Vier programmalijnen SAZ

advertisement
De 4 programmalijnen van de SAZ+
De 4 programmalijnen van de SAZ; wat levert dat op?
Vastgesteld door BOSAZ op 2 april 2015
“Van vastgestelde naar gedeelde visie”
Versie 4.0
1
0. Inleiding
De 13 gemeenten in Zeeland en het waterschap Scheldestromen hebben op 8 maart 2013 de
Samenwerkingsovereenkomst Afvalwaterketen Zeeland ondertekend. Vervolgens is 25 oktober 2013
door het BOSAZ de nota “koers van de SAZ” vastgesteld, waarin de “stip op de horizon” voor wat
betreft het toekomstige afvalwatersysteem is geformuleerd (zie ook bijlage 1 ). Op 20 juni 2014 is
waterbedrijf Evides toegetreden tot de SAZ waarmee de naam van de samenwerking werd gewijzigd
in SAZ+. Na het bezoek van de visitatiecommissie op 9 juli 2014 is vervolgens door het BOSAZ op 16
oktober 2014 de nota “Besparingsopgave SAZ” vastgesteld. In die nota staat beschreven dat de nog
te bereiken besparingsopgave vanaf 2014 € 8 miljoen bedraagt (=minder meer t.o.v. autonome
ontwikkeling). In de nota staat tevens aangegeven dat deze besparingsopgave moet worden bereikt
door het uitwerken van 4 programmalijnen richting de “stip aan de horizon” te weten:
1.
2.
3.
4.
Van vervangen naar verbeteren ( € 4 miljoen minder meer)
Aanpak rioolvreemd water ( € 1 miljoen minder meer)
Duurzaam zuiveren ( € 2 miljoen minder meer)
Operationeel samenwerken ( € 1 miljoen minder meer).
Figuur 1 de 4 programmalijnen van de SAZ
Programmalijn 1 “van vervangen naar verbeteren” levert een toekomstbestendig afvalwatersysteem
op ( weinig wateroverlast, geen instortingen van riolen en goed functionerende onderdelen) en
levert € 4 miljoen bijdrage aan de gewenste besparingsopgave van de SAZ.
Programmalijn 2 “aanpak rioolvreemd water ” draagt bij aan het reduceren van energieverbruik en
aan het verbeteren van het functioneren van transportsystemen en zuiveringen en levert € 1 miljoen
bijdrage aan de gewenste besparingsopgave van de SAZ.
Programmalijn 3 “duurzaam zuiveren” levert 16 goed werkende Rioolwaterzuiveringen op die weinig
energie verbruiken en grondstoffen opleveren en levert € 2 miljoen bijdrage aan de gewenste
besparingsopgave van de SAZ.
Programmalijn 4 omvat het operationeel samenwerken van partijen leidend tot het verbeteren van
de kwaliteit van de taakuitoefening en het verminderen van de kwetsbaarheid van de organisaties en
dat leidt vervolgens tot het continu goed functioneren van het systeem en aan het in goede staat
2
houden van het systeem. Deze programmalijn levert een bijdrage van € 1 miljoen aan de gewenste
besparingsopgave van de SAZ.
De bijdrage van elk van de programmalijnen aan de vanaf 2014 nog te realiseren besparingsopgave
van € 8 miljoen/jaar in 2020 is in het document “besparingsopgave SAZ+”(vastgesteld in BOSAZ
16.10.2014) uitgelegd en verkort weer gegeven in tabel 1.
Tabel 1: besparingsopgave SAZ vanaf 2014 per themagroep/programmalijn
Door de werkgroep ‘monitoren kostenontwikkeling SAZ’ zijn de tot nu toe gerealiseerde kosten
(2010-2013) en de geprognotiseerde kosten voor het afvalwatersysteem in Zeeland in beeld
gebracht. Door deze werkgroep zal voortdurend de kostenontwikkeling worden gevolgd en
geanalyseerd. Analyses worden voorgelegd aan de Themagroep Planvorming en aan kernteam SAZ+ .
Van daaruit zullen eventueel benodigde bijsturingen richting regiegroep worden voorgesteld.
In deze nota wordt zo scherp mogelijk in beeld gebracht wat het resultaat per programmalijn moet
zijn en welke stappen er daartoe moeten worden gezet.
3
1. Programmalijn 1: “van vervangen naar verbeteren”
De beoogde besparingsopgave van deze programmalijn is € 4 miljoen/jaar(= minder meer) in
2020.De programmalijn richt zich op het reduceren van de kosten voor vervanging/renovatie met
een bedrag van €8 miljoen/jaar ( van 24 naar 16 ) en op het verhogen van de kosten voor verbeteren
met een bedrag van € 4 miljoen/jaar ( van 6,6 naar 10,6). Het resultaat in financiële zin is dan een
besparing t.o.v. de autonome ontwikkeling van € 4 miljoen/jaar. Dit betekent dat er dan jaarlijks in
Zeeland circa €16 miljoen aan kosten voor vervangen/renoveren van riolering worden gemaakt en €
10,6 miljoen aan kosten voor verbeteren ( zie tabel 2)
Tabel 2: besparingsopgave programmalijn 1
De reductie van kosten voor vervangen kan vooral worden gevonden in het daar waar mogelijk
renoveren in plaats van vervangen en in het combineren van vervangingen met verbeteringen. De
kans op instorten van riolen bij dit bestedingsniveau neemt door het slim relinen nagenoeg niet toe.
De verhoging van het bestedingsniveau voor verbeteringen tot ruim €10 miljoen/jaar verkleint de
kans op regenwateroverlast aanzienlijk.
Programmalijn 1 heeft als doelen het voorkomen van regenwateroverlast en overige overlast als
instorten van riolen. Er wordt gewerkt aan de volgende functionele eisen van het afvalwatersysteem:
1.
2.
3.
4.
Voldoende afvoercapaciteit bij hevige regen;
Voldoende afvoercapaciteit bij droog weer;
Voldoende sterkte van de onderdelen van het systeem;
Continu goed functionerende onderdelen als pompen, kleppen, riolen, overstorten en
kolken;
Het verder meetbaar maken van de functionele eisen doormiddel van maatstaven is voor de
functionele eisen 2 t/m 4 in de vigerende GRP’n redelijk goed geregeld ( zie bijlage 2). Welke
maatstaf te hanteren voor het tegengaan van regenwateroverlast is een wat complexer verhaal. Er is
niet 1 maatstaf voor het gehele gebied van de gemeente te formuleren. Er moet rekening worden
gehouden met kwetsbare en minder kwetsbare gebieden binnen de gemeente. Per gemeente moet
de vraag worden beantwoord welke gebieden er zijn te onderscheiden en vervolgens moet worden
bepaald welk niveau van veiligheid tegen hemelwateroverlast elk gebied redelijker wijs kan krijgen.
Zowel het afvalwatersysteem als het oppervlaktewatersysteem worden hierbij in hun onderlinge
samenhang beschouwd.
4
Daartoe worden binnen de SAZ+ de volgende stappen gezet:
a) Bij 2 gemeenten (Tholen en Middelburg) wordt in een discussie tussen Programmamanager
en betrokken ambtenaren van de gemeente beschouwd wat de redeneertrant uit het SAZ
project “toekomstbestendige waterhuishouding in de openbare ruimte” betekent voor het
GRP en overige gemeentelijke plannen.
b) De uitkomsten van de discussies onder a) worden door de Programmamanager vertaald naar
een concept format voor een eerste aanpak van “toekomstbestendigheid” per gemeente;
c) In de werkgroep “implementeren programmalijn 1” ( programmamanager SAZ + ,
vertegenwoordiger gemeente en Martijn van Kalmthout, waterschap) wordt dit concept
format bediscussieerd en verder uitgewerkt tot een test versie, die vervolgens in de
Themagroep Planvorming & Programmering wordt besproken;
d) Deze testversie “toekomstbestendigheid” wordt vervolgens door de leden van de werkgroep
getest bij 1 van de andere gemeenten op bruikbaarheid.
e) Na eventuele aanscherping wordt de test versie besproken in kernteam/regiegroep en
vervolgens vastgesteld;
f) Vervolgens worden alle gemeenten bezocht door leden van de werkgroep om het format te
introduceren, zodanig dat er bij elke gemeente zicht komt op de wijze waarop
toekomstbestendigheid in het GRP en overige plannen van de gemeente kan worden
ingebracht en welke planning van verbetermaatregelen er ontstaat in relatie tot de planning
van vervanging/renovatie-maatregelen. Gewenst is het zichtbaar hebben van de
maatregelen in de plannen in 2016/2017.
De hiervoor weergegeven stappen moeten er vooral toe leiden dat de binnen de SAZ vastgestelde
visie ook een daadwerkelijk gedeelde visie wordt.
Na het doorlopen van de stappen a t/m f vindt de implementatie per gemeente plaats:
1. Het verkennen van de kwetsbaarheid voor regenwateroverlast van de bebouwde omgeving
per gemeente.
2. Het toepassen van het format “toekomstbestendige waterhuishouding” en het opstellen
van opties voor toekomstbestendigheid voor de kwetsbare en minder kwetsbare gebieden,
globaal voorzien van benodigde investeringen.
3. Het kiezen van de gewenste opties en die uitwerken in een strategie van maatregelen in de
tijd ( snelle en minder snelle strategie in afhankelijkheid van het geoorloofde kostenniveau).
4. Na het kiezen van de opties vindt er afstemming tussen de SAZ partners plaats, leidend tot
een afgestemd uitvoeringsprogramma dat SAZ+ breed leidt tot de beoogde
besparingsopgave.
5
5. Vervolgens verankert elk van de gemeenten de uitkomsten van de afstemming in haar
planvorming, zowel in het GRP (stedelijk waterhuishoudingsplan) als in de ruimtelijke
plannen.
6. Het vervolgens per gemeente uitwerken van de plannen in een uitvoeringsprogramma
7. Het bewaken van de voortgang door de SAZ ( programmamanager).
2. Programmalijn 2: aanpak rioolvreemd water
Voor deze programmalijn moet z.s.m. een werkgroep “aanpak rioolvreemd water” worden opgericht
door de Programmamanager. Het is duidelijk dat in deze werkgroep het waterschap een belangrijke
rol speelt. Aan de hand van de reeds uitgevoerde onderzoeken door het waterschap, zal de
werkgroep een voorstel voor aanpak rioolvreemd water ontwikkelen. Als de aanpak is ontwikkeld, is
een soortgelijk stappenplan als bij programmalijn 1 denkbaar om van een vastgestelde tot een
gedeelde aanpak te komen.
3. Programmalijn 3: duurzaam zuiveren
De beoogde besparingsopgave van deze programmalijn is € 2 miljoen/jaar in 2020. De hoofdzaak van
de besparing is in eerste instantie gelegen in het besparen op energiekosten door zelf energie terug
te winnen op een aantal zuiveringen. Op de kosten van investeringen bij autonome ontwikkeling kan
het waterschap zorgen voor een adequate verhouding tussen nieuwe opgaven (terugwinning
energie en grondstoffen) en bestaande opgaven ( in stand houden zuiveringscapaciteit).
Het doel van het zuiveren van afvalwater is een schoon milieu. De functionele eisen die daartoe aan
de zuiveringen worden gesteld zijn:
1. Voldoende zuiveringscapaciteit;
2. Continu goed functionerende zuiveringen
Daar komt dan bovenop de functionele eis dat er zoveel mogelijk energie en grondstoffen moeten
worden terug gewonnen.
Om de programmalijn ‘duurzaam zuiveren” verder uit te werken zal de werkgroep “grondstoffen en
energie” worden gevraagd om in samenspraak met de Programmamanager een aanpak te
ontwikkelen, zodanig dat in de planvorming van het waterschap z.s.m. ( uiterlijk 2016/2017) de
planning van maatregelen duidelijk wordt en tevens duidelijk wordt wanneer de eerste reducties op
energieverbruik mogen worden verwacht. Ook een schatting van de opbrengst van de terugwinning
van grondstoffen is gewenst.
4. Programmalijn 4: operationeel samenwerken
Deze programmalijn richt zich op een bijdrage aan de besparingsopgave van € 1 miljoen per jaar. De
grootste bijdrage aan die besparing moet worden gevonden in het besparen op de voorziene groei
van ruim 20 fte ( zie vigerende GRP’n). Door samenwerking op het operationele vlak wordt ingeschat
dat slechts een beperkte groei van het aantal fte noodzakelijk zal zijn en dat een besparing van meer
6
dan 10 fte op de verwachte groei is te realiseren. Met name de overige 2 K’s ( Kwaliteit van de
taakuitoefening en Kwetsbaarheid vermindering) komen in deze programmalijn aan bod. Door
samen met andere partners specifieke taken te bundelen, kan er taakspecialisatie plaats vinden en
kan de kwetsbaarheid verminderen , omdat er niet meer geleund hoeft te worden op die ene
persoon die de specifieke taak alleen maar kan verrichten.
Aanpak:







1 gemaalbesturingssysteem in elk van de 3 regio’s met 1 hoofdpost per regio (voor grootste
deel gerealiseerd);
Verder uitwerken van de uitkomsten van het afstudeeronderzoek “optimalisatie beheer
rioolgemalen en pompunits drukriolering in de Bevelanden/Tholen” door de herziene
werkgroep “gezamenlijk gemalenbeheer” o.l.v. Natascha Kriele (Goes);
Implementatie van gezamenlijk gemalenbeheer in regio Bevelanden/Tholen;
Implementatie van gezamenlijk gemalenbeheer in de overige 2 regio’s;
Afstemmen besturing gemalen van waterschap en gemeenten; werkgroep “meekijken”
werkt 3 opties uit om in te dienen als voorstel in Themagroep en kernteam;
Mogelijkheden van gezamenlijk gegevensbeheer in kaart brengen nadat vanuit POR duidelijk
is geworden welke afstemming er binnen de processen ( van inwinning, verwerken en
gebruiken van data) en uitwisseling van materieel, kennis en personele capaciteit mogelijk is;
Mogelijkheden in kaart brengen van gezamenlijke uitvoering van overige diensten als piket
diensten, storingen dienst, gezamenlijk uitbesteden van .... of samen zelf doen e.d.
5. Rol Evides
7
Bijlage 1: de stip aan de horizon(=wenkend perspectief voor het
afvalwatersysteem).
Volksgezondheid
Weinig contact met afvalwater is geboden. Water gerelateerde ziekten moeten worden voorkomen.
De te nemen maatregelen voor het toekomstbestendig maken van de afvalwaterketen (geen
wateroverlast) mogen niet leiden tot een grotere kans op infecties van de gebruikers van het
systeem. ( Met dierlijke fecaliën verontreinigd hemelwater moet als potentiele infectiebron worden
beschouwd en risico analyses conform het rapport “volksgezondheid en water in de stad”, moeten
voor het stedelijk water en afvalwater worden uitgevoerd.) Getallen en/of gerichte waarschuwingen
zijn nodig voor het oppervlaktewatersysteem(bijvoorbeeld “niet zwemmen” in waterpartijen in de
stad) en voor het hemelwatersysteem( bijvoorbeeld niet “spelen in“ infiltratievoorzieningen).
Duurzaamheid
Afvalwater is niet langer afval, maar bron van grondstoffen, energie en bruikbaar water. Doelen
inzake terugwinning van grondstoffen worden geformuleerd op initiatief van het waterschap, evenals
doelen voor het terugwinnen van energie. Via de themagroep nieuwe Vraagstukken en de
Themagroep Planvorming en Programmering wordt het initiatief van het waterschap uitgewerkt tot
gezamenlijk beleid. Getalsmatige onderbouwing van de doelen voor terugwinning grondstoffen en
terugwinning van energie moeten worden opgesteld. Hierbij te denken aan bijvoorbeeld de jaarlijkse
hoeveelheid terug te winnen fosfor en stikstof. Voorlopig wordt uitgegaan van de huidige locaties
van de zuiveringen en wordt de terugwinning van grondstoffen (en energie) voorzien op die locaties.
8
Geen wateroverlast
Om overlast door hevige regen te voorkomen moet de afvoercapaciteit van het hemelwatersysteem
op peil worden gebracht. Vooral aandacht voor bovengrondse inrichting van de openbare ruimte
speelt hierbij een sleutel rol. Het overstappen van het regulier vervangen of renoveren van riolen
naar een gerichte verbetering van de configuratie van het systeem moet hierbij worden nagestreefd.
Daar zit de te behalen besparing op de uiteindelijke jaarlijkse kosten. Het formuleren van de doelen
en te stellen functionele eisen met bijbehorende maatstaven zal ter hand worden genomen door de
werkgroep uniformering beleid. Een eerste meetbaar doel zou moeten zijn dat bij zeer hevige regen (
bijvoorbeeld 60 mm in 1 uur) er in geen enkel gebouw afstromend hemelwater naar binnen komt.
Wel mag er tijdelijk water op straat ontstaan. Door middel van ruimtelijke inrichting wordt de hinder
van water op straat zo beperkt mogelijk gehouden.
Klimaatbestendigheid
Voor wat betreft de “natte” kant van de klimaatbestendigheid ligt het accent van het te formuleren
beleid vooral bij het hiervoor genoemde beleid ten aanzien van het voorkomen van wateroverlast en
de daarmee gepaard gaande herinrichting van de openbare ruimte. Niet alleen het
afvalwatersysteem, maar ook het oppervlaktewatersysteem speelt hierbij een rol (“ een ketting is zo
sterk als de zwakste schakel”). Vanuit de proeftuin “toekomst bestendige waterhuishouding in de
openbare ruimte” worden de bouwstenen voor het nieuwe beleid aangedragen. Ook de “droge” kant
van de klimaatbestendigheid komt hierbij indringend aan de orde. Het overtollige hemelwater moet
afgevoerd worden zonder overlast te veroorzaken, maar er moet ook voldoende hemelwater worden
geborgen om lange droge perioden te kunnen overbruggen zonder schade.
Schoon milieu
De lozingen vanuit het afvalwatersysteem mogen het oppervlaktewatersysteem en het
grondwatersysteem niet schaden. Het vigerende beleid in deze wordt momenteel goed genoeg
geacht. Verdere aanscherping voor het lozen van effluent en voor het terughouden van “nieuwe
stoffen” zijn te verwachten. De daartoe ingestelde kennisgroepen onder de themagroep Nieuwe
vraagstukken zullen om advies gevraagd worden voor nieuw beleid.
Geen andere overlast
Het zorgen voor het goed functioneren en het in goede staat houden van het bestaande systeem
moet worden gecontinueerd. Vanuit de Themagroep Operationeel Beheer zullen voor het
functioneren en de toestand van het systeem functionele eisen en maatstaven worden aangedragen
en zullen voorstellen voor doelmatig werken worden aangedragen. De in de vigerende GRP’n
genoemde maatstaven voor toestand van de riolen c.a. moeten worden heroverwogen in het kader
van risico gestuurd werken. Werkprocessen zullen worden geanalyseerd en voorstellen voor
doelmatige samenwerking worden opgesteld. Het meer op risico’s sturen zal steeds verder zijn
intrede doen. De kansen op falen (van onderdelen) van het systeem en de kansen op optreden van
een gevaar (hevige regen, lange droogte, aanwezigheid ziektekiemen e.a.) moeten in beeld worden
gebracht en de effecten ervan eveneens. De kosten van het voorkomen van falen worden afgewogen
tegen de kosten die het falen met zich meebrengt.
9
Bijlage2:
Uitgangspunten voor gezamenlijk beleid voor het afvalwatersysteem in
Zeeland (versie 2 oktober 2014); kladnotitie die benut wordt om de 4
programmalijnen te voorzien van meetbare doelen op weg naar de stip.
(aanzet om meetbare doelen voor de SAZ te beschrijven)
Teneinde op een geordende wijze een set van doelen op te stellen vanuit de visie op het
afvalwatersysteem (koersnota SAZ oktober 2013), word in deze notitie gewerkt vanuit een algemene
set aan functionele eisen te stellen aan een afvalwatersysteem. Dit betekent dat eerst een set van
f.e.’s wordt opgesteld en dat vandaaruit de bijbehorende doelen worden weergegeven. Bron GRP
Middelburg:
Er zijn drie basisprincipes die ten grondslag liggen aan de gemeentelijke zorg voor de inzameling en
het transport van afvalwater:
de leefomgeving;
Deze algemene beweegredenen voor de rioleringszorg worden in het kader van dit vGRP Middelburg
vertaald naar de onderstaande doelen. Daarbij is rekening gehouden met de verbreding van de
gemeentelijke zorgplichten volgens de Waterwet naar de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater
en grondwater.
doel 1:
doel 2:
doel 3:
doel 4:
doel 5:
doel 6:
10
Doelmatige inzameling van het binnen
het gemeentelijk gebied geproduceerde
stedelijk afvalwater.
Doelmatige inzameling van het
hemelwater (=weinig overlast) en
overtollige grondwater dat niet mag of
kan worden gebruikt voor de lokale
waterhuishouding.
Transport van het ingezamelde
afvalwater, hemelwater en grondwater
naar een geschikt overdrachtspunt.
Voorkomen van ongewenste emissies
naar oppervlaktewater, bodem en
grondwater.
Zo min mogelijk overlast voor de
omgeving veroorzaken.
Doelmatig beheer en een goed gebruik
van de gemeentelijke voorzieningen
tegen de laagst maatschappelijke kosten
en het beheersen van deze kosten.
Tabel 4.1: functionele eisen
doel 1:
1a
1b
1c
doel 2:
2a
2b
2c
2d
2e
2f
doel 3:
3a
11
Doelmatige inzameling van het binnen het
gemeentelijk gebied geproduceerde
stedelijk afvalwater.
Alle percelen binnen de bebouwde kom
waar stedelijk afvalwater vrijkomt, moeten
van een rioolaansluiting zijn voorzien. Voor
percelen buiten de bebouwde kom wordt
maatwerk toegepast.
De objecten moeten in goede staat zijn.
Er dienen geen ongewenste lozingen (onder
andere vet en chemische stoffen) op de
riolering plaats te vinden
Doelmatige inzameling van het
hemelwater en overtollige grondwater dat
niet mag of kan worden gebruikt voor de
lokale waterhuishouding.
Alle percelen op het gemeentelijk
grondgebied waar hemelwater en/of
overtollig grondwater vrijkomt waarvan
men zich wenst te ontdoen, moeten de
mogelijkheid hebben om aan te sluiten op
een gemeentelijke inzamelvoorziening voor
zover de gemeente dit doelmatig acht.
De objecten moeten in goede staat zijn.
De instroming van riolen via kolken dient
ongehinderd plaats te vinden.
Er dient zo min mogelijk hemelwater en
grondwater via de afvalwaterriolering te
worden getransporteerd.
De instroming van hemelwater vanaf
verhard oppervlak op de gemeentelijke
riolering mag niet meer zijn dan de norm
waarop het rioolstelsel is berekend.
Het scheiden van waterstromen in
huishoudens, bedrijven en industrie dient
bevorderd te worden.
Transport van het ingezamelde afvalwater,
hemelwater en grondwater naar een
geschikt afleveringspunt.
De afvoercapaciteit moet voldoende zijn om
bij droog weer het aanbod van afvalwater
te kunnen verwerken.
3b
3c
3d
3e
3f
doel 4:
4a
4b
4c
4d
4e
doel 5:
Zo min mogelijk overlast voor de omgeving
veroorzaken.
5a
De bedrijfszekerheid van de gemalen en
andere objecten dient in voldoende mate
gewaarborgd te zijn.
De stabiliteit van riolen dient gewaarborgd
te zijn.
5b
5c
5d
doel 6:
12
De afvoercapaciteit moet voldoende zijn om
gedurende neerslag wateroverlast te
voorkomen, uitgezonderd bepaalde
buitengewone omstandigheden. (Hoort
eigenlijk bij doel 2 )
De afvoercapaciteit van het openbaar
ontwateringstelsel moet voldoende zijn om
structureel nadelige gevolgen voor de
bestemming van de percelen als gevolg van
de grondwaterstand te voorkomen of
beperken.
Het afvalwater moet zonder overmatige
aanrotting de zuiveringsinrichting te
bereiken.
De afstroming van het ingezamelde water
moet gewaarborgd te zijn
De particuliere aansluitingen in openbaar
gebied moeten goed functioneren.
Voorkomen van ongewenste emissies naar
oppervlaktewater, bodem en grondwater.
De vuiluitworp uit rioolstelsels moet niet te
groot zijn.
De vuiluitworp door regen- en/of
grondwaterlozingen op oppervlaktewater
dient beperkt te zijn.
De vervuilingstoestand van de riolering
dient acceptabel te zijn.
Riolen en andere objecten dienen in hoge
mate waterdicht te zijn, zodanig dat de
hoeveelheid intredend grondwater
(lekwater) en uittredend rioolwater beperkt
blijft.
De riolering moet in hoge mate bestand zijn
tegen intredend oppervlaktewater.
De riolering dient zodanig te worden ont- en
belucht dat overlast door stank wordt
voorkomen.
Overlast tijdens werkzaamheden aan de
voorzieningen dient beperkt te zijn.
Doelmatig beheer en een goed gebruik van
de gemeentelijke voorzieningen tegen de
6a
6b
6c
6d
6e
6f
6g
laagst maatschappelijke kosten en het
beheersen van deze kosten.
Het beheer van de voorzieningen moet zo
goed mogelijk onderling en met andere
gemeentelijke taken worden afgestemd,
alsmede met betrokken derden.
De gebruikers van de riolering moeten
bekend zijn en ongewenste lozingen moeten
worden voorkomen.
Er moet inzicht zijn in de toestand van het
functioneren van de voorzieningen.
Er moet zo veel mogelijk gebruik worden
gemaakt van duurzame en
milieuvriendelijke materialen en
werkmethoden
Er dient een klantvriendelijke benadering te
worden nagestreefd.
Er dienen doelmatige oplossingen te
worden nagestreefd.
Uitvoeren van maatregelen tegen de laagst
maatschappelijke kosten.
De 4 programmalijnen van de SAZ+ kunnen van meetbare doelen worden voorzien door redenerend
vanuit functionele eisen de bedoeling van de programmalijnen te formuleren.
13
Download