verantwoord is.
2.1.6
Concentratie in de grond
Is de concentratie in de grond dusdanig (C/MAC > 104) dat schadelijk te achten
concentraties (bodem)stof in de lucht niet uitgesloten mogen worden geacht? In
dat geval dient verlaging van klasse waartoe onder punt 2.1.4 of 2.1.5 in
principe besloten werd achterwege te blijven.
Opmerking
Er zijn situaties denkbaar waarbij echter toch verlaging in overweging genomen
kan worden. Bijvoorbeeld wanneer het om visceuse massa's gaat die niet kunnen
stuiven. Deze voorwaardelijke uitzondering is niet in schema 4 verwerkt.
2.1.7
Voorkomen van de stof in grond(water)
Bevindt de stof zich volgens de onderzoeksgegevens uitsluitend in het grondwater?
Zo nee, dan is een rekenkundige schatting van de kans op een mogelijke
overschrijding van de MAC-waarde door de vele van invloed zijnde faktoren vrijwel
onmogelijk. Verlaging van klasse dient dan ook voor die situaties waarin de
verontreiniging zich niet in de waterfase bevindt (toplaag) in eerste instantie
achterwege gelaten te worden. Verhoging dient onder andere overwogen te worden
wanneer het hoge concentraties en bovendien grond met slechte
adsorptie-eigenschappen (zandgrond) betreft. Neem bij de overwegingen ook de
uitkomst van punt 2.1.5 in beschouwing. Blijkt daar dat theoretisch de MAC-waarde
slechts in geringe mate overschreden kan worden (dat geldt dus voor de maximaal
ongunstige omstandigheden), dan lijkt handhaving in de voorlopige klasse voor
gunstiger omstandigheden vooralsnog voldoende. In dergelijke situaties
(verontreiniging in de toplaag) dient men echter altijd zeer alert te zijn.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
2.1.8
P174
1993
blz.43
Schatting van de mogelijkheid op overschrijding van de
MAC-waarden
Bevindt de stof zich wel alleen in het grondwater, dan kan met behulp van de
volgende formule geschat worden hoe groot de kans op overschrijding van de
MAC-waarde is op het moment dat er afgraving van grond beneden de
grondwaterspiegel plaatsvindt:
Cl
Cg = (1 + 800.U)-1.103 ------------ . Pd,max
Cl,max
waarin:
Cg = dampconcentratie in de lucht (ppm)
Cl = concentratie in grondwater (µg/l)
Cl,max = max. oplosbaarheid in water bij 20 °C (µg/l)
Pd,max = max. dampspanning bij 20 °C (mbar)
u = luchtsnelheid (m/s)
De afleiding en onderbouwing van deze formule is te vinden in het rapport
"Veiligheid en gezondheid bij bodemsanenng"
(zie Literatuuroverzicht p. 44). Hier zal de formule slechts daar waar strikt
noodzakelijk worden toegelicht.
De fysische grootheden Cl,max en Pd,max zijn in handboeken te vinden.
Voor een aantal veel voorkomende vluchtige verbindingen zijn ze in bijlage 3
vermeld. Verder stelt Cl de concentratie voor waarin de betreffende stof in het
grondwater is aangetroffen. Men neme de hoogste concentratie die in de
onderzoeken is vastgesteld.
Met de grootheid u (luchtsnelheid) wordt de mate van luchtverversing aangegeven.
De waarde daarvan is afhankelijk van de omstandigheden waaronder gewerkt wordt.
Die omstandigheden zijn vertaald naar een luchtsnelheid. Alhoewel de gekozen
groottes van de luchtsnelheid mede gebaseerd zijn op windstatistieken e.d. is
deze luchtsnelheid niet vergelijkbaar met windsnelheden. Het betreft hier in
feite een fiktieve luchtsnelheid (zie 2.1.8.1 en 2.1.8.2).
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.44
2.1.8.1
Eventuele verhoging van T-klasse betreft het een stof uit de voorlopige klasse 1
ga dan na of bij een u = 1 m/s de MAC-waarde overschreden kan worden. Ofwel ga na
of:
Cl
Cg = 1,25. --------- . Pd,max > MAC
Cl,max
Zo ja, dan betekent dit een aanzienlijke kans op overschrijding van de MAC-waarde
tijdens het werk. De voorlopige klasse wordt dan ook met één verhoogd:
definitleve klasse 2T.
Opmerking
Uit deze en volgende kwantificeringen blijkt ook of het zinvol is om specifiek op
bepaalde stoffen te gaan meten.
2.1.8.2
Eventuele verlaging van T-klasse
Voor de stoffen uit de voorlopige klassen 2 en 3 dienen de omstandigheden te
worden geanalyseerd die van invloed zijn op de luchtverversingsgraad voor de
werkers. Dat gebeurt aan de hand van een drietal vragen. De antwoorden daarop
bepalen welke waarde voor de luchtsnelheid moet worden aangehouden bij gebruik
van de formule. Indien blijkt dat:
Cg = (1 + 800u)-1.103.
Cl
----------- .Pd,max > MAC
Cl,max
dan wil dat zeggen dat - de specifieke omstandigheden op de betreffende werkplek
in ogenschouw nemend - overschrijdingen van de MAC-waarde mogelijk zijn. De
voorlopige klasse dient in dat geval te worden gehandhaafd: nT. Wanneer echter Cg
< MAC, dan bestaat slechts een geringe kans op overschrijding en kan tot een
lagere definitieve klasse worden overgegaan:
(n-1)T.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.45
De vragen ter bepaling van de waarde van u volgen hieronder:
- Is de locatie zodanig door hoge obstakels omgeven dat de wind er daardoor
beduidend minder "vat" op heeft?
Hierbij kan gedacht worden aan hoge gebouwen, muren, zandlichamen of bossen aan
meerdere zijden van de locatie waardoor deze in de luwte ligt. Ook intensieve
bebouwing in de buurt, zoals een locatie in een stad kan dit effect geven, zonder
dat die locatie echt begrensd wordt door hoge obstakels.
- Is de diepte van de ontgraving - in verhouding tot de horizontale omvang ervan
- zodanig dat de luchtverversing "in de put" duidelijk belemmerd wordt? Als
vuistregel kan aangehouden worden dat dit het geval is indien:
h/d > 0,2
waarin:
h = hoogte van de put
d = (equivalente) diameter van de put
Opmerking
Voorwaarde is dat de ademzone beneden het maaiveld ligt.
- Wordt er voortdurend of zeer regelmatig vlak bij de verontreinigde grond
intensief gewerkt? Hierbij moet gedacht worden aan intensief handmatig grondwerk
bijvoorbeeld wanneer kabels leidingen of buizen die intact dienen te blijven
ontgraven moeten worden.
Het aantal keer dat "ja" is gescoord op bovenstaande vragen wordt naar een waarde
van u vertaald volgens tabel 4.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.46
Tabel 4
Luchtsnelheid als functie van de omstandigheden
-------------------------------------------------------------ja
u(m/s)
-------------------------------------------------------------O x 1
1 x 0,1
2 x 0,01
3 x 0
-------------------------------------------------------------De genoemde belastende omstandigheden zijn voor saneringslocaties veelal allemaal
- doch niet ten volle - van toepassing. Om die reden en om niet telkenmale
gecompliceerde afwegingen behoeven te maken kan het beste voor elk werk als
uitgangspunt een u = 0,1 m/s gehanteerd worden.
Opmerking
Komt men tot de conclusie dat alle omstandigheden onverkort en volledig aanwezig
zijn dan zal de situatie veelal als een besloten ruimte aangemerkt kunnen worden
en zal publikatieblad P69 dus gelden.
De formule is omgewerkt in een nomogram, waarin voor de vier luchtsnelheden het
quotiënt Cg/Pd,max (in de eenheid ppm/mbar) gegeven is als functie van Cl/Cl,max).
Hiermee is de definitieve T-klasse voor een bepaalde stof onder de daarop van
toepassing zijnde omstandigheden vastgesteld. Er kan nu overgegaan worden tot
vaststelling van de F-klasse.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
Schema 5
P174
1993
blz.47
Vaststelllng van de F-klasse
POTENTIEEL ONTVLAMBARE STOF
↓
2.2.1
55°C < vlampunt ----------------ja---------------> F-Klassen n.v.t.
↓
nee
↓
2.2.2
21°C < vlampunt < 55°C ---------ja---------------> Klasse 1F
↓
nee
↓
vlampunt < 21°C
↓
2.2.3
Betreffende verbinding
uitsluitend in grondwater ------nee--------------> Klasse 2F
↓
ja
↓
2.2.4
Zijn de gehaltes zodanig
dat onder evenwichtsomstandigheden
Cg
----nee--------------> Klasse 1F
Σ ---------- > 1,0 (u=0m/s)
LEL
----ja---------------> Klasse 2F
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
2.2
P174
1993
blz.48
Vaststelling van de risicoklasse F (schema 5)
De verschillende klassen zijn geënt op situaties zoals die op afgravingslocaties
en andere plaatsen waar grondverzet uitgevoerd wordt voorkomen. Zij zijn niet
bedoeld voor werkzaamheden in verontreinigde grond, waarbij hoge temperaturen
worden toegepast, zoals laswerkzaamheden in een sleuf.
2.2.1
Geringe ontvlambaarheid
Heeft de stof een vlampunt boven de 55°C dan bestaat er in de praktijk geen
risico voor een gaswolkexplosie. Zo ja, dan valt dit werk niet in een F-klasse.
2.2.2
Klasse IF
Heeft de stof een vlampunt tussen 21 °C en 55°C? Zo ja, dan valt het werk in
klasse 1F.
2.2.3
Klasse 2F
Heeft de stof een vlampunt kleiner dan 21 °C en komt hij behalve in het
grondwater ook in niet te verwaarlozen hoeveelheden in de grond (toplaag) voor?
Zo ja, dan is klasse 2F van toepassing voorzover het werkzaamheden aan die
toplaag betreft.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
2.2.4
P174
1993
blz.49
Eventuele verlaging van F-klasse
Ga met onderstaande formule na of voor deze - alleen in het grondwater
voorkomende - stof de LEL bereikt kan worden in een situatie waarin in het geheel
geen luchtverversing optreedt (u = 0 m/s). Het spreekt voor zich dat deze
berekening slechts dan zin heeft indien daarbij alle kwantificeerbare bijdragen
aan de vorming van een mogelijk explosief damp/luchtmengsel worden meegenomen:
Cl
Cg = 103. --------⋅ Pd,max
Cl,max
Cg2
Cgn
Cgl
--------- + --------- + ........ + ------- > 1
LEL2
LELn
LEL1
Let wel: Cg en LEL in dezelfde eenheid (ppm of vol %)
Zo nee, dan is het ontstaan van een explosief damp/luchtmengsel
theoretisch onwaarschijnlijk en is klasse 1F voldoende. Zo ja, dan valt het werk
definitief in de 2F-klasse.
Opmerking
In de laatste berekening dienen alle - kwantificeerbare - bijdragen van
aangetroffen stoffen opgenomen te worden, ook van 1F-stoffen. In de praktijk
zullen echter de 2F-stoffen de grootste bijdrage leveren, tenzij deze slechts een
minderheid vormen. Zie ook de rekenvoorbeelden
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.50
Bijlage 2
Enige bij bodemverontreiniging aangetroffen verbindingen met de bijbehorende
voorlopige T-klassen, Toxicologische kwalifaties en opmerkingen
----------------------------------------------------------------------(voorlopige)
Verbinding Klasse
Tox.kwalificaties *)
Opmerkingen
-----------------------------------------------------------------------benzeen
3
carcinogeen bijl.2 MAC-lijst,
module A5 AISTS
tolueen
1
schadelijk bijlage II NR **)
xyleen(isomeren) 1
schadelijk bijlage II NR **)
ethylbenzeen
0
irriterend bijlage II NR **)
fenol
2
door vergelijking
verkregen
chloorfenolen
(isomeren) 1
LD50>261 mg/kg
o-cresol
2
LD50=121 mg/kg
andere isomeren: 1
trichloorethyleen 1
schadelijk bijlage II NR **)
perchloorethyleen 1
schadelijk bijlage II NR **)
vrij cyanide blauwzuur 3
LC50=0,48mg/l/5min.
complex cyanide 1
LD50>1600mg/kg
niet vluchtig
α-HCH
ß-HCH
τ-HCH
δ-HCH
2
0
2
1
endosulfan 3
dieldrin/endrin
aldrin
LD50=177mg/kg
LD50=6000mg/kg
LD50=76mg/kg
LD50=1000mg/kg
3
zeer geringe
vluchtigheid
) zeer geringe
LD50= 18mg/kg
LC50= 0,04mg/4uur) vluchtigheid
LD50= 39 mg/kg
)
2
arseen+verbindingen
3
chroom+verbindingen
(bepaalde) ***)
3
1****)
cadmium+verbindingen
(bepaalde) ***)
3
)
)
)
)
2****)
kwik+verbindingen 2-3****)
carcinogeen bijl. 2 MAC-lijst
module A-5 AISTS
carcinogeen bijl. 2 MAC-lijst
module A-5 AISTS
carcinogeen bijl. 2 MAC-lijst
module A-5 AISTS
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.51
Bijlage 2 (vervolg)
Enige bij bodemverontreiniging aangetroffen verbindingen met de bijbehorende
voorlopige T-klassen, Toxicologische kwalifaties en opmerkingen
----------------------------------------------------------------------(voorlopige)
Verbinding Klasse
Tox.kwalificaties *)
Opmerkingen
----------------------------------------------------------------------nikkel+verbindingen
1-2****)
(bepaalde) ***)
3
carcinogeen module A-5 AISTS
bijl. 2 MAC-lijst
zink+verbindingen 1
loodverbindingen 1
schadelijk
bijlage II NR**)
matige vluchtigheid
tetraethyllood
3
LD50=12,3mg/kg
tetramethyllood
2
LD50=109mg/kg
hexachloorbenzeen 0
LD50=10000mg/kg nauwelijks vluchtig
tetrahydrofuraan 0
irriterend bijlage II NR**)
polycyclische
3
carcinogeen bijl. 2 MAC-lijst
aromatische koolwamodule A-5 AISTS
terstoffen (pak's)
TCDD (dioxine)
3
LD50<0,1 mg/kg
geringe vluchtigheid
PCB's
1
LD50>1000mg/kg
----------------------------------------------------------------------*) Zie ook tabel 1 in 6.2 van het publikatieblad
**)NR = Nadere Regels Verpakking en Aanduiding Milieugevaarlijke
Stoffen
***) Zie lijst met kankerverwekkende stoffen in module A-5 van het
AISTS
****) Betreft de anorganische verbindingen welke niet of nauwelijks
vluchtig
zijn (toxicologische data: RTECS = Registry of Toxic Effects of Chemical
Substances).
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.52
Bijlage 3
Fysisch-chemische gegevens van enige verbindingen
Onderstaande gegevens zijn ontleend aan:
- Chemiekaartenboek (Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden); - Handbook
of Environmental Data on Organic Chemicals
(Karel Verschueren, Van Nostrand Reinhold Company New York);
- Kuhn-Birett (Ecomed).
In het literatuuroverzicht zijn meer referenties opgesomd waaraan soortgelijke
gegevens als hierna kunnen worden ontleend.
-----------------------------------------------------Verbinding
Cl,max (20°C) Pd,max (20°C)
(µ g/l)
(mbar)
-----------------------------------------------------benzeen
1,78.106
100
tolueen
5,15.105
29
o-xyleen
1,75.105
6,7
m-xyleen
2,0. 105
8
p-xyleen
1,98.105
8,6
ethylbenzeen
1.52.105
9,3
fenol
6,7. 107
0,4
trichlooretheen
1,1. 106
77,3
tetrachlooretheen 1,5. 105
18
------------------------------------------------------
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.53
Bijlage 4
Rekenvoorbeelden
In deze voorbeelden wordt voor twee verontreinigde locaties de risicoklasse(n)
vastgelegd volgens de methode zoals beschreven in bijlage 1. De nummers verwijzen
ook naar de beslispunten van die methodiek.
Rekenvoorbeeld 1
Terrein van een oude gasfabriek met de volgende verontreinigingssituatie
Verontreinigingssituatie
----------------------------------------------------------------Verontreiniging
Conc. Conc.
Bijzonderheden
grond grondwater
(mg/kg ds) (µ g/l)
----------------------------------------------------------------teer (pak's)
1800
41
benzeen
425
fenol
17
190
In grond lokaal
voorkomend
cyanide (complex) 240
530
------------------------------------------------------------------
Vaststelling van de voorlopige T-klasse(n)
-----------------------------------------------------------------Volgens
pak's
voorlopige klasse: 3T
2.1.3.
benzeen
voorlopige klasse: 3T
en
fenol
voorlopige klasse: 2T
bijlage 2
cyanide (compl) voorlopige klasse: 1T
------------------------------------------------------------------
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.54
Vaststelling van de definitieve T-klasse
pak's
2.1.4: kookpunt > 350°C
2.1.6:
C
---MAC
425
= ---- 1800 = 0,9.104 < 104
0,2
====> definitieve klasse: 2T
benzeen
2.1.4 : nee
2.1.5 : nee
2.1.7 : ja
2.1.8.2:
volgens
nomogram:
425
Cl
---- = ---------- = 425 = 2,39.10-4
Cl,max 1,78.106
Cg
-------- = 2,7.10-3 ppm/mbar (u = 0,1 m/s)
Pd,max
dus onder standaardomstandigheden is
definitieve klasse: 2T
Cg = 0,27 ppm =====>
MAC = 10 ppm
Opmerking:
Uit hetzelfde nomogram valt af te lezen dat:
Cg = 2,6 ppm bij u = 0,01 m/s
Dus ook bij belastender omstandigheden: 2T.
Zie ook dat alleen in geval van de meest ongunstige omstandigheden
(u = 0 m/s) Cg = 24 ppm: 3T.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.55
fenol
2.1.4: kookpunt = 182°C < 350°C
2.1.5: 103.0,4 = 400 pm > MAC (5pm)
2.1.7: fenol ook aanwezig in grond ===> definitieve klasse
2T of 3T
Opmerking:
Voor die plaatsen in de toplaag waar fenol aanwezig is, dient bekeken te worden
of de klasse gehandhaafd (2T) kan, danwel verhoogd (3T) moet worden. Gezien de
betrekkelijk geringe concentratie (0,002 gew.%) en de beperkte vluchtigheid
(kookpunt = 182°C) en het feit dat in de 2T-klasse regelmatig wordt gemeten lijkt
een definitieve klasse 2T vooralsnog ruimschoots voldoende. Overigens is het niet
mogelijk precies aan te geven bij welke concentratie de klasse verhoogd moet
worden.
2.1.8.2
Cl
190
-------- = ----------- = 2,84.10-6 (v.w.b. grondwater)
Cl,max
6,7.107
valt buiten het nomogram: gebruik formule uit pnt. 2.1.8:
Cg = (1 + 800.0,1)-1 .10 3.2,84.10-6,0,4 = 1,4.10-5 ppm MAC = 5 ppm ==>
===>
definitieve klasse: 1T
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.56
cyanide
Complex cyanide is niet vluchtig, dus een eventuele verhoging van klasse is
volgens 2.1.8.1 niet aan de orde definitieve klasse: 1T
Als eindconclusie kan uit voorgaande beschouwing getrokken worden dat het werk
als geheel in klasse 2T valt (hoogste berekende klasse).
De volgende verfijningen en konkretiseringen kunnen daar op aangebracht worden:
1. Monitoring van de omgevingslucht bij het afgraven van de toplaag is hooguit
zinvol voor fenol en dan met name op die plaatsen waar het in de onderzoeken is
aangetoond.
2. Bij graafwerkzaamheden beneden de oorspronkelijke grondwaterspiegel dient op
benzeendamp in de omgevingslucht gemeten te worden, maar niet op fenol.
3. Naast de mogelijkheid van opname via de longen kan dat ook via huidcontact.
Zowel benzeen als fenol zijn in de MAC-lijst aangeduid met een H.
Voorts heeft fenol een corrosieve werking, zowel op huid als longen en is benzeen
als carcinogeen aangemerkt.
Vaststelling van de F-klasse
Alleen benzeen heeft een vlampunt kleiner dan 554C, zodat de F-klasse volledig
door deze stof bepaald wordt.
Omdat benzeen een vlampunt van -114C heeft en uitsluitend in het grondwater
voorkomt wordt er uiteindelijk een toetsing volgens 2.2.4 uitgevoerd:
Onder 2.1.8.2 is de concentratie bij u = 0 m/s uitgerekend: 21 ppm
De LEL = 1,2 vol% = 12000 ppm =====> definitieve klasse 1F
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.57
Rekenvoorbeeld 2
Terrein waar vroeger een polyesterfabriek heeft gestaan
Verontreinigingssituatie
-------------------------------------------------------------------Verontreiniging
Conc.
Conc.
Bijzonderheden
grond
grond(mg/ water
kg ds)
(µg/l)
-------------------------------------------------------------------tolueen
-200.000
* Er lopen kabels
xylenen (m en p) -40.000
terrein die inbenzeen
-10.000
tact moeten blijven.
ethylbenzeen
-3.500
* In de grond
terephtaalzuur
sporen
-zitten zware fundamenten die opgeruimd
moeten worden.
----------------------------------------------------------------------Vaststelling van de voorlopige T-klasse(n)
---------------------------------------------------------Volgens
tolueen
voorlopige klasse: 1T
2.1.3.
xylenen
voorlopige klasse: 1T
en
enthylbenzeen
voorlopigeklasse: 0T
bijlage 2
benzeen
voorlopige klasse 3T
terephtaalzuur
voorlopige klasse: (nog onbekend)
----------------------------------------------------------
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.58
Vaststelling van de definitieve T-klasse
benzeen
2.1.4:
2.1.5:
2.1.7:
2.1.8.1.
2.1.8.2:
volgens
nomogram:
nee
nee
ja
nee
1000
Cl
-------- = ----------- 10.000 = 5,6.10-3
Cl,max 1,78.106
Cg
----------- = 0,07 ppm/mbar (u=0,1 m/s)
Cd,max
dus onder standaardomstandigheden is
Cg = 7 ppm ====> definitieve klasse: 2T
MAC= lOppm
Opmerking
Bij die werkzaamheden waarbij intensief grondwerk verricht moet worden i.v.m. de
kabels en fundamenten verdient het de voorkeur om van een lagere luchtsnelheid
uit te gaan: u = 0,01 m/s.
Cg
In dat geval is ------------ = 0.63
Pd,max
Bij die werkzaamheden is Cg = 63 ppm ====> definitieve klasse: 3T
Omdat de andere stoffen in de voorlopige klasse 1T of lager zitten en de
werkzaamheden dus niet in een klasse hoger dan 2T terecht kunnen komen als
resultante van kansbeschouwingen kan nu met de vaststelling van de definitieve
T-klasse gestopt worden. In dit voorbeeld wordt echter voor de volledigheid de
gehele methodiek doorlopen.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.59
TOLUEEN/XYLENEN/ETHYLBENZEEN
2.1.4 t/m 2.1.8.1: op dezelfde wijze als benzeen
----------------------------------------------------------------------Cg
Cg
MAC
definitieve
2.1.8.1:
Cl
verontreiniging
------------(ppm) (ppm)
klasse
Cl,max
Cd,max
(bij u=1,0m/s)
----------------------------------------------------------------------tolueen
0,388
0,5
14,5
100
IT
xylenen
0,2
0,26
2
100
IT
ethylbenzeen
0,016
0,02
0,2
100
0T
----------------------------------------------------------------------THEREPHTAALZUUR
Gezien de geringe gehalten én het hoge kookpunt (300°C) is een definitieve klasse
hoger dan 2T zeer onwaarschijnlijk, wat ook de voorlopige klasse van
terepthaalzuur mag zijn. Strikt genomen dient dit expliciet vastgesteld te
worden. Dit kan via de toxicologische gegevens en met tabel 1 uit paragraaf 6.2.
van het publikatieblad.
Eindconclusie
De sanering als geheel valt in de klasse 2T. Werken volgens klasse 3T lijkt voor
bepaalde werkzaamheden waarbij intensief handwerk verricht moet worden wenselijk.
Vaststelling van de F-klasse
----------------------------------------------------------------------Cg
Cg
Verontreiniging
Vlampunt
LEL
Cl Cg
(u=0 m/s)
(°C) (vol%)
-----------Cl.max
Cd.max
(vol%) LEL
----------------------------------------------------------------------tolueen
4
1,2
0,388
400
1,16
0,966
xylenen
25
1,1
0,2
200
0,16
0,145
ethylbenzeen
15
1,0
0,016
16
0,01
0,01
benzeen
-11
1,2
0,0056
5,6 0,06
0,05
-----------------------------------------------------------------------
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.60
Toepassing van schema 5 op de betreffende brandbare stoffen geeft als uitkomst
dat de sanering mogelijk in klasse 2F valt op grond van de vlampunten van
benzeen, tolueen en ethylbenzeen. Bij de toetsing of de onderste explosiegrens
onder evenwichtsomstandigheden bereikt kan worden dienen evenwel alle componenten
betrokken te worden, dus
ook xyleen:
Cg
Σ ------ = 0.966 + 0,145 + 0,01 + 0,05 = 1,171 > 1
LEL
Het werk dient dus uitgevoerd te worden volgens klasse 2F.
WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND
inclusief bodemsanering
P174
1993
blz.61
Bij het werken met verontreinigde grond kunnen de volgende publicaties van de
Arbeidsinpectie van belang zijn:
P1
werk
Inhoud verbandtrommels, Middelen voor Eerste hulp bij ongelukken
(1993)
P25
Putten en sleuven (1981)
P57
Bedrijfshygiënische voorzieningen in het bouwbedrijf;
en aanhorigheden (1974)
op het
Schaftruimten
P62
Persoonlijke beschuttingsmiddelen in het bouwbedrijf (1980)
P69
Veilig werken in besloten ruimten (1985)
P83
Sloopwerkzaamheden; Veilig uitvoeren van sloopwerkzaamheden (1982)
P85
Grondverzet; Werktuigen en transportmiddelen (1982)
P112-1 Ademhalingsbeschermingsmiddelen; Overzicht en toepassing (1985)
P112-2 Ademhalingsbeschermingsmiddelen; Overzicht en beschrijving
(1985)
P112-3 Keuzetabel ademhalingsbeschermingsmiddelen (1983)
P136
Mobiele Heistellingen (1983)
P145
Nationale MAC lijst
P166-1 Lawaai op de Arbeidsplaats; Algemeen (1987)
P166-2 Lawaai op de Arbeidsplaats; Gehoorbeschermingsmiddelen (1992)
P170-1 Werken met lood; Het loodbesluit (1988)
P170-2 Werken met lood; Het beperken van de blootstelling aan loodstof
accumulatorenfabrieken (1988)
CV10
Arbowet Artikel 30; Samenwerking meerdere werkgevers op een
bouwplaats
in
Download