Onderzoeksverslaglegging Het schrijven van een onderzoeksplan en rapport 2018 Mark van de Wouw 1 Voorwoord De richtlijnen in dit document zijn gebaseerd op wat gebruikelijk is in het biologische vakgebied. De meeste wetenschappelijke artikelen in de biologisch gerelateerde wetenschappen volgen hetzelfde stramien als het onderzoeksrapport zoals dat hier beschreven staat. Hoewel we hier de meest gebruikelijk wijze volgen, zijn er veel varianten op en het kan zijn dat bijvoorbeeld een stagebieder je een andere variant wil laten schrijven. Een andere indeling van je rapport is niet meteen fout, maar als je afwijkt van de richtlijnen in dit document, overleg dan altijd eerst met je begeleider! Door je verslagen op deze manier te schrijven, wordt het vanzelf ook steeds makkelijker om snel iets terug te vinden in een wetenschappelijk artikel. Juist als HBO-er moet je ook goed de weg kunnen vinden in de wetenschappelijke literatuur om de vertaalslag te maken naar de praktijk. In dit document wordt het schrijven van het onderzoeksplan, het onderzoeksrapport en het maken van de literatuurlijst besproken. Je hebt daarnaast nog andere typen rapporten, zoals bijvoorbeeld adviesrapporten. Een onderzoeksrapport wordt dan vaak als bijlage gebruikt. Feedback op dit document wordt altijd gewaardeerd, Mark van de Wouw 2 Inhoud 1. Algemeen ......................................................................................... 4 2. Onderzoeksplan ................................................................................. 6 2.1. Voorwoord ................................................................................... 6 2.2. Inhoudsopgave ............................................................................ 6 2.3. Inleiding ...................................................................................... 6 2.4. Materiaal en Methode .................................................................... 8 2.5. Planning en organisatie ............................................................... 10 2.6. Begroting .................................................................................. 11 2.7. Bijlages ..................................................................................... 11 3. Onderzoeksrapport ........................................................................... 12 3.1. Voorwoord ................................................................................. 12 3.2. Samenvatting ............................................................................ 12 3.3. Inleiding .................................................................................... 13 3.4. Materiaal en Methode .................................................................. 13 3.5. Resultaten ................................................................................. 14 3.6. Discussie & Conclusie .................................................................. 17 4. 3 Literatuurverwijzingen ...................................................................... 20 4.1. Plagiaat ..................................................................................... 20 4.2. Originele bron ............................................................................ 21 4.3. Persoonlijke mededelingen .......................................................... 21 4.4. Bronverwijzingen in de tekst ........................................................ 21 4.5. Literatuurlijst ............................................................................. 22 4.6. Artikelen uit tijdschriften ............................................................. 23 4.7. Boeken ..................................................................................... 24 4.8. Hoofdstukken uit boeken die samengesteld zijn door editors ............ 24 4.9. Websites ................................................................................... 25 4.10. Thesis, scriptie etc. ..................................................................... 25 4.11. Software ................................................................................... 26 4.12. Electronisch Nieuwsbericht .......................................................... 26 1. Algemeen Wil je serieus genomen worden, dan is het uiterlijk van je rapport van groot belang. Het moet goed vormgegeven zijn, het moet er verzorgd uit zien en het moet natuurlijk taal technisch in orde zijn. Bij een slordig rapport wordt de inhoud ook automatisch slechter gewaardeerd en niet altijd geloofd. Zorg ervoor dat je een spellingschecker gebruikt, maar laat je spellingschecker het niet automatisch verbeteren: kijk goed of het inderdaad wel op de gesuggereerde manier verbeterd moet worden. Vooral met technische vaktermen kan een spellingschecker nog wel eens moeite hebben. Een spellingschecker haalt ook niet alle fouten eruit, dus je moet het ook zelf heel zorgvuldig doorlezen. Voor het uitschrijven of juist niet uitschrijven van kleinere gehele getallen (onder de tien of twintig) wordt heel verschillend gedacht. Het is het belangrijkste dat je hier consequent in bent, dus niet in het ene stuk schrijven “vijf” en in het stuk erna “5”. Het is een professioneel rapport, dus het moet zakelijk geschreven worden. In het Nederlands is het niet gebruikelijk om dan de ‘ik’ of ‘wij’ vorm te gebruiken. In het Engels zie je dat juist wél vaak. Te lange en warrige zinnen moeten natuurlijk vermeden worden en gebruik geen moeilijke woorden als dat niet nodig is. Een consequente lay-out is ook van belang voor een professionele uitstraling. Juist bij rapporten waar meerdere personen aan schrijven gaat dat vaak mis. Lettertypes, regelafstanden, vormgeving van alinea’s en kopjes kunnen dan gaan variëren. Dat ziet er slordig uit. Doe voordat je het rapport afrondt nog een eindredactie om de lay-out helemaal uniform te krijgen. De voorkant van je rapport moet uitnodigen om verder te lezen, een foto kan daarbij helpen. Op de voorkant staat verder de titel, eventueel een ondertitel, het type rapport (is het een onderzoeksplan of een onderzoeksrapport of misschien nog iets anders?) en natuurlijk de auteurs. De titel mag aantrekkelijk en leuk zijn, maar zorg dan voor een zakelijke ondertitel zodat de lezer ook kan lezen waar het rapport écht over gaat. De eerste pagina van je rapport is de titelpagina. Een titelpagina is gedeeltelijk een herhaling van de voorkant, maar zonder foto of afbeelding. Op deze pagina kun je nog wat meer informatie kwijt: de organisatie waar je het onderzoek voor uitvoert en de organisatie waar je zelf toe behoort (HAS Hogeschool). Het jaartal of datum komt terug op deze pagina en eventueel de plaats waar het geschreven is. Pas op met het gebruik van het logo van de opdrachtgever, het is geen officieel goedgekeurd rapport van de organisatie van de opdrachtgever en daarom stellen niet alle organisaties het op prijs als hun logo gebruikt wordt. Voor een dik rapport is een inhoudsopgave belangrijk, als het om een wat dunner verslag (dat sterk lijkt op een wetenschappelijk artikel) met alleen de standaardhoofdstukken dan kan het eventueel weg gelaten worden. Gebruik de automatische inhoudsopgave vanuit je wordprocessing programma, en probeer 4 er voor te zorgen dat de inhoudsopgave op één pagina past, door alleen de hoofdkoppen en één niveau daaronder in de inhoudsopgave te zetten. Zorg er voor dat de naam van het bestand duidelijk en onderscheidend is. Dus niet: onderzoeksplan_definitief.doc, dit zou toepasbaar zijn op elk onderzoeksplan en is dus niet onderscheidend. 5 2. Onderzoeksplan Het doel van een onderzoeksplan is om aan de opdrachtgever te laten zien dat je goed hebt nagedacht over wat je gaat doen. Je laat zien dat je weet wat er al bekend is over het onderwerp en je laat zien dat de aanpak en planning reëel en overtuigend is. Kortom: het doel van het onderzoeksplan is vertrouwen geven aan de opdrachtgever en de opdrachtgever te overtuigen dat dit voorstel de beste kans geeft op een oplossing voor zijn probleem of vraag. “Jullie idee en onderzoek is bij ons in goede handen”. Er zijn veel manieren om een onderzoeksplan of plan van aanpak vorm te geven, maar eigenlijk komen de verschillende onderdelen zoals hieronder beschreven altijd terug in een onderzoeksplan. De standaard onderdelen die terugkomen in je onderzoeksplan zijn: evt Voorwoord, Inhoudsopgave, Inleiding, Materiaal en Methode, Planning en Organisatie, Literatuurlijst, evt Begroting, evt Bijlages 2.1. Voorwoord Het eventuele voorwoord is maar heel kort. In het voorwoord leg je uit in welk kader het onderzoek/project wordt uitgevoerd en wie de opdrachtgever is. Mocht je gebruik maken van hoofdstuknummering, dan hoort het voorwoord daar niet bij. Het voorwoord wordt dus nooit genummerd. 2.2. Inhoudsopgave Gebruik de automatische inhoudsopgave vanuit je wordprocessing programma. De hoofdkopjes moeten in ieder geval in de inhoudsopgave terecht komen, de subkopjes eventueel ook, maar als daar nog een verdere onderverdeling bij is, is het misschien niet meer nodig om die ook in de inhoudsopgave terecht te laten komen. Je wilt namelijk vermijden dat je een hele lange inhoudsopgave verspreid over meerdere pagina’s krijgt. Een hele lange inhoudsopgave is niet meer overzichtelijk en maakt het weer moeilijk om iets te vinden. De onderdelen van je verslag die vóór de inhoudsopgave te vinden zijn, zoals voorwoord, horen niet thuis in de inhoudsopgave. 2.3. Inleiding De inleiding is een belangrijk hoofdstuk, hierin laat je zien dat je het onderwerp goed begrijpt en dat je snapt waarom het belangrijk is om juist dat te onderzoeken wat jullie van plan zijn te doen. Je neemt de lezer mee in je verhaal en stuurt de lezer zo dat jullie experimenten en aanpak de beste manier lijkt om het probleem te onderzoeken. Je laat zien dat je op de hoogte bent van de recente ontwikkelingen in het vakgebied, je laat zien wat er al bekend is van 6 jullie onderwerp en waar nog de gaten in de kennis zitten. Hierbij gebruik je veel bronnen van een wetenschappelijk niveau. Het gat in kennis gaan jullie dan met jullie onderzoek proberen op te lossen. Er zijn veel manieren om een inleiding te schrijven. Bij Toegepaste Biologie hanteren we de aanpak van de inleiding die je ook meestal in de wetenschappelijke artikelen in het biologische vakgebied ziet. De inleiding is dan één verhaal, zonder tussenkopjes, waarbij je breed begint en uiteindelijk bij je eigen onderzoek eindigt. We noemen dit de trechterstructuur. De verschillende alinea’s zijn duidelijk met elkaar verbonden en je zorgt voor natuurlijke overgangen tussen de alinea’s. De eerste alinea of eerste twee alinea’s van je inleiding zijn het begin van de trechter waarbij je de aanleiding van je onderzoek beschrijft. Hierbij beschrijf je wat het probleem is en waarom het belangrijk is. Je begint dus heel breed, maar zorg ervoor dat het nog wel relevant voor je onderzoek is. De eerste alinea is uitnodigend om verder te lezen. Als het te specifiek is, haken lezers misschien al snel af: een lezer is misschien wel geïnteresseerd in natuurontwikkeling, maar als je het meteen alleen over de Bossche Broek hebt, zien ze al snel de relevantie voor zichzelf niet meer. In de volgende alinea’s, het grootste deel van de inleiding, ga je aan de hand van literatuur verder afbakenen. Wat is al bekend over je onderwerp, wat is juist niet bekend of zijn de beperkingen aan deze kennis, en wat moet je daarom doen? Let op dat je op het juiste niveau van de lezer zit. Omdat je de inleiding (meestal) voor mede biologen schrijft, hoef je basisbegrippen niet uit te leggen. Beperk je ook tot die dingen die relevant zijn voor je eigen onderzoek. Je hoeft niet de hele levenscyclus van een organisme uit te leggen als je daar verder niets mee doet in je onderzoek. Je hebt die informatie wel zelf nodig om het onderwerp te begrijpen, maar dat betekent niet dat je alles op hoeft te schrijven. Van alle informatie die je verzamelt en leest voor je onderzoek komt uiteindelijk maar een klein deel ook echt terecht in je rapport of plan. Zorg ervoor dat je ook in dit onderdeel van je inleiding de trechterstructuur in de gaten houdt. Dus: een algemeen stuk over welzijn bij landbouwhuisdieren komt voor een stuk over welzijn bij kippen. In de laatste alinea ga je pas refereren aan je eigen onderzoek. Als het goed is, is je verhaal zo geschreven dat het nu heel logisch is dat je juist dit onderzoek gaat doen. Je hebt hier dan nu ook geen literatuur meer nodig. In deze laatste alinea leg je uit wat je gaat onderzoeken en hoe je dat aan gaat pakken. De onderzoeksvraag staat dus ook in deze alinea, vaak wordt de onderzoeksvraag niet als vraag geformuleerd, maar gewoon in een lopende zin. Dus: “In dit onderzoek wordt getest of toevoeging van vitamine C aan het voedsel een verhoging van de eiproductie laat zien”. Dit geeft dezelfde informatie als deze onderzoeksvraag: “Zorgt het toevoegen van vitamine C aan het voedsel voor een verhoging van de eiproductie?” Maar ook als hypothese: “In dit onderzoek testen we de hypothese dat een toevoeging van vitamine C aan het voedsel leidt tot een verhoging van de eiproductie”. Drie verschillende manieren 7 om hetzelfde te laten zien. Om het als vraag te stellen wordt niet aangeraden, omdat dat de flow uit het verhaal kan halen, vooral als je meerdere vragen en deelvragen hebt. In dezelfde alinea zet je ook kort iets over je aanpak, met de nadruk op kort. De details staan verder allemaal in het hoofdstuk Materiaal en Methode, dus dat hoef je hier echt niet te doen. Vaak volstaan één of twee zinnen om iets te zeggen over je aanpak en soms is een bijzin al voldoende. Dat noemen we de onderzoeksstrategie. 2.4. Materiaal en Methode De materiaal en methode (M&M) moet vergeleken met de inleiding veel compacter geschreven worden. Het is geen ‘leuk’ verhaal, maar een zakelijke en korte beschrijving over hoe je je onderzoek gaat aanpakken. De omvang van je onderzoek wordt hier ook duidelijk. De lezer wil in de materiaal en methode snel iets kunnen terugvinden. Een juiste structuur met het gebruik van kopjes kan hier heel erg bij helpen. Zorg er dan wel voor dat de kopjes informatief zijn, en de lezer helpt om te begrijpen wat in die paragraaf staat. Dus niet als kopje “Experiment 1”. De lezer heeft geen idee wat experiment 1 is zonder het hele verslag te lezen. Een kopje als: “Testen van schimmel inoculatie methodes” is al veel duidelijker voor de lezer. Het is een kopje, dus het moet natuurlijk wel compact zijn. Compact betekent dat je vanzelfsprekende stappen niet vertelt of uitlegt. Dit in tegenstelling tot een protocol waarin wel alle stappen worden uitgelegd. Eventueel kun je in je M&M verwijzen naar een protocol die je als bijlage toevoegt of een wetenschappelijke artikel. Voorbeeld: “De analysemethode volgens Hendriks et al. (2013) zal worden toegepast met de volgende aanpassingen.” Voorbeeld: Het DNA wordt geëxtraheerd met het CTAB protocol (Bijlage 2). Toch kun je van een protocol wel leren: ook in het hoofdstuk materiaal en methode moet je een logische volgorde handhaven. Een logische volgorde is vaak ook de volgorde waarop je iets uitvoert. Compact betekent ook dat je geen heel uitgebreide gebiedsomschrijving geeft. De belangrijkste karakteristieken van het onderzoeksgebied en de precieze onderzoekslocaties vermeld je, indien relevant, wel in je M&M. Het stuk van de gebiedsomschrijving wat je nodig hebt voor het begrijpen van de onderzoeksvraag hoort thuis in het verhaal van je inleiding. Eventueel kan de uitgebreide gebiedsomschrijving in een bijlage komen. Bij ecologisch onderzoek zie je het in rapporten soms ook in een apart hoofdstuk tussen de inleiding en M&M. Vermijd lange opsommingen in de tekst: vaak is een tabel dan veel handiger en veel overzichtelijker voor de lezer. Dus als je veel behandelingen bij je experiment hebt of veel verschillende waarnemingen, dan kan een tabel een hele 8 goede optie zijn. In de tekst verwijs je dan natuurlijk wel naar de tabel op een professionele manier. Naast de waarnemingen die je doet om je onderzoeksvragen te beantwoorden, zijn er ook waarnemingen en metingen die uitgevoerd worden om te controleren of de instellingen van bijvoorbeeld de temperatuur in een stal wel kloppen. Dit vermeld je wel in je onderzoeksplan, maar in je onderzoeksrapport hoef je dan vaak alleen nog maar te zeggen onder welke omstandigheden de dieren in werkelijkheid waren gehuisvest. Unknowns: Omdat het een plan is, weet je nog niet altijd alle details. Het is wel belangrijk dat je laat zien dat je er over nagedacht hebt, maar je moet ook duidelijk aangeven dat iets op een later tijdstip bepaald wordt bijvoorbeeld aan de hand van een eerste experiment of aan de hand van verdere literatuurstudie. Het is nog een plan en herhaalbaarheid is nog niet helemaal nodig, maar in principe zou iemand anders het onderzoek aan de hand van het plan wel moeten kunnen uitvoeren en overnemen. Het onderzoek moet nog uitgevoerd gaan worden, dus je schrijft dit stuk in de toekomende tijd. Verantwoording in je materiaal en methodes van je onderzoeksplan mag, maar alleen op plekken waar het écht nodig is. Vergeleken met je onderzoeksrapport zal in het onderzoeksplan vaker een verantwoording staan van je gebruikte methodes. Dus niet: “De planten krijgen water omdat ze anders dood gaan”. Dit is geen nuttige verantwoording, het is veel te vanzelfsprekend. Ook niet “De potten worden met handschoenen opgepakt omdat ze heet zijn”. Veiligheidsaanwijzingen horen wel in een protocol maar niet in de materiaal en methode van het onderzoeksplan. “De dieren worden in aparte hokken gehuisvest om te voorkomen dat er kannibalisme optreedt”. Dit kan wel nuttig zijn en wekt vertrouwen dat je goed over je onderzoeksopzet hebt nagedacht. De afweging wanneer verantwoording nodig is en wanneer niet hangt ook samen met de ontwikkeling van je eigen kennis. In de loop van de studie zullen veel meer onderdelen vanzelfsprekend worden en zul je beter inzien dat verantwoording vaak niet nodig is. Dus waar je bij de BioXperience misschien nog veel verantwoording hebt in het onderzoeksplan, is dat bij het jaarproject al een stuk minder. Als een bepaalde nieuwe techniek een belangrijk onderdeel is van het onderzoek, dan hoort de verantwoording (en het vergelijk met andere technieken) thuis in de inleiding en niet in de M&M. In de inleiding overtuig je de lezer er dan van waarom je juist met deze techniek gaat werken en niet met andere technieken. Het is niet de bedoeling dat je in je M&M nog een uitgebreide literatuurstudie doet om je keuze van je analysetechnieken te verantwoorden. De data-analyse is meestal de laatste alinea of paragraaf van de materiaal en methode. Het is belangrijk dat je hier concreet genoeg bent. Het moet duidelijk zijn dat je met de data-analyse je onderzoeksvraag inderdaad gaat 9 beantwoorden. Als je deze alinea in vrijwel elk onderzoek zou kunnen zetten heb je het niet specifiek genoeg gemaakt. De data-analyse gaat niet alleen over statistische analyses maar ook eventuele andere berekeningen die je gaat doen met de verzamelde gegevens moet je hier vermelden 2.5. Planning en organisatie Het doel van dit hoofdstuk is te laten zien dat je goed hebt nagedacht over de uitvoering van je experimenten. In dit hoofdstuk moet de opdrachtgever vertrouwen krijgen dat het project realistisch gepland is en op tijd afgerond gaat worden. Het wordt duidelijk voor de opdrachtgever wat het project oplevert. Je laat in dit hoofdstuk je planning zien en je maakt een overzicht van de betrokkenen: de contactgegevens, de rol in het project en de rol in de organisatie. De begeleidende tekst dient om de belangrijkste zaken te benadrukken en te verwijzen naar de tabel met de planning en de tabel met de rol en contactgegevens van de betrokkenen. In de tekst kun je ook duidelijk maken hoe je de communicatie gaat aanpakken en wat het onderzoek gaat opleveren (bijvoorbeeld een onderzoeksrapport en een protocol, of een onderzoeksrapport en een beheerplan). Daarnaast geeft je aan hoe je zorgt dat je een goed product gaat opleveren. Ga je concepten maken, en wie gaat die dan van feedback voorzien? Op welk moment heeft de opdrachtgever of stagebieder de kans om feedback te geven? Mochten er grote risico’s zijn waardoor het project misschien zou mislukken dan kun je in dit hoofdstuk iets zeggen over hoe je dat eventueel op gaat vangen. Wat doe je als er vogelgriep uitbreekt en je mag de kippenstal niet in? Wat doe je als je het organisme waar je hele onderzoek is op gebaseerd niet vindt? Afspraken over levering van producten of middelen door de opdrachtgever kunnen ook in dit hoofdstuk worden toegevoegd. Ook het regelen van vergunningen, of hulp die je gaat krijgen bij het verzamelen van gegevens kunnen hier vermeld worden. De planning moet in één overzicht laten zien dat het realistisch is, en het begin, de duur en het einde van een activiteit van het project laten zien. Verdeel je planning niet over meerdere pagina’s: het overzicht is dan weg. Omdat dit hoofdstuk gericht is op de opdrachtgever, staat je werkplanning van dag tot dag niet in je onderzoeksplan. Het is aan de projectgroep om de planning uit je onderzoeksplan te vertalen naar een detailplanning op dag of dagdeel niveau. Het onderzoeksplan is nu al af, dus het schrijven van je plan hoort niet in de planning thuis. De planning moet voldoende gedetailleerd zijn en opgesplitst in hoofd- en deelactiviteiten. Als alle praktische activiteiten allen als één hoofdactiviteit “uitvoeren onderzoek” staan dan wekt dat geen vertrouwen dat er écht goed over nagedacht is. Je activiteiten splits je dus op in de verschillende experimenten, veldwerkperiode, etc. Het moet natuurlijk wel overzichtelijk blijven en de lezer moet snel de hoofdactiviteiten kunnen terugvinden. 10 Tip: maak gebruik van een strokenplanning, en gebruik de functie in Word om deze pagina in landscape format te zetten, zodat het overzichtelijk blijft. Onderdelen van het project die niet zozeer bij het onderzoek horen maar bij het onderwijs (bv. reflectieverslagen) horen vaak niet in het hoofdstuk planning en organisatie thuis. Je schrijft het onderzoeksplan voor de opdrachtgever, en alleen die onderdelen die van belang zijn voor de opdrachtgever verwerk je in je onderzoeksplan. Die onderdelen verwerk je natuurlijk altijd wél in je eigen werkplan. 2.6. Begroting Omdat het een plan is, is het belangrijk om inzicht te krijgen in de kosten die met het onderzoek samenhangen. Een begroting wordt niet altijd bijgesloten. Vraag even na bij je projectbegeleider of je een begroting bij moet sluiten. Hoe uitgebreid een begroting is, hangt samen met het type project. Werk je voor een adviesbureau dan zullen personeelskosten en huisvesting ook een rol spelen, want je wilt met je project wel uit de kosten komen. Bij je beroepsopdracht in jaar 4 zul je vooral de materialen die je verbruikt en reiskosten meenemen in je begroting. Soms moeten daarbij ook de kosten van de kas of klimaatcel bij opgenomen worden. Bij een begroting is belangrijk dat je inzichtelijk maakt waarop bepaalde kostenposten zijn gebaseerd. Bij de post “reiskosten” dus uitleggen hoe vaak er gereisd wordt, van waar tot waar en om welke afstand het gaat. Bij de verbruiksartikelen kan het handig zijn om het te structureren naar de verschillende deelonderzoeken die je gaat doen. 2.7. Bijlages Maak je gebruik van bijlages dan moet je zorgen dat de bijlages duidelijke titels hebben, zodat de lezer begrijpt wat er in de betreffende bijlage te vinden is. Je moet in de tekst van je plan of verslag naar álle bijlages verwijzen. Eventuele bijlages hebben een eigen nummering en gaan niet mee met de hoofdstuknummering. Wel laat je de bijlages in je inhoudsopgave zien. 11 3. Onderzoeksrapport De standaardonderdelen die terugkomen in je onderzoeksrapport zijn: Voorwoord, Inhoudsopgave, Samenvatting, Inleiding, Materiaal en Methode, Discussie en Conclusie, Literatuurlijst, Bijlages 3.1. Voorwoord Het voorwoord in je onderzoeksrapport kun je gebruiken om uit te leggen voor wie dit onderzoek is uitgevoerd en in welk kader (stage, project in jaar 2) en voor welke studie. Ten opzichte van het voorwoord in je onderzoeksplan kun je het nu verder aanvullen met een persoonlijk dankwoord. Als er een bedankje in staat, wordt het voorwoord vaak afgesloten met jullie (voor)namen. 3.2. Samenvatting Het doel van de samenvatting is om in een klein compact stuk de essentie van je onderzoek weer te geven en aan de lezer duidelijk te maken of het voor de lezer de moeite waard is om verder te lezen. De lezer moet dus in een paar regels te weten komen waar het verslag over gaat. Waarom is het onderzoek uitgevoerd, wat was de aanpak, wat is er uitgekomen en wat kunnen we er mee? Het is de kunst om zo compact mogelijk te formuleren, maar de lezer wel nieuwsgierig te maken naar de verdere inhoud. Een halve pagina is vaak voldoende voor een samenvatting, maar meer dan één pagina is eigenlijk uit den boze: het doel van de samenvatting om snel even te lezen of het interessant genoeg is, wordt dan niet meer gehaald. Omdat het compact is, moet je veel details weglaten. P-waardes horen bijvoorbeeld niet in een samenvatting, en ook geen verwijzingen naar literatuur of naar grafieken of tabellen. De aanpak wordt natuurlijk wel omschreven, maar maak er geen materiaal en methodes van, dus ook hier moet je veel details weglaten, en het veel algemener omschrijven. Het lijkt op de onderzoeksstrategie zoals je dat aan het eind van de inleiding hebt geschreven, met een enkele aanvulling: vooral vaak om de omvang van je onderzoek te verduidelijken. De samenvatting is het laatste wat je schrijft van je verslag, maar het is vaak het eerste (en soms het enige) wat mensen lezen van je verslag. Besteed er dus voldoende aandacht aan en wees er ook erg zorgvuldig in. Vaak wordt bij een rapport ook een samenvatting bijgesloten in een andere taal dan de taal waarin het rapport is geschreven. Bij een Nederlandstalig verslag kan dus naast een Nederlandse samenvatting ook een samenvatting in het Engels worden bijgesloten. Overleg met je begeleider of dat voor jouw rapport relevant en gewenst is. 12 3.3. Inleiding De inleiding van je onderzoeksrapport zal natuurlijk gedeeltelijk lijken op de inleiding van je onderzoeksplan. Ook hier maak je gebruik van de trechterstructuur en schrijf je een interessant verhaal waarbij je de lezer meeneemt naar je uiteindelijke onderzoeksvraag en aanpak. Doordat je bij het schrijven van je onderzoeksrapport natuurlijk veel meer weet over het onderwerp en beter weet wat er in de literatuur te vinden is, kunnen hiaten die je nog had in je onderzoeksplan nu opgevuld worden. Misschien dat je in je onderzoeksplan in de M&M geschreven hebt dat je over een bepaald onderwerp nog extra literatuur gaat zoeken, die literatuur ga je nu verwerken in de inleiding of in het discussie hoofdstuk. Dit hoofdstuk is ook nu nog steeds geen literatuuronderzoek over alles wat er te vinden is over je onderwerp, het moet relevant blijven voor je onderzoeksvragen. Mocht je opdrachtgever wel een uitputtend literatuuronderzoek verlangen, dan kan dat toegevoegd worden als een extra hoofdstuk na de inleiding. Geef dit hoofdstuk een goede titel waardoor duidelijk is over welk onderwerp het gaat. Het kan ook zijn dat je bij je onderzoeksrapport een bepaald onderwerp liever wilt bespreken in het hoofdstuk discussie terwijl je dat in je plan in de inleiding had staan. Omdat je in een rapport geen dubbelingen wil, moet je het onderwerp dan uit de inleiding halen of in ieder geval minder uitgebreid behandelen. Hoewel we niet aanraden om met kopjes te werken in de inleiding, kan dat als je nu een lange inleiding schrijft soms toch wel handig zijn. In dat geval: zorg ervoor dat je eerst een goed lopend verhaal zonder kopjes schrijft en voeg dan eventuele kopjes later pas toe. De onderzoeksvraag en aanpak in de laatste alinea kunnen nu ook aangepast worden ten opzicht van hoe je het opgeschreven hebt in het onderzoeksplan. Bij de uitvoering van onderzoek wordt de onderzoeksvraag vaak bijgesteld in overleg met de opdrachtgevers en ook in de aanpak komen aanpassingen. Je kunt bij het schrijven van het plan natuurlijk niet alles voorzien. De laatste alinea schrijf je nu natuurlijk ook in de verleden tijd, want het onderzoek is nu achter de rug. 3.4. Materiaal en Methode De materiaal en methode van je onderzoeksverslag lijkt erg op de materiaal en methode van je plan. Ook hier moet je zo compact mogelijk schrijven, maak je gebruik van kopjes en heb je een logische structuur. De materiaal en methode van je verslag verschilt wel op enkele punten. In je onderzoeksverslag beschrijf je de materiaal en methode precies zoals ze werkelijk zijn uitgevoerd. Op basis van de materiaal en methode moet iemand anders je onderzoek kunnen herhalen en precies zo kunnen uitvoeren. Daarvoor schrijf je alleen die dingen op die werkelijk van belang zijn voor de herhaalbaarheid. Notities maken, data noteren en potjes labelen hoort bij goed onderzoek doen, en heeft niets te maken met de herhaalbaarheid. 13 Bij experimenteel onderzoek moet je de proefopzet goed omschrijven, maar het is niet nodig om de precieze proefopstelling in je verslag weer te geven. Eventueel kun je dat overzicht in een bijlage zetten. Het is belangrijk dat heel goed en precies omschreven wordt welke data verzameld werden en hoe. Juist hier kan de herhaalbaarheid in gevaar komen: Wat bedoel je met de lengte van het blad? Welk blad wordt genomen en is dat inclusief bladsteel? Wat bedoel je als je schrijft dat je een monster hebt genomen als de sliblaag voldoende dik is? Hoe dik is dat dan? In je onderzoeksplan had je hier misschien nog wat algemenere beschrijvingen voor, nu moet dat dus heel precies. Omdat het onderzoek nu helemaal is uitgevoerd, is de materiaal en methode niet meer in de toekomende tijd maar in de verleden tijd. Ook zijn de onderdelen die je misschien in het plan nog niet helemaal wist, of nog uit moest zoeken nu natuurlijk wel helemaal bekend. Alle unknowns zijn nu dus verdwenen. Als je in de materiaal en methode van je onderzoeksplan nog wat verantwoording had staan dan moet je daar nu kritisch naar kijken. De meeste verantwoording kan nu weg. Als verantwoording echt nog belangrijk lijkt, dan kun je daar ook in de discussie op terugkomen. In het hoofdstuk discussie heb je nog uitgebreid de gelegenheid om de beperkingen van de gekozen methode te bediscussiëren of te rechtvaardigen, mocht dat nodig zijn. Resultaten staan in principe niet in de materiaal en methode, maar in uitzonderlijke gevallen moet je toch wat vermelden omdat het resultaat van het eerste experiment de behandeling bij het tweede experiment bepaald. Hou het dan heel beperkt en neutraal: Voorbeeld: “Op basis van de resultaten uit het pilot experiment is 10 ml water gebruikt. ” 3.5. Resultaten Het doel van de resultaten sectie is om aan de hand van tekst, figuren en tabellen de lezer mee te nemen door de resultaten die je verkregen hebt naar aanleiding van het onderzoek dat je volgens je materiaal en methodes hebt uitgevoerd. De tekst die je schrijft, dient er voor om de lezer te verwijzen naar een tabel of grafiek en de lezer te wijzen op de sleutelresultaten die in de betreffende grafiek of tabel staat. Je behandelt in de tekst dus niet alles wat je kunt zien in de grafiek of figuur, maar wijst de lezer op de belangrijkste punten. In de tekst leg je de tabel of figuur verder niet uit en je herhaalt dus ook niet alle cijfertjes uit de tabel of figuur. Dus niet: “In figuur 1 staan de effecten van de behandelingen.” Dit is geen sleutelresultaat, en helpt de lezer niet om te zien wat nu de belangrijkste informatie in de grafiek is. Maar wel: “Toediening van steenmeel liet een significante verhoging van plantendiversiteit zien (Figuur 1)” 14 Je interpreteert de data verder niet, en probeert zo objectief mogelijk de uitkomsten van je onderzoek weer te geven. Je geeft dus niet aan of iets heel belangrijk, heel interessant of verrassend is. Ook vergelijk je het niet met eerdere onderzoeken. Dus zonder verder oordeel geef je de resultaten weer, maar door het benadrukken van de sleutelresultaten stuur je de lezer natuurlijk wel een bepaalde richting op. De statistiek die je hebt uitgevoerd is ondersteunend voor het bepalen van de sleutelresultaten. Trap niet in de valkuil om de statistiek zélf als sleutelresultaat te zien. De uitkomst van de statistische analyse komt ook niet in een aparte alinea maar is verwerkt in de tekst of in de tabellen en figuren die je hebt gemaakt voor het weergeven van je resultaten. Net als dat het niet gebruikelijk is om je ruwe resultaten mee te geven als bijlage, is het ook niet gebruikelijk om de output van je statistische programma bij te sluiten. Het ontbreken van significante effecten betekent niet dat je resultaten niet hoeft te presenteren: ook als verschillen niet significant zijn, kan het belangrijk zijn om te zien wat er uitgekomen is. Ook betekent het niet dat als je ergens een significant verschil hebt gevonden dat het meteen een sleutelresultaat is en dat je het in de tekst moet vermelden. Dus trap niet in de valkuil om álle significante verschillen te zien als sleutelresultaat en die te benadrukken in de tekst. Hou bij het bepalen van het sleutelresultaat ook steeds de onderzoeksvragen in je achterhoofd. Significantie kan op verschillende manieren worden weergegeven. Een mogelijkheid is om dat direct in je tabel of grafiek te verwerken, daarnaast kun je het ook in de tekst verwerken. Hierbij geef je ook het significantie niveau aan. In het biologische vakgebied zie je dat op twee verschillende manieren: de werkelijke p-waardes of gewoon aangeven dat de p-waarde lager is als een bepaald significantieniveau (meestal 0.05, 0.01 en 0.001). Als je maar één significantieniveau kiest dan kun je dat ook uitleggen in je M&M en hoef je hier alleen nog maar te zeggen dat het significant is. Een valkuil is dat het woord significant dan wel heel veel terugkomt en dat leest niet prettig. Als je de significanties al hebt aangegeven in je figuur of tabel, dan hoef je dat in de tekst niet te herhalen. In de resultatensectie kom je terug op alle data die je zegt dat je verzameld hebt in je materiaal en methodes. Er is dus een duidelijke link tussen de twee hoofdstukken. Dat betekent niet dat je alle gegevens even gedetailleerd hoeft uit te leggen of te laten zien in het hoofdstuk zelf. Sommige resultaten kunnen ook in een bijlage staan, vooral als ze min of meer hetzelfde laten zien. Voorbeeld: “De overige metingen lieten hetzelfde patroon zien (Bijlage 1)” Naast de data waarvan je in je M&M hebt gezegd dat je die zou verzamelen, vertel je in dit hoofdstuk ook nog resultaten die je niet van plan was te verzamelen maar die toch belangrijk zijn. Voorbeeld: “Vijf koeien werden tijdens het onderzoek gediagnosticeerd met uierontsteking”. Je was misschien niet van plan om de gezondheidsstatus van de koeien te monitoren, maar toch kan deze observatie van belang zijn, zeker als je 15 in je discussie hierop terug wilt komen. Alle resultaten waar je het in de discussie over wilt hebben (dus ook de resultaten die je niet van plan was te verzamelen) moet je hier behandelen. Onverwachte dingen zijn ook resultaten! De resultaten sectie moet redelijk onafhankelijk leesbaar zijn van de rest van je verslag. Je moet het dus zo opschrijven dat de lezer begrijpt waar het over gaat. Dat betekent niet dat je eerst je methode weer gaat herhalen, maar wel dat je het zo opschrijft dat de lezer het goed kan volgen. Probeer daarom het gebruik van codes of zelf verzonnen afkortingen te vermijden, die kan de lezer niet begrijpen zonder te gaan bladeren in de materiaal en methodes. Dus niet “Behandeling 1 resulteerde in ….” , maar wel “Toediening van steenmeel op de heide resulteerde in….” De structuur van de resultaten sectie is gebaseerd op de opbouw van je materiaal en methode hoofdstuk. De experimenten of waarnemingen die je als eerste hebt gedaan, worden dus ook als eerste in de resultatensectie behandeld. Het is dus ook logisch om kopjes uit het hoofdstuk materiaal en methodes terug te laten komen. Als je veel verschillende experimenten hebt gedaan, wordt het experiment dat als eerste in je M&M is uitgelegd, ook als eerste in dit hoofdstuk gepresenteerd. Foto’s worden alleen toegevoegd aan de resultaten als ze de beste manier zijn om het sleutelresultaat te benadrukken en als ze dus écht iets toevoegen. Een foto die alleen maar leuk of mooi is hoort niet thuis in een onderzoeksverslag. Grafieken en tabellen Tabellen en grafieken gebruik je alleen als je veel gegevens hebt: als je maar twee waardes hebt, is het niet nodig om daarvoor een grafiek te maken maar kun je dat ook gewoon in de tekst zeggen. Een grafiek kan heel onoverzichtelijk worden als je teveel gegevens in één grafiek probeert te verwerken, een tabel kan dan geschikter zijn. Onafhankelijk van de tekst moet je grafiek of tabel (inclusief het bijschrift) begrijpelijk zijn. Zorg dus voor een goed bijschrift, benoem duidelijk de assen en gebruik een begrijpbare legenda indien nodig. In de tekst verwijs je altijd naar álle tabellen, grafieken of bijlages. In je tabellen en grafieken presenteer je geen ruwe data. Je laat gemiddeldes zien met standaarddeviaties of standaardfouten. In het bijschrift van je grafiek maak je duidelijk of de foutbalken in de grafiek de standaarddeviaties of de standaardfouten zijn. Je kunt met kleine letters aangeven of bepaalde waardes in je grafiek of tabel significant van elkaar verschillen. Dat moet je dan toelichten in het bijschrift. Voorbeeld: Gemiddeldes met dezelfde letters zijn niet significant verschillend van elkaar (p<0.05). Zorg er voor dat je grafiek bij je data past en kies je grafiek op zo’n manier dat het sleutelresultaat wat je wilt laten zien, wordt benadrukt. Gebruik dus geen staafdiagram als je het verloop over de tijd wilt laten zien. 16 Al je grafieken en tabellen in je verslag moeten dezelfde lay-out hebben: dezelfde lettertypes en hetzelfde kleurengebruik. We raden daarom aan om voor je grafieken Excel te gebruiken en niet rechtstreeks grafieken vanuit je statistische programma in je rapport te zetten. In Excel kun je het zo aanpassen dat het lettertype overeenkomt met de rest van je document. Een tabel kun je het beste gewoon in je word document maken. Zorg er voor dat je grafiek volledig is: dus zorg dat de x-as en de y-as benoemd zijn. Zorg er voor dat de xas en y-as zichtbaar zijn en dat ze onderverdeeld zijn met maatstreepjes aan de buitenkant van de as. Houdt de grafieken in je verslag zakelijk. Pas op met kleurgebruik en maak er geen kermis van. Indien mogelijk kies je kleuren die je resultaten ondersteunen. Bijvoorbeeld blauw voor een lage temperatuur, rood voor een hoge temperatuur. Gebruik geen 3D-effecten als je geen drie dimensionale grafiek hebt. 3D-effecten maken de grafiek moeilijker leesbaar. Tabellen hebben altijd het tabelnummer en het bijschrift boven de tabel, bij figuren (ook grafieken zijn figuren) bevindt het figuurnummer en het bijschrift zich altijd onder de figuur. 3.6. Discussie & Conclusie Het doel van het hoofdstuk discussie is je onderzoeksvragen te beantwoorden aan de hand van de sleutelresultaten én de literatuur. Daarnaast bespreek je ook andere opvallende dingen en nieuwe vragen die nog open staan. Uiteindelijk leidt dat dan tot een eindconclusie en aanbevelingen. Net als bij andere hoofdstukken is de structuur van je discussie erg belangrijk. Je volgt hier niet meer de structuur van de materiaal en methodes of resultatensectie, en je gaat dus niet de experimenten en waarnemingen één voor één bediscussiëren. Je bekijkt je onderzoek van een afstand en bediscussieert wat belangrijk is. Net als bij de inleiding schrijf je nu veel meer een verhaal, met duidelijke links tussen de alinea’s en uiteindelijk uitmondend in de belangrijkste conclusie en aanbevelingen. Ook dit hoofdstuk moet redelijk onafhankelijk leesbaar zijn van de andere hoofdstukken, dus vermijd afkortingen die de lezer niet kan begrijpen. Zie hiervoor ook het hoofdstuk over het schrijven van de resultaten. Je vergelijkt in de discussie je eigen resultaten met resultaten uit ander onderzoek. Je moet dat dan wel zo opschrijven dat altijd duidelijk is of je het over de resultaten uit je eigen onderzoek hebt of de resultaten uit een bron. Voordat je begint te schrijven, bedenk je de punten die je wilt gaan behandelen. Een tip is om gedurende het onderzoek al die punten op te schrijven die je misschien zou willen gaan bediscussiëren. Ook de punten die je in de literatuur vindt en waar je op terug zou komen schrijf je dan op, met de bron. Al deze punten kun je dan vervolgens verwerken in een schrijfplan. Probeer per alinea je te beperken tot één discussiepunt of boodschap aan de lezer, die leidt tot één deelconclusie of advies. 17 In het hoofdstuk discussie ga je meestal dieper op de stof in dan in de inleiding. Je wilt herhaling met de inleiding vermijden, dus het zou kunnen dat je bepaalde onderwerpen of de diepgang bij een bepaald onderwerp die je bij het onderzoeksplan in de inleiding nog wel had, nu uit de inleiding hebt gehaald om daar uitgebreid in de discussie op terug te komen. Vaak wordt de discussie begonnen met het allerbelangrijkste resultaat, en dat vergeleken met wat al bekend is in literatuur: het allerbelangrijkste resultaat is meestal het antwoord op het hoofddoel van je onderzoek. De literatuur die je er dan bij betrekt kan literatuur zijn die jouw resultaat tegenspreekt, en dan kun je bediscussiëren waarom, of juist jouw resultaat bevestigt, en dan kun je ook uitleggen waarom dat is. De literatuur die je hierbij betrekt, kan best over een ander organisme gaan of over een ander type gebied. De parallellen die je daarbij trekt of tegenstellingen die je daar bij vindt, kunnen met de juiste verklaring je resultaat versterken. Kijk in de discussie ook naar de betekenis van je resultaat buiten het directe doel van je onderzoek. Je bekijkt je onderzoek van een afstand, met een helicopterview. Als je een onderzoek hebt gedaan naar welzijn van kippen, kun je ook parallellen trekken met welzijn bij andere landbouwhuisdieren. De resultaten van een project in de Bossche Broek kunnen van belang zijn voor alle beheerders van natuurterreinen of landbouwgebieden. Probeer dus vooral breed te kijken in dit hoofdstuk. Vermijd te veel herhaling van je resultaten in dit hoofdstuk. In dit onderdeel van je verslag gebruik je vooral samenvattende resultaten en p-waardes zijn niet meer van belang, pas ook op met de andere getallen. Vaak is het nu voldoende te zeggen dat er een duidelijk effect was (of geen effect) zonder de bijbehorende waardes. Pas als een bepaalde waarde ook echt een discussiepunt is, benoem je die waarde. Het is niet gebruikelijk om in de discussie nog te verwijzen naar grafieken/tabellen/bijlages met resultaten. Je wilt een verhaal vertellen en de verwijzingen leiden af van het verhaal. In dit hoofdstuk mag je geen nieuwe resultaten introduceren. Alle resultaten die je bespreekt moeten al in het hoofdstuk resultaten genoemd worden. Onverwachte dingen die gebeurd zijn tijdens het uitvoeren van het onderzoek zijn óók resultaten. Een beginnersfout bij het schrijven van de discussie is om in dit hoofdstuk alleen maar te bespreken wat er fout is gegaan in het onderzoek en wat beter had gekund, met als belangrijkste conclusie: er moet meer onderzoek gedaan worden. In dit type discussie wordt eigenlijk vooral het eigen onderzoek onderuit gehaald, waardoor het geheel heel onbetrouwbaar over komt. Onderzoek is nooit perfect, en je weet pas echt hoe je het had moeten doen nadat het onderzoek is afgelopen, maar dat betekent niet dat dan nu geen conclusies kunt trekken. Eventuele fouten hoef je eigenlijk alleen te bespreken in dit hoofdstuk als je verwacht dat het effect op de onderzoeksresultaten heel groot zal zijn. Als je geen groot effect op de onderzoeksresultaat verwacht, kun je het laten bij het vermelden in de resultatensectie. 18 Als het van belang is, kun je wel je onderzoeksstrategie bespreken: is de gekozen methode van onderzoek inderdaad de juiste voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag of zitten er beperkingen aan? Wat zijn die beperkingen en hoe moet je dus de uitkomst van je onderzoek relativeren? Op basis hiervan kun je dan ook een advies uitbrengen over de gekozen methode. De laatste alinea van de discussie bevat de belangrijkste conclusies en aanbevelingen op basis van wat je eerder in dit hoofdstuk besproken hebt aan de hand van je eigen resultaten én de literatuur. Je haalt in deze alinea verder geen literatuur meer aan. Zorg er voor dat je in deze alinea duidelijk bent over wat de opdrachtgever hier mee kan. Het is geen herhaling van alle deelconclusies en aanbevelingen die je al hebt verwerkt in de discussie, maar het slotakkoord, waarbij je de allerbelangrijkste conclusies en aanbevelingen samenvat in een krachtige eindconclusie. 19 4. Literatuurverwijzingen Het doel van literatuurverwijzingen is dat de lezer kan zien uit welke bron je bepaalde informatie hebt gehaald, en vervolgens die bron op kan zoeken voor controle, verduidelijking of extra informatie. De literatuurlijst geeft de volledige informatie over de gebruikte bron, terwijl in de tekst alleen genoeg informatie staat om de verwijzing in de literatuurlijst op te zoeken. Er zijn veel manieren om met literatuurverwijzingen om te gaan in een onderzoeksverslag of wetenschappelijk artikel. De wijze van citeren en het maken van een literatuurlijst zoals beschreven in dit document is een synthese van de meest gebruikte vormen binnen de biologie. Andere manieren zijn niet noodzakelijk fout, maar als je kiest voor een iets andere wijze dan is het vooral belangrijk dat je heel consequent bent. Bijvoorbeeld: Kies je voor ‘en’ in plaats van ‘&’ in je literatuurlijst, dan moet je dat bij ál je bronnen toepassen. Harde regel: Consequent zijn! Harde regel: Alle verwijzingen in de tekst moeten ook in de literatuurlijst staan, behalve persoonlijke mededelingen. Harde regel: Naar alles wat in de literatuurlijst staat moet in het document verwezen worden. Dus in de literatuurlijst mogen geen bronnen staan waar niet naar verwezen wordt in je document. 4.1. Plagiaat Als je informatie uit andere bronnen gebruikt is er altijd gevaar voor plagiaat, je moet dat te allen tijde voorkomen. Plagiaat kan reden zijn om je van de opleiding te verwijderen! Plagiaat voorkomen doe je door de informatie uit de bronnen in je eigen woorden weer te geven (parafraseren) en te verwijzen naar de bron. Letterlijk citeren kán wel, maar dan gebruik je aanhalingstekens om het begin en einde van je letterlijke citaat weer te geven. Letterlijk citeren pas je maar heel spaarzaam toe, en in het biologisch vakgebied komt het weinig voor. Voorbeeld letterlijk citaat: “Natural Selection almost inevitably causes much Extinction of the less improved forms of life and induces what I have called Divergence of Character.” (Darwin 1861) Voorbeeld gebruik bronnen in eigen woorden: Natural selection is a source of variation in organisms (Darwin 1861). 20 4.2. Originele bron Vaak zie je interessante informatie in een artikel wat de auteurs zelf weer uit een ander artikel hebben gehaald. Informatie uit bronnen wordt echter vaak op een andere manier geïnterpreteerd dan het bedoelt is door de auteurs. Het is dan ook altijd de bedoeling dat je naar die originele bron gaat, zodat je weet wat er werkelijk in die bron staat. In uitzonderlijke gevallen lukt het niet om naar de originele bron te gaan, als de bron bijvoorbeeld heel oud is, in dat geval moet je beide bronnen citeren in de tekst, maar alleen de bron die jezelf gezien hebt komt in je literatuurlijst. Voorbeeld: (Linneaus 1729, in: Maxted et al. 1997) 4.3. Persoonlijke mededelingen Soms heb je geen literatuurverwijzing maar heb je bepaalde informatie gekregen via een mondelinge bron of via een e-mailtje. Mondelinge bronnen en e-mailtjes horen niet in de literatuurlijst (want die kun je toch niet in de bibliotheek op gaan zoeken), maar je verwijst er wél naar in de tekst. Probeer mondelinge bronnen zoveel mogelijk te vermijden. Als iets tegen je verteld wordt, probeer daar dan vooral een schriftelijke bron voor te vinden, echter soms kun je het niet vermijden omdat er geen schriftelijke bron van is. Voorbeelden: In 2013 is één keer een gestreepte salamander in het gebied gesignaleerd (M. C. de Graaf, Pers. Comm.). This event was also noticed independently during a morphological examination of the same material (M. van de Wouw, Pers. Comm.). Let op!: Bij persoonlijke mededelingen gebruik je ook de initialen van de persoon, bij andere verwijzingen in de tekst doe je dat niet! 4.4. Bronverwijzingen in de tekst Één auteur: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (Borghuis 2012). Twee auteurs: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (van de Wouw & Joosten 2012). Meer dan twee auteurs: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (Borghuis et al. 2012). Twee publicaties van dezelfde auteurs: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (Borghuis et al. 2012, 2013). 21 Twee publicaties van verschillende auteurs: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (Borghuis et al. 2012; Borghuis & Joosten 2013). Let op!: “et al.” is een afkorting van het latijnse “et alii”. Daarom zit er geen puntje achter ‘et’, maar wel een puntje achter ‘al.’ Let op!: Als je meerdere publicaties citeert, is het gebruikelijk om dit in volgorde van jaartal te zetten, en de publicaties horen tussen dezelfde haakjes. Let op!: De literatuurverwijzing hoort bij de zin, en de punt komt dus pas ná de literatuurverwijzing. Let op!: Als je meerdere literatuurverwijzingen hebt van dezelfde auteur(s) in het zelfde jaar, dan onderscheid je die door een letter achter het jaartal te zetten. In de literatuurlijst zet je dan ook dezelfde letter achter het jaartal. Voorbeeld: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (Borghuis et al. 2012a, 2012b). Het is ook mogelijk om de literatuur verwijzing meer te verweven in de tekst: aanbevolen wordt om dit niet te vaak gebruiken en vooral af te wisselen met de voorgaande manier. In dit geval zal alleen het jaartal tussen haakjes staan. Voorbeelden: De methode ontwikkeld door Clerkx et al. (2008) zal in dit onderzoek met enkele aanpassingen gebruikt worden. In her research on pigs Van Erp (2012) noticed the same behaviour patterns as was found in this research. Bij bronverwijzingen in de tekst maakt het niet uit welk type bron je citeert. Voor websites, boeken en artikelen gebeurt het allemaal op dezelfde manier. Alleen voor persoonlijke mededelingen gebeurt het op een andere manier, zoals eerder is uitgelegd. Ook als je een figuur, foto of kaart gebruikt uit een andere bron moet je naar de bron verwijzen. Mocht je de figuur aangepast hebben dan zet je voor de bron: “naar” Voorbeeld: naar Bakermans et al. 2017. 4.5. Literatuurlijst Maak één literatuurlijst met alle bronnen waarnaar je verwijst in je document. Dus niet een aparte lijst voor boeken, artikelen en websites. Het is de bedoeling dat de lezer makkelijk de bron kan vinden in de literatuurlijst: zet de bronnen op volgorde van de achternaam van de eerste auteur, vervolgens achternaam van de tweede auteur etc. Zijn er meerdere bronnen met dezelfde auteur(s) zet die dan op volgorde van jaartal. Zijn er meerdere bronnen met auteurs met dezelfde achternaam zet die dan op volgorde van initialen. 22 De belangrijkste type bronnen in de literatuurlijst zijn artikelen uit tijdschriften, boeken, hoofdstukken uit boeken die samengesteld zijn door editors, en websites. Het format voor eventuele andere type bronnen zijn hiervan afgeleid. Voor de auteurs gebruik je in de literatuurlijst geen ‘et al.’ , maar vermeld je alle auteurs, inclusief initialen. Alleen als het meer dan 10 auteurs zijn kun je na de 10e auteur “et al. “ gebruiken. De volgorde van de auteurs is dezelfde als de volgorde van de auteurs zoals aangegeven bij het artikel. Let op!: Achternamen die uit meerdere delen bestaan kun je het beste als één geheel zien, en op basis daar van op alfabetische volgorde zetten. Je gebruikt bijvoorbeeld “van de Wouw” en niet “Wouw, van de” zoals je in Nederlandstalige documenten soms ziet. Niet altijd lukt het om de complete informatie van een bron te verkrijgen. Als de auteur(s) niet bekend zijn dan kun je als auteur “Anoniem” gebruiken. Als het jaartal niet bekend is dan wordt vaak (z.d.) gebruikt, dit is een afkorting voor ‘zonder datum’. Als er heel veel niet bekend is van een bron dan moet je je wel afvragen of het wel een betrouwbare bron is en misschien kun je beter op zoek gaan naar een alternatieve bron. 4.6. Artikelen uit tijdschriften Standaard format: Achternaam van Auteur(s) en initialen (Jaartal). Titel van het artikel. Titel van het tijdschrift. Volume nummer: Eerste en laatste pagina nummers van het artikel. Voorbeelden: Line, M.A. (1988). Microbial flora of some soils of Mawson Base and the Vestfold Hills, Antarctica. Polar Biology 8: 421-427. Kappor, H.C., Srivastava, V.K. and Gupta, Y.P. (1972). Estimation of methionine in black gram (Phaseolus mungo Roxb.) and soybean (Glycine max L.). The Indian Journal of Agricultural Science 42: 296-299. Tip: Schrijf de tijdschriftnaam voluit en gebruik geen afkortingen. Je mág wel afkortingen gebruiken, maar dan moet je dat consequent bij álle tijdschriften doen en ook de officiële lijsten met afkortingen gebruiken: je mag de afkortingen niet zelf verzinnen. Tip: Vaak zie je na het volume nummer ook nog het issue nummer tussen haakjes. Als je dit doet moet je consequent zijn en het voor alle referenties doen. Tip: DOI (Digital Object Identification) nummers komen steeds vaker voor, en als je die zou willen gebruiken, komt het DOI nummer ná de paginanummers. Je haalt je wel extra werk op de hals, want dan moet je voor álle gebruikte artikelen controleren of er een DOI nummer is. 23 4.7. Boeken Standaard format: Auteur(s) met initialen (jaartal). titel van het boek, eventueel ondertitel, rapport nummer of rapport type. Uitgever, plaats van uitgifte, totaal aantal pagina’s. Voorbeelden: Nei, M. & Kumar, S. (2000). Molecular evolution and phylogenetics. Oxford University Press, New York, 333 p. Rousset, F. (2004). Genetic structure and selection in subdivided populations, Monographs in population biology no 40. Princeton University Press, Princeton, 264 p. Let op!: De auteur van een boek (of rapport of website) kan ook een organisatie zijn, als er verder geen auteurs genoemd worden. Vaak is de uitgever dan hetzelfde als de organisatie die het geschreven heeft. Het is dan gebruikelijk om de afkorting van de organisatie te gebruiken als auteur, tenminste als dat een veelgebruikte afkorting is. Voorbeelden: FAO (2015). Coping with climate change – the roles of genetic resources for food and agriculture. FAO, Rome, 110 p. 4.8. Hoofdstukken uit boeken die samengesteld zijn door editors Bij gewone boeken verwijs je naar het hele boek, bij boeken die samengesteld worden door editors heeft elk hoofdstuk andere auteurs en verwijs je naar het hoofdstuk. Standaard format: Auteur(s) van het hoofdstuk met initialen (jaartal). titel van het hoofdstuk. In: Editor(s) met initialen (Ed. Of Eds.) Titel van het boek. uitgever, plaats van uitgifte: eerste en laatste paginanummer van het hoofdstuk Voorbeelden: Van de Wouw, M., Enneking, D., Robertson, L.D. & Maxted, N. (2001). Vetches (Vicia L.) In: Maxted, N. & Bennett, S. J. (Eds.) Plant genetic resources of legumes in the Mediterranean. Kluwer, Dordrecht: 132-157. Hamon, S., Noirot, M. & Anthony, F. (1995). Developing a coffee core collection using the principal components score strategy with quantitative data. In: Hodgkin, T., Brown, A.H.D., van Hintum, T.J.L & Morales, E.A.V. (Eds.) Core collections of plant genetic resources. IPGRI, Rome: 117-126. 24 4.9. Websites Probeer het gebruik van websites zoveel mogelijk te vermijden! De informatie op websites wordt vaak slecht gecontroleerd en is daarom ook vaak ook niet betrouwbaar. De meeste informatie van websites is gebaseerd op informatie uit schriftelijke bronnen en gebruik dus die schriftelijke bronnen. Raadpleeg voor algemene informatie over een onderwerp een boek en zeker niet Wikipedia. Kijk in ieder geval heel kritisch naar de website voordat je de website gebruikt als bron. Bij wetenschappelijke artikelen zie je maar heel zelden een verwijzing naar een website. Let op!: Een bron die je vindt op internet is niet automatisch een website: je vindt op internet ook de artikelen uit tijdschriften, digitale folders, rapporten, boeken etc. Een pdf file is zeker geen website! In deze gevallen moet je een keuze maken uit eerdergenoemde vormen van bronvermelding. Een website is vaak moeilijk te citeren. Probeer eerst te kijken of je een auteur kunt vinden. Vaak staat onder aan de pagina wel door wie het copyright wordt geclaimd met een jaartal er naast, dat kun je dan gebruiken als auteur en jaartal. Nieuwsberichten hebben vaak een datum (dus jaartal!) en eigen auteur. Kun je nergens een jaartal vinden gebruik dan het jaar van raadpleging. Standaard format: Auteur(s) met initialen (jaartal). Titel., http link, datum geraadpleegd. Voorbeelden: Bejo Zaden (2015). Assortiment. http://www.bejo.nl/nl/assortiment Retrieved : 10-4-2015. Natuurmonumenten (2015). Nieuwkoopse plassen. http://www.natuurmonumenten.nl/nieuwkoopse-plassen Retrieved: 16-3-2015. Let op! Gebruik voor de weblink de simpelste link die je naar de juiste pagina leidt. Dus niet: https://www.natuurmonumenten.nl/?gclid=CjwKEAjw9bKpBRDgeiF8OHz4EcSJACO4O7TwZGpDoyrbEtn5tRuc4JOMOZ09dZBAVAzNn7L0M7LnBoC EoDw_wcB Maar wel: http://www.natuurmonumenten.nl 4.10. Thesis, scriptie etc. Het format is gebaseerd op het format voor een boek. Als ondertitel staat er dan bij dat het om een scriptie of thesis gaat en voor welke academische graad en de uitgever is in dit geval de universiteit. Voorbeeld: 25 Cadena-Cárdenas, L. (2001). Biología reproductiva Carcharhinu falciformis (Chondrichthyes: Carharhiniformes: Carcharhinidae) en el Golfo de California. BSc Thesis, Departamento de Biologia Marina, Universídad Autónoma de Baja California Sur, La Pax, Mexico, 66 p. 4.11. Software Het format is gebaseerd op het format voor een boek, met als extra toevoeging het versienummer van de software, en zonder paginanummers natuurlijk! Voorbeeld: Rohlf, F.J. (1997). NTSYSpc: numerical taxonomy system, version 2.01. Exeter Publishing, Setauket, NY. 4.12. Electronisch Nieuwsbericht Het format is gebaseerd op dat van een website, afhankelijk waar het nieuwsbericht vandaag komt. Voorbeeld: Kramer, J. (2015). Duikende Reuzenstern tijdens broedvogeltelling. Nieuwsbericht 14 April 2015. https://www.sovon.nl/nl/actueel/nieuws/duikendereuzenstern-tijdens-broedvogeltelling. 26