Proeftentamen Prestatiemanagement -18 Dit proeftentamen is niet alleen om jezelf te testen op je kennis en begrip van Prestatiemanagement, maar ook om je voor te bereiden op het digitale tentamen dat met TestVision wordt afgenomen. Een mooie mogelijkheid bij het digitale tentamen is, dat je met Excel kunt werken en hier (dus) ook op getoetst wordt met dit tentamen. Houd er rekening mee dat je een aangereikte dataset Excel zult gaan gebruiken en van Excel als rekentool gebruik zult maken bij het beantwoorden van een aantal vragen. Digitale tentaminering is anders dan je gewend bent en daarom vinden we het belangrijk om je alvast kennis te laten maken met de typen vragen die je kunt verwachten. De opgaven op Canvas en tijdens de werkcolleges zijn illustratief voor de vragen op het tentamen. Onderwerpen • Basis statistiek en kansverdelingen • Wachtrijen • Statistische procesbeheersing • Correlatie en lineaire regressie • Onderhoudsmanagement • OGSM • KPI’s • Data-analyse • Veranderkunde Typen vragen Naast MC vragen worden in de digitale toets ook vragen in andere vormen gesteld: • Sleepvraag met een 1 op 1 match (het maken van combinaties uit evenveel opties) • Sleepvraag met een 1 op meer match (het maken van combinaties uit meerdere opties) • Invulvraag (vergelijkbaar met een open vraag op papier; je wordt om een berekening of antwoord gevraagd, die je zelf in Excel uitvoert en in een antwoordveld intypt in TestVision) • Open vragen (zelf tekst invoeren in TestVision , soms met een maximaal aantal woorden) Gebruik van een dataset in Excel Tijdens het tentamen krijg je een dataset in Excel, waar vragen over gesteld kunnen worden van in principe alle typen vragen. LET OP! Je kunt de dataset openen vanuit Testvision via een link in de vragen. Dat wordt in het tentamen in de vraagstelling ook aangegeven. Je gebruikt Excel als rekentool. Jouw antwoorden voer je in, in TestVision. Het verdient de aanbeveling om deze Excel open te laten staan tijdens het tentamen. 1 1. Voor een onderzoek is het aantal reizen, dat de ondervraagden maakten, uitgezet in een relatieve cumulatieve frequentietabel met gebruik van Excel. Bekijk onderstaande tabellen. Je ziet voor iedere antwoordmogelijkheid zowel de getalsmatige als de Excel weergave met formules per cel. Welke tabellen geven een juist gebruik bij het maken van de relatieve cumulatieve frequentietabel in Excel? a. b. c. d. Optie A Optie B Optie C Optie D 2 Onderstaande situatiebeschrijving ‘Wachtrij’ wordt gebruikt voor MC vraag 2, 3, 4, 5. Voor een systeem met 1 kassa vormt zich een wachtrij met personen. Zowel het aankomstpatroon als de bedieningstijd beschreven door een Negatief Exponentiele verdeling. De gemiddelde tussenaankomsttijd van de personen bedraagt 15 minuten. Er worden 6 klanten per uur bij 1 kassa bediend 2. Deze vraag hoort bij de tekst ’Wachtrij’ Hoeveel van de tijd is de kassa in gebruik? a. b. c. d. 20% 33,3% 66,6% 100% 3 3. Deze vraag hoort bij de tekst ’Wachtrij’. Wat is de kans dat er 0 personen in het systeem zijn? a. b. c. d. 20,0% 33.3% 50,0% 66,6% 4. Deze vraag hoort bij de tekst ’Wachtrij’. Wat is de gemiddelde wachttijd van een persoon in deze wachtrij. a. b. c. d. 5 minuten 12 minuten 20 minuten 40 minuten 5. Deze vraag hoort bij de tekst ’Wachtrij’ Hoeveel personen staan er in totaal (gemiddeld) bij de kassa? (Afronden is niet nodig) a. b. c. d. 0,5 klant 1,32 klant 2 klanten 3 klanten 4 Onderstaande situatiebeschrijving ‘Garage’ wordt gebruikt voor MC vraag 6 en 7. Het aantal lekke banden dat bij een garage dagelijks ter reparatie wordt aangeboden is gemiddeld 4 per dag. Men garandeert dat diezelfde dag de band gerepareerd/vervangen kan worden. Het assortiment banden is zo groot dat er altijd een geschikte band op voorraad voorhanden is. 6. Deze vraag hoort bij de tekst ‘Garage’ Bereken de kans dat op een willekeurige dag precies zes lekke banden worden aangeboden. a. P(k ≤ 6) = 0,8893 b. P(k = 6) = 0,2850 c. P(k ≥ 6) = 0,2148 d. P(k = 6) = Excel Poisson.verd (6; 4; 0) = 0,1042 7. Deze vraag hoort bij de tekst ‘Garage’ Bereken de kans dat op een willekeurige dag meer dan drie lekke banden worden aangeboden. a. P(k > 3) = Excel Poisson.verd (4; 3; 1) = 82% b. P(k ≤ 3)= Excel Poisson.verd (3; 4; 0) = 19% c. P(k > 3) = 1- P(k ≤ 2) = 1 - Excel Poisson.verd (2; 4; 1) = 76% d. P(k > 3) = 1- P(k ≤ 3) = 1 - Excel Poisson.verd (3; 4; 1) = 56% 5 Onderstaande situatiebeschrijving ‘Tomatenkweker’ wordt gebruikt voor MC vraag 8, 9, 10 en 11. Bij een tomatenkweker is het gewicht G van zijn tomaten Norm(72,0; 16,2)-verdeeld met het gewicht in grammen. Tomaten die minder wegen dan 30 gram worden bestemd voor tomatenpuree, met een gewicht tussen 30 gram en 80 gram voor de binnenlandse handel en met een gewicht van minstens 80 gram voor de export. 8. Deze vraag hoort bij de tekst ‘Tomatenkweker’ Bereken welk percentage van de tomaten in Nederland wordt verkocht? a. P(30<X<80) = (1-P(X<80)) + (1-P(X<30)) = (1Excel.Norm.VERD.N(80;72;16,2;1)) + (1- Excel.Norm.VERD.N(30;72;16,2;1)) = 0,3107+0,9952 = 0,1305 = 13,05% b. P (30<X<80)= 1-P(X<80) = 1- Excel.Norm.VERD.N(80;72;16,2;1) = 1-0,6893 = 0,3107 = 31,07% c. P(X<30) + P(X>80)= Excel.Norm.VERD.N(30;72;16,2;1) + (1Excel.Norm.VERD.N(80;72;16,2;1) = 0,3155 = 31,55% d. P (30 < X <80) = P(X≤80) – P(X≤30) = Excel.Norm.VERD.N(80;72;16,2;1) Excel.Norm.VERD.N(30;72;16,2;1)= 0,6893-0,0048= 0,6807 = 68,45% 9. Deze vraag hoort bij de tekst ‘Tomatenkweker’ Welk percentage van de tomaten wordt geëxporteerd? a. b. c. d. 25% 31% (= 1-Excel.Norm.VERD.N(80;72;16,2;1) ) 52% 69% 6 10. Deze vraag hoort bij de tekst ‘Tomatenkweker’ De tomatenkweker heeft als doel niet meer dan 0,3 % van de tomaten tot tomatenpuree te (moeten) verwerken. Wordt dit doel behaald met de huidige normen? a. b. c. d. Nee, bijna 0,5% wordt tomatenpuree Nee, bijna 0,65% wordt tomatenpuree Ja, alle tomaten onder de 30 gram, dus 0,3% Ja, 0,38% wordt afgekapt op 0,3% 11. Deze vraag hoort bij de tekst ‘Tomatenkweker’ Door het gebruik van kunstmest wordt het gemiddelde gewicht 6 gram meer, maar de spreiding blijft gelijk. Welk effect heeft dit op het % tomaten dat tot puree verwerkt wordt? a. b. c. d. Dit % blijft gelijk, want het gemiddelde verandert, maar de spreiding blijft gelijk. Dus ook het aantal uitschieters in tomaten met laag gewicht (<30 gram) Dit % blijft gelijk, want de norm is gesteld door de organisatie en de norm pas je niet aan Dit % stijgt, want er zullen gemiddeld genomen meer tomaten zwaarder zijn en dan dus ook meer tomaten (relatief) lichter Dit % daalt, want het gemiddelde verschuift naar boven en daarmee wordt het % tomaten met laag gewicht (<30 gram) kleiner 12. Onderhoud is bedoeld om de functie van een productiemiddel in stand te houden: Hoe wordt daarbij de functie beschreven ? a. b. c. d. Doormiddel van een functie-flowchart. Met behulp van een Steady State diagram. Met een Functie Blok Diagram. Door een Functionele Decompositie. 13. De uitvalskans van de meeste machines/equipment is op de volgende wijze afhankelijk van de levensduur a. b. c. d. Volgens de zogenaamde “Badkuip curve”. Volgens een klimmende lijn. Constant met een verhoogde kans aan het eind van de levensduur. Vrijwel constant, met een verhoogde kans aan het begin. 7 14. Binnen de SPC wordt de Xgemiddeld-regelkaart gebruikt om: a. b. c. d. Het verloop van de metingen in de tijd weer te geven, dalend of stijgend De ontwikkeling van het gemiddelde per steekproef in de tijd weer te geven Zowel de ontwikkeling van het gemiddelde als de range in de tijd weer te geven De spreiding van de waarnemingen in een steekproef te bepalen en uit te zetten in de tijd 15. Bekijk bovenstaande (schematisch weergegeven) Xgemiddeld en Rkaarten. Wat is het verschil tussen situatie A en situatie B? a. b. c. d. In situatie A vertonen de Xgemiddeld en de R-kaart allebei een stabiel proces, in situatie B geeft de R-kaart een instabiel beeld In situatie A vertoont de Xgemiddeld een uitschieter naar beneden en in situatie B liggen alle waarnemingen rondom de centrale lijn; situatie is daardoor instabieler dan situatie B. In situatie A vertonen de Xgemiddeld en de R-kaart allebei een stabiel proces, in situatie B geeft de Xgemiddeld kaart een instabiel beeld De R-kaart vertoont in situatie B maar 1 waarneming onder centrale lijn, dat kan erop wijzen dat het proces langzaam instabieler wordt (toename van de spreiding) 8 16. Bekijk bovenstaande figuur. Wat kun je zeggen over de relatie tussen de X en Y waarden en de correlatiecoëfficiënt? a. b. c. d. Er is een sterke relatie tussen X en Y en dat is te zien aan de waarde van de correlatiecoëfficiënt; die is immers dichtbij 0 Er is een sterke relatie tussen X en Y, de getoonde correlatiecoëfficiënt geeft echter een waarde dicht bij 0, omdat deze uitgaat van een lineair verband Er is geen verband tussen X en Y, want de metingen bevinden zich in verschillende zones (A,B en C), de correlatiecoëfficiënt is dan ook 0 Er is geen verband tussen X en Y, want de correlatiecoëfficiënt geeft een negatieve waarde (-0.09). 9 10 Bijlage: Patroonanalyseregels voor opsporen bijzondere oorzaken van variatie bij gebruik van Xgem - kaart 11 Bijlage Patroonanalyseregels voor opsporen bijzondere oorzaken van variatie bij gebruik van Rkaart 12 13 Bijlage Formules Wachtrijen M/M/1 systeem 14 15