GECOORDINEERDE VERSIE VAN DE ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING VAN ZULTE GOEDGEKEURD deputatie 12.2.2009, [GEWIJZIGD deputatie 5.4.2012] DEEL 1 : ALGEMEEN Artikel 1: Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder : woongebouw: elk gebouw dat één of meer woonentiteiten bevat woonentiteit : lokaal of geheel van aansluitende lokalen, hoofdzakelijk bestemd voor de huisvesting van een persoon of een groep van samenlevende personen. worden niet beschouwd als woonentiteiten : entiteiten die deel uitmaken van toeristische accommodaties of van collectieve verblijfsaccomodaties, zoals de tehuizen voor bejaarden, de verpleeginrichtingen, de kazernes, de internaten, verblijfsaccommodatie voor studenten opgericht door erkende onderwijsinstellingen, de kloosters, de opvangcentra, de gevangenissen, … Een kamerwoning, zoals hieronder omschreven, wordt evenmin beschouwd als een woonentiteit. ééngezinswoning : elk gebouw bestaande uit één woonentiteit, waarbij de woonentiteit samenvalt met het volledige gebouw. Wordt ook beschouwd als een eengezinswoning : een gebouw met woonentiteit met een nevenfunctie. bestaande, vergunde woningen : woningen welke op datum van [eerste] inwerkingtreding van onderhavige verordening [(besluit deputatie 12.2.2009)] bestaan en vergund [waren]. meergezinswoning : gebouw bestaande uit minimum twee woonentiteiten vertikaal gestapeld, uitgezonderd bejaardentehuizen, seniories, serviceflats, verpleeginrichtingen, kloosters, hotels en internaten. nieuwe meergezinswoning: de meergezinswoning die bekomen wordt door nieuwbouw (al dan niet na slopen van een of meer bestaande gebouwen), door verbouwing, opdelen, samenvoeging, of functiewijziging (of een combinatie hiervan) van een of meer bestaande gebouwen. kamer : woonentiteit, die door de eigenaar (of houder van een zakelijk recht op het woongebouw) bestemd is om verhuurd of ter beschikking gesteld te worden (of die reeds ter beschikking gesteld of verhuurd is), én waarin één of meerdere van de volgende voorzieningen ontbreken : - wc, - bad/douche, - kookgelegenheid, én waarbij de bewoners van de ontbrekende voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimtes in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woonentiteit deel uitmaakt. kamerwoning : elk gebouw waarin minimum twee kamers, zoals hiervoor omschreven, aanwezig zijn, ongeacht of er andere functies en/of woonentiteiten in het gebouw aanwezig zijn. studio : woonentiteit waarin alle leeffuncties geïntegreerd zijn in één ruimte, behoudens het sanitair voor eigen gebruik, dat eventueel voorzien is in een aangrenzende aparte ruimte deel uitmakend van die woonentiteit. bouwlaag : de ruimte die bestaat tussen de afgewerkte vloer en het afgewerkt plafond, ongeacht het gebruik dat van die ruimte gemaakt wordt ; een technische verdieping onder een niet-platdak en een kelderverdieping, die geheel of grotendeels onder het maaiveld is uitgevoerd, gelden niet als bouwlaag in de zin van deze verordening. appartement : woonentiteit waarin alle leeffuncties verdeeld zijn over verschillende ruimtes. sociale actoren : sociale woonorganisaties (definitie Vlaamse Wooncode) & projectontwikkelaars die woonprojecten realiseren, die uitdrukkelijk verband houden met het sociale woonbeleid, waaraan ze krachtens een decreet of een besluit van de Vlaamse regering kunnen meewerken ; doelgroepwoningen : woningen welke opgericht worden voor en aangepast worden aan een specifieke doelgroep welke een verminderde mobiliteit hebben, zoals bejaarden en andersvaliden. netto-oppervlakte : oppervlakte van alle ruimtes buitenmuren niet inbegrepen woonruimtes : keuken, zithoek, eethoek en slaapkamers buitenruimte : private ruimte in open lucht die: - minimum 20 m2 groot is, - zich situeert op de begane grond, - één aaneensluitend geheel vormt, - niet uitsluitend gelegen is aan de straatzijde van de woning. potentiële buitenruimte: het gedeelte van de oppervlakte van het perceel, dat in aanmerking komt als buitenruimte, zoals hiervoor omschreven, na afbraak van de bijgebouwen die - volgens de bestaande toestand - geen wezenlijk en functioneel onderdeel van de woning zelf uitmaken. terras : private ruimte buiten het woonvolume grenzend aan een woonentiteit parkeerplaats : hetzij een gesloten garage, hetzij een standplaats in een gesloten ruimte of in open lucht daartoe speciaal aangelegd en uitgerust complementaire functie : functie complemantair aan het wonen, zoals kantoorfunctie, vrij beroep, handel, horeca, dienstverlening en ambacht beperkt tot een oppervlakte kleiner dan de woonfunctie en max. 100m². afgebakende centra : een zone van 50m diepte vanaf de rooilijn langsheen volgende wegen (cfr. bijlage kadasterplan aan het besluit) • deelgemeente Zulte : o N43 (Staatsbaan) vanaf de Vlaanderenstraat tot Lindenbergstraat/Warandestraat o Oeselgemstraat vanaf N43 tot Leie rechteroever o Statiestraat vanaf N43 tot spoorlijn Gent-kortrijk o Waalstraat vanaf N43 tot Zaubeekstraat • deelgemeente Olsene : o N43 (Grote Steenweg) vanaf de Aertstraat (2° kruispunt) / Nieuwlandstraat tot Sterkebeek o Kerkstraat vanaf N43 tot kruispunt Oliebergstraat/Kerkstraat o N459 (Centrumstraat) vanaf N43 tot spoorweg Gent-Kortrijk • deelgemeente Machelen : o N43 (Rijksweg) vanaf Kerkweglos tot Molenkouterstraat o Dorpstraat vanaf N43 tot Hoevestraat/Molenkouterstraat o Posthoornstraat vanaf N43 tot spoorlijn Gent-Kortrijk IBA met certificatie : alle individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater welke gekeurd zijn door een erkend keuringsorganisme kopwoning : een woning in halfopen bebouwing van een gesloten rijbebouwing van minstens 3 woningen onmiddellijke omgeving : 30m van de uiterste perceelsgrenzen restperceel : perceel gelegen in woongebied (in de ruime zin) omsloten door bebouwde of verkavelde percelen met een minimale uitweg (in eigendom/ niet via erfdienstbaarheid) van 4m op de openbare weg buitenbermen : wegberm tussen de rooilijn en de buitengrens van de verharde zijstrook (parkeerstrook) of van de rijbaan, als er geen verharde zijstrook is. [zoneringsplan: Het zoneringsplan geeft weer in welke zuiveringszone uw woning gelegen is. Op dit plan zijn 4 zones terug te vinden: • het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd); • het geoptimaliseerde buitengebied met recente aansluiting op een zuiveringsstation (groen gearceerd); • het collectief te optimaliseren buitengebied, dit is de zone waar de aansluiting nog zal worden gerealiseerd (groen); • het individueel te optimaliseren buitengebied, waar het afvalwater individueel zal moeten gezuiverd worden door middel van een IBA (rood); septische put: een voorbehandelingsinstallatie die bestaat uit minstens twee vakken waarin er zowel voorbezinking als gedeeltelijke afbraak van het septische materiaal plaatsvindt. bindend sociaal objectief: het aantal sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat is vastgelegd voor de gemeente Zulte op basis van artikel 4.1.4, 4.1.5 en 4.1.6 van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en dat vóór 2020 gerealiseerd moet worden. decreet Grond- en Pandenbeleid: het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan de voorwaarden beschreven in artikel 1.2, 16° van het Decreet Grond- en Pandenbeleid.] Artikel 2 : Toepassingsgebied Deze verordening is van toepassing op het volledige grondgebied van Zulte DEEL 2 : VERGUNNINGSPLICHT Artikel 3 : Vellen van bomen Onverminderd de bepalingen van het bosdecreet van 13.6.1990, mag niemand zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning een boom vellen, voor zover die boom op een hoogte van 1 meter boven het maaiveld een stamomtrek heeft van minstens [100 cm] en dit ongeacht de plaats waar de boom zich bevindt. Fruitbomen vallen niet onder toepassing van dit artikel. Met vellen wordt gelijkgesteld : het vernietigen van een boom door een ander procédé dan vellen. Van de stedenbouwkundige vergunning is vrijgesteld : het vellen van bomen op terreinen waarvoor een door de bevoegde overheid goedgekeurd beheersplan bestaat op basis van de milieu- of natuurwetgeving, waarbij in het beheersplan het vellen van bomen is opgenomen. DEEL 3 : STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Afdeling 1 : WOONGEBOUWEN ALGEMEEN Artikel 4 : bouwvrije stroken De bouwvrije zijstrook bedraagt 0 meter bij wachtgevels / gekoppelde bebouwing. Bij een kopwoning in de afgebakende centra bedraagt de zijdelingse bouwvrije strook minstens 3 meter. Buiten de afgebakende centra dient een bouwvrije strook van 4m gehandhaafd. Tevens dienen de bouwvrije stroken [bij open bebouwing] minstens 1/3 van de perceelsbreedte t.h.v. de voorbouwlijn te bedragen. De achteruitbouwstrook bedraagt min. 5 meter (indien in overeenstemming met verkaveling BPA en/of RUP), behalve langsheen gewestwegen (cfr. advies AWV) en in de meeste centra van de deelgemeenten (bouwen op de rooilijn). De tuinstrook bedraagt minstens 10 meter. Artikel 5 : bouwhoogte/bouwlagen Het aantal bouwlagen (minimum en maximum) is vastgelegd voor die percelen die gelegen zijn binnen een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of binnen een verkaveling. In alle andere gevallen bedraagt de kroonlijsthoogte max. 6 meter. In het dakvolume kunnen maximaal twee bouwlagen verwerkt, waarbij alle leefruimtes zich in de onderste bouwlaag moeten bevinden. Artikel 6 : bouwdiepte De bouwdiepte van het hoofdgebouw is op het gelijkvloers beperkt tot max. 20 meter mits steeds een minimale tuinzone van 10m resteert tussen de achtergevel en achterste perceelsgrens. De bouwdiepte op verdieping is beperkt tot 12 meter. Op voldoende brede percelen (min. 10m bouwbreedte) wordt deze toegelaten tot op 15 meter doch dan wordt een bouwvrije zijstrook voor deze uitbouw bepaald aan de hand van de 45° regel. [De bouwdiepte wordt berekend vanaf de voorbouwlijn.] De dakbasis blijft hoedanook 12m diep. Artikel 7: dakuitbouwen en dakinsnijdingen Dakuitbouwen en dakinsnijdingen worden toegestaan tot 50% van de gevelbreedte en op minstens 0,60 cm van de perceelsgrens met een maximale lengte per stuk van 5m. Artikel 8 : uitsprongen op de rooilijn Dit artikel is enkel van toepassing op constructieve elementen van een gebouw die uitspringen ten opzichte van het gevelvlak, al dan niet over de volledige breedte van de gevel, waarbij de binnenruimte van dat gebouw vergroot wordt. Tot op een hoogte van 3 m boven het peil van het trottoir of van de openbare weg mogen geen constructieve elementen uitspringen voorbij de rooilijn. Boven deze hoogte mogen constructieve elementen maximum 60 cm uitspringen voorbij de rooilijn, en moeten zij minimum 60 cm (horizontaal gemeten) van de trottoirrand verwijderd blijven. Bij aaneengesloten bebouwing moeten de constructieve elementen die uitspringen voorbij de rooilijn, 60 cm van de zijdelingse perceelsgrenzen verwijderd blijven. Deze constructieve elementen dienen beperkt te blijven tot maximaal de helft van de gevelbreedte. Ontvangst- en zendmasten, parabool- en schotelantennes, en airco’s mogen niet op de voorgevel van een gebouw worden aangebracht. Artikel 9 : mandelige muren Nieuwbouwmuren die bestemd zijn om scheidsmuren te worden, moeten opgetrokken worden in twee bladen metselwerk. De as van de spouw wordt vastgelegd op de perceelsgrens. De eigenaar van het eerste spouwblad bouwt mits akkoord van aanpalende eigenaar tegelijk met het eerste ook het tweede, met inachtname van de geldende energieprestatieregelgeving inzake isolatiewaarde van de mandelige muur. Mandelige muren voor tuingebouwen zijn hier niet aan onderworpen. [Evenwel bij inplanting op perceelsgrens dient de scheidingsmuur gebouwd in overneembare materialen (zie ook art.14). De niet-aangebouwde delen van een mandelige muur dienen afgewerkt in een gevelbekleding eigen aan het hoofdgebouw.] Artikel 10 : gevelmuren De gevelmuren die tegen de rooilijn worden opgetrokken, moeten onder het trottoirpeil een diepte hebben van ten minste 1,50 m, zodat er zonder gevaar voor de stabiliteit van het gebouw uitgravingen op de openbare weg kunnen worden verricht tot op deze diepte. Artikel 11 : garage en garagepoorten Een garage mag niet rechtstreeks uitgeven op de woonruimtes van een studio of appartement. Het is verboden een garagepoort te plaatsen in de voorgevel van een gebouw dat deel uitmaakt van een gesloten gevelrij, wanneer de breedte van het perceel, gemeten op de grens met de openbare weg, smaller is dan 6 meter. Artikel 12 : rechtstreekse toegang tot elke functie in gebouwen met meer dan één functie Bij nieuwbouw, al dan niet na slopen, van een gebouw waar meer dan één functie (behalve een complementaire functie) wordt voorzien, moet elke functie bereikbaar zijn zonder dat een andere functie moet betreden worden. Bij verbouwingen van het gelijkvloers van een gebouw waarin meer dan één functie aanwezig is of wordt voorzien, moet elke functie bereikbaar zijn of gemaakt worden zonder dat een andere functie moet betreden worden. Deze verplichting geldt enkel bij verbouwingen die tot gevolg hebben dat de indeling van het gelijkvloers kan worden aangepast. De verplichting vervalt - zowel bij nieuwbouw als bij verbouwingen - indien de gevelbreedte van het gebouw, op de rooilijn gemeten, minder dan 5 meter bedraagt. Artikel 13 : bereikbaarheid van bovenverdiepingen Bij nieuwbouw, al dan niet na slopen, en verbouwing moet de bereikbaarheid van iedere bouwlaag van het gebouw via een vaste trap verzekerd zijn, uitgezonderd zolders en technische ruimten. Artikel 14 : tuingebouwen De bouwvrije zijstroken voor tuingebouwen bedraagt [1] meter. Hierop kan van afgeweken worden mits schriftelijk akkoord van de aanpalende eigenaar. Deze gebouwen kunnen […] op de perceelsgrens indien voorzien in overneembare materialen. In dit laatste geval dient de muur op de perceelsgrens mandelig te zijn [en de niet-aangebouwde delen van een mandelige muur afgewerkt in een gevelbekleding eigen aan het hoofdgebouw.] De kroonlijsthoogte van tuingebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter. Bijgebouwen kunnen afgewerkt worden met een plat of hellend dak. De minimale zijdelingse bouwvrije strook van het hoofgebouw dient tevens gerespecteerd tussen . tuingebouw en hoofdgebouw, met een absoluut minimum van 3m. Artikel 15 : tweede bouwzone Het bouwen van een ééngezinswoning in tweede bouwzone is een uitzondering die enkel toegestaan wordt op voldoende grote restpercelen (ongeveer 1500m2) en waarbij de bouwvrije stroken rondom minstens 10 meter bedragen en er een bebouwbare oppervlakte van minimum 200 m² resteert. Het perceel dient over een volwaardige toegang tot de openbare weg te beschikken. Het dient te gaan om een ééngezinswoning waarbij alle functies in het hoofdgebouw worden voorzien. De woning mag enkel bestaan uit een gelijkvloerse verdieping met een zadeldak. In de tuinzone wordt de normale tuinaccomodatie toegestaan. Afdeling 2 : MEERGEZINSWONINGEN Artikel 16 : afgebakende zones Meergezinswoningen kunnen enkel opgericht worden in de afgebakende centra (zie definitie en bijlage) op percelen welke voor meer dan de helft zijn gelegen binnen 50m vanaf de hoofdweg. Buiten de afgebakende centra kunnen enkel bestaande, vergunde woningen worden verbouwd binnen bestaand volume tot meergezinswoningen indien het volume van de bestaande woning m.i.v. de aansluitende woningbijgebouwen, meer dan 1000 m³ bedraagt. Bij verbouwing dient minstens 60% van de buitenmuren behouden te blijven. Een beperkte uitbreiding tot 10% van het bestaand, vergund volume is mogelijk, voor zover deze niet indruist tegen andere voorschriften van de verordening (bouwdiepte, bouwvrije stroken, bouwhoogte, … e.d.) Artikel 17 : buitenruimte Elke woonentiteit in een nieuwe meergezinswoning moet over een private buitenruimte beschikken die rechtstreeks toegankelijk is vanuit de woonentiteit. Elke woonentiteit, gesitueerd op de verdieping, moet over een privaat terras (min. 3.5m² en min. 1.20m breed op de kleinste zijde) beschikken. Het ontwerp dient de privacy van aangrenzende woonentiteiten maximaal te beschermen. Artikel 18 : gemeenschappelijke fietsenberging Iedere meergezinswoning moet beschikken over een afzonderlijke gemeenschappelijke bergruimte voor minstens evenveel fietsen als er woonentiteiten zijn of over een individuele bergruimte per woonentiteit bij voorkeur geïntegreerd in het hoofdgebouw. De gemeenschappelijke bergruimte voor fietsen moet vanaf de openbare weg goed toegankelijk zijn. Deze bergruimte moet bereikbaar zijn via een gemeenschappelijke circulatieruimte. De gemeenschappelijke bergruimte voor fietsen moet een minimum oppervlakte van 2 m2 per woonentiteit bezitten. De individuele bergingen dienen een minimum oppervlakte te hebben van 3 m2. Artikel 19 : vuilnisberging/ stortkoker Bij iedere meergezinswoning dient tevens een gemeenschappelijke bergruimte voor vuilnisophaling worden voorzien a rato van 1m² per woonentiteit, bereikbaar via een gemeenschappelijke circulatieruimte. Zowel bij nieuwbouw van een meergezinswoning, al dan niet na slopen, als bij verbouwing van of tot een meergezinswoning, is het verboden stortkokers te voorzien. Artikel 20 : […] Artikel 21 : kamer De minimum totale vloeroppervlakte van een kamer bedraagt 16m². Per voorziening (een kookruimte, bad/douche of wc) die toegevoegd wordt in de kamer bedraagt de minimum vloeroppervlakte 3m² meer. Bij gebrek aan een kookruimte in minstens één kamer, moet de kamerwoning beschikken over een gemeenschappelijke keuken met een minimum vloeroppervlakte van 8m². Bij gebrek aan een wc in minstens één kamer, moet de kamerwoning per begonnen groep van vier kamers zonder wc, beschikken over één wc. Bij gebrek aan een douche/bad in minstens één kamer, moet de kamerwoning per begonnen groep van vier kamers zonder een douche/bad, beschikken over één badkamer of doucheruimte. De vrije hoogte tussen de vloer en het plafond van een kamer of voormelde voorzieningen mag niet lager zijn dan 2.50m, [uitgezonderd afhellende plafonds tot min. 1.50m vrije hoogte en] behoudens voor dat deel van de kamer dat de opgelegde minimum totale vloeroppervlakte overtreft. Artikel 22 : studio De minimum totale vloeroppervlakte van een studio bedraagt 40 m2. De vrije hoogte tussen de vloer en het plafond van de studio mag niet lager zijn dan 2,50 m, [uitgezonderd afhellende plafonds tot min. 1.50m vrije hoogte en] behoudens voor dat deel van de studio dat de opgelegde minimum totale vloeroppervlakte overtreft. Binnen elke meergezinswoning mag maximaal 1/5 van het aantal woongelegenheden een studio zijn [afgerond naar de hogere eenheid.] Artikel 23 : appartement De minimum vloeroppervlakte van de woonkamer in een appartement bedraagt 25m2, indien een afzonderlijke keuken aanwezig is, en 30m2 indien dat niet zo is. Indien een afzonderlijke keuken aanwezig is, moet deze een minimum vloeroppervlakte hebben van 8m2. Een appartement moet minstens één slaapkamer bezitten met een minimum vloeroppervlakte van 12m2. De minimum vloeroppervlakte van eventuele overige slaapkamers bedraagt 9m². De vrije hoogte tussen de vloer en het plafond van de woonkamer, de keuken en de slaapkamer mag niet lager zijn dan 2.50m, [uitgezonderd afhellende plafonds tot min. 1.50m vrije hoogte en] behoudens voor dat deel van het lokaal dat de opgelegde minimum vloeroppervlakte overtreft. De netto-oppervlakte van elk appartement dient bovendien : - voor 1 slaapkamerappartementen minimaal 60 m² te zijn, - voor 2 slaapkamerappartementen minimaal 75 m² te zijn, - voor 3 slaapkamerappartementen minimaal 85 m² te zijn. Binnen elke meergezinwoning mag maximaal 1/3 (afgerond naar de hogere eenheid) van het aantal woongelegenheden een appartement zijn met slechts 1 slaapkamer. Artikel 24 : architecturale kwaliteit De nieuwe meergezinswoningen moeten beantwoorden aan het karakter, de schaal en het gangbare materiaalgebruik binnen de gemeente. Bij grotere bouwprojecten (meer dan 6 appartementen) dient steeds een 3D-tekening gevoegd bij de aanvraag stedenbouwkundige vergunning met inpassing ervan in de onmiddellijke omgeving zodat de vergunningverlenende overheid zich beter een beeld kan vormen over de inpasbaarheid en belevingswaarde van het geplande project. Afdeling 3: NATUURLIJKE VERLICHTING – BEREIKBAARHEID Artikel 25 : natuurlijke verlichting Een kamer en studio moet daglicht ontvangen. In een appartement moeten de woonkamer, de keuken en de slaapkamers daglicht ontvangen. Worden niet meegerekend : de daglichten in een scheidingsmuur, de vensters of openingen die uitgeven op een overdekte ruimte, zelfs wanneer het dak ervan het daglicht laat binnendringen. De daglichten moeten cumulatief aan volgende voorwaarden voldoen : - uitmonden in de open lucht, - voor de woonruimten dient de globale raamoppervlakte, per woonlokaal beschouwd, minimaal 1/8 of 1.5% van de vloeroppervlakte te bedragen, voor dakvlakramen in hellende daken bedraagt de minimumnorm 1/12 of 8.33% van de vloeroppervlakte. De inkomdorpel en de vloerpas van elke woonentiteit moet boven het voorliggend openbaar domein zijn gelegen. Artikel 26 : bereikbaarheid van woonentiteiten Elke woonentiteit moet rechtstreeks toegankelijk zijn vanaf de openbare weg. Met ‘rechtstreeks toegankelijk’ wordt bedoeld dat de woonentiteit vanaf de openbare weg kan betreden worden via een circulatieruimte (binnen of buiten het gebouw) die geen deel uitmaakt van een andere woonentiteit. De toegang mag niet uitsluitend gebeuren via een afgesloten autobergplaats. Afdeling 4: PARKEERVOORZIENINGEN Artikel 27 : […] Artikel 28 : Verplichte aanleg parkeervoorzieningen [Garages en parkeervakken] hebben minimale afmetingen van respectievelijk een ruimte van 2.75m breed, 5m lang en 2.0m hoog en een rechthoekig vlak van 2.25m breed en 4.50m lang. (rechtstreekse toegankelijkheid is niet vereist voor parkeerplaatsen die toebehoren aan één en dezelfde eigenaar, bestemd voor een woning) De toegangsweg moet een minimale breedte van 7m hebben indien de standplaats een hoek van 90° maakt met de toegangsweg, 4m breedte als de standplaats een hoek van 45° maakt met de toegangsweg en 3.5m als de stanplaats een hoek van 30°maakt met de toegangsweg. Minimum 1.25 parkeerplaatsen per woongelegenheid (afgerond naar de hogere eenheid), exclusief eventuele parkeerplaatsen (voor bezoekers) gelegen in de achteruitbouwstrook. [Bij functiewijziging of verbouwing van bestaande gebouwen tot meergezinswoning in gesloten bebouwing, mogen de noodzakelijke parkeervoorzieningen tevens in de achteruitbouwstrook worden voorzien.] Aantal woongelegenheden 1 2 2 3 3 4 4 5 5 7 6 8 7 9 8 10 9 12 10 13 11 14 12 15 … … Verplicht aantal parkeerplaatsen Indien het verplicht aantal parkeerplaatsen 13 of meer (meer dan 10 woongelegenheden) bedraagt moeten deze bij nieuwbouw allemaal ondergronds voorzien worden. De helling van de inrit naar die ondergrondse garage mag in dat geval maximum 4% bedragen voor de eerste 5m te meten vanaf de rooilijn. Bij verbouwing of herbouw mag het aantal bestaande, vergunde woongelegenheden zonder parkeerplaats in mindering gebracht worden op het verplicht aantal parkeerplaatsen. Vrijstelling kan verleend worden door de vergunningverlenende overheid indien : - de stedenbouwkundige voorschriften van BPA, RUP en/of verkaveling een ondergondse garage verbieden, - uit een bijgevoegde motiveringsnota (stabiliteitsstudie, verkeerstechnisch verslag,…) blijkt dat (deels) niet kan voldaan worden aan de verplichting om ondergonds te gaan op voorwaarde dat de vervangende bovengrondse parkeervoorzieningen de minimale buitenruimte per woongelegenheid respecteren. Afdeling 5: AFVOERKANALEN Artikel 29 : afvoerkanalen Verbrandingsgassen van verwarmingstoestellen (met uitzondering van de toestellen die werken op aardgas) enerzijds, en lucht of dampen afkomstig uit bedrijfs- en horecaruimtes waarin eetwaren bereid worden anderzijds, moeten afgevoerd worden via aparte daartoe bestemde kanalen, die moeten uitmonden in de open lucht. De uitlaat moet zo geplaatst worden dat de hinder voor de omwonenden maximaal wordt beperkt. Minstens moet de uitlaat van die kanalen zich situeren boven de kroonlijst van het dak van het eigen gebouw, en in ieder geval twee meter boven de bovenrand van alle deur-, venster- en ventilatieopeningen die zich bevinden binnen een straal van 4 m, horizontaal gemeten vanaf de uitlaat van het afvoerkanaal. Afdeling 6: RIOOLSTELSEL, PUTTEN EN GRACHTEN De bepalingen van deze afdeling gelden onverminderd VlaremII [, de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater] en behelzen enkele elementaire zaken die betrekking hebben op constructieve elementen. Artikel 30 : gescheiden afvoerstelsels voor afval- en hemelwater §1 Verplichting tot aanleg van een gescheiden afvoerstelsel. Bij nieuwbouw, al dan niet na slopen, en bij verbouwingen waarbij het afvoerstelsel van afvalen hemelwater aangepast wordt, is de bouwheer verplicht een privaat gescheiden afvoerstelsel voor afvalwater en hemelwater te voorzien [tot aan de rooilijn]. §2 Lozingspunt op het openbaar domein van het afvoerstelsel voor afvalwater Het privaat afvoerstelsel voor afvalwater moet rechtstreeks - via het eigen perceel -uitmonden in het openbare rioolstelsel, indien het perceel grenst aan het openbaar domein waarin een openbare riool aanwezig is. §3 Lozingspunt op het openbaar domein van het afvoerstelsel voor hemelwater Het privaat afvoerstelsel voor hemelwater moet - in de mate dat het hemelwater niet wordt geïnfiltreerd op het eigen perceel in toepassing van de gewestelijke verordening op hemelwater,… - op het openbaar domein uitmonden in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voorhemelwater. Indien dit niet mogelijk is, moet het privaat afvoerstelsel voor hemelwater uitmonden in de gescheiden openbare riool voor de afvoer van hemelwater. Indien dit evenmin mogelijk is, moet het privaat afvoerstelsel voor hemelwater uitmonden in de (nog niet gescheiden) openbare riool. §4 Het is de bouwheer, de eigenaar of wie dan ook ten strengste verboden eigenhandig inkappingen of boringen te verrichten in de openbare riolering of haar aanhorigheden om zelf een aansluiting te realiseren. De aansluitingen worden gemaakt door TMVW-Aquario op kosten van de aanvrager.” [De werkwijze en voorwaarden voor aansluiting op de openbare riolering zijn opgenomen in het “Algemeen reglement rioolaansluitingen” van TMVW.] Artikel 31 : individuele voorbehandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) / septische put [Septische put: Bij ligging in het centrale gebied, in collectief geoptimaliseerd buitengebied, of collectief te optimaliseren buitengebied volgens het zoneringsplan moet het fecaal afvalwater via een septische put in de openbare riolering geloosd worden. De verplichting tot het plaatsen van een septische put geldt niet voor gebouwen en constructies waarbij geen lozing van fecaal afvalwater voorzien is. De dimensionering van de septische put is afhankelijk van het aantal inwonersequivalenten (I.E.). Een septische put moet minstens aan de volgende dimensies voldoen: min. 1,5 m³ met 0,3 m³ per bijkomende I.E. De vergunningverlenende overheid kan de bouwheer vrijstellen van de verplichting tot het plaatsen van een septische put indien de plaatsing technisch niet mogelijk is. De wanden van een septische put mogen niet dienen tot het grondvesten van gebouwen. Individuele Behandelingsinstallatie van Afvalwater (IBA) Bij ligging in individueel te optimaliseren buitengebied volgens het zoneringsplan, of in een gebied dat niet opgenomen is in één van de op het zoneringsplan aangeduide zuiveringszones, moet het huishoudelijk afvalwater eerst gezuiverd worden door middel van een individuele behandelingsinstallatie, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. De gemeente Zulte biedt aan haar inwoners de kans om de levering, plaatsing en het beheer van de IBA’s te laten opnemen in een collectieve aanpak. Hiervoor werkt de gemeente samen met TMVW. De bouwheer dient hiertoe een aanvraag in bij TMVW. ] Afdeling 7: AANVRAAGDOSSIER Artikel 32 : Miniumvereisten van plannen De plannen bij het aanvraagdossier moeten aan volgende minimumeisen voldoen : Bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning waarbij het aantal woonentiteiten wijzigt, moet zowel op het plan dat de bestaande toestand weergeeft, als op het plan dat de gewijzigde toestand weergeeft, de woonentiteiten en de gemeenschappelijke delen aangeduid worden. Bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning waarbij een of meerdere bomen worden geveld : - moeten de te behouden en de te vellen bomen op het plan aangeduid worden, met vermelding van de boomsoort en boomprojectie, - moet de stamomtrek van de bomen die worden geveld, gemeten ter hoogte van 1m boven het maaiveld, worden vermeld, - moet bij de aanvraag een begeleidende nota worden gevoegd met een uiteenzetting van de reden van het vellen van de bomen. Bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning waarbij een afvoerstelsel van afvalwater of hemelwater moet worden voorzien, moet het rioleringsplan een gedetailleerde weergave bevatten van het gescheiden afvoerstelsel van afvalwater en hemelwater, met aanduiding van het tracé van de afvoerbuizen, […] alsook van de ligging en de afmetingen van de hemelwaterput, en van de ligging van de individuele (voor)behandelingsinstallatie voor afvalwater (septiek of IBA). Bij stedenbouwkundige aanvragen waarop de gewestelijke verordening op hemelwater van toepassing is, moet 1 de exacte inplanting, de inhoud van hemelwaterput, infiltratievoorziening en/of buffervolume in liters, de totale horizontale dakoppervlakte en de totale overige verharde grondoppervlakte in vierkante meter, alsook de aftappunten van het hemelwater vermeld worden. Indien een open infiltratievoorziening wordt aangewend moet het aanvraagdossier aangevuld met de decretaal verplichte documenten voor dossiersamenstelling voor tereinaanlegwerken (aanzicht, doorsnede,…van de infiltratievoorziening). Bij hergebruik van hemelwater voor bedrijfsdoeleinden, moet een begeleidende nota toegevoegd worden waaruit het continu karakter en het verbruik blijkt. […] 1 Verplichting gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater dd. 1.10.2004 Aanvullende documenten bij het aanvraagdossier : - Alle foto’s in kleur en met afmetingen van min. 7x10cm. - Indien aanvrager geen eigenaar is , dient een bewijs van houder van bouwrecht, compromis of dergelijke toegevoegd waaruit blijkt dat de aanvrager het recht heeft op betreffende grond de eventuele vergunning uit te voeren. - [Een gedetaileerde volume- en oppervlakteberekening van bestaande en nieuwe toestand bij aanvragen m.b.t. “basisrechten voor zonevreemde constructies”.] DEEL 4 : ALGEMENE VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN Afdeling 1: INFRASTRUCTURELE VOORZIENINGEN Artikel 33 : rooilijnen De afstand tussen de rooilijnen in een nieuw aan te leggen weg bedraagt minimum 7 meter voor wegenis korter dan 50m en 10m voor wegenis langer dan 50m. Hiervan kan eventueel afgeweken worden (verbreden) indien blijkt dat de nieuwe weg een doorgangsfunctie zal hebben of in functie van aan te leggen parkeervakken of versmald worden indien gekozen wordt voor éénrichtingsverkeer of indien het onmogelijk is om op een andere manier het gebied te ontsluiten. Eénrichtingsverkeer wordt zoveel mogelijk vermeden. Artikel 34 : riolering/afwatering In de nieuwe verkaveling dient de verkavelaar de riolering aan te leggen [conform het advies van de rioolbeheerder TMVW-Aquario] terzake. De afvalwaters en oppervlaktewaters dienen gescheiden te worden afgevoerd. Elke woning dient voorzien te zijn van de nodige huisaansluitputjes. In samenspraak met de dienst RO van de gemeente Zulte dient bij elk dossier de mogelijkheid te worden onderzocht om de afvalwaters gescheiden af te voeren. Indien de mogelijkheid bestaat om, zonder kosten voor het gemeentebestuur t.g.v. extra werken aan het oppervlaktenet, de afvalwaters onmiddellijk gescheiden af te voeren dient hiervoor de nodige infrastructuur (afvoerleidingen en huisaansluitputjes) te worden aangelegd door de verkavelaar. Indien er natuurlijke infrastructuur van grachten aanwezig is zal daarmede rekening worden gehouden. Indien het regenwater van de particuliere woningen geinfiltreerd kan worden op eigen terrein dmv infiltratiebekken of andere. wordt er geen huisaansluitputje voorzien voor RWA, tenzij kan worden aangetoond dat men niet kan infiltreren in de ondergrond. Dit gebeurt door middel van een attest van een erkend labo. Het regenwater van de rijweg dient te worden gebufferd en indien mogelijk ook geïnfiltreerd. Ook in verkavelingen dient elke woning te worden voorzien van een voorzuiveringsinstallatie (septiek/bezinkput). […] Artikel 35 : weg De nieuwe wegen zijn min. 4 meter breed (inclusief greppel boordstenen niet inbegrepen). Goten en boordstenen vormen één geheel en dienen uitgevoerd te worden in beton. Ter hoogte van kruispunten, asverschuivingen en/of keerpunten kunnen accenten in kleinschalige materialen (vb. klinkers) opgelegd worden. Op advies van de gewestelijke brandweer Deinze kan hiervan worden afgeweken (breder wegen, keerpunten,…) Artikel 36 : voetpaden De buitenbermen worden minstens aan één zijde ingericht met een voetpad. Deze voetpaden worden aangelegd met kleinschalige materialen. Er dient rekening gehouden te worden met de looplijnen in de verkavelingen. Deze voetpaden dienen te worden aangelegd in de buitenbermen (over de volledige breedte van de berm min. 1,5 meter breed). Artikel 37 : parkeren op openbaar domein Over de volledige lengte van de wegenis (bij verkavelingen met wegenis >50m) dienen parkeerhavens worden ingericht. Er wordt gestreefd om zoveel mogelijk parkeergelegenheden te creëren op het openbaar domein. De aanleg gebeurt bij voorkeur langs de weg waarbij rekening gehouden wordt met de opritten. Deze laatste worden zoveel als mogelijk reeds voorzien op het verkavelingsplan. De parkeerhavens worden onderbroken door een plantvak voor sierbomen conform de verplichte straatbeplanting. Artikel 38 : groenvoorzieningen §1. straatbeplanting Er dienen straatbomen te worden voorzien. Deze worden bij voorkeur geplaatst bij verkeerstechnische ingrepen of op pleintjes. Hierbij wordt gestreefd om één boom te plaatsen per 10 meter lopende weg (eventueel samen te voegen in ruimere plantvakken). §2. openbare groen- en nutszone (bij verkavelingen met nieuwe wegenis) Bij elke nieuwe verkaveling dient een openbare groen- en nutszone te worden voorzien van 5% van de netto oppervlakte van de bouwloten, in te richten met speeltoestellen. Deze zone dient te worden ingericht met bosplantsoen en grasvlakte. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de afwatering met deze zones (drainage, afwateringsgrachten,...). Alle groenzones dienen te worden ingericht conform de richtlijnen van de gemeente. Hierbij zal gestreefd worden naar een samenhang van beplanting binnen de gemeente. Bij kleinere verkavelingen (verkavelingen van minder dan 1 ha bruto oppervlakte), of op gemotiveerde vraag van de verkavelaar of om redenen van een goede ruimtelijke ordening kan de gemeente hiervan afwijken en in verhouding tot de gerealiseerde verkaveling een geldbedrag vragen dat gebruikt zal worden door de gemeente voor de aanleg van grotere groenpartijen in de gemeente. Dit bedrag wordt berekend aan de hand van de 5% regel waar de bekomen oppervlakte vermenigvuldigd wordt met € 150,-/m2. Artikel 39 : verkeerssignalisatie De verkeerssignalisatie dient te worden geplaatst in samenspraak met de lokale politie en op kosten van de verkavelaar. Artikel 40 : andere nutsvoorzieningen Alle nutsvoorzieningen (water, electriciteit, gas, telefoon, TV- en FM distributie, openbare verlichting) zijn ten laste van de verkavelaar. Op het verkavelingsplan wordt in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de inplanting van de openbare verlichtingspalen. Daarnaast wordt eveneens een zone voorzien voor het plaatsen van een elektriciteitscabine (tenzij bij de aanvraag een uitdrukkelijk akkoord van Eandis kan worden voorgelegd dat er geen cabine dient worden voorzien in de verkaveling). Afdeling 2: FORMALITEITEN/VERGUNNINGEN[/AS-BUILT] Artikel 41 : verbintenis gratis grondafstand Bij de verkavelingsaanvraag (met nieuwe wegenis) dient een verbintenis van kostloze overdracht wegzate, infrastructuur en groenvoorzieningen te worden gevoegd. Deze verbintenis dient te worden ondertekend door alle betrokken eigenaars. Artikel 42 : machtigingen De verkavelaar dient, indien nodig, volgende machtigingen aan te vragen : - afschaffing, wijziging buurtwegen. - overwelven, dempen, verplaatsen van waterlopen. Artikel 43 : stedenbouwkundige voorschriften Het ontwerp van stedenbouwkundige voorschriften [en ontwerp van verkavelingsplan] dient voorafgaandelijk,digitaal, te worden voorgelegd aan de dienst ruimtelijke ordening van de gemeente. [Bij het aanvraagdossier wordt van het de stedenbouwkundige voorschriften en ontwerp van verkavelingsplan een pdf-bestand gevoegd. Artikel 43bis : as-built Bij voorlopige oplevering van de wegenis dient de verkavelaar aan het gemeentebestuur een gegeorefereerd as-built-plan over te maken omvattende : - de bestaande, uitgevoerde toestand van de terreinsituatie binnen de nieuwe verkaveling conform de specificaties van de volgende GRB-skeletcomponenten : • GRB-kernbepalingen, conform versie van de technische bepalingen die op de website van het AGIV beschikbaar is, EN • GRB-skeletoptie groenbeheer EN • GRB-skeletoptie water- en rioolbeheer EN • GRB-skeletoptie wegbeheer EN • GRB-skeletoptie virtuele grenzen met betrekking tot privaatrechterlijke grenzen Eventueel kunnen extra DXF-layers gedefinieerd worden die nog niet door het AGIV zijn vastgelegd. ] Afdeling 3: WOONDICHTHEID / […] SOCIAAL WONEN Artikel 44 : dichtheid Elke verkaveling moet bekeken worden in een groter geheel, waarbij alle omliggende onbebouwde percelen (in woongebied) geïnventariseerd worden, zo mogelijk geïntegreerd worden, maar waarvan minstens de ontwikkeling gefaseerd voorgesteld wordt. Met betrekking tot de dichtheid die moet gerealiseerd worden gelden voor de in te dienen projecten volgende regels : - binnen het te verkavelen gebied 15 woningen/ha te realiseren, - woningdichtheden van omgevende bebouwing als referentie om dichtheid naar boven of onder aan te passen met een absoluut minimum van 10 woningen/ha en een absoluut maximum van 25 woningen/ha (bij verkavelingen uitsluitend bedoeld voor ééngezinswoningen). Artikel 45 : […] Sociaal Wonen […] [Dit artikel voert artikel 4.1.9 van het Decreet Grond- en Pandenbeleid uit voor het grondgebied van Zulte. Het legt de concrete percentages sociaal woonaanbod vast die de aanvrager van een verkavelings- of stedenbouwkundige vergunning moet realiseren in zijn verkavelings- of bouwproject. Dit artikel is van toepassing op alle stedenbouwkundige en verkavelingsaanvragen die voldoen aan één van de omschrijvingen in artikel 4.1.8, eerste lid, 1° tot en met 4° van het decreet Grond- en Pandenbeleid en waaraan het College van burgemeester en schepenen of een andere vergunningverlenende overheid van rechtswege een sociale last moet verbinden. Dit artikel is niet van toepassing op stedenbouwkundige en verkavelingsaanvragen in ruimtelijke uitvoeringsplannen die goedgekeurd zijn na 1 september 2009 en die op basis van artikel 4.1.12 van het Decreet Grond- en Pandenbeleid eigen percentages voor een sociaal woonaanbod vastleggen (en die dit decreetsartikel omschrijft als “eigenstandige procentuele objectieven”). Indien een aanvraag voor een stedenbouwkundige of verkavelingsvergunning wordt ingediend voor percelen gelegen in Zulte, wordt een sociaal woonaanbod verwezenlijkt dat gelijk is aan: 1° 30% van het aantal te verwezenlijken woningen en/of kavels, indien de gronden eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen. 2° 15% van het aantal te verwezenlijken woningen en/of kavels, indien de gronden eigendom zijn van andere natuurlijke of rechtspersonen. De vergunningverlenende overheid kan de uitkomst van het percentage afronden naar een geheel getal. Ze draagt er zorg voor dat de uitkomst de ondergrens niet overschrijdt die in het decreet is vastgelegd (20% voor Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen en 10% voor andere natuurlijke of rechtspersonen), en evenmin de bovengrens (40% voor Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen en 20% voor andere natuurlijke of rechtspersonen). Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de verkavelaar of bouwheer om de toepassing te vragen van artikel 4.1.16, §2 van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het College te verzoeken om een hogere sociale last opgelegd te krijgen. Vanaf het ogenblik dat dit artikel in werking treedt, moet het bescheiden woonaanbod dat in verkavelings- en bouwprojecten te verwezenlijken is volgens artikel 4.2.1, 2e lid van het Decreet Grond- en Pandenbeleid als volgt berekend worden: - - voor gronden in eigendom van Vlaamse besturen rechtspersonen: 40%, te verminderen met het percentage of krachtens dit reglement wordt opgelegd. voor gronden in eigendom van overige natuurlijke of verminderen met het percentage sociaal woonaanbod dat wordt opgelegd.] of Vlaamse semipublieke sociaal woonaanbod dat bij rechtspersonen: 20%, te bij of krachtens dit artikel [ DEEL 5 : AFWIJKINGEN OP VOORMELDE VOORSCHRIFTEN ] Artikel 46 : Afwijkingsbepalingen Van voormelde voorschriften kan op volgende punten afgeweken worden : - art.4 : de bouwvrije strook van 4m voor percelen gelegen langs openbare wegenis buiten de afgebakende centra kan […] gereduceerd worden indien in de onmiddellijke omgeving [of op het bouwperceel zelf] een kleinere bouwvrije strook dan 4m werd vergund (of vergund wordt geacht). - art.4 : bij verkavelingen kan men ten behoeve van een optimale orïentatie en bezonning de bouwvrije stroken tussen twee woongebouwen samenvoegen op één perceel mits op aanpalend perceel een gesloten gevelwand met volwaardige gevelmaterialen wordt gebouwd van min. 3m en max. 3.5m hoog. - art.4 : bij verkavelingen kan men tevens ten behoeve van een optimale orïentatie en bezonning varïerende bouwvrije stroken voorschrijven tussen 3 en 5m mits de som van de bouwvrije stroken min. 8m bedraagt. - art.5 : van de max. kroonlijsthoogte kan ten behoeve van het aansluiten op bestaande aanpalende bebouwing worden afgeweken, mits ofwel een bouwvrije strook van min. 3m gerespecteerd blijft t.o.v. de tegenoverliggende perceelsgrens, ofwel aangesloten wordt op de kroonlijst van de tegenoverliggende wachtgevel en een kroonlijstovergang wordt gerealiseerd minstens 3m verwijderd van de zijdelingse perceelsgrenzen ; tevens kan bebouwing in gesloten/halfopen bebouwing onder platdak vergund, worden afgewerkt/aangebouwd met een hellende bedaking mits de kroonlijst behouden blijft in hoogte en oversteekdiepte t.o.v. de voorgevel - art. 6 : op de bouwdiepte en de tuinzone kan uitzonderlijk worden afgeweken rekening gehouden met de perceelsdiepte, de bestaande vergunde bebouwing op het perceel en in de omgeving, de bebouwing in de tuinzone, de hoofdfunctie of nevenfuncties van het gebouw of t.b.v. doelgroepwoningen . - art. 15 : bouwvrije stroken voor percelen in tweede bouwzone omwille van grillige perceelsconfiguratie (tot min. 6m), - art. 16 : uitzonderingen op de beperking van meergezinswoningen zijn enkel mogelijk voor gebouwen welke als bouwkundig erfgoed zijn erkend en/of als monument zijn beschermd, indien de nieuwe meergezinswoning geen afbreuk doet aan de erfgoedwaarde. - art.16 : afwijking op het verplicht behouden van 60% van de buitenmuren bij verbouwen naar meergezinswoningen indien bij uitvoering blijkt dat stabiliteit van 60% niet gegarandeerd kan worden. - art.23 : op alle netto-vloeroppervlaktes kan afgeweken worden t.b.v. woonprojecten van de sociale actoren.