Uploaded by M

Handleiding onderzoeksverslaglegging 2018

advertisement
Onderzoeksverslaglegging
Het schrijven van een onderzoeksplan en rapport
2018
Mark van de Wouw
1
Voorwoord
De richtlijnen in dit document zijn gebaseerd op wat gebruikelijk is in het
biologische vakgebied. De meeste wetenschappelijke artikelen in de biologisch
gerelateerde wetenschappen volgen hetzelfde stramien als het
onderzoeksrapport zoals dat hier beschreven staat. Hoewel we hier de meest
gebruikelijk wijze volgen, zijn er veel varianten op en het kan zijn dat
bijvoorbeeld een stagebieder je een andere variant wil laten schrijven. Een
andere indeling van je rapport is niet meteen fout, maar als je afwijkt van de
richtlijnen in dit document, overleg dan altijd eerst met je begeleider!
Door je verslagen op deze manier te schrijven, wordt het vanzelf ook steeds
makkelijker om snel iets terug te vinden in een wetenschappelijk artikel. Juist als
HBO-er moet je ook goed de weg kunnen vinden in de wetenschappelijke
literatuur om de vertaalslag te maken naar de praktijk.
In dit document wordt het schrijven van het onderzoeksplan, het
onderzoeksrapport en het maken van de literatuurlijst besproken. Je hebt
daarnaast nog andere typen rapporten, zoals bijvoorbeeld adviesrapporten. Een
onderzoeksrapport wordt dan vaak als bijlage gebruikt.
Feedback op dit document wordt altijd gewaardeerd,
Mark van de Wouw
2
Inhoud
1.
Algemeen ......................................................................................... 4
2.
Onderzoeksplan ................................................................................. 6
2.1.
Voorwoord ................................................................................... 6
2.2.
Inhoudsopgave ............................................................................ 6
2.3.
Inleiding ...................................................................................... 6
2.4.
Materiaal en Methode .................................................................... 8
2.5.
Planning en organisatie ............................................................... 10
2.6.
Begroting .................................................................................. 11
2.7.
Bijlages ..................................................................................... 11
3.
Onderzoeksrapport ........................................................................... 12
3.1.
Voorwoord ................................................................................. 12
3.2.
Samenvatting ............................................................................ 12
3.3.
Inleiding .................................................................................... 13
3.4.
Materiaal en Methode .................................................................. 13
3.5.
Resultaten ................................................................................. 14
3.6.
Discussie & Conclusie .................................................................. 17
4.
3
Literatuurverwijzingen ...................................................................... 20
4.1.
Plagiaat ..................................................................................... 20
4.2.
Originele bron ............................................................................ 21
4.3.
Persoonlijke mededelingen .......................................................... 21
4.4.
Bronverwijzingen in de tekst ........................................................ 21
4.5.
Literatuurlijst ............................................................................. 22
4.6.
Artikelen uit tijdschriften ............................................................. 23
4.7.
Boeken ..................................................................................... 24
4.8.
Hoofdstukken uit boeken die samengesteld zijn door editors ............ 24
4.9.
Websites ................................................................................... 25
4.10.
Thesis, scriptie etc. ..................................................................... 25
4.11.
Software ................................................................................... 26
4.12.
Electronisch Nieuwsbericht .......................................................... 26
1. Algemeen
Wil je serieus genomen worden, dan is het uiterlijk van je rapport van groot
belang. Het moet goed vormgegeven zijn, het moet er verzorgd uit zien en het
moet natuurlijk taal technisch in orde zijn. Bij een slordig rapport wordt de
inhoud ook automatisch slechter gewaardeerd en niet altijd geloofd.
Zorg ervoor dat je een spellingschecker gebruikt, maar laat je spellingschecker
het niet automatisch verbeteren: kijk goed of het inderdaad wel op de
gesuggereerde manier verbeterd moet worden. Vooral met technische vaktermen
kan een spellingschecker nog wel eens moeite hebben. Een spellingschecker
haalt ook niet alle fouten eruit, dus je moet het ook zelf heel zorgvuldig
doorlezen. Voor het uitschrijven of juist niet uitschrijven van kleinere gehele
getallen (onder de tien of twintig) wordt heel verschillend gedacht. Het is het
belangrijkste dat je hier consequent in bent, dus niet in het ene stuk schrijven
“vijf” en in het stuk erna “5”.
Het is een professioneel rapport, dus het moet zakelijk geschreven worden. In
het Nederlands is het niet gebruikelijk om dan de ‘ik’ of ‘wij’ vorm te gebruiken.
In het Engels zie je dat juist wél vaak. Te lange en warrige zinnen moeten
natuurlijk vermeden worden en gebruik geen moeilijke woorden als dat niet
nodig is.
Een consequente lay-out is ook van belang voor een professionele uitstraling.
Juist bij rapporten waar meerdere personen aan schrijven gaat dat vaak mis.
Lettertypes, regelafstanden, vormgeving van alinea’s en kopjes kunnen dan gaan
variëren. Dat ziet er slordig uit. Doe voordat je het rapport afrondt nog een
eindredactie om de lay-out helemaal uniform te krijgen.
De voorkant van je rapport moet uitnodigen om verder te lezen, een foto kan
daarbij helpen. Op de voorkant staat verder de titel, eventueel een ondertitel,
het type rapport (is het een onderzoeksplan of een onderzoeksrapport of
misschien nog iets anders?) en natuurlijk de auteurs. De titel mag aantrekkelijk
en leuk zijn, maar zorg dan voor een zakelijke ondertitel zodat de lezer ook kan
lezen waar het rapport écht over gaat.
De eerste pagina van je rapport is de titelpagina. Een titelpagina is gedeeltelijk
een herhaling van de voorkant, maar zonder foto of afbeelding. Op deze pagina
kun je nog wat meer informatie kwijt: de organisatie waar je het onderzoek voor
uitvoert en de organisatie waar je zelf toe behoort (HAS Hogeschool). Het jaartal
of datum komt terug op deze pagina en eventueel de plaats waar het geschreven
is. Pas op met het gebruik van het logo van de opdrachtgever, het is geen
officieel goedgekeurd rapport van de organisatie van de opdrachtgever en
daarom stellen niet alle organisaties het op prijs als hun logo gebruikt wordt.
Voor een dik rapport is een inhoudsopgave belangrijk, als het om een wat
dunner verslag (dat sterk lijkt op een wetenschappelijk artikel) met alleen de
standaardhoofdstukken dan kan het eventueel weg gelaten worden. Gebruik de
automatische inhoudsopgave vanuit je wordprocessing programma, en probeer
4
er voor te zorgen dat de inhoudsopgave op één pagina past, door alleen de
hoofdkoppen en één niveau daaronder in de inhoudsopgave te zetten.
Zorg er voor dat de naam van het bestand duidelijk en onderscheidend is.
Dus niet: onderzoeksplan_definitief.doc, dit zou toepasbaar zijn op elk
onderzoeksplan en is dus niet onderscheidend.
5
2. Onderzoeksplan
Het doel van een onderzoeksplan is om aan de opdrachtgever te laten zien dat je
goed hebt nagedacht over wat je gaat doen. Je laat zien dat je weet wat er al
bekend is over het onderwerp en je laat zien dat de aanpak en planning reëel en
overtuigend is. Kortom: het doel van het onderzoeksplan is vertrouwen geven
aan de opdrachtgever en de opdrachtgever te overtuigen dat dit voorstel de
beste kans geeft op een oplossing voor zijn probleem of vraag.
“Jullie idee en onderzoek is bij ons in goede handen”.
Er zijn veel manieren om een onderzoeksplan of plan van aanpak vorm te geven,
maar eigenlijk komen de verschillende onderdelen zoals hieronder beschreven
altijd terug in een onderzoeksplan.
De standaard onderdelen die terugkomen in je onderzoeksplan zijn: evt
Voorwoord, Inhoudsopgave, Inleiding, Materiaal en Methode, Planning en
Organisatie, Literatuurlijst, evt Begroting, evt Bijlages
2.1. Voorwoord
Het eventuele voorwoord is maar heel kort. In het voorwoord leg je uit in welk
kader het onderzoek/project wordt uitgevoerd en wie de opdrachtgever is. Mocht
je gebruik maken van hoofdstuknummering, dan hoort het voorwoord daar niet
bij. Het voorwoord wordt dus nooit genummerd.
2.2. Inhoudsopgave
Gebruik de automatische inhoudsopgave vanuit je wordprocessing programma.
De hoofdkopjes moeten in ieder geval in de inhoudsopgave terecht komen, de
subkopjes eventueel ook, maar als daar nog een verdere onderverdeling bij is, is
het misschien niet meer nodig om die ook in de inhoudsopgave terecht te laten
komen. Je wilt namelijk vermijden dat je een hele lange inhoudsopgave verspreid
over meerdere pagina’s krijgt. Een hele lange inhoudsopgave is niet meer
overzichtelijk en maakt het weer moeilijk om iets te vinden. De onderdelen van
je verslag die vóór de inhoudsopgave te vinden zijn, zoals voorwoord, horen niet
thuis in de inhoudsopgave.
2.3. Inleiding
De inleiding is een belangrijk hoofdstuk, hierin laat je zien dat je het onderwerp
goed begrijpt en dat je snapt waarom het belangrijk is om juist dat te
onderzoeken wat jullie van plan zijn te doen. Je neemt de lezer mee in je verhaal
en stuurt de lezer zo dat jullie experimenten en aanpak de beste manier lijkt om
het probleem te onderzoeken. Je laat zien dat je op de hoogte bent van de
recente ontwikkelingen in het vakgebied, je laat zien wat er al bekend is van
6
jullie onderwerp en waar nog de gaten in de kennis zitten. Hierbij gebruik je veel
bronnen van een wetenschappelijk niveau. Het gat in kennis gaan jullie dan met
jullie onderzoek proberen op te lossen.
Er zijn veel manieren om een inleiding te schrijven. Bij Toegepaste Biologie
hanteren we de aanpak van de inleiding die je ook meestal in de
wetenschappelijke artikelen in het biologische vakgebied ziet. De inleiding is dan
één verhaal, zonder tussenkopjes, waarbij je breed begint en uiteindelijk bij je
eigen onderzoek eindigt. We noemen dit de trechterstructuur. De verschillende
alinea’s zijn duidelijk met elkaar verbonden en je zorgt voor natuurlijke
overgangen tussen de alinea’s.
De eerste alinea of eerste twee alinea’s van je inleiding zijn het begin van de
trechter waarbij je de aanleiding van je onderzoek beschrijft. Hierbij beschrijf je
wat het probleem is en waarom het belangrijk is. Je begint dus heel breed, maar
zorg ervoor dat het nog wel relevant voor je onderzoek is. De eerste alinea is
uitnodigend om verder te lezen. Als het te specifiek is, haken lezers misschien al
snel af: een lezer is misschien wel geïnteresseerd in natuurontwikkeling, maar
als je het meteen alleen over de Bossche Broek hebt, zien ze al snel de
relevantie voor zichzelf niet meer.
In de volgende alinea’s, het grootste deel van de inleiding, ga je aan de hand
van literatuur verder afbakenen. Wat is al bekend over je onderwerp, wat is
juist niet bekend of zijn de beperkingen aan deze kennis, en wat moet je
daarom doen?
Let op dat je op het juiste niveau van de lezer zit. Omdat je de inleiding
(meestal) voor mede biologen schrijft, hoef je basisbegrippen niet uit te leggen.
Beperk je ook tot die dingen die relevant zijn voor je eigen onderzoek. Je hoeft
niet de hele levenscyclus van een organisme uit te leggen als je daar verder niets
mee doet in je onderzoek. Je hebt die informatie wel zelf nodig om het
onderwerp te begrijpen, maar dat betekent niet dat je alles op hoeft te schrijven.
Van alle informatie die je verzamelt en leest voor je onderzoek komt uiteindelijk
maar een klein deel ook echt terecht in je rapport of plan. Zorg ervoor dat je ook
in dit onderdeel van je inleiding de trechterstructuur in de gaten houdt. Dus: een
algemeen stuk over welzijn bij landbouwhuisdieren komt voor een stuk over
welzijn bij kippen.
In de laatste alinea ga je pas refereren aan je eigen onderzoek. Als het goed
is, is je verhaal zo geschreven dat het nu heel logisch is dat je juist dit onderzoek
gaat doen. Je hebt hier dan nu ook geen literatuur meer nodig. In deze laatste
alinea leg je uit wat je gaat onderzoeken en hoe je dat aan gaat pakken.
De onderzoeksvraag staat dus ook in deze alinea, vaak wordt de
onderzoeksvraag niet als vraag geformuleerd, maar gewoon in een lopende zin.
Dus: “In dit onderzoek wordt getest of toevoeging van vitamine C aan het
voedsel een verhoging van de eiproductie laat zien”. Dit geeft dezelfde informatie
als deze onderzoeksvraag: “Zorgt het toevoegen van vitamine C aan het voedsel
voor een verhoging van de eiproductie?” Maar ook als hypothese: “In dit
onderzoek testen we de hypothese dat een toevoeging van vitamine C aan het
voedsel leidt tot een verhoging van de eiproductie”. Drie verschillende manieren
7
om hetzelfde te laten zien. Om het als vraag te stellen wordt niet aangeraden,
omdat dat de flow uit het verhaal kan halen, vooral als je meerdere vragen en
deelvragen hebt.
In dezelfde alinea zet je ook kort iets over je aanpak, met de nadruk op kort. De
details staan verder allemaal in het hoofdstuk Materiaal en Methode, dus dat
hoef je hier echt niet te doen. Vaak volstaan één of twee zinnen om iets te
zeggen over je aanpak en soms is een bijzin al voldoende. Dat noemen we de
onderzoeksstrategie.
2.4. Materiaal en Methode
De materiaal en methode (M&M) moet vergeleken met de inleiding veel
compacter geschreven worden. Het is geen ‘leuk’ verhaal, maar een zakelijke en
korte beschrijving over hoe je je onderzoek gaat aanpakken. De omvang van je
onderzoek wordt hier ook duidelijk.
De lezer wil in de materiaal en methode snel iets kunnen terugvinden. Een juiste
structuur met het gebruik van kopjes kan hier heel erg bij helpen. Zorg er dan
wel voor dat de kopjes informatief zijn, en de lezer helpt om te begrijpen wat in
die paragraaf staat. Dus niet als kopje “Experiment 1”. De lezer heeft geen idee
wat experiment 1 is zonder het hele verslag te lezen. Een kopje als: “Testen van
schimmel inoculatie methodes” is al veel duidelijker voor de lezer. Het is een
kopje, dus het moet natuurlijk wel compact zijn.
Compact betekent dat je vanzelfsprekende stappen niet vertelt of uitlegt. Dit in
tegenstelling tot een protocol waarin wel alle stappen worden uitgelegd.
Eventueel kun je in je M&M verwijzen naar een protocol die je als bijlage
toevoegt of een wetenschappelijke artikel.
Voorbeeld: “De analysemethode volgens Hendriks et al. (2013) zal worden
toegepast met de volgende aanpassingen.”
Voorbeeld: Het DNA wordt geëxtraheerd met het CTAB protocol (Bijlage 2).
Toch kun je van een protocol wel leren: ook in het hoofdstuk materiaal en
methode moet je een logische volgorde handhaven. Een logische volgorde is
vaak ook de volgorde waarop je iets uitvoert.
Compact betekent ook dat je geen heel uitgebreide gebiedsomschrijving geeft.
De belangrijkste karakteristieken van het onderzoeksgebied en de precieze
onderzoekslocaties vermeld je, indien relevant, wel in je M&M. Het stuk van de
gebiedsomschrijving wat je nodig hebt voor het begrijpen van de
onderzoeksvraag hoort thuis in het verhaal van je inleiding. Eventueel kan de
uitgebreide gebiedsomschrijving in een bijlage komen. Bij ecologisch onderzoek
zie je het in rapporten soms ook in een apart hoofdstuk tussen de inleiding en
M&M.
Vermijd lange opsommingen in de tekst: vaak is een tabel dan veel handiger
en veel overzichtelijker voor de lezer. Dus als je veel behandelingen bij je
experiment hebt of veel verschillende waarnemingen, dan kan een tabel een hele
8
goede optie zijn. In de tekst verwijs je dan natuurlijk wel naar de tabel op een
professionele manier.
Naast de waarnemingen die je doet om je onderzoeksvragen te beantwoorden,
zijn er ook waarnemingen en metingen die uitgevoerd worden om te controleren
of de instellingen van bijvoorbeeld de temperatuur in een stal wel kloppen. Dit
vermeld je wel in je onderzoeksplan, maar in je onderzoeksrapport hoef je dan
vaak alleen nog maar te zeggen onder welke omstandigheden de dieren in
werkelijkheid waren gehuisvest.
Unknowns: Omdat het een plan is, weet je nog niet altijd alle details. Het is wel
belangrijk dat je laat zien dat je er over nagedacht hebt, maar je moet ook
duidelijk aangeven dat iets op een later tijdstip bepaald wordt bijvoorbeeld aan
de hand van een eerste experiment of aan de hand van verdere literatuurstudie.
Het is nog een plan en herhaalbaarheid is nog niet helemaal nodig, maar in
principe zou iemand anders het onderzoek aan de hand van het plan wel moeten
kunnen uitvoeren en overnemen. Het onderzoek moet nog uitgevoerd gaan
worden, dus je schrijft dit stuk in de toekomende tijd.
Verantwoording in je materiaal en methodes van je onderzoeksplan mag, maar
alleen op plekken waar het écht nodig is. Vergeleken met je onderzoeksrapport
zal in het onderzoeksplan vaker een verantwoording staan van je gebruikte
methodes.
Dus niet: “De planten krijgen water omdat ze anders dood gaan”. Dit is geen
nuttige verantwoording, het is veel te vanzelfsprekend. Ook niet “De potten
worden met handschoenen opgepakt omdat ze heet zijn”.
Veiligheidsaanwijzingen horen wel in een protocol maar niet in de materiaal en
methode van het onderzoeksplan.
“De dieren worden in aparte hokken gehuisvest om te voorkomen dat er
kannibalisme optreedt”. Dit kan wel nuttig zijn en wekt vertrouwen dat je goed
over je onderzoeksopzet hebt nagedacht.
De afweging wanneer verantwoording nodig is en wanneer niet hangt ook samen
met de ontwikkeling van je eigen kennis. In de loop van de studie zullen veel
meer onderdelen vanzelfsprekend worden en zul je beter inzien dat
verantwoording vaak niet nodig is. Dus waar je bij de BioXperience misschien
nog veel verantwoording hebt in het onderzoeksplan, is dat bij het jaarproject al
een stuk minder.
Als een bepaalde nieuwe techniek een belangrijk onderdeel is van het onderzoek,
dan hoort de verantwoording (en het vergelijk met andere technieken) thuis in
de inleiding en niet in de M&M. In de inleiding overtuig je de lezer er dan van
waarom je juist met deze techniek gaat werken en niet met andere technieken.
Het is niet de bedoeling dat je in je M&M nog een uitgebreide literatuurstudie
doet om je keuze van je analysetechnieken te verantwoorden.
De data-analyse is meestal de laatste alinea of paragraaf van de materiaal en
methode. Het is belangrijk dat je hier concreet genoeg bent. Het moet duidelijk
zijn dat je met de data-analyse je onderzoeksvraag inderdaad gaat
9
beantwoorden. Als je deze alinea in vrijwel elk onderzoek zou kunnen zetten heb
je het niet specifiek genoeg gemaakt. De data-analyse gaat niet alleen over
statistische analyses maar ook eventuele andere berekeningen die je gaat doen
met de verzamelde gegevens moet je hier vermelden
2.5. Planning en organisatie
Het doel van dit hoofdstuk is te laten zien dat je goed hebt nagedacht over de
uitvoering van je experimenten. In dit hoofdstuk moet de opdrachtgever
vertrouwen krijgen dat het project realistisch gepland is en op tijd afgerond
gaat worden. Het wordt duidelijk voor de opdrachtgever wat het project oplevert.
Je laat in dit hoofdstuk je planning zien en je maakt een overzicht van de
betrokkenen: de contactgegevens, de rol in het project en de rol in de
organisatie. De begeleidende tekst dient om de belangrijkste zaken te
benadrukken en te verwijzen naar de tabel met de planning en de tabel met de
rol en contactgegevens van de betrokkenen. In de tekst kun je ook duidelijk
maken hoe je de communicatie gaat aanpakken en wat het onderzoek gaat
opleveren (bijvoorbeeld een onderzoeksrapport en een protocol, of een
onderzoeksrapport en een beheerplan). Daarnaast geeft je aan hoe je zorgt dat
je een goed product gaat opleveren. Ga je concepten maken, en wie gaat die dan
van feedback voorzien? Op welk moment heeft de opdrachtgever of stagebieder
de kans om feedback te geven?
Mochten er grote risico’s zijn waardoor het project misschien zou mislukken dan
kun je in dit hoofdstuk iets zeggen over hoe je dat eventueel op gaat vangen.
Wat doe je als er vogelgriep uitbreekt en je mag de kippenstal niet in? Wat doe
je als je het organisme waar je hele onderzoek is op gebaseerd niet vindt?
Afspraken over levering van producten of middelen door de opdrachtgever
kunnen ook in dit hoofdstuk worden toegevoegd. Ook het regelen van
vergunningen, of hulp die je gaat krijgen bij het verzamelen van gegevens
kunnen hier vermeld worden.
De planning moet in één overzicht laten zien dat het realistisch is, en het begin,
de duur en het einde van een activiteit van het project laten zien. Verdeel je
planning niet over meerdere pagina’s: het overzicht is dan weg. Omdat dit
hoofdstuk gericht is op de opdrachtgever, staat je werkplanning van dag tot dag
niet in je onderzoeksplan. Het is aan de projectgroep om de planning uit je
onderzoeksplan te vertalen naar een detailplanning op dag of dagdeel niveau.
Het onderzoeksplan is nu al af, dus het schrijven van je plan hoort niet in de
planning thuis.
De planning moet voldoende gedetailleerd zijn en opgesplitst in hoofd- en
deelactiviteiten. Als alle praktische activiteiten allen als één hoofdactiviteit
“uitvoeren onderzoek” staan dan wekt dat geen vertrouwen dat er écht goed
over nagedacht is. Je activiteiten splits je dus op in de verschillende
experimenten, veldwerkperiode, etc. Het moet natuurlijk wel overzichtelijk
blijven en de lezer moet snel de hoofdactiviteiten kunnen terugvinden.
10
Tip: maak gebruik van een strokenplanning, en gebruik de functie in Word om
deze pagina in landscape format te zetten, zodat het overzichtelijk blijft.
Onderdelen van het project die niet zozeer bij het onderzoek horen maar bij het
onderwijs (bv. reflectieverslagen) horen vaak niet in het hoofdstuk planning en
organisatie thuis. Je schrijft het onderzoeksplan voor de opdrachtgever, en alleen
die onderdelen die van belang zijn voor de opdrachtgever verwerk je in je
onderzoeksplan. Die onderdelen verwerk je natuurlijk altijd wél in je eigen
werkplan.
2.6. Begroting
Omdat het een plan is, is het belangrijk om inzicht te krijgen in de kosten die
met het onderzoek samenhangen. Een begroting wordt niet altijd bijgesloten.
Vraag even na bij je projectbegeleider of je een begroting bij moet sluiten.
Hoe uitgebreid een begroting is, hangt samen met het type project. Werk je voor
een adviesbureau dan zullen personeelskosten en huisvesting ook een rol spelen,
want je wilt met je project wel uit de kosten komen. Bij je beroepsopdracht in
jaar 4 zul je vooral de materialen die je verbruikt en reiskosten meenemen in je
begroting. Soms moeten daarbij ook de kosten van de kas of klimaatcel bij
opgenomen worden. Bij een begroting is belangrijk dat je inzichtelijk maakt
waarop bepaalde kostenposten zijn gebaseerd. Bij de post “reiskosten” dus
uitleggen hoe vaak er gereisd wordt, van waar tot waar en om welke afstand het
gaat. Bij de verbruiksartikelen kan het handig zijn om het te structureren naar de
verschillende deelonderzoeken die je gaat doen.
2.7. Bijlages
Maak je gebruik van bijlages dan moet je zorgen dat de bijlages duidelijke titels
hebben, zodat de lezer begrijpt wat er in de betreffende bijlage te vinden is. Je
moet in de tekst van je plan of verslag naar álle bijlages verwijzen. Eventuele
bijlages hebben een eigen nummering en gaan niet mee met de
hoofdstuknummering. Wel laat je de bijlages in je inhoudsopgave zien.
11
3. Onderzoeksrapport
De standaardonderdelen die terugkomen in je onderzoeksrapport zijn:
Voorwoord, Inhoudsopgave, Samenvatting, Inleiding, Materiaal en Methode,
Discussie en Conclusie, Literatuurlijst, Bijlages
3.1. Voorwoord
Het voorwoord in je onderzoeksrapport kun je gebruiken om uit te leggen voor
wie dit onderzoek is uitgevoerd en in welk kader (stage, project in jaar 2) en
voor welke studie. Ten opzichte van het voorwoord in je onderzoeksplan kun je
het nu verder aanvullen met een persoonlijk dankwoord. Als er een bedankje in
staat, wordt het voorwoord vaak afgesloten met jullie (voor)namen.
3.2. Samenvatting
Het doel van de samenvatting is om in een klein compact stuk de essentie van
je onderzoek weer te geven en aan de lezer duidelijk te maken of het voor de
lezer de moeite waard is om verder te lezen. De lezer moet dus in een paar
regels te weten komen waar het verslag over gaat. Waarom is het onderzoek
uitgevoerd, wat was de aanpak, wat is er uitgekomen en wat kunnen we er mee?
Het is de kunst om zo compact mogelijk te formuleren, maar de lezer wel
nieuwsgierig te maken naar de verdere inhoud.
Een halve pagina is vaak voldoende voor een samenvatting, maar meer dan
één pagina is eigenlijk uit den boze: het doel van de samenvatting om snel even
te lezen of het interessant genoeg is, wordt dan niet meer gehaald.
Omdat het compact is, moet je veel details weglaten. P-waardes horen
bijvoorbeeld niet in een samenvatting, en ook geen verwijzingen naar literatuur
of naar grafieken of tabellen. De aanpak wordt natuurlijk wel omschreven, maar
maak er geen materiaal en methodes van, dus ook hier moet je veel details
weglaten, en het veel algemener omschrijven. Het lijkt op de
onderzoeksstrategie zoals je dat aan het eind van de inleiding hebt geschreven,
met een enkele aanvulling: vooral vaak om de omvang van je onderzoek te
verduidelijken.
De samenvatting is het laatste wat je schrijft van je verslag, maar het is vaak
het eerste (en soms het enige) wat mensen lezen van je verslag. Besteed er dus
voldoende aandacht aan en wees er ook erg zorgvuldig in.
Vaak wordt bij een rapport ook een samenvatting bijgesloten in een andere taal
dan de taal waarin het rapport is geschreven. Bij een Nederlandstalig verslag kan
dus naast een Nederlandse samenvatting ook een samenvatting in het Engels
worden bijgesloten. Overleg met je begeleider of dat voor jouw rapport relevant
en gewenst is.
12
3.3. Inleiding
De inleiding van je onderzoeksrapport zal natuurlijk gedeeltelijk lijken op de
inleiding van je onderzoeksplan. Ook hier maak je gebruik van de
trechterstructuur en schrijf je een interessant verhaal waarbij je de lezer
meeneemt naar je uiteindelijke onderzoeksvraag en aanpak. Doordat je bij het
schrijven van je onderzoeksrapport natuurlijk veel meer weet over het
onderwerp en beter weet wat er in de literatuur te vinden is, kunnen hiaten die
je nog had in je onderzoeksplan nu opgevuld worden. Misschien dat je in je
onderzoeksplan in de M&M geschreven hebt dat je over een bepaald onderwerp
nog extra literatuur gaat zoeken, die literatuur ga je nu verwerken in de inleiding
of in het discussie hoofdstuk. Dit hoofdstuk is ook nu nog steeds geen
literatuuronderzoek over alles wat er te vinden is over je onderwerp, het moet
relevant blijven voor je onderzoeksvragen. Mocht je opdrachtgever wel een
uitputtend literatuuronderzoek verlangen, dan kan dat toegevoegd worden als
een extra hoofdstuk na de inleiding. Geef dit hoofdstuk een goede titel waardoor
duidelijk is over welk onderwerp het gaat.
Het kan ook zijn dat je bij je onderzoeksrapport een bepaald onderwerp liever
wilt bespreken in het hoofdstuk discussie terwijl je dat in je plan in de inleiding
had staan. Omdat je in een rapport geen dubbelingen wil, moet je het onderwerp
dan uit de inleiding halen of in ieder geval minder uitgebreid behandelen.
Hoewel we niet aanraden om met kopjes te werken in de inleiding, kan dat als je
nu een lange inleiding schrijft soms toch wel handig zijn. In dat geval: zorg
ervoor dat je eerst een goed lopend verhaal zonder kopjes schrijft en voeg dan
eventuele kopjes later pas toe.
De onderzoeksvraag en aanpak in de laatste alinea kunnen nu ook aangepast
worden ten opzicht van hoe je het opgeschreven hebt in het onderzoeksplan. Bij
de uitvoering van onderzoek wordt de onderzoeksvraag vaak bijgesteld in
overleg met de opdrachtgevers en ook in de aanpak komen aanpassingen. Je
kunt bij het schrijven van het plan natuurlijk niet alles voorzien. De laatste alinea
schrijf je nu natuurlijk ook in de verleden tijd, want het onderzoek is nu achter
de rug.
3.4. Materiaal en Methode
De materiaal en methode van je onderzoeksverslag lijkt erg op de materiaal en
methode van je plan. Ook hier moet je zo compact mogelijk schrijven, maak je
gebruik van kopjes en heb je een logische structuur. De materiaal en methode
van je verslag verschilt wel op enkele punten.
In je onderzoeksverslag beschrijf je de materiaal en methode precies zoals ze
werkelijk zijn uitgevoerd. Op basis van de materiaal en methode moet iemand
anders je onderzoek kunnen herhalen en precies zo kunnen uitvoeren. Daarvoor
schrijf je alleen die dingen op die werkelijk van belang zijn voor de
herhaalbaarheid. Notities maken, data noteren en potjes labelen hoort bij goed
onderzoek doen, en heeft niets te maken met de herhaalbaarheid.
13
Bij experimenteel onderzoek moet je de proefopzet goed omschrijven, maar het
is niet nodig om de precieze proefopstelling in je verslag weer te geven.
Eventueel kun je dat overzicht in een bijlage zetten.
Het is belangrijk dat heel goed en precies omschreven wordt welke data
verzameld werden en hoe. Juist hier kan de herhaalbaarheid in gevaar komen:
Wat bedoel je met de lengte van het blad? Welk blad wordt genomen en is dat
inclusief bladsteel? Wat bedoel je als je schrijft dat je een monster hebt genomen
als de sliblaag voldoende dik is? Hoe dik is dat dan? In je onderzoeksplan had je
hier misschien nog wat algemenere beschrijvingen voor, nu moet dat dus heel
precies.
Omdat het onderzoek nu helemaal is uitgevoerd, is de materiaal en methode niet
meer in de toekomende tijd maar in de verleden tijd. Ook zijn de onderdelen
die je misschien in het plan nog niet helemaal wist, of nog uit moest zoeken nu
natuurlijk wel helemaal bekend. Alle unknowns zijn nu dus verdwenen.
Als je in de materiaal en methode van je onderzoeksplan nog wat
verantwoording had staan dan moet je daar nu kritisch naar kijken. De meeste
verantwoording kan nu weg. Als verantwoording echt nog belangrijk lijkt, dan
kun je daar ook in de discussie op terugkomen. In het hoofdstuk discussie heb je
nog uitgebreid de gelegenheid om de beperkingen van de gekozen methode te
bediscussiëren of te rechtvaardigen, mocht dat nodig zijn.
Resultaten staan in principe niet in de materiaal en methode, maar in
uitzonderlijke gevallen moet je toch wat vermelden omdat het resultaat van het
eerste experiment de behandeling bij het tweede experiment bepaald. Hou het
dan heel beperkt en neutraal:
Voorbeeld: “Op basis van de resultaten uit het pilot experiment is 10 ml water
gebruikt. ”
3.5. Resultaten
Het doel van de resultaten sectie is om aan de hand van tekst, figuren en
tabellen de lezer mee te nemen door de resultaten die je verkregen hebt naar
aanleiding van het onderzoek dat je volgens je materiaal en methodes hebt
uitgevoerd.
De tekst die je schrijft, dient er voor om de lezer te verwijzen naar een tabel of
grafiek en de lezer te wijzen op de sleutelresultaten die in de betreffende
grafiek of tabel staat. Je behandelt in de tekst dus niet alles wat je kunt zien in
de grafiek of figuur, maar wijst de lezer op de belangrijkste punten. In de tekst
leg je de tabel of figuur verder niet uit en je herhaalt dus ook niet alle cijfertjes
uit de tabel of figuur.
Dus niet: “In figuur 1 staan de effecten van de behandelingen.” Dit is geen
sleutelresultaat, en helpt de lezer niet om te zien wat nu de belangrijkste
informatie in de grafiek is. Maar wel: “Toediening van steenmeel liet een
significante verhoging van plantendiversiteit zien (Figuur 1)”
14
Je interpreteert de data verder niet, en probeert zo objectief mogelijk de
uitkomsten van je onderzoek weer te geven. Je geeft dus niet aan of iets heel
belangrijk, heel interessant of verrassend is. Ook vergelijk je het niet met
eerdere onderzoeken. Dus zonder verder oordeel geef je de resultaten weer,
maar door het benadrukken van de sleutelresultaten stuur je de lezer natuurlijk
wel een bepaalde richting op.
De statistiek die je hebt uitgevoerd is ondersteunend voor het bepalen van de
sleutelresultaten. Trap niet in de valkuil om de statistiek zélf als sleutelresultaat
te zien. De uitkomst van de statistische analyse komt ook niet in een aparte
alinea maar is verwerkt in de tekst of in de tabellen en figuren die je hebt
gemaakt voor het weergeven van je resultaten. Net als dat het niet gebruikelijk
is om je ruwe resultaten mee te geven als bijlage, is het ook niet gebruikelijk om
de output van je statistische programma bij te sluiten. Het ontbreken van
significante effecten betekent niet dat je resultaten niet hoeft te presenteren:
ook als verschillen niet significant zijn, kan het belangrijk zijn om te zien wat er
uitgekomen is. Ook betekent het niet dat als je ergens een significant verschil
hebt gevonden dat het meteen een sleutelresultaat is en dat je het in de tekst
moet vermelden. Dus trap niet in de valkuil om álle significante verschillen te
zien als sleutelresultaat en die te benadrukken in de tekst. Hou bij het bepalen
van het sleutelresultaat ook steeds de onderzoeksvragen in je achterhoofd.
Significantie kan op verschillende manieren worden weergegeven. Een
mogelijkheid is om dat direct in je tabel of grafiek te verwerken, daarnaast kun
je het ook in de tekst verwerken. Hierbij geef je ook het significantie niveau aan.
In het biologische vakgebied zie je dat op twee verschillende manieren: de
werkelijke p-waardes of gewoon aangeven dat de p-waarde lager is als een
bepaald significantieniveau (meestal 0.05, 0.01 en 0.001). Als je maar één
significantieniveau kiest dan kun je dat ook uitleggen in je M&M en hoef je hier
alleen nog maar te zeggen dat het significant is. Een valkuil is dat het woord
significant dan wel heel veel terugkomt en dat leest niet prettig. Als je de
significanties al hebt aangegeven in je figuur of tabel, dan hoef je dat in de tekst
niet te herhalen.
In de resultatensectie kom je terug op alle data die je zegt dat je verzameld
hebt in je materiaal en methodes. Er is dus een duidelijke link tussen de twee
hoofdstukken. Dat betekent niet dat je alle gegevens even gedetailleerd hoeft uit
te leggen of te laten zien in het hoofdstuk zelf. Sommige resultaten kunnen ook
in een bijlage staan, vooral als ze min of meer hetzelfde laten zien.
Voorbeeld: “De overige metingen lieten hetzelfde patroon zien (Bijlage 1)”
Naast de data waarvan je in je M&M hebt gezegd dat je die zou verzamelen,
vertel je in dit hoofdstuk ook nog resultaten die je niet van plan was te
verzamelen maar die toch belangrijk zijn.
Voorbeeld: “Vijf koeien werden tijdens het onderzoek gediagnosticeerd met
uierontsteking”. Je was misschien niet van plan om de gezondheidsstatus van de
koeien te monitoren, maar toch kan deze observatie van belang zijn, zeker als je
15
in je discussie hierop terug wilt komen. Alle resultaten waar je het in de discussie
over wilt hebben (dus ook de resultaten die je niet van plan was te verzamelen)
moet je hier behandelen. Onverwachte dingen zijn ook resultaten!
De resultaten sectie moet redelijk onafhankelijk leesbaar zijn van de rest van
je verslag. Je moet het dus zo opschrijven dat de lezer begrijpt waar het over
gaat. Dat betekent niet dat je eerst je methode weer gaat herhalen, maar wel
dat je het zo opschrijft dat de lezer het goed kan volgen. Probeer daarom het
gebruik van codes of zelf verzonnen afkortingen te vermijden, die kan de lezer
niet begrijpen zonder te gaan bladeren in de materiaal en methodes. Dus niet
“Behandeling 1 resulteerde in ….” , maar wel “Toediening van steenmeel op de
heide resulteerde in….”
De structuur van de resultaten sectie is gebaseerd op de opbouw van je
materiaal en methode hoofdstuk. De experimenten of waarnemingen die je als
eerste hebt gedaan, worden dus ook als eerste in de resultatensectie behandeld.
Het is dus ook logisch om kopjes uit het hoofdstuk materiaal en methodes terug
te laten komen. Als je veel verschillende experimenten hebt gedaan, wordt het
experiment dat als eerste in je M&M is uitgelegd, ook als eerste in dit hoofdstuk
gepresenteerd.
Foto’s worden alleen toegevoegd aan de resultaten als ze de beste manier zijn
om het sleutelresultaat te benadrukken en als ze dus écht iets toevoegen. Een
foto die alleen maar leuk of mooi is hoort niet thuis in een onderzoeksverslag.
Grafieken en tabellen
Tabellen en grafieken gebruik je alleen als je veel gegevens hebt: als je maar
twee waardes hebt, is het niet nodig om daarvoor een grafiek te maken maar
kun je dat ook gewoon in de tekst zeggen. Een grafiek kan heel onoverzichtelijk
worden als je teveel gegevens in één grafiek probeert te verwerken, een tabel
kan dan geschikter zijn.
Onafhankelijk van de tekst moet je grafiek of tabel (inclusief het bijschrift)
begrijpelijk zijn. Zorg dus voor een goed bijschrift, benoem duidelijk de assen en
gebruik een begrijpbare legenda indien nodig. In de tekst verwijs je altijd naar
álle tabellen, grafieken of bijlages.
In je tabellen en grafieken presenteer je geen ruwe data. Je laat gemiddeldes
zien met standaarddeviaties of standaardfouten. In het bijschrift van je grafiek
maak je duidelijk of de foutbalken in de grafiek de standaarddeviaties of de
standaardfouten zijn. Je kunt met kleine letters aangeven of bepaalde waardes in
je grafiek of tabel significant van elkaar verschillen. Dat moet je dan toelichten
in het bijschrift.
Voorbeeld: Gemiddeldes met dezelfde letters zijn niet significant verschillend van
elkaar (p<0.05).
Zorg er voor dat je grafiek bij je data past en kies je grafiek op zo’n manier dat
het sleutelresultaat wat je wilt laten zien, wordt benadrukt. Gebruik dus geen
staafdiagram als je het verloop over de tijd wilt laten zien.
16
Al je grafieken en tabellen in je verslag moeten dezelfde lay-out hebben:
dezelfde lettertypes en hetzelfde kleurengebruik. We raden daarom aan om voor
je grafieken Excel te gebruiken en niet rechtstreeks grafieken vanuit je
statistische programma in je rapport te zetten. In Excel kun je het zo aanpassen
dat het lettertype overeenkomt met de rest van je document. Een tabel kun je
het beste gewoon in je word document maken. Zorg er voor dat je grafiek
volledig is: dus zorg dat de x-as en de y-as benoemd zijn. Zorg er voor dat de xas en y-as zichtbaar zijn en dat ze onderverdeeld zijn met maatstreepjes aan de
buitenkant van de as.
Houdt de grafieken in je verslag zakelijk. Pas op met kleurgebruik en maak er
geen kermis van. Indien mogelijk kies je kleuren die je resultaten ondersteunen.
Bijvoorbeeld blauw voor een lage temperatuur, rood voor een hoge temperatuur.
Gebruik geen 3D-effecten als je geen drie dimensionale grafiek hebt. 3D-effecten
maken de grafiek moeilijker leesbaar.
Tabellen hebben altijd het tabelnummer en het bijschrift boven de tabel, bij
figuren (ook grafieken zijn figuren) bevindt het figuurnummer en het bijschrift
zich altijd onder de figuur.
3.6. Discussie & Conclusie
Het doel van het hoofdstuk discussie is je onderzoeksvragen te beantwoorden
aan de hand van de sleutelresultaten én de literatuur. Daarnaast bespreek je ook
andere opvallende dingen en nieuwe vragen die nog open staan. Uiteindelijk leidt
dat dan tot een eindconclusie en aanbevelingen.
Net als bij andere hoofdstukken is de structuur van je discussie erg belangrijk.
Je volgt hier niet meer de structuur van de materiaal en methodes of
resultatensectie, en je gaat dus niet de experimenten en waarnemingen één voor
één bediscussiëren. Je bekijkt je onderzoek van een afstand en bediscussieert
wat belangrijk is. Net als bij de inleiding schrijf je nu veel meer een verhaal, met
duidelijke links tussen de alinea’s en uiteindelijk uitmondend in de belangrijkste
conclusie en aanbevelingen.
Ook dit hoofdstuk moet redelijk onafhankelijk leesbaar zijn van de andere
hoofdstukken, dus vermijd afkortingen die de lezer niet kan begrijpen. Zie
hiervoor ook het hoofdstuk over het schrijven van de resultaten.
Je vergelijkt in de discussie je eigen resultaten met resultaten uit ander
onderzoek. Je moet dat dan wel zo opschrijven dat altijd duidelijk is of je het
over de resultaten uit je eigen onderzoek hebt of de resultaten uit een bron.
Voordat je begint te schrijven, bedenk je de punten die je wilt gaan behandelen.
Een tip is om gedurende het onderzoek al die punten op te schrijven die je
misschien zou willen gaan bediscussiëren. Ook de punten die je in de literatuur
vindt en waar je op terug zou komen schrijf je dan op, met de bron. Al deze
punten kun je dan vervolgens verwerken in een schrijfplan. Probeer per alinea
je te beperken tot één discussiepunt of boodschap aan de lezer, die leidt tot één
deelconclusie of advies.
17
In het hoofdstuk discussie ga je meestal dieper op de stof in dan in de inleiding.
Je wilt herhaling met de inleiding vermijden, dus het zou kunnen dat je
bepaalde onderwerpen of de diepgang bij een bepaald onderwerp die je bij het
onderzoeksplan in de inleiding nog wel had, nu uit de inleiding hebt gehaald om
daar uitgebreid in de discussie op terug te komen.
Vaak wordt de discussie begonnen met het allerbelangrijkste resultaat, en dat
vergeleken met wat al bekend is in literatuur: het allerbelangrijkste resultaat is
meestal het antwoord op het hoofddoel van je onderzoek. De literatuur die je er
dan bij betrekt kan literatuur zijn die jouw resultaat tegenspreekt, en dan kun je
bediscussiëren waarom, of juist jouw resultaat bevestigt, en dan kun je ook
uitleggen waarom dat is. De literatuur die je hierbij betrekt, kan best over een
ander organisme gaan of over een ander type gebied. De parallellen die je
daarbij trekt of tegenstellingen die je daar bij vindt, kunnen met de juiste
verklaring je resultaat versterken.
Kijk in de discussie ook naar de betekenis van je resultaat buiten het directe doel
van je onderzoek. Je bekijkt je onderzoek van een afstand, met een
helicopterview. Als je een onderzoek hebt gedaan naar welzijn van kippen, kun je
ook parallellen trekken met welzijn bij andere landbouwhuisdieren. De resultaten
van een project in de Bossche Broek kunnen van belang zijn voor alle beheerders
van natuurterreinen of landbouwgebieden. Probeer dus vooral breed te kijken in
dit hoofdstuk.
Vermijd te veel herhaling van je resultaten in dit hoofdstuk. In dit onderdeel van
je verslag gebruik je vooral samenvattende resultaten en p-waardes zijn niet
meer van belang, pas ook op met de andere getallen. Vaak is het nu voldoende
te zeggen dat er een duidelijk effect was (of geen effect) zonder de bijbehorende
waardes. Pas als een bepaalde waarde ook echt een discussiepunt is, benoem je
die waarde. Het is niet gebruikelijk om in de discussie nog te verwijzen naar
grafieken/tabellen/bijlages met resultaten. Je wilt een verhaal vertellen en de
verwijzingen leiden af van het verhaal.
In dit hoofdstuk mag je geen nieuwe resultaten introduceren. Alle resultaten
die je bespreekt moeten al in het hoofdstuk resultaten genoemd worden.
Onverwachte dingen die gebeurd zijn tijdens het uitvoeren van het onderzoek
zijn óók resultaten.
Een beginnersfout bij het schrijven van de discussie is om in dit hoofdstuk alleen
maar te bespreken wat er fout is gegaan in het onderzoek en wat beter had
gekund, met als belangrijkste conclusie: er moet meer onderzoek gedaan
worden. In dit type discussie wordt eigenlijk vooral het eigen onderzoek onderuit
gehaald, waardoor het geheel heel onbetrouwbaar over komt. Onderzoek is nooit
perfect, en je weet pas echt hoe je het had moeten doen nadat het onderzoek is
afgelopen, maar dat betekent niet dat dan nu geen conclusies kunt trekken.
Eventuele fouten hoef je eigenlijk alleen te bespreken in dit hoofdstuk als je
verwacht dat het effect op de onderzoeksresultaten heel groot zal zijn. Als je
geen groot effect op de onderzoeksresultaat verwacht, kun je het laten bij het
vermelden in de resultatensectie.
18
Als het van belang is, kun je wel je onderzoeksstrategie bespreken: is de
gekozen methode van onderzoek inderdaad de juiste voor het beantwoorden van
de onderzoeksvraag of zitten er beperkingen aan? Wat zijn die beperkingen en
hoe moet je dus de uitkomst van je onderzoek relativeren? Op basis hiervan kun
je dan ook een advies uitbrengen over de gekozen methode.
De laatste alinea van de discussie bevat de belangrijkste conclusies en
aanbevelingen op basis van wat je eerder in dit hoofdstuk besproken hebt aan
de hand van je eigen resultaten én de literatuur. Je haalt in deze alinea verder
geen literatuur meer aan. Zorg er voor dat je in deze alinea duidelijk bent over
wat de opdrachtgever hier mee kan. Het is geen herhaling van alle deelconclusies
en aanbevelingen die je al hebt verwerkt in de discussie, maar het slotakkoord,
waarbij je de allerbelangrijkste conclusies en aanbevelingen samenvat in een
krachtige eindconclusie.
19
4. Literatuurverwijzingen
Het doel van literatuurverwijzingen is dat de lezer kan zien uit welke bron je
bepaalde informatie hebt gehaald, en vervolgens die bron op kan zoeken voor
controle, verduidelijking of extra informatie. De literatuurlijst geeft de volledige
informatie over de gebruikte bron, terwijl in de tekst alleen genoeg informatie
staat om de verwijzing in de literatuurlijst op te zoeken.
Er zijn veel manieren om met literatuurverwijzingen om te gaan in een
onderzoeksverslag of wetenschappelijk artikel. De wijze van citeren en het
maken van een literatuurlijst zoals beschreven in dit document is een synthese
van de meest gebruikte vormen binnen de biologie. Andere manieren zijn niet
noodzakelijk fout, maar als je kiest voor een iets andere wijze dan is het vooral
belangrijk dat je heel consequent bent. Bijvoorbeeld: Kies je voor ‘en’ in plaats
van ‘&’ in je literatuurlijst, dan moet je dat bij ál je bronnen toepassen.
Harde regel: Consequent zijn!
Harde regel: Alle verwijzingen in de tekst moeten ook in de literatuurlijst staan,
behalve persoonlijke mededelingen.
Harde regel: Naar alles wat in de literatuurlijst staat moet in het document
verwezen worden. Dus in de literatuurlijst mogen geen bronnen staan waar niet
naar verwezen wordt in je document.
4.1. Plagiaat
Als je informatie uit andere bronnen gebruikt is er altijd gevaar voor plagiaat, je
moet dat te allen tijde voorkomen. Plagiaat kan reden zijn om je van de
opleiding te verwijderen! Plagiaat voorkomen doe je door de informatie uit de
bronnen in je eigen woorden weer te geven (parafraseren) en te verwijzen naar
de bron. Letterlijk citeren kán wel, maar dan gebruik je aanhalingstekens om het
begin en einde van je letterlijke citaat weer te geven. Letterlijk citeren pas je
maar heel spaarzaam toe, en in het biologisch vakgebied komt het weinig voor.
Voorbeeld letterlijk citaat:
“Natural Selection almost inevitably causes much Extinction of the less improved
forms of life and induces what I have called Divergence of Character.” (Darwin
1861)
Voorbeeld gebruik bronnen in eigen woorden:
Natural selection is a source of variation in organisms (Darwin 1861).
20
4.2. Originele bron
Vaak zie je interessante informatie in een artikel wat de auteurs zelf weer uit een
ander artikel hebben gehaald. Informatie uit bronnen wordt echter vaak op een
andere manier geïnterpreteerd dan het bedoelt is door de auteurs. Het is dan ook
altijd de bedoeling dat je naar die originele bron gaat, zodat je weet wat er
werkelijk in die bron staat. In uitzonderlijke gevallen lukt het niet om naar de
originele bron te gaan, als de bron bijvoorbeeld heel oud is, in dat geval moet je
beide bronnen citeren in de tekst, maar alleen de bron die jezelf gezien hebt
komt in je literatuurlijst.
Voorbeeld:
(Linneaus 1729, in: Maxted et al. 1997)
4.3. Persoonlijke mededelingen
Soms heb je geen literatuurverwijzing maar heb je bepaalde informatie gekregen
via een mondelinge bron of via een e-mailtje. Mondelinge bronnen en e-mailtjes
horen niet in de literatuurlijst (want die kun je toch niet in de bibliotheek op gaan
zoeken), maar je verwijst er wél naar in de tekst. Probeer mondelinge bronnen
zoveel mogelijk te vermijden. Als iets tegen je verteld wordt, probeer daar dan
vooral een schriftelijke bron voor te vinden, echter soms kun je het niet
vermijden omdat er geen schriftelijke bron van is.
Voorbeelden:
In 2013 is één keer een gestreepte salamander in het gebied gesignaleerd (M. C.
de Graaf, Pers. Comm.).
This event was also noticed independently during a morphological examination of
the same material (M. van de Wouw, Pers. Comm.).
Let op!: Bij persoonlijke mededelingen gebruik je ook de initialen van de
persoon, bij andere verwijzingen in de tekst doe je dat niet!
4.4. Bronverwijzingen in de tekst
Één auteur: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (Borghuis 2012).
Twee auteurs: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (van de Wouw &
Joosten 2012).
Meer dan twee auteurs: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (Borghuis
et al. 2012).
Twee publicaties van dezelfde auteurs: Galerucella komt vooral voor in
oevervegetatie (Borghuis et al. 2012, 2013).
21
Twee publicaties van verschillende auteurs: Galerucella komt vooral voor in
oevervegetatie (Borghuis et al. 2012; Borghuis & Joosten 2013).
Let op!: “et al.” is een afkorting van het latijnse “et alii”. Daarom zit er geen
puntje achter ‘et’, maar wel een puntje achter ‘al.’
Let op!: Als je meerdere publicaties citeert, is het gebruikelijk om dit in volgorde
van jaartal te zetten, en de publicaties horen tussen dezelfde haakjes.
Let op!: De literatuurverwijzing hoort bij de zin, en de punt komt dus pas ná de
literatuurverwijzing.
Let op!: Als je meerdere literatuurverwijzingen hebt van dezelfde auteur(s) in
het zelfde jaar, dan onderscheid je die door een letter achter het jaartal te
zetten. In de literatuurlijst zet je dan ook dezelfde letter achter het jaartal.
Voorbeeld: Galerucella komt vooral voor in oevervegetatie (Borghuis et al.
2012a, 2012b).
Het is ook mogelijk om de literatuur verwijzing meer te verweven in de tekst:
aanbevolen wordt om dit niet te vaak gebruiken en vooral af te wisselen met de
voorgaande manier. In dit geval zal alleen het jaartal tussen haakjes staan.
Voorbeelden:
De methode ontwikkeld door Clerkx et al. (2008) zal in dit onderzoek met enkele
aanpassingen gebruikt worden.
In her research on pigs Van Erp (2012) noticed the same behaviour patterns as
was found in this research.
Bij bronverwijzingen in de tekst maakt het niet uit welk type bron je citeert. Voor
websites, boeken en artikelen gebeurt het allemaal op dezelfde manier. Alleen
voor persoonlijke mededelingen gebeurt het op een andere manier, zoals eerder
is uitgelegd. Ook als je een figuur, foto of kaart gebruikt uit een andere bron
moet je naar de bron verwijzen. Mocht je de figuur aangepast hebben dan zet je
voor de bron: “naar”
Voorbeeld: naar Bakermans et al. 2017.
4.5. Literatuurlijst
Maak één literatuurlijst met alle bronnen waarnaar je verwijst in je document.
Dus niet een aparte lijst voor boeken, artikelen en websites. Het is de bedoeling
dat de lezer makkelijk de bron kan vinden in de literatuurlijst: zet de bronnen op
volgorde van de achternaam van de eerste auteur, vervolgens achternaam van
de tweede auteur etc. Zijn er meerdere bronnen met dezelfde auteur(s) zet die
dan op volgorde van jaartal. Zijn er meerdere bronnen met auteurs met dezelfde
achternaam zet die dan op volgorde van initialen.
22
De belangrijkste type bronnen in de literatuurlijst zijn artikelen uit tijdschriften,
boeken, hoofdstukken uit boeken die samengesteld zijn door editors, en
websites. Het format voor eventuele andere type bronnen zijn hiervan afgeleid.
Voor de auteurs gebruik je in de literatuurlijst geen ‘et al.’ , maar vermeld je alle
auteurs, inclusief initialen. Alleen als het meer dan 10 auteurs zijn kun je na de
10e auteur “et al. “ gebruiken. De volgorde van de auteurs is dezelfde als de
volgorde van de auteurs zoals aangegeven bij het artikel.
Let op!: Achternamen die uit meerdere delen bestaan kun je het beste als één
geheel zien, en op basis daar van op alfabetische volgorde zetten. Je gebruikt
bijvoorbeeld “van de Wouw” en niet “Wouw, van de” zoals je in Nederlandstalige
documenten soms ziet.
Niet altijd lukt het om de complete informatie van een bron te verkrijgen. Als de
auteur(s) niet bekend zijn dan kun je als auteur “Anoniem” gebruiken. Als het
jaartal niet bekend is dan wordt vaak (z.d.) gebruikt, dit is een afkorting voor
‘zonder datum’. Als er heel veel niet bekend is van een bron dan moet je je wel
afvragen of het wel een betrouwbare bron is en misschien kun je beter op zoek
gaan naar een alternatieve bron.
4.6. Artikelen uit tijdschriften
Standaard format:
Achternaam van Auteur(s) en initialen (Jaartal). Titel van het artikel. Titel van
het tijdschrift. Volume nummer: Eerste en laatste pagina nummers van het
artikel.
Voorbeelden:
Line, M.A. (1988). Microbial flora of some soils of Mawson Base and the Vestfold
Hills, Antarctica. Polar Biology 8: 421-427.
Kappor, H.C., Srivastava, V.K. and Gupta, Y.P. (1972). Estimation of methionine
in black gram (Phaseolus mungo Roxb.) and soybean (Glycine max L.). The
Indian Journal of Agricultural Science 42: 296-299.
Tip: Schrijf de tijdschriftnaam voluit en gebruik geen afkortingen. Je mág wel
afkortingen gebruiken, maar dan moet je dat consequent bij álle tijdschriften
doen en ook de officiële lijsten met afkortingen gebruiken: je mag de afkortingen
niet zelf verzinnen.
Tip: Vaak zie je na het volume nummer ook nog het issue nummer tussen
haakjes. Als je dit doet moet je consequent zijn en het voor alle referenties doen.
Tip: DOI (Digital Object Identification) nummers komen steeds vaker voor, en
als je die zou willen gebruiken, komt het DOI nummer ná de paginanummers. Je
haalt je wel extra werk op de hals, want dan moet je voor álle gebruikte artikelen
controleren of er een DOI nummer is.
23
4.7. Boeken
Standaard format:
Auteur(s) met initialen (jaartal). titel van het boek, eventueel ondertitel, rapport
nummer of rapport type. Uitgever, plaats van uitgifte, totaal aantal pagina’s.
Voorbeelden:
Nei, M. & Kumar, S. (2000). Molecular evolution and phylogenetics. Oxford
University Press, New York, 333 p.
Rousset, F. (2004). Genetic structure and selection in subdivided populations,
Monographs in population biology no 40. Princeton University Press, Princeton,
264 p.
Let op!: De auteur van een boek (of rapport of website) kan ook een organisatie
zijn, als er verder geen auteurs genoemd worden. Vaak is de uitgever dan
hetzelfde als de organisatie die het geschreven heeft. Het is dan gebruikelijk om
de afkorting van de organisatie te gebruiken als auteur, tenminste als dat een
veelgebruikte afkorting is.
Voorbeelden:
FAO (2015). Coping with climate change – the roles of genetic resources for food
and agriculture. FAO, Rome, 110 p.
4.8. Hoofdstukken uit boeken die samengesteld zijn door editors
Bij gewone boeken verwijs je naar het hele boek, bij boeken die samengesteld
worden door editors heeft elk hoofdstuk andere auteurs en verwijs je naar het
hoofdstuk.
Standaard format:
Auteur(s) van het hoofdstuk met initialen (jaartal). titel van het hoofdstuk. In:
Editor(s) met initialen (Ed. Of Eds.) Titel van het boek. uitgever, plaats van
uitgifte: eerste en laatste paginanummer van het hoofdstuk
Voorbeelden:
Van de Wouw, M., Enneking, D., Robertson, L.D. & Maxted, N. (2001). Vetches
(Vicia L.) In: Maxted, N. & Bennett, S. J. (Eds.) Plant genetic resources of
legumes in the Mediterranean. Kluwer, Dordrecht: 132-157.
Hamon, S., Noirot, M. & Anthony, F. (1995). Developing a coffee core collection
using the principal components score strategy with quantitative data. In:
Hodgkin, T., Brown, A.H.D., van Hintum, T.J.L & Morales, E.A.V. (Eds.) Core
collections of plant genetic resources. IPGRI, Rome: 117-126.
24
4.9. Websites
Probeer het gebruik van websites zoveel mogelijk te vermijden! De informatie op
websites wordt vaak slecht gecontroleerd en is daarom ook vaak ook niet
betrouwbaar. De meeste informatie van websites is gebaseerd op informatie uit
schriftelijke bronnen en gebruik dus die schriftelijke bronnen. Raadpleeg voor
algemene informatie over een onderwerp een boek en zeker niet Wikipedia. Kijk
in ieder geval heel kritisch naar de website voordat je de website gebruikt als
bron. Bij wetenschappelijke artikelen zie je maar heel zelden een verwijzing naar
een website.
Let op!: Een bron die je vindt op internet is niet automatisch een website: je
vindt op internet ook de artikelen uit tijdschriften, digitale folders, rapporten,
boeken etc. Een pdf file is zeker geen website! In deze gevallen moet je een
keuze maken uit eerdergenoemde vormen van bronvermelding.
Een website is vaak moeilijk te citeren. Probeer eerst te kijken of je een auteur
kunt vinden. Vaak staat onder aan de pagina wel door wie het copyright wordt
geclaimd met een jaartal er naast, dat kun je dan gebruiken als auteur en
jaartal. Nieuwsberichten hebben vaak een datum (dus jaartal!) en eigen auteur.
Kun je nergens een jaartal vinden gebruik dan het jaar van raadpleging.
Standaard format:
Auteur(s) met initialen (jaartal). Titel., http link, datum geraadpleegd.
Voorbeelden:
Bejo Zaden (2015). Assortiment. http://www.bejo.nl/nl/assortiment Retrieved :
10-4-2015.
Natuurmonumenten (2015). Nieuwkoopse plassen.
http://www.natuurmonumenten.nl/nieuwkoopse-plassen Retrieved: 16-3-2015.
Let op! Gebruik voor de weblink de simpelste link die je naar de juiste pagina
leidt.
Dus niet:
https://www.natuurmonumenten.nl/?gclid=CjwKEAjw9bKpBRDgeiF8OHz4EcSJACO4O7TwZGpDoyrbEtn5tRuc4JOMOZ09dZBAVAzNn7L0M7LnBoC
EoDw_wcB
Maar wel: http://www.natuurmonumenten.nl
4.10. Thesis, scriptie etc.
Het format is gebaseerd op het format voor een boek. Als ondertitel staat er dan
bij dat het om een scriptie of thesis gaat en voor welke academische graad en de
uitgever is in dit geval de universiteit.
Voorbeeld:
25
Cadena-Cárdenas, L. (2001). Biología reproductiva Carcharhinu falciformis
(Chondrichthyes: Carharhiniformes: Carcharhinidae) en el Golfo de California.
BSc Thesis, Departamento de Biologia Marina, Universídad Autónoma de Baja
California Sur, La Pax, Mexico, 66 p.
4.11. Software
Het format is gebaseerd op het format voor een boek, met als extra toevoeging
het versienummer van de software, en zonder paginanummers natuurlijk!
Voorbeeld:
Rohlf, F.J. (1997). NTSYSpc: numerical taxonomy system, version 2.01. Exeter
Publishing, Setauket, NY.
4.12. Electronisch Nieuwsbericht
Het format is gebaseerd op dat van een website, afhankelijk waar het
nieuwsbericht vandaag komt.
Voorbeeld:
Kramer, J. (2015). Duikende Reuzenstern tijdens broedvogeltelling.
Nieuwsbericht 14 April 2015. https://www.sovon.nl/nl/actueel/nieuws/duikendereuzenstern-tijdens-broedvogeltelling.
26
Download