§ 1.2 Moderne platentektoniek Opdracht 7: De opbouw van de aarde. Korst vast (5-30 km dik) Mantel bu m vast (slechts 40 km dik) Kern bu m taai vloeibaar bi m vast bu k bi k taai vloeibaar vast (door hoge druk*) lithosfeer = de aardkorst en het vaste, buitenste deel van de mantel. Er is oceanische en continentale lithosfeer. asthenosfeer = Taai vloeibare / plastische laag van de buitenmantel op 50-100 km diepte. * Aan het aardoppervlak zou dit gesteente bij die temperatuur (5.000° C) vloeibaar zijn. Door de enorme druk is het smeltpunt op die diepte echter veel hoger. Die waarde wordt daar niet gehaald. -Lithosfeer = De aardkorst en het vaste, buitenste deel van de mantel. -Asthenosfeer = Taai vloeibare / plastische laag van de buitenmantel op 50-100 km diepte. Opdracht 8 W6 Verschillen tussen OC en CONT korst. Dikte Ouderdom Dichtheid Soort gesteente Continentale korst Oceanische korst gemiddeld 34-40 km oud meer dan 1,5 miljard jaar lichter –2,8 graniet gemiddeld 6-10 km jong, niet ouder dan 180 mln. jaar zwaarder –3,0 basalt Opdracht 9 a De asthenosfeer is de enigszins plastische, op 50 tot 200 km diepte aanwezige, buitenste schil van de aardmantel. De lithosfeer is de buitenste schil van de aarde bestaande uit de aardkorst en het vaste buitenste gedeelte van de aardmantel. b Het diepste gedeelte van de mantel bestaat uit heter materiaal dan het minder diepe. (De kern is gloeiend heet !) Het hete materiaal stijgt op, koelt af en zinkt weer naar beneden. Dit stijgen en dalen gebeurt in een cirkelbeweging. De bovenliggende platen bewegen mee. Ook koelen de platen af, daardoor zakken de oudere gedeelten langzaam dieper weg. Naast de convectiestromingen zorgen voor ridge push en slab pull voor het bewegen van de platen.