Een chirurgische zorgvrager met pijn begeleiden

advertisement
Lesbrief bij leertaak 8
Taakgroep Ela, Gerda, Jan, Maike, Max, Remco, Yvonne
 Het verloop beschrijven van de dag na de operatie
vraag 1 – 2
 De verpleegkundige taken in deze fase beschrijven
vraag 3 – 4 – 5 – 6 – 7 – 8 – 9
 De algemene en specifieke complicaties na een operatie beschrijven
vraag 10 – 11 – 12 – 13
 Een chirurgische zorgvrager met pijn begeleiden
vraag 14 – 15 – 16 – 17 – 18
Omhoog
1
Het verloop beschrijven van de dag na de operatie
Vraag 1:
Een zorgvrager gaat na een geslaagde operatie direct terurg naar de verpleegafdeling?
Antwoord:
Nee, na een operatie gaat een zorgvrager eerst naar de verkoeverkamer.
Vraag 2:
Als je terug komt op de afdeling en alles ziet er goed uit kun je de dag na je operatie beginnen met
mobiliseren?
Antwoord:
Ja, al naar gelang van pijn kan een zorgvrager de dag na de operatie beginnen met mobiliseren,
hierbij kun je denken aan een klein stukje lopen en naast het bed zitten.
De verpleegkundige taken in deze fase beschrijven
Vraag 3:
De verpleegkundige draagt na de operatie schriftelijk de gegevens over, betreffende de operatie en
het verblijf op de verkoeverkamer.
Antwoord:
Fout: het gebeurd zowel schriftelijk als mondeling.
Vraag 4:
Voor zover het is toegestaan laat de verpleegkundige de zorgvrager na de operatie wat drinken of de
mond spoelen.
Antwoord:
Goed: De zorgvrager heeft na de operatie altijd een zeer droge mond, hij is immers al uren nuchter.
Vraag 5:
Als de familie er om vraagt geeft de verpleegkundige de medische gegevens door aan de familie
betreffende de operatie.
Antwoord:
Fout: De familie is te algemeen, informatie wordt alleen verstrekt aan de desbetreffende
contactpersoon en gebeurd door de behandelende arts.
Vraag 6:
Door de algemene verdoving de kerntemperatuur van het lichaam van de patiënt stijgt. De interventie
van verpleegkundige is om de temperatuur van lichaam te koelen.
Antwoord:
Nee. Het lichaam temperatuur daalt.
Omdat algemene verdoving kan veroorzaken temperatuur van een patiënt kerntemperatuur van het
lichaam om verschillende graden dalen, met behoud van lichaamswarmte om onderkoeling te
voorkomen en het verkeer aan te moedigen goed is ook een belangrijk onderdeel van de
verkoeverkamer zorg. Patiënten kunnen in dekens gehuld in een warme kachel of bedekt met een
gedwongen warme deken-air systeem terug te brengen tot lichaamstemperatuur normaal. Zij kunnen
ook verwarmd intraveneuze vloeistoffen.
Omhoog
2
Vraag 7:
Na de overdraag van patiënt van verkoeverkamer naar verpleegafdeling de zorg van een patiënt wordt
gedragen door meerdere verpleegkundigen.
Antwoord:
Nee. Een verantwoordelijke verpleegkundige van de verpleegafdeling draagt verantwoordelijkheid op
een toegewezen patiënt. . Goede observatie is echter uitermate belangrijk, zodat de verpleegkundige
vanuit haar eigen professionaliteit herkend, signaleert, beoordeeld en handelt als zich een “niet
standaard”postoperatief probleem voordoet. Zij past in die gevallen de specifieke zorg aan voor de
zorgvrager die aan haar is toevertrouwd. Ze doet dit door een specifiek verpleegprobleem te
formuleren, met de doelstelling en interventies die daarbij horen. Zij noteert deze in het
verpleegkundig dossier.
Vraag 8:
Na de operatie verstrekt je als verpleegkundige de medische gegevens betreffende de operatie naar
het contact persoon van de patiënt.
Antwoord:
Nee. Als de arts dat nog niet heeft gedaan, laat je de familie van de zorgvrager weten dat hij weer
terug is op de afdeling en wanneer hij bezoek kan ontvangen. Voor medische gegevens betreffende
de operatie verwijs je door naar de behandelende arts.
Vraag 9:
Na de baarmoeder verwijdering mag de zorgvrager direct na de operatie gestimuleerd worden met
mobiliseren.
Antwoord:
Nee. De dag van de operatie heeft de zorgvrager bedrust. Vanaf de eerste dag mag de zorgvrager op
geleide van pijn beginnen met mobiliseren.
De algemene en specifieke complicaties na een operatie beschrijven
Vraag 10:
De kans op trombose bij een uterusextirpatie is niet aanwezig. Dit omdat met de nieuwste technnieken
van tegenwoordig dit vermeden kan worden.
Antwoord:
Dit is Niet Waar. Er is altijd kans op trombose. Er is namelijk kans op vorming van bloedklonters.
Zowel voor als na de operatie zullen bloedverdunnende middelen worden ingespoten.
Vraag 11:
Stel; iemand heeft voor de operatie geen plasproblemen. Na de oepratie blijkt het toch zo te zijn dat
iemand last heeft van plasproblemen. Ik zeg; dit zal uiteindelijk vanzelf over gaan.
Antwoord:
Dit is Waar. Alleen als iemand voor de operatie klachten hiermee heeft is verder onderzoek nodig bij
een gynaecoloog. Heb je voor de operatie geen plasproblemen en na die tijd wel dan zullen deze
uiteindelijk vanzelf weer over gaan.
Omhoog
3
Vraag 12:
Een lichaam dat moet herstellen van een grote (buik)wond, heeft extra voedingsstoffen nodig.
Zonder die extra voedingsstoffen lijdt de zorgvrager aan ondervoeding.
Waar of niet waar?
Antwoord:
Waar
Voeding bij chirurgische patiënten
In het ziekenhuis is er een grote patiëntenpopulatie met een matige voedingstoestand. Het belang van
goede voeding, ook in het ziekenhuis, wordt nogal eens onderschat. Een goede inschatting van de
voedingstoestand van de patiënt, kan grote gezondheidsconsequenties hebben, stelt Boom.
[…]
Uit een groot onderzoek in 41 procent van alle Nederlandse ziekenhuizen blijkt dat bijna vier op de
tien chirurgische patiënten ondervoed is of een verhoogd risico op ondervoeding loopt. Uit datzelfde
onderzoek blijkt ook dat ondervoede patiënten gemiddeld twee keer zo lang in het ziekenhuis liggen.
Opvallend is dat de ondervoede patiënten in het ziekenhuis een normale Body Mass Index (BMI)
hebben.
Blijkbaar krijgen de patiënten onvoldoende bouwstenen om goed te herstellen. Tijdens het verblijf in
het ziekenhuis verslechtert de voedingstoestand dan ook dramatisch.
Tussen de 34 en 94 procent (afhankelijk van het onderzoek) haalt postoperatief niet de
voedingsbehoefte. Boom: "Ze krijgen gewoonweg te weinig calorieën per dag binnen. Dat kan zijn
omdat ze niet mogen eten, na een grote buikoperatie of omdat ze het niet naar binnen krijgen, door
vermoeidheid of misselijkheid."
Daarnaast zijn er volgens Boom ‘onredelijke angsten’, waardoor patiënten vaak te lang niets per os
mogen hebben na een buikoperatie. Zo krijgen patiënten na een darmoperatie soms tot vijf dagen na
de operatie niets te eten, om de anastomose (verbinding tussen in dit geval twee stukken darm) te
beschermen en om postoperatieve misselijkheid en braken te voorkomen. Daarnaast krijgt de patiënt
postoperatief een vaak opbouwschema: van helder vloeibaar, naar normaal eten.
Met daarbovenop nog de tijd dat de patiënt voor de operatie nuchter moest zijn, heeft hij al bijna een
week niet normaal gegeten, terwijl voeding juist zo belangrijk is voor het herstel. De patiënt verkeert al
snel in een slechte voedingstoestand, terwijl dat helemaal niet nodig is. Als de patiënt binnen vier uur
postoperatief voeding binnenkrijgt, dan daalt het aantal complicaties flink en scheelt dat in de kosten.
[…]
Net als bij patiënten die voor een buikoperatie in het ziekenhuis worden opgenomen, hebben
patiënten met decubitus voldoende bouwstenen nodig voor wondherstel. Voldoende voeding is
daarvoor van belang.
Bron:
http://www.wondverzorging.nl/publicaties/wonden/gecompliceerde_wonden/indicaties/decubitus/ontstaan_van_decubitus_.html
Omhoog
4
Vraag 13:
Decubitus kan al binnen twee uur, tijdens de operatie (peroperatief) ontstaan.
Waar of niet waar?
Antwoord:
Waar
Decubitus is een locale beschadiging van de huid of het onderliggend weefsel door langdurig
aanhoudende mechanische belasting. Die belasting zet een aantal reacties in gang waardoor
decubitus ontstaat.
Mechanische belasting bestaat uit druk- en schuifkrachten. Er is een omgekeerde relatie tussen tijd en
druk, dit wil zeggen: hoe langer de belasting aanhoudt, hoe minder druk er nodig is voor beschadiging.
Druk neemt toe in de onderliggende weefsels en is het grootst bij spierweefsel.
Schuifkrachten vervormen het onderliggende weefsel. Met name spieren kunnen daar slecht tegen en
vervorming kan al binnen een uur tot weefselversterf leiden.
Bron:
http://www.wondverzorging.nl/publicaties/wonden/gecompliceerde_wonden/indicaties/decubitus/ontstaan_van_decubitus_.html
Welke patiëntengroepen hebben er de meeste kans op peroperatieve decubitus?
Peroperatief moeten patiënten vaak lang op de operatietafel liggen. De operatiepatiënt is meestal in
slechte lichamelijke conditie, dit kan al snel leiden tot decubitus. Langdurige druk heeft ischemie van
weefsels tot gevolg. De patiënt ligt onder narcose, dus zijn reflexen om zich te verplaatsen of te
bewegen zijn uitgeschakeld. Het risico dat de operatiepatiënt loopt om decubitus te krijgen is dus
verhoogd. Daarnaast zijn er patiëntengroepen die een extra risico lopen op peroperatieve decubitus.
Patiëntengroepen met een verhoogde kans op peroperatieve decubitus
In principe kan ieder mens decubitus krijgen, maar die kans wordt verhoogd bij patiënten met:
• over- of ondergewicht
• een incontinentieprobleem van urine en/of ontlasting
• huidafwijkingen
• neurologische aandoeningen
• bloed- en circulatiestoornissen (diabetes mellitus, anemie, oedeem)
• medicijngebruik
• verhoogde transpiratie tijdens de operatie
• een slechte voedingstoestand
• cardiale aandoeningen
• oudere patiënten
Bron: http://www.erasmusmc.nl/47451/736324/studiedecubitus
Omhoog
5
Een chirurgische zorgvrager met pijn begeleiden
Vraag 14:
Bij goed herstel mag je een week na een buikoperatie als een uterusextirpatie weer boodschappen
doen al naar gelang van de pijn?
Antwoord:
Nee, na een operatie als deze dien je er rekening mee te houden dat je minimaal 6 weken niet mag
tillen.
Vraag 15:
Transcutane Elektrische Neurostimulatie (TENS). TENS kan worden toegepast op de pijnlijke plaats
met behulp van twee huidelektrodes waardoor lichte elektrische impulsen worden gestuurd. De
gedachte is dat toedienen van licht voelbare elektrische prikkels een interactie veroorzaakt in het
lichaam, waardoor de eigen pijn gedempt wordt. Zeurende en brandende pijnsoorten kunnen hierdoor
soms verlicht worden. Na ongeveer 30 minuten kan de pijn aanzienlijk minderen; dit effect kan in
sommige gevallen enkele uren voortduren. Ondertussen kunnen de normale bezigheden worden
verricht
Om pijn te kunnen bestrijden wordt de tens methodiek soms toegepast. Tens staat voor: Transmurale
Elektrische Neurostiumulatie klopt dit? Ja of nee.
Antwoord:
Het goede antwoord moet zijn: transcutane ( door de huid heen) elektrische neurostimulatie.
Vraag 16:
Kunnen pijnklachten verminderd worden door therapie en psychische ondersteuning?
Antwoord is Ja
Psychologie
Iedereen ervaart pijn anders. In het verloop van chronische pijn of kankerpijn kunnen psychische
factoren een rol gaan spelen, vooral als de invloed van pijn en beperkingen bij de patiënt op zijn
psychosociaal functioneren groot is. Pijnbeleving is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder:
spanning, angst, sociaal-culturele factoren en biologische verschillen. De emotionele kleuring van
vooral chronische pijn kan leiden tot overmatige bezorgdheid en extra lijden. Soms kan
psychologische ondersteuning helpen bij de consequenties van pijnklachten in het persoonlijk leven.
De laatste jaren is er toenemende aandacht voor de rol van bewegingsangst. De patiënt maakt zich
hierbij overdreven zorgen dat bepaalde activiteiten leiden tot weefselschade. Bij andere chronische
pijnsyndromen is inmiddels bekend dat deze angst leidt tot toename van beperkingen en pijn. Er is
mogelijkheid voor een effectieve behandeling voor bewegingsangst door cognitieve gedragstherapie,
waardoor afname van angst, pijn en beperkingen kan optreden.
Verder kunnen psychologische technieken, zoals ontspanningsoefeningen, gedragstherapie, hypnose
en biofeedbacktechnieken worden toegepast. Psychologie heeft door gebruik te maken van testen ook
een belangrijke plaats bij de inschatting van pijn alsmede de evaluatie van de behandeling. Bovendien
kan het helpen beter te leren omgaan met de bijkomende maatschappelijke en psycho-sociale
gevolgen die het hebben van dagelijks pijn met zich meebrengt.
Omhoog
6
Vraag 17:
Soorten pijn
Pijn is op verschillende wijzen in te delen.
Klopt het dat we onderscheid maken in acute en chronische pijn op basis van het
ontstaansmechanisme?
Antwoord: Nee, niet waar, dit doen we op basis van de duur van de pijn.
Vraag 18:
De pijnladder
Op basis van de pijnladder geef je pijn een cijfer dit is van 0 – 10. (0 = geen pijn, 10 = veel pijn)
Antwoord: Nee dit is niet juist.
De pijnladder is in 1986 ontworpen door de WHO voor de behandeling van kankerpijn, maar kan
gebruikt worden voor goedaardige of chronische pijn. De pijnladder is verdeeld in 4 stappen.
Stap 1:
Pijnstillers, paracetamol en NSAID’s waaronder ibuprofen. Deze pijnstillers worden niet narcotisch
genoemd, omdat ze in het algemeen weinig invloed uitoefenen op het bewustzijn. Zij zijn de eerste
keuze bij allerlei pijnproblemen.
Stap 2:
Onder stap 2 vallen zwak opiaten. Het zijn opiaten die een sterkere werking hebben dan de pijnstilling
in stap 1 en een zwakkere werking hebben dan de pijnstilling in stap 3.
Stap 3:
Onder stap 3 vallen opiaten. Opiaten geven pijnstilling en beïnvloeden het bewustzijn. Ze werken
pijndempend via het zenuwstelsel en ruggenmerg en de hersenen.
In veel ziekenhuizen worden stap 2 en 3 samengevoegd.
Stap 4:
Onder stap 4 vallen:
Epiduraal katheter continue
PCA (Patient controlled analgesia)
PCEA (Patient controlled epidural analgesia)
De patiënt regelt zelf of krijgt continue een dosis pijnstiller door middel van een pomp.
Voor meer informatie zie studieboek 406 pagina 119 en verder.
Omhoog
7
Download