Imperium Romanum §3.1 Stad en platteland Leven in de stad Er waren grote verschillen tussen rijk en arm, rijken hadden een groot mooi huis en armen niet, die moesten naar buiten om naar de wc te gaan en te eten. Veranderingen op het platteland In het Romeinse Rijk waren de steden meestal tussen de 1000 en 5000 inwoners, Rome was het grootst met ongeveer een miljoen inwoners, de meeste mensen woonden op het platteland. Tot de 2e eeuw v.Chr. waren de boerderijen meestal klein, daarna verkochten veel boeren hun boerderij aan grootgrondbezitters en verhuisden naar een stad. Slaven werden door grootgrondbezitters gebruikt om winstgevende producten te verbouwen zoals wijn en olijven. Stad en platteland Vrije boeren maakte veel dingen zelf om hun te onderhouden, Wat ze overhadden verkochten ze in de stad. Grootgrondbezitters hadden meestal huizen in de stad en op het platteland. Rijke boeren kwamen vooral naar de stad voor vermaak. Mensen uit de stad gingen soms naar het platteland om tot rust te komen. §3.2 Slaven en heren Gereedschap met een stem. Slaven werken op veel plaatsen, ze waren eigendom van hun heer, slavernij was heel gewoon, voor de heren en de slaven, 'Een slaaf is een stuk gereedschap met een stem' (Varro, (116-27 v.Chr)) Oorlog, ontvoering en eigen kweek Als de Romeinen een gebied veroverden, vonden ze dat alles van hun was, dus ook de mensen, die werden verkocht als slaaf. Slaven werkten op hun niveau. Er waren kapers die schepen kaapten en de bemanning verkocht als slaaf, Zo kon iemand die eerst burger was, ook slaaf worden. In de eerste eeuw v.Chr. werd de slaafaanvoer minder waardoor slaven duurder werden, meesters lieten hun slavin kinderen krijgen, die dus ook slaaf werden, dat was goedkoper. Slaven werden vanaf toen ook beter behandeld. Slaven konden toen een beetje geld verdienen en zich op ten duur vrijkopen, Pas de 2e of 3e generatie was pas volwaardig burger. §3.3 Van republiek naar keizerrijk Koningen, consuls en senatoren Romeinen wilden niet meer dat een persoon alle macht had. Rome werd een republiek. De macht werd verdeeld en er werden verkiezingen gehouden om nieuwe leiders te kiezen. In tegenstelling tot een monarchie is leiderschap in een republiek niet erfelijk. Er waren twee machthebbers, de consuls, de hoogste bestuurders, de opperbevelhebbers van het leger en de voorzitters van de senaat. Zo werd de macht verdeeld in de senaat. Dat was een soort 2e Kamer van die tijd en waren de ministers de consuls en de senatoren de leden. het was het machtigste orgaan en alleen de mannen van de oudste en rijkste families mochten senator zijn. Rome als wereldmacht Er werden arme soldaten toegelaten in het leger die hun eigen wapens niet konden betalen. Zij hoopten dat zij een deel van de oorlogsbuit konden krijgen. Ze vochten niet meer voor de Romeinse Republiek maar voor zichzelf. Burgeroorlogen: van republiek naar keizerrijk Toen Julius Caesar in 35 v.Chr al zijn tegenstanders had verslagen werd hij dictator voor het leven. Een jaar daarna werd hij vermoord door senatoren die een echte republiek terug wilden hebben. Er braken weer burgeroorlogen uit. Caesars adoptiezoon pakte het slimmer aan dan zijn vader, hij zei dat de senaat weer de macht zou krijgen. Hij kreeg de titel Augustus (de Verhevene) en veel meer andere rechten. Hij had de rechten van een volkstribuun, de beschermer van het volk. Het Romeinse Rijk heette nog een republiek, maar was meer een monarchie. Toen Augustus stierf in 14 n.Chr. wilde niemand meer een republiek. Zo begon de keizertijd. §3.4 Soldaten aan de noordgrens Een schat tussen het vuilnis In 1973 vond Robin Birley dunne houten plankjes met tekst erop tussen het vuilnis. Sinds 1973 zijn bij Vindolanda honderden van deze plankjes gevonden. Dit is een heel grote ontdekking omdat we in de prullenbak van de Romeinse soldaten kunnen kijken. We krijgen hieruit andere informatie dan uit de officiële bronnen over de Romeinen. De Limes Om te zorgen dat Germanen niet kwamen roven werd een groot verdediging systeem aangelegd, de Limes. De muur van Hadrianus was daar een onderdeel van, maar ook wachttorens en forten. Romanisering Als Romeinen een gebied hadden veroverd legden ze eerst goede wegen aan. Daardoor was er een snelle verbinding. Ook namen ze andere dingen mee van hun cultuur. Zo namen ander culturen meer van de Romeinen over. Dit heet romanisering. Opstanden De Romeinen lieten duidelijk weten dat zij de baas waren. In Engeland kwam het volk in opstand en ook de Friezen en de Bataven. Er kwam een nieuw bondgenootschap met de Bataven. §3.5 Romeinen, joden en christenen Wat moet ik doen met die christenen? Door een brief van Plinius en het antwoord van Trajanus zijn er meer dan een eeuw geen ernstige christenachtervolgingen geweest. Maar christenen moesten wel oppassen, christen zijn bleef strafbaar. Joden en christenen Het christendom komt uit Palestia. Daar zijn de Romeinen ook de baas geweest. Het grootste deel van de bevolking was joods. Ze vereerden maar een god: Jahweh. Dat heet monotheïsme. Dat kwam in die tijd niet veel voor. Grieken en Romeinen aanboden veel goden tegelijk. Dat heet polytheïsme. In joodse boeken stond dat er een Messias (bevrijder) zou komen. Sommigen dachten dat Jezus van Nazareth de Messias was. Joodse hogepriesters geloofden dat niet en waren bang voor onrust. Ze lieten Jezus kruisigen rond het jaar 30. Veel van zijn aanhangers gingen naar de Grieks-Romeinse wereld om de boodschap door te vertellen dat wie in Jezus Christus geloofde na zijn dood een beter leven zou krijgen. Dat gold voor iedereen. Van verboden godsdienst tot staatsgodsdienst In het begin geloofden meer vrouwen dan mannen in Jezus. Het was gevaarlijk om christen te zijn, bleef je trouw aan je geloof dan werd je gekruisigd. Toen meer mensen christen werden kreeg de christelijke kerk meer geld. Zo konden ze arme of zieke mensen helpen. Daardoor werden heel veel mensen christen. In de derden eeuw ging het slecht met het Romeinse Rijk. Dat werd veel afgereageerd op de christenen. Er kwamen veel wrede vervolgingen. In 313 kwam de nieuwe keizer Constantijn. Hij hief het verbod op. Alle geloven moesten vredig samenleven. Volgens christelijke schrijvers kwam dat omdat in een droom Jezus hem verteld zou hebben dat hij alle concurrenten zou verslaan. Constantijn had 's ochtends alle soldaten een kruis op hun schild laten schilderen. Toen was christen zijn niet meer gevaarlijk. In 391 werden de rollen zelfs omgedraaid. Het was verboden om de GriekseRomeinse goden te vereren. Het christendom werd staatsgoddienst.