Werken met Excel Opdracht 1 De volgende opdracht gaat over een eenparig versnelde beweging met beginsnelheid nul en versnelling 3 m/s2. Voer de volgende tabel in. Let hierbij op het volgende. In de bovenste rij komt de kop van de tabel; in de rijen daaronder komen getallen. In de eerste kolom kan je rechtstreeks getallen invullen. In de tweede kolom moet je gebruik maken van de functie v = 3 • t. In de derde kolom moet je gebruik maken van de functie s = 0,5 • 3 • t • t. Laat Excel de getallen (en de woorden in de kop) centreren. Ter kennisgeving: Om Excel te laten weten dat je een functievoorschrift intoetst moet je beginnen met een = teken. Voor de tijd moet je in het functievoorschrift naar de eerste cel van die rij verwijzen. tijd (s) snelheid (m/s) afgelegde afstand (m) 0 0 0 1 3 1,5 2 6 6 3 9 13,5 4 12 24 5 15 37,5 6 18 54 Maak met Excel twee grafieken en zet deze onder de tabel. In de eerste grafiek staan de waarden van de snelheid uit tegen de tijd. In de tweede grafiek staan de waarden van de afgelegde afstand uit tegen de tijd. In de grafieken hoeven alleen afzonderlijke punten te staan, geen trendlijn. Laat dit controleren voordat je verder gaat. Excel opdrachten, www.roelhendriks.eu Opdracht 2 Voer de volgende tabel in (gebruik geen functie). tijd (s) snelheid (m/s) 1 2,2 2 3,8 3 6,3 4 7,7 5 10,3 6 11,7 Maak met Excel een grafiek en zet deze onder de tabel. Deze grafiek moet behalve de meetpunten ook een trendlijn bevatten die recht is en door de oorsprong gaat. Laat Excel ook de vergelijking van de trendlijn weergeven. Laat dit controleren. Excel opdrachten, www.roelhendriks.eu tijd (s) 0 1 2 3 4 5 6 snelheid (m/s) 0 3 6 9 12 15 18 afgelegde afstand (m) 0 1,5 6 13,5 24 37,5 54 afgelegde afstand (m) snelheid (m/s) 20 15 10 5 0 0 2 4 tijd (s) 6 8 0 2 4 tijd (s) 6 8 60 50 40 30 20 10 0 snelheid (m/s) tijd (s) 1 2 3 4 5 6 snelheid (m/s) 2,2 3,8 6,3 7,7 10,3 11,7 14 12 10 8 6 4 2 0 y = 1,9912x 0 2 4 tijd (s) 6 8