Uploaded by User2628

Thema 6 chemische reacties

advertisement
Thema 6: chemische reacties
Auteurs
Steven Boot; Petra van Leeuwen
Laatst gewijzigd
23 march 2018
Licentie
CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie
Webadres
https://maken.wikiwijs.nl/88926
Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is
hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
Inhoudsopgave
Wat zijn chemische reacties?
Reagentia
Kalkwater-opstelling onderzoek
pH: zuurtegraad
Onderzoek: Neutraliseren van maagzuur
Intermezzo: Dichtheid berekenen
Reactieschema's
Soorten reacties
Verbrandingsreacties
Onvolledige verbrandingen
Biodiesel onderzoek
Onderzoek: Invloed van licht op fotosynthese
Wet van behoud van massa
Wet van behoud van massa toepassen
Onderzoek massaverhouding staalwol met zuurstof
Eindonderzoek: De bruisbal
Leerdoelen en oefentoets
Over dit lesmateriaal
Pagina 1
Thema 6: chemische reacties
Wat zijn chemische reacties?
Het beeld dat de meeste mensen hebben van een chemische reactie, zal er ongeveer zo uit zien:
Chemische reacties
kn.nu/ww.e3c0c76 (youtube.com)
Het bovenstaande filmpje zijn voorbeelden van verschillende reacties. Deze reacties zijn vaak
spectaculair om te zien. Maar er zijn genoeg reacties die ‘saaier’ zijn om na te kijken. Je lichaam is
bijvoorbeeld een groot laboratorium waar de hele dag door reacties plaats vinden, anders kun je niet
leven. Niet alle stoffen reageren even snel of überhaupt met elkaar. Denk maar eens aan het
toevoegen van suiker aan water. Suiker lost dan op in water, er vindt geen reactie plaats.
Stofeigenschappen
De reactiviteit van een stof is een stofeigenschap. Weten jullie nog wat stofeigenschappen zijn?
Stofeigenschappen
Typ in de hokjes Waar of Niet waar
Kleur is een stofeigenschap:_______________
Kookpunt is een stofeigenschap:_______________
Vorm is een stofeigenschap:_______________
Massa is een stofeigenschap:_______________
Fase bij 25 gradenCelcius is een stofeigenschap:_______________
Dichtheid is een stofeigenschap:_______________
Geur is een stofeigenschap:_______________
Reactiviteit is een stofeigenschap: _______________
Smaak is een stofeigenschap:_______________
Volume is een stofeigenschap:_______________
Heb je hierin fouten gemaakt? Kijk dan nog een keer naar: de WikiWijs van thema 1 (onderaan de
pagina).
In dit thema
In dit thema komen drie nieuwe stofeigenschappen aan bod: Dichtheid, pH en reactiviteit, Aan het
einde van dit thema weet je wat chemische reacties zijn, en ken je ook een paar belangrijke reacties,
z oals verbrandingsreacties e n fotosynthese. Van bekende en onbekende reacties leer je een
reactieschema te maken.
Reagentia
Een reagens (meervoud is reagentia) is een stof dat wordt gebruikt tijdens chemische experimenten
Pagina 2
Thema 6: chemische reacties
om een stof aan te tonen. Een reagens is een stof die op een herkenbare manier reageert met een
andere stof, bijvoorbeeld door van kleur te veranderen. Zo kan een onderzoeker heel snel testen of een
bepaalde onbekende vloeistof bijvoorbeeld water zou kunnen zijn.
Maar wanneer is een reagens een goed reagens? Een reagens moet dan selectief zijn. Dat betekent
dat het maar met één stof reageert. En een reagens moet ook gevoelig zijn. Een klein beetje aan te
tonen stof, moet voldoende zijn om een waarneembaar effect te krijgen, bijvoorbeeld diezelfde
kleuromslag.
Er zijn ontzettend veel reagentia, maar voor nu doen we er drie.
Reagens
Kleur
van
Toont aan
reagens
Wit
Wit
kopersulfaat
Water
Kleurverandering Afbeelding
Wordt blauw
Kalkwater
Heldere Koolstofdioxide
Wordt troebel
oplossing (gas)
Joodoplossing
Geel
Zetmeel
https://youtu.be/R_8BvnivyA
Wordt bruin/zwart
Kalkwater-opstelling onderzoek
In dit ontwerp/onderzoek moet je een kalkwater opstelling ontwerpen waarbij je kunt onderzoeken of
het koolstofdioxidegehalte verschilt tussen:
Ingeademde lucht
Uitgeademde lucht (zonder je lucht in te houden)
Uitgeademde lucht (waarbij je een minuut je adem inhoudt)
Bij dit onderzoek maak je natuurlijk wel schetsen en probeer je alvast dingen op te zoeken en te
ontwerpen - maar het onderzoeksdocument schrijf je pas achteraf. Hierin schrijf je dan niet wat je
denkt te gaan doen, maar wat je hebt gedaan. Materialen en werkwijze laten dus precies zien wat je
ontwerp is (denk aan tekeningen, foto's, etc). Je krijgt voor het ontwerpen, maken en uitvoeren 45
minuten de tijd. Het inleveren van het onderzoeksdocument kan later, zodat je tijdens KWT of elders
op een eigen moment kunt werken aan dit document.
pH: zuurtegraad
Pagina 3
Thema 6: chemische reacties
Zuur kijken...
pH (de zuurtegraad) zegt iets over hoe zuur een oplossing is. De pH van een stof is een getal, hoe
lager dit getal, hoe zuurder de oplossing is. De smaak van zuur herken je wel, en hoe zuurder het is
hoe grappiger je gezicht wordt. Deze smaak wordt bij vruchten toch vaak niet opgemerkt. Dit komt niet
omdat de pH niet laag is, maar vooral omdat er erg veel suiker de smaak van het zuur opheft. de pH
veranderd hier echter niet door.
Wanneer het de sterkte van de zuur toeneemt, is het gevaarlijk voor de mens en brandt het overal
doorheen. Denk maar eens aan gevaarlijke accuzuur.
De zuurgraad is een schaal met getallen tussen de 0 en de 14. Raar genoeg is niet 14, maar 0 het
zuurst en is een pH van 14 is het tegenovergestelde van zuur: Basisch. In het midden, bij pH = 7 is
de stof noch zuur noch basis en dan noemen we de de oplossing neutraal. Zuiver water heeft een pH
van precies 7.
pH
Zet de volgende stoffen op de juiste volgorde van zuurgraad.
Heel erg zuur - _______ - _______ - _______ - _______ -_______- _______ - _______ - niet zuur (of
Pagina 4
Thema 6: chemische reacties
basisch)
Beschikbare keuzes:
citroenzuur, accuzuur, banaan , water, cola, melk, sinasappelsap
Hoe ontstaat een zure oplosssing?
Er zijn bepaalde stoffen die als stofeigenschap hebben, dat ze in een oplossing makkelijk een
geladen waterstofatoom (een geladen deeltje noem je een ion, dus eigenlijk moet hier staan
waterstof-ion) afstaan. Hoe meer geladen waterstofionen ze afstaan vanuit hun molecuul, hoe zuurder
de oplossing is en des te lager de pH. Je meet met de pH dus eigenlijk het aantal vrije waterstofatomen.
Bij pH 1 zijn er dus veel meer waterstof-ionen aanwezig in de oplossing dan bij een pH van 4.
Welke pH hebben de volgende stoffen?
Bekijk de vorige vraag en bepaal vervolgens welke pH bij de stoffen hoort.
pH 0 _______
pH 2 _______
pH 2,5 _______
pH 3 _______
pH 5 _______
pH 6 _______
pH 7 _______
Beschikbare keuzes:
cola, accuzuur , sinasappelsap, melk, banaan , water, citroenzuur
Pagina 5
Thema 6: chemische reacties
De pH schaal
Hoe ontstaat een basische stof?
Het tegenovergestelde van een zuur noemen we een base. Basische stoffen hebben een pH boven de
7. Hoe hoger de pH hoe basischer de stof is. De smaak van een base wordt vaak vergeleken met een
zeepachtige smaak.
Basische stoffen hebben de stofeigenschap dat ze gemakkelijk een geladen hydroxy-deeltje
loslaten(dit zijn OH-ionen, die bestaat uit een zuurstofatoom en een waterstofatoom) .
Hoe meer hydroxy-ionen de moleculen loslaten, hoe basischer de oplossing is en des te hoger de pH
wordt. Basische stoffen met een hele hoge pH is een gevaarlijk en bijtende stoffen. Denk maar eens
aan natronloog, dit stop je in een verstopte gootsteen en bijt de afvoer weer schoon.
Neutrale stof en neutraliseren
Een neutrale stof is niet zuur en niet basisch, zuiver water is een neutrale stof. Een neutrale stof
heeft een pH van 7.
Water toevoegen
Wat gebeurt er met de pH van citroenzuur als je water toevoegd aan de oplossing?
Pagina 6
Thema 6: chemische reacties
a. de pH zal tussen de 2 en de 7 in komen zitten.
a. de pH zal 2 blijven, omdat water neutraal is.
a. de pH zal 7 worden, omdat water een pH van 7 heeft.
a. de pH zal boven de 7 uit komen.
Het goede antwoord hierboven is: de pH zal tussen de 2 en de 7 in komen zitten. Dit komt omdat
citroenzuur een pH van 2 heeft en water een pH van 7. Je verdunt de zure oplossing, hierdoor komt de
pH hoger te liggen. Maar de pH kan nooit hoger worden dan 7, omdat water een pH van 7 heeft.
Bepalen van pH
Je kunt op verschillende manieren de pH van een oplossing meten:
1. Met pH papier. Je voegt een druppel van de oplossing op
het papier, het papier verandert van kleur. De
overeenkomstige kleur op de verpakking laat zien welke pH
het is.
2. Indicatoren. Dit zijn stoffen die je toevoegt aan je
oplossingen. De indicatoren hebben verschillende kleuren bij
verschillende pH’s. Zie de afbeelding hieronder.
fenoftaline
Maar ook rode kool verkleurt bij verschillende pH’s.
3. Met een digitale pH-meter. Je kunt dan nauwkeurig aflezen welke pH de oplossing heeft.
Pagina 7
Thema 6: chemische reacties
Een pH meter
Onderzoek: Neutraliseren van maagzuur
In dit onderzoek gaan jullie op zoek naar de samenstelling van een Rennie tablet aan de hand van een
reactie tussen een zure oplossing (maagzuur) en een basische oplosing (opgeloste Rennie). Dit doe je
door precies genoeg base (in de vorm van een rennie-oplossing) toe te voegen bij de zure oplossing
maagsap. Je krijgt dan een neutralisatiereactie.
Neutraliseren van een oplossing
Wanneer je een zure stof met een basische stof mengt, reageren de waterstofionen (H-ionen) met de
hydroxid-ionen (OH-ionen). Er vormt dan een molecuul met 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom:.
H2O, water dus. Wanneer je precies evenveel waterstof-ionen toevoegt als er OH-deeltjes aanwezig
zijn, houdt je dus alleen water over en krijg je een pH van 7. Dit heet het neutraliseren van een
oplossing:
Neutraliseren van een oplossing
Het onderzoek: Neutraliseren van maagzuur
Wanneer je last hebt van brandend maagzuur neem je vaak een Rennie om je maag te neutraliseren.
In dit onderzoek ga je precies onderzoeken hoeveel je van de werkende stof van Rennie je moet
toevoegen om 20 mL maagzuur te neutraliseren.
Pagina 8
Thema 6: chemische reacties
In je maag zit natuurlijk veel meer dan 20 mL maagsap. In jullie pubermaagjes zit ongeveer 750 mL
maagzuur.
De docent maakt een rennie-oplossing voor jullie klaar. Op het bord staat de concentratie rennie van
de oplossing. Hierbij is dus een bepaalde hoeveelheid rennie opgelost in een bepaalde hoeveelheid
water. (neem dit mee in je eindberekening!)
Doel van het onderzoek is te bepalen hoeveel gram functionele stof uit de rennie je moet toevoegen
om een inhoud van 750 mL maagsap te neutraliseren.
Jullie moeten zelf een leeg onderzoeksdocument downloaden van de algemene Science pagina
(science.ichthuscollege.info) en daar alles invullen. Inleveren natuurlijk weer via de Magister ELO.
Maar voor je echt aan het onderzoeken gaat, moet je eest een gevoel krijgen voor wat je gaat doen.
Hierom ga je eerst enkele dingen op internet opzoeken (die je in het onderzoeksdocument gaat
gebruiken in bijvoorbeeld de inleiding) en daarna maak je natuurlijk de voorbereiding af voordat je het
onderzoek gaat uivoeren.
Literatuur(voor)onderzoek
Voordat je dit onderzoek kan starten moet je een paar dingen op internet zoeken en een paar nieuwe
technieken uitproberen. Als eerst zal je antwoord moeten vinden op de volgende vragen. Denk er aan
om de bronnen die je gebruikt om de antwoorden te vinden in je bronnenlijst zet.
1.
2.
3.
4.
Wat is brandend maagzuur?
Welke zure stof zit er in maagzuur?
Welke stof of stoffen zitten er in een Rennie?
Waarom neutraliseert dit je maag? Welke stof ontstaat hierbij?
In dit onderzoek maak je gebruik van een indicator om de pH te meten. Je kunt kiezen uit twee
indicatoren (reagens voor pH) om te gebruiken: Broomthymolblauw o f Fenolftaleïne. Beide veel
gebruikte indicatoren tijdens scheikundige experimenten. Je moet alleen wel de juiste kiezen.
Zoek daarom ook de antwoorden op de volgende vragen:
Pagina 9
Thema 6: chemische reacties
1. Onderzoek welke kleuromslagpunten beide indicatoren hebben.
2. Beschrijf de gevaren bij de veiligheid van deze stoffen.
3. Kies de juiste indicator bij dit onderzoek. Beargumenteer in je inleiding waarom je kiest voor
deze indicator.
Het praktische onderzoek
Om zou nauwkeurig mogelijk te bepalen hoeveel je van de Rennie-oplossing je moet toevoegen om de
20 mL maagzuur te neutraliseren, ga je werken met een injectiespuit (zonder naald).
Zuig ongeveer 50 mL van de Rennie-oplossing in een injectiespuit.
Voeg nu druppelgewijs de Rennie-oplossing toe aan het maagzuur.
Wanneer de neutralisatiereactie compleet is weeg je de injectiespuit opnieuw.
Dit voer je in duplo uit. (dit is zeer gebruikelijk bij titraties)
Om alles goed te kunnen snappen zal je ook over de volgende vragen moeten nadenken. Deze
moeten onderdeel worden van de werkwijze:
1. De techniek die je gebruikt (zoals hierboven beschreven) noemen we titratie. In dit geval
wegend titreren. Leg in je inleiding uit wat wegend titreren is.
2. Hoe bepaal je zo nauwkeurig mogelijk hoeveel Rennie-oplossing je hebt toegevoegd?
3. Wanneer stop je met het toevoegen van de Rennie-oplossing?
4. Het meet je zo nauwkeurig mogelijk 20 mL maagzuur?
5. Waarom voer je dit experiment in duplo (tweevoud) uit? Leg dit in je inleiding uit.
6. Krijg je zo alle informatie die je nodig hebt om je onderzoeksvraag te beantwoorden? Heb je nog
iets nodig?
Gidsexperiment
Om een idee te hebben hoeveel base je ongeveer moet toevoegen, doen we eerst een gidsexperiment.
Het gidsexperiment is dus voor jezelf, om een idee te vormen. Dit snelle experiment komt dus niet in
je onderzoeksverslag.
Om een idee te krijgen hoeveel mL van de rennie-oplossing je ongeveer moet toevoegen, voeg je snel
10 mL, 20 mL, 30 mL, 40 mL en 50 mL toe. En controleer je met pH-papier de pH bij die
hoeveelheden. Wat weet je nu voor je hoofdonderzoek?
Tip voor uitvoering
Bij complexere onderzoeken is het verstandig van te voren te bedenken welke resultaten je nodig hebt
om antwoord te geven op je onderzoeksvraag. Zet alvast in de resultaten een tabel klaar met de
benodigde gegevens.
Resultaten
Omdat je bij dit onderzoek resultaten krijgt waaraan je moet rekenen, moet je je de berekeningen wel
op de goede plek neerzetten.
Splits je resultaten op in twee tussenkopjes:
Observaties
Verwerking/berekeningen
Pagina 10
Thema 6: chemische reacties
Intermezzo: Dichtheid berekenen
In klas 1 hebben jullie leren werken met de dichtheid. Dit is de grootheid die aangeeft welke masssa
een bepaald volume van een stof is. In formule:
​
​ ​of in symbolen:
In deze formule is het volume (de 'inhoud' of de 'ruimte' die de stof inneemt) bij vloeistoffen in mL, en
bij vaste stoffen in cm 3. Hierbij moet je weten dat 1 cm 3 = 1 mL.
De eenheid van de dichtheid zal dan bij vloeistoffen en vaste stoffen ook verschillen.
Bij een vaste stof: g/cm 3
Bij een vloeistof: g/mL
Instaptoets
In thema 3 van klass 1, heb je al eerder gerekend met dichtheid. Daarom ga je eerst een instaptoets
maken. Scoor je hier goed op? Dan werk je gewoon verder met het thema. Anders moet je eerst het
onderdeel dichtheid van thema 3 nog even herhalen.
Sla de resultaten van de toets op je laptop op (of maak een printscreen) bespreek met je docent of je
verder moet oefenen met dichtheid.
Instaptoets dichtheid
maken.wikiwijs.nl/p/questionnaire/standalone/2628777
Met deze toets kijk je of je het rekenen met de formule voor dichtheid nog beheerst.
vloeistoffen en vaste stoffen
Bij vloeistoffen en vaste stoffen verschilt de eenheid die je achter de dichtheid schrijft.
Wat zijn de goede eenheden?
a. Vaste stof: g/cm3 , vloeistof: g/ml
a. vaste stof: cm3/g, vloeistof: ml/g
a. vaste stof: g/cm, vloeistof: g/L
a. vaste stof: g/dm, vloeistof: g/L
Een blokje in water
Een blokje van 3 cm bij 2 cm bij 1 cm. Heeft een massa van 4,5 gram.
Pagina 11
Thema 6: chemische reacties
- bereken het volume _______________ cm3
- bereken de dichtheid _______________ g/cm3 (afronden op 2 decimalen)
- wat gebeurt er als je het blokje in het water gooit? Het blokje _______________(kies uit drijft,
zinkt of zweeft)
Steentje
Bekijk de afbeelding hieronder en bereken de dichtheid van het steentje.
De dichtheid is _______________ g/cm3 (want ml = gelijk aan cm3)
Duiker
Een duiker heeft een dichtheid van 1,04 kg/dm3 en een massa van 90 kg.
Wat is het volume van deze duiker in dm3
Het volume is _______________ dm3 (afronden op 2 decimalen)
Duiker wil blijven drijven
Een duiker heeft een volume van 150 dm3. Zeewater heeft een dichtheid van 1,03 kg/dm3 . De
duiker zweeft in het water. Wat is de massa van de duiker (met bepakking)?
De massa is _______________ kg
kattenbrokjes
Een kilogram kattenbrokjes zit in een zak met een volume van 1100 cm3.
Bereken de dichtheid van de kattenbrokjes in g/cm3.
De dichtheid is _______________ g/cm3. (afronden op 2 decimalen)
De fabrikant wil ook 5 kilogramzakken verkopen. Hoe groot moet het inhoud van die zak zijn? in
dm3
_______________dm3
echt of nep?
Pagina 12
Thema 6: chemische reacties
Jantje koopt een gouden ketting en wil weten of de ketting van echt goud is.
De ketting heeft een massa van 0, 116 kg.
Via de onderdompelingmethode heeft hij bepaald dat het volume 6 cm3 is.
Is de ketting van echt goud? Zo nee, van welke stof is de ketting dan gemaakt?
is de ketting van goud? (ja of nee) _______________, het is gemaakt van _______________
glasplaat
In een raam zit een glasplaat van 5 dm bij 80 cm. De glasplaat is 4 millimeter dik.
De dichtheid van glas is 2,6 kg/dm3
Bereken de massa van de glasplaat in kg.
Wat is het volume van de plaat? _______________ dm3
De massa is _______________ kg
Link naar thema 3
Direct naar de 'dichtheid berekeningen' van thema 3
kn.nu/ww.ea01215 (maken.wikiwijs.nl)
Pagina 13
Thema 6: chemische reacties
Reactieschema's
In dit onderdeel gaan we echt kijken wat een chemische reactie nu eigenlijk is en ook wat het niet is.
Mengsels maken
Bij het maken van mengsels voeg je stoffen bij elkaar. Hierbij gaan de moleculen door elkaar heen
bewegen. In het eerste thema zijn we het begrip mengsel al tegen gekomen. Als je zuivere stoffen bij
elkaar gooit, veranderen de moleculen niet. Ze mengen alleen met elkaar. Mengsels hebben als
eigenschap dat je ze doormiddel van verschillende scheidingsmethode weer kan scheiden in zuivere
stoffen, zoals we dat in thema één gedaan hebben. Bijvoorbeeld filtratie of destillatie.
Chemische reactie met legoblokjes
Wat is een chemische reactie?
Bij een chemische reactie voeg je ook stoffen samen, hierbij veranderen alleen de moleculen. Een
chemische reactie is een proces waarbij de moleculen (of eigenlijk de verbindingen) omgezet worden
in andere moleculen (of andere verbindingen). Je kunt het beste vergelijken met een legoblokjes die op
een bepaalde manier aan elkaar vast zitten. Door de energie tijdens een chemische reactie worden de
blokjes van elkaar gehaald en op een andere manier weer gebouwd. Voor de reactie heb je dus andere
lego-bouwsels dan na de reactie.
In de afbeelding hierboven kun je kijken na een 'Lego-reactie'. Voor de pijl staan 'lego-moleculen', dit
zijn de moleculen vóór de reactie. Deze noem je ook wel beginstoffen. De 'lego-moleculen' na de pijl
zijn ontstaan door de reactie. Deze noem je reactieproducten.
Pagina 14
Thema 6: chemische reacties
Noteren van reactieschema’s
We kunnen een reactie goed beschrijven door middel van een reactieschema te maken. Je kunt ook
een reactie beschrijven door middel van molecuultekeningen of een reactievergelijking. Bij alle
notaties van reacties staan de beginproducten voor de pijl hebben staan, en de reactieproducten na de
pijl. In dit thema moet je zelf een reactieschema kunnen maken én een molecuultekening kunnen
aflezen. Hier zie je een reactie tussen methaan en zuurstof op drie verschillende manieren
beschreven.
Faseaanduiding
Het reactieschema tussen methaan en zuurstof is:
Methaan (g) + zuurstof (g) → koolstofdioxide (g) + water (g)
Achter de stof in een relatieschema kun je de fase van de stof vinden. In de bovenstaande reactie zijn
alle stoffen in een gasfase, vandaar die (g).
Er zijn vier toestandsaanduidingen:
Vast (s), vanuit het Engels "Solid"
Vloeibaar (l), vanuit het Engels "Liquid"
gas (g), eigenlijk vanuit het Engels "Gas"
opgelost in water (aq), vanuit het Latijn "Aqua"
Reactieschema maken
Maak van de volgende reacties een reactieschema.
a) Wanneer je magnesiumlint aansteekt reageert het magnesium met zuurstof tot een vaste witte stof
genaamd magnesiumoxide.
b) Als je suiker flink verhit in de pan krijg je een zwarte aanslag in de pan. Deze zwarte aanslag
noemen we koolstof, ook onstaat bij de verhitting van suiker de gassen waterstof en zuurstof.
c) Wanneer de gassen waterstofchloride en ammonia reageren ontstaat er een vaste stof die we
kennen als salmiak.
Pagina 15
Thema 6: chemische reacties
Soorten reacties
Wanneer je nog een keer goed kijkt naar de reacties in de vraag van het vorige onderdeel, dan kan je
opvallen dat sommige reacties maar één beginproduct hebben, terwijl sommige reacties meerdere
beginproducten hebben. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar de volgende twee reactiesschema's:
Suiker (s) → Koolstof (s) + Waterstof (g) + zuurstof (g)
en
Waterstofchloride (g) + Ammonia (g) → Salmiak (s)
Dit komt omdat er meerdere soorten reacties bestaan:
Vorming- en ontledingsreacties
Een vormingsreacties is een reactie, waarbij uit twee of meer stoffen minstens één nieuwe stof wordt
gevormd. Zoals het maken van salmiak uit waterstofchloride en ammonia.
Een ontledingsreactie is een reactie, waarbij uit één stof twee of meer nieuwe stoffen ontstaan. Het
molecuul wordt als het ware kapot gemaakt en hieruit ontstaan nieuwe kleinere moleculen of losse
atomen. Dit kost natuurlijk energie om de bindingen tussen de atomen kapot te krijgen.
Zuur-base reactie
Eerder hebben we het al gehad over de neutralisatie van pH, dit noemen we een zuur-base reactie.
Hierbij reageren een zuur en een base samen tot water en het zuurresst: dat wat overblijft van het
zuur nadat het geneurtraliseerd is.
citroenzuur (aq) + hydroxide-ionen (aq) → water (l) + zuurrest (aq)
Verbrandingsreacties
Pagina 16
Thema 6: chemische reacties
Verbranding
Verbrandingsreacties zijn reacties tussen een brandstof en zuurstof waarbij warmte en licht ontstaat
als energievorm.
Branddriehoek
Een verbranding vindt pas plaats als de omstandigheden goed zijn. Er moeten aan drie voorwaarden
voldaan worden voordat er een verbranding plaats vindt. De drie brandvoorwaardes worden vaak in
een branddriehoek weergegeven.
Alle drie de voorwaarden moeten aanwezig zijn, wil er een verbranding plaats vinden.
Je kunt een verbranding dan ook stoppen, door één of meerdere brandvoorwaarden weg te nemen.
Voorbeelden
Water verlaagd de temperatuur die nodig is voor de verbranding
Een blusdeken ontneemt de zuurstof die nodig is voor verbranding
Het gas uitzetten ontneemt de brandstof die nodig is voor verbrandingetc.
Brandstoffen
We maken tot op heden nog veel gebruik van fossiele brandstoffen als energieleverancier
(brandstoffen). In het derde thema over duurzaamheid hebben we het daar al over gehad.
Fossiele brandstoffen zijn grote moleculen die in ieder geval bestaan uit koolstof- en
waterstofatomen. De bindingen tussen deze atomen zijn erg energierijk. Ze kosten veel energie om
te maken (door middel van fotosynthese bij planten) maar leveren ook veel energie op bij het kapot
maken van de bindingen, wat gebeurt bij verbranding.
Pagina 17
Thema 6: chemische reacties
Verschillende fossiele brandstoffen, bestaande uit C-atomen en H-atomen
Reactievergelijking
Neem als voorbeeld de verbranding van methaan (CH4, dat wil zeggen dit molecuul bestaat uit 1
koolstofatoom met 4 waterstofatomen). Bekijk de afbeelding hieronder.
Verbrandingsreactie van methaan
Zoals je kunt zien zijn de beginproducten methaan (brandstof) en zuurstof (verbranding = reactie met
zuurstof). Als reactieproducten bij verbranding zijn altijd hetzelfde, namelijk in ieder geval
koolstofdioxide en water. Je ziet dus dat een groter molecuul (methaan) met veel energie, door een
verbrandingsreactie wordt omgezet in kleinere moleculen. Dit proces levert energie op.
Als alle reactieproducten gelijk zijn bij verbrandingsreactie, geldt dit voor het lichaam ook. En dat
klopt. Kijk maar eens naar de onderstaande tekening.
Verbranding van druivensuiker in het lichaam
Reactieschema maken
Maak een reactieschema van de verbranding van druivensuiker in je lichaam. (let op
faseaanduidingen)
Pagina 18
Thema 6: chemische reacties
Onvolledige verbrandingen
Voor een verbrandingsreactie kun je een algemene reactie maken namelijk:
Brandstof(?) + zuurstof (g) → koolstofdioxide (g) + water (g)
Dit gaat over reacties waarbij er voldoende zuurstof aanwezig is. Verbrandingen kunnen ook plaatsvinden als
er onvoldoende zuurstof aanwezig is, dit noemen we dan een onvolledige verbranding.
volledig/onvolledige verbranding
Maar wanneer er onvoldoende zuurstofatomen aanwezig zijn, krijgt niet elke koolstofatoom na de
verbranding twee zuurstofatomen gebonden. Maar de koolstofatomen krijgen maar één zuurstofatoom en
vormt koolstofmonoxide. Of ze krijgen geen zuurstofatoom en vormt koolstof (roet). Vaak ontstaat er bij een
onvolledige verbranding ook wel koolstofdioxide.
Onvolledige verbranding kunnen gevaarlijk zijn, omdat koolstofmonoxide een geurloze, kleurloze en zeer
giftige gas is.
Voor een onvolledige verbrandingsreactie kun je een algemene reactie maken namelijk:
Brandstof (?) + zuurstof(g) → koolstof (s) + koolstofmonxide (g) + koolstofdioxide (g)
+ water (g)
Pagina 19
Thema 6: chemische reacties
Gevaren van koolstofoxide
Biodiesel onderzoek
Omdat de fossiele brandstoffen toch een keer zullen opraken, zijn veel bedrijven en wetenschappers
op zoek naar nieuwe brandstoffen. Eén van deze alternatieven is biodiesel, dat gemaakt kan worden
van elk soort vet of olie die uit planten gehaald kunnen worden. In Kampen is er bijvoorbeeld een
bedrijf dat biodiesel maakt uit afgewerkt frituurvet.
Het maken van een stof uit andere stoffen heet in de scheikunde een synthese. En in dit onderzoek
gaan jullie zelf biodiesel synthetiseren uit zonnebloemolie. De synthese wordt in het algemeen
uitgevoerd met een stof die methanol heet. Als bijproduct van de synthese komt er ook glycerol vrij.
Op grote schaal kan deze worden gebruikt bij het maken van veevoeder, maar op kleine schaal is dit
afval. Het reactieschema van de synthese is:
zonnebloemolie (l) + methanol (l) → biodiesel (l) + glycerol (l)
Bij deze reactie is er een derde stof nodig om de synthese te laten verlopen. Dit is de stof
natriumhydroxide, maar dit wordt niet echt gebruikt bij de reactie. Een stof die je moet toevoegen om
een reactie te laten verlopen, maar niet verbruikt wordt noem je een katalysator en deze noteer je niet
in een reactieschema.
De opbouw van het onderzoek
Het uitvoeren van dit onderzoek verloopt via een aantal stappen:
1. Lezen, begrijpen en herschrijven van de algemene procedure.
2. Kiezen van een parameter om te veranderen bij de synthese.
3. Definitief opstellen van voorbereiding in onderzoeksdocument.
Pagina 20
Thema 6: chemische reacties
4. Uitvoeren van het onderzoek.
5. Resultaatverwerking en schrijven van verwerking in onderzoeksdocument.
Stap 1: De algemene procedure
Hieronder is een document te downloaden met daarin de precieze beschrijving hoe je van
zonnebloemolie, biodiesel maakt. In het voorschrift wordt gebruik gemaakt van methanol, maar deze
stof mogen jullie niet gebruiken (waarom niet?). In plaats daarvan gaan we ethanol gebruiken. Qua
naam lijken methanol en ethanol erg op elkaar, maar scheikundig gezien zijn het echt heel
verschillende stoffen.
Lees nu met je groepje de algemene procedure door en zoek elk woord dat jullie niet kennen op. Zorg
dat je alles snapt wat er in de procedure staat. Dan download je een leeg onderzoeksdocument van de
algemene Science site en begint bij Materiaal en Werkwijze in je eigen woorden de procedure te
beschrijven. Hierbij gaan jullie dus geen methanol, maar ethanol gebruiken.
Moet je de hoeveelheid ethanol nog aanpassen? Het voorschrift gaat uit van een bepaalde massa
methanol. Is een gelijk volume ethanol ook een gelijke massa?
Standaard procedure biodiesel maken
kn.nu/ww.462f2a1 (1drv.ms)
Stap 2: Kiezen van een parameter
In de procedure staan een heleboel omstandigheden en materialen die veranderd zouden kunnen
worden. Door één van deze zogenaamde parameters te veranderen en te kijken wat er met de
opbrengst van de biodiesel gebeurd, kan je onderzoeken wat de invloed van deze parameter is op de
synthese is van biodiesel. Wordt het er beter van? Slechter? Natuurlijk moet je altijd maar één
parameter tegelijkertijd veranderen in je onderzoek. Stel dat je er twee kiest, en de ene laat de
opbrengst stijgen, maar de andere laat de opbrengst dalen. Je neemt dan geen verandering waar en
trekt dan de verkeerde conclusie.
Kies nu met je groepje één van de parameters die in de synthese voorkomen en geef in het
onderzoeksdocument de juiste onderzoeksvraag en hypothese die te maken hebben met de gekozen
parameter. Je zou kunnen denken aan:
De hoeveelheid natriumhydroxide
De hoeveelheid ethanol
Een andere soort olie
Temperatuur van het waterbad
Duur van de reactie
Hoeveelheid keer schudden tiijdens de reactie
Of misschiien nog wel een ander? Overleg in elk geval met je docent welke je kiest!
Stap 3: Definitieve voorbereiding
Nu schrijf je met je groepje het onderzoeksverslag helemaal af en deze lever je bij de docent in. Zorg
dat alles dat in de voorbereiding moet er in staat, dus ook een goede inleiding. Denk er aan dat Vwo1
leerlingen jullie onderzoek moeten kunnen snappen én (veilig) moeten kunnen uitvoeren met
alleenmaal jullie document als bron. In verband met de lange wachttijden bij de synthese van dit
onderzoek, is een onderdeel planning bij de werkwijze wel op zijn plaats!
Pagina 21
Thema 6: chemische reacties
Stap 4: De uitvoering
Deze stap mag je pas doen wanneer je goedkeuring hebt van je docent. De chemicaliën zijn niet altijd
even vriendelijk en de docent moet dus hebben kunnen zien dat jullie weten waar de gevaren zitten.
Stap 5: Resultaatverwerking
Als het onderzoek af is en de resultaten zijn binnen schrijven jullie natuurlijk de laatste onderdelen van
het onderzoeksdocument. Deze moet ook weer worden ingeleverd bij je docent.
Onderzoek: Invloed van licht op fotosynthese
In dit onderzoek ga je de invloed van lichtsterkte of lichtkleur op de fotosynthese. In dit onderzoek
ontwerp je zelf een opstelling waarmee je de hoeveelheid vrijgekomen zuurstof gaat meten.
Fotosynthese
In thema drie (duurzaamheid)of bij biologie klas 1 hebben we het al gehad over wat fotosynthese is. Je
kunt aan de hand van deze informatie zelf wel een reactieschema maken en begrijpen van deze
reactie.
Onderzoek
Kies of je de invloed van lichtsterkte of de invloed van lichtkleur wilt onderzoeken. Ontwerp dan een
opstelling waarbij de hoeveelheid vrijgekomen zuurstof kunt meten (dit kan op verschillende manieren).
Bekijk goed welke benodigdheden je nodig hebt en overleg met de docent of deze aanwezig zijn.
Pagina 22
Thema 6: chemische reacties
Wet van behoud van massa
Bij een chemische reactie veranderen de moleculen van samenstelling, de atomen rangschikken zich
anders. Denk nog maar eens aan de lego-reactie.
Reactie met legoblokjes
Antoine Lavoisier
Zoals je weet hebben alle atomen, en dus ook moleculen een bepaalde massa die je niet kunt
veranderen. In het geval van de Lego reactie:
Alle blauwe blokjes hebben een massa van 1 gram
De zwarte blokjes hebben een massa van 2 gram
De rode blokjes hebben een massa van 3 gram.
Dan heb je voor de pijl: (4 x 1) + 2 + (4 x 3) = 18 gram
Na de pijl heb je weer: (4 x 1) + 2 + (4 x 3) = 18 gram
Het aantal legoblokjes/atomen blijft gelijk, dus de massa blijft ook gelijk.
Bij een reactie is de massa van de beginstoffen als de massa van de reactieproducten altijd gelijk aan
elkaar. Dit wordt de wet van behoud van massa genoemd.
Deze wet is bedacht door Antoine Lavoisier, daarom wordt deze wet ook wel de wet van Lavoisier
genoemd. Dit is een belangrijke wet in de moderne scheikunde, omdat deze wet laat zien dat atomen
niet kunnen verdwijnen bij een scheikundige reactie. Voor deze wet dachten de Alchemisten dat dit wel
kon. Een belangrijke stap in de moderne scheikunde dus.
Reactieverhoudingen
Wat weten we nu van reacties en stoffen:
Pagina 23
Thema 6: chemische reacties
Alle atomen hebben hun eigen massa
Bij een reactie rangschikken de atomen anders, er komen geen nieuwe atomen bij of verdwijnen
de atomen
Hierdoor hebben de beginstoffen samen dezelfde massa als alle reactieproducten samen
Door deze informatie kunnen we stellen dat alle reacties in een bepaalde massaverhouding met
elkaar reageren. Hiernaast zie je de reactie tussen aluminium en zuurstof. De reactievergelijking ziet er
als volgt uit.
Aluminium (s) + zuurstof (g) → aluminiumoxide (s)
(dit is een vormingsreactie)
De verhouding tussen aluminium en zuurstof is 9:8 (we spreken dit uit als: 9 staat tot 8), dit wil zeggen
dat 9 delen aluminium precies met 8 delen zuurstof reageert. En omdat massa nooit verloren gaat
verkrijg je dus precies 17 delen aluminiumoxide. De verhouding tussen aluminium en zuurstof is altijd
gelijk.
Wet behoud van massa
Wet van behoud van massa toepassen
Er vanuit gaan dat elke reactie in een bepaalde massaverhouding met elkaar reageert kun je dus
precies uitrekenen hoeveel gram van de beginstoffen je nodig hebt voor een bepaalde reactie. Neem
de reactie van aluminium met zuurstof nog een keer en beantwoord dan de onderstaande vraag.
Aluminium (s) + zuurstof (g) → aluminiumoxide (s)
9 gram
:
8 gram
→ 17 gram
Zuurstof
Ik gebruik in een bepaalde reactie geen 9 gram aluminium, maar ik gebruik 4,5 gram aluminium.
Hoeveel gram zuurstof heb ik dan nodig?
a. 9
a. 4,5
a. 8
a. 16
a. 4
a. 18
Pagina 24
Thema 6: chemische reacties
Aluminiumoxide
En hoeveel gram aluminiumoxide wordt er dan gemaakt?
a. 34
a. 17
a. 9
a. 8,5
Wat hebben we in deze vraag nu gedaan? Omdat de reactieverhouding van de reactie gelijk blijft aan
elkaar, verkrijg je bij de helft aluminium dus ook maar de helft aan aluminiumoxide. En dan gebruik je
voor die reactie ook maar de helft zuurstof. De massaverhouding tussen de stoffen blijft altijd
gelijk!!
Rekenen met massaverhoudingen
De bovenstaande vraag was gemakkelijk op te lossen omdat je de helft van alle stoffen hebt
genomen. Moeilijker wordt het als je met andere massa’s gaat rekenen.
Hieronder staat een stappenplan die je kunt gebruiken bij het rekenen met massaverhoudingen.
1. Noteer de reactievergelijking (met faseaanduidingen)
2. Noteer de massaverhoudingen eronder
3. Noteer de gegevens. Noteer de bekende massa en noteer een vraagteken bij de gevraagde
stof.
4. Bereken de gevraagde stof. Dit kan op verschillende manieren: (zie voorbeeld hieronder)
a. Met een verhoudingstabel
b. De factor bepalen tussen 3,6 en 40,
c. De factor bepalen tussen 3,6 en 1,7
5. Noteer je conclusie/antwoord
Pagina 25
Thema 6: chemische reacties
voorbeeld rekenopgave
Maak het werkblad voor het oefenen met rekenen.
Rekenen met massaverhouding
kn.nu/ww.45fed3d (1drv.ms)
De antwoorden
kn.nu/ww.c784ffc (1drv.ms)
Onderzoek massaverhouding staalwol met zuurstof
Pagina 26
Thema 6: chemische reacties
Staalwol
Doel van het onderzoek
In dit onderzoek ga je de massaverhouding tussen staalwol en zuurstof experimenteel bepalen. Je
gaat staalwol laten reageren met zuurstof door er stroom met een batterij door heen te laten lopen.
Oxideren
De reactie die plaatsvindt noemen we een oxidatie. Oxidatie, komt van het Latijnse woord oxygenium,
wat zuurstof betekent. Dit komt omdat oxideren meestal een reactie met zuurstof betreft, al hoeft dit
niet perse zo te zijn. Voorbeelden van oxidaties zijn verbrandingsreacties en bijvijvoorbeeld het
roesten van metalen.
Onderzoek
Het doel van dit onderzoek is bepalen hoeveel zuurstof er met een bepaalde hoeveelheid staalwol
reageert: De massaverhouding dus. Je gebruikt hiervoor een9V batterij om de oxidatie te laten
verlopen. Je moet zelf bedenken hoe je de massaverhouding gaat bepalen. Om de betrouwbaarheid te
verhogen voer je dit in duplo uit.
Literatuur(voor)onderzoek
1. Waar is staalwol van gemaakt?
2. Hoe heet de stof die ontstaat bij de oxidatie?
Eindonderzoek: De bruisbal
Het eindonderzoek van dit thema gaat over de chemissche reactie die plaats vindt bij bruisballen in
water. Het onderzoek loopt echter wat anders dan je gewend bent. Het is namelijk een individueel
onderzoek, waabij je niets kan (of hoeft) voor te bereiden, anders dan goed snappen wat je in dit
thema gedaan hebt.
In plaats van een onderzoeksdocument of een opdracht op de WikiWijs, is het eindonderzoek in een
Quayn opdracht gegoten waarbij je scherm voor scherm antwoorden moet geven én experimentele
Pagina 27
Thema 6: chemische reacties
gegevens moet verzamelen.
Leerdoelen en oefentoets
Aan het einde van dit thema moet de volgende dingen weten of kunnen:
1. Je weet wat stofeigenschappen zijn en kunt ze herkennen.
2. Je weet wat een goed reagens is en wat deze doet.
3. Je weet van de volgende reagentia de aangetoonde stof, en de reactie op die stof:
Kalkwater
Joodoplossing
Wit kopersulfaat
Ph-papier
4. Je kunt gebruik maken van indicatoren om de zuurgraad aan te tonen (onderzoek maagzuur) en
kent de andere manieren om de zuurtegraad aan te tonen.
5. Je kent de pH-schaal en de begrippen zuur, base en neutraal .
6. Je weet hoe een zure stof en basische stof ontstaat.
7. Je weet wat neutralisatie is en kent de reactievergelijking
8. Je weet hoe je moet titreren en wat je daarmee kunt aantonen
9. Je weet wat dichtheid is, kent de eenheden bij vloeistof en vaste stof.
10. Je kent de formule voor dichtheid en kan rekenen met de formule voor dichtheid.
11. Je weet het verschil tussen mengen en reageren op molecuul/atoom-niveau
12. Je weet dat een reactieschema bestaat uit beginstoffen en reactieproducten
13. Je kunt een reactieschema (met faseaanduidingen) maken aan de hand van een verhaaltje
waarin een reactie beschreven wordt.
14. Je herkent een vormingsreactie, ontledingsreactie en zuur-basereactie.
15. Je weet wat er brandvoorwaardes zijn en kent de branddriehoek.
16. Je kunt uitleggen welke brandvoorwaarde wordt ontnomen bij het doven van vuur.
17. Je weet welke twee atomen er altijd aanwezig zijn bij brandstoffen.
18. Je kent de algemene reactievergelijking voor een verbranding en kan dus voor elke brandstof
een reactievergelijking maken.
19. Je kent de algemene reactievergelijking voor een onvolledige verbranding.
20. Je weet waarom onvolledige verbranding gevaarlijk kunnen zijn.
21. Je kent het begrip Synthese (onderzoek biodiesel)
22. Je weet wat een katalysator is.
23. Je kent de reactievergelijking van fotosynthese en weet waar de energie vandaan gehaald wordt
bij deze reactie.
24. Je weet wat er met de wet behoud van massa wordt bedoelt.
25. Je weet waarom reacties altijd in bepaalde massaverhoudingen met elkaar reageren
26. Je kunt rekenen met massaverhoudingen
27. Je weet welke twee reacties onder oxidatie vallen
Diagnostische toets thema 6
Diagnostische toets thema 6
kn.nu/ww.1ea3923 (1drv.ms)
Pagina 28
Thema 6: chemische reacties
Correctiemodel diagnostische toets
kn.nu/ww.87d0e33 (1drv.ms)
Pagina 29
Thema 6: chemische reacties
Over dit lesmateriaal
Colofon
Auteurs
Steven Boot ; Petra van Leeuwen
Laatst gewijzigd
23 march 2018 om 12:14
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding
3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van
naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk
medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te
maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad gemiddeld
Bronnen
Bron
Chemische reacties
https://www.youtube.com/watch?v=KTacZhvkyIA&app=desktop
Type
Direct naar de 'dichtheid berekeningen' van thema 3
http://maken.wikiwijs.nl/70177/Thema_3__Duurzaamheid#!page-1738952
Link
Standaard procedure biodiesel maken
https://1drv.ms/w/s!Ah2EAzT7Gg4bhPJLzL6WcqUudBdOew
Link
Rekenen met massaverhouding
https://1drv.ms/w/s!Ah2EAzT7Gg4bhPYZs2qLf8K0SuPB0g
Link
De antwoorden
https://1drv.ms/w/s!Ah2EAzT7Gg4bhclMlW67FsEbClRUnQ
Link
Diagnostische toets thema 6
https://1drv.ms/w/s!Ah2EAzT7Gg4bhclAqw6DeW7mvN8Reg
Link
Correctiemodel diagnostische toets
https://1drv.ms/w/s!Ah2EAzT7Gg4bhclGHO0zsGZHI8LVRg
Link
Pagina 30
Video
Thema 6: chemische reacties
Download