Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen, nieuwe

advertisement
Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen, nieuwe wegen?
T
er herinnering. In Gokschrift 4, februari 2008, stonden de aanbevelingen uit een
onderzoek naar de Kunst- en Cultuureducatie in Vlaanderen in de kijker. We
hadden toen een gesprek over met Brecht Demeulenaere, coördinator van CANON
Cultuurcel. Door de minister van Onderwijs werd er, in samenspraak met de
minister van Cultuur, een commissie samengesteld. De commissie maakte een kritische
analyse van de aanbevelingen en vertaalde deze in een concreet advies naar de
minister. Op basis van hetzelfde onderzoek werd er ook een inhoudelijke werkgroep
Deeltijds
KunstOnderwijs
(DKO)
samengesteld. Dit artikel gaat over de
werkzaamheden en adviezen van
beide commissies. We schetsen de
grote lijnen.
1. Commissie Onderwijs Cultuur
In de aanbevelingen van de Commissie
Onderwijs Cultuur - het rapport
Gedeeld - Verbeeld - staat centraal dat
‘niet alle kinderen en jongeren in
Vlaanderen kunnen genieten van een
kwalitatief hoogstaande kunst- en cultuureducatie. Sociaal-economische achtergrond en
de school of klas waar kinderen of jongeren terecht komen, blijken sterk bepalende
factoren te zijn. De commissie vindt het dan ook van essentieel belang maatregelen te
formuleren die alle scholen een steuntje in de rug geven en op deze manier ten goede
komen aan alle kinderen en jongeren in Vlaanderen.’
Ze ziet kunst- en cultuureducatie als een onmisbaar onderdeel van de opleiding en
ontwikkeling van kinderen en jongeren. Dit heeft natuurlijk wel gevolgen voor
bijvoorbeeld het curriculum en maakt een structurele verandering noodzakelijk. In het
basisonderwijs kan dit verder bouwen op het leergebied Muzische Vorming, maar in het
secundair onderwijs mondt dit voorstel uit in een nieuw leergebied in de basisvorming.
Belangrijk is dat zowel vakspecifieke als vakoverschrijdende aspecten een volwaardige
plaats krijgen binnen het curriculum. In het rapport vindt u daarom een referentielijn
cultuureducatie. Hiermee wil de commissie een eerste bijdrage leveren aan een leerlijn
kunst- en cultuureducatie die op dit moment ontbreekt in het kleuter en –
leerplichtonderwijs.
Er is ook nood aan ondersteuning. Die krijgt volgens de commissie best op
verschillende manieren vorm.
Een rode draad doorheen de voorstellen is de noodzaak tot visieontwikkeling rond
kunst- en cultuureducatie. Daarom wordt ervoor gekozen dat scholen werken aan
langetermijndoelen over zes jaar, aangepast aan hun context en behoeften. Ze worden
hierin ondersteund door de ontwikkeling van een referentielijn door de overheid,
pedagogische begeleidingsdiensten, inspectie, opleiding
en nascholing van leerkrachten en vormingswerkers uit
de kunst- en cultuur(educatieve) sector,...
Een structurele samenwerking tussen de onderwijs- en
de cultuursector in onontbeerlijk. Dit moet er komen op
het veld, maar ook op de verschillende betrokken
beleidsniveaus.
Daarnaast is een extra financiële injectie nodig. Op die
manier kan de dynamiek die reeds aanwezig is in
scholen, bestendigd worden en krijgt de uitwerking en de
realisatie van een schoolvisie bijkomende stimulansen.
Een overzichtelijk aanbod en een ‘kwaliteitslabel’
kunnen het scholen gemakkelijker maken om net die
ondersteuning te kiezen die het best aansluit bij de eigen
noden en behoeften. Daarnaast is het belangrijk dat leerkrachten, schooldirecties,
lerarenopleiders en vormingswerkers kwaliteitsvolle nascholingstrajecten volgen. Dit
bevordert meteen de onderlinge uitwisseling van informatie en expertise.
2. Werkgroep Inhoudelijke vernieuwing van het deeltijds kunstonderwijs (DKO)
Aanvullend bij de werking van de Commissie Onderwijs Cultuur werden in december
2008 de bevindingen van de Werkgroep DKO voorgesteld. Ze krijgen hun neerslag in
het rapport Verbreding - Verdieping.
Www.vlaanderen.be meldt dat Vlaanderen 101 academies voor podiumkunsten (toneel,
muziek, dans) telt en 66 academies voor beeldende kunsten. In 263 van de 308
Vlaamse en Brusselse gemeenten is er een DKO-instelling. Het leerlingenaantal stijgt
constant van 128000 in 1993 naar 168000 in 2008. In de lagere school volgt 1 kind op 5
ook een opleiding in DKO. In het secundair onderwijs gaat het om 1 leerling op 11.
Deze indrukwekkende cijfers betekenen echter niet dat het DKO op zijn lauweren wil
rusten. In de sector loopt al jaren een discussie over hoe men een breder publiek kan
aantrekken, wat de verhouding tot het leerplichtonderwijs moet zijn, of men voldoende
vertrekt vanuit de interesses van de leerlingen,...
Het rapport formuleert alvast twee strategische doelstellingen voor het DKO:


het moet zich richten op iedereen die in zijn vrije tijd actief aan kunst wil doen
het moet kunst- en cultuureducatie in kleuter- en leerplichtonderwijs bevorderen.
De eerste doelstelling houdt in dat de drempel naar het DKO zo laag mogelijk moet zijn.
De standaard moeten modeltrajecten zijn die haalbaar zijn voor amateurkunstenaars.
Zeer begaafde leerlingen kunnen die sneller afwerken of zich in bepaalde modules
verdiepen. Het DKO moet zich enerzijds hoeden voor een te elitaire aanpak, maar
anderzijds moeten talenten ook kansen krijgen om zich voor te bereiden op het Hoger
Kunstonderwijs, en dus op de opleiding van professionele kunstenaars. Het is van
belang om beide uitgangspunten met elkaar te verzoenen!
Bovendien kan de instap aantrekkelijker gemaakt worden: de mogelijkheid om meteen
een instrument te leren bespelen, een muziekgenre te kiezen, een initiatieopleiding om
te proeven van verschillende domeinen,…
De tweede doelstelling is dat elke academie samenwerking zoekt met het kleuter- en
leerplichtonderwijs. Rond deze samenwerking is lokaal al een aantal jaar met succes
geëxperimenteerd. Om de samenwerking overal te
stimuleren zullen “muzische netwerken” ontwikkeld
worden rond de instellingen voor DKO. Ook het
gelijkschakelen van de domeinen uit DKO met die voor
muzische vorming in het basisonderwijs moet de
afstemming bevorderen. Hierdoor zou er in DKO een
nieuw domein “Media” komen.
De Werkgroep ging ook na welke drempels de gelijke
kansen in het deeltijds kunstonderwijs belemmeren.
Deze oefening heeft echter nog niet tot operationele
aanbevelingen geleid.
Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke noemt in
zijn toespraak het rapport zeer interessant, maar vindt
het te vroeg om meteen maatregelen te nemen. Een
fundamentele hervorming als deze vraagt om een
grondig debat en een gedragen visie. Daarom zal er in het voorjaar verder gedebatteerd
wordt met de directeursverenigingen, het hoger kunstonderwijs, de sociale partners, de
amateurkunsten, het lokale culturele veld,... Dit kan dan bij de volgende Vlaamse
regeringsonderhandelingen meegenomen worden. Bovendien zal het rapport over de
vernieuwing van het deeltijds kunstonderwijs ook bezorgd worden aan de Commissie
Onderwijs van het Vlaamse Parlement en uiteraard wordt er ook advies gevraagd aan
de VLOR.
Kortom, beide rapporten bieden op zijn minst veel interessante lectuur en een zicht op
mogelijke vernieuwingen volgende legislatuur. Wordt vervolgd.
Download