Leven er veel dieren in Limburg? Wat zijn Rode Lijst

advertisement
Nationaal Park Hoge Kempen
Beestenboel
Leven er veel dieren in Limburg?
In Limburg liggen meer natuur-­‐ en bosgebieden dan in andere Vlaamse provincies. Daardoor krijgen meer diersoorten de kans om te overleven. De rijkdom van veel verschillende soorten noemen we biodiversiteit. In het Nationaal Park Hoge Kempen, in het oosten van Limburg, leven meer dan 7 000 verschillende diersoorten. Deze diersoorten kan je onderverdelen in verschillende groepen. In de grafiek wordt getoond hoeveel soorten er in elke groep voorkomen. Van veel vliegende insecten is dat aantal zelfs niet bekend, maar we weten dat het er zeker meer dan 1 000 zijn. Die getallen gaan over het aantal verschillende soorten, dus niet over het aantal dieren van een bepaalde soort. De biodiversiteit is dus erg hoog in het Nationaal Park Hoge Kempen. Ook in Limburg leven heel veel verschillende diersoorten. Wat zijn Rode Lijst-soorten?
De Rode Lijst is een lijst van dier-­‐ en plantensoorten die bedreigd worden in een bepaalde regio. Dat wil zeggen dat ze op korte termijn zullen uitsterven in die regio, als er geen beschermende maatregelen worden genomen. Het is dus een waarschuwing voor overheden en organisaties die terreinen beheren om rekening te houden met deze soorten. Zo kan je bijvoorbeeld op de grafiek zien dat 55% van de dagvlindersoorten in het Nationaal Park Hoge Kempen op de Vlaamse Rode Lijst staan. __ 1 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Beestenboel
Waardoor worden deze soorten dan bedreigd?
Bedreigingen voor diersoorten kunnen vele vormen aannemen en kunnen in dit beknopte document niet allemaal aan bod komen. Enkele belangrijke factoren worden hierna echter kort toegelicht. Een eerste, logische bedreiging is het verdwijnen van het leefgebied. Elke diersoort heeft bepaalde voorkeuren waar hij het liefste wil leven. De natuurlijke leefomgeving noemen we de biotoop van een soort. Hier zijn de omstandigheden ideaal en is onder andere de juiste voeding aanwezig. Wanneer een biotoop verdwijnt, bijvoorbeeld wanneer een gebied bebouwd wordt, verdwijnen vaak ook de diersoorten die er woonden omdat die zich niet konden aanpassen aan de nieuwe situatie. Een andere bedreiging is vervuiling. Dit kan ervoor zorgen dat de biotoop van een diersoort verandert, waardoor de soort er niet meer kan leven. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er meststoffen in een poel terechtkomen: hierdoor kunnen de dieren die er leven het vervuilde water vaak niet meer verdragen. Vervuiling kan ook door het gebruik pesticiden. Dit zijn stoffen die worden gebruikt om bepaalde kleine dieren die schade toebrengen aan gewassen te verdelgen. Hierdoor worden niet alleen de ongewenste dieren gedood, maar ook de dieren die dit ‘ongedierte’ als natuurlijke voedselbron hebben. Zij worden mee vergiftigd. Ook de gewassen zelf kunnen dit gif opnemen waardoor onder andere de insecten die leven van de nectar ook sterven. In de natuur is er steeds een wisselwerking tussen verschillende dier-­‐ en plantensoorten. Een soort heeft altijd bepaalde voedselbronnen en vijanden, een kwestie van eten en gegeten worden. Er zijn ook nog andere relaties tussen soorten, zoals bloemen die bestoven worden door bijen. Deze complexe samenhang noemen we een voedselweb of ecosysteem. Wanneer er iets gebeurt met een soort die deel uitmaakt van een ecosysteem kan dat ecosysteem uit evenwicht geraken en ontstaat er een kettingreactie: het verdwijnen van een soort kan er voor zorgen dat ook anderen in de problemen komen. Wanneer er bijvoorbeeld in landbouwgebied stoffen worden gebruikt die schadelijk zijn voor muizen heeft dat ook een effect op de roofvogels, die nu veel minder voedsel kunnen vinden. Maar wanneer er in een bepaald gebied geen roofvogels meer zijn, bijvoorbeeld omdat zij geen geschikte nestplaatsen meer vinden, zal er een overvloed aan muizen zijn. Daarom is het belangrijk om niet alleen aandacht te geven aan de bedreigde soorten, maar ook aan het ecosysteem waar ze deel van uitmaken. Wat is een insect?
Insecten vormen de grootste groep van dieren met onder andere kevers, vlinders, vliegen, sprinkhanen, libellen... In de grafiek kan je zien dat er minstens 4 400 insectensoorten te vinden zijn in het Nationaal Park Hoge Kempen, dat is meer dan 60% van alle aanwezige soorten! Ze zijn vaak heel verschillend, maar ze hebben toch veel kenmerken gemeenschappelijk. Alle insecten hebben zes poten. Die poten bestaan uit verschillende segmenten, daarom worden ze ook wel ‘geleedpotigen’ genoemd. Insecten hebben geen beenderen in zich maar ze hebben een harde schil rond het hele lichaam. Dit ‘uitwendige skelet’ is gemaakt van chitine, hetzelfde materiaal als je eigen vingernagels. __ 2 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Beestenboel
Een insect bestaat steeds uit drie lichaamsdelen: de kop (met ogen, antennes en monddelen), het borststuk (met poten en eventuele vleugels) en het achterlijf. Het achterlijf is vaak het grootste deel van het insect. Het bevat allerlei belangrijke organen om te kunnen ademen, eten te verteren enz. Insecten worden geboren uit kleine eitjes, die alle mogelijke vormen kunnen hebben. De moeder laat de eitjes achter op een veilige plaats. Heel wat insecten (kevers, vliegen, muggen, bijen, mieren, wespen en vlinders) maken een volledige gedaanteverwisseling door: de larve die uit het ei komt lijkt helemaal niet op het volwassen dier. De larve eet zich vol met zijn favoriete voedsel, tot hij groot genoeg is om te verpoppen. Dan maakt hij een stevige cocon rond zichzelf, een pop, waar hij een tijdje veilig kan verblijven. Nu vindt de gedaanteverwisseling plaats: uit de pop komt het volwassen insect tevoorschijn. Andere insecten zoals sprinkhanen, krekels en libellen moeten niet verpoppen: zij komen uit het ei als nimfen. Deze onvolgroeide dieren moeten ook veel eten en groeien, om uiteindelijk te vervellen en de volwassen vorm aan te nemen. Wat is een reptiel?
Reptielen zijn dieren met een stevige huid die bedekt is met schubben. Deze schubben vormen een beschermend pantser dat hen ook beschermt tegen uitdroging. In België leven maar twee groepen reptielen in het wild: hagedissen en slangen. Het zijn dieren die op het land leven, hoewel sommige reptielen zich ook thuis voelen in het water (zoals krokodillen en schildpadden). Maar zijn ze allemaal afhankelijk van het land om hun eieren te leggen en moeten ook steeds naar de oppervlakte komen om te ademen. De meeste reptielen leggen hun eieren in warm zand of bladerhopen. De eieren hebben een dunne leerachtige of kalkachtige schaal. Wanneer de jongen uitkomen zijn ze volledig ontwikkeld. Reptielen groeien constant, waarbij ze letterlijk uit hun vel groeien: ze kruipen uit hun oude huid die ze als een lege schil achterlaten. Wat is een amfibie?
Amfibieën zijn dieren die niet alleen op het land maar ook onder water kunnen leven. Alle Europese amfibieën (kikkers, padden en salamanders) hebben vier poten als ze volwassen zijn, maar je kan ze het best herkennen aan hun slijmerige huid. Die huid zorgt ervoor dat de amfibieën onder water adem kunnen halen, omdat de huid water en zuurstof doorlaat. De meeste amfibieën hebben ook longen om te ademen. __ 3 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Beestenboel
Hoewel veel amfibieën vaak op het droge te vinden zijn, zijn ze voor hun voortplanting afhankelijk van water. De eitjes worden onder water gelegd en hebben geen schaal maar een geleiachtig omhulsel. Je vindt ze vaak in grote hoeveelheden of in lange slierten tussen waterplanten. De larven lijken op kleine visjes: de typische ‘dikkopjes’ zijn larven van kikkers en padden, terwijl salamanderlarven langer en slanker zijn. De larven moeten veel eten om te groeien. Wanneer ze groot genoeg zijn begint de gedaanteverwisseling: hun lichaam verandert geleidelijk tot ze er uitzien als volwassen dieren. Nu kunnen ze ook op het land overleven en kleine diertjes eten. Wat is het verschil tussen kikkers en padden?
Een kikker vind je meestal in het water. Hij is slanker dan een pad en heeft ook veel langere achterpoten, waar hij goed mee kan zwemmen en springen. Zijn huid is erg glad en glanzend vochtig. Kikkereitjes (dril) zie je meestal in grote hoeveelheden aan het wateroppervlak, terwijl paddeneitjes in lange snoeren aan waterplanten zijn vastgemaakt. Een pad voelt zich beter thuis op het land. Hij is plomper gebouwd en zijn achterpoten zijn kort. Meestal loopt of kruipt hij, want een pad kan niet goed springen. De huid van een pad ziet er droger en wrattig uit. Deze wratten zijn eigenlijk klieren die slijm afscheiden om de huid vochtig genoeg te houden. Een pad zie je soms in de volle zon zitten, terwijl een kikker altijd naar schaduw zoekt. Wat is het verschil tussen een hagedis en een
salamander?
Hagedissen en salamanders lijken op elkaar, maar hebben eigenlijk weinig gemeen. Een salamander is een amfibie, dat betekent dat je hem vaak in of bij water zal zien. Zijn huid is glad en slijmerig. De kleine pootjes bevinden zich onder het lichaam, terwijl de krachtige poten van de hagedis zich aan de zijkanten van het lichaam bevinden. Een hagedis is een reptiel en dat zie je meteen aan zijn droge, geschubde huid. Je zal hem nooit in het water zien, maar vooral op droge, warme en vaak zanderige ondergronden. __ 4 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Beestenboel
Wat is een spin?
Spinnen maken deel uit van de spinachtigen, dat zijn dieren met acht poten. Andere spinachtigen zijn bijvoorbeeld teken, hooiwagens en schorpioenen. Net zoals insecten hebben spinachtigen ook een sterk uitwendig skelet en gelede poten (poten met segmenten). Hun lichaam bestaat uit twee delen: een kopborststuk met ogen, kaken en poten en een achterlijf met vitale organen. Spinneneieren hebben geen schaal en worden door de moeder meestal in een cocon gelegd. De jonge spinnen komen volledig ontwikkeld uit het ei, maar ze moeten nog veel groeien en vervellen regelmatig. Bij elke vervelling kan het uiterlijk veranderen, tot de spinnen volgroeid zijn. Veel spinnen weven een web van dunne, stevige, meestal kleverige draden die ze zelf aanmaken. De draden zijn zo dun dat insecten ze vaak niet opmerken, waardoor de prooi nietsvermoedend in het web vliegt, loopt of springt. De vorm en plaats van het web is afhankelijk van de prooi die de spin ermee wil vangen. Zo maakt de tijgerspin zijn web laag bij de grond, omdat hij graag sprinkhanen wil vangen. Wat hebben insecten, amfibieën, reptielen en
spinnen gemeenschappelijk?
Deze dieren zijn allemaal koudbloedig. Dat wil zeggen dat hun lichaam niet zelf voor warmte kan zorgen. Koudbloedige dieren nemen ongeveer de temperatuur van hun omgeving aan. Dat is de reden waarom je een hagedis vaak ziet zonnebaden op een warme steen: om actief te kunnen zijn moet hij eerst een beetje opwarmen. Als het kouder wordt doen veel koudbloedige dieren een winterslaap op een vorstvrij plekje of zoeken ze een beschutte, warme plaats. Zijn onze slangen gevaarlijk ?
In Vlaanderen komen 3 soorten slangen voor: de ringslang, de gladde slang en de adder. Slangen zijn niet alleen erg zeldzaam maar ook heel schuw. De kans dat je ze te zien krijgt is dus erg klein, en de kans dat je ze zullen aanvallen is nog veel kleiner. Zoals veel dieren vallen slangen enkel aan als ze zich bedreigd of in het nauw gedreven voelen. Je kan slangen dus beter met rust laten. Enkel de adder heeft een giftige beet, maar deze komt niet voor in Belgisch Limburg. Enkel in de Antwerpse Kempen en in het Nationaal Park De Meinweg (Nederlands Limburg) komt deze soort in zeer kleine aantallen voor. De meeste ‘slangen’ die mensen opmerken zijn eigenlijk hazelwormen. Deze pootloze hagedis is geen echte slang, ook al lijkt hij er met zijn gladde lichaam er wel op. Een hazelworm kan je soms in je eigen tuin vinden, maar is net als slangen schuw en ongevaarlijk. __ 5 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Beestenboel
Is een libel hetzelfde als een waterjuffer?
Libellen en waterjuffers zijn de felgekleurde insecten die je in de buurt van water ziet rondvliegen. Er zijn erg veel verschillende soorten, maar ze behoren niet allemaal tot dezelfde groep. Er zijn enkele opvallende verschillen die je zo kan zien. Libellen zijn over het algemeen groter en forser en ze kunnen heel erg snel vliegen. Wanneer ze stilzitten blijven de vleugels open. De waterjuffers zijn kleiner en slanker. Wanneer ze ergens gaan zitten vouwen ze hun vleugels dicht boven het achterlijf. Zijn de krekel en de sprinkhaan familie?
Ook al lijken ze niet erg op elkaar, krekels en sprinkhanen zijn nauw verwant. Ze maken namelijk deel uit van de groep van de rechtvleugelige insecten. Dat zijn insecten met rechte, lederachtige vleugels. Ze hebben ook lange, krachtige achterpoten waar ze heel goed mee kunnen springen. De veldkrekel en de zadelsprinkhaan zijn nog nauwer verwant: ze horen bij de langsprietigen, omdat ze relatief lange antennes hebben in vergelijking met de meeste andere sprinkhanen. Krekels en sprinkhanen hebben nog een gemeenschappelijk kenmerk: je kan ze op zomeravonden horen. Het tsjirpende geluid maken ze door bepaalde lichaamsdelen over elkaar te raspen. Zowel de veldkrekel en de zadelsprinkhaan gebruiken hun voorvleugels om te ‘zingen’. __ 6 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Beestenboel
De 10 soorten van de poster:
Gladde Slang – Coronella austriaca Laurenti
Dit is naast de ringslang en de adder, onze derde inheems slang. Het is een typische soort van de Hoge Kempen, en haar voorkomen in Vlaanderen is tot de Kempen beperkt. Lijkt sterk op de giftige adder. Net als de andere slangen, is de gladde slang zeer zeldzaam en schuw Klasse: reptiel Voeding: hagedissen, muizen, spitsmuizen Biotoop: open, heidegebied laag begroeid terrein zoals Maten: lengte 50-­‐70 cm Leeftijd: 15 tot 20 jaar Levendbarende Hagedis – Zootoca vivipara Jacquin
Dat dit reptiel geen eieren heeft maar de jongen levend op de wereld zet, is maar schijn. In feite worden de eitjes uitgebroed in lichaam van de moeder. De staart van deze hagedis breekt zonder veel gevolg voor het dier bij de minste aanraking af, waarbij de staart nog een tijdje verder kronkelt als een wormpje. Het ideale afleidings-­‐
manoeuvre voor belagers. Klasse: reptiel Voeding: spinnen, insecten Biotoop: zandige gebieden, heidevelden, open bossen Maten: lichaamslengte 4-­‐7 cm; staartlengte 1,4-­‐
2 keer de lichaamslengte Leeftijd: 7 tot 8 jaar Alpenwatersalamander – Mesotriton alpestris Laurenti
Van bovenuit bekeken is deze salamander nauwelijks te onderscheiden van de modderige bodem van een poel, maar zijn buik is fel oranje gekleurd. Net als elk amfibie is hij actief zowel in het water als op het land. Klasse: amfibie Voeding: kleine ongewervelden en insecten, in en om het water Biotoop: vochtig, koel terrein in bosgebied en bergdalen Maten: lengte tot 12 cm Leeftijd: tot 20 jaar Groene Kikker – Pelophylax spec.
Er zijn meerdere soorten groene kikkers, maar ze van elkaar onderscheiden is werk voor specialisten. Met een ‘kwaakblaas’ houden ze heuse kikkerconcerten in poelen. Klasse: amfibie Voeding: insecten, spinnen, slakken, wormen Biotoop: voedselarm, lichtzuur, zonnig stilstaand water Maten: lengte tot 8 cm Leeftijd: 1-­‐2 jaar __ 7 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Beestenboel
Gewone Pad – Bufo bufo L.
Wie zijn tuin natuurvriendelijk inricht, heeft zeker een pad te gast. Ze houden zich schuil tussen takken en dorre bladeren waar ze zich tegen uitdrogen kunnen beschermen. Enkel voor hun voortplanting trekken ze vanuit alle tuinen, hoeken en kanten tijdens een massale ‘paddentrek’ in het vroege voorjaar naar hun poel waar ze zelf werden geboren. Klasse: amfibie Voeding: insecten, spinnen, wormen, naaktslakken Biotoop: droog, bosachtig terrein; dieper open water voor voortplanting Maten: lengte 8-­‐10 cm Leeftijd: 10-­‐12 jaar Veldkrekel – Gryllus campestris L.
Krekels krijg je vaker te horen dan te zien. Het kenmerkende ‘tsjirpen’ doen ze door hun vleugel over elkaar te wrijven. Ze zijn in tegenstelling tot de overwegend groene of bruine sprinkhanen, bijna zwart en hebben minder uitgesproken springpoten. Klasse: insect Voeding: zaden, droge en verse planten, kleine dode en levende insecten Biotoop: droog, zonnig terrein met lage begroeiing Maten: 1,7-­‐2,6 cm Leeftijd: tot 3 maanden Zadelsprinkhaan – Ephippiger ephippiger Fiebig
Deze forse sprinkhaan is een typische soort van de Hoge Kempen, en komt in Vlaanderen bijna uitsluitend hier voor. Er zijn tientallen soorten sprinkhanen, die allemaal de forse springpoten gemeenschappelijk hebben. Klasse: insect Voeding: grassen Biotoop: warme, droge, ruig begroeide terrein, warme hellingen Maten: lengte 2,2-­‐3 cm Leeftijd: tot 1 jaar Tijgerspin – Argiope bruennichi Scop. Een nieuwkomer onder de spinnen in onze streken die mogelijks door een verandering van het klimaat aan een opmars bezig is. Hij wordt ook wel wespenspin genoemd en naast zijn uitgesproken zwart-­‐gele streepjespak, is hij ook te herkennen aan zijn spinnenwebben: die bevatten een witte zigzaggende draad van samengeklit spinrag. Klasse: spinachtige Voeding: springende en laagvliegende insecten Biotoop: zonnige open plekken met lage begroeiing Maten: lijf mannetje: 5 mm; lijf vrouwtje: 18 mm Leeftijd: 1-­‐2 jaar __ 8 __ Nationaal Park Hoge Kempen
Beestenboel
Grote Keizerlibel – Anax imperator Leach
Dit is één van de grootste libellen. Ze lijken wel op een kleine helikopter als ze door de zomerse avondlucht vliegen. Op het lange achterlijf hebben ze een patroon met opvallende kleuren. De verschillende libellen-­‐soorten zijn te herkennen aan hun verschillende kleuren en patronen, van blauw, geel tot koraalrood. Klasse: insect Voeding: kleine voornamelijk vliegende insecten Biotoop: stilstaand water, vooral op zandgrond Maten: spanwijdte 9-­‐10,5 cm Leeftijd: tot 3 jaar Groene Zandloopkever – Cicindela campestris L. Met hun lange poten lopen zandloopkevers zeer snel over het warme zand. Net als alle kevers, hebben ze onder hun harde dekschilden een paar vleugels, waardoor ze niet alleen rennen, maar ook best goed kunnen vliegen. Klasse: insect Voeding: kleine insecten Biotoop: losse zandige bodem, duinen, heide Maten: lengte 16 mm Leeftijd: tot 5 jaar
__ 9 __ 
Download