Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 1 Vinden we Israël als Natie terug in de Openbaring (Apocalyps) van Johannes? We willen de zaak onderzoeken of dit gebouw, de Rotskoepel – zoals zovelen beweren - moet verdwijnen om plaats te maken voor een nieuwe tempel. Men zegt dat het Boek Openbaring daar duidelijk in is en het zou in onze generatie nog plaats vinden. Is dat wel zo? Alle rechten voorbehouden Guido Biebaut, 10 maart 2019 / 6de versie aangevuld en aanpassingen tegenover 5de versie 2018. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 INHOUD Hoofdstuk 1 Over de bedélingen: bestaat er zoiets? Hoofdstuk 2 Heeft God één vrouw of heeft Hij er meerdere? Hoofdstuk 3 Heeft Christus de wet vervuld? Is hij slechts uitgesteld voor een korte periode? Hoofdstuk 4 Heeft Christus thans macht over één volk (Zijn gemeente) of alle volkeren? Hoofdstuk 5 Is het Koninkrijk uitgesteld? Hoofdstuk 6 Géén tekenen vóór de opname? Hoofdstuk 7 Zijn er drie soorten roepingen? Aards, hemels en bovenhemels? Hoofdstuk 8 De zeventig jaarweken van Daniël 9:24-27 Hoofdstuk 9 Over dagen en maanden en jaren in Daniël en Openbaring. Hoofdstuk 10 Over Israël, een nieuwe tempel en aanverwanten in Ezechiël en Openbaring 2 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 3 Vinden we Israël als Natie terug in de Apocalyps? Een woord vooraf We trachten in dit boek, een inleiding op het boek Openbaring, vragen over het dispensationalisme op te lossen. Vragen van zeer persoonlijke aard: “Hebben Feike ter Velde en Het Zoeklicht gelijk?” “Hebben John Darby, Joseph Seiss, E. W. Bullinger, Willem Ouweneel en de Vergadering van Gelovigen gelijk?” “Hebben Jerry Jenkins, Hal Lindsey, Merrill Unger, Jerry Falwell, Ed Dobson, Ed Hindson, Charles Ryrie, C. C. Carlson, Paul Tan, Chuck Missler, Jack Van Impe en Tim LaHaye de Amerikaanse tegenhangers van dezen gelijk?” Moeten we beamen wat Hal Lindsey zegt in zijn ‘The late great planet earth, Bantam Books editie, 1983, blz.30 dat wie niet in een toekomstig duizendjarig rijk geloofd: “Anti-semitisch, demonisch en ketters” is? Straffe taal! En IK voel me persoonlijk aangesproken door zo een uitspraak! Denkt u dat we niet persoonlijk moeten zijn dan resten er nog de volgende vragen: “Heeft het dispensationalisme gelijk?” “Spreekt het boek Openbaring over een toekomstige periode van herstel van Israël, van kerk(Israël)vervolging en massale geloofsafval?” “Heeft het apocalypticisme zoals in Hal Lindsey’s boeken gelijk?” Spreekt het boek Openbaring profetisch over helikopters in hoofdstuk negen, een atoomoorlog op universele schaal in hoofdstuk 16 en zo meer! De evangelische wereld zweert voor een groot deel bij het premillennialisme en er heerst een bijna eenduidige visie op de laatste dingen. Dat is de volgende: vóórdat er een duizendjarig rijk zal worden opgericht op aarde, zal Jezus zijn christelijke gemeente tot zich nemen in de hemel. Daarna zal in Israël een tempel worden opgericht, de Antichrist zal er zich als god laten vereren waardoor een spiraal van demonisch geweld op aarde zal uitgroeien tot een vervolging van alle nieuwe gelovigen. In Armageddon (zeven jaar nadat de gemeente is opgenomen) komt een eind aan het kwaad. De wereld zal gezuiverd worden. Er is in de evangelische wereld nauwelijks nog een concurrerende visie aan te wijzen op het premillennialisme. In de evangelische wereld zal slechts een klein procent kritiek hebben op de leer van de bedelingen. Bij dat kleine procent behoren zij die geloven in de historische manier van uitleg bij het boek Openbaring waaronder een groot deel tot de Adventistische familie behoren. Miljoenen zoeken echter de Bijbelse antwoorden over de toekomst in de boeken van Willem Ouweneel, Feike ter Velde, Hall Lindsey, Jerry Jenkins & Tim La Haye. Deze vertegenwoordigen enkele verschillende visies over het premillennialisme en de eindtijd. Het ruwe raamwerk blijft echter dezelfde apocalyptische aanpak. Als we de Bijbel lezen door de ogen van Hal Lindsey’s bril - en zijn invloed in België en Nederland is zeker niet te onderschatten - is de wereld gedoemd ten onder te gaan. Hal Lindsey’s bril is gekleurd met Israëli-glazen. De gemeente van Christus speelt nog slechts een kleine rol in de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 4 toekomst. Het bestuderen van theologische eindthema’s is de laatste jaren door verschillende auteurs een nieuw leven ingeblazen. Er is zelfs een manier gevonden om het grote publiek te bereiken. De uitgebrachte bestsellerserie ‘De Laatste Bazuin’ (12 delen verschenen) is een goed voorbeeld van christelijke romans met een duidelijk eindtijdscenario. In een uitgebalanceerd verhaal van strijd tussen het goed en het kwaad wordt een Christelijke horror verteld over de eindtijd. Na een hemelse reddingsoperatie, de grote Opname, krijgen we de beschrijving van wat de wereld te wachten staat, herstel van Israël en een nieuwe tempel die opgericht wordt. En dan komt DE antichrist. Dat zou allemaal in de Schrift te vinden zijn; vooral in de eindtijdredes van Jezus, enkele passages bij Paulus over de Wederkomst en het boek Openbaring gelezen en geïnterpreteerd vanuit profeten van het OT. Bepaalde uitgangspunten om de Bijbel uit te leggen in die leer kloppen niet en zullen we ook nader onderzoeken. Één van de zwakke stellingen van de leer van de bedelingen (= dispensaties) is dat profetie “letterlijk” dient te worden uitgelegd. Maar het is duidelijk dat het NT zo een principe niet altijd toepast, laat staan het onherroepelijke bestaan ervan zou kennen. Het Nieuwe Testament ziet de profetie niet altijd letterlijk en men mag ervan uitgaan dat een profetie er soms in directe tegenspraak gelezen wordt met het Oude Testament. Het gebruiken van beeldtaal die niet altijd “letterlijk” bedoeld is, blijkt overvloedig aanwezig te zijn in apocalyptische Bijbelgedeelten uit zowel het OT als het NT. En de werkelijkheid en waarachtigheid is daar niet minder vervuld door. Trouwens de moderne eindtijdprofeten in de traditie van Hall Lindsey of het Zoeklicht leggen ook niet alles letterlijk uit. We zullen daarvan ook voorbeelden geven in wat volgt. Om over na te denken is al dit: in het boek Openbaring is er geen enkele letterlijke beschrijving van Jezus, ze zijn allen met symbolische zaken weergegeven. De lezer zal regelmatig citaten van schrijvers tegenkomen die een deel van ons onderwerp behandelen. Die behoren tot een breed spectrum en gaat van duidelijke sektarische groepen, waaronder vooral Jehovah’s Getuigen en Mormonen, tot schrijvers met een uitgesproken visie op een Bijbelthema waar we zelf niet achter staan. Wat we niet doen is al die dingen met elkaar vergelijken en interne tegenstrijdigheden aangeven. Want bijvoorbeeld de visie op iets in ‘Het Zoeklicht’ of ‘Israël en de Bijbel’ is niet dezelfde. Al die verschillen aantonen zou ons te veel tijd vragen. We gaan in op enkele van hun gedachten en vergelijken dit aan de hand van de Schrift. We hopen dat de lezer zich niet stoort aan enkele van onze uitspraken wanneer we een bepaalde leer of persoon evalueren. Die zijn van de aard die we tegenkomen in dit soort discussies. We geven u hiervan twee voorbeelden. In ‘Het Zoeklicht’ van 21 aug.1999 blz.13 staat bij de aankondiging van een boek met als titel: ‘HET KONINKRIJK KOMT - en de dwaling van de kerk -’: “Een nieuw boek over het komende Koninkrijk. Waarom dwaalt de kerk al eeuwenlang in deze zaak, met Alle gevolgen vandien?” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 5 Omdat we tot die Kerk behoren, die zeker niet volmaakt is, willen we ook verdedigen waarom de Kerk zo denkt en waarom ze alle vormen van de leer van de bedeling en gelijkaardige moet verwerpen. En gezien we ooit - in onwetendheid - zelf 10 jaar deze zaken verdedigd hebben, kennen we ook iets van deze verlokkingen van die leer, maar ook de zwakke punten van dit verhaal. Want bij nader inzicht zijn we toch terug moeten krabbelen naar de geijkte leer van die Kerk. De Kerk heeft in deze wellicht wel deze fout gemaakt: ze vergeet het aspect van de Wederkomst te belichten in haar prediking. En je hoeft daarom nog niet dagelijks naar CNN te kijken en je dagblad door te nemen met de Bijbel in de hand. Tweede voorbeeld. Feike ter Velde schrijft in ‘Het Zoeklicht’ van 29 april 2000, blz.4,5,7: “Het Vrederijk nu? Prof. Runia draagt snelle oplossingen aan, met oudbakken omschrijvingen. Het Vrederijk, of Duizendjarig Rijk - er zijn verschillende namen voor - speelt in de tijd van Johannes, zo verklaart hij. Heel het boek Openbaring gaat volgens de professor over de tijd vanaf de Hemelvaart tot aan ‘vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levende en de doden’ en het einde van de geschiedenis. Het klassieke kerkelijke standpunt vanaf Augustinus dus. Wie er op de tronen zitten in Openbaring 20? Dat zijn de martelaren van de oude kerk uit Johannes’ dagen. Hutsepot Van alle tweeëntwintig hoofdstukken uit het laatste Bijbelboek maakt professor Runia hutsepot. Men kan er geen touw aan vastknopen. Het is een ‘troostboek’ voor Johannes, die op Patmos zit en voor de gelovigen van zijn tijd wegens de christenvervolging. In die troost worden dan ook wij - heel de kerk - getroost. En daarmee is de kous af, volgens professor Runia... De duizend jaar is 10 maal 10 maal 10, zo heeft prof. Runia uitgerekend en zegt dat het een symbolisch getal is. En zo maakt hij van heel de Openbaring een onbegrijpelijke wirwar, waarbij hij alle degelijke regels van de hermeneutiek - regels voor de uitlegkunde - aan zijn laars lapt. Waar het hem uitkomt, zegt hij dat het om beeldspraak gaat of om symboliek. Logisch dat hij verschillende malen zucht: “Dit zijn moeilijke verzen” of: “Dit zijn nogal moeilijke woorden”... Ergernis aan de opstanding. Ja, professor Runia zegt in de opstanding te geloven. Hij gelooft in de grote opstanding aan het einde der tijden. Dat doen alle ware christenen. Maar elke gedachte aan de opstanding van de gelovigen, lós van en eerder dan de opstanding bij het laatste oordeel, verwerpt hij met kracht. Maar de Bijbelse grond daarvoor ontbreekt hem. Ook de Joodse theologen de Farizeeën en Schriftgeleerden uit Jezus’ dagen geloofden in de opstanding aan het einde. Hun ergernis was dat Jezus iets ánders leerde: namelijk de opstanding uit de doden! Letterlijk: de opstanding ‘van tussen de doden uit’!” Wat dit boegbeeld van de E.O. en het zogezegd “evangelisch” Nederland (en voor een groot stuk ook België) schrijft over één van de belangrijkste theologen uit dat land ruikt naar de “rioolpers.” Deze voorstelling valt trouwens totaal in duigen wanneer men nagaat wat mensen uit de leer der bedelingen schrijven. Ze zijn het namelijk niet allemaal eens over de uitleg van één en ander. Wat bijvoorbeeld een J. de Heer schreef in ‘Het Romeinse Vraagstuk’, 70 jaar terug, zal Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 6 niemand meer aannemen. Of de valse profetie van gekende Amerikaanse theologen uit die kringen die in de latere versies van hun boeken “gecorrigeerd werden.” Terecht zegt K. Runia dat Openbaring vol staat met “moeilijke woorden.” De goedkope en gemakkelijk leesbare stijl van velen die schrijven over de bedelingen, zijn echter te Bijbels oppervlakkig. We gaan enkele details van hun leer uitpluizen en ontbolsteren. Daarbij willen we u uitnodigen om eerbiedig te luisteren naar wat de Schrift te zeggen heeft op dit gebied. Ik geloof niet in de visie van sommigen die zeggen dat het niet zoveel uitmaakt wat men geloofd, het is slechts de intentie waarmee men God dient die telt. We illustreren dit punt even. Pinchas Lapide, de Joodse theoloog, zegt in zijn boek ‘Het leerhuis van de hoop’, Ten Have, 1986: “Aan deze fundamentele waarheid hebben de rabbijnen uitdrukking gegeven in de vorm van een oeroude parabel: Bij de Sinaïopenbaring staat in het boek Exodus geschreven: ‘Het hele volk nam de stemmen waar’ (Ex.20:18). Maar waarom staat hier geschreven ‘de stemmen’, zo wordt gevraagd, als het toch gaat om de ene stem van God? Waarop het antwoord luidt dat Gods stem zich verdeelde in 600.000 stemmen zodat iedere Israëliet aan de voet van de berg de stem van God in zijn eigen individualiteit en mentaliteit verstaan kon. (…) En aangezien er bovendien tot nu toe nog geen kerkleer uit de hemel is gevallen die met beslissend gezag zegt welke van de vele christelijke confessies de beste of de God welgevalligste is, zal het ook verder wel bij de geloofsdemocratie van de verscheidenheid blijven. En dat is goed zo” (blz.97). Aan de hand van deze parabel (=legende) is volgens P. Lapide voor alle Joden een regel vastgelegd hoe men naar pluriformiteit zou moeten opkijken. Eigenlijk moet een christen hetzelfde doen is dan zijn conclusie. En dat is nog niet alles, er is in het Jodendom: “een eendracht in verscheidenheid” (blz.98). P. Lapide gaat nog verder en zegt op blz.99: “het pluralisme dat inherent is aan elk van de grote godsdiensten, wordt erkend. Dit wordt ook bevestigd door het Nieuwe Testament: ‘Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen (…) gesproken had (…)’, zo lezen we in de brief aan de Hebreeën (1:1). ‘Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft (…)’ beveelt de brief van Petrus aan (1 Petr. 4:10), ‘opdat (…) de veelkleurige wijsheid Gods’ bekend wordt gemaakt, zoals ook Paulus benadrukt (Ef. 3:10).” Dit is volksverlakkerij op grote schaal, waarbij het ergste dit is; vele christentheologen nemen deze redenering over en laten elke vorm van exegese gewoon zijn loop gaan. In het ‘Reformatorisch dagblad’ staat de volgende recensie over een deel van de serie “eindtijdromans” van Tim LaHaye en Jerry B. Jenkins: “Zolang een lezer de serie gewoon als fictie beschouwt, is er eigenlijk geen probleem. Nou ja, geen probleem. Dat deel na deel in de toptien belandt, is nog geen garantie voor kwaliteit. Voor de eerste delen is het enthousiasme van het publiek misschien verklaarbaar. Het thema was nieuw, de inhoud in zekere zin stichtelijk. De boodschap dat het einde van de wereld misschien al snel werkelijkheid zal zijn, zet aan het denken. De nadruk dat het erop aankomt dat je hart bereid is, raakt je persoonlijk. Allerlei onwaarschijnlijke Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 7 dingen die gebeuren neem je voor lief, evenals het punt dat veel ontwikkelingen je niet heel bijbels voorkomen – wie zal precies zeggen wat de juiste interpretatie is van de eindprofetieën? Het punt is echter dat feiten en fictie niet te scheiden vallen als het gaat om bijbelse fictie. Dat laat de praktijk zien. Amerikaanse predikanten melden bijvoorbeeld dat gemeenteleden door het lezen van de boeken in de war raken en in problemen komen. Het zijn romans, maar kennelijk lezen veel mensen ze als halve theologische werken over de eindtijd. LaHaye en Jenkins mogen goede bedoelingen hebben en zich op verantwoorde bodem voelen door bijbelse profetie zo letterlijk mogelijk op te vatten, ze lopen het gevaar in hun boeken veel verder te gaan dan wat de Bijbel zegt en te speculeren over dingen die God niét heeft gezegd. Hebben ze wel genoeg over de gevolgen nagedacht? Ze willen ongetwijfeld mensen aan het denken zetten over het punt dat deze aarde niet oneindig voortbestaat, maar het mengen van bijbelwaarheid en fictie kan onjuiste indrukken achterlaten bij mensen. Dat geldt zeker voor niet-christenen en minder bijbelvaste christenen.” (Recensie van Tineke Goudriaan in het ‘Reformatorisch Dagblad’, 13 juni 2001, wij onderstrepen.) Het is tegen: het“mengen van bijbelwaarheid en fictie” dat moet opgebokst worden. En dat is niet zo eenvoudig! De zeven eerste hoofdstukken van dit verhaal behoorden oorspronkelijk tot de inleiding van het commentaar op het boek Openbaring dat we schrijven. Maar het was al een dikke jongen en er waren nog drie hoofdstukken te gaan. We hebben dat dan ook ontkoppeld uit het origineel. Zodat men rustig de argumentatie er kan op nalezen of we Israël terug prominent vinden in dat boek. Belangrijk als vraag en noodzakelijk in de visie op het boek Openbaring van Johannes. Over de titel. Het is een vraag die we dienen op te lossen; willen we onderkennen wat de mensen van de bedeling leren, begrijpen en die stelling schatten naar waarde. Want Openbaring 620 heeft betrekking op de toekomst van Israël zegt men in die kringen. Volgens de leerlingen van E. Bullinger hebben zelfs alle hoofdstukken van Openbaring, behalve het eerste, betrekking op de tijd van ná de opname van de gemeente. We citeren daarom ook vooraf enkele dingen. D. van Zuijlekom schrijft in ‘Amen’, nr.31, juni 2000, blz.21: “Deze openbaring over de gemeente, die Zijn lichaam is, werd exclusief gegeven aan Paulus. Niets, in welke vorm dan ook, was daarvan bekend in de Schrift. De samenstelling, de sfeer van zegen, de tijd van verkiezing etc., zijn allemaal uniek. Nergens anders in de openbaringsgeschiedenis van de Schrift is ooit geopenbaard, dat gelovige heidenen tezamen met Christus zouden zitten in de hemelse gewesten. Nergens anders in de Schrift is ooit geopenbaard, dat gelovige Joden en gelovige heidenen geschapen zouden worden tot één nieuwe mens in absolute gelijkwaardigheid. Nergens was bekend, dat deze nieuw geschapen mens zou opgroeien tot een volkomen en volmaakte man, gereed om straks als bruidegom te huwen met een bruid. Het volkomen één zijn met Christus is de centrale boodschap van de Efeze- en Kolossenzenbrief” (wij onderstrepen). Redeneringen als deze trachten er ons van te overtuigen dat de gemeente zoals we die kennen in het NT slechts een “tussendoortje” is van Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 8 Godswege, omdat Israël zijn Messias niet in massa heeft aangenomen. God zal met Israël verdergaan in de toekomst. Zo zal dat volk een zegen worden voor miljarden, in een toekomstig duizendjarig rijk. Wijzelf geloven dat men het volgende moet leren; het vleselijke Israël is omgevormd in een nieuw verbond met God. Sinds de dood, opstanding, Hemelvaart en komst van de Heilige Geest over de discipelen (toen allen Joden) is God op een andere wijze door mensen te benaderen dan vroeger het geval was. Gelovige Joden en gelovige Heidenen moeten God aanbidden in geest en waarheid en niet meer in een tempel (Joh.4:21-24). Gelovige Heidenen zijn zondermeer daardoor geestelijke Israëlieten geworden en geestelijke kinderen van Abraham. Gods verbond heeft niets meer te maken met de wet van Mozes (Heb.7:12 / 10:9,10 / Col.2:14-17). De Mormonen leren over het herstel van het Joodse volk het volgende. Talmage schrijft blz.363,364: “Het millennium of duizendjarige rijk. Er wordt in de Schriften in verband met de regering van Christus op aarde dikwijls een periode van duizend jaar genoemd. Ofschoon we dit niet kunnen zien als een tijdgrens voor het bestaan van het koninkrijk, of een begrenzing van de macht van Christus, is het wel juist om te geloven dat de duizend jaar, die onmiddellijk op de vestiging van het koninkrijk volgen, een bijzonder karakter zullen dragen en daardoor zowel op de voorafgaande tijd als de daaropvolgende zullen verschillen. De vergadering van Israël en de vestiging van Zion op aarde zullen tot stand komen als een voorbereiding op Zijn komst, die gekenmerkt zal worden door de verwoesting van de goddelozen, en de inluiding van een tijdperk van vrede. Johannes de openbaarder zag hoe de zielen van de martelaren en andere rechtvaardigen, samen met Christus duizend jaar lang leefden en regeerden.” Mormonen hebben een andere visie op de toekomst. Zonder dat ze een leer van bedelingen hebben komen ze toch bijna steeds tot dezelfde conclusies over het duizendjarige rijk als de volgelingen van de leer van de bedelingen. We vernoemen dit slechts maar gaan er bij deze niet verder op in. Laat ons zelfs voordat we één enkel argument gebruiken tegen de visie van de bedelingen over het boek Openbaring toch de volgende opmerking maken. En we vragen u dat steeds in gedachten te houden. Men zegt in die kringen met de meeste nadruk dat de gemeente is opgenomen in Openbaring 4 en dat daar de reden ligt dat er over de gemeente niet meer gesproken wordt in Openbaring. Wanneer dat de redenering is die we moeten toepassen, dan zitten deze mensen echter met een torenhoog probleem. Aangezien er slechts over de antichrist, de valse profeet, het beeld van het beest en het merken met het teken van de valse profeet slechts sprake is vanaf het hoofdstuk dertien, kunnen al deze zaken en personen of instellingen niet bestaan vóór die tijd. En dan klopt hun uitleg niet meer. Dan valt hun leer van de zeven laatste profetische jaren van Daniël 9 in duigen! Ze moeten hun huiswerk opnieuw maken van begin af aan! Laat u dus niet misleiden door de argumentatie: de kerk wordt niet genoemd in Openbaring hoofdstuk 4 en verder, dus is ze opgenomen, want dat is maar een bedrieglijk argument. We kennen de kracht maar nu ook de zwakte van het verhaal zoals gezien door de bril van Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 9 de leer van de bedelingen. Die leer heeft ooit onze goedkeuring gehad. Maar we hebben er ook de teleurstelling van gekend wanneer we vragen opriepen waar ze geen antwoord op had. En ten slotte zijn we er ook een vijand van geworden, en moeten het scherp afwijzen. Want het systeem geeft als uitleg van profetie van het OT niet de uitleg zoals we die terugvinden in het NT. Men krijgt voor wat we veronderstellen een letterlijke verklaring van het OT te zijn regelmatig een geestelijke of een symbolische verklaring in het NT. En dat kan niet volgens de leer van de bedelingen. Ook Openbaring kan dan niet of hoeft niet (steeds) letterlijk uitgelegd te worden. We willen dan ook enkele van de onmogelijke gedachten van de leer van de bedelingen trachten uit te leggen. Ze zeggen dat in het boek Openbaring de gemeente niet opnieuw of niet meer aan de orde is maar het herstelde Israël. We willen aan de hand van tien onderdeeltjes hier verder op ingaan en aantonen dat die visie verkeerd is. Aldus zal blijken dat deze zienswijze niet toepasselijk op het boek van de Apocalyps. Hier de tien hoofdstukken van onze argumentatie. 1°) Over de bedélingen: bestaat er zoiets? 2°) Heeft God één vrouw of heeft Hij er meerdere? 3°) Heeft Christus de wet vervuld? Is hij slechts uitgesteld voor een korte periode? 4°) Heeft Christus thans macht over één volk (Zijn gemeente) of alle volkeren? 5°) Is het Koninkrijk uitgesteld? 6°) Géén tekenen vóór de opname? 7°) Zijn er drie soorten roepingen? Aards, hemels en bovenhemels? 8°) Over de zeventig jaarweken. 9°) Over dagen en maanden en jaren in Daniël en Openbaring. 10°) Over Israël, een nieuwe tempel en aanverwanten in Ezechiël en Openbaring 1°) In het OT staan er beloften van herstel voor Israël wanneer ze zich tot God keren in berouw. Wat er nu aan de gang is in Israël is géén daad van berouw. Zie: Deuteronomium 30! 2°) De beloften van het OT werden volgens de bewoordingen van de apostelen vervuld in de Nieuw Testamentische gemeenschap. Beloften gegeven aan Abraham zijn vervuld in Christus zelf of in zijn leerlingen, inclusief de heidenen. 3°) De beloften in het OT in verband met het land kunnen niet vervuld zijn in de huidige nationalistische staat Israël. Want we hebben daarvoor een duidelijk beeld in Romeinen 11. Joden die niet geloven in Christus worden afgehouwen van de vijgenboom. Ingeënt worden ze opnieuw indien ze de Messias aanvaarden. Maar in dit beeld is er géén belofte van Land in Israël. En de reden daartoe is: heidenen worden ingeënt in de boom! Moeten die allemaal in Israël gaan leven? Dit is méér dan de enkele glazen melk als ik de schrijver van de Hebreeënbrief mag aanhalen. Wie er gewoon maar doorloopt zal niets begrepen hebben, tenzij het een gelijkgezinde is. Wie tot Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 10 de leer van de bedelingen hoort zal meer dan eens geschokt worden, maar dat kan slechts tot een klaar inzicht leiden van dit moeilijke onderwerp: over de laatste dingen. Lijst van de belangrijkste afkortingen Biederwolf: W. Biederwolf, ‘The second coming bible’, Baker Book house, reprint 1972. De oorspronkelijke titel is ‘The Millennium Bible’, The Glad tidings Pub., 1924. We lezen in de inleiding en op de achterflap dat de schrijver geen standpunten inneemt bij de behandeling van zijn onderwerp. Dit is niet zo gezien het werk regelmatig de leer van de bedelingen heeft verkoren boven de andere. Het is een boeiend en rijk werk dat de gedachten met betrekking tot profetie van enkele tientallen mensen weergeeft. Bijbels Panorama: ‘Bijbels Panorama’, Het Morgenrood, 1974. Dit is een reeks tabellen waarin de tekst minder belangrijk is. De “zeven bedelingen” worden in 12 schetsen en twee aanhangsels als énige Bijbelse visie aan de man gebracht. We lezen hierover in een boekenfolder: “Aanbevolen op de Zoeklicht Seminar Avonden”. Bultema: H. Bultema, ‘Maranatha, eene studie van de onvervulde profetie’, Eerdmans-Sevensma Co., 2de druk, z.j. maar rond 1920. Een Gereformeerd predikant die de duizendjarige regering aanhangt met eigen accenten en die van zijn collega Darbysten toch moet onderscheiden worden. De onzichtbare opname van de gemeente zeven jaar vóór de Wederkomst is volgens hem fantasie en terecht. Ds. Bultema is in 1919, en alle ambtsdragers uit die gemeente welke hij bediende, ontzet uit het ambt door ‘De Synode van de Christelijk Gereformeerde Kerk van Noord-Amerika.’ Recent is de Engelse Versie hiervan opnieuw in herdruk gekomen. J. de Heer: J. de Heer, ‘Het duizendjarig vrederijk’, Uitgeverij Zoeklicht boekhandel, 1935. Mormon: Het boek van Mormon, ‘Lesboek’: Copyright De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste dagen, 1986. We citeren dus niet het Boek van Mormon maar een belangrijk studieboek hierover met aanhalingen van theologen van dit genootschap. NBG: ‘Bijbelvertaling’ van het Nederlandse Bijbelgenootschap. NWV: ‘Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift’, met studieverwijzingen, Watch Tower bible and tract Society, herziene uitgave 1988. Questions: ‘Seventh day Adventists answer Questions on Doctrine’, Review and Herald, 1957. We zien de Adventkerk zeker niet als een sekte maar gezien hun uitgesproken leer over het duizendjarige rijk en de Wederkomst moeten we er toch nader op in gaan. We citeren één van hun standaardwerken. Dit staat nu op Internet. Scofield: C.I. Scofield, ‘The Scofield Reference bible’, Oxford University Press, renewed version 1945, oorspronkelijk 1909. We citeren dus de versie van Scofield zelf en niet de latere bijgewerkte uitgave dan uitzonderlijk. Samen met Biederwolf is dit het basiswerk van veel hedendaagse schrijvers op dit onderwerp, ook al geven ze het niet toe, of zijn er zich niet bewust van, wanneer ze anderen citeren. Het Morgenrood heeft een uit het Engels vertaalde Bijbelcursus maar is niet Bijbelgetrouw. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 11 z.j.: zonder jaar, boeken zonder jaar van uitgifte. Niet nader omschreven citaten uit de Bijbel zijn deze uit de NBG. We hebben onze eigen afkortingen van de Bijbelboeken die meestal deze van de vroegere NBG zijn. Uitzonderingen o.a.: Openbaring, onze afkorting is Opb. in de plaats van Op., Marcus is Marc. en niet Mark., Lucas is Luc. en niet Luk.. Iets over de lay-out We hebben getracht door middel van de letterweergave de afkomst van de citaten te identificeren voor de lezer. Vertalingen uit Franse, Duitse en Engelse literatuur zijn van onszelf. Uitzonderlijk geven we de originele tekst. We hebben ook de vroegere oude spelling uit de Nederlandstalige citaten niet aangepast. Zwart en recht: De Bijbelcitaten: Nederlandse, Hebreeuwse en Griekse met uitzondering van de NWV. Ook enkele woorden om nadruk hierop te leggen. Zwart en schuin: Alle aanhalingen uit de literatuur van de Wachttoren, ook hun NWV. Schuin: De verwijzingen uit schrijvers en apocriefe teksten, alsook enkele woorden om nadruk te leggen. We hebben gekozen voor één doorlopende tekst. Wellicht zijn veel lezers hieraan vreemd. We doen het om twee redenen. Want uit zelfondervinding weten we dat men niet steeds achteraan in het boek gaat nakijken waar de referentie vandaan komt. En ten tweede een degelijke scriptie, waar de voetnoten netjes onderaan verwerkt zijn, vraagt enorm veel tijd. En zoals het merendeel in de derde leeftijd kan men dit geduld niet meer opbrengen. Alsof het ons aan tijd ontbreekt! Bibliografie: Titels in de tekst gebruikt zijn niet altijd opnieuw overgenomen in de boekenlijsten. Een dankwoord: Aan mijn vrouw Georgette voor het werk op de P.C. en voor het opsporen van fouten. Aan de familie A. Dewaele-N. De Braekeleer die ons tientallen jaargangen hebben in bruikleen ter beschikking gesteld van de tijdschriften ‘Amen’, ‘Het Zoeklicht’, ‘Israël en de Bijbel’ en ‘Middernachtsroep.’ Dank zij deze hebben we enkele dingen duidelijker kunnen maken dan uit de gewone boeken. Aan de lezer: Uw opmerkingen stellen we zeker altijd op prijs, ook de kritische. Bibliografie: zie achteraan. Leest u ook regelmatig literatuur van en over de leer van de bedelingen, beter gekend als de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 12 leer van het “dispensationalisme”? Dit zijn meestal 7 fasen (of zelfs negen volgens enkelen) waarin God op verschillende manieren met Zijn schepselen omgaat. Verschillende manieren om Zijn plannen en doel ten uitvoer te brengen. Dit is één van mijn kritische aantekeningen erbij. Het zullen er rond de zeven of meer worden, naargelang hoe het verder verloopt. Bedenk wel, we hebben geen enkel probleem met de scheiding Oud en Nieuw Verbond (Testament). Of dat er nog een verbond was met Adam en Eva of met Noah. Daar gaat het dus niet om, u zal wel merken waarover wel! Het laatste avondmaal, Ugolino da Siena (Ugolino di Nerio) 1325–30 - Robert Lehman Collection, 1975. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 13 Hoofdstuk 1 1°) Over de bedélingen: bestaat er zoiets? Wat zij op dat gebied zeggen De bedélingenleer (of het dispensationalisme) is de leer dat er verschillende fasen zijn in het heilsplan dat God met de mens uitvoert. Scofield, één van de grote voorvechters ervan beschreef het als volgt: “Elk van de dispensaties van God kunnen gezien worden als een op de proef stelling van de natuurlijke mens, en elke dispensatie eindigt in oordeel, hetgeen de volkomen faling van de mens laat zien in elke dispensatie.” Aan de basis van deze leer ligt de 16de eeuwse Protestantse onderscheiding in verbonden die God met de mens heeft aangegaan. Vanaf het werkverbond met Adam in de hof van Eden tot en met het genadeverbond in Christus. Volgens dispensationalisten heeft God na elkaar met Adam, Noach, Abraham, Mozes, David, en Jezus Christus alternatieve verbonden gesloten. Met één apart volk, het Joodse volk heeft God een verbond aangegaan. Later is met de Kerk, bestaande uit Joden en heidenen die zich bekeerden tot de Messias, een alternatief verbond gesloten. Volgens de leer van de bedelingen is het verbond met de Gemeente van tijdelijke aard. Het Joodse verbond is tijdelijk opgeschort. Maar de “oude bedeling” zal door God opnieuw tot leven gebracht worden. Israël is nu op een zijspoor gezet. Het volk Israël zal opnieuw in haar oude glorie hersteld worden in het duizendjarige Rijk. Jezus, zal als koning heersen in Jeruzalem en we kunnen een nieuwe tempel verwachten. Vóór het duizendjarige Rijk begint, zal Christus in heerlijkheid wederkomen met de engelen en de verheerlijkte gemeente. Thans voert God nog een tweesporenbeleid, één spoor voor alle mensen, en een ander spoor met het volk Israël tot voorbereiding van het duizendjarige Rijk. Deze visie van het dispensationalisme is bedacht door John Nelson Darby. Vanuit de kring der Vergadering verbreidde de leer zich over het geheel van de evangelische wereld. En zoals al opgemerkt, daarop zijn slechts enkele uitzonderingen meer. R. Kooij geeft in zijn ‘X.Y.Z. der eschatologie’, deel 1, blz.54 de volgende definitie omtrent dat begrip: “Het woord bedeling is een nieuwtestamentisch woord en kan met verschillende woorden vertaald of omschreven worden: besturing, beheer, periode en hangt samen met oeconomie. Een bedeling is alzo een ordening of een bestel Gods voor een zeker tijdvak in de wereldgeschiedenis. De meeste catechisanten kennen de woorden Oude bedeling (oude Testament) en Nieuwe bedeling (Nieuw Testament). Die twee zijn dan te noemen; de tijd van de belofte en de tijd van de vervulling. Bij Efeze 1:10, 3:2 en Colossenzen 1:25 kunnen wij het woord bedeling vinden. Bij Hebreeën 2:4 spreekt de Apostel over “bedelingen van de Heiligen Geestes”. Komt het woord bedeling alzo sporadisch in de Bijbel voor, de zaak zelf wordt meermalen genoemd. Er zijn meer dan twee bedelingen. Hoeveel bedelingen er zijn te noemen valt moeilijk te zeggen. Ook valt de grens waarop de ene bedeling eindigt en de andere aanvangt moeilijk aan te geven. De precisering van de betekenis en de zaak der Bedelingen is vooral het werk der Piëtisten geweest. Zij kwamen tot zeven Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 14 bedelingen: de B. van het paradijs, de B. van het uitdrijven van het paradijs tot de zondvloed, de B. van de zondvloed tot de torenbouw van Babel, de B. van Babel tot de roeping van Abraham; de bedeling van Abraham tot de Wetgeving op de berg Sinaï; de bedeling van Sinaï tot Golgotha (of het 1st Christelijk Pinksterfeest); van Handelingen twee tot de Opname der Gemeente en ten laatste die van het Duizendjarig Vrederijk. Bij een grondige studie van de Bijbel blijkt, dat de b. tijdperken zijn, die de God en Vader van onzen Heer Jezus Christus zeer bepaald wil. Vast staat hier; dat er een Goddelijk plan van de aionen (tijdruimten) is” (wij onderstrepen). Schrijver maakt al een grote fout door naar Heb.2:14 te verwijzen als iets waar over de bedelingen gesproken wordt maar dat is niet zo. Er staat wat over de “uitdelingen van de Heilige Geest” volgens de Voorhoeve vertaling. De NWV zegt “uitdelingen van heilige geest.” De Statenvertaling en de Leidse vertaling zeggen hier wel “bedelingen” maar het gaat niet om hetzelfde woord dat in de drie andere teksten staat. In Heb.2:4 staat het Grieks “merismois” en dat heeft niets te maken met “oikonomia” en/of “oikonomos”. Het gaat om het “uitdelen” (Luther) of “mededelen” (NV) van de Heilige Geest. Wat zijn die bedelingen (in het Engels “dispensations”) en hoeveel zijn er? Want we komen dat begrip regelmatig tegen in allerlei geschriften. We gaan te rade bij Scofield in zijn Bijbel in de door hem aangehaalde teksten. Vergelijk het ook met Bijbels Panorama dat slechts in details verschilt. ‘Bijbels Panorama’ verschijnt bij Het Morgenrood sinds 1974 en staat nu ook op Internet. Het is een reeks tabellen waarin de tekst minder belangrijk is. De “zeven bedelingen” worden in 12 schetsen en twee aanhangsels als énige Bijbelse visie aan de man gebracht. We lezen hierover in een boekenfolder: “Aanbevolen op de Zoeklicht Seminar Avonden.” Wat zijn de bedelingen? Het zijn (volgens Scofield) bepaalde perioden door God ingebouwd tijdens het verloop van de geschiedenis van God en mensen. De zeven (door beide Scofield en’Bijbels Panorama’) aangegeven bedelingen zijn dan de volgende. 1°) Gen.1:28 = Onschuld. De mens leeft in onschuld en moet aan een eenvoudige test voldoen. 2°) Gen.3:23 = Geweten. In ongehoorzaamheid kwam de mens persoonlijk te beslissen wat voor hem goed en kwaad was. 3°) Gen.8:21 = Menselijke regeringen. Bij het falen van de mens wordt hij gestraft in de vloed. Zowel heidenen als Joden falen, ze regeren zichzelf. Duurt tot de Wederkomst. In werkelijkheid is die uitleg tegenstrijdig. Want in Gen.9:5 heeft het begrip “broeder” de betekenis van de naaste verwante en spreekt niet van een “regering”. 4°) Gen.12:1 = Belofte. Voor Abraham en zijn nazaten. Deze bedeling stopt met het begin van de vijfde. De belofte blijft wèl bestaan (Gal.3:15-18). 5°) Ex.19:8 = Wet. Gaat van Sinaï tot Calvarie, voor Israël alleen. 6°) Joh.1:17 = Genade. Heeft betrekking op Joden en Heidenen, vanaf Calvarie. Raar, maar waar, schrijft de New Scofield hier: “Voorafgaande aan het kruis was de redding van de mens op basis van geloof (Gen.15:6 / Rom.4:3).” Alsof geloof thans verkeerd zou zijn! En wat dacht u Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 15 van Noach die “genade” bij God vindt en Lot die gered is uit “genade” (Gen.6:8 / 19:19). 7°) Eph.1:10 = Koninkrijk. Dit is de vervulling van Gods verbond met David. Die tijd komt grotendeels overeen met de komende duizendjarige regering. Op internetbijbelcursus.nl staat in het artikel: “De indeling van de Bijbel” de volgende grafische indeling van de bedelingen. CHRONOLOGIE Van Adam tot de zondvloed “onschuld” en “geweten” 1656 jaren Van de zondvloed tot Abram “menselijke heerschappij” 427 jaren Van Abraham tot Sinaï “de belofte” 430 jaren Van Sinaï tot Golgotha “de wet” 1524 jaren Van Golgotha tot 1 Thessalonicenzen 4:16-18 het “genade tijdperk” ? jaren Van Mattheüs 24:29-30 tot Openbaring 20:7 “Het Koninkrijk” 1000 jaren Op deze indeling vinden we de volgende variant bij H.L. Willmington. Die staat in zijn ‘Book of Bible Lists’, Tyndale House, 1987, blz.95,96. Tot punt 5 is er een bijna totale overeenstemming. 6°) Hand.2:31-Opb.3:22 = Bruid. De bedeling van de bruid van het Lam. Van de opperkamer tot de opname. 7°) Opb.6:1-20:3 = Wraak. De bedeling van de wraak van het Lam. Van de opname tot de tweede komst. 8°) Opb.20:4-15 = Regering. De bedeling van de regering van het Lam, het duizendjarige rijk. Van de tweede komst tot de Grote Witte Troon. 9°) Opb.21 en 22 = Nieuwe schepping. De bedeling van de nieuwe schepping van het Lam. Van de Grote Witte Troon tot de eeuwigheid. Enkele verschillen zijn de volgende. Waar bij Scofield de derde bedeling duurt tot de wederkomst stopt ze met de spraakverwarring volgens Willmington. Van een verdergaan van de belofte in de 4de bedeling weet Willmington niets te zeggen, maar waarschijnlijk geloofd hij het wel. En overdenk ook eens dit: Scofield geeft enkele malen een tweedeling van de menselijke geschiedenis. Hij spreekt in Rom.7:56 over twee methoden van goddelijk handelen, één door de wet, de ander door de Heilige Geest. Joh.1:17 leert ons echter: de wet staat in contrast met Genade. Je zou met een beetje goede wil kunnen zeggen dat sommige van de Kerkvaders een soort bedelingen aanhielden, ofschoon “onderverdeling van de wereldgeschiedenis” exacter zou zijn. Gekend is dat Barnabas die de onderverdeling van 7 x 1000 gebruikt heeft. Maar daar schiet je niet ver mee op. Justinus Martyr (100-165 na Chr.) geloofde in vier opeenvolgende fases in de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 16 geschiedenis van Goden mensen; 1°) Van Adam tot Abraham, 2°) van Abraham tot Mozes, 3°) van Mozes tot Christus, en 4°) van Christus tot heden. Irenaeus (120-202 na Chr.) leerde iets gelijkaardigs. Hij verdeelde de geschiedenis als volgt in; 1°) Van Schepping tot Vloed, 2°) van Vloed tot Wet, 3°) van Wet tot Evangelie, 4°) van Evangelie tot de eeuwige staat. Larry Crutchfield zegt in ‘Ages and Dispensations of the Ante-Nicene Fathers’, waar dit aan de orde is, dat sommigen van de vroege kerkleiders: “zeer kortbij kwamen in het maken van dezelfde verdelingen als moderne dispensationalisten doen.” Zie ‘The Early Church fathers and the foundations of dispensationalism’, L. V. Crutchfield, http://www.tyndale.edu/dirn/articles/early6.html . En we citeren ook nog dit: “Ryrie schrijft in zijn boek “The Moody Handbook of Theology” hier onder andere over. Wel voegt hij hier aan toe: “We willen niet de suggestie wekken dat de vroege kerkvaders dispensationalisten waren en terecht wordt geconstateerd dat zij [niet meer dan] een primitieve vorm van dispensationalistische concepten leerden” (internetbijbelcursus.nl ‘De indeling van de Bijbel’). Niet vergeten dat is wat we ook leren maar geschreven door iemand van het andere kamp. Wat wij op dat gebied zeggen Mag ik starten met het citaat van iemand die zijn volle geloof en vertrouwen stelt in de leer van de bedelingen: “Terwijl het duidelijk is dat er verschillende dispensaties in de Bijbel zijn, moet de bijbelstudent niet gedwongen worden de traditionele vorm van dispensationalisme te aanvaarden, zoals geleerd door bepaalde mannen of groepen. In feite zijn geen twee dispensationele leraren het over elk punt eens. Elke systematische theologie en elke leer van mensen moet zorgvuldig beproefd worden aan de Bijbel (Hand 17:11; 1 Kor 14:29; 1 Thess 5:21).” Wij onderstrepen, zie van David Cloud, ‘Bestudeer de Bijbel Dispensationeel’, op de volgende site: http://members.lycos.nl/verhoevenmarc696/index.htm In Eph.1:10 / 3:2 en Col.1:25 van de Statenvertaling, is “bedeling” de weergave van “oikonomia.” De NBG vertaling gebruikt dit woord “bedeling” niet. De lijst van de teksten, waar “oikonomia” en “oikonomos” in voorkomen is als volgt: Oikonomia Tekst Statenvertaling NBG Vertaling Luc.16:2 rentmeesterschap beheer 16:3 rentmeesterschap rentmeesterschap 16:4 rentmeesterschap rentmeesterschap 1 Cor.9:17 uitdeling taak Eph.1:10 bedeling ter voorbereiding 3:2 bedeling bediening 3:9 gemeenschap bediening Col.1:25 bedeling bediening 1 Tim.1:4 stichting leiding Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 17 Oikonomos Luc.12:42 huisbezorger rentmeester 16:1 rentmeester rentmeester 16:3 rentmeester rentmeester 16:8 rentmeester rentmeester Rom.16:23 rentmeester (stads)rentmeester 1 Cor.4:1 uitdeler aan wie het beheer is toevertrouwd 1 Cor.4:2 uitdeler beheerder Gal.4:2 verzorger toezicht Tit.1:7 huisverzorger beheerder van het huis 1 Pet.4:10 uitdeler rentmeester Uit de vertalingen die steeds een Hebreeuws of Grieks woord door hetzelfde equivalent vertalen (zeggen ze van zichzelf) nemen we er twee in de volgende tabel. Deze van de Wachttoren die niet geloofd in een leer van bedelingen en deze van Voorhoeve gebaseerd op de vertaling van Darby en dus in de zin van de leer van de bedelingen. Wie beschikt over dergelijke vertalingen kan voor zichzelf ook nog Young, Rotherham en de Concordant Version nagaan. Oikonomia Tekst NWV (1995) Voorhoeve (1966) Luc.16:2 beheer rentmeesterschap 16:3 beheer rentmeesterschap 16:4 ambt van beheerder rentmeesterschap 1 Cor.9:17 beheer rentmeesterschap Eph.1:10 bestuur bedeling (voetnoot = rentmeesterschap) 3:2 beheer rentmeesterschap 3:9 volvoerd wordt rentmeesterschap Col.1:25 beheer rentmeesterschap 1 Tim.1:4 wordt uitgedeeld werk (voetnoot = Gods rentmeesterschap) Oikonomos Luc.12:42 beheerder rentmeester 16:1 beheerder rentmeester 16:3 beheerder rentmeester 16:8 beheerder rentmeester Rom.16:23 stadsbeheerder rentmeester van de stad 1 Cor.4:1 beheerder rentmeesters 1 Cor.4:2 beheerders rentmeesters Gal.4:2 beheerders beheerders Tit.1:7 beheerder rentmeester Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 1 Pet.4:10 beheerders 18 rentmeesters Voor “oikonomos” geeft de NWV bijna steeds in voetnota als variant; huishouder(s) of huisbestuurder(s). En hieronder enkele andere vertalingen van de 3 teksten waar de Statenvertaling als “bedeling” heeft vertaald. Eph.1:10 1°) King James “dispensation” 2°) Living Bible “purpose” 3°) Philips “he purposed” 4°) Revised St. Version “plan” 5°) Today’s English Version “plan” 6°) New International Version “purposed to” 7°) Jerusalem Bible (Engels) “to act upon” 8°) New English Bible “put into effect” 9°) Luther (Nederlandse Vertaling) “bedeling” 10°) Leidsevertaling “regeling” 11°) Brouwer “volheid” 12°) Canisius “bestel” 13°) Willibrord “volheid” Eph.3:2 1°) King James “dispensation” 2°) Living Bible “special work” 3°) Philips “your minister” 4°) Revised St. Version “stewardship” 5°) Today’s English Version “work” 6°) New International Version “administration” 7°) Jerusalem Bible “enthrusted by God” 8°) New English Bible (Engels) “God has assigned” 9°) Luther (Nederlandse Vertaling) “ambt” 10°) Leidsevertaling “bestel” 11°) Brouwer “genadeambt” 12°) Canisius “beheer” 13°) Willibrord “beheer” Col.1:25 1°) King James “dispensation” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 19 2°) Living Bible “to help” 3°) Philips “purpose” 4°) Revised St. Version “divine office” 5°) Today’s English Version “task” 6°) New International Version “commission” 7°) Jerusalem Bible “responsible” 8°) New English Bible (Engels) “task” 9°) Luther (Nederlandse Vertaling) “predikambt” 10°) Leidse vert. “beschikking” 11°) Brouwer “ambt” 12°) Canisius “beschikking” 13°) Willibrord “taak” Over Collossenzen 1:25 In welke zin moeten we Col.1:25 begrijpen. J.A.C. Van Leeuwen schrijft in ‘Korte verklaring der Heilige Schrift’, ‘De brief aan de Colossensen’, Kok, 1966, blz.28 het volgende: “Haar dienaar ben ik geworden naar het Goddelijk ambt, mij gegeven, om aan u het Woord Gods vol te maken. Noemde Paulus zich in vs. 23 een dienaar van het evangelie, hier spreekt hij van zijn dienst voor de kerk, welke hij dient krachtens hetgeen God hem heeft opgedragen; hij heeft het ambt van een huisverzorger of rentmeester ontvangen, vgl. 1 Cor.9:17b; 4:1,2 om de rijkdommen, het voedsel uit te delen, aan de kerk door God geschonken; dit is de betekenis van het door ons met “ambt” vertaalde woord. Nader omschrijft hij dit ambt als roeping om aan u het woord Gods vol te maken. Ook hier betrekt de apostel op fijne wijze de Collossensen in zijn apostolische arbeid, en doet hij hen het verband, de geestelijke band met de anderen gevoelen; ook aan hen, die deel der kerk Gods zijn, en die het verband met de anderen niet door gehoor geven aan dwaalleer moeten verliezen, heeft hij een roeping, al is hij nooit in hun midden geweest; en wel de roeping het Woord Gods, d.i. hier het evangelie door hem gepredikt vol te maken; vol, vervuld wordt het Woord Gods, doordat het ook buiten de grenzen van Palestina, en niet slechts aan Joden, maar mede aan heidenen wordt gebracht, vgl. Rom.15:19; en wanneer het naar zijn inhoud in zijn volle betekenis wordt erkend, vgl. vs. 28” (wij onderstrepen). R. Martin schrijft in zijn commentaar ‘Colossians’, The Paternoster Press, 1972, blz.64 over Col.1:25: “Paulus is vastberaden om het nauwe verband tussen hem zelf en de gemeente te Colosse uit te leggen in vers 25. De sleutel ligt in het naamwoord weergegeven als “goddelijk bestuur” (Grieks oikonomia). Het ongewone element van dit onderdeel om het Paulinische getuigenis aan te duiden is tweevoudig; a) hij geeft zich zelf de titel van dienaar (diakonos) in de algemene of universele kerk en b) gebruikt een term voor zijn roeping die op andere plaatsen is gebruikt voor Gods bedoelingen met de wereld (Eph.1:10 / 3:9). Zoals in Eph.3:2 is de grote waardigheid van zijn Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 20 zending op die wijze uitgewerkt dat dit slechts kan betekenen dat de prediking van Paulus samenvalt met Gods plan voor deze wereld. En van hem wordt gevraagd dat plan van genade uit te voeren zoals het hem is opgedragen. In deze oecumenische bediening kan ook de gemeente van Colosse zijn deel eraan hebben, ze staan in de schaduw van datgene waartoe Paulus is aangesteld.” Over Epheze 1:10 Laten we even kijken wat een andere geleerde zegt over Eph.1:10. S. Greijdanus schrijft in ‘Korte verklaring der Heilige Schrift’, ‘De brieven van de apostel Paulus aan de Efeziërs en de Filippenzen’, Kok, 1973, blz.33 het volgende: “De tijd verloopt in perioden, bijzondere tijden, gelegenheden. De tijd is niet een steeds gelijk verlopend eentonig geheel. Hij is verdeeld. En die delen verschillen van aard. In het ene tijddeel geschiedt dit, in het andere kan en moet wat anders gebeuren. Alles kan niet evengoed in elke eeuw plaats vinden. De Israëlieten mochten Kanaän eerst erven, toen de Kanaänieten de maat hunner zonden vol gemaakt hadden, en uitgeroeid moesten worden. Gen.15:16. De Here Christus werd geboren, toen de volheid des tijds gekomen was, Gal.4:4. De Hervorming had niet in de zesde eeuw, noch in deze eeuw, kunnen doorwerken, zoals in de zestiende. Daarom spreekt de apostel nu van tijden. Het woord, door hem geschreven, doelt op bijzondere tijden, die voor iets geschikt of gelegen zijn. Maar zowel het karakter dier onderscheiden tijden of perioden, als hun aantal, is door God bepaald. Dat aantal is eindig, heeft een maat. En wanneer de laatste gekomen en geëindigd is, is de wereldgeschiedenis voorbij. Dan vangt een gans andere bedeling aan. Dan wordt de toestand van hemel en aarde, met wat er op en er in is, geheel anders. De inrichting, verhouding, samenhang van alles wordt dan gewijzigd. En de samenstelling, regeling en toestand van alle dingen in hemel en op aarde, gelijk God die zal doen zijn na de jongste dag, wordt nu aangeduid met de woorden: bedeling van de volheid der tijden. Het wezen dier bedeling of inrichting van alle dingen dan, geeft de apostel aan door de uitdrukking: alle dingen onder één hoofd te herenigen in Christus” (wij onderstrepen). Er bestaan twee prachtige commentaren op de brief aan de gemeente van Epheze; dat van Calvijn en dat van William Hendriksen. Uit dat van Calvijn citeren we niets in dit verband omdat toen hij zijn boek schreef er geen persoon twijfelde aan de Paulinische achtergrond. Niemand zou er aan getwijfeld hebben dat Epheze geen echt boek was geschreven door de apostel der heidenen. Of zou hebben beweerd dat er in dat boek een nieuwe of andere leerstelling aan bod kwam die nog niet gekend was. Tegen het einde der 18de eeuw waren er echter stemmen opgegaan dat in het boek Epheze een andere schrijver aan het woord was dan Paulus en dat deze andere dingen preekt die vreemd waren aan het gedachtegoed van Paulus. Op die twee punten gaat W. Hendriksen, de Amerikaans-Nederlands Gereformeerde theoloog, in zijn inleiding op dat boek uitvoerig wat aanstippen. Hij zegt met nadruk dat een gelijkenis met Paulus en de rest van het NT zo voor de hand ligt dat elke andere uitleg fout moet zijn. Hij geeft daartoe een vergelijking tussen die andere geschriften van het NT. Hij geeft een vers-naast-vers vergelijking van Epheze met Colossenzen. Qua Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 21 inhoud worden dan de volgende gelijkenissen vastgesteld; voor 1 en 2 Tim. en Titus (blz.35-38) met 1 Petrus (blz.38, 39) met Lucas en Handelingen (blz.39,40), met de geschriften van Johannes (blz.40), het boek aan de Hebreeën (blz.41) en tenslotte Jacobus (blz.41). Er is slechts één conclusie; op theologisch vlak wijkt het boek Epheze in niets af van de rest van het NT. Over de betekenis van het begrip “oikonomia” zegt hij dan: “dit woord heeft in het NT wanneer het gebruikt wordt steeds de gedachte van rentmeesterschap. Het heeft die betekenis niet slechts in Lucas 16:2-4 / 1 Cor.9:17 / Col.1:25 en 1 Tim.1:4 maar ook in Eph.3:2. Echter, door een lichte verschuiving van de basisbetekenis van het woord als “bestuur of iemands eigen rentmeesterschap” of in het algemeen “administratie” (...) naar de zin van uitvoeren van een doel of plan (Eph.1:10 / 3:9). Eenzelfde schrijver moet toch het recht hebben een woord te gebruiken in zijn basisbetekenis en dan in een andere context in een ietwat aangepaste betekenis. Is het niet waar dat zelfs in een kort vers de betekenis van een woord kan wijzigen zoals in Luc.9:60 en Rom.9:6? Het is duidelijk dat het argument van een “andere betekenis” geen grond heeft” (blz.44,45 wij onderstrepen). Met ander woorden: de teksten waarin over “oikonomia” sprake is in Epheze en Colossenzen hebben aan dat woord géén andere betekenis gegeven dan wat het steeds heeft willen omschrijven. Die brieven spreken niet over een ander evangelie dat vroeger niet was gekend! We vertalen uit de uitgave van ‘The banner of Truth Trust’, 1972. Met het oog op dit alles is wat de gewone leer van de leer van de bedeling zegt niet Bijbels. J. F. Strombeck schrijft het volgende: “Hier zijn twee afzonderlijke programma’s. Dat voor Israël was onderbroken aan het einde van de negen en zestigste week, omdat Israël zijn Messias, door Wien dat programma moest worden vervuld, verwierp en kruisigde. Daarna begon de Here onmiddellijk met Zijn programma voor de gemeente. Hij zal het uitwerken tot aan de dag van de opname der gelovigen. Wanneer dat gebeurd is zal Hij wederkeren om Israël te reinigen en voor te bereiden tot het aannemen van zijn Messias die Gods programma voor hen verder geheel zal vervullen. Deze reiniging van Israël zal geschieden in de zeventigste jaarweek. De gemeente heeft zulk een proces van reiniging niet nodig. “Zij is eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus”. “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden” (Hebr.10:10,14)” (in ‘De komende Hemelvaart aller gelovigen’, Uitgeverij Zoeklicht, z.j., op blz.29). Met het oog op dit alles is wat de extreme leer (van Bullinger) van de leer van de bedeling zegt niet Bijbels. In ‘Israël en de Bijbel’ jan. 2002 schrijft T. Stier op blz.14: “Gods verborgen handelen. Handelingen 28 beschrijft hoe de evangeliekandelaar in Rome nog één keer zijn licht over Israëls leiders liet schijnen. Het resultaat was echter teleurstellend: “En sommigen gaven wel gehoor aan hetgeen gezegd werd, maar anderen bleven ongelovig;”. Na de profetie van Jesaja 6 te hebben geciteerd: “(…) Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken (…) “, legt de apostel een belangrijke verklaring af: “Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!” (Hand.28:2428). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 22 Daarmee hebben ook de kenmerken, die de prediking van het zogenaamde Evangelie van het Koninkrijk onder Israël begeleidden (“in Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden” (Markus 16:17,18), tijdelijk een einde genomen. Het heil wordt namelijk aan de heidenen gezonden, “die zullen dan ook horen”, (maar niet zien!). Het is de ontwikkeling van de nieuwe fase in Gods heilsplan waarin Hij de Gemeente, het Lichaam van Christus, bestaande uit Joden en heidenen tot aanzijn roept. Zijn heilshandelen met Israël als volk, waarvan veel details in de symboliek van de Menora zijn terug te vinden, is daarmee tijdelijk op een zijspoor gekomen.” Geen ondersteuning in de Bijbel We denken dat er een belangrijk argument is waarom er geen sprake kan zijn van een nieuwe regeling die God nog zou treffen met een toekomstige Israël. De Here Jezus, YaHWeH God, presenteerde zich aan Israël als het sluitstuk van Zijn omgaan met dat volk, maar het is het slotstuk van hun overtredingen geworden. Bekijken we vooreerst de in vele opzichten gelijkaardige situatie uit de jaren vóór de vernietiging van de eerste tempel in de 6de eeuw voor Christus. God is het op een bepaald moment moe om maar te blijven vergeven: Jer.15:6,7 SV77: “Gij hebt Mij verlaten, spreekt de HEERE; gij zijt achterwaarts gegaan; daarom zal Ik Mijn hand tegen u uitstrekken en u verderven; Ik ben het berouw hebben moede geworden. En Ik zal hen wannen met een wan, in de poorten des lands; Ik heb Mijn volk van kinderen beroofd en verdelgd; zij zijn van hun wegen niet weergekeerd.” En ook Jer.23:19,20 SV77 wijst hierop: “Ziet, een onweder des HEEREN, een grimmigheid is uitgegaan, ja, een smartelijk onweder, het zal blijven op het hoofd der goddelozen. De toorn des HEEREN zal zich niet afwenden, totdat Hij zal hebben gedaan, en totdat Hij tot stand gebracht zal hebben de gedachten Zijns harten; in het laatste der dagen zult gij met verstand daarop letten.” Beslissingen die God neemt in bepaalde omstandigheden zijn niet meer te herroepen: 2 Kon:24-27 SV77: “En ook deed Josía weg de waarzeggers, en de duivelskunstenaars, en de terafim, en de drekgoden, en alle verfoeiselen, die in het land van Juda en in Jeruzalem gezien werden; opdat hij bevestigde de woorden der wet, die geschreven waren in het boek, dat de priester Hilkía in het huis des HEEREN gevonden had. En vóór hem was geen koning zijns gelijke, die zich tot de HEERE, met zijn ganse hart, en met zijn ganse ziel, en met zijn ganse kracht, naar al de wet van Mozes, bekeerd had; en na hem stond zijns gelijke niet op. Nochtans keerde de HEERE Zich van de brand van Zijn grote toorn niet af, waarmee Zijn toorn brandde tegen Juda, om al de tergingen, waarmee Manasse Hem getergd had. En de HEERE zeide: Ik zal Juda ook van Mijn aangezicht wegdoen, zoals Ik Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 23 Israël weggedaan heb; en Ik zal deze stad Jeruzalem verwerpen, die Ik verkoren heb, en het huis, waarvan Ik gezegd heb: Mijn Naam zal daar wezen.” Jer.4:28 SV77: “Hierom zal de aarde treuren, en de hemel daarboven zwart zijn; omdat Ik het heb gesproken, Ik heb het voorgenomen en het zal Mij niet berouwen, en Ik zal Mij daarvan niet afkeren.” En dan de situatie van Israël bij de eerste komst van Jezus: Lucas 17:25 SV77: “Maar eerst moet Hij veel lijden, en verworpen worden door dit geslacht.” Lucas 7:31,32 SV77: “En de Heere zeide: Bij wie zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken, en aan wie zijn zij gelijk? Zij zijn gelijk aan de kinderen, die op de markt zitten, en elkander toeroepen, en zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend.” In Luke 11:29 SV77: “En toen de scharen dicht bijeenvergaderden, begon Hij te zeggen: Dit is een boos geslacht; het verzoekt een teken, en het zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jona, de profeet.” In Lucas 11, verzen 49-51 SV77, zegt Jezus: “Waarom ook de wijsheid Gods zegt: Ik zal profeten en apostelen tot hen zenden, en van die zullen zij sommigen doden, en sommigen zullen zij uitjagen; Opdat van dit geslacht afgeëist wordt het bloed van al de profeten, dat vergoten is van de grondlegging der wereld af; Van het bloed van Abel, tot het bloed van Zacharia, die gedood is tussen het altaar en het huis Gods; ja, zeg Ik u, het zal afgeëist worden van dit geslacht!” Luc.19:44 SV77: “En u tot de grond zullen neerwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u de ene steen op de andere steen niet laten; daarom dat gij de tijd van uw bezoeking niet bekend hebt.” Luc.23:28 SV77: “En Jezus, Zich tot hen kerende, zeide: Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelf, en over uw kinderen.” Bij de eerste vernietiging van de tempel was er een gelijkaardige situatie als hierboven zoals Jer.9:17-19 SV77 zegt: “Zo zegt de HEERE der heerscharen: Merkt daarop, en roept klaagvrouwen, dat zij komen; en zendt heen naar de wijze vrouwen, dat zij komen. En haasten, en een weeklacht over ons opheffen, dat onze ogen van tranen neerdalen, en onze oogleden van water vlieten. Want er is een stem van weeklacht gehoord uit Sion: Hoe zijn wij verstoord! wij zijn zeer beschaamd, omdat wij het land hebben verlaten, omdat zij onze woningen hebben omgeworpen.” Tien melaatsen worden genezen, maar slechts één is dankbaar volgens Luc.17:16 SV77: “En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en deze was een Samaritaan.” Opb.11:17,18 SV77: “Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen, en als Koning hebt geheerst; En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden, om Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 24 geoordeeld te worden, en om het loon te geven aan Uw dienstknechten, de profeten, en de heiligen, en hun, die Uw Naam vrezen, de kleinen en de groten; en om te verderven degenen, die de aarde verdierven.” Het Israël uit de dagen van de eerste prediking door de apostelen, is ofwel een EXTREEM VIJANDIG Israël (zoals blijkt uit de eerste serie teksten hieronder) ofwel een Israël dat de Messias Jezus omhelst als zijn enige REDDER EN HEILAND (de tweede serie teksten hieronder). EERSTE SERIE: Joden als vijanden van God Hand.9:29 SV77: “En vrijmoedig sprekende in de Naam van de Heere Jezus, sprak hij ook, en handelde tegen de Griekse Joden; maar deze trachtten hem te doden.” Hand.10:39 SV77: “En wij zijn getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het Joodse land en te Jeruzalem; Die zij gedood hebben, Hem hangende aan een hout.” Hand.13:50 SV77: “Maar de Joden ruiden op de godsdienstige en achtbare vrouwen, en de voornaamsten van de stad, en verwekten vervolging tegen Paulus en Bárnabas, en wierpen ze uit hun gebied.” Hand.14:2 SV77: “Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders.” Hand 14,5 SV77: “En toen er een oploop geschiedde, beiden van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen, en hen te stenigen.” Hand.17:1,5,13 SV77: “En door Amfípolis en Apollónia hun weg genomen hebbende, kwamen zij te Thessaloníca, alwaar een synagoge der Joden was. Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, dit benijdende, namen tot zich enige boze mannen uit de marktboeven, en maakten, dat het volk te hoop liep, en beroerden de stad; en op het huis van Jason aanvallende, zochten zij hen tot het volk te brengen. Maar toen de Joden van Thessaloníca verstonden, dat het Woord Gods ook te Beréa door Paulus verkondigd werd, kwamen zij ook daar en bewogen de scharen.” Of vers 13 NBG: “kwamen zij ook daar de scharen opzetten en verontrusten.” Of vers 13 NBV: “het volk opruien en in verwarring brengen.” Hand.20:3,19 SV77: “En toen hij aldaar drie maanden doorgebracht had, en hem van de Joden lagen gelegd werden, toen hij naar Syrië zou varen, zo werd hij van zin weer te keren door Macedónië. (…) Dienende de Heere met alle ootmoedigheid, en vele tranen, en verzoekingen, die mij overkomen zijn door de lagen der Joden.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 25 Hand.21:27,28 SV77: “Toen nu de zeven dagen zouden voleindigd worden, zagen hem de Joden van Azië in de tempel, en beroerden al het volk, en sloegen de handen aan hem roepende: Gij Israëlietische mannen, komt te hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats iedereen overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in de tempel gebracht, en heeft deze heilige plaats ontheiligd.” Hand.23:12,13 SV77: “En toen het dag geworden was, maakten sommigen van de Joden een samenrotting, en vervloekten zichzelf, zeggende, dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat zij Paulus zouden gedood hebben. En zij waren meer dan veertig, die deze eed tesamen gedaan hadden.” Hand.24:9 SV77: “En ook de Joden stemden het toe, zeggende, dat deze dingen alzo waren.” Hand.25:2,15,24 SV77: “En de hogepriester, en de voornaamsten der Joden, verschenen voor hem tegen Paulus en baden hem, (…) Om wiens wil, toen ik te Jeruzalem was, de overpriesters en de ouderlingen der Joden verschenen, begerende een vonnis tegen hem; (…) En Festus zeide: Koning Agrippa, en gij mannen allen, die met ons hier tegenwoordig zijt, gij ziet deze, over wie mij de ganse menigte der Joden heeft aangesproken, beide te Jeruzalem en hier, roepende, dat hij niet meer behoort te leven.” Hand.26:2,21 SV77: “Ik acht mijzelf gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden over alles, waarvan ik door de Joden beschuldigd word; (…) Om deze zaken hebben mij de Joden in de tempel gegrepen en gepoogd om te brengen.” Jer.9:25,26 SV77: “Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoekingen zal doen over alle besnedenen, met hen, die de voorhuid hebben; over Egypte, en over Juda, en over Edom, en over de kinderen Ammons, en over Moab, en over allen, die aan de hoeken afgekort zijn, die in de woestijn wonen; want al de heidenen hebben de voorhuid, maar het ganse huis Israëls heeft de voorhuid des harten.” TWEEDE SERIE: Joden als vrienden van God In Romeinen 1:8 SV77: “Eerst dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, dat uw geloof verkondigd wordt in de gehele wereld.” Hand.4:36,37: “En Joses, door de apostelen toegenaamd Barnábas (dat is, overgezet zijnde, een zoon der vertroosting), een Leviet, van geboorte uit Cyprus, alzo hij een akker had, verkocht die, en bracht het geld, en legde het aan de voeten der apostelen.” Hand.6:7 NBG: “En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.” Hand.12:24 SV77: “En het Woord Gods wies, en vermenigvuldigde.” Hand.13:43 SV77: “En toen de synagoge uitgegaan was, volgden velen van de Joden en van de godsdienstige Jodengenoten Paulus en Bárnabas; die tot hen spraken, en hen vermaanden te blijven bij de genade Gods.” In Hand.13:49 SV77: “En het Woord des Heeren werd door het gehele land uitgebreid.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 26 Hand.14:1 SV77: “En het geschiedde te Ikónium, dat zij te zamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken, geloofde.” Hand.15:5 NBG: “Maar er stonden uit de partij des Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren. “ In Hand.19:10 SV77: “En dit geschiedde twee jaren lang, alzo dat allen, die in Azië woonden, het Woord van de Heere Jezus hoorden, beiden Joden en Grieken.” Hand.19:17,18,20: “En dit werd allen bekend, beiden Joden en Grieken, die te Éfeze woonden; en er viel een vrees over hen allen, en de Naam van de Heere Jezus werd groot gemaakt. En velen van hen, die geloofden, kwamen, belijdende en verkondigende hun daden. (…) Alzo wies het Woord des Heeren met macht, en nam de overhand.” Hand.21:20 NBG: “En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn ijveraars voor de wet.” CONCLUSIE We hebben hier ongeveer alles weergegeven wat er aan argumenten is gebruikt bij dit onderwerp in de leer van de bedelingen. In werkelijkheid valt daar niet veel uit op te rapen. Twee zaken zijn duidelijk. Ten eerste: de betekenis van het begrip in het OT kan daar niet zondermeer afgelezen worden. Men werkt in een omgekeerde volgorde, men gaat de definitie vastleggen vanuit de boeken van het NT (Epheze en Collossensen). Teruggaande maakt men er dan meestal zeven bedelingen van, waarschijnlijk omdat zoiets als zeven, indruk maakt op een geoefende Bijbellezer. Ten tweede: indien de betekenis van de term zo vast zou staan in de Griekse woordenboeken, waarom hebben dan de vertalingen, die we hebben aangehaald, geen grotere gelijkenis op dat punt? Dat zal zijn omdat niemand van deze erin kan terugvinden wat men er in de leer van de bedelingen inlegt. Veel verhaal heeft de Bijbel er zelf niet over. Men zou de geschiedenis van de wereld in drie werelden kunnen verdelen, drie bedelingen als u het wenst: deze vóór de wet van Mozes, daaropvolgend deze vanaf Mozes en ten slotte deze vanaf de dood van de Heer. Lees bijvoorbeeld 2 Petrus 3. Zodat we simpelweg zoals we steeds doen, gewoon maar dienen te spreken van het Oude Testament en Nieuwe Testament, of nog correcter Oude en Nieuwe Verbond. Meer hoeft dat niet te zijn want al de rest brengt verwarring. Spreken over de bedeling van het NT is een zaak van de gemeente bestaande uit Joden en Heidenen die Jezus hebben aangenomen als hun Messias. Herstel van een Joodse staat is daar géén onderdeel meer van. Wie zich bekeerd van het Jodendom tot het christendom is overgegaan van het Zion in het letterlijke Jeruzalem naar het Zion in de hemel (Heb.12:22). Waarom terugkeren naar de aardse begrippen wanneer we weten dat de hemelse het laatste en hoogste goed zijn die een mens kan bereiken. We kunnen alle argumenten niet bespreken die aantonen dat de dispensatieleer niet klopt met de Schrift. Maar met betrekking tot het duizendjarige rijk toch deze opmerkingen en Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 27 aantekeningen. 1°) Slechts in Openbaring 20 staat er wat over een duizendjarige Rijk. De rest van het NT zwijgt daarover. 2°) Daarover twee vragen: a) mogen we onze theologie baseren op een symbolisch boek? Weet u bijvoorbeeld dat telkenmale er sprake is over Jezus in dat boek het in symbolische beschrijvingen zijn? Het is hierbij duidelijk, dat ook andere dingen in dat boek hun symbolische trekjes hebben! b) mogen we vanuit de symboliek van Openbaring de rest van het NT uitleggen? 3°) Wanneer we geloven dat de wedergeboorte een opstanding is waarom leren we dan niet consequent dat we thans reeds met Christus regeren! 4°) De Wederkomst is de terminus van de wereldse geschiedenis en niet het begin van een duizendjarige regering. Dat zegt zelfs 1 Cor.15:23-28. Volgens Mat.28:20 stopt de prediking van het evangelie met het einde der dagen. De tijd van genade stopt met de tweede komst volgens 2 Pet.1:19 / 1 Cor.11:26. Met de Wederkomst is het aantal van gelovigen/heiligen/verlosten compleet (Joh.17:2,24 / Joh.6:39,44 / 1 Cor.15:23). En alle goddelozen worden bij die zelfde komst veroordeeld (2 Thes.1:7-9 / 2 Pet.3:9,10 / Judas 14,15 / Opb.1:7). Dat oordeel is gelijk aan het einde van deze wereld volgens Mat.13:40,41,49. Om die redenen worden gelovigen aangespoord om te volharden tot die dag (1 Pet.4:12,13 / Luc.12:35-37 / 19:13 / 1 Cor.1:7,8 / Phil.1:16 / 1:9,10 / 1 Thes.5:9,10 / Col.3:4,5 / Phil.3:20 / 1 Cor.11:26 / 1 Pet.1:13. Bij de Wederkomst verdwijnt de oude hemel en oude aarde ineens (2 Pet.3:10). Met andere woorden: met de Wederkomst is er voor een toekomstig duizendjarig rijk géén plaats meer. Want zowel gelovigen als ongelovigen worden ineens geoordeeld (Mat.13:40-42 / 25:31-33 / Joh.5:28,29 / Hand.17:31 / 1 Cor.15:23-26 / 1 Thes.4:16,17). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 28 Hoofdstuk 2 Heeft God één vrouw of heeft Hij er meerdere? Wat zij op dat gebied zeggen J. F. Strombeck schrijft in ‘De komende Hemelvaart aller gelovigen’, Uitg. Zoeklicht, z.j., op blz.75 het volgende: “Van de leden van de gemeente van Christus worden dingen gezegd die we niet lezen van enige andere groep van heiligen. Zij zijn geboren uit God en uit de Geest (Joh.1:13; 3:5). Zij zijn de goddelijke natuur deelachtig (2 Petr.1:4). Zij zijn erfgenamen van God en medeërfgenamen met Christus (Rom.8:17). Van de gemeente zeide Jezus tot Zijn Vader: “En de heerlijkheid die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven” (Joh.17:22). Aan al deze voorwaarden moet de vrouw des Lams voldoen. De heiligen van het oude testament zijn niet de vrouw des Lams, hetgeen blijkt uit de woorden van Johannes de Doper, de laatste der oudtestamentische profeten: “Die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend van den bruidegom, die er bij staat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap over de stem van den bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld” (Joh.3:29). Hieruit blijkt dat Johannes zichzelf beschouwde als de vriend van de bruidegom. Dat de gemeente een hogere positie zal innemen dan de helden des geloofs van het oude testament, blijkt duidelijk uit Hebreeën 11:39,40: “Ook dezen allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.” De heiligen die uit de verdrukking zullen komen kunnen niet de vrouw des Lams zijn, omdat zij “Hem dag en nacht vereren in Zijn tempel” (Openb.7:15). De vierde en laatste groep van heiligen zijn de gelovigen uit Israël die door de verdrukking gaan. Daar zij zich op aarde bevinden ten tijde van de bruiloft des Lams in de hemel, kunnen zij onmogelijk de vrouw des Lams zijn” (wij onderstrepen). Scofield geeft bij Opb.19:7 het volgende als commentaar: “De bruid van het Lam is hier de bruid (Opb.21:9), de Gemeente, geïdentificeerd met het “hemelse Jeruzalem” (Heb. 12:22,23) en is te onderscheiden van Israël, de overspelige en verworpen “vrouw” van Jehovah, die nog herstelt wordt (Jes.54:1-10 / Hos.2:1-17) en geïdentificeerd met de aarde (Hos.2:23). Een vergeven en herstelde vrouw zou géén maagd (2 Cor.11:2,3) of bruid genoemd kunnen worden” (Scofield blz.1348). “We moeten dus wanneer we tot de evangeliën gaan onze geest ledigen (bevrijden) van theologische en andere vóóronderstellingen. Het is vooral nodig om - het erfdeel van de Protestantse gedachte van na-apostolische en Rooms Katholieke theologie - dat de kerk het ware Israël is en dat het O.Testamentische vooruitzicht over het Koninkrijk is vervuld in de Kerk. Ga er dus niet van uit dat sommige dingen gelijk zijn aan elkaar omdat ze bekend voorkomen. Ga er niet van uit dat de “troon van David” (Luc.1:32) synoniem is aan “de troon van Mijn Vader” (Opb.3:21). Of dat “het huis van Jacob” de Kerk zou zijn bestaande uit Joden en Heidenen” (Scofield blz.989) (wij onderstrepen). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 29 Wat wij op dat gebied zeggen Een eerste opmerking. De leer van de bedelingen deinst er hier niet voor terug om een totaal verwrongen beeld te geven van Gods Christelijke Gemeente. Indien ze juist redeneren dan heeft God een “vrouw” en daar bovenop heeft Christus ook nog een “maagd.” Met ander woorden God (Vader, Zoon en Geest) heeft twee vrouwen, of zal er uiteindelijk twee hebben in het duizendjarige rijk, een hemelse en een aardse. Is dat het beeld dat we over YaHWeH kennen vanuit het OT of het NT? Israël heeft met God een verbond als man en vrouw (Jes.54:5,6). Verbonden aangaan met andere volkeren noemt de Schrift een geestelijk overspel volgens o.a. Ezech.16: 15,25,29 / Jer.3:2,9. En dat geeft God een reden tot echtscheiding (Jes.1:21 / Hosea hoofdstuk 2). En het NT ziet die zaak niet anders. Het is volgens Jezus de énige grond tot echtscheiding van wat God heeft samengebracht (Mat.5:32 / 19:9 / Marc.10:11,12 / Rom.7:2,3). En volgens de Heer heeft Israël ook in Zijn dagen dat soort overspel gepleegd (Mat.12:39 / Marc.8:38). Tweede opmerking. Heeft Scofield nooit het onderscheid kunnen vinden in het OT tussen een Israël dat ontrouw is en vergeleken wordt bij een “hoer” en een “rest” die getrouw is. Zelfs indien men zou kunnen aantonen dat er op een bepaald moment geen enkele rest (dus gelovigen) zou zijn - wat volgens ons niet kan - ook dan is er geen enkel probleem. Want wanneer de HEERE Zijn “vrouw” die overspel gepleegd heeft vergiffenis schenkt, is zij in Zijn ogen zowaar iemand met een blanco strafregister. Ze is “maagd” zoals alle “maagden.” Dat is duidelijk vóór de Babylonische gevangenschap en ook erna. En dat ondanks meerdere geestelijke hoererijen met andere goden en andere volkeren! Zie o.a. 2 Kon.19:21 / Klaagliederen 1:15 / Micha 4:8 / Zach.9:9. In deze teksten hebben de gelovigen - zelfs indien ze slechts 0,01% van de Joodse bevolking zouden zijn - de volgende titel(s): “maagd”, “dochter van Zion”, “dochter van Jeruzalem” en “maagdelijke dochter.” En denk eraan een “dochter” is een “maagd” in Bijbelse terminologie! Zie deze termen in méér dan één vertaling. Trouwens, neem daar geen aanstoot aan, ook de heidense volkeren worden soms door de profeten als “maagden” beschreven. Dat is op die momenten dat ze een “dienst” voor God verrichten. Voorbeelden van dit gebruik zijn dan Sidon (Jes.23:12), Babylon (Jes.47:1), en Egypte (Jer.46:11). Maar Nineve, ooit gered door de prediking van Jona zal toch gestraft worden: ze is een hoer (Nahum 3:4). En ook Cyrus is een hoer volgens Jes.23:15-17. En hoeren blijven niet in Gods gunst dan indien ze zich bekeren van hun wandel. Derde opmerking. De laatste van de aangegeven teksten bij Scofield (Zach.9:9) is de tekst dat een deel van het volk van Israël zingt bij de intocht van Jezus in de hoofdstad enkele dagen voor Zijn kruisdood. Eén week voor Zijn dood neemt een deel van het volk Hem aan als de Messias die Zacharia beschrijft. Dit is de “geestelijke bruid” van de Heer. Zie naar; Mat.21:1-11 / Marc.11:1-10 / Luc.19:29-44 / Joh.12:12-19. De Farizeeën redeneerden hysterisch op dat moment: “zie de gehele wereld loopt Hem na” volgens het slot van dat gedeelte in het evangelie van Johannes. En met Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 30 Pinksteren krijgen we de definitieve herbevestiging dat God de “gelovige” Joden niet heeft verworpen. Ze ontvangen zelfs wat nieuws om te ondersteunen dat het verbond vernieuwd is: de Heilige Geest. Drieduizend (en méér) door de Geest herboren nieuwe mensen op één dag! EEN WONDER! Op één dag is de gemeente van het OT overgegaan in een nieuwe relatie tot haar HEER! Wat was voorzegd in het OT over herstel, is nu vervuld: vergeving van zonden (Luc.24:27). God heeft het werk dat Zijn hand begon niet laten varen! De ongelovige Joden zullen hun straf niet ontlopen met de tweede verwoesting van de stad, binnen een niet al te lange tijd. Scofield en zijn leerlingen hebben dat allemaal niet willen begrijpen. De hiernavolgende tabel kan u ook duidelijk maken dat men zich niet moet verliezen in het gebruik van één of ander beeld of gedachte in verband met de gemeente. Want één beeld geeft aan dat een bepaald aspect van de gemeente zo is. Een ander beeld geeft iets anders te kennen. De conclusie van de tabel is in elk geval deze; de kerk = de gemeente = de synagoge van het OT is = deze uit het NT, want ze hebben dezelfde namen en titels. In deze gemeente van het Nieuwe Testament oorspronkelijk bestaande uit Joden krijgen gelovigen uit de Heidenen dezelfde rechten (ook aangepaste plichten!) als de gelovigen uit Israël. BESCHRIJVING OUD TESTAMENT NIEUW TESTAMENT “Gods tempel” Ex.29:45 1 Cor.3:16 “kinderen der belofte” Jer.31:31-33 Rom.9:8 (Joden) / Gal.4:28 (Heidenen) “zaad van Abraham” Gen.17:7,8 Gal.3:29 “erfgenamen naar de belofte” Deut.29:12,13 Gal.3:29 “Gods uitverkorenen” Lev.20:24,26 Col.3:12 “wij zijn de besnijdenis” Gen.17:12 Phil.3:3 “erfgenamen van het koninkrijk” Jes.62:12 Jac.2:5 “een eigen volk” Deut.4:20 Tit.2:14 “het volk van God” Ex.19:5 Heb.4:9 “een uitverkoren geslacht” Ex.19:5 1 Pet.2:9 “een koninklijk priesterschap” Ex.19:6 1 Pet.2:9 “een heilige natie” Ex.19:6 1 Pet.2:9 “een volk Gode ten eigendom” Ezech.37:23 1 Pet.2:9 “de berg Sion” Ps.2:6 Heb.12:22 “de Stad van de levende God” Ps.48:2 Heb.12:22 “het hemelse Jeruzalem” Joël 2:32 Heb.12:22 “de heilige Stad” Ps.125:1 Opb.21:2 “en Hij heeft ons tot een Ex.19:5,6 koninkrijk, tot priesters voor Opb.1:6 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 31 Zijn God en Vader gemaakt” We lezen het volgende in ‘AMEN’ nummer 49 van juni 2003 op blz.12: “Er zijn vele Schriftplaatsen, die de derde tempel voorspellen, waarvan we er enkele zullen noemen. Wij lezen in 2 Tessalonicenzen 2: “Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die (de dag van Christus) komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen is, en dat geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs, die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo, dat hij in de tempel Gods als een god zal zitten, zichzelf vertonende, dat hij God is”. (vs.3-4 SV) Het is duidelijker dat als deze profetie in vervulling moet gaan gedurende de grote verdrukking, er een Joodse tempel moet bestaan. De Here Jezus Zelf waarschuwt in Mattheüs 24, vers 15: “Wanneer gij dan zult zien de gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, de profeet, staande in de heilige plaats, dat alsdan die in Judea zijn, vlieden op de bergen.” (SV) Om te begrijpen waar onze Heiland op doelt, moeten we het boek Daniël opslaan. In Daniël 9:27 vernemen wij, dat de vorst, die komen zal, een verbond zal sluiten met Israël voor de tijd van één jaarweek (dus zeven jaren); maar “ …in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen en wel tot de –voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” Hieruit vernemen wij, dat de Joodse eredienst in de tempel verstoord zal worden en er iets anders voor in de plaats komt. Daniël 12 geeft hier meer licht op: “En van de tijd af, dat het gedurig offer zal weggenomen worden en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, zullen zijn duizend tweehonderd en negentig dagen.” (vers 12) De mens der zonde zal zich in de tempel zetten, en de Schrift spreekt dan over “de gruwel der verwoesting” en van het volk zal verwacht worden, dat het dit zal aanbidden. In het 13de hoofdstuk van Openbaring wordt het ons duidelijker, als wij lezen, dat de valse profeet een beeld zal maken voor het beest en de mensen zal dwingen dit te aanbidden op straffe des doods. Uit dit alles blijkt, dat er een tempel (of wellicht een deel daarvan) moet zijn, om deze dingen in vervulling te doen gaan.” Er valt één en ander te zeggen over zo een uitspraak. Laat ik het mezelf eens gemakkelijk maken met een opmerkelijk citaat van een Pinkstertheoloog uit Nederland. Hij gaat in op de vraag of profetie letterlijk of figuurlijk te verklaren is of verklaard mag worden. Ik zeg er vooraf al Amen op! J.E. van den Brink schreef een boekje, ‘HET GEESTELIJKE ISRAËL’ van 95 pagina’s. Jammer, maar uitverkocht en met toestemming van Rhemaprint gratis te krijgen op internetpaginas 88,89 van de internetversie. Aanbevolen en verplicht als literatuur in deze problematiek. Letterlijk of geestelijk? “De vraag die ons menigmaal gesteld wordt, is de volgende: ‘Is het niet inkonsekwent dat men het ene gedeelte van een tekst of van een Schriftgedeelte letterlijk neemt en het andere vergeestelijkt?’ Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 32 Waarom is bijvoorbeeld de geboorte uit de maagd Maria een letterlijke vervulling van de profetie en waarom zou de troon van David, waarvan Lucas 1:31-33 spreekt, geestelijk opgevat moeten worden? Is zulk een willekeurige vergeestelijking niet onschriftuurlijk en verwerpelijk? Bij de beantwoording van deze vraag moet allereerst de tegenvraag gesteld worden: ‘Wat verstaat men onder letterlijk en wat verstaat men onder geestelijk?’ Is er wel een tegenstelling tussen deze begrippen? Met ‘letterlijk’ bedoelen wij de rechtstreekse en feitelijke betekenis van een woord en niet de figuurlijke of de beeldsprakige zin. Zo wordt het woord ‘hoofd’ letterlijk gebruikt, wanneer gezegd wordt: ‘Ook vlochten zij van doornen een kroon en zetten die op zijn hoofd’, maar dit woord wordt figuurlijk gebruikt in de tekst: ‘Het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God’ (1 Cor.11:3). Het begrip ‘geestelijk’ heeft te maken met de geestelijke of onzienlijke wereld. Het wil zeggen: niet zintuigelijk waarneembaar, maar wel reëel. De tegenstelling van ‘geestelijk’ is ‘natuurlijk’, dat is wél zintuiglijk waarneembaar. Tegenover ‘letterlijk’ staat dus ‘figuurlijk’ en tegenover ‘natuurlijk’ staat ‘geestelijk’. Een profetie kan letterlijk vervuld worden, zowel in de natuurlijke wereld als in de geestelijke wereld. Er zijn geen ‘letterlijke’ en ‘geestelijke’ mensen, maar wel ‘natuurlijke’ en ‘geestelijke’ mensen. Zo is er ook letterlijk een ‘natuurlijk’ volk Israël, maar er is ook letterlijk een ‘geestelijk’ volk Israël. ‘Letterlijk’ kan dus zowel betrekking hebben op de natuurlijke als op de geestelijke wereld. Zo is het Woord van God letterlijk een zwaard: al kan er geen hand mee afgehakt worden, men kan er wel reëel en concreet een scheiding mee maken tussen het goede en het kwade in de onzienlijke wereld.” Vergeestelijken is noodzakelijk “De gebeurtenissen met het volk Israël zijn ons ten voorbeeld, schrijft Paulus in 1 Corinthiërs 10:6. Het zijn schaduwen van de werkelijkheid, en als God ‘spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste (de schaduw of afbeelding) voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning’ (Hebr.8:13). Wij behoren het geschrevene in het Oude Testament wel letterlijk op te nemen, maar het niet te situeren in de natuurlijke, maar in de geestelijke wereld. ‘Vergeestelijken’ is niet iets ontoelaatbaars, maar juist noodzakelijk om de Schrift te begrijpen. Zo gaat het niet om een aardse tempel, maar om een hemelse, een geestelijk huis Gods, niet om een aardse hogepriester, maar om een hemelse. Wie meent dat ooit in het aardse Jeruzalem een stenen tempel zal verrijzen, waarin Jahweh gediend zal worden door middel van offeranden, die randt daarmee de persoon van Jezus Christus zelf aan, want Deze was, wat het vlees betreft, uit de stam van Juda en Hij zou dan zelfs geen hogepriester mogen zijn in zijn eigen tempel. ‘Want Hij, van wie aldus wordt gesproken, heeft behoord tot een andere stam, waaruit niemand met het altaar te doen had’ (Hebr.7:13). Wanneer er nog Joden waren die offers in de tempel brachten, of die deelnamen aan de ceremoniën, riten of andere voorschriften van het oude verbond, waren zij uitgesloten van de zegeningen van het nieuwe Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 33 verbond. Men kan daarom niet in twee verbonden tegelijkertijd leven, want ‘wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen eten’ (Hebr.13:10). De stam van Levi heeft daarom zijn betekenis als priesterstam verloren en hetzelfde geldt voor het gehele natuurlijke Israël, want dit heeft zijn vrucht, ‘het beloofde Zaad’ voortgebracht. Tot ons wordt gezegd: ‘Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom’ (1 Petr.2:9). Wij merken daarom op, dat Paulus in zijn brief aan de Hebreeën nergens spreekt over een te verwachten herstel van Israël, met zijn stad, tempel, offeranden en ceremoniën.” Niet alles moet of kan letterlijk in vervulling gaan. Er zijn voorbeelden van “aanpassing” en geestelijke vervulling. Daarom uw volle aandacht voor de volgende zaken. 1°) De eerste Messiaanse profetie uit de Schrift staat in Gen.3:15 en deze zal niet letterlijk vervuld worden. Het zaad van de vrouw, de Verlosser, zal de slang niet letterlijk het hoofd indrukken, maar wel figuurlijk. 2°) Adam en Eva zijn een beeld van Christus en zijn gemeente, maar de gelijkenis is er slechts tot op zekere hoogte en overstijgt het letterlijke beeld (Gen.2:23,24 / Eph.5:31,32). 3°) Wat met Jona is geschied zal ook aan Jezus geschieden; drie dagen dood zijn. De betekenis is echter niet dezelfde (Mat.12:40 / Jona 1:17). Jezus was werkelijk dood, Jona was niet dood maar zat levend in de vis. Jona was slechts in geestelijke zin dood voor Gods werk. 4°) In een opstandige bui krijgt Israël als straf van God een plaag van slangen te verduren. De slang die op een paal wordt gehangen zal in het tegenbeeld de Heer voorstellen die sterft aan het kruis (Num.21:8,9 / Joh.3:14,15). 5°) Als de Heer sterft aan het kruis worden zijn beenderen niet gebroken “opdat het schriftwoord vervuld zou worden.” Maar dat schriftwoord spreekt over dieren, het is géén gelijkaardige vervulling (vergelijk Joh.19:36 met Ex.12:46). 6°) Over Juda, waarschijnlijk over de afstammeling van Juda die de Messias zal worden, staan dingen voorzegd die niet letterlijk zijn (Gen.49:11). Letterlijk is deze tekst niet te begrijpen en heeft geen echte inhoud. 7°) Voorafgaande aan de komst van de Messias zal iemand optreden als volgt; hij zal paden rechtmaken, kloven opvullen en heuvels slechten. Alle krommingen en oneffenheden zullen vlak gemaakt worden. Zo was het voorzegd en zo is het in vervulling gegaan bij het optreden van Johannes de Doper. Maar Johannes was géén letterlijke bouwondernemer en ook géén straatwerker. Zijn werk was geestelijk en de profetie is op een geestelijke wijze door hem vervuld (Jes.40:3-5 / Luc.3:3-6). 8°) Over dezelfde Johannes valt nog op te merken dat de Joden hem ooit vroegen of hij Elia was die moest terugkomen vóór de grote dag van YaHWeH aanbrak. Daarop zegt hij categoriek “neen” (Joh.1:21). Maar Jezus zegt dat hij wel degelijk Elia is (Mat.17:9-13). En hij is ook zo aangekondigd vanaf zijn geboorte (Luc.1:13-17). Dat is geen tegenstrijdigheid. Hij is géén letterlijke Wederkomst Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 34 of reïncarnatie van de oude profeet. Maar in geestelijke zin heeft hij alles gedaan om de profetie te vervullen. 9°) Van de Messias is voorzegd dat Hij in het jaar van de verlossing, het jaar van het oordeel, alléén te werk gaat. Maar in het oordeel zullen miljarden engelen hem helpen en zelfs de gemeente zal meehelpen in het oordeel (Jes.63:2-6 / Mat.13:36-43 / 1 Cor.6:3). 10°) De gemeente zijn de schapen van de Heer, zowel in de voorspelling als in de uitspraken van Christus, maar toch zijn het geen echte schapen! (Zie Jes.40:11 / Joh.10:11-16). 11°) Jezus voorzegt dat wie zijn discipel wil worden het lichte juk van de Heer moet opnemen. Dat is toch geen letterlijk juk? (Zie Mat.11:28,29). 12°) Om deel te hebben aan het Koninkrijk van God telt niet de afstamming, of het aardse, maar het geestelijke. Wie niet is wedergeboren door de Heilige Geest komt er niet binnen (Joh.3:3-8). Ook het water dat de Heer beloofd te geven aan zijn discipelen is geen scheikundig zuiver water H2O - maar de belofte van de Heilige Geest (Joh.4:14,24). 13°) De belangrijkste opstanding waarover Christus het heeft is niet een letterlijke, maar de geestelijke opstanding uit de dood der zondigheid (Joh.5:25). Zo ook nog Joh. 6:51 / 7:37 / 15:1-5 / 21:16,17. Wie dan persé de stelling wil aanhouden dat alles wat in het OT op Israël betrekking heeft letterlijk vervuld wordt en alles wat in het NT over de kerk gezegd wordt geestelijk, komt dus bedrogen uit. Zo zullen “armen van geest het koninkrijk der hemelen beërven” (Mat.5:3) en “zachtmoedigen de aarde beërven” (Mat.5:5). Dat is géén tegenstrijdigheid. Elke gelovige wordt nu opgenomen in het Koninkrijk der hemelen. Dat wil zeggen, een Koninkrijk geregeld vanuit de hemel t.t.z. door God. Maar uiteindelijk komt dat Rijk op aarde (Opb.21:1-8). Vergelijk ook Jes.49:10 met Opb.7:16. Twee visies, één is totaal fout Er is dus een groot verschil in de twee visies van het dispenssationalisme (met zijn twee vrouwen) en de leer dat God door de eeuwen heen éénzelfde geestelijke vrouw heeft. Hieronder staat de voorstelling van de heilsgeschiedenis van het Joodse volk (Gods vrouw) in de versie van het dispensationalisme. Zo ziet het eruit in Bijbelteksten. Men heeft het; 1°) ontstaan van het volk met Abraham (Gen.12:1-3 SV77 = “De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 35 En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden.”) 2°) doorlopend tot aan het kruis (Joh.19:15,16 SV77 = “Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruisig Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan de keizer. Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruisigd zou worden. En zij namen Jezus, en leidden Hem weg.”) 3°) dat ze verwerpen als volk - zegt men geheel ten onrechte – (Rom.11:7,8 SV77 = “Wat dan? Hetgeen Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen; maar de uitverkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden. (Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen) tot op de huidige dag.”) 4°) waarop een breuk ontstaat (Dan.9:26,27 SV77 = “En na die twee en zestig weken zal de Messías uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn; en een volk van de vorst, dat komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromende vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vast besloten verwoestingen. En hij zal velen het verbond versterken, één week; en op de helft van de week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vast besloten zijnde, zal uitgestort worden over de verwoeste.”) 5°) en met een latere aanneming en herstel na die breuk. (Jer.31:31-33 SV77 = “Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage toen Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en Ik zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.”) Hieronder staat de voorstelling van de heilsgeschiedenis van het Joodse volk in de versie van Gods genadeverbond dat door de eeuwen heen altijd hetzelfde is. Zo ziet het eruit in Bijbelteksten. Met de belofte van God; Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 36 1°) aan de eerste mensen na hun zondeval (Gen.3:15 SV77 = “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.” = ECHTE verwijzing naar het kruis.) 2°) is er het ontstaan van het volk met Abraham doorlopend (Gen.12:1-3 SV77 = “De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden.”) 3°) tot aan het kruisigen ((Joh.19:15,16 SV77 = “Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruisig Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan de keizer. Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruisigd zou worden. En zij namen Jezus, en leidden Hem weg.”) 4°) met hen die Jezus aannemen gaat God gewoon verder (Hand.2:37b-39 SV77 = “Wat zullen wij doen, mannen broeders? En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Heere, onze God, toe roepen zal.”) 5°) en INCORPOREERT DE BEKEERDE HEIDENEN ALS GEESTELIJKE JODEN (Gal.3:26-29 SV77 = “Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus. En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.”) Het is duidelijk dat heidenen in het NT en vooral bij Paulus een plaats innemen die gelijkgesteld is aan deze van de Messias belijdende Joden. Bekijk eens deze teksten: Rom.1:5: “door wie wij de genade en het apostelschap ontvangen hebben, om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor zijn naam onder de heidenen.” Rom.1:13: “om ook onder u enige vrucht te hebben, evenals onder de andere heidenen.” Rom.3:29: “is Hij niet ook de God der heidenen? Zeker ook der heidenen.” Rom.11:11: “Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen.” Rom.11:13: “Want ik spreek tot u, heidenen.” Rom.11:25: “totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.” Rom.15:9: “en de heidenen God ter wille van zijn ontferming gaan verheerlijken.” Rom.15:10: “Verheugt u, heidenen, met zijn volk.” Rom.15:11: “Looft, alle gij heidenen, de Here en laten alle volken Hem prijzen.” Rom.15:12: “Komen zal de wortel van Isaï en Hij, die opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen hopen.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 37 Rom.15:16: “om een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen te zijn in de heilige dienst van het evangelie Gods, opdat de offergave der heidenen welgevallig zou wezen, geheiligd door de Heilige Geest.” Rom.15:18: “Want ik zal het niet wagen van iets anders te spreken dan van hetgeen Christus door mij bewerkt heeft, om heidenen tot gehoorzaamheid te brengen door woord en daad, door de kracht van tekenen en wonderen, door de kracht des Geestes.” Rom.16:4: “Niet alleen ben ik hun dankbaar, maar ook al de heidengemeenten.” 1 Cor.5:1: “Inderdaad men spreekt van hoererij onder u en zulk een hoererij, als zelfs onder de heidenen niet voorkomt.” Gal.2:14b: “Indien gij, die een Jood zijt, naar heidens en niet naar Joods gebruik leeft, hoe kunt gij dan heidenen dwingen, zich als Joden te gedragen?” De allegorie die Paulus gebruikt in Gal.3:26-29 maakt trouwens een en ander zeer duidelijk. Hieruit blijkt duidelijk dat er met betrekking tot het verbond van de Sinaï een begindatum voor gegeven kan worden en een einddatum. Die liggen beiden in het verleden en niet in de toekomst: er is géén herstel van dat verbond te verwachten. Het begin ligt bij de berg en het einde eindigt op een andere berg, waar de Heer sterft en Hij Zijn bloed in hemelse gewesten aan de Vader heeft aangeboden. U leest daarbij Galaten 3:17,19,25 en Hebreeën 8:13. Twee tabellen in dat verband, de eerste gezien vanuit de twee zonen van Abraham: ISMAËL IZAAK De zoon van de slavin De zoon van de vrije vrouw Geboren naar het vlees op een natuurlijke Geboren wijze naar de belofte van God, onnatuurlijk want zijn moeder was buiten haar tijd van baren Hij was het beeld van het verbond dat God Hij was beeld van het verbond der belofte die met Israël had na de uittocht uit Egypte in God aan Abraham gegeven had, een belofte Sinaï, beeld van de gebondenheid van vrijheid Sinaï is het beeld van Jeruzalem “dat nu is”, Zion is de voorstelling van het Jeruzalem dat beeld van het vleselijke Israël BOVEN IS, ze is vrij en moeder van alle kinderen der belofte Ismaël, hij die geboren was uit het vlees, Hij die op een wonderbare wijze geboren vervolgde het kind geboren naar de belofte, werd, is door zijn eigen broer vervolgd en zijn broer (ze hadden dezelfde vader) beschimpt Ismaël is onterfd vanwege zijn gedrag Izaak is de ENIGE DIE DE BELOFTE ONTVANGT Het kind van de slavin is het beeld van het Het kind van de vrije vrouw is de voorstelling natuurlijke, vleselijke Israël van allen die tot Christus behoren, Zijn gemeente, stammend uit alle volkeren der aarde Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 38 In een andere versie gegoten bezien vanuit de twee vrouwen: MOEDER SARAH HAGAR HAAR STATUS Vrije vrouw Slavin HAAR ZOON Izaak Ismaël ZIJN STATUS Vervolgde Vervolger GEBOREN DOOR De belofte Het vlees VERBOND Het evangelie De Wet MIDDELAAR Jezus [God] Mozes [Man] HUN ERFDEEL Hemels Jeruzalem Aards Jeruzalem RESULTAAT Opgericht Afgeschaft Kracht van het begrip “INDIEN” Mensen die de leer van de bedelingen verkondigen geven meestal een vertekend beeld van hoe het volk Israël tegenover zijn God staat. Het is overduidelijk dat het God is die hen aanneemt onder alle andere volkeren. Deut.4:20 SV77: “Maar u heeft de HEERE aangenomen, en uit de ijzeroven, uit Egypte, uitgevoerd; OPDAT GIJ HEM TOT EEN ERFVOLK ZOUDT ZIJN, gelijk het op deze dag is.” Deut.7:6 SV77: “Want gij zijt de HEERE, uw God EEN HEILIG VOLK; u heeft de HEERE, uw God, verkoren, DAT GIJ HEM TOT EEN VOLK TEN EIGENDOM ZOUDT ZIJN UIT ALLE VOLKEN, die op de aardbodem zijn.” Maar het is ook duidelijk dat ze onder een contractuele verplichting staan alle wetten die God hen gaf na te volgen. Ex.19:5 SV77: “Nu dan, INDIEN gij naarstig Mijn stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, ZO ZULT GIJ MIJN EIGENDOM ZIJN UIT ALLE VOLKEN, want de ganse aarde is van Mij.” Wanneer ze God ongehoorzaam zijn dan zullen een reeks straffen over hen komen die niet te onderschatten zijn; Gods zegen over het land zal ophouden en zelf zullen ze onder het bewind van anderen komen te staan en hun vrijheid verliezen. We noemen slechts enkele teksten van de nadruk die er ligt op het begrip “indien” want er zijn er nog veel meer te noemen. Het is een VOORWAARDELIJK VERBOND - dat verbond met God/Mozes en Israël - en dat vergeet men meestal er bij te vernoemen in kringen van de bedelingen. Lev.4:13 SV77: “INDIEN nu de gehele vergadering van Israël afgedwaald zal zijn, en de zaak voor de ogen der gemeente verborgen is, EN ZIJ IETS GEDAAN ZULLEN HEBBEN TEGEN ENIGE VAN ALLE GEBODEN DES HEEREN, dat niet behoorde gedaan te worden, en schuldig geworden zijn; en die zonde, die zij daartegen gezondigd zullen hebben, bekend is Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 39 geworden; ZO ZAL DE GEMEENTE EEN VAR, EEN JONG RUND, TOT EEN ZONDOFFER OFFEREN, en die voor de tent der samenkomst brengen.” Lev.26:3,4 SV77: “INDIEN gij in Mijn inzettingen wandelen, en Mijn geboden houden, en die doen zult; ZO ZAL IK UW REGENS GEVEN OP HUN TIJD; en het land zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn vrucht geven.” Lev.26:14-16 SV77: “Maar INDIEN GIJ MIJ NIET ZULT HOREN, en al deze geboden niet zult doen; en zo gij Mijn inzettingen smadelijk zult verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, OM MIJN VERBOND TE VERNIETIGEN; dit zal Ik u ook doen, DAT IK OVER U STELLEN ZAL VERSCHRIKKING, TERING EN KOORTS, die de ogen verteren en de ziel pijnigen; GIJ ZULT OOK UW ZAAD TEVERGEEFS ZAAIEN, EN UW VIJANDEN ZULLEN DAT OPETEN.” Ook in het Nieuw Testament komt het begrip “INDIEN” enkele malen voor, maar dan met een totaal andere betekenis. Hier zijn enkele van die teksten. Gal.3:29 SV77: “En INDIEN gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.” Geldend voor zowel Jood als heiden. Joh.18:36 SV77: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. INDIEN MIJN KONINKRIJK VAN DEZE WERELD WARE, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik de Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.” Er hoeft geen herstel van een AARDS koninkrijk te komen om Gods beloften te vervullen. 1 Pet.1:17 SV77: “En INDIEN gij tot een Vader aanroept Hem, DIE ZONDER AANNEMING DES PERSOONS OORDEELT NAAR EEN IEDERS WERK, zo wandelt in vreze de tijd van uw inwoning.” Alle onderscheid tussen Jood en heiden is weggevallen met betrekking tot de aanneming als kind van God. Rom.4:13-18 SV77: “Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want INDIEN ZIJ, DIE UIT DE WET ZIJN, ERFGENAMEN ZIJN, ZO IS HET GELOOF IJDEL GEWORDEN, EN DE BELOFTENIS TE NIET GEDAAN. Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren; die tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: alzo zal uw zaad wezen.” CONCLUSIE God heeft zijn overspelig volk Israël vergeven, gereinigd en als maagd aangenomen. God Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 40 heeft met Pinksteren geen nieuwe vrouw tot zich genomen, maar dezelfde in wedergeboren en geheiligde toestand. En gezien die toestand moet God zich dus niet opnieuw inmengen met het vroegere afvallige Israël. Het enige wat kan geschieden en werkelijk geschiedde is het volgende: Gods genade werkt zo over het volk Israël dat er velen tot bekering komen. Ze worden opgenomen in het nieuwe verbond waar er ondertussen geen onderscheid meer is onder de volkeren. God heeft met: “het huis van Judah en het huis van Israël” een nieuw verbond gesloten (Heb.8:8 / 9:14,15). Niet met alle Joden maar slechts met het gelovige deel ervan. Meer hoeft God niet te doen om Zijn profetische beloften waar te maken. Dat is waar vele Israël-verdedigers in de fout gaan. Zoals allen die uit Egypte kwamen en aan wie de belofte van het nieuwe land was gegeven het niet zijn ingegaan, hebben alle Joden de belofte gekregen van het nieuwe verbond maar niet allen zullen het beërven. Wie ooit van de boom is afgesneden kan slechts opnieuw erin gegrift worden op basis van het aanvaarden van de Messias. Daarom staat er in Rom.11:23,24 een meervoud en niet een enkelvoud. Niet het afvallige volk wordt ineens opnieuw ingeënt, zoals de leer van de bedelingen leert, maar slechts en alléén de gelovige Joden, de enkelingen. Want nu heeft vleselijke afstamming geen voordeel meer (Joh.6:63). Het “overblijfsel” is gered (Rom.9:27). WAS IS DE BETEKENIS VAN: GALATEN 6:15,16, HET ISRAËL GODS We willen iets opmerken over de uitdrukking “het Israël Gods” uit Gal.6:15,16. Men zegt in bepaalde kringen dat hiermee slechts het gelovige maar wel vleselijke Israël omschreven wordt. Bultema (blz.246) doet het aan de hand van enkele vragen die wij hierbij beantwoorden. (Ook Walvoord doet dat blz.75.) In Gal.6:16 zou “hen” niet slaan op de bekeerde heidenen. Men tracht dat te omzeilen. God heeft echter alle gelovigen aangenomen en zowel de besnedene als onbesneden tot een “nieuwe schepping” gemaakt (zie hiervoor wat vers 15 zegt). Het voegwoord “en” slaat dan ook niet op een andere groep maar heeft de betekenis van “en” als verklaring voor wat vooraf is gezegd. Wetenschappelijk is dít “en” een epexegetische “en” (Grieks “kai”). Zoals bij; “God en Vader” (Gal.1:14), “Heer en Messias” (Hand.3:36), “de alpha en omega” (Opb.1:8) enz... daar slaat “en” niet op twee personen, maar wel op één en dezelfde. Veel verwarring ontstaat in dit verband vanuit bepaalde vertalingen zelf. Het Grieks kunnen we letterlijk vertalen als: “vrede op hen en genade, en op het Israël van God.” Wanneer de NBG zegt: “en ook over het Israël Gods” dan hebben ze “ook” toegevoegd. Daaruit ontstaat verwarring in de uitleg. Dezelfde toevoeging heeft ook de Leidse vertaling. Maar we vinden ze niet in de SV, Luther, Brouwer en Canisius. Zo tracht Brouwer het verklarende “en” weer te geven door te vertalen als: “zij toch zijn het Israël Gods.” Deze “zij” slaat zodoende op de gelovige Joden en de gelovige Heidenen uit vers 15. Daarom geven we in de navolgende lijst met titels ook nog aan op welke wijze die éne groep uit alle stammen en rassen en talen omschreven wordt (Opb.7:9). Daar komt geen enkele raciale Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 41 onderscheiding meer aan de orde ofschoon een groot deel van die titels oorspronkelijk slechts over een vleselijke Israël spraken. Om die reden staat er ook een tekst uit het OT bij elk onderdeel in de lijst: “kinderen der belofte” (Rom.9:8 (Joden) / Gal.4:28 (Heidenen) / Jer.31:31-33) “Gods tempel” (1 Cor.3:16 / Ex.29:45) “zaad van Abraham” (Gal.3:29 / Gen.17:7,8) “erfgenamen naar de belofte” (Gal.3:29 / Deut.29:12,13) “erfgenamen van het koninkrijk” (Jac.2:5 / Jes.62:12) “wij zijn de besnijdenis” (Phil.3:3 / Gen.17:12) “Gods uitverkorenen” (Col.3:12 / Lev.20:24,26) “een eigen volk” (Tit.2:14 / Deut.4:20) “het volk van God” (Heb.4:9 / Ex.19:5) “een uitverkoren geslacht” (1 Pet.2:9 / Ex.19:5) “een koninklijk priesterschap” (1 Pet.2:9 / Ex.19:6) “een heilige natie” (1 Pet.2:9 / Ex.19:6) “een volk Gode ten eigendom” (1 Pet.2:9 / Ezech.37:23) “de berg Sion” (Heb.12:22 / Ps.2:6) “de Stad van de levende God” (Heb.12:22 / Ps.48:2) “het hemelse Jeruzalem” (Heb.12:22 / Joël 2:32) “de heilige Stad” (Opb.21:2 / Ps.125:1) “en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor Zijn God en Vader gemaakt” (Opb.1:6 / Ex.19:5,6) Zo is voor het gedeelte van Heidenen die de Messias Jezus van Nazaret hebben aangenomen vervuld wat 1 Pet.2:10 ons zegt: “gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt, en eertijds niet in genade waart, maar nu in genade zijt” (Luther vertaling). Terecht wijst de Statenvertaling bij deze tekst naar Hosea 1:20 / 2:22 / Rom.9:26. Nog enkele soms minder frappante gelijkenissen tussen Israël en de Kerk in C.D. Provan, ‘The church is Israël’, Ross House Books, Vallecito Ca, 1987. J. de Heer zet zijn lezers dan ook op het verkeerde pad wanneer hij over de Gemeente het volgende zegt: “De gemeente in dezen tijd wordt in allerlei beelden geschetst als schapen met een herder , als stenen op het fundament , als ranken aan een wijnstok, als leden van een lichaam, als priesters van het Heiligdom, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 42 als kandelaren in de duisternis, als bruid van den Bruidegom. Al deze beelden worden verwerkelijkt op deze aarde en tenslotte zal zich alles oplossen in Christus” (blz.187). Deze schrijver heeft geen enkel verband gevonden tussen het vleselijke Israël en het geestelijke Israël en toch is het dit beeld dat in het oog springt wanneer we het NT lezen. Mogen we o.a. wijzen op Hand.15:14 / Rom.2:28,29 / 9:6,17-24 / Gal.3:28,29. Het is hem ook niet opgevallen, bewust of onbewust, dat in het NT de titel “uitverkoren” gedragen is door de discipelen van Jezus. Of ze dan van Joodse origine zijn of Heidense doet er niet toe. Toch heeft hij het doorheen zijn boek steeds over Israël als de “uitverkorenen” van het NT. Maar zoals gezegd, dat doet het NT zelf nooit. Sinds de Heer is gestorven kan men die titel niet zondermeer terug op hen toepassen, slechts een discipel van Christus is “uitverkoren.” J. de Heer doet dus alsof de dood van Jezus niets zou gewijzigd hebben in Gods bestel! Raar maar waar! Zie Gal.3:18,29 / Col.1:24 / Tit.2:14 / 1 Pet.2:9. Dit is wat M. Vincent over de tekst schrijft in zijn ‘Word Studies in the New Testament’ vol.4, blz.180: “De ‘zovelen als’ zal dan verwijzen naar alle individuele christenen, Joden en heidenen en het Israël van God voor dezelfde christenen vanuit een collectief oogpunt, ze vormen dezelfde echte Messiaanse gemeenschap.” Charles Ryrie scheef in zijn boek ‘Dispensationalism Today’ (1965, blz.44,45): “het basisbeginsel van het dispensationalisme is twee doelen van God zich manifesterend in de vorming van twee volkeren die in eeuwigheid te onderscheiden zijn.” Dat is niet wat Jezus zegt, Hij maakt van twee één, Joden en heidenen zullen één kudde zijn. “Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. Allen, die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord. Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed. Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen – want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen. Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen” (Johannes 10:7-16, wij onderstrepen). Even herhalen: ÉÉN KUDDE, ÉÉN HERDER ZEGT JEZUS, EN HIJ WEET WAAROVER HIJ HET HEEFT! Dat is ook niet wat Paulus leert, die opmerkt dat de scheidingmuur tussen Joden en heidenen door Christus is afgebroken (Epheze 2:11-22 wij onderstrepen): “Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 43 besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; want door Hem hebben wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader. Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.” Wat C. Ryrie beweerde heeft hij van zijn geestelijke vader C.I. Scofield. Die schreef ook nog dit in zijn ‘Rightly dividing the Word of Truth’, Loizeaux Brothers, 1888’: “Wanneer we de zaken vergelijken wat er is gezegd in de Schrift met betrekking tot Israël en de Kerk zal men (een nauwkeurig Bijbelstudent) dan dit vinden; dat in roeping, uitverkiezing, belofte, aanbidding, gedragsregels en uiteindelijke toekomst alles anders is.” Raar maar waar dat men dan in de ScofieldBijbel die enkele jaren later verscheen, in zijn uitgave van 1917, er een verwijzing staat bij Galaten 6:16 naar Romeinen 4:12. Een prachtige tekst, hier in de NBG: “en een vader van de besnedenen, voor hen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader Abraham in zijn onbesneden staat bezat.” En in de SV 77: “En een vader der besnijdenis, hun namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook wandelen in de voetstappen van het geloof van onze vader Abraham, dat in de voorhuid was.” Deze tekst is de gangbare om te zeggen dat het Israël van God = alle gelovige Joden en alle gelovige heidenen. In de nieuwe Scofield-Bible die in de jaren ‘60 een revisie kreeg is er géén verwijzing meer van Galaten 6:16 naar Romeinen 4:12. Men heeft ingezien dat dit fout is in hun leer en de mensen op een verkeerd spoor zet. Maar dat is niet oprecht, het gaat wel degelijk om allen die Jezus aannemen. Zowel Joden als heidenen die Jezus aannemen als hun verlosser zijn kinderen van Abraham er is geen sprake van een tweesporenbeleid. Ze leven vanuit dezelfde genade, vanuit dezelfde belofte want Paulus zou anders dit niet kunnen schrijven aan de Galaten 3:26-29: “Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” Er is geen plaats meer voor twee volkeren apart levend en apart zijn weg zoekend naar God. Of men is gescheiden van Gods genade of men is het niet, tussenwegen zijn er niet. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 44 Een andere dispensationalist, Mal Couch heeft over wie in Galaten 6:16 en de uitdrukking “Israël van God” = “de kerk” ziet dit te vertellen:, het is een “horrendous mistake” = “een verschrikkelijke dwaling” want “de kerk is nooit Israël” genoemd. Hij zegt dat in zijn artikel met de titel ‘The rise of Anti-semitism: The rustling of the Leaves’ Conservative Theological Journal 6 (december 2002), blz.288,289. Voor hem is wie géén aparte privileges aanneemt voor de Joden na de dood van Christus een antisemiet. Volgens zijn norm en definitie zullen we dat ook zijn. Volgens de dispensationalisten van de oude stempel (Darby, Scofield en Chafer) zou er een herstel komen van de regelingen van de wet van Mozes wat betreft het offeren. Aan het einde der dagen zou Mozes opnieuw aan de orde zijn en een gelovige Jood moet er zich opnieuw aan houden. Maar andere dispensationalisten hebben de onhoudbaarheid van zo een leer toegegeven en leggen er geen nadruk meer op. Met betrekking tot Gal.6:16 zegt Charles Ryrie zelfs dat het “Israël van God” wijst op een speciale groep in de kerk die een speciale zegen ontvangen (‘Basic Theology’, Scripture Press, 1986, blz.399). Maar welke kant men ook opgaat in het dispensationalisme, het gaat om een scheiding die men aanbrengt in wat door Jezus is verenigd. Een keuze als deze is een stap achteruit in het verlossingsplan van God. Het is tegen de opvattingen van Paulus te zeggen dat er een kerk (gemeente) is en daaraan toegevoegd een “Israël van God.” Nog erger is het wanneer er gesuggereerd word in dit laatste dat die Joden zelfs niet onmiddellijk bekeerlingen zijn tot Christus. Dat “Israël van God” zien als de nog toekomstige bekeerlingen in een toekomstig duizendjarig rijk kan eenvoudigweg niet waar zijn. Wanneer we dat zeggen brengen we in de leer van Paulus een storend en totaal vreemd element. We staan dan ook niet achter wat Ds. J. Schouten schrijft in ‘Het Zoeklicht’, 22 aug. 1998, blz.10: “Omdat de gemeente onder het Oude Verbond een verborgenheid was, een geheimenis (Efeze 3), wordt er in het Oude Testament niet over geschreven.” In het licht van wat we opgemerkt hebben is dat totale onkunde. Wat doet u dan met de belofte aan Abraham? Terecht zegt de Engelse vertaling van Gerrit Verkuyl bij Gal.6:16: “vrede en barmhartigheid kome over hen, zelf (Engels = “even”) het Israël van God.” Wanneer Paulus zijn eerste brief aan de Corinthiërs schrijft heeft hij het over het avondmaal. Niet over een avondmaal voor de Joden en een ander voor de gemeente van heidenen (eventueel met nog een groepje Joden erbij). Wat hij doet is verwijzen naar het Israël van het vlees en erover opmerken dat de gemeente van Christus wat kan leren over hun gedragingen. We lezen bijvoorbeeld in 1 Cor.10:18: “Ziet, hoe het gaat bij het Israël naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar?” Maar de gemeente is niet het vleselijke Israël maar het geestelijke bestaande uit Joden en heidenen. Wat zegt immers Rom.3:27-30: “mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet. Of is God alleen de God der Joden? Niet ook der heidenen? Zeker, ook der heidenen. Indien er namelijk één God is, die de besnedenen rechtvaardigen zal uit het geloof en de onbesnedenen door het geloof.” In de brief aan de Galaten is het duidelijk en dat is de brief waarin onze probleemtekst staat (Gal:6:16): “Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, al is hij ook eigenaar van alles; Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 45 maar hij staat onder voogdij en toezicht tot op het tijdstip, dat door zijn vader tevoren bepaald was. Zo bleven ook wij, zolang wij onmondig waren, onderworpen aan de wereldgeesten. Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen. En, dat gij zonen zijt – God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God” (Galaten 4:1-7, wij onderstrepen). De verwanten van Paulus naar het vlees zullen uiteindelijk Jezus moeten aannemen of verworpen worden. Rom.9:3 leert: “Want zelf zou ik wel wensen van Christus verbannen te zijn ten behoeve van mijn broeders, mijn verwanten naar het vlees.” Christus is zondermeer het einde der wet en dan is een Jood naar zijn gevoelen verloren, hij kan géén andere zaak bekenken om God welgevallig te zijn. God heeft echter een ander antwoord en een definitieve oplossing die Paulus beschrijft in Rom.10:4-13 (wij onderstrepen): “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft. Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven. Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. Maar wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken. Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, één en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.” De wet van Mozes opnieuw invoeren in zijn geheel of gedeeltelijk zou van Paulus zondermeer een valse profeet maken, zijn woorden zijn niet terug te schroeven of om te keren. Jezus heeft de wet van Mozes ééns en voor ALTIJD VERVULD EN AFGESCHREVEN ALS HET MIDDEL OM TOT GOD TE KOMEN. De leer van de dispensationalisten uit vorige tijden is niet naar het evangelie van de Bijbel. Een klein beetje invoeren met een nieuwe tempel in een duizendjarig rijk is om dezelfde reden onmogelijk te realiseren. De genade en de waarheid van Gods evangelie is in werking gesteld op basis van het offer van Jezus. Daarom is er ook een afknippen van de takken van de olijfboom wanneer er geen productie meer aan vast zit. Wie niet hoort tot het ware Israël omwille van zijn ongeloof zal afgesneden worden van de gemeenschap met God. Heidenen die tot geloof komen worden op de boom ingeënt zodat we van één boom kunnen spreken, van één soort geloof in de éne Jezus. ÉÉN WORTEL GEEFT BEIDEN LEVEN IN EEN ENIGE GEMEENSCHAP. Van een tweesporenbeleid heeft Paulus geen weet. Er is géén tweesporen-baan naar God, géén twéé doelen van God in zijn Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 46 schepping, géén nieuwe scheidingsmuur. De Kerk is één zoals de God van Abraham, Izaak en Jacob één is. Daarom moet men definitief zeggen aan Darby, Scofield en Chafer: neen er komt géén herstel van Israël, dat is begonnen met Pinksteren. En in Zijn grote goedheid en Zijn besluit heeft God ook heidenen verkozen om deel te hebben aan dat herstel, ze worden geestelijke Joden. Een Amerikaans theoloog beschreef dit allemaal als volgt: “Het herkennen van een apart volk dat Gods reddende zegeningen ontvangt maar toch een apart bestaan heeft buiten de kerk van Jezus Christus schept onoverkomelijke problemen. Jezus heeft slechts één lichaam, en slechts één bruid, één volk dat zijn volk is en dat is het ware Israël van God. Dit éne volk is gemaakt uit heidenen en Joden die geloven dat Jezus de beloofde Messias is.” Dat zegt O. Palmer Robertson terecht in zijn ‘The Israël of God: Yesterday, Today and Tomorrow’, Presbytarian and Reformed Publishing Co, 2000, blz.49. Daarom zeggen we onomwonden dat “het Israël Gods” in Gal.6:16 spreekt over zowel heidenen als Joden die geestelijk een “nieuwe” schepping = een “nieuw” Israël vormen. J. S. Vos zegt in dit verband eens het volgende: “Als Israël heeft het deel aan de heilsgaven Gods - Paulus aarzelt niet die heilsgaven te noemen die hij op andere plaatsen als erfdeel van de gelovigen beschouwt - , als ongelovig deel van Israël staat het echter onder de banvloek.” De schrijver geeft in voetnota de bijzondere gaven aan die gelovige Joden én tot de Messias bekeerde Heidenen gemeenschappelijk hebben. Het zijn: “Het zoonschap: Rom.8:14-17; de heerlijkheid: Rom.5:2; 8:18vv; 2 Cor.3:7vv.; de verbonden: Gal.3:15vv.; 4:21vv.; 2 Cor.3:4vv.; de eredienst Filp.3:3; Rom.12:1; de beloften en de vaderen: Gal.3:6vv.; Rom.4:13-25.” ‘Paulus en de andere Joden’, edit. T. Baarda, H. Jansen, S.J. Noorda, J.S. Vos, Meimema Delft, 1984; het artikel van J. S. Vos staat op blz.114-145 (wij citeren blz.117, 141). W. Hendriksen zegt over de betekenis van het voegwoord “en” (Grieks “kai”) in Gal.6:16 het volgende. “Afhankelijk van de specifieke context waar het voegwoord kai gebruikt is kan het betekenen; en, en zo, alzo, op dezelfde wijze, evenals, niettegenstaande, en dan, maar, enz... Soms laten we dit best onvertaald. Wanneer dan hier in Gal.6:16 dit voegwoord vertaald wordt als “en” (King James, American Revised Version and New English Bible) dan is daaruit de gevolgtrekking; dat nadat Gods zegen is uitgesproken over alle mensen die hun hoop gesteld hebben op de gekruisigde Christus, de apostel nog een aanvullende zegen uitspreekt over het Israël Gods. Dat moet dan zo uitgelegd worden dat het wijst op “de Joden” of “alle Joden die in een toekomstige tijd nog tot Christus zullen bekeerd worden” enz... Ik kan deze vertaling niet accepteren. Het geeft de indruk dat Paulus de wijze van redenering in dit epistel dan tegenspreekt. Ik toon u dat in detail in mijn Nieuw Testament, Commentaar op de brief aan de Galaten (in het Engels) (...) Deze vertaling volgens dewelke kai is weergegeven als “zelfs” (“even” in origineel) of niet is vertaald vinden we bij de volgenden: The Amplified New Testament, Berkeley Version, Calvijn, Erdman, Lenski, Lightfoot, Philips, Rendall, Revised Standard Version en Williams. John Murray zegt terecht in zijn (New International) Commentary on Romans (deel II, blz.9 en 10) dat in Gal.6:16 de uitdrukking “het Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 47 Israël van God” wijst op “het volk Gods” uit alle natiën.” (‘Israël in prophecy’, Baker Book House, 1968, blz.33,34). Om deze redenen heeft H. M. Matter een opmerking over het begrip “Jodenchristen” dat sinds enkele tijd niet meer weg te denken is uit de theologie van de volgelingen van Darby, Scofield e.a. Hij zegt: “Nu is het begrip “Jood” in Paulus’ spraakgebruik niet zo een onschuldig begrip. In 2 Cor.11:22 legitimeert Paulus zich, allereerst als een “Hebreeër”, voorts als een “Israëliet” en tenslotte als een nakomeling van Abraham. Het eerste herinnert aan zijn taal: hij is nog niet vergriekst, maar kent nog Hebreeuws. Het tweede is vooral religieus: de beloften aan Israël zijn ook voor hem verzegeld. Het laatste is uiteraard “biologisch”; hij is geen proseliet, maar Israëliet van den bloede. Het woord Jood komen we hier niet tegen. Dat bewaart Paulus voor vs 24: “Van de Joden heb ik vijf maal de veertig-min-één-slagen ontvangen.” Nergens durft Paulus het aan zichzelf “Jood” te noemen. (Voetnoot: Ook niet in Gal.2:15. Men lette daar op het “van nature.”) En de term “Joden-christen” is dan ook niet door Paulus uitgevonden. En hier bedoelt hij zonder twijfel, dat de Jood, wanneer hij zich met Christus “bekleed” heeft (vs 27), ophoudt “Jood” te zijn! Hij kan “Hebreeër” blijven en Hebreeuws blijven spreken, “Israëliet” doordat hij zijn geloof in het Oude Testament heeft verbonden, “Zaad van Abraham” op biologische gronden. Maar hij blijft geen “Jood.” En de gemeente heeft toch inderdaad wèl definitief de plaats van Israël ingenomen” (‘De toekomst van Israël’, Bosch & Keuning, 1953, blz.162). In dezelfde zin moet men ook het volgende verhaal lezen: “Enkele jaren geleden verliet ik de Verenigde Staten voor een studieverlof in Israël. Tijdens de vlucht zat ik naast een Orthodoxe Jood, professor aan de Yeschiva Universiteit in New York. Toen hij hoorde dat ik een Hebreeuws Christen was zei hij zondermeer dat ik géén Jood meer was. Wanneer ik hem naar de definitie vroeg van wat een Jood in werkelijkheid is, was zijn antwoord dat Jood (Joods) zijn een zuiver godsdienstige aangelegenheid was. Waarop ik hem vroeg of een Reform Jood (een modern religieuze Jood) dan eigenlijk nog een Jood was. Zijn antwoord daarop was ja, want een Reform Jood had toch nog steeds enkele regels van het Jodendom die hij onderhield. Toen vroeg ik hem of een atheïstische Jood en een communistische Jood volgens zijn opvatting nog Joods was. Ook daarop was zijn antwoord nog positief. Daarop vroeg ik hem tot slot; hoe hij een atheïstische Jood of een communistische Jood die geen enkele binding had met het Jodendom steeds Jood bleef beschouwen en mijzelf die veel meer gemeen had met de Orthodoxe of Reform Joden de titel van Jood weigerde. Hij had daarop geen antwoord maar bleef beweren dat een atheïstische Jood nog Joods was en ik geen Jood meer was.” Dat is het verhaal van een Hebreeuws-Christen (hij noemt zich niet ChristenJood!) A.G. Fruchtenbaum in ‘Hebrew Christianity. Its theology, history and Philosophy’, Canon Press, 1974, blz.2. Onvertaald geven we ook wat William Hendriksen over Galaten 6:16 schrijft, een betere uitleg kennen we niet: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 48 “Paul continues: 16. And as many as shall walk by this rule, peace (be) upon them and mercy, even upon the Israel of God. According to the preceding context, this rule is the one by which before God only this is of consequence, that a person places his complete trust in Christ crucified, and that, therefore, he regulates his life by this principle. This will mean that his life will be one of gratitude and Christian service out of love for his wonderful Savior. Upon those — all those and only those — who are governed by this rule peace and mercy are pronounced. Peace is the serenity of heart that is the portion of all those who have been justified by faith (Rom. 5:1). In the midst of the storms of life they are safe because they have found shelter in the cleft of the rock. In the day of wrath, wasteness, and desolation God “hides” all those who take refuge in him (Zeph. 1:2 ff.; 2:3; 3:12). See on 1:3. Hence, peace is spiritual wholeness and prosperity. Peace and mercy are inseparable. Had not the mercy of God been shown to his people they would not have enjoyed peace. God’s mercy is his love directed toward sinners viewed in their wretchedness and need. See N.T.C. on Philippians, p. 142, for a list of over one hundred Old and New Testament passages in which this divine attribute is described. So far the interpretation runs smoothly. A difficulty arises because of the last phrase of this verse. That last phrase is: “kai upon the Israel of God.” Now, varying with the specific context in which this conjunction kai occurs, it can be rendered: and, and so, also, likewise, even, nevertheless, and yet, but, etc. Sometimes it is best left untranslated. Now when this conjunction is rendered and (as in A.V., A.R.V., N.E.B.), it yields this result, that after having pronounced God’s blessing upon all those who place their trust exclusively in Christ Crucified, the apostle pronounces an additional blessing upon “the Israel of God,” which is then interpreted to mean “the Jews,” or “all such Jews as would in the future be converted to Christ,” etc. Now this interpretation tends to make Paul contradict his whole line of reasoning in this epistle. Over against the Judaizers’ perversion of the gospel he has emphasized the fact that “the blessing of Abraham” now rests upon all those, and only those, “who are of faith” (3:9); that all those, and only those, “who belong to Christ” are “heirs according to the promise” (3:29). These are the very people who “walk by the Spirit” (5:16), and “are led by the Spirit” (5:18). Moreover, to make his meaning very clear, the apostle has even called special attention to the fact that God bestows his blessings on all true believers, regardless of nationality, race, social position, or sex: “There can be neither Jew nor Greek; there can be neither slave nor freeman; there can be no male and female; for you are all one in Christ Jesus” (3:28). By means of an allegory (4:21-31) he has re-emphasized this truth. And would he now, at the very close of the letter, undo all this by first of all pronouncing a blessing on “as many as” (or: “all”) who walk by the rule of glorying in the cross, be they Jew or Gentile by birth, and then pronouncing a blessing upon those who do not (or: do not yet) walk by that rule? I refuse to accept that explanation. Appeals to the well-known “Eighteen petition prayer of the Jews,” to the meaning of the word Israel in other New Testament passages, etc., cannot rescue this interpretation. As to the former, Gal. 6:16 must be interpreted in accordance with its own specific context and in the light of the entire argument of this particular epistle. And as to the latter, it is very clear that in his epistles the apostle employs the term Israel in more than one sense. In fact, in Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 49 the small compass of a single verse (Rom. 9:6) he uses it in two different senses. Each passage in which that term occurs must therefore be explained in the light of its context. Besides, Paul uses the term “the Israel of God” only in the present passage, nowhere else. What, then, is the solution? In harmony with all of Paul’s teaching in this epistle (and see aslo Eph. 2:14-22), and also in harmony with the broad, all-inclusive statement at the beginning of the present passage, where the apostle pronounces God’s blessing of peace and mercy upon “as many as” shall walk by this rule, an object from which nothing can be subtracted and to which nothing can be added, it is my firm belief that those many translators and interpreters are right who have decided that kai, as here used, must be rendered even, or (with equal effect) must be left untranslated. Hence, what the apostle says is this: “And as many as shall walk by this rule, peace (be) upon them and mercy, even upon the Israel of God.” Cf. Psalm 125:5. Upon all of God’s true Israel, Jew or Gentile, all who truly glory in the cross, the blessing is pronounced.” William Hendriksen, Exposition of Galatians, Ephesians, Philippians, Colossians, and Philemon (Grand Rapids: Baker Book House, reprint ed. 1995), blz.246,247 Dit hier onder is een andere manier om aan te geven dat er een gelijkheid is tussen Joden (letterlijke afstammelingen) en heidenen (geestelijke Joden). Het zijn de Bijbelteksten die zeggen dat er een gelijkheid is wat betreft het onder de koninklijke waardigheid te komen van God. ALLEN worden gezegend. ZE WORDEN ALS GELOVIGEN EEN VOLK. Genesis 22:18 (SV77): “En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, aangezien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.” Psalm 22:27 (SV77): “De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen de HEERE prijzen, die Hem zoeken; uw hart zal in eeuwigheid leven.” Jesaja 49:6 (SV77): “Verder zeide Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om terug te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.” Jesaja 55:5 (SV77): “Ziet, gij zult een volk roepen, dat gij niet kendet, en het volk, dat u niet kende, zal tot u lopen, om de HEERE uw God, en om de Heilige Israëls, want Hij heeft u verheerlijkt.” Jesaja 60:3 (SV77): “En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot de glans, die u is opgegaan.” Daniël 7:14 (SV77): “En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 50 Hosea 1:10 (SV77): “Nochtans zal het getal van de kinderen Israëls zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld kan worden; en het zal geschieden, dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn: Gij zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen van de levende God.” Hosea 2:22 (SV77): “En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-Rucháma; en Ik zal zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God!” De letterlijke vervulling geeft Paulus aan in Romeinen 9:26 (SV77): “En het zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gij zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen van de levende God genaamd worden.” En de bevestiging door Petrus in 1 Petrus 2:10 (SV77): “Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden.” Zodat we kunnen zeggen volgens Epheze 3:6 (SV77): “Namelijk dat de heidenen medeërfgenamen zijn, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie.” Hetzefde lichaam = HET ISRAEL VAN GOD. Dat is wat Galaten 6:16 ons wil leren. De bewening van Jezus, Ugolino da Siena (Ugolino di Nerio) (Italian, Siena) Schilderij uit ca. 1325–30 - Robert Lehman Collection, 1975 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 51 Hoofdstuk 3 Heeft Christus de wet vervuld? Is hij slechts uitgesteld voor een korte periode? Wat zij op dat gebied zeggen I. van Lieshout zegt, anderen aanhalend, in ‘Israël en de Bijbel’ van september 1999, blz.14 over de visie van sommige Messiasbelijdende Joden met betrekking tot de wet van Mozes: “Messiasbelijdend Jodendom heeft een unieke visie op de praktische toepassing van de Thora in het dagelijkse leven en op de eenheid tussen het Oude en Nieuwe Verbond. Het gelooft volledig in de onvergankelijke waarde van de Thoravoorschriften.’ ‘Gedurende 2000 jaar heeft de hoofdstroom van de christenheid het mis gehad door de Wet af te schaffen.’ Als basis voor deze opvatting dient Matteus 5:17, waar Jezus zegt: Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Messiasbelijdende Joden geloven volledig in het verlossingswerk van de Joodse Messias Yeshua. ‘Wij erkennen Hem als de Verlosser van Israël en de wereld’.” P. Slagter zegt over de relatie tussen het oude verbond met Israël en het nieuwe - dat volgens hem nog niet in voege is gegaan - het volgende: “Aan Juda is nooit een “scheidbrief” gegeven zoals aan het tienstammenrijk... (de schrijver citeert hier Rom.11:3,4) Toegepast op Juda: de Man, Die tot het Zijne kwam, is gestorven. Daardoor kwam er dus officieel een einde aan het huwelijk tussen de HERE en Israël (de 2 en de 10 stammen). De enige mogelijkheid voor Israël is nu een nieuw huwelijk aan te gaan: het eigendom te worden van “een ander, van Hem, Die uit de doden opgewekt is.” Let wel, de opgestane Heer is dus ‘een Ander’! Er is dus geen sprake van hertrouwen, maar van een nieuw huwelijk. Anders gezegd: er is geen sprake van het herstel van het Oude Verbond, maar van het oprichten van een Nieuw Verbond (...) Met dit alles is duidelijk geworden, dat Israël als volk de ‘Ander’, de opgestane Heer, afwees, waardoor er dus geen sprake kon zijn van de oprichting van het (beloofde) Nieuwe Verbond. Immers, de voorwaarde om daar deel aan te krijgen is bekering en geloof. De Evangeliën en het boek Handelingen laten dus zien, dat de relatie tussen de HERE en Israël, in het kader van het Oude Verbond der wet, definitief beëindigd is door de dood van de Heer, en dat het volk de opgestane Heer destijds niet heeft aanvaard, zodat het Nieuwe Verbond niet is opgericht. Dat betekent dus, zoals wij al eerder concludeerden, dat er momenteel geen sprake is van een (verbonds)relatie tussen de HERE en Israël, met alle gevolgen van dien! Na de mededeling van Paulus in Handelingen 28 duurde het niet lang of de Romeinse legers marcheerden op naar het land van Israël om de inwoners ofwel te doden, ofwel te deporteren. Jeruzalem werd ingenomen, de tempel verwoest; de tijd van de diaspora (verstrooiing) was begonnen” (‘Israël en de Bijbel’, mei 2000 blz.8,9, wij onderstrepen). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 52 Hall Lindsey zegt dit in zijn boek ‘De planeet die aarde heette’: “Dit zijn de voornaamste punten: ten eerste zal de Joodse eredienst volgens de wet van Mozes, met offeranden en riten, als de tijd van Jezus’ terugkeer nadert, in ere worden hersteld; ten tweede zal de Joodse tempel onmiddellijk voor Christus’ terugkomst worden ontheiligd” (blz.52). Wat wij op dat gebied zeggen Het ontgaat velen in de leer van de bedelingen dat Paulus duidelijk aangeeft dat de wet van Mozes en het systeem van offeren daaraan verbonden tot geen echte vergeving kan leiden. In Christus is alles volbracht en slechts in Hem te zijn, op geestelijke wijze, is het teken van de echte vergeving. Van een herstel van énig aspect van het Joodse bestel weet Paulus niets. U leest hierbij Hand.13:39 / 15:1-21 / Rom.3:21-30 / 6:14 / 10:4-13 / Gal.2:11-21 / 3:23-25 / Phil.3:4-9. Want van een herstel kan geen sprake zijn, gezien alles wat vervuld moest worden is REEDS VERVULD; 1°) Christus kwam als Hogepriester tot ZIJN TEMPEL (Heb.9:11). 2°) Hij ging er binnen met Zijn eigen bloed (Heb.9:12). 3°) Hij verscheen in Gods tegenwoordigheid (Heb.9:24). 4°) Zijn bloed reinigde de zonden van Zijn volk OM God te dienen (Heb.9:14). 5°) De verzoening was volledig en hoefde géén supplementaire reiniging (Heb.10:11-14). 6°) Hij REINIGDE de AFBEELDINGEN VAN DE hemelse DINGEN (Heb.9:23). Hoe duidelijk het boek aan de Hebreeën wel is willen we door middel van enkele citaten uit het boek weergeven. Vergeet niet dat het in de eerste plaats aan de afstammelingen van de aartsvaders is gegeven en niet aan de gelovigen uit de heidenen. Heb.7:11-28 zegt (gedeeltelijk) wat: Christus is een HOGER EN BETER priester dan Aäron: “11 Indien nu het Levitische priesterschap het volmaakte gebracht had, immers, daaronder heeft het volk de wet ontvangen – waarom was het dan nog nodig, dat een andere priester naar de ordening van Melchisedek opstond, van wie niet gezegd werd, dat hij naar de ordening van Aäron is? 12 Want uit een verandering van priesterschap volgt noodzakelijk ook een verandering van wet. 13 Want Hij, van wie aldus wordt gesproken, heeft behoord tot een andere stam, waaruit niemand met het altaar te doen had: 14 het is immers duidelijk, dat onze Here uit Juda is gesproten, ten aanzien van welke stam Mozes met geen woord van priesters gerept heeft. 15 En nog veel duidelijker wordt het, als naar het evenbeeld van Melchisedek een andere priester opstaat, 16 die dit niet geworden is krachtens een wet met een voorschrift betreffende vleselijke (afkomst), maar krachtens een onvernietigbaar leven. 17 Want van Hem wordt getuigd: Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek. 18 Want een vroeger voorschrift wordt wel afgeschaft, als het zonder kracht en nut is, (…) 24 doch Híj heeft, juist doordat Hij in eeuwigheid blijft, een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan. 25 Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. 26 Immers, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 53 zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven; 27 die niet, gelijk de hogepriesters, van dag tot dag eerst offers voor zijn eigen zonden behoeft te brengen en daarna voor die van het volk, want dit laatste heeft Hij eens voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf ten offer bracht. 28 Want de wet stelt als hogepriester mensen, die met zwakheid behept zijn, maar het plechtige woord van de eed, die ná de wet kwam, stelt de Zoon, die in eeuwigheid volmaakt is.” Heb.8:1,2 zegt wat?: We HEBBEN EEN BETERE TEMPEL: “De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen, 2 de dienst verrichtende in het heiligdom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens.” Heb.8:13 zegt wat: Het Oude Verbond is NIET MEER GELDIG: “Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (Dit sluit uit dat er een heropleving zou kunnen zijn van dat verbond in een toekomende tijd!) Heb.9:6-10 zegt wat?: Offers op feestdagen ZIJN DOOR JEZUS VERVULD: “maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven. 8 Daarmede gaf de heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond. 9 Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die (God daarmede) dient, voor zijn besef te volmaken, 10 daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn, opgelegd tot de tijd van het herstel.” Heb.9:11-15 zegt wat?: We hebben in Jezus een BETER OFFER dan in het OT. We hebben in Jezus ECHT reinigend bloed voor ALLE eeuwigheden. We hebben in Jezus NIEUW MIDDELAARSCHAP. Mozes heeft AFGEDAAN en de priesters ook. “Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping, 12 en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf. 13 Want als (reeds) het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, 14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 54 heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? 15 En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden. Heb.10:10 zegt wat?: WE ZIJN DOOR JEZUS GEHEILIGD, niet door dierrenoffers: “10 Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.” Heb.10:14 zegt wat?: ÉÉN OFFER WAS VOLDOENDE, dat van Christus, voor altijd geldig: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.” Heb.10:18 zegt wat?: HET IS VOLBRACHT en iets anders is niet meer nodig: “Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer (nodig).” Wat men meestal vergeet in de kringen van de bedelingen is dat er aan vele verbonden die God is aangegaan met personen of met Israël als volk een einde komt of een wijziging van Godswege. God kan dat omdat niemand zich ooit onberispelijk heeft gedragen in het naleven van zijn deel van het verbond. Want veel verbonden houden op, omdat ze bilateraal zijn en er een partner zijn overeenkomst niet nakomt. Of gewoonweg omdat dat verbond vervuld is. We trachten hier wat duidelijkheid in te scheppen met de volgende tabel. Over de “eeuwigheid” = beperktheid in tijd van sommige verbonden Verbond 1°) Noach Tekst Gen.6:18 / Reeds opgehouden / of zal ophouden Zal ophouden want er komt een 9:9-16 “nieuwe hemel en een nieuwe aarde” 2 Pet.3:10-13. De oude aarde en haar werken vergaan. En in de nieuwe wereld zitten we zonder wolken en dus ook zonder een echte regenboog (Opb.21:1 / 22:12). ___________________________________________________________________ 2°) Abram Gen.15:18 Het zaad van Abraham zal “eeuwig” wonen in Israël. Nu niet méér! Zal de nieuwe hemel en aarde ook de zelfde plaats zijn als de oude aarde! Niet te rijmen met Opb.21:9-21! Ook niet te rijmen met Ezech.40-48 indien dit letterlijk is. Dat Israël is veel groter dan Gods belofte. Als dit letterlijk en onconditioneel is dan geeft God wat Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 55 anders aan Abraham dan Zijn beloften volgens Gen.12:2,3,7 / 13:14-17 / 17:8. ___________________________________________________________________ 3°) Abraham Gen.17:4-6 99 jaar oud Voor allen die besneden worden; alofschoon de besnijdenis van het hart belangrijker is. Dit is dus overgegaan naar de geestelijke volgelingen van Abraham (Deut.10:16 / Jer.9:26 / Hand.7:51). ___________________________________________________________________ 4°) Abraham en Gen.17:7-14 zijn zaad Dit wijst op de Messias als het zaad en is dus vervuld! Bevestiging aan Izaak (Gen.17:19) en Jakob (Gen.48:4 / Ex.6:4). De gemeente van Christus IS zondermeer het geestelijk Israël volgens Gal.6:16. Dit is in feite een unilateraal verbond (Gal.3:16). ___________________________________________________________________ 5°) Mozaïsch Ex.19:4-6 Gezien dit later nog eens opnieuw “vernieuwd” wordt volgens Deut.29 is “eeuwig” als term vanaf het begin hier beperkt. En is ook vervangen volgens Jer.31:32 / Gal.4:24. Er is een voortgaande relatie tussen het verbond met Abraham en het Mozaïsche verbond, exclusief voor het Joodse volk. Zie hierover Ex.32:13 / Lev.26:42 / Deut.1:8 / 4:31 / Ps.105:8-10 / Gal.3:6-9,17. Dit verbond is aan het kruis genageld (Col.2:14). ___________________________________________________________________ 6°) Pinehas en Num.25:12,13 zijn zaad Is opgehouden toen door Christus de wet is vervuld. En dit priesterschap zal niet meer in voege komen. Aan Christus hoort het hogepriesterschap van Melchizedek volgens Ps.110:4 ___________________________________________________________________ 7°) David Ps.89:35 2 Sam.23:5 Kan geen betrekking hebben op de letterlijke David. Die is gestor- Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 56 ven. Alleen zijn nazaat, de Messias kan het vervullen. Christus sloot met zijn discipelen een verbond voor een Koninkrijk (Luc.22:29). En zij zijn daarin mederegeerders. Dat kan niet volgens de belofte aan David. Wel volgens een vernieuwde belofte van God. Er staan in het OT nog een tiental andere verbonden tussen personen en/of God en/of volkeren. Zo bijvoorbeeld; Israël en de stam der Gibeonieten (Joz.9:15,16), Jonathan en David (1 Sam.18:3), Israël en YaHWeH om de buitenlandse vrouwen weg te doen (Ezra 10:3), David en de oudsten van Israël (1 Kron.11:3) enz... Specifiek over de wet van Mozes (punt 5) en het einde ervan geven we drie belangrijke teksten. Het is duidelijk dat ook de 10 geboden daarin vervat zijn volgens Ex.34:27,28 / Deut.4:12,13 / 1 Kon.8:9,18 / 2 Kron.5:10 / 6:11. [Maar dat wil niet zeggen dat we als christenen zonder wet zijn, er is namelijk ook nog de wet van Christus: Zijn geboden.] 1°) Heb.8:13: “Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (Zie ook Gal.3:24 / Phil.3:3.) 2°) Rom.10:4: “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.” (Zie ook Mat.5:17 / Hand.13:39 / Heb.10:1.) 3°) Col.2:13,14: “Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold, door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuig de en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen.” (Zie ook nog Col.2:16,17.) We willen daarom in de hiernavolgende tabel wat uitleggen over het begrip “eeuwig” en zijn te onderscheiden betekenissen. Want het is duidelijk dat wat voor God “eeuwig” is, niet steeds dat is wat wij mensen eronder verstaan. Drie betekenissen van eeuwig in de Bijbel 1°) Eeuwig: zonder begin en zonder einde = eindeloos. Heeft slechts betrekking op: a) YaHWeH: Ps.90:2 / 93:2 / Jes.40:28 b) Logos: Jes.9:5 / Joh.8:24,58 / Col.2:9 / Joh.1:1 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 57 c) Heilige Geest: Heb.9:14 / Mat.28:19 / Hand.9:31 2°) Eeuwig: met begin maar zonder einde. a) Engelen: Luc.20:36 b) Demonen: Mat.25:41 c) Gelovigen: Mat.25:46 / 1 Cor.15:42,49,52 d) Ongelovigen: Mat.25:46 3°) Eeuwig: met een begin en met een einde. Ex.21:1-6: Een knecht zal zijn meester “eeuwig” dienen, dat is, zolang de knecht blijft leven. Spr.29-14: Een koning regeert “eeuwig”, wat wil zeggen, tot aan zijn dood. 1 Sam.1:22: Samuël zal “eeuwig” in de tempel blijven dat is, zolang Samuël leeft. Jona 2:1-7: Jona zat een “eeuwigheid” in de vis, maar in werkelijkheid niet méér dan drie dagen. Ps.1:4: De aarde staat “eeuwig” maar ze gaat toch eens “voorbij” (Mat.24:35). We trachten hetzelfde nog eens uit te leggen op een andere manier. De “Tent der samenkomst” is eeuwig, maar is ondertussen verdwenen en op zijn bestemde tijd vervangen door een tempel. De tent was: Ex.27:21: “een altoosdurende inzetting bij de Israëlieten voor hun geslachten” Lev.24:3: “In de tent der samenkomst zal Aäron die (lamp) voortdurend verzorgen van den avond tot den morgen” Het priesterschap van Aäron verbonden aan de werking in die tent is eeuwig (Ex.40:15) maar zal er in de Nieuwe Hemel en aarde niet meer zijn (Opb.21:22). Ook de Tempel van Salomo is eeuwig, maar ondertussen verdwenen. 2 Kron.33:7: “in dit huis (...) zal Ik mijn naam vestigen tot in eeuwigheid.” Ofschoon God zelfs Zijn Naam aan de tempel heeft verbonden is hij niettemin verontreinigd en platgebrand (1 Kron.29:1316 / 1 Kon.8:15-21 / 9:6-8 / Jer.25:29). En de twee daaropvolgende tempels ondergingen eveneens afbraak (de tweede) en vernietiging (de derde). En in Jeruzalem zal er eeuwig woestenij zijn, totdat de Geest over hen (het volk) wordt uitgestort (Jes.32:14,15). De eeuwige smaad over Israël zal eens opgeheven worden (Jes.54:4). Met de regelmaat van een klok kan je in het OT met betrekking tot de dienst van het volk of de priesters aan YaHWeH een formule vinden als; “in uw geslachten” of “voor uw geslachten” of Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 58 “van geslacht tot geslacht” of “voor uw nageslacht.” Dat wijst dus allemaal op zaken die schijnbaar “eeuwig” zullen volbracht worden. In werkelijkheid zijn al die zaken niet meer toepasbaar; er is géén tent der samenkomst meer, géén tempel, géén hogepriester en géén Levieten. Dus gewoon vanuit de werkelijkheid is het thans onmogelijk na te leven, maar ook omdat ze vervuld zijn in het offer van Christus. Denk dan eens na over het volgende lijstje. TEKST ONDERWERP VERVULLLING Ex.31:16,17 Wekelijkse sabbat Col.2:16 Ex.31:13 Alle sabbatdagen Col.2:16 Ex.12:17 Feest van ongezuurd brood Wij zijn bevrijd in Christus Hand.7:35 Lev.6:15-18 / 23:13,14 Spijsoffer Col.2:14 Ex.30:8 Reukoffer in de tent der 2 Cor.5:21 samenkomst Ex.29:39-42 Dagelijks offer Col.2:14 Ex.30:10 Zondoffer Heb.10:3-10 Ex.30:31 Heilige zalfolie 1 Joh.2:20 / Heb.1:9 Ex.30:10 Jaarlijks zoenoffer Die wet is nu gewijzigd Heb.7:12 Lev.23:28-31 Verzoendag Heb.9:11-15 Num.15:21 Offer van gerstemaal Heb.8:13-9:4 Num.18:22,23 Dienst van de tent der Heb.10:19-23 samenkomst Gen.17:10-14 Besnijdenis Gal.5:1-4 / Rom.2:28,29 Lev.23:34-43 Loofhuttenfeest Gal.4:9,10 / Col.2:16 Ex.12:14 Pasen Gal.4:9,10 / Col.2:16 Ex.30:21 Priesterlijke wassingen Want Christus is zondeloos Joh.1:29 Ex.28:30 Dragen van borstschild Heb.7:11,12 Richt.2:1 / Jes.24:5 Oude Verbond Jer.31:31-34 / Heb.8:7-13 Thans is buiten de wet om gerechtigheid vervuld volgens Romeinen 3:21 Wanneer “eeuwige” steeds dezelfde betekenis heeft waarom komt er dan een “nieuw verbond”? Want het oude “eeuwige verbond” wordt afgeschaft en/of vervangen. Daarin is zowel het OT als het NT duidelijk in. Jer.31:31-34: “Zie de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 59 Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb (...) Maar dit is het verbond (...) Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven: Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.” God zal Zijn vrees in hun hart leggen (Jer.32:40). Een “eeuwig verbond dat niet zal vergeten worden” (Jer.50:4). Over dat Nieuwe Verbond lezen we in Mat.26:28 / Marc.14:24 / Luc.22:20 / 1 Cor.11:25 / Heb.8:8,10 / 10:16, in de zin dat het al is opgericht. Jes.55:3: “Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare genadebewijzen van David.” Aan de eerste “echte” koning van Israël heeft YaHWeH een belofte gedaan. Vergelijk daarbij 2 Sam.7:16 / Ps.89:28 / Jer.33:25,26 / Hand.13:34. Ezech.16:60: “Maar Ik zal mijn verbond met u uit de dagen van uw jeugd gedenken, en een eeuwig verbond met u oprichten.” Men vergelijke bij dat verbond uit de “jeugd” van Israël bijvoorbeeld Lev.26:42 en Ps.106:45. En dat zal géén verbond zijn met alle Joden, maar met een gelovige “rest” (Jes.1:9 / Ezech.6:8 / 14:22). Het nieuwe verbond is beloofd én al aangegaan met Israël. De uitdrukking “nieuw verbond” staat in de volgende schriftuurplaatsen: Mat.26:28 (en de parallelle teksten Marc.14:24 / Luc.22:20) / 1 Cor.11:25 / 2 Cor.3:6 / Heb.8:8 / 9:15 / 12:24. Andere teksten, die ook over “een” verbond spreken, moeten hierbij ook in aanmerking genomen worden: Rom.11:22 / Gal.4:24 / Heb.7:22 / 8:6,10 / 10:16,29 / 13:20. En de teksten die dit verbond voorzeggen in het OT zijn in volgorde van hun belangrijkheid; Jer.31:31-34 / Jer.24:7 / Ezech.11:19,20 / Jes.45:17. Alle Joden die in de dagen van de prediking van Jezus en de apostelen luisterden naar dat goede nieuws zijn ook hersteld in het Nieuwe Verbond (Heb.3:12-15). Dat wil zeggen dat Israël hersteld werd door Jezus na en door zijn dood. Maar niet om de wet opnieuw in te voeren en de ritus van de tempel te Jeruzalem te propageren. Ook niet door erop te wijzen dat er een nieuwe tempel komt ter vervanging van de oude die op dat moment nog moet vernietigd worden. Er kan van een dergelijk nieuw verbond geen sprake zijn voor de toekomst. De ballingschap van Gods volk - vooral een geestelijke zaak - is werkelijkheid geworden. Maar ook het herstel op een nieuwe wijze is een geestelijke zaak. Ware dit niet het geval dan kon Jezus nog geen verbond aangaan met de Heidenen. Want daaraan voorafgaande moest Israël in een nieuw verbond geplaatst worden met God. We geven u over de ballingschap van het Joodse volk ook nog enkele teksten. Vooreerst enkele die over: “een verstrooiing naar de vier windstreken” spreken; Jer.9:15,16 / 18:17 / Ezech.5:2,10,12 / 12:14 / 17:21. Het herstel zelf is uit de “vier windstreken” of “van de uiteinden der aarde”; Deut.30:3,4 / Jes.11:12 / 28:13 / 56:8 / Jer.23:3 / 29:12 / 31:8 / Ezech.11:17 / 20:34,41 / 28:25 / 34:13 / 36:24 / 37:21. Het is duidelijk dat niet al dezen die in ballingschap zijn gegaan zullen terugkeren, of teruggekeerd zijn, fout die men steeds blijft maken in de leer van de bedelingen. Het zijn slechts de gelovigen die terugkeren en als reden is de dienst van God aangegeven: Jes.27:13. Terugkeer uit Babylon, maar ook terugkeer tot God in geestelijke zin. Het laatste door de prediking van Johannes, Jezus en de apostelen. Het Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 60 “vergaderen” van het volk is het werk van YaHWeH zegt Jes.46:8. En in werkelijkheid door Christus op zichzelf toegepast wanneer Hij het “wee” over het ongelovige Israël uitspreekt (Mat.23:37). Het is duidelijk dat Gods “gemeenschap” in het OT en het NT steeds door dezelfde namen zijn omschreven. Trouwens het kan toch niet dat er in het NT twee godsgemeenschappen zijn; het Joodse dat Jezus verwerpt en het andere deel bestaande uit Joden en Heidenen die hun hoop vestigen op de man van Nazareth. In het OT is die vergadering van gelovigen de “qahal” genoemd en die term vinden we vooral in de woestijnperiode. Exodus 12:3: “Spreekt tot de gehele vergadering van Israël als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin.” Exodus 12:47: “De gehele vergadering van Israël zal dit vieren.” Exodus 35:4: “Mozes zeide tot de gehele vergadering der Israëlieten: Dit is het gebod dat de HERE gegeven heeft.” Leviticus 4:15: “En de oudsten der vergadering zullen hun handen op de kop van de stier leggen voor het aangezicht des HEREN, en men zal de stier voor het aangezicht des HEREN slachten.” Leviticus 8:3: “en roep de gehele vergadering samen bij de ingang van de tent der samenkomst. Wanneer de Septuaginta deze dingen vertaald gebruikt men daarvoor twee Griekse woorden. Meestal “ecclesia” in o.a. Deut.4:10 / 9:10 / 18:16 / 22:1,2,3,8 / 31:30. Soms zien we ook eens “sunagogè”, waar later het begrip “synagoge” uit voortkwam als in bijvoorbeeld Deut.5:22 / 33:4. In het OT is de oproeping van het volk gedaan door middel van het blazen van de ramshorens. Ze zijn dan een “gemeenschap” Gods. Dat was altijd zo bij het vieren van de grote feesten. Zie bijvoorbeeld Num.10:2,10 / 1 Kron.15:24,28 / 16:6 / 2 Kron.7:6 / 13:14 / 29:28. In het NT krijgt Gods gemeenschap o.a. de volgende termen: “synagogè” Jac.2:2 “ecclesia” Jac.5:14 “ecclesia proototokoon” (gemeente van de eerstgeborenen) Heb.12:23. En vergelijk met Jer.31:9. “episynagogè” Heb.10:25. Een echt onderscheid tussen de ware “synagoog” van Joden en de “ecclesia = Gemeente = Kerk” van Joden en Heidenen bestaat er niet volgens het NT. Dat onderscheid is door enkele Kerkvaders wel aangegeven maar dat is dan slechts sinds de 3de eeuw. En vanuit die leer van de Kerkvaders kan iemand uit de kringen van de bedelingen geen zinnig woord aanhalen dat zijn leer zou ondersteunen. Er is geen band meer met wat men vóór de jaren 1800 leerde. Er is nog een andere manier om dit te benaderen, namelijk vanuit wat God met Israël voor heeft. God heeft een Eeuwig verbond met Abraham en het volk Israël: Gen.12:7: “Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven”, Gen.26:3: “Ik zal den eed gestand doen, dien ik uw vader Abraham gezworen heb”, 2 Sam.7:24: “Gij hebt U uw volk Israël voor altijd bevestigd tot uw volk”, 1 Kron.17:22: “Gij hebt uw volk Israël voor altijd U tot een volk gemaakt”, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 61 Jes.44:7: “daar Ik toch het overoude volk in het aanzijn riep.” ISRAEL IS ECHTER AAN GOD ONTROUW GEWORDEN EN HIJ PAST ZICH AAN DEZE SITUATIE AAN. YaHWeH kan dus slechts met Israël verdergaan in een NIEUW verbond, m.a.w. vernieuwen en de zonden van het gelovige deel van het volk vergeven. En dat is gedaan volgens de details van Handelingen hoofdstuk twee. God gaat enkele jaren later zelfs nog verder in zijn verlossingswerk. Ook Heidenen die de verzoening door Jezus willen aanvaarden worden op een zelfde wijze gezegend als de gelovige Joden. Gelovige heidenen worden geestelijke Joden. Beter nog, geestelijke kinderen van Abraham. Wat men in de leer van de bedelingen leert is in strijd met deze beginselen die sinds Christus zijn vastgelegd. In ‘Bijbelstudie - Katern’, Bijlage Tijdschrift ‘Amen’ n°9, september 1996, blz.30 lezen we wat over voorwaarden die het Koninkrijk Gods moeten mogelijk maken: “Wat is Gods voorwaarde voor het herstel van Israël? Inderdaad, bekering en geloof! Zeg nou zelf, als Israël vanwege ongehoorzaamheid aan het Woord van God uit het land verwijderd is, en het keert nu, na verloop van jaren, in ongehoorzaamheid en ongeloof naar het land terug, zou dat dan nu naar Gods welbehagen zijn? Als de Joden terugkeren zonder aan de Goddelijke voorwaarde te voldoen, dan is dat ongeloof c.q. ongehoorzaamheid, en daarop rust de toorn van God. Het verraad van de Here Jezus vond plaats onder Gods toelating, profetie werd vervuld; sterker nog: het paste in het Plan van God. En toch: wee degene door wie de Zoon des mensen verraden wordt! Zou het vandaag anders zijn? Neen! Deze terugkeer geschiedt wel onder Gods toelating, en ligt in de profetieën opgesloten; het past zelfs in het wonderbare Plan van God. En toch: wee degene die terugkeert! De aanwezigheid in het land is tot nu toe alleen nog maar ellende geweest: oorlogen, aanslagen, geweld etc. En het profetische Woord leert, dat Israël in het land de zonde vol zal maken door zich in de eindtijd te verbinden met het beest... Het vredesproces, dat zich nu voor onze ogen ontwikkelt, is de weg daar naartoe..! Zolang Israël zich niet tot God keert, keert Gods toorn zich niet van hen af (Lees bijv. Jesaja 5:25; 9:11,16,20; 10:4)” (wij onderstrepen). Hier staan wel enkele waardevolle opmerkingen, dat er van geen sprake van herstel kan zijn zonder een echte bekering. Maar ook deze visie gaat niet op volgens de zaken die de Bijbel ons laat kennen vanuit het NT en we moeten gewoon maar aanvaarden dat al op de Pinksterdag, Petrus zondermeer zegt dat Jezus tot “Heer en Messias” is aangesteld over Israël. Later zal hij dit nog aanvullen bij Cornelius de honderdman door te zeggen dat Jezus Heer is over “allen” (Hand.2:26 / 10:36). Alle voorwaarden om over te gaan tot het oprichten van het Koninkrijk zijn op dat moment vervuld, namelijk: 1°) Dé profeet Elia is gekomen (Mat.17:12,13). 2°) Het Jubileumjaar is aangekondigd (Luc.4:18-21). 3°) Dé “profeet” is gekomen (Deut. 18:15 / Joh.7:40). 4°) De prediking van de komst van het Koninkrijk is gedaan door Johannes, Jezus en zijn apostelen (Mat.3:2 / Marc.1:14,15 / Mat.10:5-8). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 62 5°) De “Zoon des mensen” is gekomen (Dan.7:13,14 / Mat.10:23 13:41 / 16:28 / 26:24 / Hand.7:56). En let er op dat daar waar de éne evangelist spreekt over het Koninkrijk der Hemelen de andere spreekt over het Koninkrijk van God omdat ze beiden hetzelfde zijn. (Bijvoorbeeld Mat.4:12 en Marc.1:14 vergelijken lost deze schijnbare tegenstrijdigheid op.) I. van Lieshout schrijft in ‘Israël en de Bijbel’, nov/dec 2001, blz.10 als slot van enkele lovenswaardige artikelen over de opvatting van de Joden over de Messias, door de eeuwen heen, wat over de diverse interpretaties. “Verschillende visies We vullen eerst de rij aan van messiaanse visies: * De Messias kan de bovennatuurlijke mensenzoon zijn; * de komst van de Messias wordt ingeleid door speciale boden: Elia en / of de krijgsheld Ben Jozelf; * verdrukking en lijden zijn de geboorteweeën van de komst van de Messias, of de Messiaanse tijd; * de Messiaanse tijd is een periode van rust die voorafgaat aan de werkelijke komst van de Messias; * de Messias werkt zich als afstammeling van David tot Koning van Israël op. Zijn regeringspeririode is een tussenperiode. Daarna begint de toekomende tijd, met de opstanding van de doden; * door meditatie in trance kan men de komst van de Messias doorgronden en de strijd tussen de hemelse machten en de eenwording van de Joodse ziel beïnvloeden. Dit geestelijke proces bespoedigt Zijn komt. * de Messias wordt een rebbe die voortkomt uit een der chassidische dynastieën. Een rebbe is een wel- en wonderdoener, een middelaar tussen God en Jood. God zou Zelf aan een ‘rebbe’ openbaren of hij de ‘Messias’ is. * Het in bezit nemen van land is voorwaarde om de landsgrenzen die de Thora aangeeft te kunnen herstellen. Hoe groter Israëls gebied, des te nabijer is Gods aanwezigheid. Hierdoor ontvangen Joden goddelijke energie en het ‘messiaanse licht’. Dit zal leiden tot bekering van geheel Israël tot God en de Thora. Dan begint de messiaanse tijd, waarbij een persoonlijke Messias geen rol speelt. * Het Zionisme, van niet-religieuze oorsprong, bracht politieke onafhankelijkheid voor het Joodse volk bij de stichting van Israël als staat in 1948. Met name onder gelovige Sefardische Joden leeft de gedachte dat toen de messiaanse tijd aanbrak.” Over de Rabbijn Ovadia Yoseef zegt ze nog dit op blz.11: “Yoseef’s Messiaanse fascinatie uit zich ook in de toespraken voor de Shaspartij. Hij vertelt bijvoorbeeld dat de Masjiah de Arabieren in de hel zal gooien. Verder houdt hij hen voor dat de Tempel vergezeld door wonderen uit de hemel zal nederdalen. Een uitspraak die de aanhangers van het Tempelinstituut fronsende wenkbrauwen bezorgd. Als de Tempel uit de hemel komt, wat moeten zij dan met alle voorbereidingen voor de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 63 herbouw ervan? Ook steekt de Opperrabijn de mening van zijn masjiah over de volken niet onder stoelen of banken. “Die blaast hij zo in een keer weg! Met de ademtocht van Zijn lippen zal Hij ze allemaal vernietigen.” Met andere woorden, vreest niet.” Op al deze dingen moet ik natuurlijk Amen zeggen. Maar daaruit dan de conclusie distileren dat de Messias voor de Joden niet is gekomen en dat hij nog te verwachten is kan natuurlijk niet. En dat heeft mevrouw van Lieshout meerdere malen gedaan. Jezus, kwam als hun Zaligmaker maar zij hebben Hem niet gewild. Hij kwam tot het Zijne en de zijnen hebben Hem niet gewild zegt het Johannesevangelie toch duidelijk (Joh.1:1). De Ware tabernakel (Joh.1:14) leefde en predikte onder Hen zonder dat ze onder de indruk kwamen van wat er aan de hand was. Ofschoon, gezien er toch een klein deel, een rest, Hem aannam als Redder is Hij voor Israël gekomen (Joh.1:12). Is Hij hun koning geworden en moeten ze niet nog eens een tweede komst verwachten voor hen apart (Joh.1:50). Ze kunnen toch de zaken Gods onderscheiden? Of is hun hart verhard! Het is duidelijk dat Jezus de Knecht des HEREN is. Zo heeft Hij zich ook onder de mensen van die dagen, dus aan de Joden, voorgesteld. Een tekst als Handelingen 8:35 is hierin duidelijk en vergelijk Phil.2:6-11. De Knecht des HEREN en Jezus zijn één en dezelfde. Hosanna want in Hem is Jesaja 53 vervuld. Hij stierf voor dat volk, maar waar bleef hun trouw! En dan tot slot van dit gedeelte. W. J. J. Glashouwer schrijft in ‘Christenen voor Israël’, 18 oktober 2001, blz.18 over Romeinen 11:26 en de uitdrukking “gans Israël”: “De oplossing is mijns inziens eigenlijk heel simpel. De tekst verklaart zichzelf. Je moet geen ‘punt’ zetten achter: ‘en aldus zal gans Israël behouden worden...’, zoals eigenlijk gebeurt bij de hierboven geschetste opvatting die GANS ISRAËL bestempelt als het christelijke deel van het Joodse volk plus het christelijk deel van de heidenvolkeren. Die opvatting zegt eigenlijk: dan is het klaar. Als de uitverkoren heidenen erbij gekomen zijn en samen met de Joodse christenen gevoegd zijn, dan is GANS ISRAËL behouden. Einde verhaal. Dan komt Jezus en het Koninkrijk en de Opstanding en het Oordeel en de Nieuwe Hemel en de Nieuwe Aarde. Maar er staat geen ‘punt’. Er staat een ‘komma’! Je moet dus doorlezen. Israël = Israël. Paulus spreekt over het Joodse volk, over Israël. En alleen maar over hen. Daar gaat het hem in dit gedeelte juist om. Wat gebeurt er met Israël? En hij mag weten: straks, als Gods genadewerk onder de heidenen voltooid is, zal GANS ISRAËL behouden worden! Er is hoop!” En in een kadertje zegt hij nog zodat we het niet missen: “Als je ‘gans Israël’ vervangt door wat dan ook, dan doe je de schrift geweld aan.” Maar... In het zelfde artikel geeft hij te kennen dat er een leider van een Joods christengemeente in Jeruzalem in het openbaar had gezegd: “Jullie christenen uit de heidenen, en wij, christenen uit de Joden, vormen samen GANS ISRAËL.” Het is duidelijk de laatste die gelijk heeft. We geven drie korte redenen: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 64 1°) het is voor Paulus zo dat, slechts een gelovige Israëliet tot Gods volk hoort, 2°) dat niet allen van het volk Israël tot het gelovige geslacht van Israël behoren, 3°) het begrip Israël heeft in het NT soms wel degelijk de zin van een geestelijk volk dat uit Joden en Heidenen is vergaderd. Zie in hetzelfde boek waar dat vers staat waarop W. J. J. Glashouwer zijn these bouwt: Romeinen 2:8,9 / 2:25-3:4 / 3:27-30 / 4:13-15 / 9:6-13 / 10:11-13 / “maar niet allen hebben aan het evangelie gehoor gegeven” 10:16-21 / 11:13-24. Wie verder hierop wil in gaan verwijzen we naar een studie over Rom.11 in diepte uit onze publicatie ‘De Wederkomst van Jezus, de Joden en het duizendjarige Rijk’. En nog een aanpak vanuit een andere hoek. De Bijbel zegt: “Wie heeft Israël uitgeleverd aan rovers, de nakomelingen van Jakob aan plunderaars? Het is de Heer geweest! Tegen hem hadden wij gezondigd: hij wees ons de weg, maar wij wilden die niet gaan; hij gaf ons aanwijzingen, maar wij volgden die niet op. Daarom koelde hij op ons zijn woede en stortte ons in de oorlog. Zijn woede was een laaiend vuur, van alle kanten bedreigden ons de vlammen, maar wij merkten niets, wij toonden geen begrip” (Jesaja 42:24-25). In dat Bijbelgedeelte is het duidelijk dat wanneer Israël verdrukt wordt dit Gods straf over hen is. Dat moet niet ondergesneeuwd raken in bespreking van deze zaken. Maar men zoekt allerhande argumenten om dat toch te doen zoals hieronder zal blijken. In de Bijbel wordt het volk Israël soms vergeleken met een vijgenboom en een andere maal met een olijfboom. Wanneer het beeld van de vijgenboom gebruikt wordt is Israël als een volk, land of als natie aangeduid. In de betekenis van de olijfboom wordt Israël als geestelijke vruchtdrager beschreven. In de Bijbel is olie namelijk soms beeld van de Heilige Geest. In Hosea 9:10 bijvoorbeeld staat: “De Heer zegt: ‘Toen ik je lang geleden vond, Israël, was het als vond ik druiven in de woestijn. Toen ik je voorouders zag, was het als ontdekte ik een vroege vijg, de eerste vrucht aan de vijgenboom.” En in Jer.11:16 lezen we: “Ik noemde jullie wel eens: een mooie groene olijfboom vol met prachtige vruchten.” Israël heeft dus wel degelijk ééns in Gods gunst gestaan. Op een Internet-site vinden we het volgende, door ons lichtjes aangepast. “Welnu, de vijgenboom stelt het volk Israël voor dat zich van de ballingschap heeft hersteld. En andere bomen, stellen in ruimere zin, andere landen en in het bijzonder de vijanden rondom Israël voor. De betekenis van “Wanneer je ze ziet uitlopen (…)” is, dat de wereld en Israël in beweging zijn. Dat wil zeggen, het land Israël is in 1948 opgericht. Voorheen was er geen land Israël, omdat het land Israël in het jaar 70 na Christus door de Romeinse keizer Titus volledig was verwoest. De Joden werden verbannen naar alle delen van de wereld en daarmee hield de natie op. historische gegevens: Het jaar 1882-1903: de eerste emigratiegolf vanuit Oost-Europa naar het beloofde land Israël. Het ging hier ongeveer om 20.000 personen. Het jaar 1904-1915: de tweede emigratiegolf vanuit Oost Europa naar Israël. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 65 Ongeveer 50.000 mensen keerden terug. Het jaar 1948: 35.000 Joden gingen vanuit Syrië naar Israël. Sinds 1990 emigreren continu mensen vanuit Rusland naar Israël. Er zijn al rond een miljoen mensen teruggekeerd. Het jaar 1991: 14500 Joden emigreerden vanuit Ethiopië naar Israël. Het jaar 1992-1993: Ongeveer 50.000 Joden emigreerden vanuit de Kaukasus naar Israël.” Maar zijn ze nu reeds door de hand van de Almachtige hersteld als volk en als natie? Over hun herstel als volk zegt de Here God: “Een korte tijd liet ik je alleen, maar ik haal je weer bij me, want diep ben ik met je begaan. In een opwelling van woede keerde ik mij van je af, maar ik trek mij je lot weer aan, want eeuwig duurt mijn liefde” (Jes.54:7,8, zie ook Jes.11:11,12 / 14:1 / 27:12,13 / 41:19 / 43:5,6 / 44:21,22 / 51:11 / Zefanja 3:10-13 / 3:19,20 / Jer.16:14-16 / 3:14 / 23:7,8 / 30:3 / 29:14 / 30:10,11 / 30:18-22 / 31:1-6 / 31:7-11 / Eze.11:16,17 / 20:34-41 / 34:11-13 / 34:28,29 / 36:10,35 / 36:24 / 37:14 / 39:23-29 / Hosea 6:1,2 / 11:10,11). De Bijbel zegt (Spreuken 24:12): “Want God doorgrondt de harten van de mensen. Hij houdt je in het oog en weet of je de waarheid spreekt. Hij beloont of bestraft je op grond van wat je doet.” Daarom kan het volgende niet waar zijn, dat we leven in een tussentijd, maar: “die tussentijd zou plaatsvinden is in die profetieën niet geopenbaard.” Als citaat bij die zienswijze lezen we in ‘AMEN’ nummer 49 van juni 2003 op blz. 35: “Voetnoot. 1. In vele profetieën in het OT wordt de komst van de Messias voorzegd. Die komst bestaat uit twee elementen: lijden en heerlijkheid (vgl. 1 Pet.1:11). Met andere woorden: Hij zou komen in vernedering om te lijden (1e komst) en in heerlijkheid om te heersen. Zie bijv. Jes.61:2 en vgl. Luk.4:17-21; Hosea 3:4 en 5; Zach.9:9 en 10. Uit deze teksten wordt in één lijn verwezen naar Zijn komst in vernedering en daarna in heerlijkheid. Wat er in die tussentijd zou plaatsvinden is in die profetieën niet geopenbaard. Dat heeft God verborgen gehouden tot de tijd van Paulus’ gevangenschap in Rome en door hem bekendgemaakt. Zo werd het ontbrekende in de Gods openbaring nog aangevuld en kwam het Woord tot z’n volheid” (wij onderstrepen). We mogen van twee zaken zeker zijn. Ten eerste dat veel van de door ons hierboven aangehaalde teksten hun vervulling hebben gekregen toen een groot aantal Joden uit de Babylonische gevangenschap naar huis terug kwamen na een 70jarige ballingschap. En ééns vervuld wil nog niet zeggen: er komt nog een vervulling voor de tweede (derde) maal. Ten tweede is het duidelijk dat vanuit het NT duidelijk wordt gemaakt dat het begrip Israël uitgebreid is naar een geestelijke betekenis. De gelovige heiden draagt óók de titel van geestelijk Israëliet. En zo kunnen één of meerdere van de voornoemde profetieën over herstel in de vorige paragraaf over zo een herstel spreken: geestelijk en niet letterlijk. We nodigen u uit dit zelf te onderzoeken na een beschouwing over dat Nieuw Testamentisch principe. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 HAND.2:17-21 = 66 JOËL DE KOMST VAN DE HEILIGE DE GEMEENTE VAN HET NT 2:28-32. GEEST OVER DE GEMEENTE. = (NIEUWE / VER-NIEUWDE) ISRAËL. Gal.3:16 = Gen.12:7 / De beloften aan Abraham zijn In Hem (door Hem) zijn ook 13:15 / 24:7. vervuld in Christus. de Heidenen gered. De gemeente van het NT = Israël. 2 Cor.6:16 = Lev.26:12 / De Kerk (gemeente) is de De gemeente van het NT = Jer.32:38 / Eze.37:27. tempel van God. Rom.9:25 = Hosea 2:23. God noemt Israël. de Kerk De gemeente van het (gemeente) MIJN VOLK. Hand.13:47 = Jesaja 49:6. Christus is een licht voor de De gemeente van het NT = Heidenen. Hand.13:34 = Jes.55:3. NT = Israël. Israël plus Christus = Israël. God heeft Jezus uit de dood De gemeente van het NT = opgewekt. Christus zit op de Israël. troon van David. Mat.2:15 = Hos.11:1. God heeft zijn zoon uit Egypte Christus van het NT = Israël. geroepen. Hand.15:16,17 = Amos De vervallen tent van David is De gemeente van het NT = 9:11,12. Rom.11:26,27 wederom opgericht. = Jer Het ganse Israël wordt gered. 31:31,34. Eph.2:16,17 = Jes.57:19. Israël. De gemeente van het NT = Israël. Christus heeft aan het kruis De gemeente van het NT = vrede gebracht aan gelovige Israël = Gelovige Joden en Joden en gelovige Heidenen. Eph.2:11-13. Heidenen. Het nieuwe verbond is er ook De gemeente van het NT = voor Heidenen. Israël. BIJ WIJZE VAN EEN SAMENVATTING De volgende twintig bladzijden zijn voor 80% vertaling van iets dat we op Internet gevonden hadden. We weten niet meer waar gevonden, maar het origineel is in de Engelse taal. Dit is een buitengewoon prachtige argumentatie tegen wat men zegt in de dispensationalistische kringen. En het bestaat trouwens grotendeels uit een verzameling van Bijbelteksten, in dit geval de SV van 1977. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 DRIE BELOFTEN AAN ABRAHAM: ZE ZIJN LANG 67 1. BELOFTE VAN EEN GROTE GELEDEN VERVULD! NATIE 2. LANDBELOFTE 3. ZAADBELOFTE I. De belangrijkste teksten van de drie beloften #1 GROTE NATIE Gen.12:1-7 #2 LAND #3 ZAAD v 2: “En Ik zal u tot een v 2: “Aan uw zaad zal Ik v 3: “en in u zullen alle groot volk maken, en u dit land geven.” geslachten van het zegenen,” aardrijk gezegend worden.” Gen.13:14-17 v 16: “En Ik zal uw zaad v 15: “al dit land, dat gij stellen als het stof der ziet, zal Ik u geven, en aarde,” aan uw zaad, tot in eeuwigheid.” v17: “wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven.” Gen.15:5-21 v 5: “en tel de sterren… v 7: “En hij zeide: Heere, Zo zal uw zaad zijn!” HE E RE ! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal? v 18: “Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven,” Gen.17:2-8 v 2: “Ik zal u gans zeer v 8: “Ik zal u, en uw zaad vermenigvuldigen.” na u, het land van uw v 6: “En Ik zal u gans vreemdelingschappen zeer vruchtbaar maken, geven, het gehele land en Ik zal u tot volken Kanaän, tot eeuwige stellen, koningen zullen bezitting;” uit u voortkomen.” Gen.18:18 “gewis tot een groot en - “en alle volken der machtig volk worden aarde in hem gezegend zal,” zullen worden” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 Gen.22:17,18 68 v 17: “Voorzeker zal Ik u v 17: “en uw zaad zal de v 18: “in uw zaad zullen grotelijks zegenen, en poort van zijn vijanden gezegend worden alle uw zaad zeer erfelijk bezitten.” volken vermenigvuldigen,” der aarde, aangezien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.” Gen.24:7 - “Aan uw zaad zal Ik dit land geven!” Gen.26:3,4 v 4: “Woon als v 3: “want aan u en uw v 4: “en in uw zaad vreemdeling in dit land, zaad zal Ik al deze landen zullen en Ik zal met u zijn, en geven,” gezegend worden alle volken der zal u zegenen; en Ik zal v 4: “en zal aan uw zaad aarde.” de eed bevestigen, die al deze landen geven;” Ik Abraham uw vader gezworen heb.” Gen.28:4 - “opdat gij erfelijk bezit het land van uw vreemdelingschappen, dat God aan Abraham gegeven heeft. “ Gen.28:13,14 v 14: “En uw zaad zal v 13: “dit land, waarop v 14: “en in u, en in uw wezen als het stof der gij ligt te slapen, zal Ik zaad aarde,” van zaad.” gezegend aardbodem “En dit land, dat Ik aan Abraham en Izak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven.” Gen.46:3 “vrees niet om af te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten.” Gen.48:4 “Zie, Ik zal u vruchtbaar “en Ik zal aan uw zaad na maken, en vermenigvuldigen,” alle aan u geven, en aan uw geslachten worden.” Gen.35:12 zullen u u dit eeuwige land tot een bezitting de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 geven.” Ex.6:2-8 - v 2: “En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, … En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht,” v 7: “En Ik zal u brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het u geven tot een erfdeel, Ik, de HE E RE !” Ex.12:25 “En het zal geschieden, als gij in dat land komt, dat de HE E RE u geven zal, gelijk Hij gesproken heeft, zo zult gij deze dienst onderhouden.” Ex.13:5 “En het zal geschieden, als de HE E RE u zal gebracht hebben in het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, Hevieten, en en der der Jebusieten, dat Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing;” Ex.23:31 “En Ik zal uw gebieden zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat land 69 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 70 in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot.” Exod 32:13 “Gedenk aan Abraham, “en dit gehele land, aan Izak en aan Israël, waarvan Ik gesproken Uw knechten, aan wie heb, zal Ik aan uw zaad Gij bij Uzelf gezworen geven, dat zij het erfelijk hebt, en hebt tot hen bezitten in eeuwigheid.” gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels” Ex.33:1 “Ga heen, trek op van hier, gij en het volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven.” D Gen.46:3: “vrees niet Jozua 21:43: “Alzo gaf de Gal.3:29: “En indien gij E om af te trekken naar HE E RE aan Israël het van Christus zijt, zo zijt Egypte; want Ik zal u ganse land, dat had Hij gij dan Abrahams zaad, B aldaar tot een groot gezworen E volk zetten.” L Deut.10:22: O vaderen trokken af naar woonden daarin.” F Egypte T zielen; en nu heeft u de uw God, zal u brengen in dezelfde E HE E RE , N gesteld als de sterren erfelijk bezeten hebben, verzekerdheid vaderen te geven, en zij erfgenamen.” “Uw beërfden met uw hun en naar de beloftenis het, en Heb.6:11-13,19,20: “Maar wij begeren, dat zeventig Deut.30:5 “En de HE E RE , een ieder van u naarstigheid God, het land, dat uw vaderen bewijze, tot de volle der des hemels in menigte.” en gij zult dat erfelijk hoop, tot het einde bezitten; en Hij zal u toe; weldoen, en zal u traag Opdat gij niet wordt, maar THANS vermenigvuldigen boven navolgers zijt van hen, ALLEN uw vaderen.” die door geloof lankmoedigheid en de beloftenissen beërven. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 71 V (…) Waar de Voorloper E voor ons is ingegaan” R Hand.13:32,33,38: “En V wij verkondigen u de U belofte, die tot de L vaderen geschied is, D DAT NAMELIJK GOD DEZE VERVULD HEEFT AAN ONS, hun kinderen, toen Hij Jezus verwekt heeft (…) Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Deze u vergeving der zonden verkondigd wordt.” Luc.24:44: “En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen.” II. Uitleg van Gen.15:1-21 & Hand.7:1-7 Abraham wist dat hij niet persoonlijk het land zou bezitten BESCHRIJVING GEN.15:1-21 De Belofte v 7: “om u dit land te geven, v 5: “dat Hij het hem tot een om dat erfelijk te bezitten.” HAND.7:5-7 bezitting geven zou, en zijn zaad na hem” De vraag van Abraham v 8: “En hij zeide: Heere, v 6: “En God sprak alzo,” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 72 HE E RE ! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?” Oude verbondsritueel v 9-11,17: “Neem Mij een - Zie ook Jer.34:18 driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif. … en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegenover het andere; maar het gevogelte deelde hij niet.” God gaat tussen de twee halve offerdieren door Aasdieren = Israël’s vijanden Weggejaagd = Abraham is de beschermer Visioen van duisternis v 12: “zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem” = v 13 “Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.” Het visioen Abraham als persoon heeft op een bemiddelende wijze de slavernij van zijn volk ondergaan, door zijn zaad maar niet persoonlijk. Op dezelfde wijze ontvangt hij het land, niet persoonlijk maar door zijn zaad. Egyptische slavernij v 13: “Weet voorzeker, dat v 6: “En God sprak alzo, dat uw zaad vreemd zal zijn in zijn zaad vreemdeling zijn zou Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 73 een land, dat het hunne niet in een vreemd land, en dat zij is, en zij zullen hen dienen, en het dienstbaar zij zullen hen verdrukken maken, vierhonderd jaren.” zouden en behandelen, kwalijk vierhonderd jaren.” Abraham zou sterven v 15: “En gij zult tot uw v 5: “En Hij gaf hem geen vaderen gaan met vrede; gij erfdeel daarin, ook niet een zult in goede ouderdom voetstap” begraven worden.” God’s antwoord v 13,18: “Weet voorzeker, dat v 7: “en daarna zullen zij uw zaad vreemd zal zijn in uitgaan en zij zullen Mij een land, dat het hunne niet dienen in deze plaats.” is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren. … Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath.” Vragen Waar staat hier dat God Noteer dit: “En God sprak antwoord geeft op een vraag alzo” = van Abraham? dit is wat God werkelijk zegt = het zaad zal Waar heeft God hier aan dat beërven, maar Abraham Abraham beloofd dat hij zelf zelf niet. persoonlijk het land zou erven? Wat er niet in de tekst staat “Wanneer je opstaat uit de “Na Egypte, zal je terugkeren doden zal je het land beërven” om het land te bezitten.” “Bij het einde der tijden zal je “Ergens op een andere plaats het land erven.” een tekst die dat zou beweren.” Wat wil dat zeggen? Abraham wist dat hijzelf het Abraham zou niets land niet zou bezitten maar persoonlijks erven, “ook niet dat slechts zijn een voetstap.” afstammelingen het zouden beërven. III. God gaf het land aan de Vaderen door zijn zaad: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 74 1. Gen.28:4: “opdat gij erfelijk bezit het land van uw vreemdelingschappen, dat God aan Abraham gegeven heeft. “ 2. Gen.35:12: “En dit land, dat Ik aan Abraham en Izaak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven.” 3. Deut.30:5: God zegt: “En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.” Daarom: Saul en Abraham een gelijkenis vanuit 1 Sam.15:28 WAT ZEGT DE TEKST Saul HOE IS HET VERVULD “Toen zeide Samuël tot hem: De afstammelingen van Saul De HE E RE heeft heden het verliezen het koningschap, koninkrijk van Israël van u maar Saul zelf niet. afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij.” Abraham Gen.13:17: “wandel door dit Gegeven aan de land, in zijn lengte en in zijn afstammelingen van Abraham breedte, want Ik zal het u niet aan Abraham zelf. geven.” Deze vragen zijn aan de orde: Moet God Saul uit het graf laten opstaan en zijn koninkrijk opnieuw opnemen om het dan aan David te geven om de profetie te vervullen? Ook voor Abraham zou zoiets moeten gebeuren? IV. Is de “rivier van Egypte” in Gen.15:18, de Nijl of de beek Wadi Arish? We moeten ons met dit probleem bezighouden omdat men in sommige kringen van dispensationalisten zegt dat de landbelofte nog nooit is vervuld, omdat Israël nooit bezit heeft gehad van het land TOT AAN DE NIJL. Dat is niet waar! U ziet hier waarom! A. Gebruik van het woord voor rivier in het OT: Gen.15:18 heeft het Hebreeuwse “Nahar” (Strongs concordantie n° 5104) 1. Het Hebreeuwse “Nahar” (Strongs n° 5104) heeft 98 teksten met het begrip maar nooit als verwijzing naar de Nijl met uitzondering in Gen.15:18? 2. Het Hebreeuwse: “Ye’or” (Strongs n° 2975) is 57 gebruikt en is exclusief voor de Nijl gebruikt. 3. Het Hebreeuwse: “Nachal” (Strongs n° 5158) is gebruikt voor de beek van Egypte en de Euphraat in 2 Kon.24:7. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 75 TERM HEBREEUWS COMMENTAAR Nijl Ye’or misrayim Egyptische term exclusief gebruikt voor de Nijl in de Bijbel Beek van Egypte NaHall misrayim Wadi Arish: zuidelijke grens van het beloofde land Rivier van Egypte Nahar misrayim Indien God naar de Nijl verwijst waarom staat er dan (Gen.15:18) het woord “Ye’or” niet in plaats van “Nahar”? B. Tekstueel is in Gen.15:18 een contrast aangegeven voor de rivieren “van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath.” 1. De tekst zegt duidelijk dat de Euphraat groter is dan de rivier van Egypte 2. De Nijl is qua stroom op zijn minst zo groot als de Euphraat indien niet groter. Indien er in de tekst de Nijl, zou bedoeld zijn dan zou er staan, a. van de grote rivier de Nijl in Egypte tot aan de grote rivier, de rivier Euphraat; ofwel b. van de twee grote rivieren, de rivier van Egypte tot aan de rivier de Euphraat; ofwel c. van de rivier in Egypte tot aan de rivier Euphraat 3. Maar wanneer de Wadi Arish aan de orde was, dan zou de tekst exact lezen wat we er nu lezen. Begrijp je dit punt niet dan kun je ook de profetieën aan de aartsvaders niet echt verstaan. C. Indien de Nijl de grens was van het land dat Abraham, Izaak en Jacob of hun nazaten zouden beërven: 1. Dan leefden ze al in het land toen ze slaven waren in het land Goshen! a) Ex.3:17: “Daarom heb Ik gezegd: Ik zal u uit de verdrukking van Egypte opvoeren, tot het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten; tot het land, vloeiende van melk en honing.” b) Ex.33:1: “Voorts sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, trek op van hier, gij en het volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven.” c) Deut.6:22,23: “En de HEERE gaf tekenen, en grote en kwade wonderen, in Egypte, aan Faraö en aan zijn ganse huis, voor onze ogen; En Hij voerde ons van daar uit, opdat Hij ons inbracht, om ons het land te geven, dat Hij onze vaderen gezworen had.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 76 d) Deut11:10,11: “Want het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet als Egypteland, van waar gij uitgegaan zijt, dat gij bezaaidet met uw zaad, en bewaterdet met uw gang, als een moestuin. Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen en van dalen; het drinkt water bij de regen des hemels.” 2. Dan leefden ze ook in het beloofde land 40 jaar in de wildernis van de Sinaï! Deut 1:35,36 a) Ex.13:5: “En het zal geschieden, als de HEERE u zal gebracht hebben in het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Hevieten, en der Jebusieten, dat Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing; zo zult gij deze dienst houden in deze maand.” b) Ex.13:11: “Het zal ook geschieden, wanneer u de HEERE in het land der Kanaänieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven hebben” c) Deut.1:6-8: “De HEERE, onze God, sprak tot ons aan Horeb, zeggende: Gij zijt lang genoeg bij deze berg gebleven. Keert u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten, en tot al hun naburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaänieten, en de Libanon, tot aan die grote rivier, de rivier Frath. Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven zou.” d) Deut.1:35,36: “Zo iemand van deze mannen, van dit kwade geslacht, zal zien dat goede land, dat Ik gezworen heb uw vaderen te zullen geven! Behalve Kaleb, de zoon van Jefunne; die zal het zien, en aan hem zal Ik het land geven, waarop hij getreden heeft, en aan zijn kinderen; omdat hij volhard heeft de HEERE te volgen.” e) Deut.6:10: “Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; gro- te en goede steden, die gij niet gebouwd hebt” f) Deut.10:11: “Maar de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op reis, voor het aangezicht van het volk, dat zij inkomen, en erven het land, dat Ik hun vaderen gezworen heb, hun te geven.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 77 g) Deut.11:21: “Opdat uw dagen, en de dagen van uw kinderen, in het land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de aarde.” h) Deut.27:3: “En gij zult daarop schrijven alle woorden van deze wet, als gij overgegaan zult zijn; opdat gij komt in het land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, een land vloeiende van melk en honing, zoals de HEERE, de God uwer vaderen, tot u gesproken heeft.” i) Jozua 5:6: “Want de kinderen Israëls wandelden veertig jaren in de woestijn, totdat vergaan was het ganse volk der krijgslieden, die uit Egypte gegaan waren; die de stem des HEEREN niet gehoorzaam geweest waren, aan wie de HEERE gezworen had, dat Hij hun niet zou laten zien het land, dat de HEERE hun vaderen gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende van melk en honing.” D. De Shichor Rivier 1. Exact welke rivier met de term “Shichor” (soms gescheven als “Sichor”) bedoeld wordt is niet algemeen aangenomen. Sommigen zeggen: het is de oostelijke “Pelusiac” arm van de Nijl. Anderen zeggen: het is de beek van Egypte. 2. In elk geval is het een term die volgens het Hebreeuws parallellisme aan de Nijl gelijk gesteld is: Jes.23:3. “En wiens inkomst was het zaad van Sichor over de grote wateren, de oogst der rivier; en zij was de markt der heidenen.” 3. De termen rivier/beek van Egypte zijn uitwisselbaar met elkaar. JOZUA 13:2-5 JOZUA 15:45-47 Shichor ten oosten van Egypte Aan de beek van Egypte Ekron Ekron Asdodiet Asdod Gazatiet Gaza 4. Is gebruikt voor de zuidelijke grens van Israël samen met de Euphraat als bovenste grens Gen.15:18. GEN.15:18 JER.2:18 “Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van “met de weg van Egypte, om de wateren van de rivier van Egypte af” Sihor te drinken” “tot aan die grote rivier, de rivier Frath” “de weg van Assur, om de wateren der rivier te drinken?” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 78 5. Het was de zuiderse grens van het land dat Israël bezat: a) Jozua 13:1:3: “Jozua nu was oud, wel bedaagd; en de HEERE zeide tot hem: Gij zijt oud geworden, welbedaagd, en er is zeer veel land overgebleven, om dat erfelijk te bezitten. Dit is het land, dat overgebleven is; al de gebieden der Filistijnen en het ganse Gesuri. Van de Sichor, die voor aan Egypte is, tot aan het gebied van Ekron tegen het noorden, dat de Kanaänieten toegerekend wordt; vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en de Avvieten.” b) 1 Kron.13:5: “David dan vergaderde gans Israël van het Egyptische Sichor af, tot waar men komt te Hamath, om de ark Gods te brengen van Kirjath-Jeárim.” E. Rivier/beek van Egypte 1. Gebuikt als de zuidergrens van het beloofde land: Num.34:5 / Jozua 15:4 (“en komt uit aan de beek van Egypte; en de uitgangen van deze grens zullen naar de zee zijn. Dit zal uw grens tegen het zuiden zijn.”),47 / Ezech.47:19 / 48:28 2. Werd gebruikt als aanduiding van de noord/zuid grenzen TEKST NOORDELIJKE GRENS ZUIDELIJKE GRENS Gen.15:18 de grote river, de rivier Eufraat van de rivier van Egypte 1 Kon.8:65 van de ingang van Hamath tot de beek van Egypte 2 Kon.24:7 om de rivier Eufraat van de beek van Egypte 2 Kron.7:8 van de ingang van Hamath tot de beek van Egypte Jes.27:12 de vloeiende stroom van de Eufraat tot de beek van Egypte 2 Kron.9:26 van de Eufraat rivier tot aan de grens van Egypte 1 Kon.4:21 van de rivier tot de grens van Egypte Jer.2:18 de wateren van de Eufraat om te drinken de wateren van de Shichor Ex.23:31 tot aan de rivier Eufraat van de wildernis F. Besluiten met betrekking tot de “rivier van Egypte” in Gen 15:18 1. Deskundigen zijn verdeeld over de plaats die bedoeld is; de Nijl of de Wadi el Arish. Deze conclusies zijn meestal het resultaat van andere overwegingen dan de Bijbelse. Of van een theologisch oordeel dat er een toekomstig duizendjarig rijk is en het herstel van Israël. 2. God gebruikte niet de exclusieve naam voor de Nijl (Ye’or), maar enen term (Nahar) die nergens anders naar de Nijl verwijst. Wanneer God echt Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 79 naar de Nijl verwees dan gebruikt Hij een ongewone en verwarrende term ervoor. 3. Nergens anders is de Nijl de grens maar we vinden wel in 11 plaatsen in de Schrift de beek/rivier van Egypte als een verwijzing naar de zuiderse grens van het rijk. Het tekstuele bewijs tegen de Nijl als grens is meer dan overtuigend. 4. Indien de Nijl de grens was dan leefden ze er al in de tijd toen ze in het Egyptische Goshen woonden! 5. Wat met de rivier “Shichor” gezegd wordt het is de zuidergrens van het beloofde land. 6. De Rivier van Egypte, de Shichor en de beek (Wadi el Arish) zijn verwijzingen naar dezelfde stroom. De Beloften zijn vervuld! Hand.7:17: “Maar toen nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, naderde, nam het volk toe en vermenigvuldigde in Egypte.” V. Belofte van de grote natie vervuld A. GROTE NATIEBELOFTE IS FYSIEK LETTERLIJK VERVULD: 1. Gen.6:3: “Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met de mens, omdat hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd twintig jaren.” 2. Deut.1:10: “De HEERE, uw God, heeft u vermenigvuldigd, en ziet, gij zijt heden als de sterren des hemels in menigte.” 3. Deut10:22: “Uw vaderen trokken af naar Egypte met zeventig zielen; en nu heeft u de HEERE, uw God, gesteld als de sterren des hemels in menigte.” 4. Heb.11:11,12: “Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven de tijd van haar ouderdom heeft zij gebaard; aangezien zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had. Daarom zijn ook van één, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan de oever der zee is, dat ontelbaar is.” B. GROTE NATIEBELOFTE IS GEESTELIJK VERVULD: 1. Rom.4:16,17: “Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (Gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren;” 2. Gal.3:29: “En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 80 3. Gal.4:28: “Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izaak was.” VI. De Landbelofte is vervuld A. De Landbelofte is fysiek vervuld: Israël heeft al het land ingenomen dat God aan Abraham beloofd heeft: 1. Ex.6:7: “En Ik zal u brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het u geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE.” 2. Deut.19:7-9: “Daarom gebied ik u, zeggende: Gij zult u drie steden afzonderen. En indien de HEERE, uw God, uw gebied zal verwijden, zoals Hij uw vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, dat Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; (Wanneer gij heel dit gebod zult waarnemen, om dat te doen, wat ik u heden gebied, de HEERE, uw God, liefhebbende, en alle dagen in Zijn wegen wandelende) zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze drie” Ex 6:7: “En Ik zal u brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand op geheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het u geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE!” 2. Het argument van de vrijsteden; wanneer God het land geeft moeten die ook deze zes steden bevatten: o De vrijsteden zijn een onderdeel van de belofte: Num 35:9-15 Deut 19:7-9: “Daarom gebied ik u, zeggende: Gij zult u drie steden afzonderen. En indien de HEERE, uw God, uw gebied zal verwijden, zoals Hij uw vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, dat Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; (Wanneer gij heel dit gebod zult waarnemen, om dat te doen, wat ik u heden gebied, de HEERE, uw God, liefhebbende, en alle dagen in Zijn wegen wandelende) zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze drie.” Jozua 20:7-9: “Toen heiligden zij Kedes in Galiléa, op het gebergte van Nafthali, en Sichem op het gebergte van Efraïm, en Kirjath-Arba, dat is Hebron, op het gebergte van Juda. En aan gene zijde van de Jordaan, van Jericho oostwaarts, gaven zij Bezer in de woestijn, in het platte land, van de stam van Ruben; en Ramoth in Gilead, van de stam van Gad; en Golan in Bazan, van de stam van Manasse. Dit nu zijn de steden, die bestemd waren voor al de kinderen Israëls, en voor de vreemdeling, die in het midden van hen verkeert, opdat daarheen vluchte al wie een ziel per ongeluk slaat; opdat hij niet sterve door de hand van de bloedwreker, totdat hij voor het aangezicht van de vergadering gestaan zal hebben.” o Israël ontving alle landbeloften gedaan aan Abraham in de dagen van Jozua. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 81 3. Deut.1:7,8: “Keert u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten, en tot al hun naburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaänieten, en de Libanon, tot aan die grote rivier, de rivier Frath. Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven zou.” 4. Deut.6:18: “En gij zult doen, wat recht en goed is in de ogen des HEEREN, opdat het u welga, en gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft.” 5. Deut.9:5: “Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid uws harten, komt gij er heen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid van deze volken, verdrijft de HEERE, uw God, hen voor uw aangezicht uit de bezitting: en om het woord te bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob,gezworen heeft.” 6. Deut.30:5: “En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.” 7. Jozua 21:43-45: “Alzo gaf de HEERE aan Israël het ganse land, dat Hij gezworen had hun vaderen te geven, en zij beërfden het, en woonden daarin. En de HEERE gaf hun rust rondom, naar alles, wat Hij hun vaderen gezworen had; en er bestond niet één man van al hun vijanden voor hun aangezicht; al hun vijanden gaf de HEERE in hun hand. Er viel niet één woord van al de goede woorden, die de HEERE gesproken had tot het huis van Israël; het kwam allemaal.” 8. Jozua 24:28: “Toen zond Jozua het volk weg, een ieder naar zijn erfdeel.” 9. 2 Sam.7:10,11: “Ik heb aan mijn volk, Israël, een gebied toegewezen. Daar heb ik het geplant en daar kan het nu onbevreesd wonen. Het wordt niet langer door misdadige volken onderdrukt, zoals toen het er pas woonde en ik rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Jou heb ik rust gegeven door je van je vijanden te verlossen.” 10. 2 Sam.8:3: “Later versloeg hij Hadadezer, de zoon van Rechob, de koning van Soba, toen deze op weg was om zijn macht over het gebied langs de Eufraat te herstellen.” (Wij gebruiken hier de NBV die duidelijker het begrip “herstellen” gebruikt. 11. 1 Kon.4:21: “En Sálomo was heersende over al de koninkrijken, van de rivier tot het land der Filistijnen, en tot aan de grens van Egypte; die brachten geschenken, en dienden Sálomo al de dagen van zijn leven.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 82 12. 2 Kon.14:25: “Hij bracht ook terug het gebied van Israël van de ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; naar het woord des HEEREN, de God van Israël, dat Hij gesproken had door de dienst van Zijn knecht Jona, de zoon van Amitthai, de profeet, die van Gath-Héfer was.” 13. 2 Kron.9:26: “En hij heerste over alle koningen, van de rivier tot aan het land der Filistijnen, en tot aan de grens van Egypte.” 14. Neh.9:6-8: “En Gij hebt zijn hart getrouw gevonden voor Uw aangezicht, en hebt een verbond met hem gemaakt, dat Gij zoudt geven het land der Kanaänieten, der Hethieten, der Amorieten, en der Ferezieten, en der Jebusieten, en der Girgasieten, dat Gij het zijn zaad zoudt geven; en Gij hebt Uw woorden bevestigd, omdat Gij rechtvaardig zijt.” 15. Ps.105:42-44: “Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten de arbeid der volken.” 16. Jer.11:5: “Opdat Ik de eed bevestigde, die Ik uw vaderen gezworen heb, hun te geven een land, vloeiende van melk en honing, als het is te dezen dage. Toen antwoordde ik en zeide: Amen, o HEERE!” 17. Ezech.20:42: “En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik u in het land Israëls gebracht zal hebben, in het land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, om het uw vaderen te geven.” 18. Hand.7:17: “Maar toen nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, naderde, nam het volk toe en vermenigvuldigde in Egypte.” 19. Hand.13:19: “En zeven volken uitgeroeid hebbende in het land Kanaän, heeft Hij hun door het lot het land van hen uitgedeeld.” 20. Rom.4:13: “Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid.” B. IS DAT VOOR EEUWIG? NEEN! Blijvend bezit van het land is afhankelijk van hun gehoorzaamheid! 1. Deut.6:10,15,18,19: “Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt, (…) Want de HEERE, uw God is een naijverig God in het midden van u; dat de toorn van de HEERE, uw God, tegen u niet ontsteke, en Hij u van de aardbodem verdelge. (…) En gij zult doen, wat recht en goed is in de ogen des HEEREN, opdat het u welga, en gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft; Om al uw vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, zoals de HEERE gesproken heeft.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 83 2. Deut.8:19,20: “Maar indien het geschiedt, dat gij de HEERE, uw God, geheel vergeet, en andere goden navolgt, en hen dient, en u voor hen buigt, zo betuig ik heden tegen u, dat gij voorzeker zult vergaan. Gelijk de heidenen, die de HEERE voor uw aangezicht verdelgd heeft, alzo zult gij vergaan, omdat gij de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam zult geweest zijn.” 3. Deut.9:5: “Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid uws harten, komt gij er heen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid van deze volken, verdrijft de HEERE, uw God, hen voor uw aangezicht uit de bezitting: en om het woord te bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft.” 4. Deut.30:17,18: “Maar indien uw hart zich zal afwenden, en gij niet horen zult, en gij verleid zult worden, dat gij u voor andere goden buigt, en die dient; Zo verkondig ik u heden, dat gij voorzeker zult omkomen; gij zult de dagen niet verlengen op het land, waar gij over de Jordaan naar toe gaat, om daarin te komen, dat gij het erfelijk bezit.” 5. Jozua 23:12-16: “Want zo gij enigszins afkeert, en het overige van deze volken aanhangt, van deze, die bij u overgebleven zijn, en u met hen verzwagert, en gij tot hen zult ingaan, en zij tot u; Weet voorzeker, dat de HEERE, uw God, niet voortvaren zal deze volken van voor uw aangezicht te verdrijven; maar zij zullen u zijn tot een strik, en tot een net, en tot een gesel aan uw zijden, en tot doornen in uw ogen, totdat gij omkomt van dit goede land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. En ziet, ik ga heden in de weg der ganse aarde; en gij weet in uw ganse hart en in uw ganse ziel, dat er niet een enig woord gevallen is van al die goede woorden, welke de HEERE, uw God, over u gesproken heeft; zij zijn u alle overkomen; er is daarvan niet een enig woord gevallen. En het zal geschieden, zoals al die goede dingen over u gekomen zijn, die de HEERE, uw God, tot u gesproken heeft, alzo zal de HEERE over u komen laten al die kwade dingen, totdat Hij u verdelgt van dit goede land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. Wanneer gij het verbond van de HEERE, uw God, overtreedt, dat Hij u geboden heeft, en gij heengaat en andere goden dient, en u voor die neerbuigt, zo zal de toorn des HEEREN over u ontsteken, en gij zult haastig omkomen van het goede land, dat Hij u gegeven heeft.” 6. Jer.18:1-10: “Het woord, dat tot Jeremía geschied is van de HEERE, zeggende: Maak u op, en ga af in het huis van de pottenbakker, en aldaar zal Ik u Mijn woorden doen horen. Zo ging ik af in het huis van de pottenbakker; en ziet, hij maakte een werk op de schijven. En het vat, dat hij maakte, werd verdorven, als leem, in de hand van de pottenbakker; toen maakte hij daarvan weer een ander vat, zoals het recht was in de ogen van de pottenbakker te maken. Toen geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: Zal Ik u niet kunnen doen, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 84 gelijk deze pottenbakker, o huis Israëls? spreekt de HEERE; ziet, gelijk leem in de hand van de pottenbakker, alzo zijt gij in Mijn hand, o huis Israëls! In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken, en afbreken, en verdelgen; Maar indien dat volk, waarover Ik zulks gesproken heb, zich van zijn boosheid bekeert, zo zal Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik het dacht te doen. Ook zal Ik in een ogenblik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal bouwen en planten; Maar indien het doet, wat kwaad is in Mijn ogen, dat het naar Mijn stem niet hoort, zo zal Ik berouw hebben over het goede, waarmee Ik gezegd had het te zullen weldoen.” 7. Jer.19:10,11: “Dan zult gij de kruik verbreken voor de ogen der mannen, die met u gegaan zijn; En gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE der heerscharen: Alzo zal Ik dit volk en deze stad verbreken, zoals men een pottenbakkersvat verbreekt, dat niet weer geheeld kan worden; en zij zullen hen in Tofeth begraven, omdat er geen andere plaats zal zijn om te begraven.” C. De landbelofte is ook geestelijk vervuld 1. Rom 4:13,14: “Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want indien zij, die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden, en de beloftenis te niet gedaan.” 2. Gal 3:18: “Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis genadig gegeven.” 3. Gal 4:23-28: “Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis; hetwelk dingen zijn, die andere betekenis hebben; want deze zijn de twee verbonden; het ene van de berg Sinaï, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar; want dit, namelijk Agar, is Sinaï, een berg in Arabië, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen. Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan van haar, die de man heeft. Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was.” 4. Eph 1:10-14: “Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide wat in de hemel is, en wat op de aarde is; in Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil; Opdat wij zouden zijn tot prijs van Zijn heerlijkheid, wij, die eerst in Christus gehoopt hebben. In Wie ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Wie gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 85 verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte; Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid.” Heb 4:3 en de parallelverzen wijzen op een vervulde profetie DEUT.1:34,35 PS. 95:11 HEB. 4:3 HEEFT U EEN BIJBEL MET VERWIJSTEKSTEN DAN MERK JE DAT PS.95:11 HIER OP WIJST. zo werd Hij zeer toornig, en Daarom heb Ik in Mijn toorn Zo heb Ik dan gezworen in zwoer, zeggende gezworen van deze mannen, van dit Zo zij Mijn toorn Indien zij kwade geslacht, zo iemand zullen ingaan zal zien dat goede land, dat in Mijn rust! Ik gezworen heb Zullen ingaan in Mijn rust! uw vaderen te zullen geven Het is duidelijk dat het land een type was van de rust in de hemel waar David over sprak, het gaat om het spirituele (geestelijke) antitype van de beloften aan de vaderen gedaan. a) God sprak van een andere rust na Jozua, door David in Psalm 95 b) Jozua & Jezus zijn voorlopers van de belofte; Jozua van Palestina; Jezus van de hemel: Heb.6:11-13;19,20 spreekt van de volle verzekering ... van ontvangen van beloften ...van Gods beloften aan Abraham ... we hebben deze hoop ... iemand die de heilige plaats is doorgegaan waar Jezus als voorloper is ingegaan c) Jozua was voorloper naar het letterlijke beloofde land, Jezus naar het spirituele beloofde land. 1. Abraham zag naar wat uit tijdens zijn leven; niet naar Ur, niet naar het beloofde land, maar naar de hemel zelf (Heb.6:19 / 9:11,24). a) Heb.11:8-19: Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte; als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die medeërfgenamen Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 86 waren van dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven de tijd van haar ouderdom heeft zij gebaard; aangezien zij Hem getrouw heeft geacht, die het beloofd had. Daarom zijn ook van één, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan de oever der zee is, dat ontelbaar is. Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben die van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Want die zulke dingen zeggen, betonen duidelijk, dat zij een vaderland zoeken. En indien zij aan dat vaderland gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weer te keren; Maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat is, naar het hemelse. Daarom schaamt Zich God voor hen niet, om hun God genaamd te worden; want Hij had hun een stad bereid. Door het geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Izak geofferd, en hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd, (Tot wie gezegd was: In Izak zal u het zaad genaamd worden) overleggende, dat God machtig was, hem ook uit de doden te verwekken; waaruit hij hem ook bij gelijkenis wedergekregen heeft.” 2. De hemel is de echte plaats waar God aanwezig is, deze schepping, die we nu beleven is niet voor eeuwig. o Deze schepping is van tijdelijke natuur en aard. Heb.11:1: “Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet.” 2 Cor.4:18: “ Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.” Col.1:16: “Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.” Heb.9:11,24: “Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door de meerdere en volmaaktere tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, (…)Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 87 Opb.20:11: “En ik zag een grote witte troon, en Hem, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvluchtten, en geen plaats is voor die gevonden.” Opb.21:4: “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan.” Opb.21:1,23 / 22:5: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. (…) En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in haar zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars. (…) En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid.” Joh.13:36-14:6: “Simon Petrus zeide tot Hem: Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde hem: Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen; maar gij zult Mij later volgen. Petrus zeide tot Hem: Heere, waarom kan ik U nu niet volgen? Ik zal mijn leven voor U zetten. Jezus antwoordde hem: Zult gij uw leven voor Mij zetten? Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De haan zal niet kraaien, totdat gij Mij driemaal verloochend zult hebben. Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben. En waar Ik heenga, weet gij, en de weg weet gij. Thomas zeide tot Hem: Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat; en hoe kunnen wij de weg weten? Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij.” 2 Pet.3:10: “Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, in welke de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden.” Heb.11:3: “Die, alzo Hij is het Afschijnsel van Zijn heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld van Zijn zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord van Zijn kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelf te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter hand der Majesteit in de hoogste hemelen” Heb.12:25-29: “Ziet toe, dat gij Hem, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die hem verwierpen, die op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Hem Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 88 afkeren, Die van de hemelen is; wiens stem toen de aarde bewoog; maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: Nog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook de hemel. En dit woord: Nog eenmaal, wijst aan de verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn. Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, waardoor wij welbehagelijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur.” Joh.18:36: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik de Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.” 1 Pet.1:17: “En indien gij tot een Vader aanroept Hem, Die zonder aanneming des persoons oordeelt naar een ieders werk, zo wandelt in vreze de tijd van uw inwoning;” Heb.13:14: “Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende.” 3. Onze opgewekte lichamen zijn niet van een fysieke natuur zoals we het nu kennen, we worden als God in natuur = geestelijk. 1 Cor.15:35-54: “Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt worden, en met wat voor lichaam zullen zij komen? Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is; en hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een naakt graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van een der andere granen. Maar God geeft het een lichaam, gelijk Hij wil, en aan ieder zaad zijn eigen lichaam. (…) Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam. Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakende Geest. Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke. (…) Ziet, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; in een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. En wanneer dit verderfelijke onverderfelijkheid zal aangedaan hebben, en dit sterfelijke Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 89 onsterfelijkheid zal aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning.” 1 Joh.3:2: “ Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.” Met de opstanding zullen we op Jezus lijken. Phil.3:20,21: “Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus; die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelf kan onderwerpen.” Mat.13:44: “Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die een mens gevonden hebbende, verborg die, en van blijdschap erover, gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt die akker.” We hebben een verborgen schat = ons leven dat verborgen is in Christus = Col.3:1-4: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.” 1 Cor.15:49,50: “En gelijk wij het beeld van de aardse gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld van de hemelse dragen. Doch dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet beërven kunnen, en de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid niet.” Wij zijn in de opstanding geen gewone mensen meer als het vlees en bloed dat we nu hebben. 1 Cor.6:13: “De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen; maar God zal beide deze en die te niet doen. Doch het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor de Heere en de Heere voor het lichaam.” Het opstandingslichaam zal geen copie zijn van wat we waren om te eten en te drinken zoals voordien. 4. Het begrip erven en erfdeel is in het Nieuw Testament niet een stuk land maar is steeds iets hemels. Goddelijke zegen - Eph 1:3: “Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 90 Eeuwig leven - Mat.19:29: “En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beërven.” Luc.10:25: “En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven?” Luc.18:18: “En een zeker overste vroeg Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven?” Koninkrijk van God & Christus - Mat.25:34: “Alsdan zal de Koning zeggen tot hen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegen-den Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld.” Eph.5:5: “Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God.” Het koninkrijk - 1 Cor.15:50 (NBV): “Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dit: wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God; het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid.” Redding - Heb.1:14: “Zijn zij niet allen dienende geesten, uitgezonden om hen bij te staan die deel zullen krijgen aan de redding?” De beloften - Heb.6:12: “Opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt van hen, die door geloof en lankmoedigheid de belofte-nissen beërven.”en zegening - 1 Pet.3:9: “Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende, dat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegening zoudt beërven.” Een erfenis in de hemelen - 1 Pet.1:4: “Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor.” Zoonschap - Opb.21:6,7: “Die overwint, zal alles beërven; en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn. Maar de vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al de leugenaars, hun deel is in de poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.” Een erfdeel - Eph.1:11: “In Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.” Een onderpand - Eph.1:14: “Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid.” We zijn overgezet in het Koninkrijk - Col.1:12-14: “Dankende de Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht; die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde; in Wie wij de verlossing hebben.” 5. Het dispensationalisme wekt vragen op als, waar zegt het Nieuw Testament dat Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 91 o Abraham zal in een letterlijk lichaam opgewekt worden? o Abraham zal wanneer hij opstaat bezit nemen van het land Kanaän? o Onze hoop is op deze zelfde planeet aarde te wonen? o Wat wil dat zeggen: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde? VII. HET ZAAD ONTVANGT DE BELOFTEN OP EEN GEESTELIJKE WIJZE en de letterlijke vervullingen zijn gestopt. Hand.3:25,26: “Gij zijt kinderen van de profeten, en van het verbond, dat God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. God, opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Hem eerst tot u gezonden, dat Hij u zegenen zou, daarin dat Hij een ieder van u afkere van uw boosheden. Hand.13:32,33,38: “Wij verkondigen u het goede nieuws dat God zijn belofte aan onze voorouders in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen – ten behoeve van ons – doordat hij Jezus tot leven heeft gewekt. Daarover staat in de tweede psalm geschreven: “Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt. (…) U moet dus weten, broeders en zusters, dat het dankzij hem is dat aan u de vergeving van de zonden verkondigd wordt; iedereen die op grond van de wet van Mozes geen vrijspraak kon krijgen.” Gal.3:8,9: “En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met de gelovige Abraham.” Gal.3:17: “En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren door God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis te niet te doen.” Gal.3:18: “Immers, als de erfenis afhankelijk van de wet zou zijn, zou ze niet afhankelijk zijn van de belofte, maar het is nu juist door zijn belofte dat God zijn genade aan Abraham heeft geschonken.” Gal.3:28,29: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte.” Dan wordt het ook duidelijk dat er in het Nieuwe Testament géén nadruk gelegd wordt op een herstel in het land Kanaän na de komst van Christus. Paulus zegt in Rom.4:13-18: “Want DE BELOFTE is NIET DOOR DE WET aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want INDIEN ZIJ, DIE Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 92 UIT DE WET ZIJN, ERFGENAMEN ZIJN, ZO IS HET GELOOF IJDEL GEWORDEN, en de beloftenis te niet gedaan. Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren; die tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: alzo zal uw zaad wezen.” (Einde samenvatting) In verband met de verovering van Kanaän, willen we nog drie belangrijke dingen zeggen, omdat het verkeerd begrijpen van dat feit tot verkeerde theologische conclusies aanleiding geeft: 1°) Israël heeft het bevel van God gekregen tot die overrompeling. Het is Zijn land en heeft het aan de kinderen van Abraham beloofd (Gen.12:5-7). God zou de Kanaïnieten LANGZAAM LATEN VEROVEREN (Ex.23:29,30 / Deut.7:22). Enkele Hevitische stammen hebben getracht door een list vrede te sluiten met Israël. Vijf koningen gaan Israël aanvallen maar worden verslagen door God; o.a. door grote hagelstenen (Jozua 9:17,24,25 / 10:1-27). Uit vergelijking van Jozua 11:21-23 en 14:6,12 / 15:13-17 blijkt dat de Kanaïnieten soms eens opnieuw een gedeelte veroverden terwijl Israël ergens anders oorlog voerde. Na Jozua 13 zijn alle stammen verslagen maar er zijn nog enkele verzetsgroepen overgebleven. Deze worden voor het grootste deel overwonnen en worden verplicht tot dwangarbeid (Jozua 15:13-15 / 16:10 / 17:11-13,16-18 / Richt.1:17-21,27-36) De Bijbel zegt dat de Kanaïnieten volledig vernietigd werden (Num.21:1-3 / Jozua 6:20,21 / 8:21-27 / 10:26-40). Tijdens de verovering begon Jozua al aan de verdeling aan de verscheidene stammen (Jozua 13:7 / 14:1,2,6). De nederlagen die Israël geleden heeft waren de fout van henzelf en niet van God die Zijn belofte gehouden heeft (Jozua 17:16-18 / Richt.4:13). Het heeft de maken met de ONTROUW van Israël volgens Num.14:44,45 / Jozua 7:1-12. Uiteindelijk heeft Israël alles ontvangen wat God aan de aartsvaders en dezen in de woestijn beloofd had (Joz.21:43-45). 2°) Israël heeft niet alles gedaan wat God van hen vroeg: de Kanaïnieten ofwel doden of verjagen. Het was van tevoren voorspeld dat ze het zouden doen en ook dat ze ervoor gestraft zouden worden (Num.33:35,36 / Richt.2:1-3,11-23 / Ps.106:34-43). 3°) Als straf zullen de overgebleven van de Kanaïnieten een doorn zijn voor Israël (Num.33:55 / Recht.4:1,2). Ze verliezen bijvoorbeeld de strijd tegen Aï omdat Achan iets heeft achtergehouden Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 93 van de buit van een vroegere strijd en dat mocht niet (Jozua 7:1-8:29). Ze zullen een proef vormen op het geloof van het volk want die volkeren hebben een verdorven religie en mooie beschilderde vrouwen (Recht.2:20-22 / 2 Kon.9:30). Wanneer Israël later “verdragen” zal sluiten met de overgebleven Kanaïnieten zal dat een schande zijn (Recht.4:2,3). David zal de Jebusieten verdrijven uit Jeruzalem (2 Sam.5:6-9). Salomo zal de overgebleven Kanaïnieten (geen stammen, maar enkelingen) dwangarbeid laten verrichten. Dus drie dingen zijn duidelijk uitgelijnd in deze teksten: 1°) GOD HEEFT ZIJN BELOFTE GEHOUDEN. 2°) ISRAEL DOET NIET ALTIJD WAT GOD VRAAGT. 3°) UITEINDELIJK ZULLEN DE OVERGEBLEVEN KANAINIETEN GESTRAFT WORDEN VIERHONDERD JAAR LATER. WAT DRINGT ZICH DAN OP: DE WET VAN MOZES IS NIET MEER VOOR ONS Voor ons, zowel Messiasbelijdende Joden als Messiasbelijdende heidenen, is de wet van Mozes niet meer van toepassing of in enige mate geldig. Er zijn duidelijke Schriftgedeelten die dit aantonen, dat een christen niet onder de wet van Mozes staat. Wanneer we zeggen dat Christus de wet niet heeft afgeschaft dan moet dat te bewijzen zijn uit de geschriften van Zijn discipelen. Ofwel hebben Zijn discipelen verkeerd begrepen en uitgelegd wat Hij leerde, maar dat geloof ik niet, en u de lezer, ook niet. Dat hoop ik toch. (Wij onderlijnen en zetten hoofdletters in de Bijbelteksten.) We beginnen dan met Handelingen 15 als belangrijk punt in onze argumentatie. Vergeet er niet bij dat Jezus aan zijn leerlingen de belofte doet van een andere Trooster die hen zal leiden in de WAARHEID en die Geest was aanwezig op dat eerste concilie. Het probleem dat aan de orde was is dit: moeten heidenen die zich bekeren tot Jezus de wet van Mozes houden. Het duidelijke antwoord van de apostelen die daar vergaderd zijn is dit gedeelte uit Handelingen 15: “23 En men schreef door hun bemiddeling: De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. 24 Aangezien wij gehoord hebben, dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden, 25 hebben wij eenstemmig besloten mannen te kiezen om die tot u te zenden met onze geliefden, Barnabas en Paulus, 26 mensen, die hun leven hebben overgehad voor de naam van onze Here Jezus Christus. 27 Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die zelf ook mondeling hetzelfde te uwer kennis zullen brengen. 28 Want het heeft de heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: 29 onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wèl doen. Vaart wel!” Het antwoord van de Heilige Geest en de apostelen is dat wie tot Jezus komt en niet geboortig is als Jood de wet van Mozes niet moet onderhouden. Er zijn slechts vier zaken die men niet doet in dat geval en ze worden met name genoemd. De Geest en de apostelen zijn hier richtingaangevend: ik moet die wet die God aan Mozes gaf niet onderhouden. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 94 Dat roept een tweede vraag op, en die was niet aan de orde toen: moeten de Joden die Jezus aannemen de wet houden, en zo ja in delen of in zijn totaliteit? Het antwoord hierop is ook duidelijk NEEN. Duidelijk neen en neem als voorbeeld wat de apostel Paulus schrijft over zichzelf na zijn bekering. Paulus was een echte Jood, zelf een rabbijn en opgegroeid onder de wet van Mozes. Paulus zegt in 1 Corinthiërs 9:20: “en ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet - hoewel persoonlijk niet onder de wet om hen, die onder de wet staan, te winnen.” Is die Paulus een huichelaar? De apostel zegt letterlijk: “hoewel persoonlijk niet onder de wet.” Hij is opgegroeid onder de wet van Mozes maar staat niet meer ONDER DE WET. Hij is als Christen niet meer verplicht die wet te houden. Dit wordt ook duidelijk in Galaten 3:21-25: “Is de wet dan in strijd met de beloften Gods? Volstrekt niet! Want indien er een wet gegeven was, die levend kon maken, dan zou inderdaad uit een wet de gerechtigheid voortgekomen zijn. Neen, de Schrift heeft alles besloten onder de zonde, opdat ten gevolge van het geloof in Jezus Christus de belofte het deel zou worden van hen, die geloven. Doch voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden met het oog op het geloof, dat geopenbaard zou worden. De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden. Nu echter het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder de tuchtmeester.” Wie Jezus kent staat niet meer onder de tuchtmeester. Voordien had Paulus al dit gezegd in Romeinen 6:14,15: “Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!” In het gedeelte daaropvolgend spreekt Paulus tot Jezus bekeerde Joden aan in de gemeente van Rome. Romeinen 7:1-6: “Of weet gij niet, broeders, - ik spreek immers tot wie de wet kennen - dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft. Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen. Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen; maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter.” Een bekeerde Jood moet de wet NIET MEER HOUDEN/ HIJ IS ER VAN ONTSLAGEN. Aan de gemeente aan de Galaten gaat Paulus ook nog wat duidelijk maken. Er waren valse leraren gekomen in de gemeente en ze hadden er bij de tot Jezus bekeerde heidenen op Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 95 aangedrongen zich te laten besnijden. Voor de apostel is het vasthouden aan de wet van Mozes een ernstige dwaling. Galaten 1:6-9: “Ik sta er verbaasd over dat u God, die u tot de genade van Christus geroepen heeft, zo snel de rug toekeert en overgaat naar een ander evangelie! Er bestaat geen ander. Er zijn alleen maar lieden die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wijzelf of een engel uit de hemel u een evangelie verkondigen dat afwijkt van wat wij u vroeger verkondigd hebben, hij zij vervloekt! We hebben het al eerder gezegd en ik herhaal het hier: als iemand u een evangelie verkondigt dat afwijkt van wat u ontvangen hebt, hij zij vervloekt!” EISEN dat men de wet van Mozes onderhoudt is een ander evangelie prediken. De Schrift spreekt ook nog over een nieuw verbond. In hetzelfde verband is geldig wat in Romeinen 14 staat over eten en drinken. Dat geeft aan dat we als christenen, zowel uit de Joden als uit de heidenen, niet meer gebonden zijn aan spijswetten. “Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen. 2 De een gelooft, dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel. 3 Wie wèl eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wèl eet, want God heeft hem aanvaard. 4 Wie zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij machte hem vast te doen staan. 5 Deze [immers] stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd. 6 Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God. 7 Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf; 8 want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.” Dat wil zeggen dat een Jood die niet kosjer eet niet mag beoordeeld worden, hij staat niet meer onder die wet en de straffen van die wet. Er is dus één en ander gewijzigd in verband met eten en drinken. Dat gedeelte van de wet van Mozes is niet meer geldend, voor niemand meer. Door Mozes zelf was al aangegeven, dat er een profeet zou komen naar wie moest geluisterd worden. Die profeet heft de spijswetten afgeschaft. Daar komen we straks aan toe. Er staat toch in Deut.18:18-20 SV77: “Een Profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broeders, als u; en Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen spreken alles, wat Ik Hem gebieden zal. 19 En het zal geschieden, de man, die niet zal horen naar Mijn woorden, die Hij in Mijn Naam zal spreken, van die zal Ik het zoeken. 20 Maar de profeet, die hoogmoedig zal handelen, sprekende een woord in Mijn Naam, dat Ik hem niet geboden heb te spreken, of die spreken zal in de naam van andere goden, die profeet zal sterven.” De Samaritaanse vrouw kende die tekst volgens Johannes 4:25 SV77: “De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messías komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 96 Uit Jeremia 14:14 is het duidelijk dat we een keuze moeten maken of Jezus profeet is of niet. “Maar de HERE zeide tot mij: Leugenachtig profeteren de profeten in mijn naam, Ik heb hen niet gezonden, hun geen opdracht gegeven, en niet tot hen gesproken; een leugengezicht, ijdele waarzeggerij en bedriegerij van hun eigen hart profeteren zij u.” Kosjer eten is alleen geldend geweest voor Israël We moeten géén moord en brand schreeuwen als iemand zegt dat de wet van Mozes is afgeschaft. Dat wil niet zeggen dat men zonder wet is. Abraham en al die andere hebben honderden jaren zonder de wet van Mozes geleefd en toch waren ze uitverkorenen en “vrienden van God.” Dat staat er in het NT: we leven ondertussen onder de wet van Jezus en die is niet dezelfde als deze van Mozes. In Deut.14:21 staat iets over de Joden DIE UIT EGYPTE GEHAALD ZIJN DOOR GOD: “Gij zult geen aas eten; aan de vreemdeling, die binnen uw poorten vertoeft, moogt gij het te eten geven, of gij moogt het aan een buitenlander verkopen, want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is. Gij zult een bokje niet koken in de melk van zijn moeder.” Dat is een voorbeeld uit veel teksten. Maar het is duidelijk voor Israël en allen die uit de ballingschap van Egypte bevrijdt zijn, samen met de inwonende vreemdelingen. Dus NIET VOOR MIJ EN OOK NIET U LEZER UIT DE HEIDENEN. Deut.4:1 is hier duidelijk: “Nu dan, o Israël, hoor de inzettingen en de verordeningen, die ik u leer na te komen, opdat gij leeft en opdat gij het land binnengaat en in bezit neemt, dat de HERE, de God uwer vaderen, u geven zal.” Ja, OOK DE 10 GEBODEN ZIJN ALLEEN VOOR ISRAËL volgens Deut.5:3: “Niet met onze vaderen heeft de HERE dit verbond gesloten, maar met ons, zoals wij hier heden allen in leven zijn.” En ook Deut.5:9: “Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen en aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten.” Hoe staat het met de spijswetten? De woorden van Markus 7:19. “zo verklaarde Hij alle spijzen rein” staan in sommige vertalingen niet. Maar ze werden niet door de vertalers toegevoegd zoals ik bij iemand lees: “om dit vers iets te laten zeggen, dat noch door de context, noch door de Griekse tekst gesteund wordt.” Zie het artikel “HEEFT JEZUS - DE WET- AFGESCHAFT? door Dr. D. Winnail op http://www.wereldvanmorgen.org/artikel_hjdwa.htm#7 Deze schrijver heeft geen besef van wat hij zegt. Wat zijn titel van Dr. wil zeggen weet ik niet, kan eventueel dokter in dierengeneeskunde zijn. Want hij liegt er maar op los wanneer hij zegt: “De woorden “zo verklaarde Hij alle spijzen rein,” die in sommige vertalingen van Markus 7:19 staan, werden door de vertalers toegevoegd om dit vers iets te laten zeggen, dat noch door de context, noch door de Griekse tekst gesteund wordt.” Dat staat in bijna alle manuscripten van de Bijbel. En als men zegt dat er zijn waar het niet staat dan heeft men ook nog gelijk. Maar als ik zo zou redeneren, op die wijze, dan moeten we de Bijbel niet meer aannemen, want er staat hier en daar in een manuscript wel eens een tekst die men ergens anders niet kan vinden. Dat komt omdat men het met de hand afschreef. Ik heb zelfs een Bijbel waar er een tekst is vergeten en die was gedrukt, en alle Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 97 exemplaren van die druk waren dus fout. Er staat in die tekst van Marcus duidelijk: “omdat het niet in zijn hart komt, maar in de buik, en er te zijner plaatse uitgaat? En zo verklaarde Hij alle spijzen rein.” Sommigen zetten dat laatste vers tussen haakjes maar daar heb ik géén problemen mee. Het is zondermeer de uitleg van de schrijver Marcus, over wat Jezus zegt en niet de woorden van Jezus. Maar dat neemt niet weg dat het er staat. Of moeten we leren dat Marcus verkeerd was om dat er aan toe te voegen. Jezus zal dat toen niet gezegd hebben, maar omdat het zo belangrijk is voor Marcus, dat zijn lezers begrijpen wat Jezus bedoeld heeft; schrijft hij er bij, als een geïnspireerd profeet, “En zo verklaarde Hij alle spijzen rein.” Elke andere uitleg doet ofwel onrecht aan wat Jezus daar leerdde, of aan zijn discipel Marcus die uitleg geeft aan Zijn woorden. Daarom schrijft Paulus later over praktijken die zullen gepredikt worden door afvalligen. We lezen 1 Tim 4:1-5: “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, 2 door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn, 3 het huwelijk verbieden en het genot van spijzen, welke God toch geschapen heeft om met dankzegging te worden gebruikt door de gelovigen, die tot erkentenis der waarheid gekomen zijn. 4 Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt: 5 want het wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed.” Paulus zegt hierover ook in Romeinen 14:14: “Ik weet en ben overtuigd in de Here Jezus, dat niets uit zichzelf onrein is; alleen voor hem, die iets onrein acht, is het onrein.” En in 1 Corinthiërs 8:8 is zijn conclusie: “Nu zal wat wij eten, ons niet nader bij God brengen; eten wij niet, wij zijn er niet meer om.” Petrus wordt in een “visioen” gebracht door God en kreeg van God een opdracht van God de wet van Mozes te overtreden volgens Handelingen 10:14,15: “Maar Petrus zeide: Geenszins, Here, want ik heb nog nooit iets gegeten, dat onheilig of onrein was. 15 En nogmaals ten tweeden male, kwam een stem tot hem: Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden.” De conclusies zijn deze: 1) De Mozaïsche spijzenvoorschriften zijn niet meer geldend, dat heeft de Christus duidelijk laten verstaan in Marcus 7:19. 2) Wie het zal opleggen aan anderen is onschriftuurlijk bezig. 3) Het was zelfs voor bekeerde Joden niet meer nodig die wetten te houden om in Gods gunst te staan. 4) Ik sta als heiden niet onder de spijswet van Mozes en ook een bekeerde Jood niet. Joden stonden vóór hun bekering onder de wet van Mozes, echter niet als ze christen worden. Die hoeven hem niet meer te houden, ze staan niet onder het moeten van de wet. Doen ze het dan, is dat vrijwillig en niet om beter te zijn dan wie het niet doen. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 98 Nog een ander voorbeeld van wetswijziging. Men zegt dat de leer van Jezus over de echtscheiding voor ons geldt. Maar in de tekst zelf is het méér dan duidelijk dat Jezus niet de wet van Mozes verkondigde. Mozes leerde over echtscheiding iets heel anders dan wat Jezus leerde. Zoek het eens op en laat je verbazen. Jezus bracht in dat verband Zijn eigen leer. En die zal deel van het nieuwe Verbond uitmaken. Ja, Jezus wijzigde de wet van Mozes. Een illustratie van Paulus om te zeggen: de wet is opgehouden voor de Joden In de brief aan de Galaten heeft Paulus een en ander uitgelegd over het verband tussen het OT en NT. Het Joodse volk hoeft niet meer onder de regels van het oude verbond verder te leven. Ook zij staan (althans de gelovigen) onder het nieuwe verbond. Paulus heeft zijn verhaal onderbouwd met beelden uit het OT, met de typologie van Abraham en Sara en hun twee kinderen. Het ene kind van de slavin en het andere kind van de belofte. De 430 jaar voordat de wet kwam tot Israël heeft God in de geschiedenis van Abraham al iets laten zien dat men later maar zou kunnen verstaan. We nemen die tekst voordat we conclusies er uit trekken. Galaten 4:21-5:1 zegt (Naardense Vertaling): “21 Ge moet het me eens zeggen, gij die onder een wet wilt staan: hoort ge de Wet niet? 22 Er staat immers geschreven dat Abraham twéé zonen had, één uit het dienstmeisje en één uit de vrije vrouw. 23 Die uit het dienstmeisje is ‘naar het vlees’ voortgebracht, en die uit de vrije vrouw door de belofte. 24 Deze dingen moeten zinnebeeldig worden verstaan; want de twee vrouwen zijn twee verbonden; het eerste is afkomstig van de berg Sinaï en brengt knechtschap voort: dat is Hagar. 25 ‘Hagar’ is de berg Sinaï in Arabië, en die beantwoordt aan het Jeruzalem van nu; want dat leidt met haar kinderen een dienstknechtelijk bestaan. 26 Maar het Jeruzalem bóven is een vrije vrouw, en die is onze moeder; 27 er staat immers geschreven: ‘verheug je, onvruchtbare die niet baart, barst uit en schater, jij die geen weeën kent, want talrijker zijn de kinderen van de verlatene dan van haar die de man heeft!’ 28 Welnu, gíj, broeders–en–zusters, zijt zoals Isaak kinderen van belofte! 29 Maar zoals toen degene die ‘naar het vlees’ is voortgebracht hem die ‘naar de Geest’ kwam vervolgde, zo gaat het ook nu. 30 Maar wat zegt de Schrift? ‘Drijf het dienstmeisje en haar zoon uit; want de zoon van het dienstmeisje zal niet mee–erven met de zoon van de vrije vrouw!’ 31 Samenvattend, broeders–en–zusters: wij zijn geen kinderen van een dienstmeisje maar van een vrije vrouw!” Paulus leest het verhaal van de twee vrouwen van Abraham als de twee verbonden met christelijke ogen. Het Oude verbond is dat van Ismaël. Izaak dat voor Gods volk onder het nieuwe verbond. Voor die vrijheid van de oude wet heeft Christus ons vrijgemaakt. Die hoeft niet meer wanneer je tot Christus bekeerd bent. Laten we ons niet opnieuw onder een juk van knechtschap laten komen! Dit staat er in het verhaal van Paulus: 1) Het oude verbond zou tijdelijk zijn en niet voor eeuwig 2) Hen die onder het oude verbond leven zullen niet erven met degenen onder het nieuwe verbond Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 99 3) Aangezien het nieuwe verbond er is, moeten degene die onder de wet leven uitgedreven worden indien ze bij de wet blijven. Wat heeft Christus gedaan; voor mij, voor bekeerde joden en bekeerde heidenen Romeinen 3:22: “en wel gerechtigheid Gods door het geloof in [Jezus] Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid.” Romeinen 3:26: “om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is.” Galaten 2:16: “wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden.” Galaten 2:20: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.” Galaten 3:22: “Neen, de Schrift heeft alles besloten onder de zonde, opdat ten gevolge van het geloof in Jezus Christus de belofte het deel zou worden van hen, die geloven.” Epheze 3:12: “in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem.” Philippenzen 3:9: “en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof.” Hebreeën 12:2: “Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.” Openbaring 2:13: “Ik weet, waar gij woont, dáár waar de troon des satans is; en gij houdt vast aan mijn naam en hebt het geloof in Mij niet verloochend, ook niet in de dagen van Antipas, mijn getuige, mijn getrouwe, die gedood werd bij u, waar de satan woont.” Openbaring 14:2 12: “En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers.” En hoe zit het dan met de offerwetten van dieren? Men gaat er in sommige kringen van uit dat er in de wet van Mozes geen onderscheid is in ceremoniële voorschriften, burgerlijke wetten, strafwetten en morele voorschriften. Dat is voor velen: één wet. Voor mij is dat onderscheid er wel. In de ceremoniële voorschriften gaat het over feestdagen, over de personen en de handelingen die moeten gesteld worden en de plaatsen waar Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 100 het zal geschieden. In de burgerlijke wetten wordt het erfrecht en zo meer behandeld. Het strafrecht bespreekt de misdaden die bestraft moeten worden, de werking van de rechtspraak, de strafmaat en zo verder. In de morele wetten is voorgeschreven hoe de Israëlieten met elkaar omgaan, bijvoorbeeld niet liegen en stelen. Van dat alles hebben we als christen nog wel te maken met de morele wet. De morele voorschriften worden door de apostelen bevestigd en toegepast (soms aangepast) op de christenen met uitzondering van het gebod van de sabbat. De morele voorschriften zijn opgenomen in de wet van Christus en ze krijgen soms een verscherpte betekenis. Ze zijn losgemaakt van het verbond van Mozes en door Jezus en zijn eerste discipelen opgenomen in de wet(ten) van het Nieuwe Verbond. We hebben hierboven gezien dat de Mozaïsche spijzenvoorschriften niet meer gelden voor zowel bekeerde Joden als bekeerde heidenen. Nu Christus gekomen is zijn alle spijzen “rein.” Want er staat: “En zo verklaarde Hij alle spijzen rein" (Markus 7:19). Jezus heeft in duidelijke bewoordingen uitgelegd dat niets wat een mens eet hem (geestelijk) onrein kan maken (Markus 7:15-23). “Nu zal wat wij eten, ons niet nader bij God brengen; eten wij niet, wij zijn er niet meer om” (1 Korintiërs 8:8). We zijn niet onder de wet want in Romeinen 6:14 staat: “Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.” Christus heeft ons verlost van de vloek der wet want Galaten 3:13 zegt: “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt.” Er is natuurlijk verzoening nodig in het NT, alleen niet meer door een veelheid van offers. Er is één totaaloffer gebracht, dat alles wat het OT erover zegt vervangt. Hoe krijgt men vrijheid van die straffen die op zonde staan? Door Jezus Christus onze Heer! “En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld” (1 Joh. 2:1,2). De weg tot God is door niets anders bewerkt dan door het bloed van Jezus Christus. “Want ook Christus is éénmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen: Hij, die gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest” (1 Petrus 3:18). Een slaaf van de zonde, is in de macht der duisternis. Christenen hebben echter DE BEVRIJDING ontvangen. “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” (Col.2:13,14). Ik ben dus THANS al opgenomen in Gods rijk. En de offerwetten? Hoe staat het met voorschriften betreffende de eredienst; de wetten van het ceremoniële, de voorschriften voor de offers en de priesterdienst van het OT? Een antwoord = het is vervuld in Jezus! Jezus Zelf leefde onder het Oude Verbond, dat moet niemand betwisten. “Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen” (Galaten 4:4,5). Dat wil zeggen dat vele dingen in de vier Evangeliën nog Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 101 op het Oude Verbond betrekking hebben. Maar in Zijn prediking heeft Jezus ook de sluier opgelicht van vele dingen die deel van het Nieuwe Verbond uitmaken. We kunnen al het verschil merken in een uitspraak van Hebreeën. “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft” (Hebreeën 1:1,2). Volgens de brief aan de Hebreeën is Jeremia 31:31-33 aangehaald als bewijs dat het Oude Verbond niet meer als wet geldt. Met ons beide voeten aan te nemen, want er staat. “Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede. Want Hij berispt hen, als Hij zegt: ‘Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuwe verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En niet langer zullen zij een ieder zijn medeburger, en een ieder zijn broeder leren, zeggende: Ken de Here, want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen. Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken.’ Als Hij spreekt van een nieuwe (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning” (Hebreeën 8:6-13). Jezus kwam niet om de wet en de profeten te ontbinden, maar om de profetie van de wet (en ook de profeten) te vervullen. De tien geboden zijn vervallen, want in de leer van Christus worden ze ver overtroffen. In de Bergrede waarin vraagt Jezus nog veel meer van ons dan de tien geboden: “Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Mat.5:20). De apostel Paulus schreef dat de tien geboden door iets veel beters vervangen zijn: “Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn? Want indien de bediening, die veroordeling brengt, heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid. Immers, zelfs hetgeen verheerlijkt was, is in zoverre niet verheerlijkt, als déze heerlijkheid het te boven gaat. Want als het verdwijnende met heerlijkheid gepaard ging, veel meer is dan het blijvende in heerlijkheid” (2 Korintiërs 3:7-11). De tien geboden, op stenen gegrift, waren een bediening die géén leven Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 102 bracht en dat moest verdwijnen. Christus bracht het betere. “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft” (Romeinen 10:4). We moeten zonder tegenstribbelen dit aannemen: “Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft” (Epheziërs 2:14,15). En dit: “Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet” (Galaten 5:18). Achter het Nieuwe Testament zit een kracht die enorm verschilt van deze van het Oud Testament. “Want waar een Testament is, moet noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt worden; een Testament toch wordt alleen van kracht, indien er iemand gestorven is, daar het nog geen gevolg heeft, zolang de erflater leeft” (Hebreeën 9:16,17). Het Nieuwe Testament is bij de dood van Christus van kracht geworden. We doen dat uit de doeken. Sommigen leren dit: “Jezus hield de sabbat; dus moeten wij dat ook doen.” Jezus hield ook het Pascha en aanbad in de tempel in Jeruzalem. Moeten wij die dingen ook doen? Zeker niet. De sabbat, de feesten en de tempeldienst maakten allemaal deel uit van het Oude Verbond. En ook het offeren kan niet meer volgens de voorschriften van het OT. Wees dan eens consequent; dat opnieuw invoeren in een komende periode van zeven jaar, wanneer de antichrist een verbond aangaat met Israël, of in een duizendjarig rijk is de klok terugdraaien. Het is het Nieuwe Testament afschaffen en het oude verbond opnieuw in de eerste plaats zetten. (Zie ook verder hierover in het laatste hoofdstuk.) CONCLUSIE Men moet géén nieuw verbond meer verwachten voor Israël. Het Nieuwe Verbond met hen is gestart op de eerste christelijke Pinksterdag wanneer de Heilige Geest, met de daar aanwezigen en de 3.000 die gedoopt worden op die dag, een nieuw verbond aangaat. Dat waren ofwel Joden of Joodse proselieten, vergeet dat niet. Als u denkt dat dit niet de juiste interpretatie is dan is de Bijbel zeer onduidelijk. Het NT zegt klaar en onomwonden dat het Nieuwe Verbond begon! En daarom moeten we een herstel van Israël in de toekomst in een unieke betekenis volgens de dispensationalisten verwerpen. De leer van de bedelingen maakt hier een kapitale fout door het Nieuwe Verbond uit te stellen tot Israël zich massaal bekeerd zal of zou hebben. In Romeinen 9 echter is aan de orde: God is opnieuw met Israël begonnen in Jezus sinds Pinksteren. De Messias heeft een degelijke breuk doen ontstaan tussen de gelovige Joden en de Joden die het slechts op papier zijn of uit traditie zijn. Een Jood die geen vrucht draagt, zoals God ze van hem vraagt, is niet méér dan een heiden (Mat.21:19 / Rom.7:4 / Jac.3:12). De Joodse schrijver van het boek aan de Hebreeën (voor mij nog steeds Paulus) schreef aan zijn geloofsgenoten die zich bekeerd hadden tot de leer van Jezus van Nazaret enkele waarschuwingen. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 103 Hun Messias hebben ze aangenomen, maar het “hoe zullen we ontvlieden (ontsnappen)” (Grieks pos emeis ekpheuchometha) moet blijven doorklinken. Want er lopen nog teveel Judaïsanten rond die de prille Messiasgemeenschap wat anders willen vertellen dan wat de apostelen leren. Men kan niet anders dan zeggen; Jezus, is de Messias en in Hem is Daniël 9:24-27 vervuld. Dit zijn enkele van die waarschuwingen: 1°) Hebreeën 2:1-4 SV77: “Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien. Want indien het woord, door de engelen gesproken, vast is geweest, en alle overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft; Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? Welke, begonnen zijnde verkondigd te worden door de Heere, aan ons bevestigd is geworden door degenen, die Hem gehoord hebben; God bovendien medegetuigende door tekenen, en wonderen, en menigerlei krachten en bedelingen van de Heilige Geest, naar Zijn wil.” 2°) Hebreeën 3:7-11 SV77: “Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien. Want indien het woord, door de engelen gesproken, vast is geweest, en alle overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft; Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? Welke, begonnen zijnde verkondigd te worden door de Heere, aan ons bevestigd is geworden door degenen, die Hem gehoord hebben; God bovendien medegetuigende door tekenen, en wonderen, en menigerlei krachten en bedelingen van de Heilige Geest, naar Zijn wil.” 3°) Hebreeën 6:4-8 SV77: “Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en de Heilige Geest deelachtig geworden zijn, En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, En afvallig worden, die, zeg ik, weer te vernieuwen tot bekering, daar zij voor zichzelf de Zoon van God weer kruisigen en openlijk te schande maken.Want de aarde, die de regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt voor degenen, door wie zij ook bebouwd wordt, die ontvangt zegen van God; Maar die doornen en distelen draagt, die is verwerpelijk, en nabij de vervloeking, wier einde is tot verbranding.” 4°) Hebreeën 10:26-31 SV77: “Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden; Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs dat de tegenstanders zal verslinden. Als iemand de wet van Mozes heeft te niet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen; Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 104 waardig geacht worden die de Zoon van God vertreden heeft, en het bloed van het testament onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en de Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? Want wij kennen Hem, Die gezegd heeft: Mijn is de wraak, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En weer: De Heere zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God.” De kruisiging, Fra Angelico (Guido di Pietro) ca. 1420–23 Maitland F. Griggs Collection, Gift van Maitland F. Griggs, 1943 5°) Hebreeën 12:25-29 SV77: “Ziet toe, dat gij Hem, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die hem verwierpen, die op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Hem afkeren, Die van de hemelen is; Wiens stem toen de aarde bewoog; maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: Nog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook de hemel. En dit woord: Nog eenmaal, wijst aan de verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn. Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, waardoor wij Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 105 welbehagelijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur.” Met het bovenstaande in gedachten wijzen we nog op iets anders. In het boek Handelingen wordt het namelijk duidelijk waarom Paulus op zijn reizen zoveel Grieken in de synagogen aantreft. Er was in die dagen namelijk vooral in Griekse gebieden een groot deel van bekeerlingen tot het Jodendom geweest. Ook onder deze zal zijn boodschap over de Messias Jezus wat bewerkt hebben en ik ben er van overtuigd dat in die kringen bekeringen tot het christendom gemakkelijker zullen verlopen zijn dan onder de vleselijke Joden. Dit zijn enkele van die teksten: Handelingen 14:1: “dat er een grote menigte, zowel van Joden als van Grieken.” Handelingen 17:4:5: “en ook een grote menigte Grieken, die God vereerden.” Handelingen 17:12: “van de aanzienlijke Griekse vrouwen en mannen niet weinigen.” Handelingen 18:4: “trachtte Joden en Grieken te overtuigen.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 106 Hoofdstuk 4 Heeft Christus thans macht over één volk (Zijn gemeente) of alle volkeren? Wat zij op dat gebied zeggen In zijn boek ‘De planeet die aarde heette’, Uitg. Luytingh, Laren, schrijft Hall Lindsey het volgende op blz.173: “Vroeger bestond er ook een groep die men de “postmillenionisten” noemde. Deze mensen geloofden dat de Christenen het kwaad in de wereld zouden uitroeien, goddeloze heersers de macht zouden ontnemen en de hele wereld zouden bekeren door een steeds in kracht toenemende evangelisatie, tot zij met inzet van eigen krachten het koninkrijk op aarde zouden hebben gevestigd. Wanneer de gevestigde kerk dan 1000 jaar in vrede, gelijkheid en gerechtigheid zou hebben geregeerd, zou Christus terugkeren en zou het einde der tijden zijn aangebroken. Deze mensen verwierpen het grootste deel van de Heilige Schrift, die zij niet letterlijk opvatten, en zij geloofden dat de mens in wezen goed is. Door de Eerste Wereldoorlog werden de mensen uit deze groep nogal ontmoedigd, en de Tweede Wereldoorlog ontnam hun gezichtspunt letterlijk alle grond. Geen geleerde met enig zelfrespect, die de wereldsituatie nuchter bekijkt en ziet hoe de invloed van het christendom steeds kleiner wordt, zal zich een “postmillenionist” willen noemen.” Maar zoals al opgemerkt: de Heer is koning en dat er nog een tijd van verlossing mogelijk is voor de wereld doet niets af aan zijn werk. Hij regeert en niemand anders. Je zou het mogen illustreren met wat we weten over het einde van de dagen van Israël; dat was reeds vastgesteld met Pinksteren, maar de uitvoering van hun verwerping komt slechts in het jaar 70 na Chr. In ‘Israël en de Bijbel’ juli/augustus 2000 schrijft P. Slagter op blz.18,19: “Prediking of dialoog? Maar om in Hem te kunnen geloven moet er wel gepredikt worden! “Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben. Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen” (Rom.10:14 en 15). Het gepredikte woord, de ‘goede’ boodschap is de verkondiging van de Gezalfde, de Messias. Hoezeer zijn velen vandaag van deze weg afgeweken! Hoeveel predikers brengen in onze tijd niet een verkeerde boodschap. Zij onthouden de Joden, met allerlei ijdele en opgeblazen redeneringen, hun Messias. In plaats van Joodse mensen (evenals heidenen trouwens) te confronteren met de waarheid, opdat zij tot erkentenis zouden komen, gaan zij die confrontatie uit de weg! Zij pleiten meer voor een dialoog met het Jodendom. Sommigen gaan zelfs zover, dat zij menen dat wij alleen maar van het Jodendom kunnen leren. Echter: Waar spreekt de Bijbel, Gods Woord, van dergelijke leringen? Als Israël in de Bijbel ten voorbeeld gesteld wordt is het in negatieve zin (zie Hand.7:51-53 / 28:25 e.v. / 1 Cor.10 / Heb.4). Wij zijn niet geroepen om “iets van het Jodendom te leren”, maar om de Messias te prediken, zoals de profeet Jesaja dat al had voorzegd in hfdst.28:11 en 12 (vgl.1 Cor.14:21 en 22). Het was voor Paulus juist een eretaak om aan Israël de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 107 Messias te mogen verkondigen: “Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening, dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees (en bloed) mocht opwekken, en enigen uit hen behouden.” (Rom.11:13 en 14).” In ‘Israël en de Bijbel’ jan. 2002 schrijft T. Stier op blz.14: “Gods verborgen handelen. Handelingen 28 beschrijft hoe de evangeliekandelaar in Rome nog één keer zijn licht over Israëls leiders liet schijnen. Het resultaat was echter teleurstellend: “En sommigen gaven wel gehoor aan hetgeen gezegd werd, maar anderen bleven ongelovig;”. Na de profetie van Jesaja 6 te hebben geciteerd: “.. Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken …”, legt de apostel een belangrijke verklaring af: “Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!” (Hand.28:24-28). Daarmee hebben ook de kenmerken, die de prediking van het zogenaamde Evangelie van het Koninkrijk onder Israël begeleidden (“in Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden” (Markus 16:17,18), tijdelijk een einde genomen. Het heil wordt namelijk aan de heidenen gezonden, “die zullen dan ook horen”, (maar niet zien!). Het is de ontwikkeling van de nieuwe fase in Gods heilsplan waarin Hij de Gemeente, het Lichaam van Christus, bestaande uit Joden en heidenen tot aanzijn roept. Zijn heilshandelen met Israël als volk, waarvan veel details in de symboliek van de Menora zijn terug te vinden, is daarmee tijdelijk op een zijspoor gekomen.” Hall Lindsey zegt in zijn boek ‘De planeet die aarde heette’ op blz.141: “Dit is de voornaamste reden waarom wij geloven dat de Vervoering zal plaatshebben voor de Rampspoed: de profeten hebben gezegd dat God op aarde een koninkrijk zal bouwen waarover de Messias zal heersen. Er zullen sterfelijke mensen in dat koninkrijk zijn. Als de Vervoering plaatshad op hetzelfde moment als de Tweede komst, zouden er geen stervelingen over zijn die gelovig waren; er zou dus niemand over zijn om het koninkrijk binnen te gaan en de aarde opnieuw te bevolken.” Men zegt dat er een totaal verschil is tussen de toekomst van de gemeente en Israël, aan Israël moet nog één en andere vervuld worden. “Beschouw bijvoorbeeld het Davidische verbond in 2 Samuël 7. Dit is een uitbreiding van Gods verbond met Abraham. In Zijn verbond met David (1) herbevestigde God het onvoorwaardelijke Abrahamitische verbond via Davids familie (2Sam 7:10); (2) Beloofde Hij dat Hij de troon van David voor altijd zou bevestigen (2 Sam 7:12-13); (3) Beloofde straf voor zonde maar nooit een annulering van de belofte (2 Sam 14-15); (4) Beloofde de bestendigheid van Davids huis en koninkrijk voor altijd (2 Sam 7:16). Dit alles is vervuld in Davids Zoon, Jezus Christus, Die de troon geërfd heeft van David (Matt 1:1) en Die het Davidische koninkrijk zal bevestigen bij Zijn wederkomst naar de aarde (Jes 9:5-6). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 108 Het Nieuwe Testament zegt ons hetzelfde. In Rom 11:25-29, bijvoorbeeld, wordt ons voluit gezegd dat God Israël tijdelijk aan de kant heeft gezet, maar dat Hij hen zal herstellen en Zijn beloften aan hen zal vervullen. Dit betekent dat al Gods beloften aan Israël, in het Oude Testament, letterlijk zullen vervuld worden. 1. Israël zal hersteld worden in hun land (Zach 10:6-12). 2. Israël zal in een zwaar oordeel gebracht worden maar een derde deel zal Gods Naam aanroepen en in het land overblijven (Zach 13:8-9). 3. Israël zal verlost worden (Zach 12:10 - 13:1). 4. De Messias zal terugkeren en al Israëls vijanden verslaan en Hij zal regeren vanuit Jeruzalem (Zach 14:1-21). Het is dan cruciaal om de bijbelse profetieën letterlijk te interpreteren, en te begrijpen dat er een verschil is tussen Israël en de Kerk.” http://members.lycos.nl/verhoevenmarc696/index.htm Wat wij op dat gebied zeggen “HET CONTRAST MET VERBONDS- OF GEREFORMEERDE THEOLOGIE Het tegenovergestelde van dispensatietheologie is de zogenaamde verbondstheologie. Dit is de standaard protestantse theologie. Het beweert dat de oudtestamentische profetieën die betrekking hebben op Israël, REEDS geestelijk, allegorisch of symbolisch vervuld werden. Verbondstheologen geloven dat Israël verworpen werd en dat haar profetieën vervuld werden in de Kerk. Zij zeggen dat de mens onder twee verbonden is geweest: een verbond van werken vóór Adam, en een verbond van genade sindsdien. Er was slechts één groep van gered volk: Israël in het Oude Testament en nu de Kerk, die Israël heeft vervangen.” Dat staat als vervolg op wat we hierover hebben gezegd over de leer van de dispensationalisten, dus http://members.lycos.nl/verhoevenmarc696/index.htm We kunnen geen betere definitie geven behalve dat we meer de nadruk leggen op het feit dat het overblijfsel van Israël de vervulling ontvangt van enkele uitgestane beloften Gods. Maar ook dat God in zijn genade, nog Messiasbelijdende geestelijke Joden daaraan toevoegt = bekeerde heidenen erven de beloften aan Abraham gedaan op eenzelfde wijze als vleselijke Joden het doen. We kunnen zonder veel omhaal zeggen dat we het met de uitspraak van P. Slagter (in ‘Israël en de Bijbel’ juli/augustus 2000) eens zijn en dat gebeurt niet al te dikwijls. Maar waar hij volgens ons niet ver genoeg heeft nagedacht over dit probleem is dit. Stel: u maakt een balans op van het werk van de vroege apostelen en hun predikingactiviteit. Men kan zeggen 1°) ze hebben hun werk naar behoren vervuld of 2°) ze hebben hun werk niet naar behoren vervuld. We kunnen niet anders dan de eerste oplossing kiezen. Maar dat sluit dan ook uit dat God een uitstel zou hebben toegekend aan Israël omdat zoveel Joden de Messias Jezus niet aannemen. En dan valt de leer van de bedelingen als een kaartenhuisje in elkaar. God gaat niet kijken naar de kwantiteit, maar naar de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 109 kwaliteit. Dat was al het geval in de dagen van de grote profeten. Vóór Elia was de geestelijke toestand zo erg dat hij een bepaald moment denkt de énige ware gelovige te zijn die er is overgebleven in Israël. Waarop God hem moet terechtwijzen: er zijn zevenduizend gelovigen die de knie voor de Baal niet hebben gebogen (Rom.11:1-10). In de context is er ook geen probleem met de rest in het artikel van P. Slagter. Wat hij schrijft is echter als een tweesnijdend zwaard. Want indien het NT géén nadruk legt op de letterlijke vervulling van profetie in het NT als vervulling van wat profeten vanouds gezegd hebben: waarom zou men dat persé van ons vragen. In ‘Israël en de Bijbel’ juli/augustus 2000 schrijft P. Slagter op blz.19: “Visie?! Elke Israël-visie die niet gebaseerd is op de Schrift zelf, is verwerpelijk, al wordt het nog zo mooi en aantrekkelijk gebracht, dikwijls omkleed met allerlei (uit hun verband gerukte of verkeerd geïnterpreteerde) bijbelteksten. Het is aan iedere gelovige, die zich niet wil laten leiden door gevoelens of door wat ‘men’ zegt, om de Bijbel met grote nauwkeurigheid te onderzoeken. Alleen dan zal hij of zij een bijbels zicht op Israël ontvangen! Daarbij moet wel worden aangetekend, dat iedereen die de waarheid (ook over Israël) liefheeft en doet, dikwijls alleen komt te staan, althans, zo lijkt het. De waarheid is altijd in de minderheid!” We willen in dit gedeelte het werkelijke beeld schetsen van wat er door het offer van Christus aan het kruis is verzoend. In het NT, waar de vervullingen beschreven zijn van de voorspellingen van het OT, moeten we zondermeer kunnen terugvinden wat door die verlossing is tot stand gebracht. Want de belangrijkste vraag blijft nog steeds deze: Heeft Jezus zijn macht nu reeds opgenomen over de volkeren of slechts over zijn gemeente? Laten we vooraf nagaan door middel van een tabel welk verschil er is tussen de begrippen “volk” en “natie.” Links de teksten waarin Israël een “ethnos” (enkelvoud natie) is genoemd en rechts waar de volkeren, soms met inbegrip van Israël “ethnoi” (meervoud natiën). Ethnos gebruikt voor Israël als natie Ethnos gebruikt voor andere natiën/OFWEL alle natiën MET Israël inbegrepen _________________________________________________________ Mat.21:43 Mat.24:7 Luc.7:5 Marc.13:8 Luc.23:2 Luc.21:10 Joh.11:48,50,51,52 Hand.2:5 Joh.18:35 Hand.7:7 Hand.10:22 Hand.8:9 uit zelfde streek Hand.24:3,10,17 Hand.10:35 Hand.26:4 Opb.5:9 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 Hand.28:19 Opb.14:6 Rom.10:19 In het meervoud soms in te- 1 Pet.2:9 genstelling tot de Joden als natie: 110 o.a. Mat.4:15 / Rom.3:29 / 11:11 / 15:10 / Gal.2:8. Soms gebruikt in tegenstelling tot de Joodse christenen; Rom.11:13 / 16:4 / Gal.2:12,14 / Eph.3:1. Voor het begrip “volk” (Grieks “laos”) heeft Vine de volgende opmerkingen (Deel III blz.172): “is gebruikt voor (A) het algemene volk, vooral het vergaderde volk, o.a. Mat.27:25 / Luc.1:21 / 3:15 / Hand.4:27; (B) een volk van hetzelfde ras of taal; o.a. Opb.5:9; in het meervoud Luc.2:31 / Rom.15:11 / Opb.7:9 / 11:9; vooral voor Israël o.a. Mat.2:6 / 4:23 / Joh.11:50 / Hand.4:8 / Heb.2:17; en in tegenstelling tot de leiders of priesters o.a. Mat.26:5 / Luc.20:19 / Heb.5:3; in tegenstelling tot heidenen o.a. Hand.26:17,23 / Rom.15:10; (C) van Christenen als volk Gods, o.a. Hand.15:14 / Tit. 2:14 / Heb/4:9 / 1 Pet.2:9.” En dan is de belangrijke(ste) vraag: Welke macht heeft de Christus vanaf zijn Opstanding / Hemelvaart / Eerste christelijke Pinksterdag? Hij heeft volgens de gegevens van het NT: 1°) Alle macht = Mat.28:18. 2°) Over engelen, krachten en autoriteiten = 1 Pet.3:22. 3°) Hij is nu al koning der koningen = 1 Tim.6:15. 4°) Zijn macht staat boven alle heerschappij = Eph.1:21. 5°) Zit nu al aan Gods rechterhand = Heb.1:2,3 / 1:13 / 8:1 / 10:12 / 12:2. 6°) Is thans in regeerfunctie als koning = Hand.2:36 / Rom.5:21 / 1 Cor.15:25. Sinds dit opnemen van Zijn macht regeert Hij over een Rijk dat niet aan het wankelen kan gebracht worden (Heb.12:28). Hij “regeert” (in het Grieks staat hier de tegenwoordige tijd) in/door genade en rechtvaardiging zegt Rom.5:17. En de gemeente mèt Hem (slot van Rom.5:17). Wij zijn mèt Hem een “koninkrijk” en een “priesterschap” 1 Pet.2:9 / Opb.1:5,6 / 5:10. Het antwoord geformuleerd aan het begin van deze paragraaf is dus eenvoudig: De Heer regeert al over alle volkeren! Maar zal men zeggen: En Israël dan? En wat van wat God aan hen heeft beloofd? In eenvoudige taal: Gods beloften zijn gekoppeld aan voorwaarden. Wie aan de voorwaarden voldoet - dat is wie geloof zal uitoefenen in de Messias Jezus - zal zijn deel hebben aan de vervulling van de beloften. God zelf heeft een deel ervan vergeestelijkt omdat dat Zijn soevereine recht is. En de onvoorwaardelijke beloften - aan Abraham - spreken niet slechts over Israël maar ook over de heidenen. Ook die zijn al vervuld sinds Pinksteren en Cornelius. Zeggen we dat de Joden nog wat Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 111 anders te verwachten hebben dan halen we oude beloften uit de kast die niet meer kunnen vervuld worden. Deze waardepapieren zijn vervallen en kunnen niet meer uitbetaald worden. Of men moet de wet van Mozes opnieuw opstarten. Wat niet kan zonder het offer van de Messias belachelijk te maken. Wat ooit is geschreven over Israël; zegen of vloek of onheil kan gewoon maar betrekking gehad hebben op de mensen van die tijd. Die zaken zijn niet steeds voor altijd en op alle plaatsen geldig. Wat voor hen geschreven is, hoeft niet op de gemeente van toepassing te zijn of in enige zin naar hen te verwijzen. Universaliteit in de redding = uit alle volkeren zijn er in het NT al mensen opgenomen. Vanaf de geboorte van de Messias, denk aan de magiërs die op bezoek komen bij Zijn geboorte. Hij komt niet slechts voor Israël. Zie de uitspraak van de engel bij de geboorte van Jezus, de woorden van Elisabeth in haar profetie, deze van Anna en van Simeon in de tempel. Om, u lezer, de belangrijkheid voor te leggen van profetie in verband met Israël en de al dan niet vervulling ervan citeren we vier Bijbelteksten. Want het is ook aldus: een profetie wordt niet altijd vervuld zoals ze is uitgesproken. Een eventuele vervulling van een profetie i.v.m. Israël in de christelijke gemeente is niet uitgesloten. Zie daarvoor het slot van hoofdstuk drie. Deut.29:28: “de HERE heeft hen in toorn en grimmigheid en grote verbolgenheid uit hun land gerukt en hen weggeslingerd naar een ander land, zoals dit thans het geval is.” 2 Kron.7:19,20: “Maar indien gij u afkeert en mijn inzettingen en verordeningen die Ik u voorgehouden heb, verlaat, andere goden gaat dienen en u voor hen nederbuigt, dan zal Ik hen uitrukken uit mijn land dat Ik hun gegeven heb; dit huis dat Ik aan mijn naam geheiligd heb, zal Ik dan van mijn aangezicht wegwerpen, en Ik zal het tot een spreekwoord en een spotrede onder alle volken maken.” Jer.18:8-11: “Het ene ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal uitrukken, afbreken en verdelgen; maar bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht te doen. Het andere ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal bouwen en planten; maar, doet het wat kwaad is in mijn ogen door niet naar mijn stem te horen, dan zal Ik berouw hebben over het goede waarmede Ik had gezegd hun te zullen weldoen. Nu dan zeg toch tot de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem. Zo zegt de HERE: zie, Ik bereid een rampspoed over u en beraam tegen u een plan; bekeert u toch een ieder van zijn boze weg en betert uw handel en wandel.” Dan.9:11,13,14: “Ja, geheel Israël heeft uw wet overtreden en is afgeweken door niet te luisteren naar uw stem. Daarom is over ons uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek, welke geschreven staat in de wet van Mozes, de knecht Gods, want wij hebben tegen Hem gezondigd... Zoals geschreven staat in de wet van Mozes, is al dit onheil over ons gekomen, en wij hebben de HERE, onze God, niet vermurwd door ons te bekeren van onze ongerechtigheden en acht te slaan op uw waarheid. Daarom was de HERE wakker om het onheil over ons te brengen; want de HERE, onze God, is rechtvaardig in al de werken die Hij doet, maar wij hebben niet geluisterd naar zijn stem.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 112 Waarschijnlijk de grootste fout die men in de leer van de bedelingen kan vinden is de verkeerde visie op het Koninkrijk. Ik krijg wel eens de indruk dat ze dit eerder zouden geloven indien ze dit als titel konden lezen in de New York Times. Maar het Koninkrijk Gods is niet iets spectaculair aards en te meten met wereldse normen. Het komt niet als een kant-en-klare Rijk zo maar uit de hemel gevallen. Het ondergaat een groeiproces, is vanuit menselijke norm klein en zal groot worden. En uit dat Rijk zal er door de engelen datgene verwijderd worden wat er niet in past. Dat is op het einde, wanneer de Heer wederkomt voor het oordeel van alle dingen (Mat.13:38-43). Vergelijk daarbij deze teksten: Dan.2:35-45 / Ezech.17:22-24 / Marc.4:26-29. Dus een ander beeld dan wat men zegt over het duizendjarige rijk. CONCLUSIE Jezus wandelt in de gallerij van de tempel van Herodes in Jeruzalem (uit 1890), van James Tissot J. Van Barneveld in ‘Christenen voor Israël’, november 2002, blz.4 zegt aan het slot van een artikel: “In onze tijd herstelt de HERE Israël. De wereld, en de geestelijke machten van deze tijd verzetten zich krachtig tegen de voornemens van de Almachtige. Gods volk zal de plaats innemen die Hij het door de mond van zijn profeten in zijn Woord heeft vastgesteld. Israël speelt een hoofdrol. Nu, in de tijd van het herstel van Israël. Binnenkort in de ‘eindtijd’. Straks in het komende Messiaanse Rijk en ook in het nieuwe Jeruzalem. Kerk van Christus, ken uw taak en uw plaats ten aanzien van Israël” (wij onderstrepen). We citeren dit om er op te wijzen dat er tussen wat de leer van de bedelingen leert en Wat wij op dat gebied zeggen een enorme kloof bestaat en die is onoverbrugbaar. We geloven dat wat hieronder staat niet te verzachten of te verwerpen is. Sinds Pinksteren is Jezus Heer over alle volkeren. Gelovigen moeten niet langer een vleselijke afstammeling zijn van Abraham om een zelfde zegen te ontvangen als wat aan de Joden is beloofd. God heeft geen aanzien des persoon meer sinds die tijd. En dat slechts deze Joden die de Messias aannemen met recht de titel van “gelovigen” dragen zie daarvoor Hand.21:20. Ofschoon letterlijke afstammelingen van Abraham zijn ze gelovig “geworden.” Geestelijk kind van Abraham zijn vereist het ingrijpen van God en heeft niets met je genetische structuur te maken. Het treffen Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 113 van Jezus en Nicodemus leert dat duidelijk (Joh.3:1-8). Zelfs enkelen van de sekte der Farizeeën zijn “gelovig geworden” (Hand.15: 5). Om niet te zwijgen van een “talrijke schare priesters” dat gehoor gaf aan het geloof (Hand.6:7). Prijs de Heer daarvoor want dat is alles overtreffende genade. Gelovigen uit de lendenen van Abraham of uit de heidenen zijn “op dezelfde wijze” behouden (Hand.15:11). In welke zin is Jezus Heer over de volkeren? Aan de hand van vier uitgeschreven teksten van Paulus, de apostel der heidenen, mogen we dan ook op vier punten wijzen. 1°) Alle christenen, uit Israël of uit de volkeren, zijn kinderen van het nieuwe verbond. “Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen” (Phil.3:3). De letterlijke besnijdenis heeft geen belang meer. Voorafgaande aan het geestelijke kindschap van zowel de Jood als de Heiden moet een geestelijke verwekking plaats vinden door de Heilige Geest (Joh.3:3-7). 2°) Alle christenen, uit Israël of uit de volkeren, hebben in Jezus alle beloften ontvangen. “Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons” (2 Cor.1:20). In Christus zijn alle beloften vervuld, voor alle rassen, voor alle tijden en daarover spreekt Paulus zonder iets achter te houden. Hij heeft geen verborgen agenda over een toekomstig herstel voor Israël als een aparte natie en land. Gods genade is heilbrengend “voor alle mensen” (Tit.2:11). 3°) Alle christenen, uit Israël of uit de volkeren, hebben één zelfde geestelijke voorvader van wie ze volgens de belofte erfgenaam zijn: “Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham en naar de belofte erfgenamen” (Gal.3:29). Met nadruk op één gezamenlijke vader, één gezamenlijke belofte en één gezamenlijke erfgenaam. De Heer stierf voor “de verstrooide kinderen” en daar heeft ras niets meer mee te maken. Deze heerlijkheid van de Messias is aan de Heidenen geopenbaard volgens Col.1:26,27. God is niet veranderd zegt Mal.3:6 en Jac.1:17. Het is Israël die veranderd is! Maar gelukkig is ook een rest behouden zodat God in zijn profetie waarachtig is. 4°) Alle christenen, uit Israël of uit de volkeren, hebben één zelfde verzoening ontvangen door het éne offer van Christus: “Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, dat gij ten dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus” (Eph.2:11-13, wij onderstrepen). Besneden zijn of onbesneden zijn heeft alle belang verloren voor God. Maar wie zich verzoend heeft met Christus heeft deel aan de “verbonden der belofte” en die zijn voor alle gelovigen dezelfde. Daarom mogen de Heidenen zich volop “verheugen”, God “loven” en “prijzen” en onder de regering van de Messias leven (Deut.32:43 / Ps.117:1 / Jes.11:10). Joden en Heidenen zijn één kudde geworden (Joh.10:16). Jezus, heeft aan het kruis alle volkeren verzoend en tot één gemaakt (Eph.2:16). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 114 Hoofdstuk 5 Is het Koninkrijk uitgesteld? Wat zij leren In een lezing van D. Steenhuis met als titel ‘WIKKEN EN WEKEN’ gevonden op Internet, staat het volgende: “Vanaf het moment dat de Here Jezus is gestorven, is alles anders geworden. Toen men de Here Jezus heeft verworpen is God gestopt met Zijn tijdrekening. (Het is absoluut niet de bedoeling om dit, in welke vorm dan ook, op een oneerbiedige manier aan u over te brengen. Het is wel de bedoeling om hier heel helder over te zijn. Hierin ligt namelijk het geheimenis van elke bijbelse profetie aangaande Israël.) Vanaf het moment dat de Here Jezus is verworpen is Gods ‘tijdklok’ stilgezet. Er is na die tijd van alles gebeurd. Dit heeft alleen niet plaatsgevonden in de tijd die God (speciaal) voor Zijn volk Israël ‘gereserveerd’ heeft. De zeven jaren (uit Daniël 9) die nog resten zijn (nog) niet gekomen.” P. Slagter zegt in ‘Amen’ nr.31, juni 2000, blz.23, 24: “Het is logisch, dat na de opstanding van Christus de vraag bij de discipelen opkomt: “Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?” (Hand.1:6) Is het dan nu zover, dat het Koninkrijk geopenbaard wordt? En dan geeft de Heer opnieuw geen bevestigend antwoord. Hij weet immers, dat dit niet zo zou zijn, maar houdt dat nog verborgen, omdat de geschiedenis z’n loop moet hebben...!... Maar... Israël heeft zich niet bekeerd! Ook als later nog meerdere pogingen worden ondernomen middels de prediking, blijven de Joden zowel in het land (vgl. Stefanus - Hand.7) als daarbuiten (vgl. Paulus - Hand.13:44-46, 18:5,6, 28:23 e.v.), op een paar uitzonderingen na, ongelovig en Israël komt niet tot “berouw en bekering.” In de leer van de bedelingen is er dan in de tijd van de apostelen nog géén koninkrijk Gods: het is nog géén realiteit totdat het letterlijk wordt opgericht in het Duizendjarig Rijk. Jammer genoeg leren deze mensen ook nog een dubbele verzoening: een aardse voor Israël een hemelse voor de gemeente. Ze schrijven: “Voor ons, gelovigen in deze tijd, is een rijkere belofte weggelegd dan te zitten op de (aardse) troon van David/Salomo. Wij zijn reeds (in geestelijke zin) overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde (Kol.3:13-14), die in het (over)hemelse is (Efe.2:6). Ons leven is met Christus verborgen in God (Kol.3:3). Wij zijn medegezet op de troon van de Vader in het overhemelse. Wanneer wij ontslapen, zullen wij daar in ons opstandingslichaam geplaatst worden.” Uit ‘Amen’ nummer 34, december 2000, blz.33. Op http://www.bijbelarchief.nl/default.asp?id=247 vonden we een artikel ‘Let op de tekenen!, De komst van de Heer is nabij van H. Bouter Jr. Hij zegt er bijvoorbeeld dit: “De Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 115 verwachting van vele christenen, ook van zogenaamde postchiliasten (die geloven in een toekomstige bloeitijd van duizend jaar voor de kerk op aarde voorafgaand aan de wederkomst van Christus), is dat we staan op de drempel van een nieuwe tijd. Wij leven nu in een tijd van ernstig verval en afval van het geloof, vergelijkbaar met de dagen van Eli, toen de Ark werd weggevoerd uit Israël en de heerlijkheid van de Here het volk verliet. Maar er is hoop voor ons, zoals er ook in die donkere dagen nieuwe hoop gloorde na de geboorte van Ikabod (= de heerlijkheid is weg) trad Samuël aan als richter en profeet. Dit luidde inderdaad een tijd van zegen in voor Gods volk. Maar dit was onlosmakelijk verbonden met de invoering van de koning Samuël zalfde eerst Saul de koning naar het vlees, en daarna David - de man naar Gods hart. Ook wij staan op de drempel van een nieuwe tijd, maar dat vereist de komst van de Koning, de Messias van de Joden - voorafgegaan door de komst van de antichrist, de koning naar het vlees. Zoals David zichtbaar op het toneel verscheen en als koning heerste, zal ook Christus zichtbaar wederkomen om zijn heerschappij te aanvaarden. Dan zal de heerlijkheid van de Here de ganse aarde vervullen” (wij onderstrepen). De onderstaande tabel hebben we overgenomen uit twee nummers van ‘Middernachtsroep’ (juni en augustus 1999). Deze vergelijking is niet volgens onze opvattingen van de Schrift. Men heeft in die kringen een komst vóór de gemeente en een komst met de gemeente. Zo bijvoorbeeld; C. C. Carlson, Ed Dobson, Jerry Falwell, Ed Hindson, Thomas Ice, Jerry Jenkins, Tim LaHaye, Hall Lindsey, Chuck Missler, Merrill Unger, Charles Ryrie, Paul Tan, Jack Van Impe enz. We nemen het over om aan te tonen dat men tot in het extreme en onredelijke gaat zoeken om zijn opvattingen te ondersteunen. De “Dag van Jezus Christus” en de “Dag des Heren” - een tegenstelling De “Dag van Jezus Christus” De “Dag des Heren” 1. Verandering van alle ge- 1. Geen verandering lovigen (1 Cor.15:51) 2. Israël, de volken en de 2. Israël wordt geestelijk schepping blijven nog on- hersteld, de naties komen veranderd. tot rust, alle beloften worden vervuld en de schepping wordt veranderd (Ez. 36:26-27 / 37:14 / 36:29 / Zach. 14:9-10 / Jes.65:18-25 / Rom. 8:19-22 / Dan.9:24). 3. Jezus verschijnt als de 3. De Here verschijnt als Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 116 “Morgenster” (Op.2:28 / 22: de “Zon der gerechtigheid” 16 / 2 Petr.1:19). (Mal.3:20 ofwel 4:2 / Richt.5:31). 4. Jezus verschijnt als de 4.Jezus verschijnt als Bruidegom, de Heiland en Bruidegom met de Bruid, als als Hoofd der Gemeente (Ef. Koning, Messias en Immanuël 5:25-27 / Fil.3:20). (Mt.25:6 / Jes.7:14 / 9:5-6 / 11:1-2 / Zach.14:9). 5. De veranderde heiligen 5. de veranderde heiligen worden de hemel binnenge- keren met Jezus op aarde haald. De Here Jezus komt terug. De Here Jezus komt voor de Zijnen (1 Thess. met de Zijnen (Jud.v.14 / 4:16-17). 1 Thess.3:13). 6. De aarde wordt nog niet 6. De aarde wordt geoor- geoordeeld. Het is een dag deeld en gerechtigheid her- van troost voor de Gemeen- steld (Dan.9:24). te (1 Thess.4:18 / 2 Thess. 2:16). 7. Het is op handen en kan 7. Volgt precies op voor- elk moment plaatsvinden. spelde tijden, inclusief de Het is niet van voortekenen verdrukkingstijd. Bepaalde afhankelijk (1 Cor.1:7 / 16: profetieën moeten eerst nog 22 / Fil.3:20 / 4:5 / 1 Thess.1: vervuld worden (Mt.24 / Marc. 10 / Tit.2:13 / Hebr.9:28 / Jac. 13 / Luc.12 / 17 / 21). 5:7-9 / Op.3:11 / 22:7 / 12:17, 20). 8. In het Oude Testament 8. Wordt in het Oude Testa- niet voorzegd en was een ment dikwijls genoemd en geheimenis (1 Cor.15:51). was geen geheimenis (Jes. 2:12 / Joël 2:1-2 / 1 Thess. 5:1). 9. Vindt vóór de “toorn 9. Is de dag van de “toorn van God” op aarde plaats van God” en maakt een ein- Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 (1 Thess.1:10 / 5:9). 117 de aan deze dag (1 Thess. 5:2-vv / Op.6:17). 10. Betreft slechts de in 10. Betreft alle mensen Jezus gelovende mensen (Ps.96:13 / Op.3:10). (1 Thess.4:14,16). 11. Wij vinden geen heen- 11. Satan wordt voor 1000 wijzing tot Satan. jaar gebonden (Op.20:1-3). 12. De Here vertoont zich 12. De Here komt in grote aan de zijnen in de lucht, heerlijkheid zichtbaar op voor de wereld blijft Hij aarde, en elk oog zal Hem onzichtbaar (1 Thess.4: zien (Mt.24:30 / Op.1:7). 16-17). 13. Daarna begint de Grote 13. Het duizendjarig Rijk Verdrukking (Op.4 / 1 Thess. begint, waarbij de verdruk- 5:2,9 / 2 Thess.2). kingstijd de inleiding ertoe is (Op.19:11-16 / 20:4-6). Wat wij leren Laat ons vooraf wat zeggen over de manier waarop een Nederlands theoloog de verhouding ziet van het koninkrijk nu en later. We citeren uit H.M. van der Vegt, ‘De vraag naar de verwachting’, ‘Vrede over Israël’, jaargang 47, nr. 2 ; april 2003: “Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde K.H. Miskotte had ook wel een chiliastisch trekje. Hij zegt dat zelf. Niet in die zin dat hij een rijk van duizend jaren en twee wederkomsten verwachtte, zoals ‘echte’ chiliasten. Maar de vragen naar de beloften voor de wereld en voor Israël lagen hem na aan het hart. Ik geloof dat we goed kunnen zeggen dat juist de vragen van de chiliasten door Miskotte goed werden begrepen en overgenomen; de antwoorden echter niet. Daarom nam hij ook bij dit thema een vraag van het jodendom aan de kerk waar, die hij zo formuleerde: het jodendom vraagt, of wij ‘Vorst-Messias en Zijn heerlijk Rijk nog verwachten’. Dat lijkt een overbodige vraag, want het mag toch duidelijk zijn, dat juist de kerk de wederkomst van Christus verwacht. Dat wist Miskotte ook, maar hij stelt zijn vraag met nadruk zó: het gaat niet alleen om de Messias, maar ook om zijn rijk. Er bestaat in onze eigen christelijke verwachting een zekere spanning tussen ‘in de hemel komen’ en de ‘wederkomst’. Dikwijls is te merken wanneer iemand overleden is, hoe belangrijk voor ons Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 118 mensen de troost is, dat de overledene in de hemel bij de Here God mag zijn. Het lijden, de pijn en de ziekte zijn voorbij, en daarom is er naast verdriet om het overlijden ook dankbaarheid tot God. Soms krijg ik de indruk, dat we met die troost helemaal tevreden zijn en geen verdere verwachting meer nodig hebben. Geen verwachting van wederkomst van Christus, van opstanding der doden, van laatste oordeel. Meestal is tevredenheid een deugd, maar wanneer de Here God ons méér beloofd heeft, is het goed, er eens over na te denken waarom we dat beperken. Hier zet de vraag in van het jodendom en van Miskotte, de vraag naar het rijk en naar de bovenpersoonlijke verwachting. Puur persoonlijk, als enkele mens of enkele ziel, kun je uiteraard alleen maar heel tevreden en eeuwig gelukkig zijn met de hemel. In de Bijbel wordt ons echter ook geleerd, verder te kijken dan onze eigen ziel en zaligheid. Want hoe is het dan met de wereld, met de ‘schepping, die in al haar delen zucht en in barensnood is’ (Rom.8)?” Er is iets dat vergeten wordt bij de leer van de bedelingen en deze van Jehovah’s Getuigen en dat is: YaHWeH is steeds de Koning zowel over Israël als de mensen uit de natiën, m.a.w. “de wereld.” Van Jezus die de Logos is, Zoon van de Vader en verheerlijkte Redder, moet hetzelfde gezegd worden. Men moet daarbij steeds in gedachten houden dat het Joodse begrip “malekuth” en het Griekse “basileia” niet persé spreken over het aantal vierkante kilometers waarover geregeerd wordt. Het wijst in de eerste plaats steeds naar het begrip van het hebben van macht als koning. We hebben hier al enkele teksten gegeven die dat ondersteunen. Ook 1 Cor.15:25 is dat duidelijk, het gaat om machtoverdracht, niet om een lap grond (of zelfs de ganse aarde) die Jezus aan Zijn vader geeft. Die tekst sluit een toekomstig rijk als de duizendjarige regering zoals de bedelingen ze leren ook definitief uit. Dat komt op het volgende neer: er bestaat géén leer van “de tijden der heidenen” zoals ze dat leren. De stad Jeruzalem zal vertreden worden voor een tijd nadat ze verwoest is. Niet vanaf de eerste vernietiging zoals Jehovah’s Getuigen leren en gebaseerd op het verhaal van de boom uit Daniël hoofdstuk 4. Ook niet volgens de leer van de bedelingen die alles koppelen met een Israël dat in de tijd van Jezus Hem verwerpt als Koning. Laat ons illustratief de leer van de Wachttoren nagaan om de leer van de bedelingen beter te begrijpen. Laat ons kijken naar Luc.21:24 en het begrip de tijdsperioden der heidenen. De Griekse tekst zegt “kairoi ethnon”, beide begrippen staan hier zonder een lidwoord. Daardoor is te kennen gegeven dat de nadruk op de stad “Jeruzalem” en het werkwoord “vertreden” ligt. De vertaling van de Wachttoren van deze uitdrukking als: “de bestemde tijden der natiën” is volledig uit de lucht gegrepen. Het woord “kairos” (meervoud “kairoi”) wil steeds een bestemde tijd aangeven of een “tijdsperiode.” Afhankelijk van de definities die we gebruiken kunnen ze elkaar toch overlappen. Dat er sprake is van tijdsperioden in het meervoud, duidt op twee dingen. Ten eerste dat er een opvolging van periodes zal zijn, met betrekking tot Jeruzalem. Ten tweede, dat deze overeenstemming vertoont met de natiën die elkaar opvolgen en dan ook daarom in het meervoud Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 119 staat. Er is door Bijbelcommentators al veel geschreven waarom deze uitdrukking alléén te vinden is bij Lucas en ontbreekt bij de andere synoptische evangeliën. Soms nemen zij de koe bij de staart in plaats van bij de horens. Wanneer Matthéüs in 24:14 schrijft dat het evangelie aan alle natiën gepredikt moet worden spreekt hij dan ook niet over deze periode? Jazeker, want beiden verwijzen naar dezelfde eindtijden. Bij Lucas: vertreding van Jeruzalem tot de tijden der heidenen voltooid zijn. Bij Matthéüs: prediking tot de heidenen Gods woord gehoord hebben. En ook Mat.21:43 verwijst er naar, samen met Marc.12:9 en Mat.22:10. Want hieruit leert men dat het koninkrijk van de Joden wordt afgenomen (vanwege geestelijke vertreding = afvalligheid) en aan de werkelijke geestelijke natie van God gegeven. Die in den beginne EXCLUSIEF uit Joden bestaat, tot op een moment halfjoden en heidenen ze komen aanvullen (Handelingen 8 en 10). De drie evangelieschrijvers die over de profetie op de Olijfberg berichten stemmen dus wel met elkaar overeen. Soms wel niet in letterlijke woorden maar toch in gedachten. Hoe lang zijn de tijdsperioden der heidenen? Eerst en vooral zijn deze niet van 607 voor Chr. tot 1914 na Chr. zoals de WT het leert. Waarom is dit onmogelijk? Dat hier over een periode sprake is die een begin en een einde heeft zal niemand betwisten. Maar men mag niet vergeten dat zoals Christus het zegt; alle toekomstige “kairoi” en “chronoi” alléén voor God gekend zijn. Alle tijdsperioden (kairoi) en tijdsmomenten (chronoi) zijn in Gods handen. Zie Hand.1:7 / Marc.13:32,33. Deze perioden en tijden die God heeft weggelegd kennen we niet. We zullen we ook nooit kennen tot op het ogenblik dat ze in vervulling gaan. Wanneer start het begin van deze periode? Hier heeft men geen probleem. Het woord “vertreden” in het Grieks van Lucas 21:24 is “patoumène” en komt van “pãtos” (weg of pad) en “patèo” (stappen of treden). Het woord “patoumène” is een eerste naamval, enkelvoud, vrouwelijk, tegenwoordige, passieve vorm van “patèo” en géén aoristus. Indien het een aoristus zou geweest zijn was het mogelijk om dit vers te verklaren als een aanvang hebbende vóórdat de verdrukking en vertreding waarover Christus spreekt was begonnen. Maar het is in dit geval onmogelijk. De enige goede uitleg moet dus zijn dat de vertreding begint vanaf het ogenblik dat de Joden vallen door de scherpte van het zwaard, als gevangenen weggevoerd worden en de stad is gevallen in handen van de heidenen. Zo moet de samenhang van deze teksten begrepen worden, of woorden hebben hun betekenis verloren. Dat kan dus alléén betrekking hebben op de werkelijke val van Jeruzalem in 70 na Chr. en kan niet teruggebracht worden tot op 607 vóór Chr. zoals de WT doet (of Scofield blz.1106, een andere datum in de Revised Scofield). En vergelijk de uitdrukking “vertreden worden” in Luc.19:44. We kennen dus zowel het begin als het einde van deze periode dat de heidenen het letterlijke Jeruzalem vertreden. Het begon in 70 na Chr. en eindigt wanneer de Heer terug komt. Men kan nu nog geen datum vastleggen voor dit laatste totdat het vervuld zal zijn. Achtereenvolgens was het voor Jeruzalem; de tijden van de Romeinen, de Byzantijnen, de Mammelukken, de Kruisvaarders, de Ottomanen, de Turken en de Engelsen. En ondertussen is Jeruzalem nog steeds verdeeld in 4 districten: Joods, Arabisch, Armeens en Christelijk. De stad blijft vertreden worden tot aan de tweede komst van de Heer! Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 120 Uit het ‘Kommentaar op het Nieuwe Testament’ Lukas, door S. Greijdanus, H.A. van Bottenburg, herdruk Wristers 1983, blz.997, 998. Citeren we een niet al te gemakkelijk citaat voor wie niet thuis is in het Grieks. Maar wie het niet te vlug doorneemt kan wel de teneur smaken van wat de tekst Luc.21:24 zegt volgens een deskundige van de Griekse taal: “..., en Jeruzalem zal zijn vertreden wordende door de heidenen of volken. “zal vertreden worden”, conj. periphrast. evenals “gij zult gehaat worden” in vs 17. Dus voortdurend. Jeruzalem zal haar heilig karakter als Godsstad geheel verliezen, en door heidenen, andere volken dan Gods oude volk, bewoond worden, ja vertreden. Dit laatste drukt verachting uit, en diepe onteering van Jeruzalem, Opb.11:2. totdat vervuld zullen zijn de tijden der heidenen. “totdat”, 1:20 / 4:13 / 17:27. “tot de tijd”, Hand.7:18 / 27:33 / Rom.11:25 e.a., scil. “tijden”, tot welken tijd, tot den tijd, dat; vgl. 1:20 / 12:27 e.a. A e.a. missen “zullen vervuld worden”, conj. aor. pass. als fut. exact., zullen vervuld zijn geworden. “vervulling”, 1:20 / 2:40 /3:5 / 4:21. God heeft voor alles den tijd bepaald en vastgesteld, aanvang, duur, en eind. Ook van Jeruzalems verwoesting en vertreding door de volken, en van de verstrooiing der Joden, Rom.11:25, en van de tijden der heidenen, waarin zij kunnen en zullen heerschen, en waarin zij het Evangelie ontvangen om daarin te leeren gelooven en daardoor heil te verkrijgen, of anders, bij verwerping ervan, evenzeer door het oordeel getroffen te worden... , tijden van heidenen. Geen lidwoorden, om te sterker het karakter dezer tijden te karakteriseeren. Voor “tijden” zie bij vs 8. Het meervoud, omdat er ook het meervoud “heidenen” bij staat, en de heidenen niet allen denzelfden tijd ontvangen, noch tegelijkertijd hunnen gelegen tijd verkrijgen. Tot het eene volk komt het Evangelie eerder, tot het andere later. Het eene volk ontvangt de gelegenheid tot het eene, een ander tot wat anders. Zoo zijn hunne gelegenheden verschillend naar oogenblik en duur en karakter. Maar zij zijn alle door God bepaald in volkomen zin. En als zij vervuld, afgeloopen, voorbijgegaan, zijn, dan komt er ook een einde aan Jeruzalems vertreding door de heidenen, en aan der Joden verstrooiing. Hoe dat gaan zal, en wat er dan gebeuren zal, zegt de Heere hier niet uitdrukkelijk. Maar omdat Hij nu vervolgens gaat spreken over de teekenen, kort of vlak aan Zijne wederkomst voorafgaande, vss 25-27, komt als vanzelf de gedachte op, dat dan het einde der wereld intreedt.” Nog verdere aantekeningen over de “tijden der heidenen” in ons commentaar op de Apocalyps bij Opb.8:1,2 en 11:2. In ‘Ontwaakt!’ van 8 mei 1998 lezen we: “Jehovah’s Getuigen zijn ervan overtuigd dat Gods voornemen met betrekking tot de toekomst op de door hem vooraf bepaalde tijd - tot op de dag en het uur nauwkeurig - verwezenlijkt zullen worden (Habakuk 2:3; 2 Petrus 3:9,10). En wij geloven dat deze gebeurtenissen in de niet al te verre toekomst zullen plaatsvinden (2 Timotheüs 3:1-5). Maar wij speculeren niet over de in deze tijd steeds talrijker wordende theorieën en geven daar geen steun aan.* Het lijdt geen twijfel dat noch het jaar 2000, noch 2001, noch enige andere door mensen ingestelde tijdsdrempel iets te maken heeft met Jehovah’s tijdschema. (in voetnota staat)* De Wachttoren van 1 september 1997, blz. 21, 22, zei: “Jehovah’s Getuigen hebben altijd graag willen weten wanneer de dag van Jehovah zal plaatsvinden. In hun vurige Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 121 verlangen ernaar hebben zij soms geprobeerd uit te rekenen wanneer die zou kunnen komen. Maar door dat te doen, hebben zij net als Jezus’ vroege discipelen verzuimd acht te slaan op de waarschuwing van hun Meester dat wij ‘niet (weten) wanneer de bestemde tijd is’ (Markus 13:32,33). Spotters hebben getrouwe christenen uitgelachen om hun voorbarige verwachtingen (2 Petrus 3:3,4). Niettemin zal Jehovah’s dag komen, zo verzekert Petrus, volgens Zijn tijdschema.” In de zaak van de tijden der natiën is één van de belangrijkste dingen het koningschap van God over allen; zowel over Joden als Heidenen. Zo ook doet men in de leer van de bedelingen. In 70 na Chr., bij de vernietiging van de tempel, zouden de tijden der heidenen begonnen zijn. Die zouden stoppen bij de opname of wederkomst van de Heer. Heeft YaHWeH Zijn macht over de wereld ooit verloren? In 607 voor Chr.? of 587 voor Chr.? of 70 na Chr.? Dat is niet zo want, zoniet hebben de volgende teksten hun zin en betekenis verloren. 1 Kron.16:31 “De hemel verheuge zich, de aarde juiche, en men zegge onder de volken: De HERE is Koning.” Ps.47:9 “God regeert over de volken.” Ps.91:1 “De HERE is koning. Met majesteit heeft Hij Zich bekleed; de HERE heeft zich bekleed. Hij heeft Zich met kracht omgord. Vast staat nu de wereld, zij wankelt niet.” Zie ook Ps.93:1. Ps.96:10 “Zegt tot de volken: De HERE is koning, vast staat nu de wereld, zodat zij niet wankelt; Hij zal de volken richten in rechtmatigheid.” Ps.97:1 “De HERE is koning. Dat de aarde juiche, dat vele kustlanden zich verheugen.” En vergelijk Ps.99:1. Ps.98:4 “Juicht de HERE, gij ganse aarde.” Opb.11:15 “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan Zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.” Opb.19:6b “Haleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard.” De uitdrukking “de troon van David” krijgen we tweemaal te lezen in het Nieuw Testament. In Lucas 1:31,32 SV77 staat het een eerste maal in profetische zin: “En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam noemen JEZUS. Deze zal groot zijn, en de Zoon van de Allerhoogste genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven.” In Handelingen 2:30,31 SV77 vinden we de vervulling van wat de engel zegt: “Alzo hij (DAVID) dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lendenen, zoveel het vlees aangaat, de Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten; Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien.” We mogen aan deze uitspraak van Petrus niets afdoen: wat hij zegt is EVANGELISCH EN ZIJN LEER IS DEZE VAN HET NIEUW Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 122 TESTAMENT. Wat voor aspecten er nog mogen zijn aan het Koninkrijk in een nabije of verre toekomst dit is zeker; het is begonnen, lang geleden. Anders geformuleerd; WAAR DE KERK IS DAAR IS HET KONINKRIJK ZOALS IN DEZE TABEL. 1°) Christus is hoofd van de Kerk Eph.1:22 / Col.1:18 idem van het Koninkrijk Hand.17:7 / Opb.1:5 2°) Gelovigen zijn wedergeboren voor de Kerk 1 Pet.1:22,23 idem voor het Koninkrijk Joh.3:3-5 3°) Gelovigen zijn leden van de Kerk Col.1:13 idem van het Koninkrijk 1 Pet.2:8,9 4°) Gelovigen zijn medeburgers in de Kerk Eph.2:19,20 idem van het Koninkrijk 1 Thes.2:12 5°) De Kerk bestaat uit geestelijke zegeningen Eph.1:3 idem in het Koninkrijk Rom.14:17 In ‘Christenen voor Israël’ september 2000 schrijft J. Koppelaar: “Ook in Marcus 13 is het gat van bijna tweeduizend jaar zichtbaar. Als je het hoofdstuk goed leest doet zich al meteen de vraag voor: Gaat het over de aanstaande ontvolking van het tempelplein bij de verwoesting van de tempel in 70 na Chr? Of gaat het over de ontvolking van dat plein in de toekomst? Het gaat over beide. Voor de apostelen van het eerste uur was het ondenkbaar dat de tempel afgebroken zou worden (vs.1). Het was een gruwel in hun ogen. Dan vertelt de Heere Jezus hun dat er toch een verwoestende vleugel zal komen, geheel in overeenstemming met Daniël 9. De Romeinse adelaar was de vleugel die van het tempelplein een desolate puinhoop maakte en zo de ontvolking teweeg bracht in 70 na Chr. Toch zijn de woorden “geen steen op de andere gelaten” (vs.1) in 2000 nog steeds niet geheel vervuld. Wie vandaag de opgravingen bij de zuidelijke muur ziet (Ofel) en bij de westelijke muur (nieuwe tunnel), ziet dat er nog duizenden stenen op elkaar staan. Er ligt zelfs nog een steen die zo zwaar is als 10 Israëlische Merdekatanks. Symbool van de lastige steen van Zach.12:3! Het ziet er naar uit dat er nog heel wat van de berg weggebroken zal worden (door een aardbeving?) voordat de antichrist zich daar als god in de herbouwde tempel zal zetten (2 Thess.2:34)” (wij onderstrepen). Wanneer we dit lezen moeten we onze ogen van het verstand openen en de weg volgen die tot volmaaktheid leidt (Eph.1:17-19 / Heb.5:13-6:1). We moeten trouwens ook nog dit aanstippen: wanneer we de Schrift lezen dan doen we dat meestal met een voorafgaande visie van wat we al hebben aangeleerd. En dat kan verkeerd zijn zodat het moeilijk wordt zijn fout te onderscheiden van de waarheid die in een tekst tot ons komt. J. Koppelaar doet wat men zo dikwijls hoort in deze kringen van de bedelingen. Men vergeet de werkelijkheden van de geschiedenisboeken te vertellen. Voor ons christenen is daar zeker het Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 123 werk van de Jood Flavius Josephus bij te rekenen. We moeten dan ook tegenspreken dat er van de eerste of de tweede tempel nog een steen zou zijn aan te wijzen in Jeruzalem die deel zou zijn van de oorspronkelijke structuur. Want dat is in strijd met wat Josephus beschrijft. De meest toegankelijke tekst van Josephus verschijnt permanent in de uitgaven van Kregel/Grand Rapids/U.S.A. We vatten kort samen wat Herodes de Grote heeft gedaan met de tweede tempel (blz.334). Herodes had een plan; hij wou een nieuwe tempel bouwen en gaf als reden op aan de Schriftgeleerden en Farizeeën, dat de tweede tempel (deze van na de Babylonische gevangenschap) niet naar het model van de eerste tempel van Salomo was. Herodes kreeg hun toestemming om het werk aan te vatten. Maar niet na de stellige belofte wanneer alle onderdelen al klaarliggen, zodat de tempeldienst niet te veel hinder ondervindt. Zo is het ook geschiedt: de tweede tempel wordt afgebroken en voordat de derde tempel wordt opgericht worden de oude fundamenten weggenomen, zegt Josephus. In de tijd van Jezus was men met de herbouw al 46 jaar bezig zegt ons Joh.2:20. Men bleef aan dit tempelcomplex zelfs bouwen tot het jaar 63 na Chr, dus slechts zeven jaar voorafgaande aan zijn vernietiging. Zie hierover Josephus ‘Oudheden’ XX, IX, 7. Aan de tempel zelf bouwde men 18 maanden en dan nog eens 30 jaar aan de voorhoven, de rest tot in de tijd van Jezus (Josephus, ‘De Joodse oudheden’, XV, xi, 6). Waarom dat verzwijgen, en een verkeerde indruk wekken bij mensen die het meestal niet kunnen nagaan of een argument al dan niet klopt? Dat er in Jeruzalem zware stenen liggen betwijfelen we niet, alleen laat ze stenen zijn en geen symbolen! Wilt u verdergaan met Josephus over dit onderwerp, zie dan zijn ‘De Joodse oorlog’ I, xxi, 1 en ‘De Joodse oudheden’ XV, xi, 1-3. En in de Joodse Misjna de tekst, Midot 2:1. Vergeet tot slot niet dat Jezus zegt over de tempel en de stad dat er géén steen op een andere zal gelaten worden bij zijn vernietiging! Zie o.a. Marc.13:2 / Luc.19:41-44 / 21:6. En een opmerking over de klaagmuur, Kotel genaamd. Deze muur is niet zoals zovele denken een deel van de oorspronkelijke tempel van die dagen. Het was een versteviging van het plateau waarop de tempel gebouwd was. In de dagen van Herodes heeft men de oppervlakte van dat plateau groter gemaakt door rechte muren te bouwen aan de van de slopen van de heuvel. Met het dichten van de ruimte tussen plateau en muur is zo een groter bouwoppervlak ontstaan. Dus het is géén deel van de vroegere tempel. Er zijn zelfs archeologen die beweren dat het onstaan is in de tijd van keizer Hadrianus die een tempel van afgoden zou bouwen op de plaats van de vroegere tempel. En dat is dus zelfs buiten de tijd dat Christus leefde. J. Koppelaar doet ook wat men zo dikwijls doet wanneer het erop aankomt een vervulling eenvoudig te laten zijn zoals het er staat. Men zegt dan: er zijn voorspellingen die twee maal zullen vervuld worden! Daar zit eigenlijk geen enkel zinnig argument achter. De theorie klopt niet met de werkelijkheid van de vervulling. Want die tweede vervulling is in het verleden niet waar geweest. Daar zijn geen voorbeelden van. En een tweede vervulling zal zich in de toekomst niet realiseren. Wat is wèl waar. Dit kan wel, een vervulling kan gestart zijn en loopt geruime tijd verder. Maar iets uit een profetie nemen en beweren dat ze is vervuld de eerste keer in het jaar 70 na Chr. en een Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 124 tweede keer wordt vervuld in de toekomst dat gaat niet op. We zijn de mening toegedaan dat veel van wat men beweert, te maken heeft met een verkeerd begrip van de term “laatste der dagen.” Daarom gaan we hier verder op in. En zie ook de inleiding tot de hoofdstukken 6-22 in ons commentaar op Openbaring. In het Oude Testament komt de term “laatste der dagen” veertien maal voor; Gen.49:1 / Num.24:14 / Deut.4:30 / 31:29 / Jes.2:2 / Jer.23:20 / 30:24 / 48:47 / 49:39 / Ezech.38:16 / Dan. 2:28 / 10:14 / Hosea 3:5 / Micha 4:1. Eénmaal, in Daniël 2:28, gaat het om het Aramese equivalent. In vele gevallen wil het gewoon maar zeggen “later” of “in de dagen der toekomst” zoals blijkt uit de vertalingen. Zie en vergelijk dan enkele oudere vertalingen zoals de Canisius en de Leidsevertaling. “De laatste dagen” in het OT Hier volgt de lijst van alle 14 teksten in dit verband uit het OT waar we dezelfde Hebreeuwse formule hebben. Echter niet steeds dezelfde vertaling. Dat is trouwens evident. Deze Hebreeuwse formule kan gewoon vertaald worden met “toekomst” zondermeer, hetzij kort of lang in tijdstip. De conclusie hierover volgt later. 1°) Gen.49:1: “En Jakob ontbood zijn zonen en zeide: Komt bijeen, opdat ik u bekend make, wat u in toekomende dagen wedervaren zal.” 2°) Num.24:14: “En nu, zie, ik sta op het punt naar mijn volk te gaan; kom, ik zal u aankondigen wat dit volk in de toekomst uw volk zal aandoen.” 3°) Deut.4:30: “Wanneer het u bang zal zijn en in de toekomst al deze dingen u zullen overkomen, dan zult gij u bekeren tot de HERE, uw God, en naar Hem luisteren.” 4°) Deut:31:29: “Want ik weet, dat gij na mijn dood zeer verderfelijk handelen zult en afwijken van de weg, die ik u geboden heb; daarom zal na verloop van tijd het onheil over u komen, wanneer gij doet wat kwaad is in de ogen des HEREN en Hem krenkt door het maaksel uwer handen.” 5°) Jes.2:2: “En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heen stromen.” 6°) Jer.23:20: “De toorn des HEREN zal zich niet afwenden, tot Hij heeft volvoerd en tot stand gebracht de raadslagen van zijn hart; in het laatst der dagen zult gij dat duidelijk inzien.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 125 7°) Jer.30:24: “De brandende toorn des HEREN zal zich niet afwenden, totdat Hij de plannen van zijn hart volvoerd en verwerkelijkt heeft; in het laatst der dagen zult gij dat inzien.” 8°) Jer.48:47: “Maar Ik zal in het lot van Moab een keer brengen in het laatst der dagen, luidt het woord des HEREN.” 9°) Jer.49:39: “Maar in het laatst der dagen zal Ik in het lot van Elam een keer brengen, luidt het woord des HEREN.” 10°) Ezech.38:16: “en gij zult optrekken tegen mijn volk Israël als een wolk die het land bedekt. In toekomende dagen zal het geschieden, dat Ik u doe optrekken tegen mijn land, opdat de volken Mij leren kennen, wanneer Ik Mij voor hun ogen aan u, o Gog, de Heilige betonen zal.” 11°) Dan.2:28: “Maar er is een God in de hemel, die verborgenheden openbaart; Hij heeft de koning Nebukadnessar bekendgemaakt wat in de toekomende dagen geschieden zal.” (Dit is een deel uit de Aramese teksten van Daniël.) 12°) Dan.10:14: “en ik ben gekomen om u te verstaan te geven wat uw volk in het laatst der dagen overkomen zal; want wederom is het een gezicht aangaande de toekomst.” 13°) Hos.3:5: “Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HERE, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de HERE en tot zijn heil - in de dagen der toekomst.” 14°) Micha 4:1: “En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren zullen derwaarts heen stromen.” Hieronder dezelfde lijst maar in de vertaling van de Wachttoren, de Nieuwe Wereld Vertaling van 1995 (let er op, niet steeds op dezelfde wijze vertaald ofschoon ze beweren dat alle belangrijke woorden in hun Bijbelvertalingen door eenzelfde woord dienen vertaald te worden): Gen.49:1: “laatst der dagen” Num.24:14: “einde der dagen” Deut.4:30: “het einde der dagen” Deut.31:29: “het einde der dagen” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 126 Jes.2:2: “laatst der dagen” Jer.23:20: “het laatst der dagen” Jer.30:24: “het laatst der dagen” Jer.48:47: “het laatst der dagen” Jer.49:39: “het laatst der dagen” Ezech.38:16: “het laatst der dagen” Dan.2:28: “laatst der dagen” (Aramese tekst) Dan.10:14: “laatst der dagen” Hos.3:5: “het laatst der dagen” Micha 4:1: “laatst der dagen” Hieronder hetzelfde volgens de Willibrord-vertaling van 1995 (let op de varianten): Gen.49:1: “in de dagen die komen” Num.24:14: “in de toekomst” Deut.4:30: “dan zult u tenslotte” Deut.31:29: “dan zal” Jes.2:2: “het einde der dagen” Jer.23:20: “later” Jer.30:24: “later” Jer.48:47: “eens” Jer.49:39: “eens” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 127 Ezech.38:16: “het einde der tijden” Dan.2:28: “het einde van de tijden” (Aramese tekst) Dan.10:14: “in de verre toekomst” Hos.3:5: “op het einde der dagen” Micha 4:1: “het eind van de dagen” Conclusies over deze teksten uit het OT 1°) De laatste dagen kunnen betrekking hebben op het oordeel en straf die er kwam over een heidens volk. Zie o.a. Jer.48:47 / 49:39 / Dan.2:28. Of de heidenen bij de Wederkomst van Christus (Jer.30:24) maar vele exegeten verklaren dit als met betrekking op de periode van de Babylonische gevangenschap. 2°) De laatste dagen kunnen betrekking hebben in profetische zin op het bestaan van Israël als koninkrijk en het Joodse wettelijk systeem van de tempel en het priesterschap van Aäron. Het is een eerste keer opgehouden met de ballingschap naar Babylon, straf voor verbondsbreuk. Zie Deut.4:30 / 31:29. Het is opgehouden wettig te zijn met de dood van de Christus. Er komt herstel in een nieuw verbond, maar dat is geestelijk en niet aards. Zie Joël 1:15 / 2:11 / 2:31 en vergelijk de vervulling in Hand.2:16,17 / Mal.3:2 / 4:1,5. 3°) De laatste dagen die voorafgaan aan het herstel van de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Zie Jes.2:2 / Micha 4:1. Deze teksten hebben géén betrekking op het herstel van Israël in een duizendjarig rijk (zoals de New Scofield Bible blz.1164 zegt) maar spreken over onze christelijke tijdsperiode voordat de Heer terugkomt. Zie de geestelijke uitleg hiervan; Jes.2:3 = Joh.4:22 en Jes.2:5 = 1 Joh.1:7. 4°) Jer.23:20 wijst op Jeremia als de ware profeet of eventueel naar de eerste komst van Jezus - de ware profeet, dus de laatste dagen verwijzen naar een nakende vervulling. Dus niet naar een nog later te vervullen tijdperk. “De laatste dagen” in het NT In het Nieuwe Testament komt de term “laatste der dagen” en aanverwanten voor in o.a. Hand.2:16,17: “maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 128 1 Cor.10:11: “Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is.” 1 Tim.4:1: “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen.” 2 Tim.3:1: “Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen.” Heb.1:1,2: “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft.” Jac.5:3: “uw goud en zilver is verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn.” 1 Pet.1:5: “die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.” 1 Pet.1:20: “Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u.” 2 Pet.3:3,4a: “Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst?” 1 Joh.2:18: “Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is.” Judas 17,18: “Gij echter, geliefden, herinnert u de woorden, die vóór dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus, dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen.” We leven dus SINDS de tijd der apostelen, meer bepaald SINDS Pinksteren (volgens Hand.2) in: “de laatste ure”, 1 Joh.2:17. “laatst der dagen”, Jac.5:3. “het einde der eeuwen”, 1 Pet.1:20. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 129 “het einde des tijds” Judas 17,18. Nader bepaald: sinds de dag van Pinksteren tot en met de Wederkomst leven we in de laatste ure of de laatste tijd. En daarom staat er ook in Mat.25:19 dat de Wederkomst van de Heer “na lange tijd” is. Maar leg dit niet verkeerd uit want het gaat om dezelfde slaven (de christelijke gemeente bestaande uit Joden en Heidenen) die in de gelijkenis staan en niet om een herstel van de Joodse bedeling. Kort en lang zijn voor ons mensen relatieve begrippen. Gods visie op de geschiedenis is anders dan de onze. Conclusies bij de teksten over de laatste dagen uit het NT 1°) De laatste dagen kunnen betrekking hebben op het oordeel en straf over een heidens volk. Zie Joh.12:48, de laatste dag / 2 Thes.2:1-3,8-12, de tijd van het afval en de opkomst van de wetteloze, Judas 17-20. 2°) De laatste dagen kunnen betrekking hebben in profetische zin op het bestaan van Israël als koninkrijk en het Joodse wettelijk systeem van de tempel en het priesterschap van Aäron. Het is opgehouden wettig te zijn met de dood van de Christus. Deze laatste dagen zijn opgehouden in het jaar 70 na Chr. bij de vernietiging van de tempel. Zie Heb.1:1,2 / 9:26. En 1 Pet.1:20,21 indien deze brief gericht is aan de natuurlijke Joden uit die tijd. Wat hoegenaamd niet zeker is, maar niet onmogelijk. Aangezien God de Geest aan Jezus niet gaf met “mate” maar in volheid (Joh.3:34) moeten we niet twijfelen aan de uitspraken van Jezus. Zo o.a. wat Hij zegt dat er zal geschieden in dit “geslacht.” We moeten Zijn woorden niet aanpassen of verdraaien zodat ze passen in wat ze denken dat zal moeten geschieden in de toekomst. 3°) De laatste dagen die voorafgaan aan het definitieve herstel van de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Maar dit is met Pinksteren begonnen. De gemeente is een nieuwe schepping. Vanaf de Opstanding/Hemelvaart/Pinksteren vervullen zich “de dagen” van de Messias en van “herstel” (Hand.3:21-24). Met de Wederkomst zal alles vernieuwd worden. Zie 1 Cor.10:11 / 1 Tim.4:1 / 2 Tim.3:1 / 2 Pet.3:3,4a. Er is natuurlijk nog wat te zeggen over deze teksten. Plaats ontbreekt hier. En we hebben het trouwens vroeger verder uitgediept. We hebben enkele zaken overgenomen uit ons, ‘De Wederkomst van Jezus, de Joden en de duizendjarige regering’. Zie verder daar voor meer uitleg. En voordat we hier onze conclusies uit trekken wijzen we er nog op dat men in de leer van de bedelingen zegt dat er een herstel komt van Israël vóór de opname. Hall Lindsey zegt in zijn boek ‘De planeet die aarde heette’: “Rechtzetting van historische feiten. Op dit punt moeten we een zorgvuldig onderscheid maken tussen het “materiële herstel” van het Palestijnse land als een natie, wat duidelijk plaats zal hebben kort vóór de komst van de Messias, en het “geestelijk herstel” van alle Joden die in de Messias hebben geloofd onmiddellijk na Zijn terugkeer op aarde. Het “materiële herstel” wordt bewerkstelligd door het menselijke streven van ongelovige Joden. Overigens zijn de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 130 grote catastrofale gebeurtenissen die deze natie zullen overkomen tijdens zijn rampspoed, op de eerste plaats bedoeld om het geschokte volk te doen geloven in hun ware verlosser (Ezechiël 38:39) (…) Sinds Israël in 1948 als natie werd hersteld, leven wij in de meest betekenisvolle periode van de profetische geschiedenis. We leven in de tijd die Ezechiël voorspelde in zijn hoofdstukken 38 en 39” (blz.43,57). De harde bewijzen zijn echter die uit de Bijbel; herstel kan er slechts komen door het geloof van de Joden in hun God. Het Zionisme is echter nu hun God. God herstelt niet in ongeloof. God zegent niet in ongeloof. Gods vergeving komt er slechts na berouw. Heeft Israël dat al? Neen. Dus wat er thans in Israël geschied, is niet het werk van God. En een tussendoortje. Op de Internet site: Stichting Europese Apologetiek staat een prachtig artikel geschreven door Tjerk W. Muller met de titel ‘Heeft Hall Lindsey gelijk?’ (© Tjerk W. Muller, Rijswijk, 15 december, 2001). We citeren er het volgende uit. “God geeft in Genesis 9 de garantie dat hij nooit weer de mens zal oordelen met de genocide van het hele mensengeslacht, zoals hij de mens in de dagen van Noach had gedaan. Nooit weer zal hij de sluizen van het demonische openzetten om de mens en al wat met hem op de aarde leeft te doden. De garantie hiervan ligt in de regenboog, het herstel van het veelkleurige licht na het duister van de storm. Als God nu de mens garandeert, hem nooit meer collectief te doen verdrinken door het kwaad in al zijn totaliteit op hem uit te storten, wie durft dan nog beweren dat God dit wel zal doen? De lezer weet het eigenlijk al: Hall Lindsey. Lindsey, en met hem Tim La Haye, Feike ter Velde, Willem Ouweneel en miljoenen evangelische christenen die de bijbel menen ‘letterlijk’ te moeten lezen.” Ik geniet van wat deze schrijver op zijn net zet. Ook het artikel contra Lindsey is gewoon een aanrader. Waar hij naar onze mening hier verkeerd gaat is dit: God kan toch nog straffen op een andere wijze dan met een watervloed? Dus moeten we Lindsey niet in deze flank aanvallen met zo een opmerking. CONCLUSIE (eerste) De ware betekenis van de vraag: leven we al in het Godsrijk is gekoppeld aan een reeks dingen volgens de leer van de bedelingen (en ook Jehovah’s Getuigen). Het zou te maken hebben met de tijden der heidenen! Dat geloven we niet. Het heeft alles te maken met de tijd van het einde die begonnen is met Pinksteren! Toen werd duidelijk dat Jezus voor de Joden Heer en Messias was geworden en datzelfde werd later aan de Heidenen die Jezus aannamen bevestigd en bekrachtigd doordat ze dezelfde Heilige Geest ontvingen (Hand.2:36 / 10:42). Het is in deze tijd van het Koninkrijk dat: “de dagen van het einde” of “de dagen van de toekomst” geplaatst dienen te worden. Men moet ze niet naar een toekomstig duizendjarig rijk overhevelen. We beleven als gemeente het Koninkrijk en de heidenen beleven de laatste dagen. De gemeente leeft ook in de laatste dagen maar het zijn niet haar laatste dagen. En goddelozen, ofschoon onder de koninkrijksmacht, weigeren door Hem geregeerd te worden. En daarom kan van een christen gezegd worden dat de geboden van de Keizer voor hem niet doorslaggevend zijn want hij heeft nu Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 131 “een andere koning” (Hand.17:7). We lezen in ‘Bijbelse Encyclopedie’, deel 1, W.H. Gispen, H.N. Ridderbos e.a., Kok, 1975, blz.203 over de verkeerde interpretaties van Gods volk met betrekking tot de ware aard van het Koninkrijk en zijn Messias: “Israël heeft het bijzondere karakter van het koninkrijk van de Messias slecht begrepen. Zoals het in de dagen van Samuël een koning begeerde, die zou regeren naar de wijze van de koningen der heidenen, verwachtte het ook in de Christus een koning van aardse allure, die als de geweldenaars der aarde zou komen met wapengekletter en strijdrumoer, die het joodse volk zou bevrijden van het juk der Romeinen om het vervolgens aan de spits der natiën te stellen en de suprematie te geven over alle volken. Zulk een koninkrijk was het ook, dat door de satan aan Christus als lokaas werd voorgehouden in de derde verzoeking, Mat.4:5. Tegenover al die valse voorstellingen en verwachtingen heeft Christus steeds met klem verzekerd, dat Zijn koninkrijk, het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk der hemelen, in wezen en verschijning radicaal anders is dan de koninkrijken van deze wereld. Het komt niet met uitwendig gelaat, maar heerst in het hart van hen die ertoe behoren, Luc.17:20v. Hij zegt tot Pilatus: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, Joh.18:36. Zijn Koninkrijk, aldus de apostel Paulus, bestaat in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de H. Geest, Rom.14:17”. K. Dijk zegt in zijn boek, ‘Over de laatste dingen’, deel 3, De toekomst van Christus, Kok, 1953. “Bij dit alles moet heel sterk de nadruk hierop vallen, dat de apostel zeer opzettelijk spreekt van het koningschap. Er staat niet, dat Christus het middelaarschap overdraagt of het hoofdschap van de gemeente, maar alleen en uitzonderlijk het koningschap; dat koningschap, dat aan Jezus is toevertrouwd in Zijn verhoging; dus ook niet het koningschap in Zijn drie ambten, zodat Christus wel Priester en Profeet maar geen Koning zou blijven, maar het speciale koningschap, dat Hem is toevertrouwd, als Hij de plaats krijgt ter rechterhand des Vaders, en waarvan Hebr. 1 : 13; 2 : 8, 9; 8 : 1 heel duidelijk spreken. Dit heeft Hij gekregen om het weer over te dragen. Dit is Hem toevertrouwd als een taak om weer door Hem met eer en heerlijkheid te worden teruggegeven, en die eer schuilt hierin, dat Hij alle “concrete heersende machten”, waarmee zeker bedoeld zijn de Gode vijandige machten, onttroond, d.i. van haar kracht en heerlijkheid beroofd, alle vijanden onder Zijn voeten, d.i. aan Zich onderworpen, ook de laatste vijand tot overwinning verslonden, en Zijn macht en kracht aan heel de wereld en voor aller oog geopenbaard heeft” (blz.207). Wanneer we alles schematisch voorstellen dan krijgen we het als volgt gezegd in deze tabel: PREMILLENNIALISTEN AL VERVULD VOLGENS ZEGGEN DE BIJBEL GOD ZEI Laatste dagen vanaf Pinksteren 33 na Chr. = Daniël 2 en Jesaja 2. Laatste dagen vanaf 1948 na Joel 2:28 / Hand.2:17 / Chr. Heb.1:2 / 1 Pet.1:20. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 Wanneer Rooms imperium bestaat: Dan.2:44. Vóór dood van de discipelen: Marc.9:1. Na Jezus’ prediking: Marc.1:15. Start bij de Hemelvaart: Dan.7:13 / Luc.19:11. Het profetische Koninkrijk. Wanneer United Nations bestaan. Pinksteren: Luc.2:1. Komst uitgesteld. Pinksteren. Komst uitgesteld. Pinksteren. Bij wederkomst. Hand.1:8,9. Bestaat niet VOOR de wederkomst. 132 Bestaat in de 1ste eeuw: Mat.16:18 / Col.1:13 / Heb.12:28 / Opb.1:6,9. Geeft het koninkrijk aan de Vader bij de 1007 jaar na de wederkomst. 1 Cor.15:24. wederkomst. HET EINDE = DE 2DE KOMST. 1007 jaar na het einde. De dood verzwolgen bij de De dood verzwolgen na het wederkomst. millennium. Geen tekenen van de 2de Vele tekenen maar verkeerd komst. geïnterpreteerd. De aarde zal vernietigd worden bij de wederkomst. De aarde blijft nog 1007 jaar bestaan. Gemeente bestaat voor De gemeente ondergaat een eeuwig. tijdelijke stop. Gemeente een uitvinding van God VÓÓR de schepping. Goeden en slechten staan op hetzelfde moment op uit de doden. Gemeente uitgevonden aan het kruis. 1 Cor.15:24. 1 Cor.15:26. 2 Pet.3:10. 2 Pet.3:10. Eph.3:21. Eph.3:11. Goeden en slechten staan niet op hetzelfde moment op uit de doden maar met een Joh.5:28. verschil van 1.000 jaar. CONCLUSIE (tweede) We willen hetzelfde nog eens herhalen maar dan bijna uitsluitend uitgaande van een reeks Bijbelteksten die aantonen dat het Koninkrijk van Jezus (= der hemelen) reeds is begonnen. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 133 De profeten van het Oud Testament geven aan dat de Christus op komst is. 1 Pet.1:10-12 SV77 zegt: “Wat die redding inhoudt, trachtten de profeten te achterhalen toen ze profeteerden over de genade die u ten deel zou vallen. Zij probeerden vast te stellen op welke tijd en op welke omstandigheden Christus’ Geest, die in hen werkzaam was, doelde toen deze hun zei dat Christus zou lijden en daarna in Gods luister zou delen. Er werd hen geopenbaard dat deze boodschap niet voor henzelf bestemd was maar voor u, EN NU IS DEZE BOODSCHAP U VERKONDIGD DOOR HEN DIE U HET EVANGELIE HEBBEN GEBRACHT, gedreven door de heilige Geest die vanuit de hemel werd gezonden. Het zijn geheimen waarin zelfs engelen graag zouden doordringen.” In het Nieuw Testament horen we dat dit vervuld is. In Jezus is het koninkrijk en de koning aanwezig. Het heeft dus weinig zin om te blijven beweren dat er nog géén koninkrijk van Christus (of van God) begonnen zou zijn. Want Jezus zit op zijn troon én regeert. Jesaja 22:22,23 SV77 voorzei: “Ik zal hem DE SLEUTEL overhandigen van het huis van David; wanneer hij opendoet, kan niemand sluiten, wanneer hij sluit, kan niemand openen. Ik zal hem bevestigen, als een pin in stevige grond; voor zijn familie zal hij als een erezetel zijn.” En Hij, Jezus, heeft die sleutel ook daarwerkelijk, Hij is de afstammeling van David van wie de profetie sprak. Opb.3:7 (SV77) gaat daaarop in met de woorden: “Schrijf aan de engel van de gemeente in Filadelfia: Dit zegt hij die heilig en betrouwbaar is, die DE SLEUTEL van David heeft – wanneer hij opendoet, kan niemand sluiten, wanneer hij sluit, kan niemand openen.” Laat ons enkele details nader bekijken. Er was een belofte gedaan aan David in 2 Sam.7:1621 SV77: “Jou stel ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen.”‘ Natan bracht alles wat hij had gezien en gehoord aan David over. Koning David ging het heiligdom binnen, nam plaats voor de HEER en bad: ‘Wie ben ik, HEER, mijn God, wat is mijn familie, dat u mij zo ver hebt gebracht? EN ALSOF DAT NOG NIET GENOEG WAS, HEER, MIJN GOD, HEBT U OOK GESPROKEN OVER DE TOEKOMST VAN MIJN KONINGSHUIS. Moge dit de mensheid tot wet worden gesteld, HEER, mijn God. Wat kan ik verder nog zeggen? U kent uw dienaar, HEER, mijn God. U hebt al deze grootse dingen gedaan en ze aan mij bekendgemaakt omdat u handelt naar uw woord en u houdt aan wat u zich hebt voorgenomen.” Is die belofte nu al vervuld? Zeker, Hand.2:29-36 geeft ons het antwoord: “Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, heeft hij de opstanding van de messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. HIJ IS DOOR GOD VERHEVEN, ZIT AAN ZIJN RECHTERHAND, EN HEEFT VAN DE VADER DE HEILIGE GEEST, DIE ONS BELOOFD IS, ONTVANGEN. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. David is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 134 rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld’” (volgens SV77). Hebreeën 1:8,9 SV77 zegt verder over dat onderwerp: “Maar tegen de Zoon zegt hij: ‘God, uw troon houdt stand tot in alle eeuwigheid, en de scepter van het recht is de scepter van uw koningschap. Gerechtigheid hebt u liefgehad en onrecht gehaat; daarom, God, heeft uw God u gezalfd met vreugdeolie, als geen van uw gelijken.’” Vanuit Col.1:12-14 is het duidelijk dat het koninkrijk van Jezus is opgericht en alle gelovigen zijn in dit leven er al in opgenomen. Een Messiasbelijdende Jood en een Messiasbelijdende heiden IS EEN KONINGSKIND. “Dankende de Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht; Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde; in Wie wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden” (volgens SV77). Nog een andere benadering. In Psalm 2:6-9 SV77 staat voorspeld: “‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd, op de Sion, mijn heilige berg.’ Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken. Hij sprak tot mij: ‘JIJ BENT MIJN ZOON, IK HEB JE VANDAAG VERWEKT. Vraag het mij en ik geef je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom. Jij kunt ze breken met een ijzeren staf, ze stukslaan als een aarden pot.’” Ook dat is vervuld zegt ons Hand.13:30-33 SV77: “Maar God heeft hem opgewekt uit de dood; gedurende ettelijke dagen is hij verschenen aan degenen die met hem van Galilea naar Jeruzalem waren getrokken en die nu onder het volk van hem getuigen. Wij verkondigen u het goede nieuws dat God zijn belofte aan onze voorouders in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen – ten behoeve van ons – doordat hij Jezus tot leven heeft gewekt. DAAROVER STAAT IN DE TWEEDE PSALM GESCHREVEN: “JIJ BENT MIJN ZOON, IK HEB JE VANDAAG VERWEKT.” Met ander woorden: Jezus zit op zijn troon, het geheimenis onthuld. Rom.16:25,26 laat dat duidelijk uitschijnen: “Aan hem die bij machte is u kracht te geven, overeenkomstig het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig, OVEREENKOMSTIG DE ONTHULLING VAN HET GEHEIM WAAROVER EEUWENLANG GEZWEGEN IS, maar dat nu is geopenbaard en op bevel van de eeuwige God door de geschriften van de profeten bij alle volken bekend is geworden om ze tot gehoorzaamheid en geloof te brengen.” Nemen we één van die uitgesproken beloften waarover men zegt dat het niet is vervuld. Jesaja 11:6-10 SV77 zegt: “Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden. Een koe en een beer grazen samen, hun jongen liggen bijeen; een leeuw en een rund eten beide stro. Bij het hol van een adder speelt een zuigeling, een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang. Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want kennis van de HEER vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Op die dag zal de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken hem zoeken.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 135 Maar dit is de dag van de Heer. IN ONZE TIJD IS DE DAG VAN DE HEER BEGONNEN. Wie zegt dat er alleen een letterlijke vervulling dat kan waar maken, gaat op die wijze de vervulling van de apostelen onwaar maken. Want alles wordt niet letterlijk vervuld. Ook wanneer er een symbolische vervulling gekoppeld wordt aan de profetie, ook dan is wat verspeld is, vervuld. Neem die tekst Jesaja 11:6-10 en leg hem naast Romeinen 15:7-13 SV77: “Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard. Ik bedoel dit: Christus is een dienaar van de Joden geworden om hun te tonen dat God trouw is en om de beloften aan de aartsvaders te vervullen, maar hij is ook gekomen om de heidenen in staat te stellen God te loven om zijn barmhartigheid, zoals geschreven staat: ‘Daarom zal ik u prijzen onder de heidenen, psalmzingen ter ere van uw naam.’ En verder staat er: ‘Verheug u, heidenen, samen met zijn volk.’ En er staat ook: ‘Loof de Heer, alle heidenen; prijs hem, alle volken.’ En verder zegt Jesaja: ‘ISAÏ ZAL EEN TELG VOORTBRENGEN: HIJ DIE KOMT OM OVER DE HEIDENEN TE HEERSEN; OP HEM ZULLEN ZIJ HUN HOOP VESTIGEN.’ Moge God, die ons hoop geeft, u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, zodat uw hoop overvloedig zal zijn door de kracht van de heilige Geest.” en Eph.2:13-18 SV77: “Ik vraag u dan ook de moed niet te verliezen wanneer ik lijd omwille van u, want daaraan kunt u eer ontlenen. Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, die de vader is van elke gemeenschap in de hemelsferen en op aarde. Moge hij vanuit zijn rijke luister uw innerlijke wezen kracht en sterkte schenken door zijn Geest, zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde. Dan zult u met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen.” Jezus is het licht van de wereld, voor zowel bekeerde Joden als bekeerde heidenen. Het is voorzegd in Jesaja 49:6 SV77: “Hij zei: ‘Dat je mijn dienaar bent om de stammen van Jakob op te richten en de overlevenden van Israël terug te brengen, dat is nog maar het begin. Ik zal je maken tot EEN LICHT VOOR ALLE VOLKEN, opdat de redding die ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt.’” Paulus en Barnabas geven aan dat dit vervuld wordt in de dagen dat zij prediken. Volgens Hand.13:47-49 SV77 is dit profetische woord waar gemaakt door de prediking van de volgelingen van Jezus: “Want de Heer heeft ons het volgende opgedragen: “Ik heb je bestemd tot EEN LICHT VOOR ALLE VOLKEN om redding te brengen, tot aan de uiteinden van de aarde.”‘ Toen de heidenen dit hoorden, verheugden ze zich en spraken ze vol lof over het woord van de Heer, en allen die voor het eeuwige leven bestemd waren aanvaardden het geloof. Het woord van de Heer verspreidde zich over de hele streek.” In Jesaja 59:19,20 SV77 wordt de heerlijkheid van de Messias bezongen; “In het westen zal men de naam van de HEER vrezen en in het oosten zijn majesteit. Want hij zal komen met de kracht van een rivier in een smalle bedding, voortgestuwd door de adem van de HEER. Hij zal als bevrijder naar Sion komen, naar allen uit Jakobs nageslacht die met de misdaad breken – spreekt de HEER.” Dit is één vraag die aan te orde is, spreekt de tekst over een letterlijk of over een geestelijk Zion? Want er bestaaat een geesetlijk Zion volgens Romeinen 11:25-27 en wanneer Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 136 Paulus erover spreekt haalt hij die profetie aan van Jesaja 59:19,20. Dit zegt hij: “Er is, broeders en zusters, een goddelijk geheim dat ik u niet wil onthouden, omdat ik wil voorkomen dat u op uw eigen inzicht afgaat. Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: ‘De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht. Dit is mijn verbond met hen, wanneer ik hun zonden wegneem’” (Romeinen 11:25-27 SV77). Openbaring 5:12-14: “12 En zij zeiden met luide stem: Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging. 13 En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. 14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid.” Zo is het ook met het “koninkrijk van Jezus.” Afhankelijk naar welke tekst je kijkt heb je het beeld van een onvoltooid werk! Mmaar het is voltooid aan het kruis en Jezus werkt nu aan de afwerking van de statuten. Naargelang je Hem heb aangenomen of niet zo zal je toekomst eruit zien, alleen de gelovigen regeren NU al met Hem. Er is volgens het Nieuw Testament een geestelijk Israël, een geestelijk Zion en geestelijke Joden (= geestelijke Israëlieten) die met de bekeerde letterlijke Joden één volk zijn geworden. De Messias Jezus heeft één kudde, géén twee. Hier enkele teksten; Romeinen 9:6-8: “God heeft zijn belofte niet gebroken. Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël, niet alle nakomelingen van Abraham zijn ook werkelijk zijn kinderen. Er staat immers geschreven: ‘Alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht.’ Dat wil zeggen: ze zijn niet door hun natuurlijke afstamming kinderen van God, maar gelden als nageslacht van Abraham op grond Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 137 van Gods belofte.” Ook Romeinen 2:28,29 SV77: “Jood is men niet door zijn uiterlijk, en de besnijdenis is geen lichamelijke besnijdenis. Jood is men door zijn innerlijk, en de besnijdenis is een innerlijke besnijdenis. Het is het werk van de Geest, niet een voorschrift uit de wet, dus wie innerlijk een Jood is, ontvangt geen lof van mensen maar van God.” WE ZITTEN OP TIJD OP GODS KLOK IN ONZE DAGEN. LATER ZAL HET KONINGSCHAP VAN CHRISTUS EINDIGEN EN ZAL HIJ HET OVERDRAGEN AAN ZIJN VADER. 1 Cor.15:23-26 SV77: “Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer hij komt, zij die hem toebehoren. En dan komt het einde en draagt hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. Want hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood.” De muslim Rotskoepel is de plaats, of de omgeving ervan, waar ooit de eerste temple (van Salomo), de tweede (van Zerubbabel) en de derde tempel (van Herodes) heeft gestaan. De leer van de bedelingen brengt ons bij dat er kortelings wa t te gebeuren staat: die muslimtempel zal verdwijnen en de anti-christ zal er eeen nieuwer tempel bouwen. We geloven er niets van: zie waarom dat niet zo is in hoofdstuk 8! Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 138 Hoofdstuk 6 Géén tekenen vóór de opname? Wat zij op dat gebied zeggen We citeren ter inleiding van dit gedeelte iets van Hall Lindsey, ‘De laatste generatie’, Novapres, z.j. blz.187,188: “De Bijbel zegt, dat er duidelijke dingen zullen groeien in ons leven, wanneer we onze hoop concentreren op de ‘opname’. De gezegende hoop gaat gepaard met vermaningen, waarschuwingen en troost. Al die factoren zijn voor elke generatie na Jezus’ Hemelvaart van toepassing geweest, omdat ons gezegd is, dat de ‘opname’ elk ogenblik kan plaatsvinden. Er zijn bepaalde tekenen die aan de wederkomst voorafgaan, maar er zijn geen tekenen die aan de ‘opname’ voorafgaan. Gelovigen uit alle generaties in de kerkgeschiedenis konden een inspirerende verwachting vinden in de mogelijkheid, dat Christus plotseling en in het geheim voor hen in de lucht zou verschijnen. Maar nu is het anders. Wij zien in de wereld de profetische tekenen dat de wederkomst aanstaande is en daar we weten, dat de ‘opname’ daaraan voorafgaat moeten we tot de conclusie komen, dat de tijd daarvoor nu beslist is aangebroken” (wij onderstrepen). In zijn boek ‘De planeet die aarde heette’ zegt Hall Lindsey op blz.137: “Volgens het evangelie en het Oude Testament zullen er echter bepaalde mensen zijn die het Koninkrijk Gods zullen erven terwijl zij nog enige tijd in het bezit zijn van hun sterfelijk lichaam. Dit is het koninkrijk dat Christus zal stichten na zijn terugkeer op aarde. Dit is niet in tegenspraak met het voorgaande. De bijbel spreekt van twee afzonderlijke gebeurtenissen.” Hall Lindsey gaat zelfs nog verder: hij heeft de onzichtbare Wederkomst = de opname van de gemeente voorspeld voor het jaar 1988. Op 14 mei 1948 is Israël opnieuw een staat geworden. Dan zegt H. Lindsey; zoals het volk 40 jaar in de woestijn was, zo zou Israël zijn nieuwe status van God ontvangen 40 jaar later = 1988. Zie ‘The late Great Planet earth’, Engelse uitgave blz.43 en 54. Van een “imminent return” was er voor hem dus geen sprake: want er moet vooreerst herstel zijn van Israël. De Heer zou dus niet in 1940 hebben kunnen terugkeren of in 1946! Hij was niet de énige in deze euforie. Billy Graham zei in dat verband in 1950: “nog twee jaar en alles is voorbij” (‘U.S. NEWS AND WORLD REPORT, december 19 1994, blz.67). De andere theoloog van de dispensationalisten Whisenant gaf 88 redenen waarom het zou geschieden in 1988. Hij verkocht één miljoen exemplaren van zijn boek. Van zijn tweede boek dat verwees naar 1989, want hij was een jaar fout, verkocht hij er tienduizend. Harold Camping, van Family Radio, had later uitgecijferd dat het in 1994 zou gebeuren. Het jaar kwam en ging zonder de noemenswaardige gebeurtenissen Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 139 voorbij. Er was niets nieuws onder de zon dat jaar! 7 Tekenen van de Wederkomst: Volgens; Gordon Lindsay, The Second coming of Christ, Christ for the nations, 1980. “1° Het teken van de prediking overal in de wereld (Mat.24:14). 2° “Het teken van de Joden” t.t.z. herstel in hun land (Luc.21:24). 3° “Het teken van het 11de uur”, De 1e Wereldoorlog eindigde op 11 nov. Om 11 uur, 11 maanden later kwam Allenby Jeruzalem binnen. 4° Het teken van de “atomische vernietiging” (Mat.24:21,22). We hebben macht om de mensheid te vernietigen. 5° Mens reikt naar de sterren (Jes.14:12-14). Er is een wedstrijd naar de maan. 6° Gaven van de Geest uitgestort (Joël 2:29 / Hand.2:17-21 / Dan.11:32 / Luc.21:28). 7° “Het teken van het communisme”, het beest (Opb.13:1-2), het scharlaken beest (Opb.17:3) de draak (Opb.12:9 / 13:2,7).” 7 Tekenen van de Wederkomst: Volgens; Scofield blz.1349 “1° Zenden van Elia (Mal.4:5 / Opb.11:3-6). 2° Kosmische storingen (Joël 2:1,2 / Mat.24:29 / Hand.2:19,20 / Opb.6:12-17). 3° Ongevoeligheid van de belijdende kerk (1 Thes.5:1-3). 4° Afval van de belijdende kerk (2 Thes.2:3). 5° Opname van de gemeente (1 Thes.4:17). 6° De manifestatie van de “man van zonde”, het Beest (2 Thes.2:1-8). 7° Apocalyptische oordelen (Opb.11-18).” 7 Tekenen van de Wederkomst: Volgens; Hall Lindsey, The World’s final Hour, Zondervan, 1970. “1° Het meest belangrijke” is dat Israël een natie is geworden (Ezech.36:16-24). 2° Joden moeten Jeruzalem in bezit nemen vóórdat de Messias wederkomt (Zach.12-14). 3° Joden zullen de tempel herbouwen… in het oude Jeruzalem (2 Thes.2 / Mat.24:15,16). 4° De vijand van het noorden zal Israël aanvallen (Ezech.38:2,3,15,16). 5° Een groep van Arabieren / Russen zal Israël aanvallen (Dan.11:40-45) met “wagen en cavallerie en vele schepen” (dat is volgens Lindsey een groot gemechaniseerd leger en schepen). 6° Er zal een verbond zijn van Arabieren en China die 200 miljoen soldaten zal mobiliseren (Opb. 16:12-14). 7° Het oude Rome wordt hersteld. Het is de Europese Economische Gemeenschap die in deze Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 140 rol fungeert als dictator en valse profeet, het is de voorbereiding tot de grote verdrukking.” In een later geschreven boek (‘There’s a New World Coming’) heeft Lindsey 21 kenmerken van, het begin van “De tweede komst.” Op http://www.bijbelarchief.nl/default.asp?id=1003 vonden we het artikel ‘Het drama van de Eindtijd.’ We hebben er dit bijvoorbeeld gelezen: “In het licht van de gebeurtenissen rondom ons die veelal in bijbelse profetieën voorzegd zijn, is het duidelijk dat wij leven in wat genoemd wordt ‘de eindtijd’ en dat we klaar moeten zijn om hierin naar het bijbels patroon te kunnen volharden. We zien voor onze ogen dat de wetteloosheid hand over hand toeneemt en constateren een totale verschuiving der waarden. De moraal zakt meer en meer en een bewustzijn van onrecht is in grote delen van onze maatschappij nauwelijks nog aanwezig. Er is geen reden voor angst of vrees, want God heeft de gehele wereld in Zijn hand. Wij moeten in dat licht ons standpunt bepalen en de waarheid onder ogen durven zien. Dat standpunt betekent dat we de moed hebben ons te bezinnen op wat God in Zijn Woord over die eindtijd voorzegt, zodat we ons daarop kunnen voorbereiden. Er moet een keuze gemaakt worden, waarvan we de consequenties nauwelijks kunnen overzien, maar waarover de Bijbel geen twijfel openlaat. Het is heel opmerkelijk dat men in grote delen van onze christelijke samenleving er weinig of niet aan toekomt zich hierin te verdiepen.” Bekijk eens de volgende tabel over het aantal voorspellingen in de Bijbel. Het is gebaseerd op Payne J. B., ‘Encyclopedia of Biblical Prophecy’, Baker Book House, 1989, blz.682. A = Bijbelboek B = Aantal voorspellingen C = Aantal profetische verzen D = Totaal verzen E = Percentage van verzen met voorspelling A B C D E Genesis 77 212 1533 13 Exodus 69 487 1213 40 Numeri 50 458 1288 36 Deuteronomium 58 344 959 36 2 Koningen 144 719 20 50 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 Psalmen 59 242 2526 10 Jesaja 111 754 1292 20 Jeremia 90 812 1364 60 Ezechiël 66 821 1273 65 Daniël 58 161 357 45 Hosea 28 111 197 56 Joël 25 50 73 68 Amos 26 85 146 58 Obadja 10 17 21 81 Micha 40 73 105 70 Zacharia 78 144 211 69 Zephania 20 47 53 89 Mattheüs 81 278 1067 26 Marcus 19 50 125 661 Lukas 75 250 1146 22 Handelingen 63 125 1003 13 Romeinen 29 91 433 21 Hebreeën 52 137 303 45 Openbaring 56 256 404 63 Wat wij op dat gebied zeggen 141 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 142 We leven echter sinds Pinksteren in “de laatste dagen” (zie hoofdstuk 5). En we moeten dus ook bereid zijn de Heer elk ogenblik te ontmoeten. Wat moet vervuld worden voordat Hij komt is vervuld. Hij kan dus Zijn Wederkomst in vervulling laten gaan op het moment dat Hij het goeddunkt. We moeten geen specifieke tekens meer verwachten die dat zouden uitstellen. Ook geen onzichtbare opname. Want deze zal zichtbaar zijn en hoorbaar zijn voor alle mensen. (Zie ons ‘De Wederkomst van Jezus, de Joden en het Duizendjarig Rijk’.) Om u er ook van te overtuigen dat het boek Openbaring niet een aparte stelling daarover leert ook vooraf enkele aanhalingen uit andere boeken uit het NT. De Wederkomst hoort bij de dingen die nabij zijn. Wat is er allemaal “nabij” = de vastgestelde tijd: Mat.21:34 “de tijd”: Hand.7:17 “het uur”: Mat.25:45 “het einde aller dingen”: 1 Pet.4:7 “de dag”: Rom.13:12 Rom.13:11b: “Nu is onze redding dichterbij dan toen we tot het geloof kwamen.” 1 Cor.10:11: “Wat hun overkwam is voor ons een voorbeeld; het werd te boek gesteld als een waarschuwing, omdat het einde der tijden op ons afkomt.” Phil.4:5: “De Heer is nabij.” 1 Thes.4:15,17: “Wij die in leven blijven tot de komst van de Heer (…) daarna zullen wij die nog in leven zijn (…) worden weggevoerd.” Heb.10:25: “laten wij elkaar moed inspreken, en dit temeer naarmate u de grote dag dichterbij ziet komen.” Jac.5:8: “U moet ook geduldig zijn, en moedig, want de komst van de Heer is dichtbij.” 1 Pet.4:7: “Het einde van alle dingen is nabij. Wees dus bezonnen en nuchter om te kunnen bidden.” 1 Joh.2:18: “Kinderen, het is het laatste uur. U hebt gehoord dat de antichrist moet komen.” Judas 18: “op het einde van de tijd zullen er spotters komen.” Opb.1:7: “Zie, Hij komt met de wolken.” Opb.3:11: “Ik kom spoedig.” Opb.3:20: “Ik sta voor de deur en ik klop.” Opb.16:15: “Pas op, Ik kom als een dief.” Opb.22:7: “Zie Ik kom spoedig.” Opb.22:20: “Hij die dit alles waarborgt, zegt: Ja, Ik kom spoedig.” In hetzelfde boek dat we citeerden van Hall Lindsey lezen we op blz.195, nadat 1 Petrus 4:711 is aangehaald: “Petrus kende de profetieën over de ‘opname’, maar zelfs die grote apostel had niet het inzicht in profetie, dat de serieuze gelovige in onze tijd kan verwerven door de Heilige Geest. In onze tijd zien we de gebieden van de dagelijkse gebeurtenissen blootleggen die verborgen waren Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 143 voor het begrip van de vroegere gelovigen. Tegenwoordig kunnen wij, er beslist zeker van zijn, dat het ‘einde der dingen nabij is’. Wat is ‘tot bezinning komen’ en ‘nuchter worden’? Wij ‘komen tot bezinning’ als we door de macht van de Heilige Geest de waarheden van Gods Woord toepassen op deze verbijsterde en verwarde wereld. Wat ben ik dankbaar, dat er zelfs zelfbeheersing in ons wordt bewerkt door de Heilige Geest als we maar op Hem vertrouwen.” Het is bedroevend die dingen te moeten lezen. Waar haalt deze schrijver het in zijn hoofd te veronderstellen dat de apostelen minder zouden weten over profetie en de vervulling ervan dan wij vandaag. Met de suggestie er nog aan toegevoegd dat wij nu meer van de Heilige Geest zouden kunnen hebben dan zij in die dagen! Een zelfde verhaal hebben Jehovah’s Getuigen thans sinds men in die kringen geen echte definitieve datum meer geeft voor de Wederkomst van de Heer. Hun redenering is thans deze: de apostelen hadden verkeerde en foutieve vooruitzichten toen ze de Heer bij de Hemelvaart vroegen of Hij in die tijd het Koninkrijk zou herstellen (Hand.1:5-8). Maar de WT vergeet bewust daarbij te zeggen dat de Heer zijn discipelen opdracht geeft om in Jeruzalem te blijven tot ze de Heilige Geest ontvangen. En dat gebeurde ook tien dagen later. En de discipelen hebben vanaf dat moment géén vragen meer gesteld over het wat en hoe van het Koninkrijk van God. Zij waren het Koninkrijk zelf geworden. De Wachttoren kan de apostelen van géén fouten in dat verband meer betichten en ook Hall Lindsey kan dat niet. Alleen de suggestie ervan wekt al een wantrouwen in de visie en geloofwaardigheid van de apostelen. We hebben geen enkel recht hen iets in de schoenen te schuiven dat op de suggestie steunt van Hall Lindsey. Zit de fout niet in de theologie van de schrijver! De vorige tabel gaf aan in hoeverre we verwijderd zijn van de Wederkomst. De onderstaande geeft aan hoe het boek Openbaring dat ziet. Er is geen enkele disharmonie. Hoe we het ook nagaan, de goede leer is dat de Heer nabij is en voor de deur staat, sinds Johannes zijn Apocalyps neerschreef. 1°) 1:1a: “Openbaring van Jezus Christus” We vestigen daarop onze hoop en toekomst zegt 1 Pet.1:13. 2°) 1:1b: “hetgeen weldra moet geschieden” Weldra = Grieks “met spoed.” Zie bijvoorbeeld verscheidene Grieks-Engelse Interlineaire vertalingen. 3°) 1:3b: “want de tijd is nabij” Vgl. Mat.24:3,7,8. 4°) 2:5b: “zo niet dan kom Ik tot u” Vgl. 1 Pet.1:7. 5°) 2:16a: “maar zo niet dan kom Ik spoedig tot u” 6°) 2:25b: “totdat Ik gekomen ben” 7°) 3:3b: “zal Ik komen als een dief” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 144 Vgl. Mat.24:43. 8°) 3:11a: “Ik kom spoedig” 9°) 3:16 “zal Ik u uit mijn mond spuwen” Jammer maar niet goed vertaald. Hier staat “mello” onvertaald. En dat wil zeggen “op het punt staan” uit te spuwen. 10°) 11:14: “het derde wee komt spoedig” 11°) 22:6b: “hetgeen weldra geschieden moet” 12°) 22:7a: “Ik kom spoedig” 13°) 22:10: “want de tijd is nabij” Herhaling van 1:3b. Deze tijd wijst ook naar Mat.24:3,32-34. 14°) 22:12: “Ik kom spoedig” 15°) 22:20: “Ik kom spoedig.” De apostelen hebben gevraagd naar het “wanneer” in Marc.13:4 / Luc.21:7. Bovendien, men zou volgens de leer van de bedelingen dan in elk geval de echte zichtbare komst van Jezus kunnen kennen, want die zal exact 7 jaar later komen (jaren van 360 dagen?) dan de opname van de gemeente. (Het zou de 70ste week zijn van Dan.9:27!) En ook dat kan niet, want zowel de parousia, als de epiphaneia én de apocalypsis komen als een dief in de nacht en is in zijn geheel of in details onvoorspelbaar. Zie enkele opmerkingen daarover hieronder. Parousia Mat.24:36 “weten dag en uur niet” (Halo, Jehovah’s Getuigen, lees het nog eens, dus ook niet ONzichtbaar in 1914! Halo, zij die de leer van de bedelingen aannemen, lees het nog eens, dus ook niet onzichtbaar bij de opname van de gemeente!) Mat.24:37 parousia Mat.24:39 parousia 2 Pet.3:10: “dag des Heren als een dief”, maar dat wijst naar zijn... parousia volgens 2 Pet.3:4,12 1 Thes.5:2,3: “als een dief in de nacht (...) als de weeën van een zwangere vrouw, een plotseling verderf” zoals ongelovigen het zien 1 Thes.5:4: “niet als een dief in de nacht” een raad voor de gelovige Epiphaneia 1 Tim.6:14,15: “is te zijner tijd” 2 Tim.4:8: “te dien dage” Titus 2:13: “verwachtende” Apocalypsis 1 Pet.1:6,7: “voor korte tijd” Opb.16:15: met Harmageddon Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 145 Wat men niet mag doen met deze teksten is ze zondermeer laten in vervulling gaan in/met de vernietiging van Jeruzalem in het jaar 70 na Chr. Het meest extreme in deze dingen kunnen we vinden op Internet. Op een site van Larry Simons krijgen we te lezen dat Christus letterlijk en zichtbaar is verschenen aan enkele mensen rond de tijd van 70 à 79. Dat zou duidelijk bewezen zijn in het boek van L. Schuldt, ‘Prophecy Paradox-The case for a First century End time.’ We hebben het boek niet gelezen, maar we vermelden dat maar. Dat is gewoon allemaal nonsens. Wanneer we naar de Wederkomst kijken zijn er enkele aspecten die opvallen, het is: 1°) Persoonlijk = deze Jezus (Hand.1:11 / Joh.14:1-3). 2°) Zichtbaar (Opb.1:7). 3°) Hoorbaar (1 Thes.4:16). 4°) In of op de wolken (Mat.24:30 / 16:27 / 1 Thes.4:16,17). 5°) In macht (Marc.13:26). 6°) Met Zijn engelen die ook “Zijn machtige engelen”, genoemd worden (Mat.25:31). Zij zijn de helpers met de Heer, bij “het voleinden van de aioon” (= eeuw) (Mat.13:41,42). We lezen in 2 Thes.2 een meer dan goede raad: “1 Wij vragen u echter broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat gij u niet (zo) spoedig het hoofd op hol laat brengen of opgewonden raakt, noch door een geest(esuiting), noch met beroep op een woord door een brief van ons, als zou de “dag des Heren” aangebroken zijn. 3 Laat niemand op enige manier u misleiden, want eerst moet de afval komen, en de goddeloze mens geopenbaard worden - het kind des verderfs, 4 die zich verzet en verheft tegen al wat God heet of vereerd wordt; hij zal zelfs in de tempel plaats nemen, en (trachten te) bewijzen dat hij God is.” Woordgebruik, “dag des Heren” en aanverwante teksten in het OT Jes.2:12: “Want er is een dag van de HERE der heerscharen tegen al wat hoogmoedig is en trots en tegen al wat zich verheft, opdat het vernederd worde.” Zie ook Spr.16:18,19 / 1 Pet.5:5. Jes.13:6: “Huilt gij lieden, want de dag des Heren is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige.” Over Babylon, vergelijk Jer.51:8. Jes.13:9,10: “Zie, de dag des HEREN komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. Want de sterren en de sterrenbeelden des hemels doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgang verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen.” Over Babylon. Voor vers 10 vergelijk Joël 2:31 / 3:15 / Mat.24:29,30. Ezechiël 7:10: “Zie, de dag! Zie, het komt; de doem voltrekt zich; de staf bloeit; de overmoed Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 146 spruit uit.” Joël 1:15: “Wee die dag, want nabij is, de dag des Heren; als een verwoesting komt hij van de Almachtige.” Joël 2:1: “Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm op mijn heilige berg! Dat alle inwoners des lands sidderen, want de dag des HEREN komt. Want hij is nabij.” Joël 2:11: “En de Here verheft zijn stem voor zijn strijdmacht heen, want zijn leger is zeer talrijk; want machtig is het leger dat zijn woord volbrengt; want groot is de dag des Heren en zeer geducht! Wie zal hem verdragen?.” Zie ook Num.24:23. Joël 2:31: “De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.” Vervulling in Hand.2:20. Amos 5:18: “Wee dien, die des HEREN dag begeren! Waartoe toch zal ulieden de dag des HEREN zijn? Hij zal duisternis wezen en geen licht..” Zie ook Jes.5:19 / Jer. 17:15. Amos 5:20: “Duisternis zal immers de dag des HEREN zijn en geen licht, ja donker en zonder glans.” Obadja 1:15: “Want nabij is de dag des HEREN over alle volken; zoals gij gedaan hebt, zal u gedaan worden, uw daad zal op uw eigen hoofd terugvallen.” Vergelijk 1 Pet.4:17. Zef.1:14: “Nabij is de grote dag des HEREN, nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag des HEREN; bitter schreeuwt dan de held.” Vergelijk Rom.13:12 / Heb.10:37 / Opb. 22:20. Zach.14:1: “Zie, er komt een dag voor de HERE, waarop de buit, op u behaald, binnen uw muren verdeeld zal worden.” Vergelijk 1 Thes.5:2 / 2 Pet.3:7,8,10,12. Mal.3:2: “Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van de smelter en als het loog van de blekers.” Vervulling in Mat.3:10-12. Mal.4:1: “Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken - zegt de HERE der heerscharen - welke hun wortel noch tak zal overlaten.” Vervulling in Mat.3:12 / 2 Pet.3:7. Mal.4:5: “Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.” Vervulling in Mat.11:13,14 / 17:9-13. Conclusies bij deze teksten over de dag des HEREN uit het OT 1°) De term kan betrekking hebben op het oordeel en straf over een heidens volk. Zie o.a. Jes.2:12, dat ook nog spreekwoordelijk is voor alle tijden. 2°) De term kan betrekking hebben in profetische zin op het bestaan van Israël als koninkrijk en het Joodse wettelijk systeem van de tempel en het priesterschap van Aäron. Het is een eerste keer opgehouden met de ballingschap naar Babylon, straf voor verbondsbreuk. Zie Ezech.7:10. Het is opgehouden als wettig te zijn met de dood van de Christus. Zie Joël 1:15 / 2:11 / 2:31 en vergelijk de vervulling in Hand.2:16,17 / Mal.3:2 / 4:1,5. 3°) De term beschrijft het voorafgaan aan het herstel van de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Zie Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 147 Jes.13:9,10 en vergelijk Jes.34:4,5. CONCLUSIE Op de Internet site: Stichting Europese Apologetiek staat een artikel geschreven door Tjerk W. Muller met de titel ‘Heeft Hall Lindsey gelijk?’ (© Tjerk W. Muller, Rijswijk, 15 december, 2001). We citeren er enkele paragrafen uit. “De methode die Lindsey gebruikt om de bijbel actueel te laten zijn brengt met zich mee dat de bijbel pas de laatste 20 jaar actueel is. Wij leven nú in de eindtijd, zegt men, en de bijbel spreekt over de eindtijd. Elk moment nu kan Jezus Christus in zijn lijfelijke gedaante komen om de gelovigen op te nemen. Elk moment nu kan de Kerk ontaarden in totale afval, de Antichrist komen, de zeven jaren van rampspoed op ons losbarsten enzovoorts. Dat zou echter betekenen dat alles wat er in de Schrift aan profetie geschreven staat geen betekenis heeft voor degenen die de profeet hoorden proclameren. En ik wil er op wijzen dat 99% van alle profetie die in de Bijbel te vinden is, allereerst de weg naar het grote publiek vond door de mond van de profeet. Hij riep op de straten het oordeel of de bemoediging uit. Pas veel later is het op Schrift gesteld. Profetie was dus een boodschap aan de tijdgenoten van de profeet, aan wie er maar wilde luisteren. De manier waarop Lindsey de Schriften leest,- en miljoenen christenen met hem,- gaat totaal voorbij aan de betekenis die de boodschap van de profeten heeft gehad voor de mensen tot wie zij nota bene spraken! De Bijbel blijkt dan nauwelijks een actuele hoop te hebben bevat voor de meeste mensen die het gelezen hebben. Slechts de ‘happy few’ die aan het eind van de 20e eeuw en het begin van de 21e leven houdt de bijbelse profetie kennelijk een actuele boodschap in.” Tegen H. Lindsey, en allen die hem volgen en geloven, is maar één ding te zeggen: we leven sinds Pinksteren in de laatste dagen. Dàt toegeven is een zaak van oprecht Bijbellezen. Het is een voorbehoedsmiddel tegen allerlei vormen van wilde interpretatie van de Bijbelse profetie. Punt twee. Men zegt in die kringen dat gezien Israël op 14 mei 1948 een staat geworden is dit een teken moet zijn dat we in de tijd van het einde leven. De profetie van Mat.24:32,33 ondersteunt dat: de vijgenboom, symbool van Israël zal bloeien, is dan het argument. Maar men vergeet er bij te zeggen dat in de parallelprofetie van Luc.21:29 nog gezegd wordt dat wanneer alle bomen bloeien de tijd nabij is. Wil dat zeggen herstel van Egypte, Assyrie, Babylon, Moab, Ammon enz... enz...? Neen toch! Het gaat hier slechts om door middel van een illustratie te zeggen dat men aan de uiterlijke tekenen van de natuur iets kan bepalen en/of voorspellen. De vijgenboom van Mat.24:32,33 spreekt NIET van Israël, maar is een gewone gelijkenis uit de natuur. Inlegkunde is een zeer slechte raadsman. Trouwens, we hebben in dat verband ook de profetie dat Jeruzalem zal vertreden worden totdat de tijden der Heidenen ophouden. En dat is bij de Wederkomst volgens het verslag van Lucas 21 en niet een onzichtbaar “komen” voor de Gemeente OM ZE TEN HEMEL TE NEMEN. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 148 Hall Lindsey schrijft in zijn boek ‘De planeet die aarde heette’, Uitg. Luytingh, Laren, het volgende op blz.170: “Het is van belang erop te wijzen dat veel uitspraken met betrekking tot Christus’ terugkeer, vermelden dat Hij “met de wolken des hemels” zal komen. Wij geloven dat dit “wolken” betrekking heeft op de myriaden gelovigen die samen met Jezus “in het wit gekleed”, naar de aarde zullen terugkeren. In Hebreeën 12:1 worden de gelovigen “een grote wolk van getuigen” genoemd. In dat geval zouden de wolken bestaan uit alle gelovigen die er sinds de oprichting van de kerk zijn geweest, u en ik, naar de aarde terugkerend met een onsterfelijk, verheerlijkt lichaam, na eerst ten hemel te zijn opgenomen om met Christus te worden verenigd. Dit geschiedde op “de laatste reis’ voorafgaande aan de zeven jaar van Rampspoed op aarde. Ook de tot leven gewekte heiligen uit het Oude Testament zullen erbij tegenwoordig zijn (Openbaring 19:14)” (wij onderstrepen). U weet het wellicht dat dispensationalisten alles letterlijk trachten uit te leggen maar deze geloofd toch wat we er over zeggen. We wijzen erop omdat het een zwak punt aangeeft in die leer, alles is niet letterlijk uit te leggen. Ook dit past in dit gedeelte. Men zegt in de kringen van de dispensationalisten dat er een TOEKOMEND HERSTEL IS VAN ALLE 12 STAMMEN. Dat is geen Bijbels inzicht, want daar leren we dat in de dagen van de apostelen er al een herstel had plaatsgevonden. Ezechiël 37 dat daar zou op wijzen is al vervuld na de terugkeer van de Joden uit de Babylonische gevangenschap. 1. Johannes de Doper preekt tot Joden: Johannes de Doper preekt tot Israël:”Toen “Johannes was dopende in de woestijn, en Johannes eerst geheel het volk Israël voor Zijn predikende de doop der bekering tot aankomst, gepredikt had de doop der vergeving der zonden. En al het Joodse land bekering” Hand.13:24. ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en werden allen door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hun zonden” Marc.1:4,5. 2. Van Nicodemus is gezegd: “En er was een Maar Nicodemus was ook: “Jezus antwoordde mens uit de Farizeeën, wiens naam was en zeide tot hem: Zijt gij een leraar van Israël, Nicodémus, een overste der Joden” Joh.3:1. en weet gij deze dingen niet?” Joh.3:10. 3. Paulus de apostel was een Jood: “Maar Paulus de apostel was ook een Israëliet: “Ik zeg Paulus zeide: Ik ben een Joods man van dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij Tarsen, een burger van geen onvermaarde verre; want ik ben ook een Israëliet, uit het stad in Cilicië, en ik bid u, laat mij toe tot zaad van Abraham, van de stam Benjamin” het volk te spreken” Hand.21:39. Rom.11:1. 4. Paulus zegt over de Joden dat het zijn Paulus zegt ook van het volk Israël te zijn: “En neigen volk is: “Want gij hebt mijn wandel het geschiedde na drie dagen dat Paulus gehoord, die eertijds in het Jodendom was, samenriep degenen, die de voornaamsten van Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 149 dat ik uitnemend zeer de gemeente Gods de Joden waren. En toen zij samengekomen vervolgde, en haar verwoestte; en dat ik in waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ik, het Jodendom toenam boven velen van die niets gedaan heb tegen het volk of de mijn ouderdom in mijn geslacht, zijnde vaderlijke gewoonten, ben gebonden uit overvloedig ijverig voor mijn vaderlijke Jeruzalem overgeleverd in de handen der inzettingen” Gal.1:13,14. Romeinen; Die, mij onderzocht hebbende, wilden mij loslaten, omdat geen schuld des doods in mij was. Maar toen de Joden zulks tegenspraken, werd ik genoodzaakt mij op de keizer te beroepen; doch niet, alsof ik mijn volk van iets had te beschuldigen. Om deze oorzaak dan heb ik u bij mij geroepen, om u te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israëls ben ik met deze keten omvangen” Hand.28:17-20. 5. Paulus was een vleselijke Jood “in zijn Paulus zegt ook van zichzelf een Israëliet te natuur: “En dat ik in het Jodendom toenam zijn: “Zijn zij Hebreeën? Ik ook. Zijn zij boven velen van mijn ouderdom in mijn Israëlieten? Ik ook. Zijn zij het zaad van geslacht, zijn de overvloedig ijverig voor Abraham? Ik ook” 2 Cor.11:22. mijn vaderlijke inzettingen. Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner Paulus was slechts een Jood in de religieuze zin moeders lijf aan afgezonderd heeft, en van het woord zegt men in Brits-Israël kringen. geroepen door Zijn genade” Gal.2:15. Hij was een Benjaminiet volgens Phil.3:15. Die stam was een onderdeel van de stam van Judah geworden, DUS NIET VAN ISRAËL. Maar Paulus zegt van zichzelf zowel JOOD (JUDEËR) ALS ISRAËLIET te zijn. In Hand. 21:39, noemt hij zich JOOD en in vers 38 noemt hij EGYPTENAREN IN DEZELFDE CONTEXT. Dat wil zeggen dat hij van het volk van de Joden is zoals een Egyptenaar van zijn volk. Hij is vleselijke Jood zoals een Egyptenaar dat is, een vleselijk Egyptenaar. Dat wijst op VLESELIJKE AFSTAMMING. 6. Paulus zegt dat Petrus een Jood is zoals Petrus noemt zichzelf ook een jood in contrast andere Joden: “En toen Petrus te Antiochíë tot andere volkeren: “En hij zeide tot hen: Gij gekomen was, weerstond ik hem in het weet, hoe het een Joodse man ongeoorloofd aangezicht, omdat hij te bestraffen was. is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; Want eer sommigen van Jakobus gekomen doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 150 waren, at hij mee met de heidenen; maar zou onheilig of onrein noemen” Hand.10:28. toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelf af, vrezende voor hen, die uit de besnijdenis waren. En ook de andere Joden veinsden met hem; alzo dat ook Bárnabas mede afgetrokken werd door hun veinzen. Maar toen ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven? Wij zijn van nature Joden, en niet zondaars uit de heidenen” Gal.2:11-15. 7. Joden van uit elke natie waren te Petrus noemt deze Joden ook “mannen van Jeruzalem aanwezig op een Pinksterfeest: Israël”: “Gij Israëlietische mannen, hoort deze “En er waren Joden, te Jeruzalem woorden: Jezus de Nazaréner, een Man van wonende, godvruchtige mannen van allen God, onder u betoond door krachten, en volke van hen, die onder de hemel zijn” wonderen, en tekenen, die God door Hem Hand.2:5. gedaan heeft, in het midden van u, gelijk ook gijzelf weet” Hand.2:22. 8. Het Oude verbond was gesloten met de Het Oude verbond was gesloten met de Joden: “Wat is dan het voordeel van de Israëlieten: “Welke Israëlieten zijn, van wie is Jood? Of wat is de nuttigheid van de de aanneming besnijdenis? Vele in alle manier; want dit is heerlijkheid, en tot kinderen, en de de verbonden, en de wel het eerste, dat hun de Woorden Gods wetgeving, en de dienst van God, en de zijn toebetrouwd” Rom.3:1,2. beloftenissen” Rom. 9:4. 9. Paulus zegt dat de Joden dezen van de Paulus zegt dat het Israël Gods dezen van de besnijdenis zijn: “Is God een God der Joden besnijdenis zijn: “Want ook zijzelf, die alleen? En is Hij het niet ook der heidenen? besneden worden, houden de wet niet; maar Ja, ook der heidenen; aangezien Hij een zij willen, dat gij besneden wordt, opdat zij in enig God is, Die de besnijdenis uw vlees roemen zouden. Maar het zij verre rechtvaardigen zal uit het geloof, en de van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het voorhuid door het geloof” Rom.3:29,30. kruis van onze Heere Jezus Christus; door Wie de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld. Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 151 schepsel. En zovelen als er naar deze regel zullen wandelen, over hen zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods “ Gal.6:13-16. 10. Het evangelie werd eerst tot de Joden Het evangelie werd eerst tot de Israëlieten gepredikt: “Want ik schaam mij het gepredikt: “Dit is het woord, dat Hij gezonden Evangelie van Christus niet; want het is een heeft tot de kinderen Israëls, verkondigende kracht Gods tot zaligheid een ieder, die vrede door Jezus Christus; Deze is een Heere gelooft, eerst de Jood, en ook de Griek” van allen” Hand.10:36. Rom.1:16. 11. Het evangelie werd eerst tot de Joden Het evangelie werd eerst tot de nieuwe gepredikt: “En wij zijn getuigen van al geestelijke Joden gepredikt: “Toen Petrus nog hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op Joodse land en te Jeruzalem; Die zij gedood allen, die het Woord hoorden. En de hebben, Hem hangende aan een hout” gelovigen, die uit de besnijdenis waren, Hand.11:39 zoveel als er met Petrus waren gekomen, ontzetten zich, dat de gave van de Heilige Geest ook op de heidenen uitgestort werd. Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen, en God groot maken” Hand.10:44-46. 12. In Hand.13 is sprake van de Joden. Vers In Hand.13 is sprake van de Joden, maar die 5 spreekt van synogogen der Joden waar worden zondermeer ook Israëlieten genoemd. Paulus preekte: “En gekomen zijnde te In vers 16,17 spreekt Paulus van: “En Paulus Sálamis, verkondigden zij het Woord Gods stond op, en wenkte met de hand, en zeide: in de synagogen der Joden; en zij hadden Gij Israëlietische mannen, en gij, die God ook Johannes tot een dienaar” in vers 33 vreest, hoort toe. De God van dit volk Israël zijn de Joden de kinderen van de heeft onze vaderen uitverkoren, en het volk aartsvaders “En wij verkondigen u de verhoogd, toen zij vreemdelingen waren in belofte, die tot de vaderen geschied is, dat het land van Egypte, en heeft hen met een namelijk God deze vervuld heeft aan ons, hoge arm daaruit geleid.” hun kinderen, toen Hij Jezus verwekt In vers 24 staat: “Toen Johannes eerst geheel heeft” en vers 42 zegt: “En toen de Joden het volk Israël voor Zijn aankomst, gepredikt uitgegaan waren uit de synagoge.” had de doop der bekering.” In vers 26 hebben ze de naam van geslacht van Abraham: In één en dezelfde preek worden de “Mannen broeders, kinderen van het geslacht begrippen “Joden” en “Israëlieten” door van Abraham, en die onder u God vrezen, tot elkaar gebruikt om één en hetzelfde volk te u is het woord van deze zaligheid gezonden.” beschrijven in die synagoge. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 152 13. Matteus noemt Jezus de koning van de Marcus noemt Jezus de koning van Israël: “En Joden: “En een kroon van doornen begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gevlochten hebbende, zetten die op Zijn gegroet, Gij Koning der Joden! (…) De hoofd, en een rietstok in Zijn rechter hand; Christus, de Koning Israëls, kome nu af van en vallende op hun knieën voor Hem, het kruis, opdat wij het zien en geloven bespotten zij Hem, zeggende: Wees mogen. Ook die met Hem gekruisigd waren, gegroet, Gij Koning der Joden! (…) En zij smaadden Hem” Marc.15:17,32. stelden boven Zijn hoofd Zijn beschuldiging geschreven: DEZE IS JEZUS, DE KONING DER Jezus is koning van de Joden, maar dat is hetzelfde als zeggen Hij is koning van Israël = JODEN” Mat.27:29,37. van alle 12 stammen. 14. Paulus zegt van Jezus dat Hij van de stam Johannes zegt dat Jezus de leeuw van de stam Juda is: “Want het is openbaar, dat onze van Judah is: “En een van de ouderlingen Heere uit Juda gesproten is; over welke zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die stam Mozes niets gesproken heeft van het uit de stam van Juda is, de Wortel Davids, priesterschap” Heb.7:14. heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegels open te breken” Opb.5:5. In de leer van het Anglo-Israëlisme zegt men dat noch Jezus noch de apostelen Joden waren. Waarom gebruikt de Schrift dan de termen Jood en Israëliet door elkaar zonder dat er enige aanwijsbaar verschil zou zijn in beiden? Let er op dat we hier alles uit het NT citeren en dat we niets aanhalen uit een profetisch woord uit het OT. In de dagen van de apostelen zijn Joden = Israëlieten. 15. In het verhaal van de ontmoeting van Jezus aanvaard dat de vrouw aan de bron Hem Jezus met de Samaritaanse geeft Jezus aan een Jood noemt en gaat verder vanuit haar dat Hij een Jood is: “Zo zeide dan de opmerking om wat Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert voorvaders hebben te in bewijzen. Haar concurrentie met Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, Jeruzalem een heiligdom opgericht op een die een Samaritaanse vrouw ben? Want de nabije berg. De verlosser, haar verlosser komt Joden houden geen gemeenschap met de echter uit DE JODEN. Zij heeft als echte Samaritanen (…) Onze vaders hebben op Israëlitische alle rechten daartoe. deze berg aangebeden; en gij zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gij, noch Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 153 op deze berg, noch te Jeruzalem, de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden” Joh.4:9-22. De conclusie is, dat vóórdat Jezus en zijn Paulus was van de stam van Benjamin, die in apostelen predikten de tekst Ezechiël 37 Juda was versmolten. Dat doet er niets toe, dat vervuld was. Beide groepen; Judah, zoals 1 Kon.12:20-23 het beschrijft Juda en bestaande uit twee stammen (Levi incluis) Benjamin als stammen dan één zijn. Want in en Israël bestaande uit de tien andere de dagen van de apostelen wisten sommigen stammen al verenigd waren. De enige tijd nog tot welke stam ze oorspronkelijk die daarvoor in aanmerking komt is de behoorden. Maar nog belangrijker is dit, dat er terugkeer uit Babylon, na 538 voor Chr. van alle stammen nog moeten geweest zijn, want zonder onderscheid worden Joden = Alle teksten zijn uit de SV77 genomen Israëlieten genoemd als bestaande en levende Gebaseerd op een artikel uit www.bible.ca stammen. Brits-Israël theorieën of dergelijke in maar vrij bewerkt. dispensationalistische kringen hebben dus geen Bijbelse grondslag of bewijskracht. Dit is nog een andere aanpak van het probleem. Het huis van Israël bestond in de dagen toen de discipelen in Juda predikten. In Mat.10:6,23 HSV is dat duidelijk: “maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. (...) Wanneer ze u in de ene stad vervolgen, vlucht dan naar de andere, want voorwaar, Ik zeg u: U zult uw rondgang door de steden van Israël niet geëindigd hebben, voordat de Zoon des mensen gekomen is.” De apostelen krijgen het verbod om te spreken met de heidenen maar hebben de opdracht zich te richten tot Israël, het Israël dat op dat ogenblik in Juda woont. “5 Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan,” (Mat.10:5 HSV). Het begrip Israël klinkt doorheen het verhaal van de evangelisten. Dit zijn enkele teksten. 1°) Jezus is de verlosser van Israël = Luc.2:32,34 HSV: “32 een licht om de heidenen te verlichten en om Uw volk Israël te verheerlijken. (…) 34 En Simeon zegende hen en zei tegen Maria, Zijn moeder: Zie, dit Kind is bestemd tot val en opstanding van velen in Israël en tot een teken dat tegengesproken zal worden 2°) Johannes de Doper wordt geopenbaard in Israël = Luc.1:80 HSV: “80 Het kind groeide op en werd gesterkt in de geest, en het verbleef in de woestijnen tot de dag van zijn verschijning aan Israël.” Ook, Joh.1:31 HSV: “31 En ik kende Hem niet, maar opdat Hij aan Israël geopenbaard zou worden, daarom ben ik gekomen om te dopen met het water.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 154 3°) Jezus preekt onder het volk Israël = Mat.8:10 HSV: “10 Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich, en zei tegen hen die Hem volgden: Voorwaar, Ik zeg u: Ik heb zelfs in Israël zo'n groot geloof niet gevonden.” Ook, Mat.9:33 HSV: “En toen de demon uitgedreven was, sprak hij die niet had kunnen spreken. En de menigte verwonderde zich en zei: Er is nog nooit zoiets in Israël gezien!” Ook, Luc.7:9 HSV: “9 Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich over hem, en Hij keerde Zich om en zei tegen de menigte die Hem volgde: Ik zeg u: Ik heb zelfs in Israël zo'n groot geloof niet gevonden.” 4°) De discipelen dachten dat Jezus Israël zou verlossen = Luc.24:21 HSV: “21 En wij hoopten dat Hij het was Die Israël zou verlossen. Maar al met al is het vandaag de derde dag sinds deze dingen gebeurd zijn.” Er is maar één besluit mogelijk en dat strookt bijlange niet met de leer van de bedelingen: JEZUS WAS TOEN IN ZIJN DAGEN BEZIG DE HERSTELLING TE DOEN! ISRAEL WAS IN DIE DAGEN, NIET NOG EENS AAN EEN LATERE HERSTELLING TOE. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 155 Hoofdstuk 7 Zijn er drie soorten roepingen? Aards, hemels en bovenhemels? Wat zij op dat gebied zeggen We verwijzen naar enkele citaten die we daarna ontleden. In een artikel op Internet, uit www.BijbelsArchief.nl (5 mei 2003) met als titel: ‘De gemeente van Christus’ lezen we het volgende. “De roepingen: 1e. Het volk Israël heeft, zoals we in het voorgaande, in de genoemde teksten zagen, een aardse roeping met aardse zegeningen, en met een aardse toekomst verwachting. Daarom is het hoogst verwonderlijk dat kerken zich in de plaats van Israël willen manoeuvreren en zich een ‘mengvorm’ aanmeten tussen wet en genade, aardse – en hemelse beloften. De oorzaak van deze ‘mengvorm’ moet gezocht worden in ‘inlegkunde’, bewust foutieve vertalingen, politiek gewin en een zucht naar macht. 2e. De Gemeente daarentegen is een hemels volk, met een hemelse roeping, met hemelse zegeningen gezegend en met een hemelse toekomstverwachting. Het volk van Israël leefde onder een verbond van werken, terwijl de Gemeente leeft onder onvoorwaardelijke genade. Wij kunnen gerust zeggen, dat de Judaïstische leer, die door de kerken werd geclaimd, meer gedaan heeft om de ontwikkeling van de Gemeente te verhinderen, haar roeping te verdraaien, haar geestelijk leven schade te berokkenen, dan alle andere oorzaken tesamen. In plaats te blijven wandelen op de haar voorgestelde weg van afscheiding, vervolging, smaadheid, haat en verzetloosheid, gebruikten de christenen de Joodse Geschriften om het betreurenswaardige feit te rechtvaardigen, dat zij zich bezig houdt met de beschaving van de wereld, verwerving van aardse rijkdom, het gebruik van een indrukwekkend ritueel, de bouw van imposante kerkgebouwen en kathedralen, de aanroeping van Gods zegen over de strijd tussen militaire machten, de verdeling van gelijke broederschap in z.g.n. ‘geestelijken’ en ‘leken’.” Op 30 september 2002 sprak de door Christenen voor Israël uitgenodigde Rabbijn Y.Z. Eckstein een openbare lezing uit over o.a. Romeinen hoofdstukken 9-11. Na gezegd te hebben dat Jezus: “naar ziel en lichaam orthodoxe Jood” was citeren we uit ‘Christenen voor Israël’ blz.8., november 2002 (de woorden van de reporter - G.A. van der Spek/Begeman - en niet de Rabbijn): “Bekeren? “De rabbijn legde – impliciet – uit hoe de kerk (gelovigen uit de heidenen) zich kan bekeren. Het Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 156 kwam er – in mijn woorden gezegd – op neer dat wij moeten stoppen met Jodenzending. Hij sprak Engels en zei dat we moesten ophouden to manipulate God. Door een stap terug te doen en God te danken voor het wonder van Zijn ontferming over ons en Hem daarom te eren. Hoe? Door om te zien naar Zijn volk. Paulus bracht collectegeld naar Jeruzalem. En door in plaats van de zendingshouding de houding van Ruth aan te nemen (uw volk is mijn volk en uw God is mijn God), met haar daadwerkelijke geloof, dat in gerechtigheid zich ontfermde over Naomi. Het is namelijk zo dat God Zelf bepaalt wanneer Hij de Messias aan Israël zal openbaren. Want ons geloof komt niet van mensen, maar van God! Ook Petrus kreeg dat te horen toen hij zijn geloof beleed aangaande Jezus (opmerking van ds. W.J.J. Glashouwer). Het moment is in zekere zin bekend: het wachten is op het binnengaan van “volheid der heidenen”, zegt Paulus. Slaat dit op hun getal, of is er meer over te zeggen? Zou het eveneens kunnen slaan op hun geestelijke volheid die de Joden jaloers zal maken?” S. Van Mierlo schrijft in ‘Het Onderwijs van de Apostel Paulus’ uitgave van ‘Uit de Schriften’ z.j. (rond 1954): “Allen die de brieven van Paulus met aandacht onderzocht hebben konden niet anders dan bemerken dat er treffende verschillen in voorkomen (blz.10)... In het NT vinden we 19 maal het hoedanigheidswoord “overhemels”, samengesteld uit het voorzetsel “epi” (over) en “ouranios” (hemels). In de meeste gevallen duidt dit woord aan dat iets van overhemelse oorsprong is, doch in 5 plaatsen is het duidelijk dat het gaat over personen die in die sfeer geplaatst worden. In deze gevallen vinden we de uitdrukking “en tois epouraniois”, d.w.z. “in de overhemelse” (Eph.1:3,20 / 2:6 / 3:10 / 6:12) (blz.108)... Ziehier al de teksten: Joh.3:12 / 1 Kor.15:40 (tweemaal),48,49 / Eph.1:3,20 / 2:6 / 3:10 / 6:12 / Phil.2:10 / 2 Tim.4:18 / Heb.3:1 / 6:4 / 8:5 / 9:23 / 11:16 / 12:22” (blz.59). En verder blz.64 uit hetzelfde boek ter illustratie van de drie sferen van Gods “redding” een tabel. We geven ons commentaar aansluitend. Let er dus op: de woorden in de tabel zijn niet onze woorden of gedachten. (We hebben de schrijfwijze van de Bijbelafkortingen niet aangepast aan deze die wij gebruiken.) AARDSE SFEER Nieuwe geboorte Joh. 1 :13; 3 : 3, 7, 8; 1 Petr. 1:3, 23; 2:2. Kind Gods, slaaf Rom. 8 : 15; Gal. 3 : 24; 4 : 1, 9; 1 Joh. 3 : 9, 10 Vernieuwing v.h. verstand HEMELSE SFEER OVERHEMELSE SFEER Nieuwe schepping Nieuwe mens 2 Kor. 5 : 17; Gal. 6 : 15 Ef. 4 : 24; Kol. 3 :10 Zoon Gods, vrij Volkomen man Rom. 8 : 14; Gal. 3 : 25; 4 : 5 Ef. 4 : 13 Oude mens gekruisigd Oude mens uitgedaan Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 157 Rom. 12 : 2 Rom. 6 : 6 Ef. 4 : 22; Kol. 3 : 9 Onder de zonde Der zonde dood Der zonden dood Rom. 7 : 14 Rom. 6 : 2; 8 : 2 Ef. 2:1, 5; Kol. 2 : 13 Gezegend met Abraham Belofte in Christus Gal. 3 : 9, 14 Ef. 3 : 6 Stof der aarde Sterren des hemels In de overhemelse Gen. 13 : 16 Gen. 15 : 4-6 Ef. 1 : 3; 2 : 6 Vergeving der zonden Rechtvaardiging Mat. 6 : 12- 15; 18 : 27-35 Hand. 13 :39; Gal. 2 : 16 Zonde bedekt Verzoening Volkomen verzoening 1 Joh. 2 : 2; 4 : 10 Rom. 5 : 10; 2 Kor. 5 : 18-20 Ef. 2 : 16; Kol. 1 : 21 Opstanding ten laatste dage Opname Uitopstanding uit de doden Joh. 6 : 39-54 1 Thes. 4; 1 Kor. 15 Fil. 3 : 11; Kol. 3 : 4 Aards Jeruzalem Jeruzalem in de hemelen In de rechterhand Gods Gal. 4 : 25 Gal. 4 : 26; Heb. 12 : 22 Ef. 1 : 20; 2 : 6 Beërven de aarde Beërven de wereld Erfenis der heiligen Mat. 5 : 5 Rom. 4 : 13; Gal. 3 : 29; 4 : 7 Kol. 1 : 12 Gezegend in Abraham Aionisch leven op aarde Joh. 3 : 15-18; 1 Joh. 5:11 Volkomen genade en verlossing Ef. 4 : 32; 1 : 7 Aionisch leven in de hemelen Rom. 6 : 23; Gal. 6 : 8-10; Tit. 1 :2 Christus ons leven Fil. 1 : 21; Kol. 3 : 3, 4 Tabel van het woordgebruik in verband met Israël in de brieven van Paulus: in de tijd voor zijn gevangenneming en daarna Vóór zijn gevangenneming In 6 brieven Na zijn gevangenneming In 6 brieven Rom / 1 en 2 Cor. / Eph. / Phil. / Col. / Titus / Gal. / 1 en 2 Thes. 1 en 2 Tim. ______________________________________________________________ Jood 25x Jood 1x ______________________________________________________________ Israël 14x Israël 2x ______________________________________________________________ Israëlieten 3x Israëlieten --- ______________________________________________________________ Abraham 19x Abraham --- ______________________________________________________________ Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 Wet 108x Wet 158 6x ______________________________________________________________ Besnijdenis 23x Besnijdenis 6x ______________________________________________________________ Besnijden 8x Besnijden 1x ______________________________________________________________ Talen 22x Talen --- (charisma) ______________________________________________________________ Mozes 9x Mozes --- ______________________________________________________________ Totaal 231x Totaal 16x De details van de rechterkolom zijn als volgt: Jood (1x): Col.3:11 Israël (2x): Eph.2:12 / Phil.3:5 Besnijden / Besnijdenis (7x): Eph.2:11 / Phil.3:3,5 / Col.2:11 (2x) / Col.3:11 / 4:11 / Tit.1:10 Wet (6x): Eph.2:15 / Phil.3:5,6,9 / 1 Tim.1:8,9 (We nemen deze lijst over uit R. Chasles, ‘Israel et les nations’, Librairie Lamarie, 1945, blz.162. En we zien er de duidelijke invloeden van E. Bullinger. Maar we hebben een zelfde lijst of met enkele varianten ook bij anderen teruggevonden.) In ‘Amen’ nr.29, feb. 2000, blz.22 lezen we van de hand van N. van Zuijlekom: “De heidense gelovigen dienden zich goed te realiseren welke plaats zij innamen. Niet zij droegen de wortel, maar de wortel van de olijfboom droeg hen. Zij hadden deel gekregen aan de saprijke wortel. Deze gelovigen genoten de zegeningen van het nieuwe verbond, dat God met Israël gesloten had. Zij profiteerden daarvan op grond van de beloften aan Abraham en het verbond dat God met hem sloot (Gen.15). Op deze wijze mochten heidense gelovigen “erfgenamen worden van die belofte” (Gal.3:29), “gezegend tesamen met de gelovige Abraham” (Gal.3:9). Deze wondervolle waarheid en zegen in de Handelingentijd steunt geheel op de basis van Gods verbonden en beloften met Abraham en Israël” (wij onderstrepen). Wat wij op dat gebied zeggen Wat is er verkeerd aan deze visie hierboven? We gaan op één en ander wat dieper in. Beginnen we met een overzicht van de overeenkomsten tussen de leer van Paulus in de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 159 periode van Handelingen en de periode van gevangenschap; namelijk de brieven Eph. / Phil. / Col. / Titus / 1 en 2 Tim. Zoals hierboven uitgelegd zou Paulus in zijn gevangenschap, volgens de hyperdispensationalisten, dan begonnen zijn met het prediken van een NIEUW EVANGELIE. HET FUNDAMENT 1 CORINTHIËRS 3:10 EPHEZE 2:19 GERED door genade Titus 3:5 / Rom.3:24 / 4:5 / Epheze 2:5,8 6:14,15 (niet onder de wet, maar onder de Genade Onderscheid tussen Jood en Gal.3:27,28 / 6:15 Epheze 2:14 / Col. 3:11 Heiden Koninkrijk van God 1 Thes.2:12 / 2 Thes.1:5 / 1 Epheze 5:5 / Col.4:11 Cor.15:50, 53 Verzegeld door de Heilige 2 Cor.1:21,22 Geest (de H. Geest Epheze 1:13 als onderpand en verzekering) De Doop door de Geest 1 Cor.12:13 / Rom.6:3,4 / Col.2:12 Gal.3:27 Het Evangelie hetzelfde, genade is Hand.20:24 / Rom.1:16 Phil.1:27 werd reeds gepredikt door Paulus in de Handelingenperiode: De Wederkomst 1 Cor.1:7, (“verwachtende de Phillipenzen 1:6 (“de dag van openbaring van onze Heere Jezus Christus”), vers 10 (“de Jezus Christus”) vers 8 (“in de dag van Christus”) dag van onze Heere Jezus (teksten uit SV77) Christus”) / 2 Thes.2:1 (“door de toekomst van onze Heere Jezus Christus”), vers 2 (“de dag van Christus”) Spreken over drie verscheidene Koninkrijken Gods, zoals S. Van Mierlo hierboven doet (want daar komt het eigenlijk op neer), is omgaan met een terrein van uitleg, dat slechts is ontstaan begin van de jaren 1830. U zoekt dus tevergeefs naar iets dat er kan op lijken vóór die tijd. Niet bij de Kerkvaders en ook niet bij de Reformatoren. Er zijn allerhande varianten op dit verhaal: ook Mormonen hebben meer dan één koninkrijk in hun theologie, in werkelijkheid vier in totaal. En Jehovah’s Getuigen hebben er twee: een aards voor de andere schapen en het hemels voor de 144.000 plus de Christus. Dat is trouwens slechts een variante op de visie in de leer van de bedelingen waar de gemeente de hemel beërft en Israël de aarde. De grond en basisstelling is deze: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 160 God had aan Israël de belofte gemaakt dat ze bij middel van de Messias zouden regeren over de wereld. Dat is niet verlopen volgens Gods oorspronkelijk plan; Israël verwierp de Messias bij zijn eerste komst. God wijzigde zijn plan: de Gemeente van Joden en Heidenen werd opgericht, dat is een geestelijke Israël. Tegen het einde van de prediking van Paulus kreeg hij van God opdracht nog een nieuw (?) evangelie te prediken dat geldend zou zijn voor de tijden voorafgaande aan de tweede komst van de Messias. Tot zover de leer van de bedelingen. Een stelling als deze van J. Van Barneveld in ‘Christenen voor Israël’, november 2002, blz.4 het volgende is als een vreemde eend in de bijt: “De 144.000. We komen nu in Openbaring 7. Daar worden 144.000 Israëlieten verzegeld. Uit elke stam (behalve Dan) 12.000. Twee zaken moeten dan in orde zijn: er moeten 144.000 Messiaanse Joden zijn en de stammen moeten geïdentificeerd zijn. Vóór de jaren zeventig waren er nog maar weinig Messiaanse Joden. De plotselinge opkomst en grote groei van de Messiaanse beweging zijn een voorbode van deze profetie. Er zijn nog maar een paar stammen bekend. Juda, Levi en ook Manasse (de Etiopische Joden zijn Dan). De snel opkomende DNA-technologie zal vermoedelijk identificatie van andere stammen mogelijk maken. Er staan nog wonderlijke dingen te gebeuren!” Dit is niet Bijbels te verantwoorden. Het heeft geen zin om wetenschappelijk achterna te gaan of iemand Jood is van nature want het geestelijke Jood-zijn is veruit het belangrijkste. De prangende vraag is dus deze: heeft God Zijn beloften aan het volk Israël al vervuld of zal dat nog moeten waar gemaakt worden in de toekomst? Een gedeelte uit de tekst Hand.3:19-26, waar Petrus het begrip “herstel” aan de orde brengt zegt volgens de Willibrordvertaling van 1995: “Vanaf Samuël en zijn opvolgers hebben alle profeten die gesproken hebben, DEZE DAGEN AANGEKONDIGD. U bent de zonen van de profeten en van het verbond dat God met uw vaderen heeft gesloten.” Dit wijst op vervulling want het zijn DEZE DAGEN die zijn aangekondigd. Geboorte, prediking, verwerping door het volk, en onverdiende moord op de persoon van Jezus, is voorzegd en in DIE DAGEN vervuld. Na de opstanding en verschijning aan twee discipelen is de opmerking van Jezus dat de Christus moest lijden op die wijze om zijn heerlijkheid in te gaan (Luc.24:16). Ook dàt had te maken met vervulling. Enkele dagen later zegt Hij tot anderen dat wat in: “Mozes en de profeten en de psalmen staat moet vervuld worden (...) zodat zij de Schriften begrepen” (Luc.24:44,45). De beloofde Messias is gekomen volgens Paulus, m.a.w. de ware Koning van Israël is gekomen (Hand.13:22-34 / Rom.1:1-7). We citeren één klein stukje uit deze laatste teksten: “En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is dat namelijk God deze vervuld heeft aan ons, hun kinderen, toen Hij Jezus verwekt heeft.” Zo zegt Paulus volgens Hand.13:32 SV. Waarom zijn er dan die beweren dat de belofte niet is vervuld, maar uitgesteld, en nog eens opnieuw aan Israël zal aangeboden worden? En tot Agrippa spreekt hij jaren later als volgt, dus Paulus heeft zijn leer op dat punt niet veranderd: “En nu sta ik, en wordt geoordeeld over de hoop der belofte die van God tot de vaderen geschied is; Tot welke onze twaalf stammen, gedurig dag en nacht God dienende, hopen te komen over welke hoop ik, o koning Agrippa, door de Joden beschuldigd Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 161 wordt” (SV). Ter attentie van wie in de bedelingen zijn soulaas zoekt deze opmerking: de “belofte die van God tot de vaderen geschied is”, blijft geldig tot Zijn Wederkomst volgens Gods nieuwe versie. Over de leer van de Mormonen en Brits-Israël deze opmerking; de 12 stammen zijn in de dagen van Paulus niet verloren, ze aanbidden God in die tijd in de tempel! Of ze zijn christen geworden! Het is zeer waarschijnlijk dat in Hand.4:27 hierop een zinspeling is gemaakt door te spreken van “de volken van Israël”, want normaal vinden we in het OT de uitdrukking “de twaalf stammen van Israël.” De uitdrukking “de (10) verloren stammen” is nooit of nimmer in de Schrift gebruikt. Iets dat we niet mogen vergeten. Temeer gezien er vanuit Ezra en Nehemia geen redenen zijn aan te voeren dat de 12 stammen niet hersteld zouden zijn na de ballingschap. In Ezra vinden we de term Joden 8 maal en de term Israël 40 maal. Bij Nehemia staat er Joden 11 maal en Israël 22 maal. In het boek Esther nooit de term Israël maar wel 44 maal Joden. Het overgrote deel zal gewoon gemengd zijn onder de natiën van die dagen. Op die wijze geassimileerd zijn ze opgegaan en gemixt met die volkeren rondom hen (Hosea 7:8 / 8:8 / 9:17). Slechts een rest heeft stand gehouden in het geloof van hun vaderen (Ezech.37:19,21 / Zacharia 10:6 / Micha 5:7,8). Gezien de beloften aan Israël in vervulling gaan sinds Pinksteren zit Jezus op Zijn troon en regeert van daaruit (Heb.8:1,2 / 10:11-14), over vriend en vijand. Elke gelovige Jood kan die “sabats-vrede” nu al erven (Heb.4:1-7). De Messiaanse vrede van Jes.11 is vervuld aan de gemeente zegt Paulus in Rom.15:8-12. God is gewoon verder gegaan met een programma van redding van mensen uit alle stammen en talen. Zie o.a. Ps.9:9 / 96:9,10 / 98:9. Petrus zegt daarom ook, wanneer hij verwezen heeft naar de belofte aan Abraham: “Voor u allereerst heeft God zijn Knecht laten opstaan” (Hand.3: 26). In dat, “voor u allereerst” klinkt al dat er een uitbreiding zal gemaakt worden van de belofte tot alle volkeren nadat de Joden het gehoord hebben. Pinksteren is de herroeping van het oordeel over de mensen uit de spraakverwarring van Babel. De steen die Israël heeft verworpen - geestelijk Jezus voorstellende en niet een letterlijke steen - is de hoeksteen van het ganse christelijke gebouw. Wie tot dat gebouw komt moet de steen aannemen voor wat hij is, want God heeft hem er gelegd (Mat.21:42 / Marc.12:10 / Luc.20:17 / Hand.4:11 / Rom.9:33 / Eph.2:20 / 1 Pet.2:6,7). Hij is; de “levende steen” voor de gelovigen, maar “de verbrijzelende steen” voor de ongelovigen (1 Pet.2:4 / Dan.2:34). En we moeten daarbij ook alle ongelovige Joden tellen. Zo gaat het herstel in vervulling, gerekend vanaf het moment van de bekering. “Kom daarom tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden worden uitgewist. Dan komen er van Godswege tijden van verademing” zegt Hand.3:19,20a. Wat natuurlijk niet zo eenvoudig is want het Joodse volk is gekend voor de “harde harten” waaruit het gesneden is (Ex.34:8 / Neh.9:16,17 / Ezech.3:7). Individueel kan elke Jood zich bekeren en beërven wat God heeft voorzegd. Jezus, zei het: “Wie uit God is, luistert naar Gods woorden” (Joh.8:47). We wijzen ook nog naar enkele Bijbelteksten en vooraf Luc.19:43,44. Daar staat: “Want er Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 162 zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.” Hun verwerping is volgens Mat.23:37,38 trouwens al zeker en waarachtig door God vastgesteld. Alles omdat ze de Messias niet aanvaarden. We citeren dit uit de Willibrordvertaling: “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en diegenen stenigt die tot haar gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen niet onder mijn hoede willen nemen, zoals een kip haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels. Maar u hebt het niet gewild.” Wanneer de dingen zo geschieden dan is dat niet slechts omwille van het volk, maar ook omwille van God die Zijn heilige Naam door hen niet blijft laten ontheiligen (Ezech.36:20-27,32). Het is dan ook de belofte en vervulling van Deut.18:15 dat de leer van de bedelingen de das omdoet. Het gedeelte: “naar Hem zult gij luisteren”, zou voor de latere toekomst zijn. Heeft men zo weinig kennis over het NT en de vervulling van het OT? Is het de bedoeling te beweren dat alle Joden in de toekomst onvoorwaardelijk naar Hem zullen luisteren? Die gedachte is in strijd met de daaropvolgende verzen van Deut.18:18-20. Al tijdens de prediking van Jezus is het duidelijk dat Hij “de profeet” is (Joh.1:45 / 4:19,25 / 6:14 / Mat.11:15). En wie het verhaal van de apostelen leest in Handelingen kan de verwijzing naar Jezus = de profeet uit Deut.18:15 toch niet gemist hebben (Hand.3:22 / 7:37 / Heb.2:14-17). Het is duidelijk dat de Joden toen (en thans) Jezus van Nazareth dienen aan te nemen als de gezonden profeet. Wie het niet doet is God ontrouw geworden! Zo iemand heeft de geopenbaarde Waarheid = Christus gemist! Laten we even het Hebreeuwse woord voor waarheid - èmèt - in de Bijbel nagaan. Daarin ligt de nadruk op: wat vast is of vaststaat, dus onveranderlijk. Bij wat slechts goed is voor één dag en bij alles, wat wisselt en bezwijkt, daar is de God van mijn vertrouwen = Hij die de waarheid bezit (Ps.91:2). De God van Israël heeft bewezen onze trouw waard te zijn; in Zijn dreigingen (Nah.1:2-13), in Zijn werken (Ps.11:7), in Zijn eden (Ps.132:11), in Zijn geboden (Ex.20:1-20) en in Zijn beloften (Ps.89:3-9). Waarom zou God de ontrouw van Israël vergeven wanneer ze hun Zaligmaker verwerpen? Want op verwerping staat vast en zeker DE veroordeling en niet een zegen! Waarheid in het NT is onder andere dat er volgens “de verkiezing der genade” een rest is overgelaten (Rom.11:5). En iedere Jood moet volgens de waarheid van Jezus “opnieuw geboren worden” wil hij het Koninkrijk binnengaan, zijn afstamming van Abraham is niet genoeg (Joh.3:3-7). In dit verband de volgende opmerking. Variant aan dit onbijbelse verhaal is wat Scofield zegt over de 4 soorten evangelie (blz.1343). We vatten dit samen: 1°) Het evangelie van het koninkrijk. Het evangelie van een letterlijke en aardse politiek koninkrijk dat vanuit Jeruzalem bestuurd wordt en aan allen op de aarde gepredikt wordt. Voor de eerste maal is dit gepredikt aan de Joden, ten tijde van Jezus. En het is door hen verworpen. Het zal in de toekomst, tijdens de grote verdrukking opnieuw gepredikt worden met het oog dat mensen in de 1000jarige regering zullen kunnen leven. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 163 2°) Het evangelie van Gods genade. Dat is het goede nieuws dat God zijn Zoon heeft gegeven om mensen te redden. Door Hem is er vergeving van zonden mogelijk, redding en genade. Joden ten tijde van Christus hoorden dit het eerst maar de meesten hebben het niet aangenomen. 3°) Het eeuwige evangelie (Opb.14:6). Is niet het evangelie van het koninkrijk of van genade. De bedoeling van zo een prediking is deze van oordeel en niet redding. Het is het goede nieuw dat men zal prediken gedurende de grote verdrukking. 4°) Het evangelie van Paulus. Door hem “mijn evangelie” genoemd. (Rom.2:16). Dit is het evangelie van Gods genade dat mensen uit de heidenen gered kunnen worden en samen met de Joden delen. Alle gelovigen ontvangen alles op eenzelfde wijze. Het is de duidelijke leer van vooral de boeken aan de Epheziërs en de Colossenzen, maar zegt Scofield: “Het is de duidelijke leer van Paulus aan de gemeente Epheze en Colosse maar al de geschriften van Paulus zijn ervan doordrongen.” Vooral dit laatste is belangrijk en gaat rechtstreeks in tegen de leer van Bullinger en diens volgelingen. Vergelijk bij hoofdstuk zeven. In de kringen van de hyper-bedelingen wijst men dan naar een tekst die zondermeer zou bewijzen dat Paulus een nieuwe prediking zou begonnen zijn tegen het einde van zijn levensloop. Dat is Hand.28:28. Er is echter een andere schriftuurplaats die ongeveer hetzelfde zegt als in dit gedeelte maar dan minimaal 20 jaren voordien. We lezen namelijk in Hand.13:46: “Maar Paulus en Barnabbas zeiden vrijmoedig: Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie nu wenden wij ons tot de heidenen.” Hierop citeert Lucas twee profetieën over de heidenen uit het OT die in vervulling gaan: Jes.42:6 en 49:6. Waarop volgt: “Toen nu de heidenen dit hoorden verblijdden zij zich en verheerlijkten het woord des Heren; en allen, die bestemd waren ten eeuwigen leven, kwamen tot geloof.” Men moet de beide teksten op dezelfde wijze verklaren; op een plaats waar er Joden zijn hebben ze - als kinderen van het Oude Verbond - het voorrecht als eersten te horen dat de Messias werkelijk is gekomen. Luisteren ze niet en verwerpen ze hem, dan gaan de discipelen over tot het tweede deel van hun opdracht (want het goede nieuws moet aan alle mensen gepredikt worden) en wenden zich tot de heidenen. God is ten slotte: “God der ganse aarde” en dus ook van de heidenen (Jes.54:5 / Hand.10:34,35 / 11:18). Niet uit eigen overtuiging doen ze dat, maar vanuit het bevel dat ze van de Heer ontvangen hebben (Mat.28:18-20). Er is trouwens een onmogelijkheid dat Paulus een ander evangelie zou brengen nadat hij nadrukkelijk gezegd heeft en geschreven dat er slechts één evangelie is. We lezen in Gal.1:8 SV: “Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.” En daarom beschrijft hij ook in 2 Cor.11:3,4 SV dat de arglistige een “andere Jezus” predikt of “een ander Evangelie.” Men moet wanneer we over het evangelie nadenken steeds in gedachten houden dat God Zijn Zoon heeft gegeven voor de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 164 ganse wereld en niet slechts voor de gelovige Israëlieten (Joh.3:16). God heeft “de wereld” liefgehad en NIET ALLEEN Israël. Ze moeten ook horen wat God heeft bewerkt: namelijk verlossing. En daarom is er uitstel van het oordeel van God; goddeloze Israëlieten en ongelovige heidenen moeten weten en horen dat Jezus Heer èn Messias is over allen (Rom:2:2-9 / 2 Pet.3:8-10). Het is toch God die door Christus vrede brengt onder de volkeren (Rom.16:20). Wat valt er te zeggen over een statistiek zoals deze van R. Chasles die we hebben overgenomen in de inleiding van dit onderdeel? Eerste opmerking: valt het u niet op dat hoewel de mensen uit de bedelingen geloven dat Paulus de schrijver is van het boek aan de Hebreeën dat boek ontbreekt in het statistische gegeven. Het is ons om het even waar u het zet; vóór de gevangenneming van Paulus of er na. Tweede opmerking: is het niet normaal dat wanneer een schrijver een bepaald onderwerp al jaren voordat hij een nieuwe brief schrijft niet nog eens hetzelfde thema gaat behandelen. Dat zou tijdsverspilling zijn. Wanneer hij aan de Romeinen in het kort de geestelijke val, het ongeloof van Joden en heidenen, de verlossing door Christus en geloof als basis van het kindschap Gods heeft behandeld, dan hoeft hij dat in daaropvolgende brieven niet meer uitvoerig te doen. Zelfs niet meer hoeft te doen, want zijn brieven circuleren vrij rond. Dat wat hij schrijft aan een Jood in Rome heeft dezelfde waarde voor een Jood uit Alexandria als een Griek uit Athene. Idem met wat aan de gemeente in Corinthe is geschreven over aanbidding, tweedracht Joden en heidenen, valse gedachten over verlossing en opstanding. Dat alles geldt voor alle christenen overal ter wereld en hoeft niet meer herhaald te worden in elke brief die hij aan een persoon of gemeente schrijft. Dat wil zeggen dat geijkte begrippen en bepaalde gedachten in de latere brieven niet meer aan de orde zijn. Men dient daarover die andere geschriften te raadplegen. Doen wij soms niet hetzelfde! Ten derde: wat in latere brieven aan de orde komt zijn details van zaken die aan de orde waren of een verdieping in het inzicht van wat al is gezegd. Ten slotte: de breuk die was ontstaan tussen de gemeente van het OT en de gemeente van het NT was niet meer te lijmen. Die breuk is té groot. En let op: PAULUS ZEGT NIET IN ZIJN GEVANGENISBRIEVEN DAT HIJ EEN NIEUW EVANGELIE PREDIKT. Dat is een conclusie die men heeft gebouwd op een ander argument dat niet is bewezen; Israël die Zijn Messias verwerpt en daarom later in een verre toekomst nog een nieuwe kans krijgt. Dat is in strijd met wat Paulus leert voordien. Israël heeft evenveel kans als de andere heidenen: zonden belijden, zich van zijn zondig leven omkeren en herleven in Gods genade. Géén wet meer. Géén offers meer. Alléén genade. Paulus kan eenvoudigweg géén ander evangelie meer verkondigen zonder zichzelf door middel van zijn andere brieven belachelijk te maken. En God zou een nieuwe vorm van discriminatie invoeren terwijl de essentie van het evangelie is: dat er géén aanzien des persoon meer is. Een ongelovige Jood is niet méér dan een ongelovige heiden. Een gelovige Jood is niet méér dan een gelovige heiden. Dat is nu eens evangelie dat overal mag gebracht worden! Hoewel het voor de hand ligt dat een Jood eerder tot geloof zou komen dan een heiden. Hij heeft ten slotte (bijna) alle gegevens in zijn Torah om hem daar naartoe te leiden. Het is Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 165 dan ook niet nodig zoals mensen uit de bedelingen leren, dat het Joodse volk nog moet evangeliseren in het duizendjarige rijk. Er hoeft in een toekomstig rijk niets meer gepredikt worden: want de volheid van de heidenen is reeds ingegaan en het ganse Israël is gered volgens Rom.11:25,26. Laten we ook even meedoen aan het maken van statistieken. In het boek ‘Land voor vrede’ zegt ds. L.W.G. Blokhuis het volgende waar we mits een opmerking zondermeer Amen willen op zeggen: “In het Nieuwe Testament wordt alleen in Mattheus 2 over het land Israël gesproken. We lezen in de verzen 19-21 (...) reis naar het land Israël (...) Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen” (Kok-Voorhoeve, 1993, blz.26,27). Schrijver wil dan nog zeggen dat enkele teksten speciaal waar het begrip “land” is gebruikt, er een verwijzing is naar het land Israël. En ook op bijna alle voorbeelden die hij aanhaalt willen we Amen zeggen. Maar het zijn allen teksten die spreken over een toestand of belofte vóór Pinksteren en vóórafgaande aan de afval van het volk tot het laagste niveau: men verwerpt Gods laatste afgezant. Zodat Gods plannen aangepast, gewijzigd en voor een groot deel vergeestelijkt worden. Israël heeft door haar verwerping van de Messias haar eigen belofte - “wij zullen de HERE dienen” volgens Exodus hoofdstukken 19 en 20 - nagelaten te vervullen. In een verbond dat bilaterale clausules bevat van geven en nemen is dat zeer belangrijk. Het oorspronkelijke verbond wordt er namelijk door ontbonden. Slechts een nieuw verbond met nieuwe termen en afspraken - door beiden aanvaard - kan wat verhelpen aan de situatie. En nu heeft een kleine groep Joden (“kleine kudde” zegt Jezus volgens Lucas 12:32) op Pinksteren zich in een nieuw verbond met God verbonden. Met nieuwe, toen nog niet voor allen geopenbaarde voordelen. En die zullen niet meer exclusief nationalistisch Joods zijn. En daaraan toegevoegd de wereldomvattende heilsboodschap van verlossing voor allen die Jezus zullen aannemen als hun verbondsbemiddelaar. En nog een andere statistiek. Mensen uit de bedelingen zeggen al te vlug dat God Israël uitverkoren heeft en dat niet herroepen heeft: m.a.w. ze zijn nog steeds de uitverkorenen. Dan maakt het NT het de lezer toch wel zéér moeilijk. Van de ongeveer dertig maal dat het begrip “uitverkorenen” in het NT is gebruikt heeft geen enkele betrekking op de natie Israël maar wel op de KERK, op de GEMEENTE en meestal op enkelingen. Dat moet toch wat te betekenen hebben. Dat is ook de reden waarom de vroege Kerkvaders en de Reformatoren niet een herstel leerden van Israël als natie in dat land van de vruchtbare sikkel. Maar wel herstel van de mensen tot christengelovigen. Dan zowel deze van Joodse als een andere oorsprong. Ze hebben gesproken van de uitverkorenen, sinds aloude tijden, vóór de grondlegging der wereld. En daarbij citeerden deze vaderen terecht de teksten uit het NT die dat bewijzen. Mensen uit de bedelingen moeten hun gebruik van termen uit de Bijbel op dit punt dus aanpassen om geen verwarring te stichten. Zie o.a.; Hand.1:2,24 / 13:17 / 1 Cor.1:27,28 / Eph.1:4 / Jac.2:5. Denken we eens goed na: is het omdat God de aartsvaderen uitverkoren heeft dat automatisch al hun nazaten gered zijn? Een soort lichamelijke onschendbaarheid leren van al wie zijn stamboom tot aan Abraham kan bewijzen? Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 166 Bespaar ons toch dergelijke redeneringen! Het is duidelijk volgens o.a. 1 Kon.9:6-9 dat Joden het land mogen bezitten en erin leven op de condities dat ze Gods geboden onderhouden. Zie ook Jer.22:8,9 / 2 Kron.7:20,21 / Klaagl.2:15-17 / Deut.29:20,21. Anders gezegd in statistische zin: van de 13 teksten die spreken over herstel in het NT is er geen enkele die wijst naar een herstel in het land Israël. Van de 50 teksten die over “land” spreken in het NT is er geen enkele die spreekt van het terug in bezit nemen van het land Israël door het volk dat uit de aartsvaderen is ontsproten, in de volle zin van het woord. Er staat niet; dat men de Romeinse overheerser uit Israël zou verdrijven en dat de Messias, of iemand anders, zou heersen over het Joodse volk. Of dat Jeruzalem terug de teneur zou hebben als in de dagen van David en Salomon. Dat zegt het Nieuwe Testament niet. We moeten daarvoor krijtlijnen die in het OT getrokken zijn, overbrengen naar het NT. Maar dat doen de schrijvers van het NT zelf niet. Er heeft wel een vergeestelijking van vele profetieën van dien aard plaats. Het is trouwens waarschijnlijk niet zo dat David iets afweet van een toekomstig rijk op deze aarde. Of dat er een plaats voor hem als koning daar op hem wacht. Zelf begeert hij niets van al datgene wat er op deze aarde is zegt hij in Ps.73:25,26. Ook nog dit; de termen “heiligen” en “uitverkorenen” zijn in het NT niet op Joden exclusief van toepassing, maar op de gemeente bestaande uit Joden en heidenen. Voor het eerste lees: Hand.9:13,32,41 / 26:10 / Rom.8:27 / Opb.5:8 / 13:7. De enige uitzonderingen zouden kunnen zijn Mat.27:52, maar zelfs dat zou over leerlingen van Jezus kunnen spreken. Het is afhankelijk hoe men de heiligen definieert, de graven van mensen die honderden jaren tevoren leefden of christengelovigen die recent gestorven waren. En verder is “heiligen” tweemaal gebruikt voor engelen. Voor het tweede zie: Mat.24:22 / Rom.8:33 / 11:7 (deze tekst maakt een duidelijk onderscheid tussen een Jood qua geboorte en een gelovige Jood) / Col.3:12 / 2 Joh.1:1. En tot slot: de gemeente van het NT waar Joden en Heidenen samenwonen zijn het “priesterschap” en het “koninkrijk” van God (1 Pet.2:5,9 / Opb.1:6). Met ander woorden; hij die thans de wil doet van God is kind van God ongeacht zijn afkomst (Mat.12:50). Hij die - ware hij Jood of uit een ander ras - de roepstem van de Heer hoort tijdens zijn leven zal opstaan uit de geestelijke dood (Joh.5:24). Hij is een kind van God en niet een afstammeling geboren “uit het bloed” van Abraham of Socrates (Joh.1:12,13). In Christus is de Nieuwe Wereld begonnen = is het Nieuwe Verbond begonnen. Wat D. van Zuijlekom schrijft in ‘AMEN’, nummer 30 april 2000, blz.21 is dus NIET waar. Er staat daar: “De verborgenheid - wat zij niet is. De verborgenheid is niet het aandeel wat de heidense gelovigen in de Handelingenperiode kregen in de zegen van Abraham... Dat de heidenen zouden delen in de zegening van Abraham was bekend gemaakt (dus geen verborgenheid). De Schrift openbaarde dit van tevoren, eeuwenlang voordat Paulus exclusief van Godswege de verborgenheid mocht bekendmaken - Rom.15:8-13 - “dat mij Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 167 door openbaring het geheimenis bekendgemaakt is, gelijk ik boven in het kort daarvan schreef.” (Ef.3:3) “En in het licht te stellen {wat} de bediening van het geheimenis {inhoudt}, dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God.” (Ef.3:9) De Schrift leert uitdrukkelijk, dat de verborgenheid (NBG: het geheimenis) verborgen is gebleven in God. Niet in de Schriften, die tot dan toe geschreven waren, zodat het later erin gezien of ontdekt zou kunnen worden; niet in profetieën; niet in typen; nee, alleen ‘in God’. Het was van eeuwen her in God verborgen gebleven totdat het juiste moment aangebroken was om dit te openbaren (...) De verborgenheid - wat zij wel is. De voorrang van het volk is verdwenen, ja zelfs het gehele volk is verdwenen. De olijfboom is met wortel en al uitgehouwen en de ‘middenmuur des afscheidsels’ (SV), de ‘tussenmuur die scheiding maakte’ (NBG), is weggebroken. In Efeze 2:14-16 zien wij hoe de bedeling veranderd is. Christus heeft de twee (Joden en heidenen, ook die uit de Handelingentijd) in Zichzelf tot één nieuwe mens geschapen.” We zeggen het nog eens, deze stelling is niet waar en onschriftuurlijk. Op dit gedeelte van N. van Zuijlekom hebben we niet zoveel te zeggen. Alleen dit: het is niet zo gemakkelijk om zo een verklaring te vinden. Maar men leest het dan ook niet consequent. Want indien het waar is, dan is het Koninkrijk Gods begonnen in de gemeente. Dan regeert de Christus, en moet er geen leer meer gepredikt worden over een toekomstig herstel van Israël, want ze zijn hersteld in de getrouwen (de rest) sinds Pinksteren. Maar het is wel duidelijk uit het NT dat, ondanks dat dezen uit de bedelingen het tegendeel beweren, al in het OT de belofte wordt gedaan dat de volkeren met Israël delen in de Messiaanse regering. Zie Jes.49:6 / 56:1-7 / Zach.8:23 / 9:10b. In dezelfde zin lezen wij in ‘Uit het Woord der Waarheid’, n°11, november 2000, blz. 254: “Wat zijn het toch kostbare dingen die het volk Israël in het komende duizendjarig vrederijk ten deel zullen vallen! Wij echter, die in deze genadetijd tot de Gemeente behoren, mogen nu reeds dergelijke zegeningen kennen en genieten; en ook nog de vele geestelijke zegeningen die daar oneindig ver bovenuit gaan! Het verband tussen de Gemeente en het nieuwe verbond bestaat dus hierin, dat wij nu reeds in de zegeningen van dat nieuwe verbond delen, dat in de toekomst met Israël en Juda gesloten zal worden. Dan zullen zij van deze zelfde zegeningen genieten” (wij onderstrepen). De gemeente ontvangt thans al wat Israël later zal ontvangen. AMEN! Ook moderne theologen gaan dingen zeggen in de aard van dezen die de leer van de bedelingen leren. We gaan daar niet uitgebreid op in maar toch dit erover als een frappant voorbeeld. Wij citeren het volgende uit ‘Kan het anders? Een handreiking voor het modaliteitengesprek in de Nederlandse Hervormde Kerk. Onder redactie van C. P. van Andel, secretaris van de Raad voor de zaken van Kerk en Theologie in de Nederlandse Hervormde Kerk’, Boekencentrum, 1984 blz.28. In het artikel ‘Israël en de gemeente’ door G. H. Cassuto staat: “De Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 168 verhouding van de God van het verbond dat Hij sluit met de nomadenstammen die Zijn volk zullen zijn, is de verhouding van Vader en eerstgeboren zoon, is de verhouding van Heer en knecht. Maar het is steeds op grond van roeping. En Hij die roept is getrouw: ook al breekt de ene verbondspartner (het volk) het verbond keer op keer, de Andere (God, de Vader, de HEER) is getrouw. Zijn liefde/trouw/genade (Chèsed) is tot in eeuwigheid!” Wie is die G.H. Cassuto? Hij was de achterkleinzoon van de Amsterdamse rabbijn Jakob Content en dominee geworden als vloot- en studentenpredikant. Cassuto verliet in 1995 de Nederlandse Hervormde kerk en werd opnieuw jood. Hij heeft een rare visie! Want er zijn zovele andere begrippen die dan toch in dit verband moeten bekeken worden; trouw, wetten en verordeningen, waarheid, profetie over de komende Verlosser, het kwaad uit uw midden wegdoen en zo verder. Als het waar is wat Cassuto zegt dan is God ontrouw geweest, want Hij heeft ondertussen een nieuw volk aangenomen aan wie Hij trouw is tot in eeuwigheid. Of zal God - indien het ganse Israël zich bekeerd - de christelijke gemeente laten opgaan in dat vleselijke Israël? Van de heidenen in de kerk proselieten maken van het Joodse volk? Ds. U. Cassuto zegt ook: “De vraag die steeds weer in christelijke kring rijst is deze: waarom heeft het joodse volk de heilsweg, geopend door Jezus’ verzoenend sterven, afgewezen en doet het dat nog? Het antwoord is niet zo eenvoudig. Maar laten wij de zaak nader ontvouwen: Jezus is naar Zijn zeggen niet gekomen om het geloofskader van Israël te doorbreken. ‘Meent niet dat Ik gekomen ben om de Thora of de Profeten te ontbinden, Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om tot volle geldigheid te laten komen’. Het ging Jezus om ‘meer dan het gewone’, om ‘een overvloeiende gerechtigheid’” (blz.31). Het oude Israël wil bij Mozes blijven, maar ondertussen is de nieuwe Mozes gekomen en heeft de oude wet afgeschaft. Zie naar o.a.; Rom.7:1-7 / Gal.3:3:23-25 / Eph.2:15 / Col.2:14-17 / Heb.7:12 / 8:6-13 / 9:15-17 / 10:9,10. Cassuto lijkt die nadruk in het NT gemist te hebben. YaHWeH is de God der waarheid, de God van het verbond met Israël. Maar Hij is ook de God van Zijn kerk bestaande uit Joden en heidenen. Dat is een verbond dat van geen wankelen weet. De God die soeverein verkiest zal vasthouden wat Hij vastgreep, de ware gelovigen. Niet gewoon slechts dezen die een stamboom kunnen voorleggen van één of ander nobel voorouderschap. Aan het slot zegt Cassuto: “Ik herhaal: de ene weg van Gods verbond met Zijn volk, waarbij de heidenvolken betrokken zijn door het werk van Jezus, en dankzij Zijn opdracht. De weg van Jezus Christus kàn geen andere weg zijn dan de weg die Zijn volk gaat. En kan en mag geen andere weg zijn dan de weg die God met de volken gaat. Laten de ‘rijbanen’ niet langer gescheiden hoeven te zijn! Laten wij elkaar herkennen!” blz.36. Dat is niet de taal die ik kan terugvinden in de Handelingen der Apostelen. De breuk is er niet weg te denken. Elke Joodse denker of Joodse filosofie of Joodse enkeling die Christus niet ziet als Hij die kwam als de Messias, kan niet het verlengde zijn van wat God wil van Zijn (eerste) verbondsvolk. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 169 In R. Kooij, ‘X.Y.Z. der eschatologie’, deel 1, blz.104,105 staat een tabel weergegeven van wat de uniciteit zou zijn van de christelijke gemeente. Zijn beweringen kloppen niet steeds. Hij zegt: “NIEUW TESTAMENTISCHE NAMEN voor de CHRISTELIJK GEMEENTE. De Bijbel maakt onderscheid tussen Israël - de Grieken (Volkeren) en de Nieuwtestamentische Gemeente. De sleuteltekst hiervan is 1 Korinthe 10:32. 1. Gemeente des Heren 2. De uit de wereld geroepenen - Ekklésia 3. Bruidsgemeente 4. Bruid van Christus 5. Tempel van de levende God 6. De Huishouding des geloofs 7. De Familie van Gods uitverkorenen 8. De Algemene vergadering 9. De Heiligen in de Here Jezus Christus 10. Vergadering van gelovigen 11. Een geestelijk Huis 12. De ranken 13. Een koninklijk Priesterschap 14. Een Heilig Volk 15. Een verkregen Volk 16. Een Heilige Natie 17. Een volk Gode ten eigendom 18. Een duurgekochte gemeente 19. MIJN Gemeente - Gemeente van Jezus Christus 20. Tempel van de Heilige Geest 21. Woonstede Gods in de Geest 22. Bruid des Lams 23. Gods medearbeiders 24. Gods akker 25. Gods Bouwwerk” We zijn op zeer dun ijs gegaan wanneer we zeggen dat hier een duidelijk bewijs geleverd is dat de gemeente en Israël niets met elkaar te maken hebben. De verwijzing naar 1 Cor.10:32 als dat er in de dagen van Paulus drie groepen zijn te onderscheiden klopt natuurlijk. Dat is de enige tekst die een driedeling maakt en dat is om één welbepaalde reden. Die reden geeft de context duidelijk aan; voedsel en eetgewoonten kun je onderscheiden in drie groepen, deze van de Joden deze van de Heidenen en deze van de gemeente Gods. Deze regel moet men niet op andere zaken toepassen zonder inlegkundig te werk te gaan. De schrijver hierboven vergeet er trouwens bij op Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 170 te merken dat Paulus vele malen zegt dat Israël ontrouw is aan God. En verder dat ze Hun Messias hebben verworpen en dat ze zodoende buiten de genade Gods gevallen zijn. Een klein deel van deze Israëlieten heeft echter wel in Jezus de Messias gevonden en dezen hebben alle heil en zegen van God ontvangen die door de profeten aan het ganse volk was verkondigd. Het nieuwe Verbond is in hen opgericht. En in een nieuw bestel kunnen er ook nieuwe termen gegeven worden aan een groep van gelijkdenkenden. Dat is toch gewoon het principe van de progressieve openbaring van God! Zo kon aan het Israël van ouds géén term toebedacht worden als 3. Bruidsgemeente, 4. Bruid van Christus, 19. MIJN Gemeente - Gemeente van Jezus Christus. Voordat de Messias er is kan zoiets niet. Anderzijds zijn termen van vroeger gewoon van het Oude Israël op het Niewe Israël overgegaan; 13. Een koninklijke Priesterschap, 14. Een Heilig Volk, 15. Een verkregen Volk, 16. Een Heilige Natie, 17. Een volk Gode ten eigendom. We verwijzen u naar onze eigen tabel uit het tweede hoofdstuk van dit onderwerp. En van andere termen was het onmogelijk dat ze op het Oude Israël zouden betrekking hebben want die hebben te maken met de Heilige Geest die nog moet komen; 11. Een geestelijke Huis, 20. Tempel van de Heilige Geest, 21. Woonstede Gods in de Geest. Indien de tabel van Kooiy iets bewijst dan is het dus dit: het Israël in de tijd van Paulus, dat zich zo trots maakt over de afstamming van Abraham, is NIET HET WARE VOLK VAN GOD IN DIE DAGEN. HET WARE ISRAËL GODS DAT NAAR DE GEEST GODS IS WEDERGEBOREN HOORT AAN EEN KLEIN GROEPJE ISRAËLIERS EN EEN GROTE GROEP HEIDENEN DIE DOOR GOD WEDERGEBOREN GEESTELIJKE ZONEN GEWORDEN ZIJN. SAMEN HEBBEN ZE DEZELFDE TERMEN ZONDER ONDERSCHEID, WANT HET IS DE NIEUWE GEMEENTE. We geven u hieronder ook deze vorm van redeneren uit www.conservativeonline.org/ een artikel geschreven door Jim Bryant, ‘The Church Is Not Israel’, december 2002 Articles (Volume 6, Number 19). We vertalen het niet maar geven u wel enige aantekeningen. “There are Scriptures addressing the Church according to a specific uniqueness all its own, and a specific time frame. The Church is not spoken of, or described in, any form until the New Testament, and then it is defined with all the following unique characteristics: 1°) The Body of Christ. The most often used description of the Church is that of the body of Christ, of which our Lord is the Head (Rom. 12:5; 1 Cor. 12:12; Eph. 1:22-23; Col. 1:24). With this analogy comes the obvious issue of how the Church could have existed at least as described when there was ‘no body of Christ’ known before the coming of Christ. “Part of that body is a reflection of what Christ is like and accomplished. All of this is new and applicable only to this age” (Ryrie 1986, 400). 2°) The Temple of God. “The church is referred to in Scripture as the temple of God. Each individual Christian is a stone, all of which make up the temple, still under construction, and our Lord Jesus Christ is the Chief or Cornerstone (1 Cor. 3:16; Eph. 2:19; 1 Pet. 2:5f)” (Deffinbaugh, 1998, 7). No such designation or concept is even alluded to in the Old Testament. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 171 3°) The Bride of Christ. “The church is the bride of Christ (2 Cor. 11:2; Eph. 5:24f.). As the bride of Christ, the church is in the position of espousal to Him; as such, she is to be faithful to Christ, to prepare for the wedding ceremonies, to be married someday to Christ, and to reign with Him” (Thiessen, 1981, 311-12). Here we have emphasis upon the love of Christ for His Church and His unconditional devotion to her not known prior to the Church Age. 4°) The Vine and the Branches. The Church is the Vine and the branches (John 15:1f). Here our Lord Jesus is described as the source of life, power and fruit “for the Christian. The Christian must abide in Christ as the Vine for all ability. With only a few exceptions, the person walking in faith prior to the NT had no such guide or directive with such unique involvement or promise as here described personally by our Lord for every true child of God. This passage again speaks of the unique quality of the life of the Church age saint having the presence of the abiding Holy Spirit” (Deffinbaugh, 1998, 7). Although there were people who like Enoch “walked with God” in the Old Testament, none of the relationships could be described in the same special manner as those described above for the Church. In addition, the Church has: 5°) A Unique Structure. We are now a kingdom of priests unto our God. We can come directly to God. Instead of priests and prophets, we have elders and deacons. Scripture Dating the Church to a Specific Time. In Matthew 16:17-20 where Christ made the statement “upon this rock I will build My Church” the pointing to a specific time frame is clearly defined. The meaning here is either the Church is built upon Christ or more likely the Church is built on Peter’s testimony that Christ is the Messiah. “If Jesus had intended to convey the thought that he was going to build His church on Peter he would have said, ‘and on you I will build my church’” (Hendriksen, 1981, 646). And again, the word “I will build” (not “I am building”) is in the future tense. This is no mistake or small thing. The Lord had in mind something He was preparing to do. He was going to build a unique segment of His elect called “the church.” Again, the pointing is to a unique future dispensation. It is clear that the dispensation that includes the Church and the dispensation that included Israel are two distinct and separate dispensations of God’s purposes on earth.” Tot slot een opmerking vanuit Judas 3. Daar staat iets: “over ons gemeenschappelijk heil (…) dat éénmaal den heiligen overgeleverd is.” Ons gemeenschappelijk heil (…), voor alle mensen, van alle rassen en dus zowel Joden als Heidenen. Dat heil hoeft niet veranderd te worden. Het moet niet hernieuwd of aangepast worden aan één of andere nieuwe omstandigheid. Voor het begrip “éénmaal” staat er in het Grieks = hapax. Een sterk woord waar we niet omheen kunnen draaien om het wat te laten zeggen dat er niet staat. Volgens Thayer = “ééns, éénmaal (...) hoeft geen herhaling.” Het staat onder andere in 2 Cor.11:25, Paulus is ééns = éénmaal gestenigd. In Heb.9:2628 zegt Paulus: Christus is éénmaal verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. Aan mensen is gegeven; éénmaal te sterven en dan geoordeeld te worden. En verder nog 1 Pet.3:18: Christus is éénmaal om de zonden gestorven. Dat is zeer duidelijke taal. Zodat Judas 3 moet gelezen worden en geïnterpreteerd als; allen die Jezus aannemen als Hun Messias, ongeacht ras of stand, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 172 behoren tot dezen die een gemeenschappelijk heil ontvangen. Iemand uit de Joden en iemand uit de Heidenen ontvangt hetzelfde heil. Er zijn dus géén twee soorten heil zoals men in de leer van de bedelingen leert; een hemelse voor de gemeente en een aardse voor de Joden. God heeft géén twee heilsplannen. Leren we dat? Dan gaan we een openlijke oorlog voeren tegen één van de woorden uit het Grieks waar er géén twee tegenstrijdige uitleggingen mogelijk zijn. CONCLUSIE De conclusie mag dus niet zijn dat Paulus - of iemand anders in die tijd - recht heeft een ander evangelie te prediken. Er is maar één soort evangelie vanaf Pinksteren, hetzelfde dat geldend is voor natuurlijke Joden, maar ook alle soorten heidenen. De gevangenisbrieven leren géén nieuw evangelie, géén nieuwe hoop voor de mensen (hemelse zegt men dan). De brief aan de Ephesiërs spreekt niet over een nieuwe vorm van redding voor de heidenen maar spreekt nog over dezelfde hoop die Cornelius 25 jaar voordien hoorde van Petrus. Aan Paulus is: “het geheimenis bekendgemaakt” (Eph.3:3). Zie je wel zegt men dan in de bedelingen; aan Paulus en dát sinds hij in de gevangenis zit. Jammer genoeg klopt dat argument niet. Het is omdat Paulus die boodschap (dat geheimenis) predikte dat hij is gevangen genomen en in Rome terechtkwam. Want zegt hij: in Christus zijn ze (Joden en heidenen) als gebouwd in/tot een woonstede Gods. “Daarom”, t.t.z. omdat hij dat geheimenis toen al predikte dat hij in gevangenschap gevoerd werd (Eph.2:17 tot 3:2). Paulus heeft die openbaring niet gekregen in de gevangenis. Zodat de leer van de bedelingen in elke voeg kreunt en kraakt door de bouwvallige fundamenten waarop het gebouwd is. Beter ware het te bouwen op de Heer! Waarom zegt Paulus dan dat het “geheimenis bekendgemaakt” is aan hem? Maar onze wedervraag is dan deze: is het niet zo dat aan elke gelovige dat “geheimenis” moet geopenbaard worden als onderdeel van zijn individuele roeping? Of mag men als gelovige bij zijn wedergeboorte niet weten, kennen en beseffen dat het niet door ras is bewerkt. Maar door de Heilige Geest en de éne énige waarheid die sinds Pinksteren doorbreekt in de duisternis van de wereld! Of vergeten we het gesprek van Jezus met Nicodemus in Johannes hoofdstuk drie! Dat geheimenis waarover Paulus spreekt kent dus elke gelovige voor zichzelf. Men kan toch niet beweren dat aangezien Paulus zegt dat Christus voor hem is gestorven, dat Hij slechts voor Paulus zou gestorven zijn en ook niet nog andere mensen (Gal.2:20). Zo ook hier. Wij kennen allen dat geheimenis dat aan Paulus was geopenbaard, namelijk, heidenen worden op gelijke basis behandeld als de Joden. De loop van die zaak was trouwens voorafgaande vastgelegd en voorzegd, 10 dagen vóór Pinksteren (Hand.1:7,8), en wellicht al vroeger (Mat.28:19). Waarom rassendiscriminatie gepredikt terwijl dat volgens het NT niet meer kan! Jezus is Heer over allen zegt Petrus tot Cornelius de Romeinse honderdman (Hand.10:36). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 173 Hoofdstuk 8 Daniël 9 en de zeventig jaarweken Deze oude stenen rol, is de Cyrus Cilinder. Het is ’s werelds eerste handvest voor de mensenrechten. De eerste vier artikelen van de De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens komen inhoudelijk overeen met die Cyrus Cilinder. Eigendom van het British Museum. Dit zijn de Bijbelse verwijzingen naar de koning der Meden Cyrus/Kores: 2 Kron.36:22,23 / Ezra 1:1-4,7,8 / 3:7 / 4:3,5 / 5:13-17 / 6:3,14 / Jesaja 41:25 / 44:28–45:13 / Dan.1:21 / 6:28 / 10:1. Die koning der Meden heeft iets te maken met de vervulling van Daniël 9:24-27. Natuurlijk is Jezus het middelpunt in deze profetie! YaHWeH zelf zegt over deze niet-joodse koning het volgende: Jesaja 41:25: “25 IK DOE IEMAND OPSTAAN UIT HET NOORDEN en Hij zal komen: vanwaar de zon opkomt zal Hij Mijn Naam aanroepen; Hij zal komen, de machthebbers als leem vertreden en zoals een pottenbakker klei treedt.” Jesaja 44:28: “28 DIE OVER KORES ZEGT: HIJ IS MIJN HERDER, en HIJ ZAL AL MIJN WELBEHAGEN VOLBRENGEN, door tegen Jeruzalem te zeggen: Word gebouwd, en tegen de tempel: Word gegrondvest.” [Herziene Statenvertaling hier en in het voorwoord.] Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 174 Allen die in de uitleg van Daniël 9 geen degelijke rekening houden met deze woorden gaan de mist in. Hij is niet de sleutelfiguur in deze profetie, dat is de Messias, maar wel waar de start ligt. Dit is de 4de versie = Guido Biebaut, 7 maart 2019 Alle rechten voorbehouden Extra appendix aan het slot. Leest u ook regelmatig literatuur van en over de leer van de bedelingen, beter gekend als de leer van het “dispensationalisme”? Dit zijn meestal 7 fasen (of zelfs negen volgens enkelen) waarin God op verschillende manieren met Zijn schepselen omgaat. Verschillende manieren om Zijn plannen en doel ten uitvoer te brengen. Dit is één van mijn kritische aantekeningen erbij. Het zullen er rond de zeven of meer worden, naargelang hoe het verder verloopt. Bedenk wel, we hebben geen enkel probleem met de scheiding Oud en Nieuw Verbond (Testament). Of dat er nog een verbond was met Adam en Eva of met Noah. Daar gaat het dus niet om, u zal wel merken waarover wel! Een ander voorwoord vanaf versie 3 We publiceerden hier al: VINDEN WE ISRAEL IN DE APOCALYPS VAN JOHANNES. Daaruit hebben we nu twee hoofdstukken ontkoppeld en plaatsen dit hier afzonderlijk: Hoofdstuk 8, De zeventig jaarweken van Daniël 9:24-27 Hoofdstuk 9, Over dagen en maanden en jaren in Daniël en Openbaring. Dat heeft een reden. We schuimen om de vijf jaar het Internet af, of er wat nieuws te vinden is in verband met de profetie van Daniël over de 70 jaarweken = de 490 jaar. Dat was recent weer zo en we verbazen er ons telkenmale over dat er steeds maar complexer en vreemder theorieën bij komen. Het overgrote deel is echter maar kopieerwerk van wat anderen al eens bedacht hebben. Er zijn slechts weinigen die wat dieper graven dan de oppervlakkigheden. Als we ooit een nieuwe versie maken, wellicht nadat ons commentaar op het boek Openbaring klaar is, zullen bepaalde zaken anders geformuleerd worden, met het grote risico dat het aantal bladzijden zich nog zal uitbreiden. Maar ondertussen zetten we dit hier als een zelfstandig boek, daar is het lijvig genoeg voor. Laat ons een en ander opmerken als inleiding bij een moeilijk onderwerp bij wie dat tot in de puntjes wil uitpluizen. We citeren vooraf waarover het hier zal gaan uit de Herziene Statenvertaling © 2010 Stichting HSV Daniël hoofdstuk 9: 24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 175 de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. 25 U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden. 26 Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn. Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten. Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen waartoe vast besloten is. 27 Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden.” 9:24 eeuwige gerechtigheid - Letterlijk: gerechtigheid van eeuwigheden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste. Verwijzing(en) [9:27] Matt 24:15; Mark 13:14; Luk 21:20 Laten we in omgekeerde tekst, van achter naar voren, enkele inleidende aantekeningen maken. Als u denkt dat we vooral kritiek uitoefenen op de leer van de dispensaties dan heeft u dat goed gelezen. Daar zijn de grote problemen ook te vinden: bij een Bijbelexegese die vanuit een vooropgestelde visie uitgaat. Maar ook de Adventkerk heeft naar onze overtuiging niet de goede uitleg. Vers 27 DE VRAAG IS DEZE: WIE IS HIJ IN DAT VERS? De dispensatieleer zegt: dat wijst naar de antichrist, Satans volgeling Wij leren: Satan heeft nooit een verbond gehad met Israël of er later één zal hebben Vooraf enkele vertalingen: [Staten vertaling, Luther vertaling en Leidsche vertaling samen op http://bijbel.opurk.nl/ ] Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 176 Dié regeerder sal vir een tydperk 'n vaste ooreenkoms aangaan met die vooraanstaandes en teen die helfte van Die Afrikaans Bybel 1953 dié tydperk sal hy die diereoffers en die graanoffers afskaf. Daniël 9:27 Hy sal op die een hoek van die tempel 'n ding sit wat 'n gruwel is vir God en wat verwoesting aanrig, en dit sal daar staan tot alles verby is. Dan sal oor dié regeerder wat soveel verwoesting aangerig het, losbars wat oor hom besluit is.» En hy sal een week lank met baie 'n sterk verbond sluit, en Die Afrikaans Bybel 1983 gedurende die helfte van die week sal hy slagoffer en Daniël 9:27 spysoffer laat ophou; en op die vleuel van gruwels sal daar 'n verwoester wees, en wel tot aan die einde; en wat vas besluit is, sal oor wat woes is, uitgestort word. Hij zal een week lang met velen een innig verbond sluiten en op de helft dier week slacht offer en meeloffer doen Leidsche vertaling Daniël 9:27 ophouden, en in de plaats daarvan komt een ontzettende gruwel, totdat het voldongen en vastbesloten vonnis wordt voltrokken over het ontzettende. En hij zal velen het verbond versterken ééne week lang; en midden in de week zal het slachtoffer en spijsoffer Luther vertaling Daniël 9:27 ophouden; en bij de vleugels zullen staan gruwelen der verwoesting, en het is besloten, totdat het vast besloten verderf zal uitgestort worden over de verwoesting. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer NBG-vertaling 1951 Daniël 9:27 doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is. Met velen zal die vorst een vast verbond aangaan gedurende een week. Op de helft van die week zal hij een Willibrordvertaling (1978) Daniël 9:27 einde maken aan de slacht - en spijsoffers en op de vleugel van de tempel de gruwel der verwoesting plaatsen totdat de vernietiging, waartoe besloten is, zich aan de vernieler voltrekt.’ Willibrordvertaling (herziene editie 1995) Met velen zal hij een sterk verbond aangaan gedurende één Daniël 9:27 week. Op de helft van die week zal hij een einde maken aan de slacht- en spijsoffers en op de vleugel de gruwel van de verwoesting plaatsen, totdat de vernietiging, waartoe Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 177 besloten is, zich aan de vernieler voltrekt.' Herziene Statenvertaling Daniël 9:27 Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. In de “leer van de bedelingen” slaat dit gedeelte op de toekomst en heeft het te maken met de Satan en de Antichrist die “het verbond versterkt” met Israël. Die Antichrist staat op het punt zich te manifesteren zegt men in die kringen. Wat is het sleutelwoord in dit gedeelte? “het verbond versterken” = Statenvertaling (Jongbloed-editie) “het verbond voor velen zwaar maken” = NBG-vertaling 1951 “sterk verbond aangaan” = Willibrordvertaling (herziene editie 1995) “voor velen van het volk bezwaarlijk maken” = Groot Nieuws Bijbel (herziene editie 1996) “confirm the covenant” = King James Version (Authorized Version) (1611) “make a firm covenant” = American Standard Version (1901) “firm agreement with many” = Good News Bible (Today's English Version) “a firm agreement” = Contemporary English Version “a firm covenant” = World English Bible (versie 16-2-2002) (Het Hebreeuws kan men zowel vertalen als “een” of als “het” verbond.) Kijken we eens naar het begrip “verbond” bij de profeet Daniël in: Herziene Statenvertaling Dan 9,4: “Ik bad tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis en zei: Och Heere, grote en ontzagwekkende God, Die Zich houdt aan het verbond en de goedertierenheid ten aanzien van hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen” Dan 9,27: “Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.” Dan 11,22: “De krachtige armen van de overstroming zullen vóór hem weggespoeld worden en ze zullen gebroken worden, ook de vorst van het verbond.” Dan 11,28: “En de koning van het noorden zal terugkeren naar zijn land, met grote bezittingen, en zijn hart zal tegen het heilige verbond zijn. Hij zal zijn wil ten uitvoer brengen en terugkeren naar zijn land.” Dan 11,30: “Er zullen schepen van de Kittiërs tegen hem komen en hij zal terugschrikken. Hij zal terugkeren en toornen tegen het heilige verbond en hij zal zijn eigen wil ten uitvoer brengen. Hij zal, terwijl hij terugkeert, op hen letten die het heilig verbond verlaten.” Dan 11,32: “En hen die goddeloos handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen. Het volk echter, zij die hun God kennen, zullen zij grijpen, en zij zullen hun wil ten uitvoer brengen.” EN DAARUIT BLIJK, DAT ALLE TEKSTEN over het verbond bij Daniël, betrekking hebben op Gods Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 178 verbond met Israël. Natuurlijk beweren we niet dat er geen verbonden zijn van mensen onderling. Ook daar zijn genoeg teksten van. Maar wat er niet is, nergens in het OT, blijft duidelijk: een verbond van de Satan met Israël in de oudheid zodat het ook nog eens HERNIEUWD of VERSTERKT KAN WORDEN! Wie is de “hij” en die persoon moeten we bepalen? Dat kan onmogelijk Satan zijn want die heeft NOOIT een verbond gehad met Israël. Satan heeft met Israël niets te HERNIEUWEN of te VERSTERKEN. De enige persoon die het kan zijn gezien de context, en de historie, is: Jezus. VERGEET NIET, maar dat doet men in de bedelingenleer: er is in het boek Openbaring geen enkele rechtstreekse verwijzing terug te vinden naar Daniël 9:27. Dat maakt van Johannes geen slordige schrijver en interpreet van de toekomst. Het geeft wel duidelijk weer dat men moet stoppen met de Schrift geweld aan te doen. We moeten geen verbanden uitvinden die er niet zijn. DE gruwelijkheid van het slot in die tekst heeft betrekking op de val van Jeruzalem, straf van God voor de moord op Zijn zoon. Dat heeft te maken met het jaar 66-73 in het Israël van de eerste apostelen en discipelen. Jezus, was daarin duidelijk met deze uitspraak van Lucas 21:22: “Want dit zijn dagen van wraak, opdat al wat geschreven staat, vervuld wordt.” - Herziene Statenvertaling Of: “Dagen van vergelding zijn dit, waarin alles wat er geschreven staat in vervulling gaat.” Willibrordvertaling (herziene editie 1995) We citeren uit een boek van het bastion van de dispensatieleer. Uit Old Testament Quotations in the New Testament, Gleason L. Archer and Gregory Chirichigno, The Moody Bible Institute of Chicago, 1983 (dat zijn uitgevers van literatuur van de bedelingenleer) geven ze volgende verwijzingen en mogelijke citaten bij Daniël. 283 Dan 3:6 Dit is wederom niet een citaat, maar slechts een verwijzing in Mat.13:42,50, waarin een profetische vervulling wordt uiteengezet van een eerdere historische gebeurtenis. 284 Dan 7:13; Mt 24:30; 26:64; Mk 13:26; 14:62; Lk 21:27; 22:69 (zie ook Psalm 110:1 [185],a-e) [Onze opmerking: zeer terecht geeft men Psalm 110 aan, maar dat gaat sinds Pinksteren in vervulling.] 285 Dan 9:27; Mt 24:15; Mk 13:14 dit is gewoon de bekende uitdrukking, bdelugma (…) die Jezus in de Olijfberg-rede als profetisch van de laatste dagen genoemd. De twee evangelisten schrijven deze uitdrukking uitdrukkelijk toe aan Daniël als de persoonlijke auteur. [Onze opmerking: De vraag is natuurlijk wannneer de laatse dagen zijn begonnen. Daarin verschillen we met beide schrijvers, wij zeggen in de tijd van Pinksteren begonnen, zij zeggen in onze tijd, wellicht nabije toekomst.] Vers 26 DE VRAAG IS DEZE: HEEFT GOD DE KLOK MET ISRAEL GESTOPT? Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 179 De dispensatieleer zegt: Christus kwam op Palmzondag om zich aan Israël als koning aan te bieden maar ze hebben Hem niet gewild en daarom is de klok voor hen gestopt en zal ze met de komende 70ste week weer gaan lopen. Wij leren: op Palmzondag zien we niet het hoogtepunt van de reis van Jezus naar Jeruzalem, het hoogtepunt ligt bij het sterven aan het kruis en de opstanding gevolgd door Pinksteren. Dan is Gods gemeente op aarde gesticht en het koninkrijk der hemelen begonnen. Vooraf enkele vertalingen: Staten vertaling, Luther vertaling en Leidsche vertaling staan samen op http://bijbel.opurk.nl/ Aan die einde van die twee en sestig tydperke sal 'n regeerder onskuldig doodgemaak word. Die stad en die Die Afrikaans Bybel 1953 Daniël 9:26 heiligdom sal verwoes word deur die volk van 'n ander regeerder wat op die toneel sal verskyn. Die einde sal kom soos 'n oorstroming; daar sal oorlog wees tot die einde toe, rampe soos besluit is. En ná die twee en sestig sewetalle sal 'n Gesalfde uitgeroei Die Afrikaans Bybel 1983 word, maar sonder iets vir Hom; en die volk van 'n vors wat Daniël 9:26 sal kom, sal die stad en die heiligdom verwoes, maar sy einde sal met 'n oorstroming wees, en tot die einde toe sal dit oorlog wees, vasbeslote verwoestings. En na die twee en zestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, zonderdat iemand hem redt. En de stad en het Leidsche vertaling Daniël 9:26 heiligdom zullen verdorven worden door het volk van een vorst die komen en wiens einde in den vloed zijn zal; en tot het einde is er oorlog, duurt het besluit dat verwoestingen zullen aangericht worden. En na die tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden en niet meer zijn; en het volk van een vorst, die Luther vertaling Daniël 9:26 komen zal, zal de stad en het heiligdom verwoesten, dat het een einde zal nemen als door een vloed; en tot het einde van den strijd toe zal het woest blijven. En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden NBG-vertaling 1951 uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van Daniël 9:26 een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 180 waartoe vast besloten is. na die tweeenzestig weken zal een gezalfde gedood worden zonder dat iemand hem opvolgt. De stad en de Willibrordvertaling (1978) Daniël 9:26 tempel zullen verwoest worden door het leger van een vorst, die komt en zijn einde zal vinden in een vloed van rampspoed. Maar tot aan het einde zal er volgens het besluit een verwoestende oorlog woeden. na die tweeënzestig weken zal een gezalfde gedood Willibrordvertaling (herziene editie worden zonder dat iemand hem opvolgt. De stad en het Daniël 9:26 heiligdom zullen verwoest worden door het leger van een vorst die komt en zijn einde zal vinden in een vloed van 1995) rampen. Maar tot aan het einde zal er volgens het besluit een verwoestende oorlog plaatsvinden. Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn. Een volk van Herziene Daniël 9:26 Statenvertaling een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten. Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen waartoe vast besloten is. De uitleg van de bedelingen is hier bekend: met Palmzondag stopt God de klok voor Israël. Rare uitleg, want God start ze dan toch wederom op met Pinksteren wanneer hij met Israëlieten een splinternieuw verbond aangaat. Voor de zoveelste kern, maar ditmaal voor de laatste keer. Nu is het welletjes geweest. Dit leren wij: dat het niet de bedoeling van Christus was om op Palmzondag naar de macht te grijpen of koning te worden op dat moment. Dispensationalisten geven ook om deze reden een verkeerd verhaal bij die Palmzondag. Dit zijn vijf onvervalste redenen waarom de “uitleg volgens de bedeligenleer” fout is. Dit is de eerste: profetie na profetie moest vervuld worden in die dagen. Ook dit, want Zacharia 9:9 had het voorspeld. 9 Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin. Maar toen, op Palmzondag, koning worden was daar geen deel van. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 181 De tweede reden waarom de uitleg van de dispensationalisten verkeerd is over Palmzondag is deze. Er loopt namelijk nog een ander parallel verhaal in de evangeliën. Dat, van Israël waar men absoluut geen oren heeft naar de boodschap van Jezus en toch is Hij hun koning, hun priester en hun profeet. Hun ogen, oren en hart zijn afgesloten, verhard en onbekeerd. Met Pinksteren zal het veranderen. Dit is de derde reden: Hij kwam om Zijn bloed = Zijn leven te geven voor zondaars. Dispensationalisten geven ook om deze reden een verkeerde indruk van die Palmzondag. Hij moet nog sterven en dat men in de dispensatieleer dat sterven ontkoppeld heeft uit de profetie van de 490 jaar is een kwalijke zaak. Want leren ze niet dat met die zondag de KLOK VOOR ISRAËL IS GESTOPT. Maar Jezus sterft aldus tussen de 69ste en 70ste week, namelijk 5 dagen nadat men de Messias heeft verworpen! Dat is een verkeerde uitleg van de profetie: want dan kan het vers 24 niet vervuld worden, dat hangt ergens in het ijle. De vierde reden waarom er geen overdreven nadruk mag liggen op de betekenis van het Palmzondagfeest is hoe het evangelie van Johannes dat beschrijft. Palmzondag staat in de vier evangeliën beschreven en Johannes geeft een theologische reden waarom dat feest niet is uitgelopen op wat dispensationalisten er in leggen. [Zie onze uitleg daarover bij dat gedeelte.] De vijfde reden waarom we geen overdreven nadruk mogen leggen op het Palmzondagfeest is wat er profetisch gezegd is over de Messias en Zijn werk in deze wereld. Dat heeft namelijk niet slechts met Israël te maken maar ook het offer van Zijn dood voor de NIET-JODEN. Dat vergeet men in de dispensatieleer te vernoemen. God gaf Zijn zoon voor de wereld en niet alleen maar Israël. Vers 25 DE VRAAG IS DEZE: BIJ WIE EN WANNEER START DE 490 JAREN? De dispensatieleer zegt: de vervulling van Daniël 9:24-27 begint met Nehemia [Adventisten beginnen met Ezra] Wij zeggen: de vervulling van Daniël 9:24-27 moet met Kores beginnen Vooraf enkele vertalingen: Jy moet nou goed verstaan, vandat die opdrag gegee is dat Jerusalem herstel en herbou moet word, totdat 'n Die Afrikaans Bybel 1953 Daniël 9:25 regeerder kom wat deur God uitverkies is, sal sewe tydperke wees. Twee en sestig tydperke lank sal Jerusalem opgebou bly, met strate en verdedigingslote, maar dit sal moeilike tye wees. Die Afrikaans Daniël 9:25 Nou moet jy weet en verstaan: van die uitgang van die Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 Bybel 1983 182 woord af om Jerusalem te herstel en op te bou tot op 'n Gesalfde, 'n Vors, is sewe sewetalle; en twee en sestig sewetalle lank sal dit herstel en opgebou word, met pleine en slote, maar in tye van benoudheid. Gij moet dan weten en verstaan: van het ogenblik af waarop het woord uitgesproken is om Jeruzalem te Leidsche vertaling Daniël 9:25 herstellen en te herbouwen, tot een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en twee en zestig weken lang zal het hersteld en herbouwd worden, met pleinen en wallen, maar in den druk der tijden. Zo weet nu en geef acht: van dien tijd af als het bevel uitgaat, dat Jeruzalem zal herbouwd worden, tot op den Luther vertaling Daniël 9:25 vorst Messias zijn zeven weken en tweeënzestig weken: dan zullen de straten en muren herbouwd worden, hoewel in een benauwden tijd. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord NBG-vertaling 1951 uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op Daniël 9:25 een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. Prent dit goed in je hoofd: Vanaf het ogenblik waarop het woord gesproken werd over de terugkeer uit de Willibrordvertaling (1978) ballingschap en de herbouw van Jeruzalem tot aan het Daniël 9:25 optreden van de gezalfde vorst zullen er zeven weken verlopen; eenmaal herbouwd met pleinen en wallen zal de stad tweeenzestig weken lang zo blijven. Maar in de benarde tijd Prent dit goed in uw hoofd: vanaf het ogenblik waarop het woord gesproken werd over de terugkeer uit de Willibrordvertaling (herziene editie Daniël 9:25 1995) ballingschap en de herbouw van Jeruzalem, tot aan het optreden van de uitverkoren vorst, zullen er zeven weken verlopen; eenmaal herbouwd met pleinen en wallen zal de stad tweeënzestig weken lang zo blijven. Maar in de moeilijke tijd U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord Herziene Statenvertaling Daniël 9:25 uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 183 opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden. Let er goed op, op de twee werkwoorden, die verband houden met wat er te gebeuren staat in vers Daniël 9:25a: “Jeruzalem te herstellen en te herbouwen” (NBG) of “weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen” (SV77). Alleen dan kunnen de juiste conclusies getrokken worden over waar de 70 jaarweken begonnen zijn. Hier moet het profetische woord van Daniël aan de profetie van Jesaja gekoppeld worden. Daar lezen we in Jesaja 44:28 / 45:1,13: “28 Die over Kores zegt: Hij is Mijn herder, en hij zal al Mijn welbehagen volbrengen, door tegen Jeruzalem te zeggen: Word gebouwd, en tegen de tempel: Word gegrondvest.’” “1 Zo zegt de HEERE tegen Zijn gezalfde, tegen Kores, die Ik vastgrijp bij zijn rechterhand, om de volken vóór hem neer te werpen, en de lendenen van koningen zal Ik ontgorden; om deuren voor hem te openen, poorten zullen niet gesloten worden.” “13 Ík heb Kores doen opstaan in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik recht maken. Híj zal Mijn stad bouwen en hij zal Mijn ballingen vrijlaten, zonder betaling en zonder geschenk, zegt de HEERE van de legermachten.” Hoe oprecht zijn we nu? Mag ik Daniël 9:24-27 van start laten gaan in het jaar 457 v. Chr. met de aankomst van Ezra in Jeruzalem? Of mag ik die start in het jaar 445/444 v. Chr. laten beginnen, met Nehemia? Dat is uitgesloten! Het is duidelijk: dat Cyrus/Kores daartoe bevel gaf. Is het niet hemeltergend dat ondanks de niet verkeerd te verstane uitspraken van Jesaja er zovelen zijn die daar juist niet van start willen gaan. Maar als ze gelijk hebben dan is de profeet Jesaja verkeerd, en heeft onze God YaHWeH een profetie onvervuld gelaten. Als de leraars van de dispensatieleer zeggen dat er bijna niet werd gebouwd in de hoofdstad Jeruzalem dan zetten ze ons op een verkeerde spoor. Wat verwijt de profeet Haggaï het volk: “Is het voor u wel de tijd om in uw fraai overdekte huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt?” Men had dus meer aandacht voor het eigen huisje dan voor Gods tempel. Wanneer was dat? Wel enkele jaren nadat ze teruggekeerd waren, 520 v. Chr. of zo iets. Dat het in 445/444 v. Chr. toen met Nehemia de muur OPNIEUW HERBOUWD WERD niet zo fraai was in de hoofdstad mag je niet op een verkeerd spoor Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 184 zetten. We zijn dan 92 jaar na de eerste terugkeer en 75 jaar na de aanklacht van Haggaï. We lezen erover in vers 25: “Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden.” Maar ook de muren en de stad zelf kregen het hard te verduren van de omwonende niet-Joden. Daar moet u maar Ezra hoofdstukken 2-6 voor nalezen. We gaan wat nader in op de woorden die gebruikt zijn in de Jesajaprofetie en Daniël 9:25 die duidelijk maken dat daar het begin MOET liggen. Het gaat om wat Kores zal doen: “door tegen Jeruzalem te zeggen: Word gebouwd, en tegen de tempel: Word gegrondvest.” “Herstellen” [in Daniël 9:25] is het begrip “lehâshîb”, en komt van “shûb” dat ook regelmatig vertaald is als “weerkeren.” Dit geeft aan dat Jeruzalem “hersteld” is als hoofdstad van het rijk van Juda en Benjamin. Uit het gebruik van het werkwoord “shûb” zien we dat Daniël 9:25 erop wijst dat er een nieuwe regering is, gebaseerd op de theocratische wetten van de torah. “Herbouwen” is het begrip “libnôth” en komt van “bânâh” dat ook als “bouwen” vertaald mag worden. Dit is het onderscheid; het werkwoord “shûb” is niet gebruikt in het OT om een bouw te beschrijven van een letterlijk gebouw. Dit woord geeft het herstel van Jeruzalem aan als stad van personen. Dat wil zeggen: de terugkeer uit de ballingschap om opnieuw een volk te zijn in een bepaald geografisch gebied zoals in Jer.12:15 / 23:3. Juda staat volgens dat begrip, opnieuw op de politieke kaart van zijn dagen. “Bânâh” echter geeft een bouwen (eventueel herstellen of herbouwen) aan van letterlijke en tastbare zaken: tempels, paleizen, huizen en muren. We illustreren die begrippen met enkele Bijbelse voorbeelden. Een Aramees koning zei tot Ahab, een koning van Israël, op een zekere plaats, 1 Kon.20:34: “Daarop zeide deze tot hem: De steden die mijn vader aan uw vader ontnomen heeft, zal ik teruggeven (shûb); voorts moogt gij u een handelswijk in Damascus aanleggen, zoals mijn vader in Samaria heeft aangelegd, en ikzelf moge met een verbond afscheid van u nemen. Toen sloot hij een verbond met hem en nam afscheid van hem.” Het gaat hier zoals in het “shûb” van Daniël 9:25, de teruggave van overwonnen gebied aan de oorspronkelijke bezitter ervan. In dit geval van 1 Koningen is het zeer duidelijk, de steden werden voordien niet verwoest, maar teruggegeven in een intacte toestand. In het verhaal van Azaria die koning was, lezen we dit: “Hij versterkte (bânâh) Elat en bracht het aan Juda terug (shûb), nadat de koning bij zijn vaderen te ruste was gegaan” (2 Kon.14:22 NBG). Zo lezen we het in de Willibrordvertaling van 1995: “Het was deze Azarja die Elat versterkte (bânâh) en weer onder Juda bracht (shûb). Dit gebeurde nadat de koning bij zijn vaderen was gaan rusten.” Dus een teruggave van een voordien veroverd gebied. Niet het opstarten van een bouwwerf. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 185 Nog een ander voorbeeld uit 1 Kon.12:21: “Toen Rechabeam te Jeruzalem was gekomen, riep hij het gehele huis van Juda en de stam Benjamin bijeen, honderdtachtigduizend strijdbare jonge mannen, om te strijden tegen het huis van Israël en het koningschap terug te brengen (shûb) aan Rechabeam, de zoon van Salomo” NBG. “Toen Rechabeam in Jeruzalem gekomen was, riep hij het hele huis van Juda en de stam Benjamin bijeen; honderdtachtigduizend strijdbare mannen om de strijd aan te binden met het volk van Israël en het koninkrijk te herwinnen (shûb) voor Rechabeam, de zoon van Salomo” Willibrordvertaling, herziene editie 1995. In Daniël 9:25 staan twee werkwoorden die aangeven wat er te gebeuren staat, sommigen hebben er in slordigheid één werkwoord van gemaakt. Daarom een reeks vertalingen van Daniël 9:25a, want wie dat verkeerd leest kan alle kanten op in één of andere niet Bijbelse uitleg als het hem/haar wat uitkomt: “om te doen weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen” Statenvertaling, editie 1977. “om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen” Nederlands Bijbelgenootschap. “over de terugkeer uit de ballingschap en de herbouw van Jeruzalem” Willibrordvertaling (herziene editie 1995). King James Version 1611, 1769: “the commandment to restore and to build Jerusalem.” New King James Version, 1982: “the command To restore and build Jerusalem.” New Living Translation, 1996: “the command is given to rebuild Jerusalem.” (1 werkwoord) New International Version, 1984, “decree to restore and rebuild Jerusalem.” The Holy Bible, English Standard Version, 2001: “the word to restore and build Jerusalem.” New American Standard Bible, 1995: “a decree to restore and rebuild Jerusalem.” Revised Standard Version, 1952: “word to restore and build Jerusalem.” American Standard Version 1901: “commandment to restore and to build Jerusalem.” Robert Young Literal Translation, 1898: “the word to restore and to build Jerusalem.” Theoloog Vern Sheridan Poythress, schreef een prachtig artikel: Hermeneutical Factors in Determining The Beginning Of The Seventy Weeks (Daniel 9:25), Trinity Journal 6:2 (Fall 1985), blz.131-149. We citeren er wat uit in vertaling: “5. Het vraagstuk van het herbouwen van Jeruzalem Het belangrijkste argument voor de datum 444 v. Chr gaat uit van het veronderstelde onderscheid tussen het herstel van de tempel en het herstel van de stad Jeruzalem. Het decreet van Cyrus, zo wordt gezegd, had alleen betrekking op het herstel van de tempel. Maar het beginpunt in Dan 9:25 heeft te maken met het herstel van de stad. Vandaar dat we moeten uitkijken naar de afgifte van een decreet dat te maken heeft met de stad, en in het bijzonder met inbegrip van de bouw van vestingwerken (cf. “gracht” of “sleuf” in Dan 9:25). De muur als gebouw van Nehemia, in opdracht van Artaxerxes (Neh.2:7-8), komt overeen met deze eis. Echter in antwoord op dit argument, moeten we eerst enkele zaken bekijken en punten die verband Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 186 houden met de omvang van het decreet van Cyrus. (A) In enge interpretatie, moeten we er rekening mee houden dat de Israëlieten leefden in een sfeer waar het herstel van de tempel, het herstel van de stad Jeruzalem, en het herstel van het land zelf nauw met elkaar verbonden zijn. De stad vertegenwoordigde de hartslag en de veiligheid van het land rondom, de tempel vertegenwoordigde de hartslag en de veiligheid van de stad (Jer. 7:4). Jeremia profeteerde verwoesting voor het land, voor de stad van Jeruzalem, en voor de tempel. In het bijzonder, Jeremia's profetie over 70 jaar van verlatenheid spreekt uitdrukkelijk van herstel van het volk naar het land (Jer.29:10,14), maar is natuurlijk geïnterpreteerd als herstel van de stad (Dan.9:2,16,18) en dat impliceert herstel van de tempel (Dan.9:17). (B) het decreet van Cyrus, zoals vastgelegd in Ezra 1:2-4 en 2 Kron.36:23, richt zich op de wederopbouw van de tempel. Maar we hebben hier geen volledige tekst van het decreet. Ezra 6:3-5, is een alternatief rapport van het decreet en dat bevat een niet aantal opgenomen details in Ezra 1:2-4. Misschien bestaan er nog meer details die niet zijn opgenomen in een van de beide samenvattingen. Josephus de Joodse historicus vermeldt de inhoud van de brief van Cyrus aan de stadhouders van Syrië als volgt: “Koning Cyrus te Sisines en Sarabasanes, groet. Over deze onder de Joden wonende in mijn land, aan die dit wensen, heb ik toestemming gegeven om terug te keren naar hun eigen land en om de stad weer op te bouwen EN van de tempel van God in Jeruzalem te bouwen, op dezelfde plek waar hij vroeger stond.” (Joodse Oudheden 11,12 [11.1.3], Loeb editie, cursivering is van mij Zie ook Joodse Oudheden 11,6 [11.1.2]..)” Josephus, de Joodse historicus, heeft dus in zijn werk een brief van Cyrus geschreven aan de satrapen (rijksbeheerders) van Syrië. Hij zegt het volgende: “King Cyrus to Sisines and Sarabasanes, greeting. To those among the Jews dwelling in my country, who so wished, I have given permission to return to their native land and to rebuild the city and build the temple of God of Jerusalem on the same spot on which it formerly stood” (wij onderlijnen uit ‘Jewish Antiquities’ 11.12 [ 11.1.3], Loeb edition.) We hebben dus een aanwijzing van een historicus die de herbouw van de stad Jeruzalem bij Kores laat beginnen. En de hoofdstukken 1-8 van het boek Ezra zijn daar een ondersteuning van, de geschiedenis van het herstel speelt zich af rond Jeruzalem. Ezra 5:1: “Maar de profeet Haggaï, en Zacharia, de zoon van Iddo, traden bij de Judeeërs die in Juda en Jeruzalem woonden, als profeten op in de naam van de God van Israël.” Dat bewijst dat er mensen zijn in Jeruzalem die de boodschap kunnen horen. Ezra 6:9: “En wat er nodig is: jonge stieren, rammen, lammeren voor de brandoffers aan de God des hemels, tarwe, zout, wijn en olie, volgens de opgave van de priesters te Jeruzalem, dat moet hun dag aan dag volledig ter beschikking worden gesteld.” Dat bewijst dat er priesters zijn in Jeruzalem. Ezra 10:7 leest: “Daarop deed men een oproep uitgaan door Juda en Jeruzalem tot al degenen die in de ballingschap geweest waren, om zich te Jeruzalem te verzamelen.” Er zijn dus mensen in Jeruzalem die de oproep horen, het was geen oproep voor de katten en de honden. Zie Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 187 ook nog: Ezra 7:7,14,24 / 9:9 / 10:6. Dat was alles jaren voordat Nehemia er zijn voet zet. John F. Walvoord en al zijn leerlingen moeten leren lezen wat er staat in de Schrift zonder bokkensprongen te maken. Het is duidelijk dat je met behulp van retoriek de waarheid niet mag verdraaien. Vergeet niet dat Jeruzalem, ondanks de beweringen van dispensationalisten, een relatief bruisende stad is in die dagen. Men bouwt er aan de tempel, muren en huizen. Dat spreekt ook voor zichzelf, want toen men terugkeerde zijn die mensen terug gaan wonen waar ze vroeger woonden. Wie woonden dan permanent in de hoofdstad: enkele priesters, zangers, tempelhorigen en veel Benjaminieten en nog enkelingen uit de andere stammen. Ieder in zijn eigen stad en op zijn eigen grondgebied (Ezra 2:1b / 2:70 / 1 Kron.7:28 / Neh.7:6 en 11:5,6). Dit lezen we in 1 Kronieken 9: “3 Te Jeruzalem woonden van de zonen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse: (…) 34 Dit waren de familiehoofden der Levieten, krachtens hun afkomst hoofden. Dezen woonden te Jeruzalem.” Ook in 1 Kronieken 8 staat er wat over: “28 Dit waren familiehoofden, hoofden over hun geslachten; zij woonden te Jeruzalem.” De stam van Benjamin leefde dus zowel vóór als nà de ballingschap in de hoofdstad Jeruzalem. Men ging toen niet in de morgen aan de tempel werken en s’avonds ergens anders naar huis, men woonde in die stad, men leefde er. Wat niet wil zeggen dat ze er allemaal woonden, want ook de grond werd bewerkt om te kunnen oogsten. Vers 24 DE VRAAG IS DEZE: De dispensatieleer zegt: al die zaken in dit vers zijn nog niet vervuld, maar slechts drie Wij zeggen: alles is vervuld aan het kruis Vooraf enkele vertalingen: Daar is sewentig tydperke vir jou volk en vir jou heilige stad vasgestel. In dié tyd sal daar aan die goddeloosheid Die Afrikaans Bybel 1953 en die sondes 'n einde gemaak word en sal daar Daniël 9:24 versoening gedoen word vir die oortredinge. Dit is die tyd waarin 'n blywende geregtigheid tot stand gebring sal word, waarin die profesie en die visioen tot vervulling sal kom en die tempel heringewy sal word. Sewentig sewetalle is oor jou volk en jou heilige stad bepaal, om die goddeloosheid te voleindig en om die Die Afrikaans Bybel 1983 Daniël 9:24 maat van die sondes vol te maak en om die ongeregtigheid te versoen en om ewige geregtigheid aan te bring en om gesig en profeet te beseël en om wat hoogheilig is, te salf. Leidsche vertaling Daniël 9:24 Zeventig weken zijn vastgesteld voor uw volk en uw Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 188 heilige stad; opdat de afval voltooid en de maat der zonden volgemaakt, de schuld verzoend en eeuwige gerechtigheid aangebracht, het gezicht van den profeet verzegeld en een allerheiligst voorwerp gezalfd worde. Zeventig weken zijn bestemd over uw volk en over uwe heilige stad; dan zal de overtreding geweerd en de zonde Luther vertaling Daniël 9:24 verzegeld en de misdaad verzoend en de eeuwige gerechtigheid aangebracht en de gezichten en profetiën verzegeld en een allerheiligste gezalfd worden. Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige NBG-vertaling 1951 stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te Daniël 9:24 sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Voor je volk en voor je heilige stad is een duur van zeventig weken vastgesteld om aan de misdaad een eind Willibrordvertaling (1978) Daniël 9:24 te maken, om de zonde te doen verdwijnen en om de ongerechtigheid uit te boeten, om eeuwige gerechtigheid te brengen, om het zegel te drukken op de openbaringen van de profeten en om het hoogheilige te zalven. Voor uw volk en voor uw heilige stad is een duur van Willibrordvertaling (herziene editie zeventig weken vastgesteld om aan de misdaad en de Daniël 9:24 zonde een eind te maken, om de ongerechtigheid uit te boeten, om eeuwige gerechtigheid te brengen, de 1995) openbaringen van de profeten te benadrukken en het hoogheilige te zalven. Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen, de zonden te Herziene Statenvertaling Daniël 9:24 verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. We lezen op http://hijleeft.wordpress.com/syrie-en-iran-katalysatoren-van-grote-verdrukking/ “Dus daarom is het mijn (nederige) mening, dat Daniël 9:24 niet volledig zal worden afgerond totdat Christus 1000 jaar geregeerd heeft. Als 1000 jaar gezien kan worden als “één dag”, dan denk ik niet dat Daniël 9:24 volledig vervuld zal worden tot het moment dat de Heer Jezus Christus 1000 jaar geregeerd heeft. We moeten ook onthouden dat satan wordt opgesloten in de gevangenis voor Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 189 diezelfde periode van 1000 jaar en dan zal hij losgelaten worden voor een “korte tijd”om de naties van de aarde te misleiden.” Zo zijn er veel van dat idee. Jezus ging de hemel binnen met Zijn eigen bloed (Heb.9:12): “en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf.” Hij verscheen in Gods tegenwoordigheid (Heb.9:24): “Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen.” Deze beide teksten zijn maar een inleiding tot deze zes onderdelen: lees verder vanaf blz.122-130. Graf van Cyrus de Grote, Pasargadae, Iran, het Midden Oosten Een inleiding (vroeger van de eerste versies) en samenvatting van het probleem! In deze korte inleiding willen we op de twee punten wijzen waar in onze overtuiging de dispensatieleer de verkeerde conclusies heeft gemaakt over Daniël 9:24-27. De eerste vraag: Heeft het decreet dat Cyrus uitvaardigde betrekking op de wederopbouw van de stad EVENALS van de tempel? Dispensationalisten dringen erop aan dat het decreet van Cyrus in 538 niet het begin kan zijn Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 190 van de 70 weken. Want zegt men: zijn decreet heeft geen verwijzing naar de wederopbouw van de stad, alleen de tempel is genoemd. Op deze beschuldiging willen we een reactie formuleren. Moeten we niet vooraf toegeven, zonder enige mogelijke tegenspraak, dat de gelovige Israëlieten, terwijl ze in gevangenschap waren in Babylon, ze in een sfeer leefden van herstel dat God beloofd had. Ik heb het dan niet over de wellicht honderdduizenden die ondertussen opgegaan waren in de volkeren rondom hen. Die hadden hun God verlaten en wilden ook niet meer teruggaan naar het land van hun vaderen. Dat de gelovige Joden in die dagen droomden van de restauratie van de tempel, de restauratie van de stad Jeruzalem, en het herstel van een regering in hun land is gewoon Bijbels te bewijzen. Het is zelfs zo dat deze drie zaken nauw verbonden waren en samen één geheel vormden. De stad Jeruzalem vertegenwoordigde de hartslag van het volk volgens Jeremia 7:4: “Stelt uw vertrouwen niet op bedrieglijke woorden: Des HEREN tempel, des HEREN tempel, des HEREN tempel is dit!” De tempel in die stad vertegenwoordigde de hartslag van het religieuze leven. Het was ook Jeremia, onheilsprofeet maar ook profeet van de hoop, die verwoesting profeteerde voor zowel het land, de stad Jeruzalem, als de tempel. Het bijzondere van de profetie van Jeremia over de 70 jaar van verlatenheid spreekt ook duidelijk en uitdrukkelijk van het herstel van het volk in het land. We lezen in Jeremia 29:10,14: “10 Want zo zegt de HERE: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen. (…) Dan zal Ik Mij door u laten vinden, luidt het woord des HEREN, en in uw lot een keer brengen; dan zal Ik u verzamelen uit alle volkeren en van alle plaatsen waarheen Ik u verstoten heb, luidt het woord des HEREN, en u terugbrengen naar de plaats vanwaar Ik u in ballingschap heb doen wegvoeren.” Daniël heeft in deze periode geleefd en heeft troost geput uit wat de profeet Jeremia had voorzegd. Daarom gaat hij ook in gebed en wil van zijn God, YaHWeH, weten wat de nabije toekomst zal brengen. Want de 70 jaren zijn bijna voorbij. In Daniël 9 lezen we dan: “2 in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.” We horen ook glashelder uit zijn woorden dat het herstel VAN DE STAD door hem impliciet en expliciet verwacht wordt. We citeren terug uit zijn gebed in Dan.9: “16 Here, mogen naar al uw gerechtigheid uw toorn en uw grimmigheid zich toch afwenden van uw stad Jeruzalem, uw heilige berg; want om onze zonden en om de ongerechtigheden onzer vaderen zijn Jeruzalem en uw volk tot een smaad geworden voor allen om ons heen.” “18 Neig, mijn God, uw oor en hoor; open uw ogen en zie onze verwoestingen en de stad waarover uw naam is uitgeroepen; want niet op grond van onze gerechtigheden storten wij onze smeekbeden voor U uit, maar op grond van uw grote barmhartigheden.” Maar Daniël heeft ook een vraag OVER DE TEMPEL: “17 Nu dan, hoor, o onze God, naar het gebed Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 191 van uw knecht en naar zijn smeking en doe uw aangezicht lichten over uw verwoest heiligdom, – om des Heren wil.” - (Dan.9:17) Het gaat in Daniel 9 wel degelijk om het verbond van God en Zijn volk. In dit gebed staat als enige in dit boek de naam YaHWeH en dat wijst op het belang ervan. Deze profeet die het type Jood is dat zijn Bijbel kent wil duidelijk weten: God van onze vaderen, alle gelovige Joden hopen en verwachten dat Gij het herstel zult bewerken van de stad en de tempel! Naar mijn overtuiging heeft het decreet in Ezra 1:2-4 en 2 Kron.36:23 inderdaad betrekking op zowel de tempel als de stad Jeruzalem. Wat belangrijk is te weten in deze zaak, is dat deze passages ons NIET de volledige tekst van het decreet geven. Dat is duidelijk wanneer we er Ezra 6:3-5 bij lezen. Je krijgt er “zogezegd” een kopie van het verslag van het decreet van Cyrus. De “kopie” is driemaal langer dan wat in Ezra 1 staat en daar moet rekening mee gehouden worden. Dat gedeelte bevat gegevens die niet zijn genoemd in Ezra 1:2-4. We zullen ook de bewijsvoering aangeven dat er in dat verslag van Ezra 6 mogelijk nog een laatste deel ontbreekt, dat specifiek betrekking heeft op het bouwen van de stad en de muur rond de stad. Wanneer Josephus, de Joodse historicus uit de dagen van de val van Jeruzalem in het jaar 70, verwijst naar het decreet geeft hij degelijk een verwijzing naar de bouw van de stad. Wanneer we omwille van het argument en het bezwaar dat dispensationalisten hier zullen invoeren, zelfs toegeven dat Josephus verkeerd was in dat citeren van het decreet van Cyrus dan hebben ze het pleit nog niet gewonnen. Er zijn expliciete verwijzingen naar de wederopbouw van de stad vóórdat Nehemia er aankwam. Het herstel van de stad, is een begeleidend element bij het herstel van de tempel. Men kan toch niet beweren dat men een tempel bouwt zonder dat er mensen in de stad rondlopen om die te bouwen. Als de tempel er staat zou dat bovendien weinig zin hebben dat hij er is, zonder een groep van priesters om er hun dienst in te verrichten. In Jeruzalem waren priesters en die sliepen toch niet in tentjes even buiten de stad. Zeggen dat het herstel van de stad moest wachten tot de tijd van Nehemia, dat is waar het dispensationalisme op aandringt, meer het is een ontkenning van de geldigheid van de profetie van Jeremia. Het herstel van de stad, evenals de tempel, zou beginnen nadat de 70 jaar voltooid waren. Dat Jes.44:28 en 45:13, onder verwijzing naar de wederopbouw van de stad over Cyrus, als een gezalfde van God spreken mag men niet verdonkermanen. Bijgevolg is één van de belangrijkste grondslagen voor de interpretatie van de dispensationele uitleg van Daniël 9 gewoon als een kaartenhuisje ingevallen. De historisch beschreven resultaten uit het boek Ezra zijn voor ons allen goede beschikbare gegevens. Het leert onder andere dat de vervulling van Dan.9:25 met Cyrus in 538/537 v. Chr. begon. In de termen van de uitleggers, de terminus a quo = startdatum, van de 70 weken. De snelrekenaars onder u, zullen dan opmerken dat de 490 jaar uit de profetie dan niet meer overeenkomen met zaken die Jezus aanbelangen. Dat klopt natuurlijk, maar er is een andere uitleg mogelijk: wanneer men aan deze cijfers een symbolische waarde geeft. Want als puntje bij paaltje komt is 490 = 7 x 7 x 70 of = 49 x 10. De opgegeven cijfers 7 en 10 kunnen beide symbolisch “volheid” of “volledigheid” of “perfectie” voorstellen. Beeld van God die Zijn plan tot in de puntjes Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 192 uitvoert. Dat lijkt u nu wellicht een ver-van-mijn-bed-show maar neem a.u.b. een stelling na de argumenten gelezen te hebben. Mag ik u er nu al op wijzen dat in de kringen van de dispensationalisten er momenteel 4 diverse uitleggingen zijn voor de cijfers uit de profetie. Ze beweren alle 4 dat hun uitleg van de profetie een vervulling geeft tot-op-de-dag nauwkeurig. Onderling verschillen ze van ofwel een start in 445 of 444 v. Chr. en begin en einddatum zijn ook nog eens verschillend. Schiet niet op ons, de pianist, voordat u het stuk gehoord heeft! Lees dus gewoon verder! De tweede vraag is: Wie is de komende “prins” uit Dan.9:26? Dispensationalisten geloven dat deze “prins” de laatste antichrist is, die zal verschijnen aan het einde van deze tijd. Maar in vers 26 worden we echter verteld dat de stad en het heiligdom vernietigd worden door “het volk (= de mensen) van de prins”, dat zal komen. De stelling van het dispensationalisme dringt er terecht op aan dat dit verwijst naar de Romeinse legers die in 70 na Christus Jeruzalem innemen en de tempel verwoesten. Men is daarna niet consequent meer. Maar zegt men dan in het dispensationalisme: “de prins”, aan wie deze legers of mensen behoren, verwijst niet naar Titus, de Romeinse generaal. De tekst, zo zeggen ze, verwijst naar “een prins” die nog moet komen uit een hersteld Romeins rijk. We zijn 2000 jaar later en de mensen uit de jaren 70 zijn allen gestorven. Maar in onze dagen, zegt de dispensationalist, zijn ook de mensen van de nieuwe prins aan het opkomen en ze zullen zoals vroeger Israël aanvallen. Daar moeten we toch op reageren. Het is onmogelijk te spreken van de Romeinse legers die Jeruzalem aanvallen in 70 na Christus en dan nog eens in de nabije toekomst opnieuw. Er staat toch niet in de tekst dat er TWEE VERVULLINGEN zullen plaats hebben van vers 26. Daar komt het dan eigenlijk op neer. Want van wat nog zou moeten geschieden, kunnen de legers toch niet gezegd worden te behoren tot een prins uit de jaren 70. Of is de “prins” die nu nog niet verschenen is, een incarnatie van generaal Titus. Dan zou het gelijk aan uw kant zijn, maar u leert geen incarnatie of transmigratie van zielen. U zit dus vastgeroest in een dogma. Nu bijna tweeduizend jaar zijn verstreken kan, als we naar de tekst kijken, de genitivieve relatie (= de mensen van een prins) niet waar gemaakt worden. Men verwisselt begrippen en wil iets mee aanvangen dat ingaat tegen de tekst. Het is duidelijk dat “de mensen” EN “de prins” zondermeer tijdgenoten zijn. De mensen die behoren tot de prins, zijn het volk van de prins. De Romeinen van het jaar 70 en de prins Titus zijn het onderwerp van de tekst. De hedendaagse Romeinen zijn niet zijn volk, er ligt maar eventjes negentienhonderd jaar tussen hen in. Ook als de huidige Romeinen zullen behoren tot “een prins” die Israël zal aanvallen hun relatie is niet deze van vers 26. Veronderstel eens dat er een prins moet verschijnen op het toneel van de geschiedenis die een Nieuw Romeins rijk zal aanvoeren, dan is het GEEN vervulling van vers 26. Ofwel moeten de legers van Titus en de generaal nog eens opnieuw uit de doden opstaan en Jeruzalem aanvallen. De zeer duidelijk taal van het vers geeft slechts deze mogelijke interpretatie, “het volk” en “de prins” horen bij elkaar. Iets ervan uitknippen en naar een andere toekomst Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 193 overhevelen is theologisch knutselwerk en toont geen respect voor de tekst van de Schrift. Diverse problemen In wat volgt gaan we niet alleen de visies nagaan van verscheidene dispensatieleraars, maar ook van andere interpretaties zodat dit hoofdstuk ook als een apart geheel mag gezien worden in wat Daniël 9:24-27 leert. William H. Shea, een zevendedagsadventist, is een voorvechter van het jaar 457 voor Christus als het begin van de 70 jaarweken. We citeren uit zijn Internetartikel: ‘When Did the Seventy Weeks of Daniel 9:24 Begin?’ “De specifieke vermelding van de naam “Jeruzalem” helpt voorkomen dat er verwarring ontstaat met de herbouw van de tempel in Jeruzalem. Een stad is niet een tempel en een tempel is niet een stad, maar een stad kan een tempel bevatten of er in de buurt gevestigd zijn. Dit onderscheid is belangrijk omdat het decreet van Cyrus in Ezra 1:2-4 uitdrukkelijk de toestemming vermeldt voor de herbouw van de tempel, maar er is geen vermelding van de stad. Naar aanleiding van dit decreet en een aanvullend decreet van Darius I, werd de tempel herbouwd (Ezra 6:14-16), maar ook na de wederopbouw ervan lag de stad nog in puin. Dit was de toestand waarin Nehemia haar ongeveer 70 jaar later vond, in het twintigste jaar van Artaxerxes I. De tempel werd voltooid in het zesde jaar van Darius I, 516 BC, maar de stad was nog niet herbouwd in de tijd van Artaxerxes in het midden van de volgende eeuw.” Dit is, om spaarzaam te zijn met wat we willen uitdrukken, een verbastering van de feiten zoals de Schrift ze ons vermeld. De schrijver gaat van een verkeerd standpunt uit, door de volle nadruk te leggen op wat we vinden in Ezra 1:2-4. Als zijn visie de werkelijkheid is, dat er namelijk nog geen herstel werd gemaakt met het bouwen van de stad, dan heeft de profeet Jesaja fouten gemaakt. Ofwel, ik geef die theoloog de keuze, dan is God fout geweest in Zijn profetie. Want wat staat er over koning Cyrus (Kores) voorspeld? We gaan naar Jesaja 44 waar: “de HEER, uw verlosser” aan het woord is. In vers 28 (Willibrordvertaling) lezen we: “Die over Kores zegt: “Hij is mijn herder, en alles wat Mij behaagt brengt hij tot stand”, die over Jeruzalem zegt: “Het zal herbouwd worden”, en tegen de tempel: “Word opnieuw gevestigd.”” Is hier iets onduidelijks beschreven: 1° “herbouw” van Jeruzalem en 2° “vestiging” van de tempel? Neen toch! Zodat we de redenering van William H. Shea niet mogen aannemen. Het is Kores die de start geeft voor de bouw van zowel het een als het ander. Zeg me niet: ja maar, want er staat nog meer daarover in het volgende hoofdstuk, in 45! “1 Zo spreekt de HEER tot Kores, zijn gezalfde, die Ik bij de rechterhand heb genomen, (…) 2 ‘Ik zal voor u uit gaan, (…) 13 Ik heb hem laten opstaan voor de overwinning en al zijn wegen maak Ik vlak; HIJ IS HET DIE MIJN STAD ZAL HERBOUWEN en mijn verbannenen zal laten gaan, zonder betaling en niet voor loon’.” We moeten daaruit nog wat herhalen: “hij is het die MIJN STAD zal herbouwen.” Dat laat ons niet toe om met God te kibbelen. Als u bij de uitdrukking MIJN STAD iets anders kan bedenken dan de stad Jeruzalem laat het me a.u.b. toch weten! De argumenten hierboven van William H. Shea zullen voor een dispensationalist ongeveer op hetzelfde neerkomen. Bij hem gaat de start dan in met het jaar 445 of 444 voor Christus, want de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 194 herbouw van de stad plaatsen ze daar. Ze vinden geen herbouwde stad terug in Ezra. Omdat men het boek niet goed leest en niet wil aannemen dat er al mensen gehuisvest waren. We hebben bij een dergelijke redenering hetzelfde als kritiek. God liegt niet, de ingewikkelde theologische constructies van geen van beiden deugt. U merkt het al, we gaan een zwaar debat aanzwengelen. Laten we God maar spreken over deze zaken, zodat we onze stellingen verlaten als ze met de Bijbel niet overeenstemmen. Wie echt niet kan wachten om de Schrift er nu al bij te halen, hier zijn een reeks teksten die aantonen dat men met het bouwen van de stad geruime tijd bezig was voordat Ezra er kwam of toen Nehemia er kwam. Dus kijk naar: Ezra 5:1 / 6:9 / 4:6 / Neh.3:20,21,23,24,25,28,29 / 7:3 / Hag.1:4,9). Lees vooral Haggaï, dat is duidelijk genoeg op zichzelf. Haggaï zei dit: “4 Is het voor ú de tijd om in uw weldoortimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt? 9 Gij hebt op veel gerekend, maar zie, het liep op weinig uit, en toen gij het binnengehaald hadt, blies Ik erin. Waarom dat? luidt het woord des HEREN der heerscharen. Om mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl gij draaft, ieder voor zijn eigen huis.” Over deze profetie van Haggaï heeft John Walvoord het volgende te zeggen. “Het is waar dat de kinderen van Israël huizen hadden gebouwd, maar blijkbaar stonden die niet in Jeruzalem. De tempel van God woest laten liggen, terwijl ze in comfortabele woningen leefden was een belediging voor God. Daarom draagt Haggaï ze op de tempel te bouwen. De vraag of Jeruzalem werd herbouwd wordt beantwoord in de grafische beschrijving uit het boek Nehemia, (…), die de stad als een volslagen volledige ruïne schetst (Nehemia 2:12-15). Hij beschrijft de afgebroken muren, de poorten verteert door vuur, en de straten zo vol puin, dat het beest dat hem droeg er niet door kon. In zijn uitdaging aan de kinderen van Israël, zegt Nehemia: “Nu zei ik tegen hen: ‘Jullie zien in wat voor een ellendige toestand wij verkeren: Jeruzalem is verwoest en de stadspoorten zijn door vuur verteerd. Kom, laat ons de muur van Jeruzalem weer opbouwen, zodat wij die schande niet langer hoeven te dragen.’” (Nehemia 2:17 Willibrord). Verder is in Nehemia 11, is het lot geworpen tot het indelen van de partijen, zodat een op de tien zou moeten verhuizen naar Jeruzalem om er een huis (Nehemia 11:1) te bouwen.” Walvoord heeft er de tekst niet uitgeschreven, maar hier is hij: “De leiders van het volk vestigden zich in Jeruzalem. Het overige volk wees door loting van elke tien mensen er een aan om in Jeruzalem, de heilige stad te gaan wonen, terwijl de negen overigen in de andere steden konden blijven wonen.” – Nehemia 11:1 Willibrord. Vergeet er ook niet bij dat elke stam voordien al een gedeelte van het land was toegewezen en dat ze nu opnieuw op dezelfde plaatsen gaan wonen. Een groot deel van de stam Benjamin was de hoofdstad toegewezen en die woonden er nu ook weer. Walvoord komt tot dit besluit: “Het is zeer belangrijk te begrijpen dat géén van de profetieën in 2 Kronieken of Ezra melding maakt van de stad, maar alleen de tempel. Bijgevolg is de beste verklaring deze: dat het decreet met betrekking tot de wederopbouw van de stad is gegeven aan Nehemia in 445 v. Chr., ongeveer negentig jaar na de eerste gevangenen terug en begon de bouw van de tempel.” Over de andere conclusie van Walvoord, dat de huizen die gebouwd werden Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 195 volgens Haggaï 1, deze opmerking. We weten niet over welke huizen het gaat, deze in Jeruzalem of daar buiten, omdat de tekst het niet te kennen geeft. Maar het is duidelijk uit wat we in de volgende bladzijden citeren uit de Bijbel, dat er wel degelijk huizen gebouwd werden in de hoofdstad. Dat maakt het vergelijk van Haggaï nog scherper: terwijl de bouw van de tempel stil ligt is men bezig zich een mooi optrekje aan het maken. De bewering van de dispensatieleer dat de zeventig weken met de wederopbouw van Jeruzalem begint in de tijd van Nehemia (444 v. Chr. of 445) is totaal onjuist. Wanneer we wat verder de toestemming van Artaxerxes aan Nehemia bekijken zien we dit: het staat niet in de vorm van een afkondiging of een decreet. De brieven die Nehemia heeft ontvangen waren in de eerste plaats vrijbrieven voor een veilige doortocht in de verschillende Perzische provincies, op weg naar Juda (Nehemia 2:7). Bovendien is er een brief van “houtkap” dat is de toestemming van het gebruik van hout uit de Koninklijke bossen. Die zijn bedoeld voor het specifieke bouwprogramma, poortdeuren, dat hij zou laten uitvoeren (Nehemia 2:8). Nehemia heeft NOOIT een Koninklijke specifieke uitvaardiging ontvangen die hem toeliet om Jeruzalem te herbouwen. Hij vroeg en kreeg van koning Artaxerxes de toestemming om het gemeenschapsleven in Jeruzalem uit te bouwen. Hij had géén toestemming voor de wederopbouw van een volledig verlaten stad want dat was niet nodig aangezien dat begon met koning Cyrus. De stad was niet verlaten dan alleen, alles verliep er nogal ongeordend. Wanneer we de sombere beschrijving over de stad Jeruzalem in Nehemia 1er op nalezen, merk je enkele dingen op. Zeer waarschijnlijk had hij de stad nooit eerder bezocht, maar had meldingen ontvangen van anderen, hoe het er aan toeging. Je krijgt in dat hoofdstuk 1 in ieder geval de indruk dat er een gemeenschap in Jeruzalem is, maar je loopt er zomaar binnen en buiten want de muren zijn in een hopeloze staat. Anders dan de steden in die dagen lijkt het een open stad. Feit is dat de stad bewoond is, maar nog niet hersteld zoals in zijn oude glorie, maar toch bewoond. We moeten concluderen met de woorden van Jesaja, dat door koning Cyrus de feitelijke opdracht Jeruzalem te herbouwen is gegeven. - Zie Ezra 1:1-8 / 6:1-5. De Schrift leert dat met Cyrus, de herbouw van de stad begon, gesymboliseerd met de herbouw van de tempel. Die werd voltooid rond 516 v. Chr. zeventig jaar na de vernietiging van de eerste tempel. In de tijd van Nehemia zijn het - en lees dat a.u.b. – ook en wellicht vooral de inwoners van Jeruzalem die deelnamen aan de wederopbouw van de muren (Nehemia 3:1-32). Er zijn bovendien meerdere aanwijzingen dat er veel huizen in Jeruzalem zijn op dit moment ondanks dat de dispensationalisten het tegendeel beweren. Maar stukken uit de Bijbel niet lezen is geen afdoende bewijs er niet op te wijzen. Lees dus dit: Nehemia 3:10 zegt: “Daarnaast was bezig Jedaja, de zoon van Charumaf, en wel TEGENOVER zijn eigen huis.” Nehemia 3:23: “Verderop waren bezig Benjamin en Chassub TEGENOVER hun huis.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 196 Nehemia 3:26: “26 de tempelhorigen woonden op de Ofel – tot bij de Waterpoort aan de oostzijde.” Nehemia 3:28: “Vanaf de Paardenpoort waren de priesters bezig, ieder TEGENOVER zijn huis.” Nehemia 3:29: “Verderop was bezig Sadok, de zoon van Immer, TEGENOVER zijn huis. Verderop weer was bezig Semaja, de zoon van Sekanja, de wachter van de Oostpoort.” Nehemia 3:30: “Verderop was bezig Mesullam, de zoon van Berekja, TEGENOVER zijn kamer.” Wie hebben dan al huizen in de stad van de grote koning: gewone burgers, priesters, tempelhorigen en poortwachters. Dus vertel het argument van de dispensatieleer, over de lege stad, in dat verband niet verder. De kritiek die men ook nog geeft is deze van Nehemia 7: “4 De stad nu was ruim en groot, maar het inwonertal was gering, en er waren geen huizen gebouwd.” Maar laten we niet te hard van stapel lopen en zeker niet vergeten wat er vooraf gezegd wordt in vers 3: “En gij zult wachtposten opstellen van de inwoners van Jeruzalem, ieder op zijn post, ieder tegenover zijn huis.” Ja, men verzekerde de wacht in de omgeving van zijn EIGEN HUIS. Zijn het vers 3 en 4 dan niet tegenstrijdig? Op het eerste zicht wel! De diverse uitleggingen gaan we niet opsommen, maar je kunt dat vers 4 niet laten primeren tegenover vers 3 en wat we al citeerden uit hoofdstuk 3. De uitleg van Adam Clarke bij deze tekst lijkt ons nog de beste uitleg: de stad is zeer groot en men heeft de muren herbouwd op dezelfde plaatsen als waar ze vroeger stonden. Gezien er weinig inwoners in de stad zijn lijkt ze totaal verlaten. Wie er woont (in een huis of tent) doet dat dicht bij de muur om ze te kunnen beveiligen. De bebouwde kom was niet groot en veel van de stad lag nog in puin, en op een bepaalde plaats kon zelfs het rijdier van Nehemia er niet door. L. Allen merkt hierbij op dat de stad méér leek op een spookstad, want nadat de muren gebouwd waren gingen allen die uit andere steden kwamen na de bouw van de muren terug naar huis. L. Allen and T. Laniak, ‘Ezra, Nehemiah, Esther’, Hendrickson, 2003, blz.122. We willen nog eens opmerken dat het “besluit” om Nehemia naar Jeruzalem te laten gaan door de Perzische koning, opgenomen is in Nehemia 2. Dat heeft niet hetzelfde niveau als het officiële decreet eerder gegeven aan Ezra. We moeten daar oprecht in zijn. Het verhaal van Nehemia staat in relatie tot het voorgaande (= antecedente) decreet van Ezra. In werkelijkheid is wat in Nehemia staat een “mededeling” aan wie de man ooit zou willen tegenwerken. Nehemia kreeg een brief waarin stond dat hij gemachtigd was om erkenning te hebben in het werk dat beschreven stond. Hij kreeg er het recht door, hulp te ontvangen voor de taken die de koning hem toeliet uit te voeren. Het had iets van een decreet, maar het was niet helemaal hetzelfde als wat voordien al beschreven was door Cyrus en de daaropvolgende koningen. Het klopt dat naarmate men de stukken leest in de betrokken Bijbelboeken, dat er precies aan de mededelingen van de wederopbouwprojecten wat bijgevoegd wordt. Maar de oorspronkelijke vergunning en de aanvullende vergunningen zijn niet anders uit te leggen alsdat het gaat om het bouwen van zowel de tempel als de stad. Door allerlei Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 197 omstandigheid is wat moest uitgevoerd worden door de jaren heen voltooid door Nehemia. Maar dan een gedeeltelijke afwerking. Want er is dan nog dit: men is zowel aan de tempel als de stad permanent blijven werken tot in de dagen van Jezus. Het was er toen zelfs permanent een bouwwerf door de toenmalige koningen, vooral Herodes de Grote. We willen omwille van de aard van onze aanpak vooraf uitgebreide achtergronden bekijken van de geschiedkundige tijd en taalgebruik voordat we naar de tekst zelf gaan kijken. U leest dit dan in twee opeenvolgende delen. Langdradig, zult u wellicht zeggen naar het einde toe. Maar John Walvoord, de verdediger van het dispensationalisme, schreef jaren geleden het volgende: ”De uitleg van de openbaring van de zeventig weken (Daniël 9:24-27) is één van de beslissende factoren uit het ganse systeem van de profetie. De aandacht die alle scholen van Bijbeluitleg en de aanvallen op de authenticiteit van het boek zelf is als een baken van licht op dit onderzoek. De uitleg van dit gedeelte kleurt zondermeer alle andere profetische inzichten en een goed verstaan ervan is het sine qua non van elke student van de profetie” (Bibliotheca Sacra, volume 101, blz.30, Jan-Mar, 1944, wij onderlijnen). We gaan nog veel dieper graven in die tekst, dan wat Walvoord gedaan heeft en zijn zwakke punten belichten als volgeling van de leer van de bedelingen. Wij citeren wat van Harold Camping en zijn kritiek om te starten bij Kores als het begin van de 70 jaarweken, uit zijn brochure ‘The Seventy weeks of Daniel 9’ (blz.4, versie van Internet uit 2005). “Helaas is er een fatale fout om deze kandidatuur onder beschouwing te nemen als het begin van de 70 weken. Er is geen enkele mogelijke manier, op een 70jarenweek basis, om een verband te leggen tussen de jaren 537 voor Christus, van de Heere Jezus, die werd gedoopt in het jaar 29 na Christus gekruisigd en in het jaar 33 na Chr.” Dat Harold Camping geen manier heeft gevonden bij onze uitleg, wil nog niet zeggen dat die er niet is. Als ik een korte uitleg mag geven van wat volgt dan is het dit. Het is zondermeer duidelijk dat we de bouw van de tempel en van de stad Jeruzalem moeten zetten in de vervulling van wat er gebeurde in de tijd van koning Kores. In de ogen van God is deze man: “een gezalfde koning”, iemand die Gods goedkeuring wegdraagt en is aangesteld door God om een bepaald werk te doen. Jesaja 45:1 NBG is daar duidelijk in: “Zo zegt de HERE tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken vóór hem neer te werpen.” Kores is een gezalfde van God om het herstel van Israël te laten uitvoeren en de bouw van de tempel te laten plaatsvinden. Wanneer we Daniel 9:24-27 niet hier, maar ergens anders laten beginnen dan hebben woorden hun echte betekenis verloren. Want we lezen in de Bijbel duidelijk dat: Jesaja 44:28 NBG: “die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door TOT JERUZALEM te zeggen: Het worde herbouwd EN DE TEMPEL worde gegrondvest.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 198 2 Kron.36:22,23 SV77: “Maar in het eerste jaar van Kores, koning van Perzië, opdat volbracht zou worden het woord des HEEREN, door de mond van Jeremía, verwekte de HEERE de geest van Kores, koning van Perzië, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende: 23 Zo zegt Kores, koning van Perzië: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, dat in Juda is; wie is onder u van al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met hem, en hij trekke op.” Ezra1:1-5 SV77: “In het eerste jaar nu van Kores, koning van Perzië, opdat volbracht zou worden het woord des HEEREN, uit de mond van Jeremía, verwekte de HEERE de geest van Kores, koning van Perzië, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende: Zo zegt Kores, koning van Perzië: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, dat in Juda is. Wie is onder u van al Zijn volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het huis van de HEERE, de God van Israël; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont. En al wie achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling verkeert, hem zullen de lieden van zijn plaats bevoordelen met zilver, en met goud, en met have, en met beesten; benevens een vrijwillige gave, voor het huis Gods, Die te Jeruzalem woont. Toen maakten zich op de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en de priesters en de Levieten, benevens een ieder, wiens geest God verwekte, dat zij optrokken om te bouwen het huis des HEEREN, die te Jeruzalem woont.” In de NBG-vertaling van 1951, zijn er 19 vindplaatsen in 18 verzen voor het begrip “BEVEL” in de boeken Ezra en Nehemia. De teksten die niets te maken hebben met de bouw van de stad Jeruzalem, de tempel in de stad en de muur ter bescherming geven we niet weer, maar hier is de rest onderverdeeld in twee zaken. Enkele ervan hebben betrekking op de buren van de teruggekeerde Joden uit de Babylonische gevangenschap. Ze willen een verbod uitvaardigen tegen de bouw van de stad en de tempel. Dit zijn er enkele van. Teksten van tegenstanders: Ezra 4:19: “en door mij is BEVEL gegeven, en men heeft onderzoek gedaan en bevonden, dat deze stad sinds de dagen van ouds tegen de koningen opstandig is geweest, en dat men wederspannigheid en oproer in haar stookte.” Ezra 4:21: “Geeft dan nu BEVEL, deze lieden de arbeid te doen staken, opdat deze stad niet herbouwd worde, aleer door mij BEVEL wordt gegeven.” Ezra 5:3: “In diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied over de Rivier, tot hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien?” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 199 Ezra 5:9: “Daarop hebben wij die oudsten ondervraagd; wij hebben tot hen aldus gezegd: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien?” Men onderzoekt later in de koninklijke archieven of Kores (of een andere koning) het bevel heeft gegeven tot het herbouwen van Jeruzalem als stad en er een tempel in op te richten. Dat blijkt waar te zijn, die documenten bestaan. Zodat er geen enkele reden is om de mensen die aan het bouwen zijn in Jeruzalem ook maar iets te verbieden. Er zijn zelfs bevestigingen bij dat het originele bevel van Kores afkomstig is. We citeren deze teksten die betekking hebben op de stad, de tempel en de muren rond de stad, dus de burgerlijke (huizen en muren) en religieuze (tempel en priesterschap) zaken die hersteld werden. Ezra 5:13: “Maar in het eerste jaar van KORES, de koning van Babel, gaf koning KORES BEVEL dit huis Gods te herbouwen.” Ezra 5:17: “Welnu, indien het de koning goeddunkt, dan moge er een onderzoek worden ingesteld in de schatkamer des konings, aldaar, namelijk in Babel, of werkelijk vanwege koning KORES BEVEL is gegeven tot herbouw van dit huis Gods te Jeruzalem; en de koning moge ons zijn beslissing hieromtrent doen toekomen.” Ezra 6:3: “In het eerste jaar van koning KORES gaf koning KORES dit BEVEL: Wat betreft het huis Gods te Jeruzalem, dat huis moet worden herbouwd tot een plaats waar men slachtoffers brengt; en zijn fundamenten moeten gelegd worden; zijn hoogte moet zestig el bedragen, zijn breedte zestig el.” Ezra 6:8: “Tevens is door mij BEVEL gegeven aangaande hetgeen gij doen zult aan deze oudsten der Judeeërs bij de bouw van dit huis Gods: uit de koninklijke inkomsten, uit de schatting van het gebied over de Rivier, zal nauwkeurig en zonder uitstel uitbetaling aan die mannen worden gedaan.” Ezra 6:11: “Voorts is door mij BEVEL gegeven, dat er van ieder die dit besluit overtreedt, een paal uit zijn huis zal worden gerukt, opdat hij daaraan gehangen en vastgeslagen worde, en dat daarom zijn huis tot een puinhoop zal gemaakt worden.” Ezra 6:12: “De God nu, die zijn naam daar heeft doen wonen, stote iedere koning en elk volk neder, die als overtreders hun hand uitstrekken om dit huis Gods te Jeruzalem te verwoesten. Ik, Darius, heb BEVEL gegeven; het worde nauwkeurig uitgevoerd!” Ezra 6:14: “De oudsten der Judeeërs bouwden voorspoedig voort tijdens het profeteren van de profeet Haggai en van Zacharia, de zoon van Iddo; zij voltooiden de bouw volgens het Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 200 gebod van de God van Israël en volgens het BEVEL van KORES, Darius en Artachsasta, koning van Perzië.” Ezra 7:13: “Door mij is BEVEL gegeven, dat ieder die in mijn koninkrijk tot het volk Israël, zijn priesters of de Levieten behoort, en zich bereid verklaart naar Jeruzalem te gaan, met u mag meegaan.” Ezra 7:21: “Voorts is door mij, koning Artachsasta, BEVEL gegeven aan alle schatbewaarders van het gebied over de Rivier: alles wat de priester Ezra, de geleerde in de wet van de God des hemels, u zal vragen, zal stipt worden uitgevoerd.” Nehemia 13:9: “Op mijn BEVEL reinigde men de vertrekken, en ik bracht het gerei van het huis Gods, het spijsoffer en de wierook daarin terug.” Nehemia 13:19: “Zodra het dan in de poorten van Jeruzalem donker werd, vóór de sabbat, sloot men op mijn BEVEL de deuren, en ik beval, dat men ze niet zou openen tot na de sabbat. En ik stelde enige van mijn knechten bij de poorten op, – er zou geen vracht op de sabbatdag binnenkomen.” Zonder enige twijfel kunnen drie conclusies getrokken worden uit al deze teksten: 1°) Kores geeft TWEE opdrachten aan de Joodse bevolking in zijn rijk: door tot Jeruzalem te zeggen: a) Het worde herbouwd (dat is een stad bestaande uit huizen en verdedigingsmuren) b) en de tempel worde gegrondvest (dat is een tempel en een dienstdoende klerus) 2°) Het bevel van Kores krijgt een onmiddellijke opvolging, zodat we niet naar een latere datum moeten zoeken waar Daniël 9:24-27 zou kunnen starten. Absoluut niet of we maken van wat daar staat, geankerd aan Jesaja hoofdstukken 44 en 45 een profetie die onvervuld is. Gezien er sprake is over de Kores uit de 6ste eeuw vóór Christus moet men daar de start nemen van de profetie. Je kunt het dan niet meer uitsmeren naar een verre of nabije toekomst. We zeggen dit met het oog op de Joden. 3°) Zodat de uitleg van de Adventisten, waar men start in 457 v. Chr., of de dispensationalisten, waar men start in 445 of 444 v. Chr., van Jesaja hoofdstukken 44 en 45 een valse profetie maakt. We lopen even uit naar wat we later uitleggen. Bijna allen zijn het erover eens dat de eerste twee eenheden in de tijdsperiode (zeven en tweeënzestig) onmiddellijk na elkaar volgen. Waarom zou de laatste periode van zeven dat niet zijn? John Walvoord, de dispensationalist, bekritiseert Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 201 Philip Mauro omdat hij de laatste zeven jaar als een onbepaalde tijd ziet. Hij zegt: “In het licht van de nauwkeurigheid van de zeventig jaar van de gevangenschap, vermeld in hetzelfde hoofdstuk, blijkt uit de context de waarschijnlijkheid van een letterlijke bedoeling van de openbaring.” - Volgens Walvoords commentaar op vers 24. Mauro, advokaat van beroep, maakt van de zeventigste week een periode van veertig jaar. Hij verlengt Gods genadige lankmoedigheid tegenover Israël als deel van die laatste week. Walvoord en de andere dispensationalisten hebben een kloof van bijna 2000 jaar lang. Dat lijkt ons als het ontkennen van de mogelijkheid van de tijdsmeting. Waarom heeft Walvoord dan kritiek op Mauro, hij is toch zelf niet “meer letterlijk?” De mening van Ph. Mauro is hoe dan ook nauwkeuriger dan wat Walvoord schrijft. Bij Mauro zijn de gebeurtenissen van dat laatste vers gerekend bij de tijdperiode van een mensengeslacht in dezelfde eeuw! In Walvoord’s gedachten is het gescheiden door bijna twee millennia! Iedereen is het er over eens dat er een decreet tot het herbouwen van de tempel, gegeven is door Kores = Cyrus in ongeveer 538 (537 of 536) voor Christus. De vraag is: of dit decreet ook de toestemming aan de wederopbouw ‘van de stad’ geeft? We geven in wat volgt het duidelijke bewijs dat ook de stad werd herbouwd sinds die tijd. Dit geven echter dezen aan die zeggen dat er van een herstel van de stad hier geen sprake is: de precieze formulering van de drie decreten zoals opgetekend in 2 Kronieken 36 en in Ezra lijken alleen met de tempel wat te maken te hebben. Aan een wederopbouw van de stad werd niet voldaan tot de tijd van Nehemia. Deze man kreeg volgens het decreet in Nehemia 2:1-8 duidelijk de opdracht de stad als geheel te bouwen. Tot zover wat dispensationalisten er in het kort over leren. Dit is wat John Walvoord, de dispensationalist, hierover schrijft in zijn commentaar op Daniel als bewijsvoering hierbij: “Men gebruikt als argument wat uit Ezra 4:12-21 geleerd zou worden: dat de muren van de stad herbouwd waren op dat moment en dat de verwijzing naar “een muur in Juda” in Ezra 9:9 betekent dat ze tot voltooiing gekomen waren. Er is geen bewijs dat de bouw van de muur opnieuw was toegestaan in 457 v. Chr. Een zorgvuldig onderzoek van deze passages bewijst niet met alle duidelijkheid dat de muur ooit werd voltooid of zelfs begonnen. De beschuldigingen van de vijanden van Israël waren grotendeels onjuist, omdat uit de gegevens uitdrukkelijk blijkt dat ze alleen een tempel aan het bouwen waren. De omvang van de puinhopen in de stad Jeruzalem en “van de muur” die twaalf jaar later, vermeld in Nehemia, zijn zodanig van aard dat de beste interpretatie is: ze te verwijzen naar de verwoesting van Jeruzalem in 586 voor Christus. Eventueel een eerdere datum dan 445 v. Chr. aangeven voor de wederopbouw van de muur is gebaseerd op onvoldoend bewijs.” We gaan zijn argumenten nauwkeurig na in wat volgt, maar weten u nu al te zeggen dat ze niet al te zwaar wegen. Voor enkele Amerikaanse evangelische theologen die van opvatting zijn dat begin van de zeventig weken in 457 v. Chr. valt zie: G. L. Archer, Jr., ‘A Survey of Old Testament Introduction’, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 202 blz.387; J. B. Payne, artikel ‘Daniel,’ Zondervan Pictorial Bible Dictionary’, blz.198; J. B. Payne, ‘The Theology of the Older Testament’, blz.521. Deel een: de achtergrond In Daniël 9:24-27 NBG staat: “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” En dit is de HSV: “24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. 25 U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden. 26 Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn. Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten. Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, erwoestingen waartoe vast besloten is. 27 Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.” Een harde noot om te kraken omdat er nogal wat onkruid in de theologische hof staat, zogezegd gebaseerd op de “enige” juiste uitleg van dat Bijbelgedeelte. We zullen enkele zaken met wortel en tak moeten uit de grond halen voor verbranding! De tabel onderaan komt uit een artikel van Marc Verhoeven, ‘De 70 jaarweken in het boek Daniël’ van het Internet. Update 28-01-2007. Dat leert men in de dispensaties, een breuk van Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 203 honderden jaren tussen de dood van Jezus en Zijn Wederkomst. Maar dit kan theologisch niet. De redenen waarom geven we ook later aan. geboorte hemelvaart 445 vC ? 0 30 nC opname Satan komst van de Heer einde tijden der heidenen 49 434 jaren Gemeente jaren 3,5 jaren (1) 3,5 jaren (2) Antichrist grote 1000 jaren eeuwigheid verdrukking 7 62 weken weken verborgen 70ste jaarweek heid 483 prof. 7 prof. jaren jaren 70 jaarweken van Daniël 9:24 = 490 profetische jaren Als de kloof tussen de weken 69 en 70, in de leer van dispensaties met betrekking tot de zeventigste week er echt is, dan is de kloof tussen de zeventigste week en de negenenzestigste week bijna 2000 jaar lang. Dat is dus vier keer de hele periode van de zeventig weken of 490 jaar! Hoe kunnen dispensationalisten verwachten dat we hen geloven wanneer ze zeggen: we nemen de tekst letterlijk! In werkelijkheid zijn er drie berekeningen, met een andere begindatum en een andere einddatum. Toch beweren alle drie voor de exacte vervulling van de eerste 69 weken: tot op de dag nauwkeurig! Maar dan vragen ze ons dat een onderbreking van duizenden jaren na die 69 weken gewoon in de lijn van de letterlijke uitlegt ligt. Charles Ryrie, lacht zelfs met amillennialisten voor de datering van het decreet van Dan.9:24 in 538 v. Chr. Hij doet het omdat: “dit het effect heeft van het toestaan dat de zeventig zevens een onnauwkeurig duur” hebben. Later in zijn uitleg draait hij echter bij door op te merken: “Er is een interval van onbepaalde duur tussen de eerste negenenzestig weken die elk zeven jaar duren en de laatste of de zeventigste week van zeven jaar!” Aanhangers van de leer dat er een kloof is tussen de laatste en voorlaatste week zullen hierbij opmerken dat er al kerkvaders waren die dat leerden. Men beroept zich op Hippolytus van Portus Romanus (derde eeuw) of Apollinaris van Laodicea (vierde eeuw). Dat vereist een onderzoek naar deze bewering. In de eerste plaats hadden, deze twee mannen opvattingen waarvan de meerderheid in de vroege kerk zijn wenkbrouwen zou fronsen. Ze hadden in hun interpretatie Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 204 uiteenlopende elementen die weliswaar niet worden opgevolgd door de huidige futuristische uitleggers van de dispensatieleer. Je kunt die kerkvaders niet als voorlopers zien. Zo rekent Hippolytus de jaren vanaf Cyrus (of vanaf Darius de Meed) als het begin van de periode tot de incarnatie van Christus. Dat is natuurlijk een chronologische onmogelijkheid want men verlengt de tijdsperiode. Het gaat niet om letterlijke jaren. Een twee punt: allen die Hippolytus citeren voor de interpretatie van een “kloof” volgen de details van zijn theorie niet. Net zomin zullen zij instemmen met zijn verwachting van de Wederkomst van Jezus omstreeks het jaar 500. Van historische precedenten voor de leer van een “kloof” is dus geen sprake. De Revised Scofield Reference Bible geeft bij Dan.9:24 een lange voetnoot bestaande uit zeven punten om deze Messiaanse profetie als volgt te verklaren: “1. De 70-weken profetie heeft met name betrekking op Daniël's 'volk' en de 'heilige stad', d.w.z. op Israël en Jeruzalem. 2. Er wordt melding gemaakt van twee vorsten: de eerste wordt 'de Messias, de Vorst' (vs 25) genoemd, de tweede de 'vorst die komen zal' (vs.26). De tweede is de 'kleine hoorn' uit hoofdstuk 7 en 8, die het herbouwde Jeruzalem zal verwoesten, nadat de gezalfde vorst gedood is (vs.26). 3. De zeventig weken zijn 'jaarweken', een belangrijke op de sabbat gebaseerde tijdspanne in de joodse kalender 4. De 70 weken zijn 490 profetische jaren van 360 dagen, want 'tijd, tijden en een halve tijd' (Dan.7:25) is volgens Openbaring 11:2 en 13:5 gelijk aan 42 maanden en volgens Openb. 12:6 en 13:3 aan 1260 dagen. 5. De aanvang van de 70 weken wordt gesteld op 'vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen' (vs 25). Het enige bevel om Jeruzalem te herstellen dat we in de Bijbel vinden, wordt gemeld in Nehemia 2: de maand Nisan in het 20e jaar van koning Artaxerxes (= 445 v.Chr.) 6. Na 69 weken (62+7) gebeuren er twee belangrijke dingen: 1. Een gezalfde wordt uitgeroeid en 2. De herbouwde stad en het heiligdom worden verwoest door het volk van een andere vorst, die nog zal komen. Over het algemeen wordt aangenomen dat deze gebeurtenissen vervuld werden in het sterven van Christus en de verwoesting van Jeruzalem (70 n.Chr). Er ligt dus een tijd (van ongeveer 40 jaar) tussen de dood van Jezus en de verwoesting van de stad en ook een tussen de 69e en de 70e jaarweek. 7. De hoofdgebeurtenissen van de laatste jaarweek zijn (vs 27): Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 205 i. Een verbond van 7 jaar wordt door de toekomstige Romeinse vorst (de 'kleine hoorn' uit hfst 7 en 8) met de Joden gesloten. ii. Halverwege de 7 jaar wordt de joodse godsdienst gewelddadig onderbroken door een vorst die een 'gruwel van verwoesting' aanricht en het heiligdom verwoest. iii. Tegelijkertijd laat hij de joden vervolgen. iv. Aan het einde van de 7 jaar zal er een oordeel komen over deze verwoester (vs 27) en zal er een eeuwige gerechtigheid aanbreken (vs 24). Dat deze laatste jaarweek nog niet is aangebroken, zien we in het gegeven dat Jezus deze gebeurtenissen in Matt. 24 (vs 6 en 15) verbindt met zijn tweede komst. Dus moet tussen de 69e en de 70e week de tijd van de gemeente liggen, zoals deze in het NT naar voren komt. Het komen van deze tijd is in het OT niet geopenbaard.” Einde citaat uit de Scofield Reference Bible. Er is in verband met de Scofield Reference Bible vooraf wat op te merken. Albertus Pieters schreef ergens: “Van start tot finish is het [de Scofield Bijbel] zeker een partijdig boek, zowel openlijk als onder bedekte termen, een instrument van propaganda in het voordeel van een uiterst twijfelachtige eschatologie (…) Als Darby en zijn school gelijk hebben, dan had de hele christelijke kerk het mis op een essentieel onderdeel van het christelijk geloof: achttienhonderd jaar lang.” – ‘Candid Examination of the Scofield Bible’, Albertus Pieters, (Union City, PA, Bible Truth Depot, 1932) blz.25,27 Dr. T. T. Shields merkte humoristisch op: “Vanuit een positie van gehele onwetendheid van de Schrift naar een positie van orakelachtig religieuze zekerheid - vooral op het gebied van eschatologisch aangelegenheden - voor sommige mensen lukt het, met maar drie tot zes maanden een Scofield Bijbel bestudeerd te hebben.” – ‘The Gospel Witness’ (Toronto Canada, April 7th, 1932). J.N. Darby We citeren wat uit het artikel: ‘Verbondsleer versus Dispensationalisme, Een kwestie van Wet versus Genade’ naar een artikel van: Bob Nyberg, vertaald en bewerkt D.T. Brinkman vanuit Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 206 www.scofieldbijbelcollege.nl Het leert ons wie de grondlegger is van de dispensatieleer. “Darby ging uit van een letterlijke, historisch-grammaticale, methode van Bijbeluitleg. Bij zijn studie van Gods Woord, in dit licht, leek het onderscheid tussen Israël en de Gemeente “van de pagina’s af te druipen”” Hij, samen met zijn tijdgenoten, aanvaarde de waarheid van het ‘dispensationalisme’ – en werkte het uit tot een meer systematische, theologische, vorm. God gebruikte dit om de kerk niet alleen terug te laten keren naar de principes van genade als grondslag voor het Christelijke leven, maar ook te wijzen op de aanstaande, premilleniale, komst van Christus.” We moeten voor we verder gaan wat zeggen over de kritiek die degenen gebruiken die geloven in het jaar 457 (456) v. Chr. als de start van de 70 weken contra de dispensatieleer. Dat heeft te maken met de opmerkingen van Ezra over zijn opdracht die hij door de koning heeft ontvangen. Nu geeft zijn commentaar opgenomen in Ezra 9:9 duidelijk aan dat hij begreep dat in zijn opdracht ook de wederopbouw van de stadsmuur van Jeruzalem inbegrepen was. Ezra 9:9 NBG zegt: “want wij zijn wel slaven, maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten; Hij heeft ons gunst doen vinden bij de koningen van Perzië, dat zij ons verademing gaven om het huis van onze God te doen herrijzen en zijn puinhopen te herstellen, en ons een omtuining gaven in Juda en in Jeruzalem.” De Willibrord vertaling zegt nog duidelijker: “Want slaven zijn wij, maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten, maar Hij heeft ons genade laten vinden bij de koningen van Perzië. Zij hebben ons steun gegeven om het huis van onze God weer op te bouwen EN uit de puinhopen te laten herrijzen en onze woonplaatsen in Juda en Jeruzalem te ommuren.” Ezra geeft hier de eigen interpretatie van zijn opdracht door koning Artaxerxes gegeven. Daaruit blijkt dat hij wist dat het meer dan alleen met de tempel te maken had. Hij noemt het herstel van de Tempel maar ook de wederopbouw van de muur rond de heilige stad Jeruzalem en zelfs bakens rond het landsgebied. Als de dispensationalisten het decreet van Artaxerxes uit 457 v. Chr. niet aannemen als met betrekking de bouw van de muren is zondermeer wat Ezra 9:9 leert ons als onjuiste informatie doorgegeven. De Bijbel zou dan verkeerde informatie bevatten, of zeggen we het dan maar gewoon: leugens vertellen. Als dispensationalisten 445 v. Chr. als uitgangspunt gebruiken en als start nemen om terug te keren naar Jeruzalem en de muren van de stad te herbouwen is geen rekening gehouden met Ezra 9:9. Laten we dan maar starten met deze voor velen wellicht zware taak. We hebben een zoekwerk uitgevoerd in de boeken Ezra en Nehemia met de vertaling van het Nederlandse Bijbelgenootschap van 1951. We bekijken enkele begrippen die te maken hebben met het herstel van Jeruzalem na de gevangenschap in Babylon; van de stad, tempel, poorten en muren. We doen dat vooraf omdat dispensationalisten zeer laks omspringen met die gegevens en vanuit “een muur” die gebouwd wordt in Nehemia de ganse profetie van Daniël 9:24-27 willen uitleggen. Dat is niet mogelijk. Het afwerken van de muur is het slot het eerste deel van de profetie (7 jaarweken) en niet het begin ervan. Dit is het resultaat van dat opzoeken, conclusies volgen hierop. U hoeft al die Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 207 teksten niet te lezen, dan gaat u vier bladzijden verder. Je kunt er naar een tekst zoeken die we aanhalen. Alles lezen heeft een voordeel, je merkt dan onmiddellijk dat dispensationalisten EN ANDEREN wat beweren over de start van de 70 jaarweken die absoluut niet klopt. “Herstellen”, 1 vindplaats in 1 vers Ezra 9:9: “want wij zijn wel slaven, maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten; Hij heeft ons gunst doen vinden bij de koningen van Perzië, dat zij ons verademing gaven om het huis van onze God te doen herrijzen en zijn puinhopen te herstellen, en ons een omtuining gaven in Juda en in Jeruzalem.” xxxxxxxxxxxx “Herbouwen”, 8 vindplaatsen in 8 verzen Ezra 4:12: “Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te HERBOUWEN; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit.” Ezra 5:11: “Zij hebben ons nu het volgende antwoord gegeven: Wij zijn dienaren van de God van hemel en aarde en wij HERBOUWEN het huis dat vele jaren geleden gebouwd werd; een groot koning van Israël heeft het gebouwd en voltooid.” Ezra 5:13: “Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Babel, gaf koning Kores bevel dit huis Gods te HERBOUWEN.” Nehemia 2:5: “En ik zeide tot de koning: Dat gij, indien het de koning goeddunkt en indien uw knecht u welgevallig is, mij zendt naar Juda, naar de stad waar de graven mijner vaderen zijn, om haar te HERBOUWEN.” Nehemia 2:17: “Toen zeide ik tot hen: Gij ziet de rampspoed, waarin wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest is en zijn poorten met vuur verbrand zijn. Komt, laat ons de muur van Jeruzalem HERBOUWEN, zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn.” Nehemia 4:1: “Maar toen Sanballat gehoord had, dat wij de muur aan het HERBOUWEN waren, ontstak hij in woede en ergerde zich zeer; hij bespotte de Joden.” Nehemia 4:5: “Bedek hun ongerechtigheden niet en laat hun zonde niet uitgewist worden voor uw aangezicht, omdat zij krenkend zijn opgetreden tegen hen die HERBOUWEN.” Nehemia 6:6: “Daarin stond geschreven: Onder de volken gaat een gerucht en Gesem bevestigt het, dat gij en de Joden van plan zijt in opstand te komen; daarom zijt gij bezig de muur te HERBOUWEN, en gij wilt volgens dat zeggen hun koning worden.” xxxxxxxxxxxx “Bouwen”, 14 vindplaatsen in 14 verzen Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 208 Ezra 1:2: “Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te BOUWEN in Jeruzalem, in Juda.” Ezra 1:5: “Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed, allen wier geest God had gewekt om op te trekken teneinde het huis van de HERE, die in Jeruzalem woont, te BOUWEN.” Ezra 4:2: “kwamen zij tot Zerubbabel en de familiehoofden en zeiden tot hen: Laat ons met u BOUWEN, want wij zoeken uw God evengoed als gij; Hem toch brengen ook wij offers sinds de dagen van Esarhaddon, de koning van Assur, die ons hierheen heeft doen optrekken.” Ezra 4:3: “Maar Zerubbabel, Jesua en de overige familiehoofden van Israël zeiden tot hen: Het gaat niet aan, dat gij met ons een huis voor onze God bouwt, want wij alleen willen voor de HERE, de God van Israël, BOUWEN, zoals koning Kores, de koning van Perzië, ons geboden heeft.” Ezra 4:4: “Toen ontmoedigde de bevolking des lands het volk van Juda en schrikte hen af van het BOUWEN.” Ezra 5:2: “Toen maakten Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, en Jesua, de zoon van Josadak, zich op en begonnen te BOUWEN aan het huis van God, die in Jeruzalem woont; en de profeten Gods stonden hun met hun hulp terzijde.” Ezra 5:3: “In diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied over de Rivier, tot hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te BOUWEN en deze muur te voltooien?” Ezra 5:4: “Daarna zeiden zij aldus tot hen: Wat zijn de namen van de mannen die dit gebouw BOUWEN?” Ezra 5:9: “Daarop hebben wij die oudsten ondervraagd; wij hebben tot hen aldus gezegd: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te BOUWEN en deze muur te voltooien?” Ezra 6:7: “laat de arbeid aan dat huis Gods toe; de stadhouder der Judeeërs en hun oudsten mogen dat huis Gods op zijn plaats BOUWEN.” Nehemia 2:20: “Maar ik diende hen van antwoord en zeide tot hen: De God des hemels, Hij zal het ons doen gelukken, en wij, zijn knechten, zullen ons gereedmaken en BOUWEN; gij echter hebt deel noch recht noch gedachtenis in Jeruzalem.” Nehemia 4:3: “De Ammoniet Tobia nu stond naast hem en zeide: Al BOUWEN zij ook, als er maar een vos tegen hun stenen muur opspringt, doet hij hem afbrokkelen.” Nehemia 4:10: “Juda zeide: De kracht der dragers schiet te kort en puin is er te veel; wij zijn niet in staat de muur te BOUWEN.” Nehemia 4:18: “de bouwers hadden ieder zijn zwaard aan de heup gegord, terwijl zij aan het BOUWEN waren. De hoornblazer stond naast mij.” xxxxxxxxxxxx “Muur” (enkelvoud) 32 vindplaatsen in 29 verzen Ezra 5:3: “In diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied over de Rivier, tot Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 209 hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en deze MUUR te voltooien? Ezra 5:9: “Daarop hebben wij die oudsten ondervraagd; wij hebben tot hen aldus gezegd: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en deze MUUR te voltooien?” Nehemia 1:3: “Zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die daar in het gewest uit de gevangenschap zijn overgebleven, verkeren in grote rampspoed en smaad, en de MUUR van Jeruzalem is afgebroken, en zijn poorten zijn met vuur verbrand.” Nehemia 2:8: “ook een brief aan Asaf, de houtvester des konings, dat hij mij hout geve om de poorten van de burcht die bij de tempel behoort, van zolders te voorzien, en voor de MUUR van de stad en voor het huis, waar ik mijn intrek nemen zal. En de koning gaf ze mij, daar de goede hand van mijn God over mij was.” Nehemia 2:15: “Daarom klom ik in de nacht door het dal naar boven, en stelde een onderzoek in naar de MUUR. Daarop ging ik weer door de Dalpoort en zo keerde ik terug.” Nehemia 2:17: “Toen zeide ik tot hen: Gij ziet de rampspoed, waarin wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest is en zijn poorten met vuur verbrand zijn. Komt, laat ons de MUUR van Jeruzalem herbouwen, zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn.” Nehemia 3:8: “Daarnaast was bezig Uzziël, de zoon van Charhaja, een van de goudsmeden. Daarnaast was bezig Chananja, een zalfbereider; en zij behoefden aan Jeruzalem bij de brede MUUR niets te doen.” Nehemia 3:13: “De Dalpoort herstelden Chanun en de inwoners van Zanoach; zij herbouwden haar en brachten de deuren, sluitbalken en grendels aan; bovendien (herbouwden zij) duizend el van de MUUR tot aan de Aspoort.” Nehemia 3:15: “De Bronpoort herstelde Sallum, de zoon van Kolchoze, de overste van het district Mispa; hij herbouwde haar en voorzag haar van een dak en bracht de deuren, sluitbalken en grendels aan; bovendien (herbouwde hij) de MUUR van de waterleidingvijver bij de tuin van de koning, tot aan de trappen die afdalen van de stad Davids.” Nehemia 3:27: “Verderop herstelden de Tekoïeten een volgend stuk van bij de grote uitspringende toren tot aan de MUUR van de Ofel.” Nehemia 4:1: “Maar toen Sanballat gehoord had, dat wij de MUUR aan het herbouwen waren, ontstak hij in woede en ergerde zich zeer; hij bespotte de Joden.” Nehemia 4:3: “De Ammoniet Tobia nu stond naast hem en zeide: Al bouwen zij ook, als er maar een vos tegen hun stenen MUUR opspringt, doet hij hem afbrokkelen.” Nehemia 4:6: “Maar wij herbouwden de MUUR, en de gehele MUUR werd tot zijn halve hoogte voltooid, want het volk had lust om te werken.” Nehemia 4:10: “Juda zeide: De kracht der dragers schiet te kort en puin is er te veel; wij zijn niet in staat de MUUR te bouwen.” Nehemia 4:13: “liet ik, op de laagst gelegen gedeelten van het terrein achter de MUUR, het volk zich, naar hun geslachten geordend, opstellen met hun zwaarden, speren en bogen.” Nehemia 4:15: “Toen nu onze vijanden gehoord hadden, dat wij op de hoogte gekomen waren en Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 210 dat God hun plan verijdeld had, konden wij allen terugkeren naar de MUUR, ieder tot zijn werk.” Nehemia 4:17: “dat aan de MUUR bouwde. De lastdragers verrichtten hun arbeid zo, dat zij met de ene hand het werk deden en met de andere hand de werpspies vasthielden.” Nehemia 4:19: “En ik zeide tot de edelen, de leiders en het overige volk: Het werk is groot en uitgebreid en wij zijn langs de MUUR verspreid, ver van elkander.” Nehemia 5:16: “Ook het werk aan deze MUUR nam ik zelf ter hand, zonder enig veld in eigendom te verwerven; en al mijn knechten waren daar bij het werk bijeen.” Nehemia 6:1: “Toen Sanballat, Tobia, de Arabier Gesem, en de rest van onze vijanden vernamen, dat ik de MUUR herbouwd had en dat daarin geen bres meer was overgebleven, hoewel ik tot die tijd nog geen deuren in de poorten aangebracht had.” Nehemia 6:6: “Daarin stond geschreven: Onder de volken gaat een gerucht en Gesem bevestigt het, dat gij en de Joden van plan zijt in opstand te komen; daarom zijt gij bezig de MUUR te herbouwen, en gij wilt volgens dat zeggen hun koning worden.” Nehemia 6:15: “De MUUR nu was voltooid op de vijfentwintigste Elul, in tweeënvijftig dagen.” Nehemia 7:1: “Toen dan de MUUR herbouwd was, bracht ik de deuren aan, en werden de poortwachters, de zangers en de Levieten aangesteld.” Nehemia 12:27: “Bij de inwijding van Jeruzalems MUUR riep men de Levieten uit al hun woonplaatsen op en deed hen naar Jeruzalem komen, om de feestelijke inwijding te verrichten, met lofzangen en liederen bij cimbalen, harpen en citers. Nehemia 12:30: “En de priesters en de Levieten reinigden zich en zij reinigden het volk, de poorten en de MUUR.” Nehemia 12:31: “Toen liet ik de oversten van Juda de MUUR beklimmen en stelde twee grote zangkoren op om in optocht voort te trekken; één naar rechts over de MUUR in de richting van de Aspoort.” Nehemia 12:37: “Langs de Bronpoort beklommen zij, recht tegenover zich, de treden van de stad Davids, waar de MUUR omhoog gaat, langs het paleis van David, en zij trokken tot aan de Waterpoort in het oosten.” Nehemia 12:38: “Het tweede zangkoor, dat in tegenovergestelde richting ging en dat ik met de helft van het volk volgde, (trok) over de MUUR langs de Bakoventoren tot aan de brede MUUR.” Nehemia 13:21: “En ik waarschuwde hen en zeide tot hen: Waarom overnacht gij vóór de MUUR? Indien gij dat nog eens doet, zal ik de hand aan u slaan. Van die tijd af kwamen zij niet meer op de sabbat.” xxxxxxxxxxxx “Muren”, meervoud 5 vindplaatsen in 5 verzen Ezra 4:12: “Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der MUREN en graven de fundamenten uit.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 211 Ezra 4:13: “Nu zij het de koning bekend, dat, als deze stad herbouwd is en de MUREN voltooid zijn, men geen belasting, cijns of tol meer zal betalen, zodat zij ten slotte de koningen schade zal berokkenen.” Ezra 4:16: “Wij doen de koning weten, dat, als deze stad herbouwd is en de MUREN voltooid zijn, gij daardoor het gebied over de Rivier niet zult kunnen behouden.” Nehemia 2:13: “Ik trok des nachts uit door de Dalpoort, in de richting van de Slangebron en naar de Aspoort en ik stelde een onderzoek in naar de MUREN van Jeruzalem, die afgebroken waren, en naar zijn poorten, die door vuur verteerd waren.” Nehemia 4:7: “Maar toen Sanballat, Tobia, de Arabieren, de Ammonieten en de Asdodieten gehoord hadden, dat de herstelling van de MUREN van Jeruzalem vorderde, dat de bressen zich begonnen te sluiten, ontstaken zij in hevige woede.” xxxxxxxxxxxx “Poorten” 13 vindplaatsen in 12 verzen Nehemia 1:3: “Zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die daar in het gewest uit de gevangenschap zijn overgebleven, verkeren in grote rampspoed en smaad, en de muur van Jeruzalem is afgebroken, en zijn POORTEN zijn met vuur verbrand.” Nehemia 2:3: “en zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! Hoe zou mijn gezicht niet somber staan, daar de stad, de plaats waar de graven mijner vaderen zijn, verwoest is en haar POORTEN door vuur verteerd zijn?” Nehemia 2:8: “ook een brief aan Asaf, de houtvester des konings, dat hij mij hout geve om de POORTEN van de burcht die bij de tempel behoort, van zolders te voorzien, en voor de muur van de stad en voor het huis, waar ik mijn intrek nemen zal. En de koning gaf ze mij, daar de goede hand van mijn God over mij was.” Nehemia 2:13: “Ik trok des nachts uit door de Dalpoort, in de richting van de Slangebron en naar de Aspoort en ik stelde een onderzoek in naar de muren van Jeruzalem, die afgebroken waren, en naar zijn POORTEN, die door vuur verteerd waren.” Nehemia 2:17: “Toen zeide ik tot hen: Gij ziet de rampspoed, waarin wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest is en zijn POORTEN met vuur verbrand zijn. Komt, laat ons de muur van Jeruzalem herbouwen, zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn.” Nehemia 6:1: “Toen Sanballat, Tobia, de Arabier Gesem, en de rest van onze vijanden vernamen, dat ik de muur herbouwd had en dat daarin geen bres meer was overgebleven, hoewel ik tot die tijd nog geen deuren in de POORTEN aangebracht had.” Nehemia 7:3: “en ik zeide tot hen: De POORTEN van Jeruzalem mogen niet geopend worden, voordat de zon heet wordt; en, terwijl men op zijn post staat, moet men de deuren sluiten, en gij moet ze grendelen. En gij zult wachtposten opstellen van de inwoners van Jeruzalem, ieder op zijn post, ieder tegenover zijn huis.” Nehemia 11:19: “En de poortwachters: Akkub, Talmon en hun broeders, die de wacht hielden in de POORTEN: honderd tweeënzeventig.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 212 Nehemia 12:25: “Mattanja, Bakbukja en Obadja. Poortwachters waren Mesullam, Talmon en Akkub, die de wacht hielden bij de voorraadkamers der POORTEN.” Nehemia 12:30: “En de priesters en de Levieten reinigden zich en zij reinigden het volk, de POORTEN en de muur.” Nehemia 13:19: “Zodra het dan in de POORTEN van Jeruzalem donker werd, vóór de sabbat, sloot men op mijn bevel de deuren, en ik beval, dat men ze niet zou openen tot na de sabbat. En ik stelde enige van mijn knechten bij de POORTEN op, – er zou geen vracht op de sabbatdag binnenkomen.” Nehemia 13:22: “Ook beval ik de Levieten, dat zij zich zouden reinigen en de POORTEN zouden komen bewaken, om de sabbatdag te heiligen. Gedenk mij ook hierom, mijn God, en ontferm U over mij naar uw grote goedertierenheid.” xxxxxxxxxxxx “Poort”, twee vindplaatsen in twee verzen Nehemia 3:6: “De Oude POORT herstelden Jojada, de zoon van Paseach, en Mesullam, de zoon van Besodja. Zij voorzagen haar van een zoldering en brachten de deuren, sluitbalken en grendels aan.” Nehemia 12:39: “langs de EfraïmPOORT, de Oude POORT en de VisPOORT, en langs de Chananeltoren en de Meatoren tot de SchaapsPOORT; zij bleven staan bij de GevangenPOORT.” 1°) DE START VAN DE HERBOUW VAN JERUZALEM EN DE TEMPEL, OP BEVEL VAN KORES Op de Internetsite GoedBericht Forum lezen we dit, geschreven door een zekere Jan, Gepost: Jan 10, 2005. “Jeruzalem werd onder Nehemia COMPLEET herbouwd. Muren, poorten, huizen, pleinen, straten, grachten, verdedigingswerken. Er is niet de GERINGSTE aanwijzing in de Schrift te vinden dat er bouwactiviteiten waren tussen 521 BC en 445 BC. Nehemia is degene die de uitdrukkelijke koninklijke verordening ontving, inclusief financiële middelen, om de stad Jeruzalem te herbouwen. De 70 weken zijn dus begonnen in 445/444 BC en zijn vervuld met profetische jaren van 360 dagen.” NEEN, we geloven dat niet, om méér dan één argument. Wie alle stukken van de puzzel in elkaar past zonder ergens wat af te knippen aan die stukjes of aan toe te plakken moet aannemen, dat waar de start van de herbouw van Jeruzalem en de tempel begon, het herstel begon. Dat is onmiddellijk na de terugkeer uit de ballingschap. In Jesaja 44:28 Willibrord 1995 lezen we dat koning Kores twee bevelen zal geven aan wie uit de ballingschap komt: “28 Die over Kores zegt: “Hij is mijn herder, en alles wat Mij behaagt brengt hij tot stand”, die over Jeruzalem zegt: “Het zal herbouwd worden”, en tegen de tempel: “Word opnieuw gevestigd.” ’” In strijd met wat hier staat leren de dispensationalisten dat Jeruzalem NIET herbouwd is geworden Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 213 in die dagen maar dat alleen de tempel; “opnieuw gevestigd” is. John F. Walvoord, leraar uit de bedelingen zegt in zijn boek Daniel: ‘The Key to Prophetic Revelation’, Moody Press, 1971, blz.226: “the children of Israel had built houses, but apparently they were not in Jerusalem. = de kinderen van Israël hebben huizen gebouwd, maar het is duidelijk dat ze niet in Jeruzalem gebouwd waren.” Deze man kent zijn Bijbel niet, ofwel, hij wil mensen wat wijsmaken zodat zijn andere argumenten enige ondersteuning krijgen. Toen Nehemia er kwam waren er zoals beschreven in hoofdtsuk drie van zijn boek, individuele huizen in Jeruzalem volgens Neh.3:20,21,23,24,28,29 / 7:3. Dat men toen in huizen woonde in Jeruzalem geeft ook het boek Haggaï te kennen, waar de profeet opmerkt dat men zijn eigen huis bouwt en dat van God vergeten is. Jeruzalem was al bewoond toen Nehemia er kwam en hij kreeg van zijn koning dus geen bevel om de stad te bouwen. Het jaar 444 (of 445) is dus NIET het begin van de profetie van Daniël 9. Nehemia 3:25 WIL95 spreekt over een koninklijk paleis, maar wat we er moeten onder verstaan is wat anders, gezien er toen geen koning was. Daar staat: “Palal, de zoon van Uzai, werkte aan het muurpand tegenover de hoek, met de hoge uitspringende toren van het koninklijk paleis vanwaar men uitziet op het binnenplein van de wacht. Daarnaast werkte Pedaja, de zoon van Paros.” We gaan in wat volgt uit van de stelling dat de Bijbelboeken Ezra en Nehemia in deze volgorde moeten gelezen worden; als oudste Ezra en later Nehemia. Zie daarover enkele inleidingen op deze boeken. Er zijn nog slechts weinige die de volgorde omkeren. Er zijn twee belangrijke artikelen die ons bij deze studie enorm geholpen hebben: 1°) Vern Sheridan Poythress, ‘Hermeneutical Factors In Determining The Beginning Of The Seventy Weeks (Daniel 9:25)’, Trinity Journal 6:2 (Fall 1985), blz.131-149. Zijn conclusie is dat voordat Nehemia in Jeruzalem aankwam er al aan de muur was gewerkt. Staat op de site van http://www.biblicalstudies.org.uk/ 2°) Meredith G. Kline, ‘The covenant of the seventieth week, The Covenant of the Seventieth Week’, in ‘The Law and the Prophets: Old Testament Studies in Honor of Oswald T. Allis’, ed. by J.H. Skilton, Presbyterian and Reformed, 1974, blz.452-469. Waarom er geen Antichrist beschreven is in vers 27! Dit staat op http://www.covopc.org/Index.html samen met nog andere artikelen van hem. Wie dit niet gelezen heeft weet niet hoe zwak de leer van de bedelingen is in verband met de 70 jaarweken. Jammer dat het meestal zo is. Dit komt alleen doordat de dispensationalisten de goede zaken ondersneeuwen, met de grote hoeveelheid artikelen die ze op Internet hebben staan. Leugen die permanent herhaald is blijft echter toch een leugen! Let er goed op, op de twee werkwoorden, die verband houden met wat er te gebeuren staat in vers Daniël 9:25a: “herstellen en te herbouwen” (NBG) of “weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen” (SV77). Alleen dan kunnen de juiste conclusies getrokken worden over waar de 70 jaarweken begonnen zijn. Dat is duidelijk: toen Kores daartoe bevel gaf. Het jaar 445/444 is uitgesloten ondanks de niet verkeerd te verstane uitspraak van “Jan” hierboven. “Herstellen” is het begrip “lehâshîb”, en komt van “shûb” dat ook regelmatig vertaald is als Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 214 “weerkeren.” Dit geeft aan dat Jeruzalem “hersteld” is als hoofdstad van het rijk van Juda en Benjamin. Uit het gebruik van het werkwoord “shûb” zien we dat Daniël 9:25 erop wijst dat er een nieuwe regering is, gebaseerd op de theocratische wetten van de torah. “Herbouwen” is het begrip “libnôth” en komt van “bânâh” dat ook als “bouwen” vertaald mag worden. Dit is het onderscheid; het werkwoord “shûb” is niet gebruikt in het OT om een bouw te beschrijven van een letterlijk gebouw. Dit woord geeft het herstel van Jeruzalem aan als stad van personen. Dat wil zeggen de terugkeer uit de ballingschap om opnieuw een volk te zijn in een bepaald geografisch gebied zoals in Jer.12:15 / 23:3. Juda staat volgens dat begrip opnieuw op de politieke kaart van zijn dagen. “Bânâh” echter geeft een bouwen (eventueel herstellen) aan van letterlijke en tasbare zaken; tempels, paleizen, huizen en muren. We illustreren die begrippen met Bijbelse voorbeelden. Een Aramees koning zei tot Ahab, koning van Israël, op een zekere plaats, 1 Kon.20:34: “Daarop zeide deze tot hem: De steden die mijn vader aan uw vader ontnomen heeft, zal ik teruggeven (shûb); voorts moogt gij u een handelswijk in Damascus aanleggen, zoals mijn vader in Samaria heeft aangelegd, en ikzelf moge met een verbond afscheid van u nemen. Toen sloot hij een verbond met hem en nam afscheid van hem.” Het gaat hier zoals in het “shûb” van Daniël 9:25, de teruggave van overwonnen gebied aan de oorspronkelijke bezitter ervan. In dit geval van 1 Koningen is het zeer duidelijk, de steden werden voordien niet verwoest, maar teruggegeven in een intacte toestand. In het verhaal van Azaria die koning was, lezen we dit: “Hij versterkte (bânâh) Elat en bracht het aan Juda terug (shûb), nadat de koning bij zijn vaderen te ruste was gegaan” (2 Kon.14:22 NBG). Zo lezen we het in de Willibrordvertaling van 1995: “Het was deze Azarja die Elat versterkte (bânâh) en weer onder Juda bracht (shûb). Dit gebeurde nadat de koning bij zijn vaderen was gaan rusten.” Dus een teruggave van een voordien veroverd gebied. Niet het opstarten van een bouwwerf. Nog een ander voorbeeld uit 1 Kon.12:21: “Toen Rechabeam te Jeruzalem was gekomen, riep hij het gehele huis van Juda en de stam Benjamin bijeen, honderdtachtigduizend strijdbare jonge mannen, om te strijden tegen het huis van Israël en het koningschap terug te brengen (shûb) aan Rechabeam, de zoon van Salomo” NBG. “Toen Rechabeam in Jeruzalem gekomen was, riep hij het hele huis van Juda en de stam Benjamin bijeen; honderdtachtigduizend strijdbare mannen om de strijd aan te binden met het volk van Israël en het koninkrijk te herwinnen (shûb) voor Rechabeam, de zoon van Salomo” Willibrordvertaling, herziene editie 1995. Daarom een reeks vertalingen van Daniël 9:25a, want wie dat verkeerd leest kan alle kanten op in één of andere onbijbelse uitleg als het hem/zij wat uitkomt: “om te doen weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen” Statenvertaling, editie 1977. “om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen” Nederlands Bijbelgenootschap. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 215 “over de terugkeer uit de ballingschap en de herbouw van Jeruzalem” Willibrordvertaling (herziene editie 1995). King James Version 1611, 1769: “the commandment to restore and to build Jerusalem.” New King James Version, 1982: “the command To restore and build Jerusalem.” New Living Translation, 1996: “the command is given to rebuild Jerusalem.” New International Version, 1984, “decree to restore and rebuild Jerusalem.” The Holy Bible, English Standard Version, 2001: “the word to restore and build Jerusalem.” New American Standard Bible, 1995: “a decree to restore and rebuild Jerusalem.” Revised Standard Version, 1952: “word to restore and build Jerusalem.” American Standard Version 1901: “commandment to restore and to build Jerusalem.” Robert Young Literal Translation, 1898: “the word to restore and to build Jerusalem.” John Darby Translation, 1890: “word to restore and to build Jerusalem.” Noah Webster Version, 1833: “commandment to restore and to build Jerusalem.” Hebrew Names Version, 2000: “the mitzvah to restore and to build.” Josephus de Joodse historicus heeft in zijn werk een brief van Cyrus geschreven aan de satrapen (rijksbeheerders) van Syrië. Hij zegt het volgende: “King Cyrus to Sisines and Sarabasanes, greeting. To those among the Jews dwelling in my country, who so wished, I have given permission to return to their native land and to rebuild the city AND build the temple of God of Jerusalem on the same spot on which it formerly stood” (wij onderstepen uit ‘Jewish Antiquities’ 11.12 [ 11.1.3], Loeb edition. Zie ook zijn ‘Jewish Antiquities’ 11.6 [11.1.2]). We hebben dus een aanwijzing van een historicus die de herbouw van de stad Jeruzalem bij Kores laat beginnen. En de hoofdstukken 1-8 van het boek Ezra zijn daar een ondersteuning van, de geschiedenis van het herstel speelt zich af rond Jeruzalem. Ezra 5:1: “Maar de profeet Haggai, en Zacharia, de zoon van Iddo, traden bij de Judeeërs die in Juda en Jeruzalem WOONDEN, als profeten op in de naam van de God van Israël.” Dat bewijst dat er mensen zijn in Jeruzalem die de boodschap kunnen horen. Ezra 6:9: “En wat er nodig is: jonge stieren, rammen, lammeren voor de brandoffers aan de God des hemels, tarwe, zout, wijn en olie, volgens de opgave van de priesters te Jeruzalem, dat moet hun dag aan dag volledig ter beschikking worden gesteld.” Dat bewijst dat er priesters zijn in Jeruzalem. Ezra 10:7 leest: “Daarop deed men een oproep uitgaan door Juda en Jeruzalem tot al degenen die in de ballingschap geweest waren, om zich te Jeruzalem te verzamelen.” Er zijn dus mensen in Jeruzalem die de oproep horen, het was geen oproep voor de katten en de honden. Zie ook nog; Ezra 7:7,14,24 / 9:9 / 10:6. Dat was alles jaren voordat Nehemia er zijn voet zet. John F. Wolvoord en al zijn leerlingen moeten leren lezen wat er staat in de Schrift zonder bokkensprongen te maken. Het is duidelijk dat je met behulp van retoriek de waarheid niet mag verdraaien. Vergeet niet dat Jeruzalem, ondanks de beweringen van dispensationalisten, een relatief bruisende stad is in die dagen. Men bouwt er aan de tempel, muren en huizen. Dat spreekt ook voor zichzelf, want toen men terugkeerde zijn die mensen terug gaan wonen waar ze vroeger woonden. Wie woonden dan Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 216 permanent in de hoofdstad: enkele priesters, zangers, tempelhorigen en veel Benjaminieten en nog andere stammen. Ieder in zijn eigen stad en eigen grondgebied (Ezra 2:1b / 2:70 / 1 Kron.7:28 / Neh.7:6 en 11:5,6). Dit lezen we in 1 Kronieken 9: “3 Te Jeruzalem woonden van de zonen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse: (…)34 Dit waren de familiehoofden der Levieten, krachtens hun afkomst hoofden. Dezen woonden te Jeruzalem.” Ook in 1 Kronieken 8 staat er wat over: “28 Dit waren familiehoofden, hoofden over hun geslachten; zij woonden te Jeruzalem.” De stam van Benjamin leefde dus zowel vóór als nà de ballingschap in de hoofdstad Jeruzalem. Men ging toen niet in de morgen aan de tempel werken en s’avonds ergens anders naar huis, men woonde in die stad, men leefde er. Een andere leraar van de bedelingen, Sir Robert Anderson, heeft een speciale betekenis gegeven aan de profetieën van de gevangenschap in Babylon. Zijn argumentatie is dat er aan de tempel niet gewerkt werd dan in het jaar 520 voor Christus en baseert zich op Haggaï 2:18,19 Maar hoe hij het uitlegt is in strijd met deze teksten: Ezra 3:10: “Toen nu de bouwlieden het fundament van de tempel des HEREN legden, stelden zij de priesters op, gekleed in ambtsgewaad, met trompetten, en de Levieten, de zonen van Asaf, met cimbalen, om de HERE te loven naar de aanwijzing van David, de koning van Israël.” Zacharia 4:9: “De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voltooien, en gij zult weten, dat de HERE der heerscharen mij tot u gezonden heeft.” Ezra 6:15,16: “en zij waren met dit huis GEREED tegen de derde dag van de maand Adar, en wel in het zesde jaar van de regering van koning Darius. Toen vierden de Israëlieten, de priesters, de Levieten en de overigen die in de ballingschap geweest waren, de inwijding van dit huis Gods met vreugde.” Dit is de goede conclusie: het grootste werk aan de tempel is gedaan tijdens de periode van Zerubabel. Dat zegt Zacharia 4:9 over hem: “gegrondvest, (en) zijn handen zullen het ook voltooien.” Ik zal dus niet wat anders beweren dan wat hier geschreven staat. Zo oprecht moeten we de Bijbel toch lezen! De gebeurtenissen in 539 voor Christus, en in de geschiedenis van Babylon, hebben het startsein gegeven van de terugkeer van de gelovige Joden. Het zijn de Meden en de Perzen die dat mogelijk maken. Dit zijn enkele data uit dat jaar overgenomen van Wikipedia: “4 april: Het Nieuwjaarsfeest wordt voor het eerst in lange tijd weet naar behoren gevierd in Babylon, maar de priesters zijn niet blij dat de koning alle goden van de andere steden ook de poorten heeft binnengehaald. 11 oktober: Na de Slag van Opis brandt Cyrus II een stuk van Akkad plat. De burgers van Sippar geven zich zonder tegenstand gewonnen. 13 oktober: Gobrias van Gutium trekt Babylon binnen. Daarmee valt de stad in handen van de Perzen van Cyrus II. Einde van het Nieuw-Babylonische rijk.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 217 Volgens Ezra 9:9 hebben meerdere Perzische koningen de Joden: “een omtuining gegeven in Juda en in Jeruzalem.” Deze omtuining kan niet anders worden uitgelegd als de symbolische grenzen van Juda. Men had rondom dat land géén muur gebouwd, zoals men ooit in China heeft gedaan. De omtuining geeft aan dat ze als een zelfstandige natie bestaan, weliswaar met verdragen en verplichtingen tegenover Perzië. Dat is de “shûb,” herstel van geestelijk en sociaal leven. De lijst van deze Perzische koningen (de koningen van de Achemeniden) staat hieronder zodat u een idee heeft over wie we spreken: Cyrus de Grote, (de Bijbelse Kores) ca 550 v. Chr. - 530 v. Chr. De Bijbel rekent echter niet vanuit zijn vroeger koningschap. Zijn eerste (bijbel)jaar is 538 of 537 voor Christus. Cambyses, 530 v. Chr. - 521 v. Chr. Smerdis, 521 v. Chr. Darius I, 521 v. Chr. - 486 v. Chr. Xerxes I, 486 v. Chr. - 465 v. Chr. Artexerxes I, 464 v. Chr. - 424 v. Chr. Darius II, 423 v. Chr. - 404 v. Chr. Artexerxes II, 404 v. Chr - 358 v. Chr. En datzelfde met enkele Bijbelverwijzingen: EZRA-NEHEMIA PERZISCHE GESCHIEDENIS Kores (Cyrus) (Ezra 1:4 / 4:3 / Cyrus (539-530 v. Chr.) 5:13 / 6:3,14) Cambyses (530-521 v. Chr.) Pseudo Smerdis (521 v. Chr.) Darius (Ezra 4:5,24 / Darius (521-486 v. Chr.) 5:6 / 6:1,13) Xerxes (Ezra 4:6) Xerxes (486-465 v. Chr.) Artaxerxes I (Ezra 4:7,8, Artaxerxes I (465-423 v. Chr.) 11,23 / 6:14 / 7:1 / 8:1 Neh.2:1 / 5:14 / 13:6) Darius II (Neh.12:22) Darius II (423-404 v. Chr.) Artaxerxes II (404-359 v. Chr.) Ezra 4:12 is een zeer belangrijke tekst om te begrijpen wat er gaande is vanaf het prille begin van de mensen die teruggekomen zijn. We lezen daar het volgende: “Welnu, het zij de koning Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 218 bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit.” Dit is één van de belangrijkste teksten uit gans dit probleem van het bepalen waar de 490 jaar beginnen. Wanneer de herbouw begon weten we zeer precies namelijk, in de dagen van koning Kores. Een ander begin vooropstellen zou dit profetische woord van Jesaja hieronder weergegeven tegenspreken. Er zijn weinig heidenen te noemen die door God op zo een manier persoonlijk zijn aangesproken. Jesaja 44:24-28: “Zo zegt de HERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de HERE, die alles gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht; die de tekenen der leugenprofeten tenietdoe en de waarzeggers als dwazen aan de kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot dwaasheid maak; die het woord van mijn knecht gestand doe en de aankondiging mijner boden volvoer; die tot Jeruzalem zeg: Het worde bewoond; tot de steden van Juda: Laten zij herbouwd worden, haar puinhopen richt Ik weer op; die tot de diepte zeg: Verdroog, uw rivieren doe Ik opdrogen; die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest.” Jesaja 45:13: “Ik ben het, die hem verwekt heb in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik effen maken; hij is het, die mijn stad herbouwen zal en mijn ballingen vrijlaten, zonder koopprijs en zonder geschenk, zegt de HERE der heerscharen” (NBG). En zo staat het in de Willibrord van 1995: “Ik heb hem laten opstaan voor de overwinning en al zijn wegen maak Ik vlak; hij is het die mijn stad zal herbouwen en mijn verbannenen zal laten gaan, zonder betaling en niet voor loon’, zegt de HEER van de machten.” DE ENIGE MENSELIJKE BOUWER VAN DE STAD IS KORES, allen die dat werk uitvoeren doen het onder zijn bevel. Een bevel op last van God die de eigenlijke bouwer is. Maar niet Ezra is de bouwer en niet Nehemia is de bouwer, dat zijn de werklieden in dienst van God en Kores. We lezen over de vervulling van deze profetie in Jesaja in Ezra 1:1-5 SV77: “In het eerste jaar nu van Kores, koning van Perzië, opdat volbracht zou worden het woord des HEEREN, uit de mond van Jeremía, verwekte de HEERE de geest van Kores, koning van Perzië, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende: Zo zegt Kores, koning van Perzië: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, dat in Juda is. Wie is onder u van al Zijn volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het huis van de HEERE, de God van Israël; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont. En al wie achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling verkeert, hem zullen de lieden van zijn plaats bevoordelen met zilver, en met goud, en met have, en met beesten; BENEVENS EEN VRIJWILLIGE GAVE, VOOR HET HUIS GODS, Die te Jeruzalem woont. Toen maakten zich op de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 219 de priesters en de Levieten, benevens een ieder, wiens geest God verwekte, DAT ZIJ OPTROKKEN OM TE BOUWEN HET HUIS DES HEEREN, DIE TE JERUZALEM WOONT.” We beweren dat de start van de 70 jaarweken bij Kores moet liggen. De critici van onze visie zeggen dat er slechts het bevel is de tempel te bouwen en een terugkeer van mensen. Dat is een spijker op laag water zoeken, want als het zo is dan moeten we ook leren dat er géén herstel is van de tempeldienst. Dat er ook dan moet geleerd worden dat de mensen niet in Jezuzalem mogen wonen, want ook dat zit niet in dat bevel. Of dat geen onzin zou zijn! Nehemia is een relatief hoge ambtenaar aan het hof en we veronderstellen dat hij op de hoogte was van de terugkeer, 13 jaar tevoren onder Ezra. Nehemia is aangeslagen door het recente nieuws dat de muur van Jeruzalem is afgebroken en de poorten met vuur zijn verbrand. Deze opmerking is ongerijmd indien Nehemia tegenover de koning zou verwijzen naar een gebeurtenis uit de tijd van DARIUS méér dan anderhalve eeuw voordien. (Zie verder punt 3.) Als u me zegt dat Kores de voorstelling is van de totaliteit van het herstel over een zo lange periode van 537 v. Christus tot 444 v. Christus, dan kunnen we met zo een uitspraak leven. Maar alles begon MET HET BEVEL VAN KORES. God liegt toch niet in Jesaja 44 en 45. Ds. H. H. Grosheide schreef in een brochure over dit onderwerp getiteld ‘De terugkeer uit de Ballingschap’, Van Keulen, 1957: “B. Het eerste edict (Ezra 1 :2-4). Het edict spreekt in bevelende vorm. Op andere wijze konden Oosterse heersers niet spreken. Maar natuurlijk gaat het om “vergunning, “verlof” tot terugkeer en tempelbouw. Dat blijkt uit heel het verband, zie m.n. vs 5. In Sept. en L.,(Septuaginta en Latijnse GB) wordt het in vs 3 zelfs uitdrukkelijk gezegd, maar dat zal wel een verduidelijkende aanvulling zijn. (…) 2. Het doel van deze terugkeer is vooral de herbouw van de tempel. Door de Joden tot deze herbouw toestemming te geven wil Cyrus ze gunstig voor zich stemmen, ze zeer loyale onderdanen van zijn rijk maken” (blz.30). Er is ook in die tijd al een grote weerstand van dezen die overgebleven zijn in de streek van Jeruzalem vooral Samaritanen. Weerstand hebben ze trouwens die ganse periode door. We geven deze opmerking omdat dispensationalisten de profetie uitleggen en samenbinden aan de woorden van de profetie: “zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden” (Dan.9:25). Wie volgens de bedelingenleer dit vooral opde laatste 52 dagen - de duur van de afwerking van de muur - laat slaan, geeft een verwrongen uitleg. De vijanden waren géén andere Israëlieten, ze hadden geen ruzie over het bouwen. Maar de tegenstand kwam meestal van Samaritanen, hoewel dat nog niet hun naam is in die dagen. We lezen er dit van en de daaropvolgende oplossing die van rechtswege (de Perzische koning) gegeven wordt. Ezra 4:1-5,11-23: “Toen de tegenstanders van Juda en Benjamin hoorden, dat zij die in ballingschap waren geweest, een tempel voor de HERE, de God van Israël, bouwden, kwamen zij tot Zerubbabel en de familiehoofden en zeiden tot hen: Laat ons met u Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 220 bouwen, want wij zoeken uw God evengoed als gij; Hem toch brengen ook wij offers sinds de dagen van Esarhaddon, de koning van Assur, die ons hierheen heeft doen optrekken. Maar Zerubbabel, Jesua en de overige familiehoofden van Israël zeiden tot hen: Het gaat niet aan, dat gij met ons een huis voor onze God bouwt, want wij alleen willen voor de HERE, de God van Israël, bouwen, zoals koning Kores, de koning van Perzië, ons geboden heeft. Toen ontmoedigde de bevolking des lands het volk van Juda en schrikte hen af van het bouwen. Zelfs kochten zij raadslieden tegen hen om, teneinde hun plan te verijdelen, zolang Kores, de koning van Perzië, leefde, tot de regering van Darius, de koning van Perzië, toe. (…) aldus luidt het afschrift van de brief die zij hem zonden – aan koning Artachsasta, uw dienaren, de mensen van het gebied over de Rivier. Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; ZIJ VOLTOOIEN DE BOUW DER MUREN EN GRAVEN DE FUNDAMENTEN UIT. Nu zij het de koning bekend, dat, als deze stad herbouwd is en de muren voltooid zijn, men geen belasting, cijns of tol meer zal betalen, zodat zij ten slotte de koningen schade zal berokkenen. Aangezien wij aan het paleis verbonden zijn, en het voor ons niet aangaat toe te zien bij de smaad welke de koning wordt aangedaan, daarom hebben wij de koning bericht gezonden, opdat men onderzoek doe in het gedenkboek uwer vaderen. Gij zult in het gedenkboek vinden en ontdekken, dat deze stad een oproerige stad is, dat zij aan koningen en gewesten schade heeft toegebracht en dat men in haar oproer gestookt heeft sinds de dagen van ouds. Daarom is deze stad verwoest. Wij doen de koning weten, dat, als deze stad herbouwd is en de muren voltooid zijn, gij daardoor het gebied over de Rivier niet zult kunnen behouden. o De koning zond als antwoord: Aan Rechum, de landvoogd, Simsai, de schrijver, en hun overige ambtgenoten, die wonen in Samaria en in het verdere gebied over de Rivier, heil! Welnu, de brief, welke gij ons gezonden hebt, is mij duidelijk voorgelezen; en door mij is bevel gegeven, en men heeft onderzoek gedaan en bevonden, dat deze stad sinds de dagen van ouds tegen de koningen opstandig is geweest, en dat men wederspannigheid en oproer in haar stookte. Er zijn zelfs machtige koningen over Jeruzalem geweest, die heersten over het gehele gebied aan de overzijde der Rivier en aan wie men belasting, cijns en tol betaalde. Geeft dan nu bevel, deze lieden de arbeid te doen staken, opdat deze stad niet herbouwd worde, aleer door mij bevel wordt gegeven. En wacht u ervoor nalatigheid in deze zaak te betonen; waarom zou het nadeel tot schade van de koningen groter worden? Nadat nu het afschrift van de brief van koning Artachsasta voorgelezen was aan Rechum, Simsai, de schrijver, en hun ambtgenoten, begaven zij zich in allerijl naar Jeruzalem tot de Judeeërs en deden hen met kracht en geweld de arbeid staken.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 221 Het begrip voor “muur” hier in Ezra hoofdstuk vier is niet hetzelfde woord als voor de “muur” van het boek Nehemia. In Ezra 4:12 staat Strong’s nummer H7792, het begrip “shuwr” (Aramees) en is drie maal gebruikt: Ezra 4:12 / Ezra 4:13 / Ezra 4:16. Strong’s nummer H7791 heeft gelijkenis met “shuwr” (met een andere uitspraak) en is 4 maal gebruikt in het OT; Gen.49:22 / 2 Sam.22:30 / Job 24:11 / Ps.18:29. De “muur” in het boek Nehemia is Strong’s nummer H2346 = chowmah. Totaal 133 maal gebruikt in het OT en als muur of omwalling weergegeven. Ondanks een andere naam gaat het in beide Bijbelboeken om DEZELFDE muur. De uitdrukking “tussen de twee muren” wijst erop dat er later zelfs twee muren en in de dagen van derde tempel (van Herodes) drie muren rond de stad Jeruzalem waren. Zie bijvoorbeeld naar: 2 Kon.25:4 / Jesaja 22:11 / Jeremia 39:4. De derde muur was er één rond de tempel om de heidenen er buiten te houden. Ik denk dat Philip Mauro het dichtst de waarheid benaderd door op te merken dat wat Nehemiah 1:13 beschrijft, naar een recente vernietiging van de muren verwijst. Ook toen waren er nog vijanden in die streken. Zie: ‘The Seventy Weeks and the Great Tribulation: A Study of the Last Two Visions of Daniel, and of the Olivet Discourse of the Lord Jesus Christ’, Swengel, PA: Bible Truth Depot, 1944, blz.38. Uit Ezra 4:24 blijkt dat Israël gebouwd heeft tot en met het tweede jaar van Darius en dat is 519 v. Chr. Men is aan de werken begonnen in waarschijnlijk 537 v. Chr., het jaar van de terugkeer of een jaar later, afhankelijk van het berekenen van het begin van het jaar in de lente of in de herfst. Dat wil zeggen dat er al jaren gewerkt is aan zowel de tempel, de stad (met huizen) en de muur (of muren). Alles bleef niet zonder enig herstel tot aan de periode van Nehemia, negentig jaar later. Het zou onwaarschijnlijk zijn omdat de afwerking van de muur door Nehemia slechts 52 dagen in beslag nam. God is op geen enkel moment tijdens die bouw persoonlijk of in positieve zin opgetreden. Ook in die tijd van Nehemia is er een tegenstand van de omringende volkeren evenals bij Ezra. Beider opmerking in dat verband is duidelijk; jullie hebben geen deel aan Israëls erfdeel of gedachten (Ezra 4:2,3 / Nehemia 2:20). We komen nog enkele malen het begrip “bevel” tegen in de boeken Ezra en Nehemia en dat is belangrijk, want daar moet ook gedacht worden aan wat in het begin staat van de profetie van Daniël 9:24-27. De zoekterm “BEVEL” in de boeken Ezra en Nehemia, Statenvertaling, 1977 geeft het volgende resultaat. 21 vindplaatsen in 19 verzen 1. Ezra 4:19: “En toen door mij BEVEL gegeven was, hebben zij gezocht en gevonden, dat deze stad zich van oude tijden af tegen de koningen heeft verheven, en rebellie en afval daarin gesticht is.” 2. Ezra 4:21: “Geeft dan nu BEVEL, om die mannen te beletten, dat die stad niet opgebouwd wordt, totdat door mij BEVEL zal worden gegeven.” 3. Ezra 5:3: “In die tijd kwam tot hen Thathnai, de landvoogd aan deze zijde van de rivier, en Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 222 Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en zeiden aldus tot hen: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen, en deze muur te voltrekken?” 4. Ezra 5:9: “Toen hebben wij die oudsten gevraagd, en aldus tot hen gezegd: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen, en deze muur te voltrekken?” 5. Ezra 5:13: “Doch in het eerste jaar van Kores, koning van Babel, heeft de koning Kores BEVEL gegeven dit huis Gods te bouwen.” 6. Ezra 5:17: “Zo het dan nu de koning goeddunkt, laat er gezocht worden in het schathuis van de koning aldaar, dat te Babel is, of het zo is, dat een BEVEL van de koning Kores gegeven is, om dit huis Gods te Jeruzalem te bouwen; en dat men het believen van de koning hiervan tot ons zende.” 7. Ezra 6:1: “Toen gaf de koning Daríus BEVEL; en zij zochten in de kanselarij, waar de schatten waren weggelegd, in Babel.” 8. Ezra 6:3: “In het eerste jaar van de koning Kores, gaf de koning Kores dit BEVEL: Het huis Gods te Jeruzalem, dat huis zal gebouwd worden, ter plaatse, waar zij offeranden offeren, en de fundamenten daarvan zullen zwaar zijn; zijn hoogte van zestig ellen, en zijn breedte van zestig ellen.” 9. Ezra 6:8: “Ook wordt door mij BEVEL gegeven, wat gij doen zult aan de oudsten van deze Joden, om dit huis Gods te bouwen; te weten, dat uit de goederen van de koning, van de schatting aan gene zijde van de rivier, de onkosten aan deze mannen spoedig gegeven worden, opdat men hen niet belette.” 10. Ezra 6:11: “Voorts wordt BEVEL door mij gegeven, dat van ieder, die dit woord zal veranderen, een hout uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal om diens wil tot een drekhoop gemaakt worden.” 11. Ezra 6:12: “De God nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe ter neer alle koningen en volken, die hun hand zullen uitstrekken, om te veranderen en te verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem is. Ik, Daríus, heb het BEVEL gegeven, dat het spoedig gedaan worde.” 12. Ezra 6:14: “En de oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoedig voort, door de profetie van de profeet Haggaï en Zacharía, de zoon van Iddo; en zij bouwden en voltrokken het, naar het BEVEL van de God Israëls, en naar het BEVEL van Kores, en Daríus, en Arthahsasta, koning van Perzië.” 13. Ezra 7:13: “Door mij wordt BEVEL gegeven, dat al wie vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israël, en van zijn priesters en Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga.” 14. Ezra 7:21: “En door mij, mij, koning Arthahsasta, wordt BEVEL gegeven aan alle schatmeesters, die aan gene zijde van de rivier zijt, dat alles, wat Ezra, de priester, de schriftgeleerde van de wet van de God des hemels, van u zal begeren, spoedig gedaan worde.” 15. Ezra 7:23: “Al wat naar het BEVEL van de God des hemels is, dat het vlijtig gedaan worde, voor het huis van de God des hemels; want waartoe zou er grote toorn zijn over het koninkrijk van de koning en van zijn kinderen?” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 223 16. Ezra 8:17: “En ik gaf hun BEVEL aan Iddo, het hoofd in de plaats Kasífja; en ik legde de woorden in hun mond, om te zeggen tot Iddo, zijn broeder, en de Nethínim, in de plaats Kasífja, dat zij ons brachten dienaars voor het huis van onze God.” 17. Neh.7:2: “En ik gaf BEVEL aan mijn broeder Hanáni, en aan Hanánja, de overste van de burcht te Jeruzalem, want hij was als een man van getrouwheid, en godvrezend boven velen.” 18. Neh.13:9: “Voorts gaf ik BEVEL, en zij reinigden de kamers; en ik bracht daar de vaten van Gods huis weer in, met het spijsoffer en de wierook.” 19. Neh.13:19: “Het geschiedde nu, toen de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor de sabbat, dat ik BEVEL gaf, en de deuren werden gesloten; en ik beval, dat zij ze niet zouden opendoen tot na de sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, opdat er geen last zou inkomen op de sabbatdag.” We wijzen hierbij op vier zaken: 1°) Niet alle teksten hier spreken over het bevel van een Perzische koning. 2°) Daar waar het bevel gegeven is van een Perzische koning zijn ze allen te herleiden tot deze van Kores, alle andere steunen daarop. We beginnen dus daar de vervulling van de 70 jaarweken. 3°) Daar waar het bevel gegeven is van een Perzische koning is het ook het bevel van God (Ezra 6:14). 4°) In het boek Nehemia is wat de koning hem toelaat te doen, GEEN BEVEL GENOEMD. 2°) WIE KWAM TERUG UIT BALLINGSCHAP? Laten we vooraf als eerste punt, wat ingaan op de geschiedenis van de 10 stammen, de 2 stammen en dat aparte “koninkrijk” waaruit ze kwamen, van David en Salomo, Gods theocratie op aarde. Rond het jaar 975 v. Chr. scheurde tien stammen af zich van de twaalf stammen. Het ging samen met oprichten van een apart koninkrijk waar de eerste koning Jerobeam werd. Wat er op volgt is geen fraai verhaal: zelfs na een lange lijst van profeten die predikten tegen deze anarchie en het geloofsafval van deze 10 stammen viel het rijk in handen van de Assyriërs. De vele waarschuwingen en oordelen hebben niet geholpen, deze afvalligen tot God te brengen. Hun hoofdstad Samaria werd verwoest en een groot deel van de bevolking werd als slaven weggevoerd. Ze werden gedwongen te wonen in: “Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden” (2 Kon.17:6 en 1 Kron.5:26). We geven aandacht aan drie punten van belang: 1° Na de scheuring bestond het koninkrijk van Juda uit de stammen Juda en Benjamin, en de Levieten die trouw waren gebleven aan het huis van David, zodat het godsdienstige centrum in Jeruzalem bleef. Een gedeelte van de Levieten die in de noordelijke delen van het land woonden, verhuisden naar de streken rond Jeruzalem. We lezen het in 2 Kronieken 11:5,13,14 SV77: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 224 “Rehábeam nu woonde te Jeruzalem; en hij bouwde steden tot vestingen in Juda. (...) Daartoe de priesters en de Levieten, die in het ganse Israël waren, stelden zich bij hem uit heel hun gebied. Want de Levieten verlieten hun weidegronden en hun bezitting, en kwamen in Juda en in Jeruzalem; want Jerobeam en zijn zonen hadden hen verstoten, van het priesterdom des HEEREN te mogen bedienen.” Priester zijn van de cultus van YaHWeH was gebonden aan afstamming van Levi, maar onder de heidenen ging dat gemakkelijk en wel als volgt: “U hebt de priesters van de HEER verdreven, de zonen van Aäron en de Levieten, en u hebt priesters over u aangesteld zoals de andere volken overal doen: als iemand met een stier en zeven rammen komt om tot priester gewijd te worden, kan hij priester worden van wat geen goden zijn.” – 2 Kron.13:9 Willibrord 2° Behalve Juda, Benjamin en Levi waren er ook individuen uit het tienstammenrijk, die trouw bleven aan de Heer en aan Jeruzalem als plaats voor aanbidding. We lezen dat nogal vlug na de opstand er “na hen” (de Levieten uit 2 Kronieken 11:14): “De priesters en Levieten werden gevolgd door velen uit alle stammen van Israël, die vastbesloten waren de HEER, de God van Israël, te blijven vereren, en die naar Jeruzalem kwamen om offers op te dragen voor de HEER, de God van hun voorouders. Ze versterkten het koninkrijk van Juda en waren drie jaar lang een steun voor Rechabeam, de zoon van Salomo, want drie jaar lang bewandelden zij de weg van David en Salomo.” (2 Kron.11:16,17 Willibrord) Tijdens de periode van het bestaan van het rijk van de twee stammen – tot hun gevangenschap door de Babyloniërs - hebben gelovige Israëlieten uit de tien stammen zich afgescheiden en zich daarop aangesloten bij 'Juda.' In de perioden van nationale opleving van het zuidelijke koninkrijk en tijdens de regeringen van koningen die de Heer vreesden zochten ze zich opnieuw als gelovigen te identificeren (zie 2 Kron.15:9-15). 3° We lezen dat: “de koning van Assur Samaria innam en Israël (= de 10 stammen) in ballingschap voerde naar Assur.” Maar hij heeft niet het gehele volk met zich meegevoerd. Zeer waarschijnlijk de notabelen en meer invloedrijke personen. Het is bijna zeker dat velen in het land achterbleven hoewel we er geen echt Bijbels bewijs voor hebben. We mogen dat veronderstellen omdat later in het geval van de omverwerping van het zuidelijk tweestammenkrijk door de Babyloniërs ook slechts een deel is weggevoerd. We lezen in 2 Kon.25:12 SV77 het volgende: “Maar van de armsten des lands liet de overste der lijfwachten enigen over tot wijngaardeniers en tot akkerlieden.” Er zijn bovendien aanduidingen voor het eerste, omdat tijdens de regering van koning Josia – dat is wel 100 jaar na de val van Samaria - een gedeelte van de stammen Manasse en Efraïm en “een overblijfsel vanuit geheel Israël” die nog in het land waren bijdragen leverden voor de wederopbouw van de Tempel. Dat was tijdens een inzameling gedaan door de Levieten. Ook vierden zij het Pascha mee tijdens het 18e jaar van de regering van de jonge koning: “Sinds de dagen van de profeet Samuël was Pasen in Israël nog nooit zo gevierd; geen van de koningen van Israël had Pasen gevierd zoals koning Josia het vierde met de priesters en Levieten, met alle aanwezigen van Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 225 Juda EN ISRAËL en de inwoners van Jeruzalem.” - 2 Kron.35:18 Willibrord. Maar ook het zuidelijk koninkrijk van 'Juda' komt het punt te bereiken dat er, vanwege hun afgoderij en geloofsafval, geen herstel meer mogelijk is. In 2 Kron.36:16 Willibrord is het beschreven: “Maar ze overlaadden de gezanten van God met smaad, sloegen hun waarschuwingen in de wind, en spotten met de profeten, zodat de toorn van de HEER wel onverbiddelijk moest neerkomen op zijn volk.” Het zuidelijk koninkrijk en Jeruzalem worden uiteindelijk door Nebukadnezar ingenomen, ongeveer 130 jaar na de verovering van Samaria door de Assyriërs. Het grote Assyrische Rijk is dan al opgevolgd door het Babylonische Rijk. De landen waar Nebukadnezar over regeerde waren ongeveer dezelfde als waarover Salmanezer en Sargon tijdens het Assyrische Rijk regeerden. Er was een iets uitgebreider territorium. Een opmerking van 2 Kon.23:29: waar de koning van Babel de koning van Assur wordt genoemd geeft aan wat we willen zeggen. Tweede belangrijk punt in deze zaak: de stammen waren in de ballingschap weer bij elkaar. Waar de exacte verblijfplaats van de ballingen uit het twee stammenrijk was wordt niet genoemd in de Bijbel. De Schrift geeft wel duidelijk aan dat er drie verschillende groepen van ballingen door Nebukadnezar worden meegenomen ‘naar Babel’. De eerste groep tijdens de regering van Jojakim in 606 v. Chr., de tweede tijdens de regering van Joachin in 599 voor Christus. De derde groep, die ook de grootste is, bij de uiteindelijke omverwerping van Jeruzalem in de regering van koning Zedekia in 588 v. Chr. (zie 2 Kon.24 en 25 / Dan.1). Ezechiël was één van de 10.000 ballingen, die door Nebukadnezar samen met Joachin was meegenomen en die leefde in ballingschap bij de rivier Chabor in Gozan. Meer dan een eeuw voordien werden daar al, door de Assyriërs, ballingen van de tien stammen gebracht. Met al die perikelen in de beide koninkrijken kwam er een einde aan de verdeeldheid en rivaliteit tussen ‘Juda’ en ‘Israël.’ Toen, in die dagen, waren geen van beide nog belangrijk, maar een speelbal van de groten: Egypte, Assyrië en Babylon. In die dagen was er wel hoop, iets waar velen naar uitkeken: het door profeten beloofde nationale herstel. Amos, Hosea, Joël, en enkele andere profeten tot aan de val van Samaria hadden dat beeld in hun vaandel. Dat beeld van opnieuw hersteld te worden bevorderde ook in grote mate de eenheid onder het volk. Althans voor dezen die zich ondertussen niet geassimileerd totaal hadden met de heidenen rondom hen. Later horen we van Daniël, Jeremia en Ezechiël - de profeten uit de Babylonische ballingschap die gezamenlijke hoop van de leden van de twee koninkrijken beschrijven en bezingen. Het mooiste voorbeeld hiervan staat in Ezechiël 37:15-28. Bekijken we eens in het kort het verhaal van dezen die uit de ballingschap komen om de tempel te herbouwen en de profetie van Jesaja 44 en 45 in vervulling te laten gaan. Het volk dat op dat moment in de omgeving van Jeruzalem woont, grotendeels Samaritanen, dus met gedeeltelijke Israëlische wortels, tracht het herstel van Israël te verhinderen op drie manieren; 1°) Ze willen meebouwen en zo iets van de eer opstrijken Ezra 4:2,3 (2 Kon.17:25-41 geeft aan dat ze geen echte aanbidders van YaHWeH zijn.) 2°) Ontmoedigen de Israëlieten te bouwen Ezra 4:4. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 226 3°) De Perzische koningen worden overstelpt met leugenachtige taal Ezra 4:5,6. De bouw van de muur zien ze als een bedreiging tegenover Perzië Ezra 4:12. We leren ook uit deze zaak: dat er geen totale leegloop was in Israël, alleen het gebied van Juda had te maken met de straf van 70jarig verwoest liggen van het land, letterlijk en figuurlijk. Een derde belangrijk punt: er was een gezamenlijke terugkeer naar het land van alle stammen. In de zesde en vijfde eeuw voor Christus zijn meerdere bannelingen teruggekeerd naar het land van de hoop. In het jaar 538 v. Chr. had Kores, de koning van Perzië, Babylon veroverd. De eerste groep ballingen die in het jaar 606 v. Chr. door Nebukadnezar naar Babylon waren weggevoerd, waren er ondertussen ongeveer 70 jaren. Profetisch stond er wat te gebeuren. We lezen in Ezra 1:1-3 NBG: “1 In het eerste jaar van Kores, de koning van Perzië, wekte de HERE, opdat het woord des HEREN, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzië, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan: 2 Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. 3 Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort – zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israël, dat is de God, die in Jeruzalem woont.” De zaak van hierboven moeten we nog eens benadrukken, zowel tegen wat dispensationalisten zeggen als de Brits-Israël verenigingen, die in een terugkeer geloven van alleen de 2 stammen en niet de 10 anderen. Wij leren: de terugkeer van Israël als één geheel. Het profetische verhaal uit Ezechiël, van de twee stokken, is vervuld en moet geen tweede maal gerealiseerd worden in een duizendjarig rijk. Ze keren in drie groepen terug. Dit zijn enkele details. De eerste terugkeer: Dit werd mogelijk na een toelating van koning Kores. Zijn decreet had betrekking op het gehele volk, dus alle onderdanen van het koninkrijk, de 10 en de 2 stammen. In het jaar 537 v. Chr., twee jaar na de verovering van Babel door Kores, werd dit uitgevaardigd. Het ‘gehele koninkrijk’ waarover hij regeerde omvat het gebied waarover Nebukadnezar en zijn opvolgers op de troon zaten. Aangezien het rijk van Babel identiek was aan dat van Assur, waar het tienstammenrijk naar was afgevoerd, had dit tevens betrekking op de 10 stammen. We hebben daar Bijbels ook een aanduiding voor: Kores en Darius l worden zonder onderscheid aangeduid met de titels, ‘Koning van Perzië’ (Ezra 4:5), ‘Koning van Babel’ (Ezra 5:13) en ‘Koning van Assur’ (Ezra 6:22). Na de oproep van Kores verzameld zich een karavaan naar het beloofde land Ezra 2:64,65 en bij telling krijgen we volgende cijfers: “64 De gehele gemeente tezamen was tweeënveertigduizend driehonderd zestig, 65 afgezien van hun slaven en slavinnen, van welke er zevenduizend driehonderd zevenendertig waren; zangers Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 227 en zangeressen hadden zij tweehonderd.” Het is onder de leiding van een afstammeling uit het koningshuis van David, de man Zerubbabel, dat ze van Babel op weg naar Jeruzalem gaan. De leiders van de teruggekeerden zijn “Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed.” (Ezra 1:5) Maar onder hun leiding reisden ook ballingen uit de andere stammen mee. “Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed, allen wier geest God had gewekt om op te trekken teneinde het huis van de HERE, die in Jeruzalem woont, te bouwen.” (Ezra 1:5). Hier hebben we ook te maken met een nieuwigheid in Bijbelse terminologie: mensen worden niet langer genoemd naar de stam waartoe zij behoren, maar naar hun families en naar hun steden waar zij vroeger gewoond hadden. Wanneer we dat opzoeken in de tijden waar ze woonden VOOR DE BALLINGSCHAPPEN, is het niet zo moeilijk vast te stellen hoeveel er tot Juda en hoeveel er tot Israël behoorden. In het gezelschap van dezen die terugkeerden waren 223 mannen van Bethel en Ai (Ezra 2:28) die duidelijk uit het noordelijke komen. Bethel dat op de grens van Benjamin lag, behoorde tot de stam Efraïm en die stad was het centrum van aanbidding van heidense goden ingesteld door Jerobeam. Een mogelijke latere aanwijzing zou het boek Jacobus in het NT kunnen zijn. Is het een brief gericht aan de twaalf stammen die in de verstrooiing (letterlijk de ‘diaspora’) zijn (Jac.1:1)? Als het om de letterlijke stammen gaat zijn de “twaalf stammen” dus geen verloren stammen. Maar het zou ook kunnen slaan op de gelovigen van het NT die op dat moment al verdrukt zijn en overal verspreid over de toen gekende wereld: ze zijn door de verdrukking in verstrooiing gegaan. Dus: in 537 v. Chr., is er een belangrijkst en grote terugkeer. Onder leiding van Zerubbabel keren 42.360 Joden terug met nog eens 7.337 dienaren en 200 zangers. En daarboven duizenden slaven en slavinnen (Ezra 2:65). De tweede groep: Na een toelating van Artaxerxes Longimanus in het jaar 458 v. Chr. is Ezra uit Babel getrokken met nog een andere groep Joden. Dit staat onder andere in dit Koninklijke besluit, in Ezra 1:3: “Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort – zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israël, dat is de God, die in Jeruzalem woont.” Het resultaat is beschreven in: “Zo trokken ook een aantal Israëlieten en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en tempelhorigen naar Jeruzalem, in het zevende jaar van koning Artachsasta.” Ezra 7:7 Deze groep keert terug onder leiding van Ezra bestaande uit 1.754 mannen. Hun reis neemt vier maanden in beslag. Hoeveel vrouwen erbij waren weten we niet. In Ezra 8:27 is vermeldt dat ze meekwamen maar het aantal wordt niet vernoemd. Men mag aannemen ongeveer eenzelfde aantal en bovendien ook nog hun kinderen. Een bont gezelschap dat bestond uit ongeveer 1800 families, de priesters, de Levieten en de tempelhorigen niet meegerekend. Het waren ‘de kinderen Israëls’ ongeacht uit welke stam. (Zie het bijvoegsel.) Zij kwamen uit alle delen van het Assyrische of Babylonische rijk waar ze naar toe gebracht waren. Tegen de tijd van Jezus was de Joodse populatie in Palestina uitgegroeid tot enkele miljoenen. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 228 De derde terugkeer: is onder Nehemia die begeleiding krijgt van een legerescorte. Hij komt terug om de herbouw af te werken, opnieuw met de financiële steun van de Meden en de Perzen. Een totaal dus van ruim 50.000 personen ging terug naar Juda. Dat zijn meer dan 42.000 personen van de stammen Juda en Benjamin en nog wel 11.000 anderen. We moeten dus niet spreken van het raadsel van de verloren stammen. Een vierde punt is: de situatie in de dagen van Christus bevestigd dat de 12 stammen toen opnieuw verenigd waren. Het gedeeltelijk herstel van Israël in de dagen van Cyrus en zijn opvolgers, in de zesde en vijfde eeuw voor Christus, had de nakomelingen van Jacob opnieuw tot één volk gemaakt. De stammenen geslachtsregisters, vooral van de inwoners van het land tot aan de verwoesting van de tweede Tempel (586 v. Chr.) waren grotendeels bewaard waren gebleven. De overgrote meerderheid bleef nog in de diaspora, ze waren er aan het werk en hadden gemeenschappen gevormd. Want ook in de verstrooiing blijven mensen van hetzelfde ras dicht bij elkaar, letterlijk en geestelijk. Natuurlijk zijn er die zich geassimileerd hadden. Dat wil niet zeggen dat er tijdens de feesten van Pesach, Pinksteren en het Loofhuttenfeest, geen pelgrimstochten naar Jeruzalem gemaakt werden, waar de mannen die feesten moesten vieren. Philo, de Egyptische Jood schrijft eens aan de Romeinse Keizer Caligula dat: “Jeruzalem niet alleen als hoofdstad van Judea beschouwd moest worden, maar als het centrum van een natie, verspreid over oneindig veel plaatsen, die hem bekwame versterking kon leveren voor zijn verdediging.” Waar verbleven toen de meeste Joden: de landen Egypte, Macedonië, Bythinië, en enkele steden in het rijk van de Perzen en van Babylon alsook de eilanden Cyprus en Kandia. Dus meestal waarnaar ze in gevangenschap gingen of gevlucht waren en bij dat laatste hoort Egypte. Daar was een massa naar toegegaan na de vernietiging van de tempel en ze centreerden zich vooral rond Alexandria. Philo is ook de tijd van het boek Handelingen en in hoofdstuk twee zien we deze beschrijving van mensen uit andere gebieden dan Palestina: “8 Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? 9 Parten en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, 11 Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.” – Willibrordvertaling Zij worden allen Joden genoemd en ondanks hun afstand waar ze echt leven en werken is Jeruzalem hun nationale hoofdstad. Nu even terug naar de 5de eeuw voor Christus. Ds. H. H. Grosheide schreef een brochure over dit onderwerp getiteld ‘De terugkeer uit de Ballingschap’, Van Keulen, 1957. Hij zegt bijvoorbeeld dit: “Bij juiste opvatting van vs 3-14 komen alle twaalf in deze verzen genoemde geslachten in Ezra 2 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 229 voor. (…) Verreweg het grootste deel van de teruggekeerden behoorde dus tot de stammen Juda, Benjamin en Levi” (blz.38). En ook dit: “De som der afzonderlijke getallen is in Ezra (volgens M.T.) 29818, in Neh. (volgens M.T.) 31089 in III. 30143. Alle drie noemen als totaal 42360 (2:64); Neh.7:66 – met kleine verschillen in de tekstoverlevering, zo leest Sept.B. 42308 – en III. 4:41). Dit totaalcijfer staat dus tekstkritisch zeer vast, het zal wel juist zijn” (blz.53). Waarop hij ingaat op de totaliteit van de cijfers; met of zonder vrouwen, met alle kinderen of slechts met deze boven de twaalf jaar, maar nog niet volwassen. Moeilijke beslissingen zijn hier te maken maar we gaan er ook niet verder op in. In 1 Kronieken 9:1-9 is ons iets duidelijk gemaakt, namelijk, dat er méér dan twee stammen en de levieten zijn teruggekeerd uit de Babylonische gevangenschap. Bij het herstel van de offerdienst worden voor alle twaalf stammen offers gebracht! We lezen er dit: “Geheel Israël was in registers opgenomen; zij waren opgeschreven in het boek der koningen van Israël. De Judeeërs werden naar Babel weggevoerd om hun ontrouw. En de eersten, die zich weer op hun bezitting in hun steden kwamen vestigen, waren gewone Israëlieten, de priesters, de Levieten, en de tempelhorigen. Te Jeruzalem woonden van de zonen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse: Utai, de zoon van Ammihud, de zoon van Omri, de zoon van Imri, de zoon van Bani, uit de zonen van Peres, de zoon van Juda; van de Silonieten: Asaja, de eerstgeborene, en zijn zonen; en van de zonen van Zerach: Jeüel, en hun broeders; zeshonderd negentig. Van de zonen van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, de zoon van Hodawja, de zoon van Hassenua; Jibneja, de zoon van Jerocham; Ela, de zoon van Uzzi, de zoon van Mikri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, de zoon van Reüel, de zoon van Jibnia; voorts hun broeders, naar hun afstamming, negenhonderd zesenvijftig. Al deze mannen waren hoofden van hun families.” We herhalen nog eens een gedeelte uit het vers drie: “te Jeruzalem woonden van de zonen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse.” Efraïm en Manasse zijn teruggekeerd en zijn dus géén verloren stammen. We weten uit het NT dat er ook nog van de stam van Aser aanwezig waren in het Israël van die dagen. Luc.2:36: “Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd.” En het is zeker dat er nog van de andere stammen aanwezig waren, alleen ze konden niet meer bewijzen uit welke stam, hun stamregister was verloren. Dat is ook duidelijk uit Ezra 6:17: “En zij offerden, ter inwijding van dit huis Gods, honderd runderen, tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren en twaalf geitenbokken, ten zondoffer voor gans Israël, naar het getal van de stammen Israëls.” De “twaalf geitenbokken, ten zondoffer voor gans Israël” geven aan dat er van alle twaalf stammen aanwezig waren in de terugkerende of dat er al zoveel getrouwd is onder elkaar dat dit symbolische verwijst naar alle twaalven. We zien het ook nog eens in Ezra 8:35: “En de weggevoerden, die uit de gevangenschap gekomen waren, offerden de God Israëls brandoffers; twaalf varren voor gans Israël, zes en negentig rammen, zeven en zeventig lammeren, twaalf bokken ten zondoffer; alles ten brandoffer voor de HEERE.” Wie zijn die mensen dan? Het is het “overblijfsel” volgens Hag.1:12 / Zach.8:11,12 / Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 230 Jer.42:2,15,19 / Jes.43:5 / 44:7,12,14. Uit Zacharia 2:16 en 8:7,8 krijg je zelfs de indruk dat er nog geen terugkeer is, maar dat is omdat het aantal zo klein is naar zijn mening. In dat boek staat duidelijk dat er mensen van Israël en van Juda teruggekeerd zijn (Zach.8:13), maar het merendeel is van “Juda” of het “huis van Juda” (Zach.2:16 / 8:19). Maar er is ook deze terminologie: “Israëls families” (Ezra 8:29), “volk Israël” (Ezra 9:1), “schare van Israël” (Ezra 10:1). Volgens Ezra is het duidelijk dat men zich nog steeds als “slaven” van Perzië ziet in die dagen (Ezra 9:9). Uit de Bijbel is het duidelijk dat er een herstel was van het sociale leven vanaf het prille begin van de terugkeer. Men laat mensen wonen in hun eigen stad waar men vroeger woonde. Waar de stam recht op had sinds de verdeling in de tijd van Jozua, daar ging wie teruggekeerd was opnieuw wonen. Ezra 2:70: “De priesters nu en de Levieten, alsook sommigen van het volk, de zangers, de poortwachters en de tempelhorigen, gingen wonen in hun steden, en alle andere Israëlieten in hun steden.” Ezra 3:1: “Toen nu de zevende maand aanbrak, terwijl de Israëlieten in hun steden waren, verzamelde het volk zich als één man te Jeruzalem.” Nehemia 7:72: “De priesters nu en de Levieten, de poortwachters, de zangers, alsook sommigen van het volk, en de tempelhorigen en alle andere Israëlieten gingen wonen in hun steden.” Nehemia 11:1: “De oversten van het volk gingen te Jeruzalem wonen, maar het overige volk wierp het lot, om een op de tien aan te wijzen in Jeruzalem, de heilige stad, te gaan wonen, en negen tienden in de andere steden.” Nehemia 11:3: “Dit zijn de hoofden van het gewest, die zich in Jeruzalem vestigden; – in de steden van Juda woonden, ieder op zijn bezit, in hun steden: Israël, de priesters, de Levieten, de tempelhorigen en de nakomelingen van Salomo’s knechten.” Nehemia 11:20: “Het overige Israël, de priesters, de Levieten, woonde in al de steden van Juda, ieder in zijn erfdeel.” Van velen wist men de afkomst niet meer zoals in Ezra 2:61-65 SV77 beschreven is: “En van de kinderen van de priesters, de kinderen van Habája, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die van de dochters van Barzillai, de Gileadiet, een vrouw genomen had, en naar hun naam genoemd was. Dezen zochten hun register, onder hen, die in het geslachtsregister gesteld waren, maar zij werden niet gevonden; daarom werden zij als onreinen van het priesterdom geweerd. En Hattirsátha zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen niet zouden eten, totdat er een priester stond met urim en met tummim. Deze ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend driehonderd zestig. Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven duizend driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd zangers en zangeressen.” Voor de stam Juda, de koningsstam, en Levi, de stam van de priesters, was het bewijs van afstamming zonder meer een noodzakelijkheid. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 231 Het herstel van de tempeldienst, nodig voor het sociale leven van die mensen, is als volgt beschreven door Ezra 3:1,6,8 SV77: “Toen nu de zevende maand aankwam, en de kinderen Israëls in de steden waren, verzamelde zich het volk, als een enig man, te Jeruzalem. (…) VAN DE EERSTE DAG AF VAN DE ZEVENDE MAAND BEGONNEN ZIJ DE HEERE BRANDOFFERS TE OFFEREN; DOCH DE GROND VAN DE TEMPEL DES HEEREN WAS NIET GELEGD. (…) In het tweede jaar nu van hun aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbábel, de zoon van Sealthiël, en Jésua, de zoon van Józadak, en de overigen van hun broeders, de priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenschap naar Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten aan, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te nemen over het werk van het huis des HEEREN.” De tempel die men toen bouwde was niet erg groot van formaat, slechts zestig el hoog en zestig el breed, dat is ongeveer 26 x 26 meter. Dus zeker niet zo indrukwekkend als deze van Salomo of deze van Herodes. Voor de bouw van de tempel van Salomo was het beste hout gebuikt, cederhout uit de Libanon. Nu werd gewoon het lokale hout gekapt (Haggaï 1:8). Alles op de kosten van Kores en Darius, de koningen van de Perzen! IS ER DAN VERSCHIL IN DE TERMEN: JOOD EN ISRAËLIET? Het zal u ondertussen al duidelijk geworden zijn dat de namen “Jood” en ‘Israëliet’ grotendeels ook synoniem aan elkaar zijn SINDS DE TIJD VAN DE BALLINGSCHAP. Het is geen Bijbelse theologie te veronderstellen dat de term “Jood” slechts verwijst naar de biologische afstammelingen van Juda. Als het woord “Jood” gebruikt is werd regelmatig iedere nakomeling van Jacob aangeduid als hij zichzelf maar rekende tot het koninkrijk van Juda. Het is dat “overblijfsel van echte gelovigen” die verwachten dat de beloofde “Zoon van David”, komt om Juda te herstellen. We lezen over Zijn heerschappij: “DAN KONDIGT HIJ VREDE AAN ONDER DE VOLKEREN, EN GAAT ZIJN HEERSCHAPPIJ VAN ZEE TOT ZEE EN VAN DE RIVIER TOT DE GRENZEN VAN DE AARDE.” - Zach.9:10 De tien stammen bestonden dus niet langer als een eigen onafhankelijk gebied en daarom werd het begrip “Jood” de algemene naam voor alle Israëlieten. Wanneer, bijvoorbeeld, iemand van de stam Ephraïm zich “verenigde” met de kerngedachte van de Judeërs (= er komt een Messias en een nieuw rijk) die zag men als een “Jood.” In de kringen van dezen die zeggen dat de verloren stammen zijn opgegaan naar bijvoorbeeld Engeland en van daaruit naar de Verenigde Staten maken bezwaar bij onze uitleg. Ze beweren dat leden van de tien stammen nooit Joden genoemd werden of dat Joden geen Israëlieten zijn. Dat is een verkeerd kijk op de zaak en verwijzen nog eens naar het bijvoegsel. Het is er duidelijk dat niet alleen de ballingen van het zuidelijke koninkrijk die uit Babel terugkeerden de naam ‘Joden’ droegen maar ook de anderen die ook als ze geen echte afstamming meer konden bewijzen toch tot “Israël” hoorden. Niet minder dan veertig keer is in het boek Ezra, het overblijfsel als “Israël” beschreven en niet steeds als “Joden” (= van de stam Juda). In Nehemia worden ze 11 keer ‘Joden’ genoemd en 22 keer “Israël.” Het boek Esther, dat ongeveer dezelfde periode beschrijft heeft dezelfde manier van weergeven. Daar worden dezen die in 127 provincies van het Perzische Rijk achterbleven, 45 keer “Joden” genoemd. Maar er waren veel Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 232 Judeeërs (= van de 2 stammen) achtergebleven in die streken en toch horen we niet één keer “Israël” als omschrijving. Wanneer we dat principe toepassen op het NT is het ook niet zo verwonderlijk dat men OM HETZELFDE VOLK te beschrijven: ze 174 keer als “Joden zijn genoemd en 75 keer “Israël.” Een voorbeeld wat dat allemaal wil zeggen zonder te morren met de inhoud van een Bijbeltekst. De Brits-Israël beweging beweerd dat slechts afstammelingen van de stam Juda “Joden” mogen genoemd worden. Paulus, die weet wat men als termen hanteerde in die dagen heeft daar geen weet van: hij noemt zichzelf nu eens “een Jood” en een andere keer “een Israëliet” (Hand.21:39 / Rom.11:1 / 2 Cor.11:22 / Phil.3:5). Beide termen zijn op hem van toepassing en de Brits-Israël beweging heeft alleen maar verwarring rondgestrooid met enkele van die teksten in te kleuren met de inkt die er niet bij hoort. Wanneer we lezen dat Jezus uit het geslacht van David was gaat het om letterlijk afstamming van die koning gaat. Maar evenwaardig zegt Paulus van Hem dat Hij wat het vlees betreft uit “hen” (= de Israëlieten) is. - Rom.9:4,5 En ook de gelovige Anna was een “Jodin” in Jeruzalem, maar zegt Lukas tegelijk “uit de stam Aser”, die tot het noordelijke tienstammenrijk behoorde. - Luk.2:36 BIJVOEGSEL Uit de Willibrordvertaling (herziene editie 1995), geven we u de 26 teksten uit Ezra en de 9 teksten uit Nehemia waarin het begrip “Israël” voorkomt. De bedoeling is dat u een aanwijzing over mag houden waaruit blijkt dat die 12 stammen voor God en de profeten niet verloren zijn maar in die dagen ook in het land en des stad Jeruzalem aanwezig zijn. Dat het om een kleine groep gaat dat zullen we niet betwisten, maar zij zijn het toch die de stammen vertegenwoordigen. Velen in Israël zijn ondertussen al opgegaan in de massa heidenen rondom hen. De conclusie is dat de 12 stammen niet zijn verloren gegaan. 946. Ezra 1,3 Laten al degenen onder u die tot zijn volk behoren – moge zijn God hem bijstaan – onder zijn hoede optrekken naar Jeruzalem in Juda en een huis bouwen ter ere van de HEER, de God van Israël, de God die in Jeruzalem woont. 947.Ezra 3,10 Terwijl de bouwlieden de fundering legden voor de tempel van de HEER, stelden de priesters, uitgerust met trompetten, en de Levieten, de zonen van Asaf, uitgerust met cimbalen, zich op om de HEER te loven volgens de aanwijzingen van David, de koning van Israël. 948. Ezra 3,11 In beurtzang loofden zij de HEER met het danklied: ‘Want Hij is goed, want in eeuwigheid Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 233 duurt zijn barmhartigheid voor Israël’, en heel het volk begon luid te juichen en de HEER te prijzen, omdat er een begin gemaakt werd met de oprichting van het huis van de HEER. 949. Ezra 4,1 Toen de vijanden van Juda en Benjamin hoorden dat de teruggekeerde ballingen een tempel bouwden voor de HEER, de God van Israël, 950. Ezra 4,3 Maar Zerubbabel, Jesua en de overige familiehoofden van Israël antwoordden: ‘Een huis bouwen voor onze God is geen zaak voor u en ons samen. Voor de HEER, de God van Israël, moeten wij alleen bouwen, want zo heeft koning Kores, de koning van Perzië, ons bevolen.’ 951.Ezra 5,11 Zij hebben ons het volgende antwoord gegeven: “Wij zijn dienaren van de God van hemel en aarde en wij bouwen het huis dat vele jaren geleden door een groot koning van Israël gebouwd en voltooid werd. 952.Ezra 6,14 De oudsten van de Judeeërs zetten de bouw voort. Deze verliep voorspoedig, dankzij het optreden van de profeten Haggai en Zacharia, de zoon van Iddo. Zij voltooiden het werk dat hun opgelegd was door de God van Israël, door Kores en Darius, en door Artachsasta, de koning van Perzië. 953.Ezra 6,17 Bij de inwijding van het huis van God offerden zij honderd stieren, tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren en twaalf geitenbokken als zondeoffer voor heel Israël, evenveel als het aantal stammen. 954. Ezra 6,21 Het werd gegeten door de Israëlieten en door iedereen die zich had afgekeerd van de onreinheid van de heidenen, om de HEER, de God van Israël, te dienen, en de ongerechtigheden van de heidenen in het land af te zweren. 955.Ezra 6,22 Vol vreugde vierden zij zeven dagen lang het feest van de ongezuurde broden, want de HEER had hun vreugde gebracht door koning Assur gunstig te stemmen, zodat hij hen had gesteund bij de bouw van het huis voor de God van Israël. 956. Ezra 7,6 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 234 Hij was een schriftgeleerde, zeer bedreven in de Wet van Mozes, de Wet die de HEER aan Israël geschonken heeft. En de koning was Ezra in alles ter wille, want de HEER zijn God was met hem. 957.Ezra 7,10 want Ezra had zich toegelegd op de studie van de Wet van de HEER en op de naleving ervan, om haar voorschriften en bepalingen in Israël te onderwijzen. 958. Ezra 7,11 Hier volgt een afschrift van de brief die Artachsasta meegaf aan Ezra, de priester en schriftgeleerde, bedreven in de wetten en geboden van de HEER, voor Israël. 959. Ezra 7,13 Hierbij bepaal ik dat allen in mijn koninkrijk die behoren tot het volk van Israël, evenals de priesters en Levieten, en degenen die vrijwillig naar Jeruzalem willen trekken, met u mee kunnen gaan. 960. Ezra 7,15 Bovendien moet u het zilver en het goud meenemen dat de koning en zijn raadslieden willen offeren aan de God van Israël, die zijn woning heeft in Jeruzalem, 961. Ezra 7,28 en die mij genade heeft laten vinden bij de koning en zijn raadslieden en bij alle invloedrijke ambtenaren van de koning. Ik vatte moed, omdat de HEER mijn God met mij was, en ik verzamelde leiders uit het volk van Israël om met mij mee te gaan.’ 962.Ezra 8,18 Omdat God ons welgezind was, brachten ze ons een verstandig man, een afstammeling van Machli, de zoon van Levi, de zoon van Israël, namelijk Serebja, met zijn zonen en broeders, achttien in getal; 963. Ezra 8,29 Bewaar dat alles dus zorgvuldig, tot u het in Jeruzalem, in de ruimten van het huis van de HEER, overdraagt aan de leiders van de priesters en Levieten en aan de voornaamste familiehoofden van Israël.’ 964. Ezra 8,35 De ballingen die uit de gevangenschap waren teruggekeerd, droegen brandoffers op aan de God van Israël: twaalf stieren voor heel Israël, zesennegentig rammen, zevenenzeventig lammeren, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 235 en als zondeoffer twaalf bokken. Het was een groot brandoffer ter ere van de HEER. 965. Ezra 9,1 Na afloop van dit alles kwamen de leiders naar mij toe en zeiden: ‘Het volk van Israël, de priesters en de Levieten, hebben de omgang met de omwonende volken niet gemeden, maar zich schuldig gemaakt aan de gruweldaden van de Kanaänieten, Hethieten, Perizzieten, Jebusieten, Ammonieten, Moabieten, Egyptenaren en Amorieten. ****** 972. Neh 1,6 buig uw oor, open uw ogen en luister naar het gebed dat ik, uw dienaar, nu dag en nacht tot U richt voor de zonen van Israël, uw dienaren. Ik belijd de zonden die wij, zonen van Israël, ook ikzelf en mijn familie, tegenover U begaan hebben. 973.Neh 7,72 De priesters, de Levieten, de poortwachters en de zangers, een gedeelte van het volk en de tempelknechten vestigden zich in hun eigen steden; de anderen van Israël vestigden zich ook in hun steden. En de zevende maand was aangebroken. Alle Israëlieten die zich in de steden gevestigd hadden, 974. Neh 8,1 stroomden samen op het plein voor de Waterpoort en verzochten Ezra, de schriftgeleerde, om het boek te gaan halen van de leer van Mozes, die de HEER aan Israël opgelegd heeft. 975.Neh 8,14 En zij ontdekten dat er in de leer, die de HEER via Mozes gegeven heeft, geschreven staat dat de kinderen van Israël tijdens het feest van de zevende maand in loofhutten moeten wonen 976. Neh 10,34 voor de toonbroden, het dagelijkse spijs- en brandoffer, voor de sabbatdagen, de nieuwemaanfeesten en de hoogtijdagen, voor de heilige gaven en zondeoffers voor de verzoening voor Israël, voor heel de eredienst in het huis van onze God. 977.Neh 12,47 Ten tijde van Zerubbabel en Nehemia bracht Israël de dagelijkse rantsoenen op voor de zangers en de poortwachters; zij schonken de gewijde gaven aan de Levieten en de Levieten op hun beurt gaven daarvan de zonen van Aäron hun deel. 978.Neh 13,3 Toen men deze bepaling vernam, zonderde men iedereen die tot een gemengde Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 236 afstamming behoorde van Israël af. 979.Neh 13,18 Hebben uw vaders ook niet dergelijke dingen gedaan en heeft onze God daarom niet al die rampen over ons en onze stad gebracht? En wilt u nu opnieuw woede over Israël afroepen door de sabbat te schenden?’ 980. Neh 13,26 Ik zei tegen hen: ‘Heeft Salomo, de koning van Israël, zich immers ook niet hieraan schuldig gemaakt? Onder alle volken was er geen koning als hij; hij werd bemind door God, en God heeft hem tot koning gemaakt over heel Israël. Maar zijn buitenlandse vrouwen hebben zelfs hem tot zonde verleid! 3°) WAAROM GEEN START MET NEHEMIA? Dit lezen we in Nehemia 1:2-4 SV77: “Zo kwam Hanáni, een van mijn broeders, hij en sommige mannen uit Juda, en ik vroeg hen naar de Joden, die ontkomen waren (die overgebleven waren van de gevangenschap), en naar Jeruzalem. En zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die van de gevangenschap aldaar in het landschap zijn overgebleven, zijn in grote ellende en in versmaadheid; en JERUZALEMS MUUR IS VERSCHEURD, EN HAAR POORTEN ZIJN MET VUUR VERBRAND. En het geschiedde, toen ik deze woorden hoorde, zo zat ik neer, en weende en bedreef rouw, enige dagen; en ik was vastende en biddende voor het aangezicht van de God des hemels.” En wat erop volgt is dit, Nehemia 2:1-8 SV77: “Toen geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste jaar van de koning Arthahsasta, toen er wijn voor zijn aangezicht was, dat ik de wijn opnam, en hem aan de koning gaf; nu was ik nooit treurig geweest voor zijn aangezicht. Zo zeide de koning tot mij: Waarom is uw aangezicht treurig, zo gij toch niet krank zijt? Dit is niet dan treurigheid des harten. Toen vreesde ik gans zeer. En ik zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! HOE ZOU MIJN AANGEZICHT NIET TREURIG ZIJN, DAAR DE STAD, DE PLAATS VAN DE BEGRAFENISSEN VAN MIJN VADEREN, WOEST IS, EN HAAR POORTEN MET VUUR VERTEERD ZIJN? En de koning zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? (…) Voorts zeide ik tot de koning: Zo het de koning goeddunkt, dat men mij brieven geve aan de landvoogden aan gene zijde der rivier, dat zij mij laten doortrekken, totdat ik in Juda zal gekomen zijn; Ook een brief aan Asaf, de bewaarder van de lusthof, die de koning heeft, DAT HIJ MIJ HOUT GEVE OM TE ZOLDEREN DE POORTEN VAN HET PALEIS, DAT AAN HET HUIS IS, EN VOOR DE STADSMUUR, EN VOOR HET HUIS, WAAR IK INTREKKEN ZAL. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand van mijn God over mij.” (Tussen haakjes, de vrouw in Nehemia 2:6 die samen aan het gastmaal zit met de koning is NIET Esther zoals men wel eens beweerd, maar één van zijn bijvrouwen. De Septuaginta heeft het begrip “pallakh” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 237 hier gebruikt = hoer.) We geven nog enkele andere vertalingen bij dat vers acht om de zin te achterhalen van: “DE POORTEN VAN HET PALEIS.” WE DOEN DAT, OMDAT WE ZOWEL IN EZRA ALS NEHEMIA NIETS MEER HOREN VAN EEN PALEIS IN JERUZALEM. Dit is de Nieuwe Bijbelvertaling, 2004: “Ook verzocht ik om een brief voor Asaf, het hoofd van de koninklijke houtvesterijen, om mij hout te leveren voor de balken van de poorten van de tempelburcht, voor de stadsmuur en voor de woning waarin ik mijn intrek zou nemen. Omdat mijn God mij bescherming bood, gaf de koning mij de verlangde brieven.” Dit is de NBG-vertaling, 1951: “ook een brief aan Asaf, de houtvester des konings, dat hij mij hout geve om de poorten van de burcht die bij de tempel behoort, van zolders te voorzien, en voor de muur van de stad en voor het huis, waar ik mijn intrek nemen zal. En de koning gaf ze mij, daar de goede hand van mijn God over mij was.” Dit is de Willibrordvertaling, herziene editie 1995: “En ook een brief voor Asaf, de koninklijke houtvester, dat hij mij boomstammen zal leveren om er balken van te maken voor de poorten van de tempelburcht, voor de stadsmuur en voor een huis voor mijzelf.’ Omdat mijn God mij genadig was, voldeed de koning aan mijn verzoek.” Het gaat dus niet om een paleis in de ware zin van het woord. Wat het wel is blijkt niet zo duidelijk. Maar de uitleg van de Statenvertaling is deze: “Versta, het huis Gods, dat is, de tempel, welks voorhof [hier, gelijk enigen menen, het paleis genoemd] tot dezen tijd toe open heeft gelegen. Vergelijk Ezra 10:9; 1 Kron. 29:1.” Maar je kunt er in het boek Nehemia niet uit opmaken dat er toen iets aan de tempel zelf gedaan werd. De tempeldienst is begonnen in het eerste jaar dat ze terugkeren uit de Babylonische gevangenschap en aan de tempel zelf is men beginnen bouwen vanaf het tweede jaar. Dat is in het jaar 536 of 535 vóór Christus. Dat is negentig jaar voordat Nehemia naar Juda gaat. Wanneer we, zoals de dispensationalisten doen, hier bij Nehemia de sleutel willen vinden om de 490 jaren van Daniël 9:24-27 te laten starten dan doen we de Schrift geen eer aan. Er is géén echt volk zonder dat er offers gebracht worden. Ook dat geeft Daniël negen aan, wanneer de stad hersteld wordt heeft het volk zijn rechten teruggekregen! Dat was JAREN voordat Nehemia naar Jeruzalem gaat. Nehemia is aangeslagen door het laatste nieuws van de muur in Jeruzalem. Het heeft geen zin om te beweren, zoals men doet in de kringen van de dispensationalisten, dat hier naar een periode van VIJFTIG JAAR VOORDIEN VERWEZEN WORDT. Dat is ongerijmd want er was veel handelsverkeer in die landen onderling en nieuws van Jeruzalem zal niet meer dan een half jaar na de feiten gekend zijn in Perzië. Dit is wat Daniël 9:25 zegt in de Statenvertaling: “Weet dan, en versta (80) van den uitgang des woords, (81) om te doen wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias (82) den Vorst, (83) zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, (84) en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden. (85)” Dit zijn de voetnoten erbij: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 238 81) van den uitgang des woords, Dat is, van dien tijd af, dat er een bevel zal uitgaan dat men het volk, [te weten het Joodse volk] wederbrengen, dat is loslaten zal uit de Babylonische gevangenschap, en hetzelve Jeruzalem herbouwen zal. Versta hier door het woord het bevel, gelijk Dan. 9:23, te weten het bevel van Cyrus, naar sommiger gevoelen. Zie 2 Kron. 36:22,23, en Ezra 1:1, en boven de aantekening Dan. 9:24, van het begin der zeventig weken. Anders: om weder te brengen; dat is, om weder ter hand te stellen; te weten de vaten des tempels, die uit den tempel naar Babel gevoerd waren. Anders: om te herstellen, namelijk den staat der kerk en der regering. 82) Messias Dat is, tot op Christus, het Hebreeuwse woord Messias, [hetwelk even hetzelfde, dat Christus betekent, namelijk een gezalfde] staat ook Joh. 1:42, en Joh. 4:25. 83) den Vorst, Of, leidsman, gelijk Jes. 55:4, of hertog, gelijk 2 Sam. 7:8, en 2 Kon. 20:5. 84) de straten, Hebreeuws, de straat en de gracht. Anders: uitgehouwen gracht. Versta dit van de stadsgrachten. 85) in benauwdheid der tijden. Want al wat onder Ezra aan de muren gebouwd was, dat werd kort daarna door de vijanden der Joden weder omvergeworpen, en de poorten met vuur verbrand. En onder Nehemia moesten zij bouwen met den troffel in de ene en het geweer in de andere hand, Neh. 4:17; waarom de Joden zich zozeer haastten, dat zij het gebouw van den muur optrokken in twee en vijftig dagen. Dat laat terecht niets aan onduidelijkheid over. Wat gaat Nehemia doen? Niets anders dan de muren afwerken, want daar is men al jaren voordien aan begonnen. Hoe de brand van de poorten ontstaan is weten we niet. Maar wanneer de poorten nog rechtstaan dan staan ook grote gedeelten van de muren nog recht. Want wat zijn die twaalf poorten (waarvan we er negen met naam kennen)? Het zijn openingen in de muren om mensen en dieren binnen en buiten te laten. We kennen de omtrek niet van de stad in die dagen, maar herhalen het nog eens, dat Nehemia dat alles in 52 dagen heeft HERSTELD. Je kunt dat bouwen noemen, maar niet vanaf de grond, NIET vanaf nul beginnend. De start van de profetie MOET, indien we oprecht zijn, beginnen bij het “WEDERKEREN, EN OM JERUZALEM TE BOUWEN.” DAT IS IN 536 VOOR CHRISTUS (EVENTUEEL 537 OF 535). HET STARPUNT IS WANNEER KONING KORES DAARTOE HET BEVEL GEEFT. ZO SPRAK DE PROFETIE VAN JESAJA EN WE KUNNEN ZE NIET OMZEILEN MET EEN ARGUMENT DAT GEEN HOUT SNIJDT. DIT IS DE PROFETIE VOOR EEN TWEEDE MAAL, WANT DAT IS ZEER BELANGRIJK: Jesaja 44:24-28: “Zo zegt de HERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de HERE, die alles gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht; die de tekenen der leugenprofeten tenietdoe en de waarzeggers als dwazen aan de kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot dwaasheid maak; die het woord van mijn knecht gestand doe en de aankondiging mijner boden volvoer; die tot Jeruzalem zeg: Het worde bewoond; tot de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 239 steden van Juda: Laten zij herbouwd worden, haar puinhopen richt Ik weer op; die tot de diepte zeg: Verdroog, uw rivieren doe Ik opdrogen; die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest.” Wat doet Nehemia? Hij doet de laatste afwerking! Wanneer we spreken over de bouw van de derde tempel (deze van Herodes) zeggen we toch ook, dat men begon in 18 voor Christus en bouwde tot 62 na Christus. Zodat wie persé de start van de bouw van de tempel en de stad Jeruzalem zoekt bij de laatste 52 dagen dat men aan het bouwen was, géén besef heeft wat betreft taalgebruik en de vervulling van profetie. Dat is exegetisch geklungel. Laten we ook wat zeggen over de poorten rond de stad Jeruzalem een begrip dat zovele malen in Nehemia terugkeert. Waar vinden we zoal poorten? 1°) Een poort rond een stad als Jeruzalem in Jeremia 37:13, of Sodom zoals in Genesis 19:1, of Gaza zoals in Richteren 16:3. 2°) Of zoals voor een koninklijk paleis (Nehemia 2:8). 3°) Of voor de tempel van Salomon (1 Kon.6:34-36 / 2 Kon.18:16); van een heilige plaats (1 Kon.6:31,32 / Ezech.41:23,24); aan de uiterlijke muur van de tempel Handelingen 3:2. 4°) Gevangenissen Handelingen 12:10 / 16:27. 5°) Grotten 1 Koningen 19:13. 6°) Legerkampen Exodus 32:26,27 / Hebreeën 13:12. Deze poorten werden in de volgende materialen gebouwd: 1°) Ijzer en brons Psalm 107:16 / Jesaja 45:2 / Handelingen 12:10. 2°) Stenen met bezetting Jesaja 54:12 / Openbaring 21:12. 3°) Hout Richteren 16:3. 4°) HET TWEEDE EN DERDE BEVEL (afkondiging, decreet) In het boek Ezra kunnen we ook de twee andere bevelen vinden die later na Kores nog aan de mensen in Juda gegeven zijn. De omstandigheden van die vernieuwde decreten zijn er gekomen omdat Israëls vijanden bezwaar hadden aangetekend tegen de bouw van de tempel of het bouwen van huizen in Jeruzalem. Beide malen krijgen ze geen gelijk bij de koning van Perzië. Integendeel, men moet er zo vlug mogelijk mee verder gaan de tempel te bouwen. Dat komt allemaal overeen met wat in Daniël 9 staat: de tempel en de stad zullen in moeilijke tijden herbouwd worden. Welke juridische en politieke middelen de vijanden hebben gekozen om de herbouwactiviteiten te dwarsbomen, het is hun niet gelukt. De eerste belangrijke teksten in dat verband zijn Ezra 4:12,13. Men krijgt daar een verhaal van Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 240 de vijanden van de Joden die een brief schrijven aan de koning van Perzië. Hun vraag is: laat de Joden stopppen met hun bouwen van de muur en de fundamenten. Maar wanneer we zeggen “bouwen” dan zijn er andere vertalingen die het hebben over voltooien of herstellen. Enkele Engelse vertalingen zeggen; are finishing (NKJV,NASB), have finished (YOUNG), they complete (DARBY). Dat zijn allemaal mogelijkheden van vertaling. Ezra 4:12,13 NBG: “Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit.” Ezra 4:12,13 WV 95: “De koning moet weten dat de Judeeërs die uit uw land naar hier gekomen zijn en naar Jeruzalem zijn vertrokken, de opstandige, trouweloze stad weer opbouwen; zij trekken de muren weer op en herstellen de fundamenten.” Ezra 4:12,13 SV77: “Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit.” Ezra 4:12,13 NBV: “Het zij de koning bekend dat de Judeeërs die bij u zijn weggegaan bij ons in Jeruzalem zijn aangekomen, en dat zij deze opstandige en slechte stad aan het herbouwen zijn: ze herstellen de muren en repareren de fundamenten.” Dit zijn enkele vertalingen uit het Engelse repertoire voor Ezra 4:12c: King James Version 1611, 1769: “and have set up the walls [thereof], and joined the foundations.” New King James Version, 1982 Thomas Nelson: “and are finishing its walls and repairing the foundations.” New Living Translation, 1996 Tyndale Charitable Trust: “They have already laid the foundation for its walls and will soon complete them.” New International Version, 1984, International Bible Society: “They are restoring the walls and repairing the foundations.” The Holy Bible, English Standard Version, 2001 Crossway Bibles: “They are finishing the walls and repairing the foundations.” New American Standard Bible, 1995 Lockman Foundation: “and are finishing the walls and repairing the foundations.” Revised Standard Version, 1952: “they are finishing the walls and repairing the foundations.” American Standard Version, 1901: “and have finished the walls, and repaired the foundations.” Robert Young Literal Translation, 1898: “and the walls they have finished, and the foundations they join.” J.N.Darby Translation, 1890: “and they complete the walls and join up the foundations.” Noah Webster Version, 1833: “and have set up its walls, and joined the foundations.” Hebrew Names Version: “and have finished the walls, and repaired the foundations.” De conclusie van dat alles is dat men de start van de bouw niet in die periode moet plaatsen, maar Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 241 ver daarvoor: met KORES. Ook niet op een latere datum. Ezra 4:1 SV77: “Toen nu de tegenpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de kinderen der gevangenschap de HEERE, de God Israëls, de tempel bouwden; Zo kwamen zij aan tot Zerubbábel, en tot de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: Laat ons met u bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gij; ook hebben wij Hem geofferd sinds de dagen van Esar-Haddon, de koning van Assur, die ons hierheen heeft doen optrekken. Maar Zerubbábel, en Jésua, en de overige hoofden der vaderen van Israël zeiden tot hen: Het betaamt niet, dat gij en wij voor onze God een huis bouwen; maar wij alleen zullen het de HEERE, de God Israëls, bouwen, zoals de koning Kores, koning van Perzië, ons geboden heeft. Evenwel maakte het volk des lands de handen van het volk van Juda slap, en verstoorde hen in het bouwen; En zij huurden tegen hen raadslieden, om hun raad te vernietigen, al de dagen van Kores, koning van Perzië, tot aan het koninkrijk van Daríus, de koning van Perzië. En onder het koninkrijk van Ahasvéros, in het begin van zijn koninkrijk, schreven zij een aanklacht tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem.” Het resulaat is dat men de bouw onmiddellijk moet stoppen, de leugen heeft het op dit moment gehaald. Ezra 4:21-24 SV77 zegt: “Geeft dan nu bevel, om die mannen te beletten, dat die stad niet opgebouwd wordt, totdat door mij bevel zal worden gegeven. Weest gewaarschuwd, van verzuim in dezen te begaan; waarom zou het verderf tot schade der koningen aangroeien? Toen, van dat het afschrift van de brief van de koning Arthahsasta voor Rehum, en Simsai, de schrijver, en hun gezelschappen gelezen was, trokken zij met haast naar Jeruzalem tot de Joden, en beletten hen met arm en geweld. Toen hield het werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont, ja, het hield op tot in het tweede jaar van het koninkrijk van Daríus, de koning van Perzië.” Maar volgens Ezra heeft men in de koninklijke bibliotheek een document gevonden dat de Joden wel het recht hebben om Jeruzalem te herbouwen. Men weet: “dat een bevel van de koning Kores gegeven is.” Ezra 5:1-3,13,14,17 SV77 zegt: “Haggaï nu, de profeet, en Zacharía, de zoon van Iddo, profeten, profeteerden tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem waren; in de naam van de God van Israël profeteerden zij tot hen. Toen maakten zich op Zerubbábel, de zoon van Sealthiël, en Jésua, de zoon van Józadak, en begonnen te bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden. In die tijd kwam tot hen Thathnai, de landvoogd aan deze zijde van de rivier, en Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en zeiden aldus tot hen: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen, en deze muur te voltrekken? (…) Doch in het eerste jaar van Kores, koning van Babel, heeft de koning Kores bevel gegeven dit huis Gods te bouwen. Ja, de vaten van Gods huis, die van goud en zilver waren, die Nebukadnézar uit de tempel, die te Jeruzalem was, had weggenomen en ze gebracht in de tempel van Babel, die heeft de koning Kores gehaald uit de tempel van Babel, en zij zijn gegeven aan een, wiens naam was Sesbazar, die hij tot landvoogd had gesteld. (…) Zo het dan nu de koning goeddunkt, laat er gezocht worden in het schathuis van de koning aldaar, dat te Babel is, of het zo is, dat een bevel Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 242 van de koning Kores gegeven is, om dit huis Gods te Jeruzalem te bouwen; en dat men het believen van de koning hiervan tot ons zende.” Zodat de nieuwe koning, nog eens opnieuw verwijzende naar wat Kores al had uitgevaardigd, de bouw van de tempel en herstel van Jeruzalem niet slechts toelaat maar ook daadwerkelijk zijn steun geeft. Ezra 6:1-4,7-15 SV77: “Toen gaf de koning Daríus bevel; en zij zochten in de kanselarij, waar de schatten waren weggelegd, in Babel. En te Achmetha, in de burcht, die in het landschap Medië is, werd een rol gevonden; en daarin was aldus geschreven: GEDACHTENIS: In het eerste jaar van de koning Kores, gaf de koning Kores dit bevel: Het huis Gods te Jeruzalem, dat huis zal gebouwd worden, ter plaatse, waar zij offeranden offeren, en de fundamenten daarvan zullen zwaar zijn; zijn hoogte van zestig ellen, en zijn breedte van zestig ellen; Met drie rijen van grote steen, en een rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit het huis des konings gegeven worden. (…) LAAT HEN AAN DE ARBEID VAN DIT HUIS GODS; dat de landvoogd der Joden en de oudsten der Joden dit huis Gods bouwen aan zijn plaats. Ook wordt door mij bevel gegeven, wat gij doen zult aan de oudsten van deze Joden, om dit huis Gods te bouwen; te weten, dat uit de goederen van de koning, van de schatting aan gene zijde van de rivier, de onkosten aan deze mannen spoedig gegeven worden, OPDAT MEN HEN NIET BELETTE. En wat nodig is, als jonge runderen, en rammen, en lammeren, tot brandoffers aan de God des hemels, tarwe, zout, wijn en olie, naar het zeggen der priesters, die te Jeruzalem zijn, dat het hun dag bij dag gegeven worde, DAT ER GEEN VERZUIM ZIJ; Opdat zij offeranden van liefelijke reuk aan de God des hemels offeren, en bidden voor het leven van de koning en van zijn kinderen. Voorts wordt bevel door mij gegeven, dat van ieder, die dit woord zal veranderen, een hout uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal om diens wil tot een drekhoop gemaakt worden. De God nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe ter neer alle koningen en volken, die hun hand zullen uitstrekken, om te veranderen en te verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem is. IK, DARÍUS, HEB HET BEVEL GEGEVEN, DAT HET SPOEDIG GEDAAN WORDE. Toen deden Thathnai, de landvoogd aan gene zijde van de rivier, Sthar-Boznai, en hun gezelschap, spoedig alzo, naar hetgeen de koning Daríus gezonden had. En de oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoedig voort, door de profetie van de profeet Haggaï en Zacharía, de zoon van Iddo; en zij bouwden en voltrokken het, naar het bevel van de God Israëls, en naar het bevel van Kores, en Daríus, en Arthahsasta, koning van Perzië. En dit huis werd voltooid op de derde dag van de maand Adar; dat was het zesde jaar van het koninkrijk van de koning Daríus.” We zijn nu in het jaar 520 voor Christus. DERDE BEVEL De Zevendedagsadventisten zeggen dat we de 70 jaarweken moeten beginnen in 457 voor Christus. Laat ons dat eens verder bekijken. Dat is het derde bevel in het boek Ezra. Hier enkele details erover. Ezra 7:11-17 SV77: “Dit is nu het afschrift van de brief, die de koning Arthahsasta gaf Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 243 aan Ezra, de priester, de schriftgeleerde; de schriftgeleerde van de woorden van de geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen over Israël: Arthahsasta, koning der koningen, aan Ezra, de priester, de schriftgeleerde van de wet van de God des hemels, volkomen vrede en op zulke tijd. Door mij wordt bevel gegeven, dat al wie vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israël, en van zijn priesters en Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga. Omdat gij van voor de koning en zijn zeven raadsheren gezonden zijt, om onderzoek te doen in Judéa, en te Jeruzalem, naar de wet van uw God, die in uw hand is; En om heen te brengen het zilver en goud, dat de koning en zijn raadsheren vrijwillig gegeven hebben aan de God Israëls, Wiens woning te Jeruzalem is; Alsook al het zilver en goud, dat gij vinden zult in het ganse landschap van Babel, met de vrijwillige gave van het volk en van de priesters, die vrijwillig geven, voor het huis van hun God, dat te Jeruzalem is; Opdat gij spoedig voor dat geld koopt runderen, rammen, lammeren, met hun spijsoffers, en hun drankoffers, en die offert op het altaar van het huis van uw God, dat te Jeruzalem is. Daartoe, wat u en uw broeders goeddunken zal, met het overige zilver en goud te doen, zult gij doen naar het welgevallen van uw God.” Ezra 8:21-24 SV77: “Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht van onze God, om van Hem te verzoeken een rechte weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have. Want ik schaamde mij van de koning een leger en ruiters te begeren, om ons te helpen tegen de vijand, op de weg; omdat wij tot de koning hadden gesproken, zeggende: De hand van onze God is ten goede over allen, die Hem zoeken, maar Zijn sterkte en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten. Alzo vastten wij; en verzochten zulks van onze God; en Hij liet zich door ons verbidden. Toen zonderde ik twaalf af van de oversten der priesters: Sérebja, Hasábja, en tien van hun broeders met hen.” Een grote groep van zowel Adventisten als evangelische gelovigen (want ze zijn niet allemaal uit het kamp van de dispensationalisten) zeggen dat men hier moet starten met de berekening van het herstel van de tempel enz. Dat is dan het jaar 457 (of 456) voor Christus. In het bevel gegeven door Artaxerxes staan de volgende zaken beschreven: 1°) De Joden die nog willen terugkeren kunnen dat doen (Ezra 7:13), 2°) Men krijgt zelfs fondsen uit de koninklijke schatkamers om de bouw van de tempel af te werken (Ezra 7:15,16,21,22), 3°) Volgens een regeling zullen de priesters en het personeel van de tempeldienst géén belastingen betalen (Ezra 7:24), 4°) Ezra moet een onderzoek doen naar wat het volk doet op moreel gebied en zo nodig daarover regelingen treffen van aanpassing (Ezra 9:1,2, bijvoorbeeld de vreemde vouwen die uitgezet worden), 5°) Er moet een wettelijk systeem bedacht worden dat alles in regel is met de Torah en dat zal gelden voor alle Joden in dat gebied (Ezra 7:25,26). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 244 Dit krijgt een volgende bekrachtiging achteraan dat bevel in Ezra 7:26: “Aan ieder die de wet van uw God en de wet van de koning niet volbrengt, zal stipt recht geoefend worden: hetzij ter dood, hetzij tot verbanning, hetzij tot geldboete of tot gevangenzetting” (NBG). “Mocht iemand de Wet van uw God en de wet van de koning niet gehoorzamen, dan moet een streng oordeel over hun geveld worden, hetzij de doodstraf, hetzij de verbanning, met verbeurdverklaring van zijn bezit, of met gevangenschap” (Willibrord 1995). We willen dus niets afdoen aan het belang van die bevelende uitspraken. Maar er ontbreekt wat aan de argumenten van de Adventisten en al wie hier de start legt van de 70 jaarweken. Want de tempel WAS AL HERBOUWD. En ook leefde men met min of meer een gelovig godsdienstig gevoel, in elk geval werden er offers gebracht. De priesters wisten wanneer die gebracht werden en er was dus een religieuze opvoeding! Dat alles niet perfect verliep kan niemand betwisten. Ezra is als wetsgeleerde er om de puntjes op de “i” te zetten. Hier de start van de profetie van de zeventig jaarweken zetten is niet mogelijk. Wat hier aan de orde is, is allemaal al gebaseerd op wat er door Kores was goedgekeurd in 537 voor Christus. HE IS DUS EEN HERHALING, VAN EEN VROEGER BEVEL. Er is één tekst die hier niet lijkt te passen in deze redeneringen. Dat is Ezra 6:14,15 waar dit staat: “De oudsten der Judeeërs bouwden voorspoedig voort tijdens het profeteren van de profeet Haggai en van Zacharia, de zoon van Iddo; zij voltooiden de bouw volgens het gebod van de God van Israël en volgens het bevel van Kores, Darius en Artachsasta, koning van Perzië, en zij waren met dit huis gereed tegen de derde dag van de maand Adar, en wel in het zesde jaar van de regering van koning Darius.” Dat moet gelezen worden met de leestekens tussen haakjes alsdat de twee laatste koningen die het bevel van Kores herhaald hebben. Dus op deze wijze: “volgens het bevel van Kores, (en later Darius en Artachsasta), koning van Perzië.” Dat moet zo zijn omdat er slechts over één bevel gesproken wordt en over één koning. Meer dan dat moet men er niet achter zoeken. Ds. H. H. Grosheide schreef een mooie brochure (van 60 bladzijden) over dit onderwerp getiteld ‘De terugkeer uit de Ballingschap’, Van Keulen, 1957. Dit lees ik op bladzijde 18: “In geen geval kan men uit Hag. en Zach. afleiden dat er in 536 beslist geen begin met de tempelbouw is gemaakt. 1. Hag. 1:4,9: Het huis ligt “verwoest”. Kort nadat de bouw in 536 was begonnen is hij weer gestaakt. Er was dus in 520 niet veel meer te zien van de ruïne van de oude tempel, een ruïne, waarover 16 jaar lang regen en storm gegaan waren. Hierop past “verwoest” uitstekend. 2. Sommigen menen, dat er volgens Hag. en Zach. In 520 een “eerste steen” voor de tempel is gelegd. De argumentatie voor deze opinie berust voor een deel op een sterk m.i. onverantwoord ingrijpen in de tekst van Hag. De enige tekst, die naar mijn mening op een grondlegging kan wijzen is Zach. 8:9,10 (Zach. 4:9 kan op 536 slaan.) Tegenwoordig houden velen vs 9b (juist de woorden, waar het op aankomt) voor een glosse (= toegevoegde tekst GB). O.i. is het niet zeer waarschijnlijk, dat in 520 een “eerste steenlegging” heeft plaats gehad. Ezra 5 spreekt er niet van…” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 245 5°) DE SITUATIE NA DE BALLINGSCHAP De laatste drie profeten die profeteerden ná de ballingschap zijn Haggaï, Zacharia en Maleachi. Daar gaan we ook wat over zeggen, het is ten slotte de periode van Daniel hoofdstuk 9. Haggaï en Zacharia worden beiden genoemd in Ezra 5 en 6 en herkend als de toenmalige profeten Gods. “Maar de profeet Haggaï, en Zacharia, de zoon van Iddo, traden bij de Judeeërs die in Juda en Jeruzalem woonden, als profeten op in de naam van de God van Israël” (Ezra 5:1). “De oudsten der Judeeërs bouwden voorspoedig voort tijdens het profeteren van de profeet Haggaï en van Zacharia, de zoon van Iddo” (Ezra 6:14). Beiden hebben nogal kritiek over hoe het herstel verloopt. Haggaï spoort de mensen aan eerst de tempel te herbouwen. De uit ballingschap gekomen mensen waren druk doende aan het bouwen van hun eigen huizen. De tempel was toen niet meer dan een bouwwerf. Men was er aan begonnen maar gestopt, want hun eigen zaak had in hun ogen voorrang. Dit zijn drie teksten uit de profeet die het duidelijk maken. Hag.1:2: “Zo zegt de HERE der heerscharen: Dit volk zegt: de tijd is nog niet gekomen, de tijd, dat des HEREN huis herbouwd worde.” Hag.1:4: “Is het voor ú de tijd om in uw weldoortimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt?” Hag.1:8: “Beklimt het gebergte, haalt hout en herbouwt dit huis; dan zal Ik er welgevallen aan hebben en verheerlijkt worden, zegt de HERE.” Het profetische optreden van Haggaï heeft effect: het volk gaat de tempel verder afwerken! De bouw van de tempel neemt nog ongeveer 4 jaar in beslag. Van het tweede regeringsjaar van Darius (de koning van de Perzen) tot in het zesde jaar van zijn regeerperiode (zie Ezra 6:15). De teruggekeerde Joden hadden het zwaar te verduren, zij leden onder; droogte, ziekte en misoogsten, straffen van God volgens de profeet Haggaï. God laat ook zien waarom: het volk was ongehoorzaam aan de opdracht een tempel voor Hem te bouwen! Over het “hout” van de tempel in die dagen een opmerking. We hebben dat begrip in zoekfunctie gezet voor de boeken Ezra en Nehemaia. Dat leert dat er later beter hout gebruikt werd en dat het hier gaat om een voorlopige bouw. Nadien heeft men het gewone hout vervangen door het beste wat er was, cederhout van de Libanon. “Daarom gaven ze geld aan de steenhouwers en de steenbewerkers, evenals voedsel en drank en olie aan de Sidoniërs en Tyriërs, om ceders van de Libanon over zee te vervoeren naar Jafo, overeenkomstig de toestemming die ze van Kores, de koning van Perzië, verkregen hadden” Willibrordvertaling, 1995. Ezra 3:7 SV heeft het begrip “vergunning” een term die we nu nog gebruiken in die zaken. Zoekfunctie “hout” in: SV77: 6 vindplaatsen in 6 verzen 1. Ezra 5:8: “De koning zij bekend, dat wij getrokken zijn naar het landschap Juda, ten huize van de grote God, dat gebouwd wordt met grote stenen, en het hout wordt gelegd in de wanden; en dat Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 246 werk wordt ras gedaan, en gaat voorspoedig door hun handen voort.” 2. Ezra 6:4: “Met drie rijen van grote steen, en een rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit het huis des konings gegeven worden.” 3. Ezra 6:11: “Voorts wordt bevel door mij gegeven, dat van ieder, die dit woord zal veranderen, een hout uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal om diens wil tot een drekhoop gemaakt worden.” 4. Neh.2:8: “Ook een brief aan Asaf, de bewaarder van de lusthof, die de koning heeft, dat hij mij hout geve om te zolderen de poorten van het paleis, dat aan het huis is, en voor de stadsmuur, en voor het huis, waar ik intrekken zal. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand van mijn God over mij.” 5. Neh.10:34: “Ook wierpen wij de loten, onder de priesters, de Levieten en het volk, over het offer van het hout, dat men brengen zou in het huis van onze God, naar het huis van onze vaderen, op bestemde tijden, jaar op jaar, om te branden op het altaar van de HEERE, onze God, gelijk het in de wet geschreven is.” 6. Neh.13:31: “Ook voor het offer van het hout, op bestemde tijden, en voor de eerstelingen. Gedenk mij, mijn God, ten goede.” Haggaï krijgt een boodschap van God voor Zerubbabel. Wie is die man? We vinden in Mattheus 1:12 duidelijkheid over hem: “Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel.” Zerubbabel is in zijn dagen de gouverneur van Juda. Dat was zijn “Babylonische naam.” Het was het gebruik van de Joden in die dagen een andere naam te krijgen, wanneer zij taken verrichten onder het bewind van Babylon of Perzië. Daniël, werd Belsassar genoemd door Nebukadnezar. Het koningshuis van Israël was NIET hersteld, maar het was tóch een nakomeling van David die “landvoogd” was. De profeet Haggai heeft een goddelijke boodschap voor hem: “Gij hebt op veel gerekend, maar zie, het liep op weinig uit, en toen gij het binnengehaald hadt, blies Ik erin. Waarom dat? luidt het woord des HEREN der heerscharen. Om mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl gij draaft, ieder voor ZIJN EIGEN HUIS. Daarom heeft de hemel over u de dauw ingehouden en de aarde haar opbrengst. Ook riep Ik een droogte over het land en de bergen, over het koren, de most, de olie en wat de aardbodem voortbrengt, over mens en dier en alle arbeid der handen. Toen hoorden Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, en Jozua, de zoon van Josadak, de hogepriester, en al het overblijfsel des volks naar de stem van de HERE, hun God, en naar de woorden waarmede de HERE, hun God, de profeet Haggaï gezonden had, en het volk vreesde voor het aangezicht des HEREN. En Haggaï, de bode des HEREN, zeide, krachtens de boodschap des HEREN, tot het volk: Ik ben met u, luidt het woord des HEREN” (Haggaï 1:9-13). De herbouw wordt hervat en later is de tempel ingewijd. De profeet heeft nog een andere boodschap: “Te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, zal Ik u, Zerubbabel, zoon van Sealtiël, mijn knecht, nemen, luidt het woord des HEREN, en Ik zal u tot een zegelring maken, want u heb Ik uitverkoren, luidt het woord van de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 247 HERE der heerscharen” (Haggaï 2:24). Dit is niet onmiddellijk aan hem persoonlijk beloofd. De uitdrukking “te dien dage” is namelijk een aanduiding van wat in de toekomst zal gebeuren. Uit zijn geslacht zal een directe nakomeling komen van wereldformaat: de Messias Jezus van Nazaret. Een groot problem was toen dat mannen uit Israël zich vrouwen namen uit de heidense volkeren. Met alle risico dat ze hun geloof konden verliezen en ook Gods wet overtraden. Dit is de beschrijving van die toestand en hoe de oplossing er kwam. Ezra 9:1-3 SV77 zegt: “Toen nu deze dingen voleindigd waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israëls en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken van deze landen, naar hun gruwelen, (…). Want zij hebben van hun dochters genomen voor zichzelf en voor hun zonen, zodat zich vermengd hebben het heilige zaad met de volken van deze landen; ja, de hand der vorsten en overheden is de eerste geweest in deze overtreding. Toen ik nu deze zaak hoorde, scheurde ik mijn kleed en mijn mantel; en ik trok van het haar van mijn hoofd en van mijn baard uit, en zat verbaasd neer.” En verder Ezra 10:3-5,12 SV77: “Laat ons dan nu een verbond maken met onze God, dat wij al die vrouwen, en wat uit hen geboren is, zullen doen uitgaan, naar de raad van de HEERE, en van hen, die beven voor het gebod van onze God; en laat er gedaan worden naar de wet. Sta op, want deze zaak ligt op u; en wij zullen met u zijn; wees sterk en doe het. Toen stond Ezra op, en deed de oversten der priesters, de Levieten en gans Israël zweren, te zullen doen naar dit woord; en zij zwoeren. (…) En de ganse gemeente antwoordde en zeide met luider stem: Naar uw woorden, alzo ligt het op ons te doen.” Wie is de Ahasveros waarover sprake is in het boek Esther, de Perzische koning ook iemand uit die dagen? De ‘Bijbelse encyclopedie’, uitgeverij Kok geeft aan: Ahasveros = Hebreeuwse vorm voor het Griekse Xerxes. Zeer waarschijnlijk is ‘Ahasveros’ een titel zoals ‘Farao’ = koning of heerser. Het kan dus op meerdere koningen betrekking hebben. Dan zou de koning uit Esther 1:1: “hij is de Ahasveros”, de zelfde zijn als Xerxes I. De kanttekeningen op de Statenvertaling geeft het als mogelijkheid, de kanttekeningen op de NBG gaan er gewoon van uit. Men meent dus dat hij dezelfde Ahasveros was als tijdens Esther. Dan.9:1 SV: “In het eerste jaar van Daríus, den zoon van Ahasvéros, uit het zaad der Meden, die koning gemaakt was over het koninkrijk der Chaldeeën.” In die dagen was er nog een ander profeet: Zacharia. De naam Zacharia betekent letterlijk ‘YaHWeH wordt herinnerd.’ Hij leefde in de zesde eeuw v. Chr. Hij is een ‘zoon van Berechja, zoon van Iddo.’ In het boek Ezra eenvoudigweg ‘zoon van Iddo’ genoemd. Zijn boek beschrijft een periode van 520-518 v. Chr., maar bevat tevens veel profetische hoofdstukken. Hij profeteerde dus in het tweede, derde en vierde regeringsjaar van koning Darius I. Hij is ook de tijdgenoot van Haggai wiens profetisch werk om de tempel te bouwen hij onderschrijft. De grote klacht van Zacharia is dat het Joodse volk te weinig vertrouwen heeft in zijn God. Geestelijk moet men zich herstellen en bekeren van zijn zonden. Er is in die dagen ook ruzie onder de twee stammen en hij tracht dat te sussen. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 248 Voor ons is dit gedeelte van het profetische woord van deze “ziener” het belangijkste, Israël is ondanks zijn herstel niet bezig met de dingen Gods maar zoekt zijn eigen zaken eerst af te handelen. Zacharia 1:7-17 SV77: “Op de vier en twintigste dag, in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede jaar van Daríus, geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharía, de zoon van Beréchja, de zoon van Iddo, de profeet, zeggende: Ik zag des nachts, en ziet, een Man rijdende op een rood paard, en Hij stond tussen de mirten, die in de diepte waren; en achter Hem waren rode, bruine en witte paarden. En ik zeide: Mijn Heere! wat zijn deze? Toen zeide tot mij de Engel, Die met mij sprak: Ik zal u tonen, wat deze zijn. Toen antwoordde de Man, Die tussen de mirten stond, en zeide: Deze zijn het, die de HEERE uitgezonden heeft, om het land te doorwandelen. En zij antwoordden de Engel des HEEREN, Die tussen de mirten stond, en zeiden: Wij hebben het land doorwandeld, en ziet, het ganse land zit en het is stil. Toen antwoordde de Engel des HEEREN, en zeide: HEERE der heerscharen! hoe lang zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke Gij gram geweest zijt, deze zeventig jaren? En de HEERE antwoordde de Engel, Die met mij sprak, goede woorden, troostrijke woorden. En de Engel, Die met mij sprak, zeide tot mij: Roep uit, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heerscharen: Ik ijver over Jeruzalem en over Sion met een grote ijver. En Ik ben met een zeer grote toorn vertoornd tegen die geruste heidenen; want Ik was een weinig toornig, maar zij hebben ten kwade geholpen. Daarom zegt de HEERE alzo: Ik ben tot Jeruzalem weergekeerd met ontfermingen; Mijn huis zal daarin gebouwd worden, spreekt de HEERE der heerscharen, en het richtsnoer zal over Jeruzalem uitgestrekt worden. Roep nog, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heerscharen: Mijn steden zullen nog uitgebreid worden vanwege het goede; want de HEERE zal Sion nog troosten, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen” (wij onderstrepen). De naam Maleachi betekent: “Mijn Boodschapper.” Maleachi was de láátste boodschapper van het Oude Testament. Na hem zijn er geen meer. De eerstvolgende profeet is Johannes de Doper, die de komst van de Messias, voorbereidde als een heraut. Over het persoonlijke leven van Maleachi is niets bekend. Hij was een man zonder aanzien des persoons en predikte zonder angst zijn boodschap van God. De tijd waarin hij preekt is ongeveer deze van Nehemia en Ezra hoofdstukken zeven tot tien, ongeveer 445 tot 425 v. Chr. Hij heeft veel kritiek op de handelingen van zijn geloofsgenoten: 1°) De gewone mensen houden zich niet aan de wet. Ze verwaarlozen hun plicht om gave dieren te offeren, (Mal.1:6-14) 2°) Priesters verwaarlozen en negeren hun plichten en dienst in de tempel, (Mal.2:1-9) 3°) het volk twijfelt openlijk aan God’s goedheid, (Mal.3:6-12,14) 4°) Echtscheiding en overspel was een ‘normale zaak’ geworden, (Mal.2:10-16) 5°) De Messias zal verschijnen in de tempel. Dat vervulde zich doordat de Here Jezus in deze tem pel vele uren predikte! God is in eigen persoon, naar deze tempel gekomen en het volk heeft het niet gemerkt! (Mal.3:1-6) Jezus gaf wanneer hij in Jeruzalem was dagelijks onderwijs in de tempel (Lucas 19:45-47). Jezus noemde het ook: “het Huis van Zijn Vader.” Jezus zond zijn Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 249 discipelen uit volgens Mattheus 10:5-7, naar de “verloren schapen van het huis Israëls.” Maar er komt ook een tijd dat de tempel van geen tel meer is. Aan de Samaritaanse legt Jezus uit dat de tijd nu is aangebroken God in waarheid en geest te dienen, niet méér in tempels (Johannes 4). Nadat het evangelie gepreekt wordt in Jeruzalem, onder het Joodse volk, komt hetzelfde verhaal dat Jezus de Messias is, naar de Samaritanen in Handelingen 8. En enkele tijd later gaat dit verhaal van verlossing naar de heidenen. “En Petrus opende zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen aanneming des persoons is, maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig, naar het woord, dat Hij heeft doen brengen aan de kinderen Israëls om vrede te verkondigen door Jezus Christus. DEZE IS ALLER HEER” (Handelingen 10:34-36). Het is nu nooit meer als vroeger! Daarom is de Schrift ook duidelijk: “er is geen onderscheid” meer tussen de volkeren en de afstamming (Rom.10:12 / Gal.3:28 / Col. 3:11). Over de tempel zei Jezus nog dit in Lucas 19:41-44: “En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.” Er is ook nog dit: orthodoxe Joden houden nog steeds de gedachte van een herstel, levend in hun gebeden. Het Achttiengebed (Sjemonee esree) is het centrale gebed in de eredienst van de synagoge. Daarin wordt ook gebeden om de verlossing van Israël. Dit gebed spreekt achtereenvolgens van: de bevrijding en inzameling der ballingen in het beloofde land, het herstel van de geestelijke leiders en van het koningschap van God, het herstel van Jeruzalem, het herstel van het huis van David en het herstel van de offerdienst in de tempel. De traditionele verwachting van een Jood, aangaande het herstel van Israël is dat dit zal gebeuren in de genoemde volgorde van dit gebed. Nadat de staat Israël is opgericht is aan dit gebed nog een 19e bede toegevoegd: “Onze Vader in de hemel, zegen de Medienat Jisraeel, de staat Israël, het ontluikend begin van onze verlossing.” Dit is een gebed om het welzijn van deze jonge staat maar we moeten één en ander retaliveren. In het verhaal ontbreekt dat Israël zich eerst MOET bekeren voordat ze hersteld kunnen worden. Dat is duidelijk in Deuteronomium 30 en die opmerking van Mozes verdwijnt bij velen gewoon in het onbekende. Hoe dacht men over herstel van de Joden onder de reformatoren? Luther heeft een bekering van de Joden zeker verwacht. Hij was er zich wel van bewust dat zij niet massaal christen zullen worden. Later hebben lutheranen en evangelischen, piëtisten en puriteinen deze gedachte Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 250 ontwikkeld. Zowel Turken, Joden als ketters en valse christenen zijn in gemeenschap onder het schild van de Antichrist. Volgens Luther zal de “rest”, waarvan het behoud door Jesaja is voorzegd (Jes. 10:20-22) toegang hebben tot de bekering in Jezus. We moeten de Joden niet onvriendelijk behandelen: “want er zijn christenen onder hen op komst.” (Zie, H.A. Oberman, ‘Wortels van het antisemitisme’, Kampen 1983, blz.109 v.) Bij Calvijn vinden we een dubbele lijn. Nu eens blijkt dat hij geen oog heeft voor een heilvolle toekomst voor Israël. Ze hebben toch de Christus afgewezen. Maar een andere maal dan weer pleit hij op voor een blijvende plaats voor de Joden in het heilshandelen van God omdat Hij Zijn verbond getrouw blijft. Men heeft erop gewezen dat Calvijn Rom.11 niet los van Rom.9 leest: Gods verbond en verkiezing liggen op eenzelfde lijn. Vanwege hun ongeloof is het merendeel der Joden verworpen. Toch is de blijvende geldigheid van de beloften voor Israël en het behoud van de uitverkoren een centraal punt in zijn theologie. (Zie, M. van Campen, ‘Het verbond en Israël bij Calvijn en de Nadere Reformatie’, in: Zicht op Israël 3, 'sGravenhage 1988, blz.161 v.) Voor Calvijn is er alleen toekomst met een niet-nationale bekering van de Joden. Eenmaal benadrukt hij dat Joden binnen de christelijke gemeente de eerste plaats behouden. (Zie, W.J. op't Hof, ‘De visie op de joden in de Nadere Reformatie’, Amsterdam 1984, blz.52.) Beza, opvolger van Calvijn in Zwitserland, was wat betreft die toekomstige bekering nog beslister. (Zie idem als hierboven.) De vertalers van de Statenbijbel (1626-1637) dachten in de lijn van Calvijn. C.J. Meeuse, komt tot de slotsom daarover, dat zij wel duidelijk een bekering van de joden verwachten maar geen nationale bekering. (C.J. Meeuse, ‘De toekomstverwachting van de Nadere Reformatie in het licht van haar tijd’, Kampen 1990, blz.33.) Onder invloed van de geschriften van de Engelse puriteinen zijn een aantal Nederlandse predikanten van de Nadere Reformatie ruimte gaan geven voor Israël. De commentaren van M. Bucer en P. Martyr Vermigli op Romeinen (vooral hoofdstuk 11!) hebben de toekomstige bekering der Joden benadrukt. (Zie, P. den Butter, ‘Volk tussen eeuwigheid en eenzaamheid’, Lisse 1978, blz.125-149.) Nog een woordje apart over Martin Luther. Hij was diep teleurgesteld over het feit dat de Joden niet tot het protestantisme wilden overgaan. In die dagen van de boekdrukkunst verschenen ook kritische geschriften tegen het christendom vanuit Joodse hoek. Jezus was een Joodse afvallige, de zoon van een overspelige vrouw. In 1546 publiceert Luther zijn antisemitische studie: 'Over de Joden en hun Leugens.' Hij schreef er bijvoorbeeld dit: “Verbrandt hun synagogen en scholen, wat niet wil branden, begraaf dat in de grond zodat er geen stenen of rommel overblijft. Breek op dezelfde manier in hun huizen en vernietig ze. Neem weg hun gebedsboeken en Talmoeds waarin niets anders dan goddeloosheid staat en leugens, vloeken en zweren. Verbied hun rabbi’s te leren over pijn in lijf en leden. Verbied ze te reizen, wat ze ook zijn, landheer, hoogwaardigheidsbekleder of koopman ze moeten thuis blijven.” We moeten dat plaatsen in die tijd en onder die omstandigheden van de Joodse aanvallen op Jezus. Doe je dat niet dan leg je Luther verkeerd uit. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 251 Deel twee: de tekst Enkele ongewone vertalingen als inleiding, jammer maar niet omgezet in het Nederlands: www.csg.net/esch atology/DanielHebrew text Verse JPS 1917 VERSION Institute for Scripture Hebrew text Research Mesorah Heritage http://www.eliyah.com Foundation / 9.htm Isaac Newton, Observations Upon the Prophecies of Daniel and the Apocalypse of St. John, 1733. 24. Seventy weeks 24 Seventy weeks 24“Seventy are decreed upon weeks are are cut upon thy for your people, and upon decreed and upon thy holy city,24 Seventy septets have people and for your set- the holy city, to to finish thebeen decreed upon your apart city, to put an end finish transgression, andpeople and upon your to the transgression, transgression, and to make an end ofholy city to terminate and to seal up sins, to make an end of thy Dan 9:24 people to cover sins, to expiate sin, and to forgivetransgression, to end sin, and iniquity, and toto wipe away iniquity, to crookedness, and to iniquity, and to everlasting bring in everlasting bring in everlasting bring in everlastingbring righteousness, andrighteousness, to confirm righteousness, and to righteousness, to to seal vision andthe visions and the seal up vision and consummate the and to Vision and the prophet, and toprophets, and to anoint prophet, anoint the mostthe Holy of Holies. anoint the Most Set- Prophet, and to apart. anoint the most holy place. Holy. 25. Know therefore 25 Know and 25“Know, then, and 25 Know also and and discern, that comprehend: From the understand: from the understand, that Dan from the going emergence of the word going 9:25 forth of the word to to return and to rebuild command restore and to build Jerusalem Jerusalem unto one anointment until of forth to of the from the going restore forth of the the and build commandment to the until cause to return and Yerushalayim Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 anointed, a prince, prince will be seven Messiah shall is be weeks; seven septets, and for sixty- and for two septets it will be threescore and two rebuilt, street again, the Prince to build Jerusalem, seven weeks unto the Anointed and sixty-two weeks. the Prince, shall be and It shall be built again, seven weeks. weeks, it shall be moat, but in troubled with built 252 streets and a with times. trench, but in times of affliction. broad place and moat, but in troublous times. 26. And after the 26 Yet threescore threescore and two and two weeks weeks an shall it return, and anointed one be the street be built cut off, and be no and the wall; but in the 26 Then, after the sixty- 26 “And after the sixtyseptets, the people of a prince two two weeks Messiah that shall come anointed one will be cut shall be cut off and have shall destroy the off and will exist no naught. And the people city and the longer; the people of of a coming prince shall sanctuary; but his the prince will come will destroy the city and the end shall be with a destroy the city and the set-apart place. And the flood; and unto the Sanctuary; but his end end of it is with a flood. end of the war will be [to be to be And wastes are desolations are swept away as ] in a decreed, and fighting flood. Then, until the determined. until the end. end of the war, troublesome times: more; Dan 9:26 shall and desolation is decreed. and after the threescore and two weeks, the Anointed shall be cut off, and it shall not be his; but the people of a Prince to come shall destroy the city and the Sanctuary: and the end thereof shall be with a flood, and unto the end of the war, desolations are determined. 27. And he shall 27 He will forge a strong Dan 9:27 make covenant a 27“And he shall confirm 27 Yet shall he firm covenant with the great a covenant with many confirm the with ones for one septet; but for one week. And in covenant with many for one week; for half of that septet the middle of the week many for one and for half of the he will abolish sacrifice he shall put an end to week: and in half a Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 253 week he shall cause and meal-offering, and slaughter- ing and meal week he shall cause the sacrifice and the mute abominations offering. And on the the sacrifice and the offering to will be upon soaring wing of abominations oblation to cease: cease; and upon heights, the wing detestable until he shall lay waste, even and upon a wing of of extermination as until the complete end abominations things decreed will pour down and shall be that which upon the that which is shall make he it mute decreed is poured out desolate, even until causeth appalment; [abomination]. on the one who lays the consummation, and that until the waste.” and that which is extermination determined wholly determined poured upon the be desolate. poured out be upon that which causeth appalment.' Wat zij op dat gebied zeggen In een ‘min of meer’ letterlijke weergave van een lezing van D. Steenhuis met als titel ‘WIKKEN EN WEKEN’gevonden op Internet, staat het volgende: “Daniel 9 is moeilijk. Gods gedachten zijn altijd moeilijk. De gedachten van God zijn hoger dan onze gedachten. Dat is voor ons niet makkellijk. Het gaat erom dat wij begrijpen dat alle zegen alleen maar komen kan om dat Hij, mijn Heiland en mijn Verlosser, het avondoffer is. God hanteert de tijd en die is door niets en niemand te beïnvloeden. Wij hebben een geweldige Here en onze tijden zijn in Zijn hand. Hij maakt waar wat Hij ooit heeft gezegd. Wij mogen blij zijn met het feit dat wij bij de Gemeente horen die nu (nog) op aarde en straks bij de Here Jezus zal zijn. Vanaf het moment dat de Gemeente niet meer hier is zal de tijd van Israël, hier op aarde, verdergaan met de zeven jaren die nog restten.” Op http://www.bijbelarchief.nl/default.asp?id=1003 schreef de Werkgroep ‘Bijbel: Aktueel!’, een artikel over Daniël twee. We citeren uit de laatste bewerking van 10-3-2002, onderstrepingen zijn door onszelf aangebracht: “De eerste vier delen zijn vervuld; 1e Het hoofd van goud was Babylon 2e De schouders en armen Medo-Perzië. 3e De twee armen, een voor Media en een voor Perzië. 4e De buik en de lendenen van koper verbeeldden het Griekse rijk onder Alexander de Grote Dit waren de belangrijkste delen van het beeld. Dan komen we aan de benen van ijzer en zij stellen het Romeinserijk voor, maar merk op dat er twee benen waren. Het Romeinse rijk was verdeeld in Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 254 twee delen. West-Rome met de hoofdstad Rome en Oost-Rome met de hoofdstad Byzantium. Het is van belang, want als dit imperium wordt gereproduceerd, moeten beide benen gereproduceerd worden. Dus Europa zoals we het nu kennen, kan niet de uiteindelijke vervulling zijn. Dan komen we tot de voeten van ijzer en leem en die moeten de uiteindelijke heidense macht zijn, want de steen die zonder mensenhand losraakt (het koninkrijk van Jezus) valt op die voeten en verbrijzelde ze (Daniël 2:34). Dat moet dus het heidense dominium zijn dat Jezus verbreekt bij Zijn wederkomst. De tien tenen moeten overeenkomen met de tien koningen, want beide zijn de laatste toestanden van de heidense rijken. Als we dus iets gaan zien van het herstel van het Romeinse rijk, moeten het beide benen zijn. Mensen spreken nu over de huidige stand van Europa als de uiteindelijke staat, maar dat lijkt op een been met alle tien de tenen aan één voet. Ook is Europa niet de finale van de uiteindelijke Bijbelse vervulling. Europa is belangrijk, maar het is niet het uiteindelijk centrum van het toekomstbeeld. Het centrum moet zijn in het Midden-Oosten. Jezus’ wederkomst zal op de berg bij Jeruzalem zijn en als de antichrist Hem succesvol wil imiteren, zal dat ook daar zijn. Als we dus twee benen en tien tenen hebben, zijn vijf staten van het oude Romeinse machtgebied in Europa, maar laten we nagaan wat de vijf tenen zijn van de rechtervoet. Dan moeten wij vijf namen noemen in het Midden-Oosten: Griekenland, Turkije, Syrië, ‘Palestina’ en Egypte. Dat is het beeld van het oostelijke Romeinse rijk. Een ding dat dit bevordert is een één-wereld-religie die kan makkelijk komen. Israël is het centrum van drie monotheïstische wereldreligies, judaïsme, christendom en islam. Als die drie verenigd zouden worden, beslaan zij dat hele gebied. Er is slechts één probleem dat die vereniging belemmert: Jezus van Nazareth. Als die uit de weg geruimd zou kunnen worden, is er niets dat die drie religies in de weg staat. En men is druk bezig die Jezus uit de weg te krijgen. Zowel de leiders van de roomskatholieke kerk als de anglicaanse kerk hebben in hun kerken diensten uitgevoerd waarbij zij vertegenwoordigers van de islam, het hindoeïsme, het boeddhisme en andere heidense religies samen brachten en zich richtten tot één God (!)”(wij onderstrepen). Eén van de problemen wanneer profetie aan bod komt is: in hoeverre moet dat “redelijk” zijn. Moeten we dat kunnen begrijpen tot in alle details en verstandelijk kunnen afwegen. We denken het niet en citeren hiervoor de twee grote Reformatoren. Geloof is méér dan wat wij menselijke rede noemen. Over “de Rede” zegt Calvijn o.a. het volgende: “Maar aangezien wij, door een valse mening aangaande ons inzicht beneveld, ons met de grootste moeite laten overtuigen, dat dat inzicht in Goddelijke zaken geheel blind en verstompt is, zal het, meen ik, beter zijn dit te bewijzen met getuigenissen der Schrift dan met redeneringen. Johannes leert dit zeer schoon op de plaats, die ik kort te voren aanhaalde (Joh.1:4), wanneer hij schrijft, dat het leven van den beginne in God geweest is, en wel dat leven, dat het licht der mensen was; dat licht schijnt in de duisternis, maar dat het door de duisternis niet begrepen is. Hij geeft te kennen, dat de ziel des mensen wel door de glans van het Goddelijk licht bestraald wordt, zodat ze nooit geheel van een althans geringe vlam of althans een vonkje daarvan beroofd is, maar dat ze toch door die verlichting God niet begrijpt. Waarom dat? Omdat haar scherpzinnigheid, voor wat de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 255 kennis Gods aangaat, louter duisternis is. Want wanneer de Geest de mensen duisternis noemt, berooft Hij hen eens en voor al van alle vermogen van geestelijk verstand. Daarom betuigt Hij, dat de gelovigen, die Christus omhelzen, niet uit bloed, noch uit de wil des vleses of des mans, maar uit God geboren zijn (Joh.1:13). Alsof Hij wilde zeggen, dat het vlees een zo verheven wijsheid niet kan bevatten, dat het God en wat van God is, zou kunnen begrijpen, wanneer het niet door Gods Geest verlicht werd. Gelijk Christus getuigd heeft (Mat.16:17), dat wat Petrus van Hem beleed een bijzondere openbaring des Vaders was.” Uit ‘Institutie van Calvijn’, vert. Dr. A. Sizoo, W.D. Meinema Delft, Boek II, Hoofdstuk II, 19, z.j. (wij onderstrepen). De Franse filosooftheoloog P.E. Metzger schrijft in de Revue Réformée van maart 1999 over de visie van Luther op “de Rede” als volgt: “In de laatste prediking van Luther in Wittenberg, één maand voor zijn dood, gaat hij een hevige kritiek uitoefenen op “de Rede” en noemt haar: “de verloofde van de duivel”, “de grootste hoer van de duivel”, “een door melaatsheid aangetaste hoer”, “een vervloekte hoer” en zo verder. Hoe moeten we dat begrijpen? De bedoeling van de preek, een uitleg van Rom.12:3, is zoals Paulus zegt christenen te waarschuwen voor pretentie. Luther zegt o.a.: “we moeten ons hoeden, niet slechts voor grove verlangens maar ook voor (zogeheten) hogere verlangens die de eenheid van het geloof uit elkaar scheuren en die ons voeren naar prostitutie, t.t.z. naar afgoderij”, want “alles moet onderworpen zijn aan het geloof. Luther maakt over pretentie de volgende analyse: het is een vleselijke lust die haar zetel heeft in het verstand, in de Rede die zich niet aan het Woord van God onderwerpt, en de heerschappij van het geloof niet aanneemt. De Rede verlangt zelf God-te-zijn, ze is afgoderij. Merken we tevens op dat Luther klaar en duidelijk verband legt tussen de term prostitutie om afgoderij te beschrijven, en volgt hierin Bijbelse voorbeelden. De heftige kritiek op de Rede in deze tekst geeft dus niet meer of niet minder aan dat de algemene fundamentele natuurlijke Rede slechts afgoderij is. Dat had Luther trouwens op andere plaatsen in zijn geschriften al duidelijk gemaakt.” De titel van dit artikel over de rede is: ‘De hoer van de Duivel.’ Calvijn schreef o.a. dit in zijn vijftigste lezing op het boek Daniël (verschenen in 1561): “Hoe komen we tot een bepaalde conclusie? Het is niet genoeg om de onwetendheid tot weerleggen van de anderen, tenzij dat de waarheid laat uitschijnen en ze bewezen wordt door klare en afdoende redeneringen” (onze vertaling). Een raad die we ook zullen opvolgen.In de bundel gezangen ‘Uit het ‘Liedboek voor de Kerken’ lied n° 322 vers 3 staat wat in die aard en we citeren het in de hoop dat we het allen oprecht mogen meezingen: Gij ziet en hoort wat onze mond wil spreken, het is een staamlend, ontoereikend teken, een zwak en machtloos mensenwoord. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 256 In de Bijbel zijn er twee boeken die al eeuwenlang het spotpunt zijn van hogere kritiek, het boek Jesaja en dat van Daniël. Hoe dit komt is niet moeilijk te begrijpen. Beide schriftgedeelten bevatten namelijk enkele profetieën welke bij hun latere vervullingen de waarachtigheid van de Schrift waarborgen. Eén bepaalde profetie zal ons nu bezighouden: de profetie der 70 jaarweken opgetekend in Dan.9:24-27. Vóór we een vers voor vers bespreking hierover houden is het nochtans interessant om enkele punten te onderzoeken welke door de hogere kritiek tegenover het boek Daniël worden ingebracht. De éérste die de authenticiteit van Daniël in twijfel heeft getrokken was de Griekse filosoof Porphyrius (omstreeks 233-304 na Chr.). Deze persoon was een christenhater en schreef een boek met de titel ‘Tegen de christenen.’ Omdat verschillende dingen in het boek Daniël zo nauwkeurig waren beschreven wou deze Porphyrius niet geloven dat dit boek was geschreven door de Daniël die in de zesde eeuw vóór Christus leefde en werkte in de steden Babel en Susa onder de Babylonische en Medo-Perzische koningen uit die tijd. Porphyrius zei, dat aangezien in dit boek het leven van de Syrische koning Antiochus IV Epiphanes zo nauwkeurig was beschreven, hij niet kon aannemen dat het profetie was. Om deze reden klasseerde hij het boek Daniël ná deze Antiochus: nl. rond plus/min 160 voor Chr. Het zou geschreven zijn door een schrijver (zeg maar bedrieger!) die met gebruikmaking van Daniël’s naam het boek zou hebben opgetekend. Dit standpunt is dan later door hogere critici aanvaard en verder uitgewerkt. Dit is thans ook de visie van de Rooms Katholieke Kerk en moderne Protestantse exegeten. De oppervlakkigheid van zulke beweringen is echter groot. Het feit alléén dat ná 160 voor Chr. profetieën vervuld werden die in Daniël staan opgetekend is een waarborg dat Daniël’s boek werkelijk in de 6de eeuw vóór Christus kan opgetekend zijn. Ook, en dit is wel doorslaggevend: dat Jezus Christus zelf Daniël heeft aanvaard als een geïnspireerde Bijbelschrijver. Hij zegt in Mat.24:15,16: “Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan wie het leest, geve er acht op - laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen.” Verder is belangrijk dat Daniël tijdens zijn leven zulke beroemdheid had verkregen dat de profeet Ezechiël hem vernoemd in Ezech.14:14: “en er zouden dan deze drie mannen zijn: Noach, Daniël en Job (...) ” Hier wordt Daniël dus met twee andere beroemde mannen genoemd. Slechts Mozes en Samuël zijn nog de twee grote andere profeten volgens Ps.99:6. Uit Bijbelmanuscripten weten we dat het Bijbelboek van Daniël ook behoorde tot de oorspronkelijke stukken van de Septuaginta uit de 3de/2de eeuw VC. Men heeft ook tesamen met de Dode-zee-rol van Jesaja gedeelten gevonden van Daniël. Geleerden hebben dit nu zelf geklasseerd als geschreven tussen 150 en 100 VC (Deze gedeelten komen uit de grotten n°4 en n°6.) Indien het boek Daniël rond plus/min 160 VC geschreven zou zijn dan moeten we hieruit besluiten, dat wat men daar heeft gevonden misschien wel gedeelten van het oorspronkelijke manuscript kunnen zijn of één van de eerste afschriften en dit is zeer onwaarschijnlijk. Joden hebben ook nooit problemen gehad met de authenticiteit van het boek Daniël. Typerend is dat toen de hogepriester werd voorbereid tot de dienst op de dag van de Verzoening hem behalve de Tora ook gedeelten van het Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 257 boek Daniël werden voorgelezen, maar welke het waren weten we niet. Zie de Mishnah Yoma 1:6. Ook van belang is wat de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vermeld. Dat in 332 voor Chr. wanneer Alexander de Grote de stad Jeruzalem binnentrad, de hogepriester hem de profetie toonde uit Dan.8:21,22 waarin er voorzegd was dat Alexander naar Jeruzalem zou komen. Alexander was hierdoor zo geëerd schrijft Flavius Josephus dat hij tot het volk zei, dat hij wat ze van hem zouden verlangen, zou voldoen. We kunnen hieruit dan moeilijk de gevolgtrekking trekken dat het boek later dan Alexander de Grote zou geschreven zijn. Nog twee feiten willen we aanhalen. Ten eerste dat ten tijde van Antiochus (dus plus/min 160 voor Chr.) bijna geen enkele persoon onder het volk de Hebreeuwse taal meer kende maar slechts de volkstaal, het Aramees. We zouden dus als schrijver van Daniël iemand dienen te vinden bij de priesterklasse die wél nog Hebreeuws kende en dit is onmogelijk want geen enkele priester van de Levitische orde zou het ooit gewaagd hebben zulk een boek op te stellen. Hogere critici van de Bijbel storen zich niet aan dit argument. (Zie o.a. J.G. Baldwin, ‘Is there pseudonomity in the Old Testament’, in het Engelse tijdschrift ‘Themelios’, 4.1 september 1978, blz.6-12.) Het andere feit is dat de studie van een ander Joods boek namelijk Makkabeeën, spreekt over het boek Daniël en zoals alle hogere critici toegeven is dit boek rond plus/min 160 voor Chr. geschreven. Zo zou de verwijzing naar “de gruwel van de verwoesting” in 1 Mak.1:54,59 gebaseerd zijn op Dan.9:27. En een andere belangrijke verwijzing van Josephus staat in ‘De Oudheden’ Boek X. Hij verwijst naar Dan.9:27 dat voor hem tweemaal is vervuld, éénmaal met Antiochus en een tweede maal bij de vernietiging van de tempel in 70 A D. Maar zegt ons 1 Mak.9:27, dat toen dat boek werd geschreven, er in Israël geen enkele profeet te vinden is. Hoe zou dan iemand de profetie der 70 jaarweken hebben opgetekend of nog andere profetieën zoals Daniël hoofdstukken 11 en 12, welke voor het grootste deel op latere tijden betrekking hebben. Dit is dus onmogelijk. We zeggen dat omdat moderne Bijbelcritici niet twijfelen aan de echtheid van de geschriften van de Makkabeeën. Er zijn bij de vroege kerkvaders regelmatig aanwijzingen dat ze het boek Daniël kennen: Clemens Romanus (97,98 na Christus) Brief van Barnabas (100-150 na Christus) Justinus de Martelaar (138-165 na Christus) Melito van Sardis (170-180 na Christus) Irenaeus van Lyon (182-188 na Christus) Tertullianus (200-240 na Christus) Clemens Alexandrinus (193-220 na Christus) Hippolytus heeft een commentaar op hoofdstukken 1, 2, 3, 7, 9, 10, 12 (222-236 na Christus) Origenes (225-254 na Christus) Anoniem geschrift tegen Novatianus (rond 248-258 na Christus) Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 258 Cyprianus, bisschop van Carthago (248-258 na Christus) Firmilianus van Caesarea aan Cyprianus (256 na Christus) Victorinus van Petau (martelaar in 304 na Christus) Methodius van Olympus aan Patara (260-312 na Christus) Lactantius (315-325/330 na Christus) Hoe zit het met andere zaken en documenten? Bijvoorbeeld deze uit de Dode Zee? En de grote Bijbelmanuscripten? 4QDan is uit de late Hasmoneaanse periode of de vroeg Herodiaanse periode en heeft gedeelten van Daniël 1:16-20 / 2:9-11,19-49 / 3:1-2 / 4:29-30 / 5:5-7,12-14,16-19 / 7:5-7,25-28 / 8:1-5 / 10:1620 / 11:13-16. 4QDan b is uit 20-50 na Christus en heeft gedeelten van Daniël 5:10-12,14-16,19-22 / 6:8-22,27-29 / 7:1-6,11(?),26-28 / 8:1-8,13-16. 4QDan c is uit 125-100 voor Christus en heeft gedeelten van Daniël 10:5-9, 11-16, 21 / 11:1-2,1317,25-29. 4QCan d / 4QDan heeft kleine snippers. 6QPapDan (6Q7) heeft gedeelten van Daniël 8:16,17(?),20,21(?) / 10:8-16 / 11:33-36,38. Deze gedeelten komen zeer goed overeen met de proto-Massoretische text. Theodotion, zelf een Jood (na Christus), heeft een nieuwe Griekse vertaling gemaakt omdat de Christenen teveel citeerden uit de voorgaande Griekse Septuaginta. We hebben van hem bijvoorbeeld ook Daniël en enkele andere Bijbelboeken. Het Chester Beatty Papyrii IX and X (3de/4de eeuw) heeft bijvoorbeeld Ezechiël en Daniël. Het Vaticanus-manuscipt (325-350 A.D.) heeft gans het boek Daniël. In de Sinaïticus (340-350 na Chr.) staat het niet, maar daar ontbreekt meer dan dat. Alexandrinus (rond 450 na Christus) heeft ook Daniël. We moeten dan tot dit besluit komen, en evenals Christus zeggen, dat er rond plus/min 605537 voor Chr. in Babylon een profeet leefde die dit alles heeft te boek gesteld. Behalve dat zijn er veel uit Daniël’s verklaringen door de oudheidkundigen bevestigd. Zo is bijvoorbeeld een vurige oven, zoals deze waarin de jongelingen geworpen zijn, door de archeologen ontdekt. Ook een leeuwenkuil als deze waarin Daniël later is geworpen is ontdekt enzovoort. (Zie over de echtheid van het boek Daniël o.a.: G. Hasel, ‘The book of Daniël and matters of language: Evidences relating to Names, Words and the Aramaic language’, Andrews University Seminary Studies, Vol.19, Spring 1981, n°1 en G. Hasel, ‘The book of Daniël: Evidences relating to Persons and chronology’, idem., Vol.19, Autumn 1981, n°3. En van W. Shea, ‘Extra biblical texts and the convocation of the Plain of Dura’, idem, Vol.20, Spring 1982, n°1.) Daarom ook als inleiding op wat volgt een lijstje van de manier waarop Joodse theologen profetie in verband met de Messias bekijken. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 PROFETIE OT VERVULLING NT 259 MESSIAANSE UITLEG VOLGENS RABBIJNEN Gen.3:15 Rom.16:20 Targum Pseudo-Jonathan Deut.18:15- Hand.3:19-23 Ralbag (Gersonides) 18 Jes.7:14 Mat.1:22,23 Jes.9:5 1 Cor.1:24 / Rom.9:5 / Joh.8:58 Targum Jonathan Eph.2:14 Pereq Shalom Midrash Mishle Jes.52:13- Joh.12:37,38 / Hand.8:30-35 / 53:12 1 Pet.2:21-25 Jer.31:31-34 Mat.26:27,28 / Luc.22:20 / Heb.8:7-13 Micha 5:1 Mat.2:4-6 Zach.9:9 Mat.21:1-5 Sanhedrin 98 a Joh.12:14,15 Berachot 56 b Zach.12:10 Joh.19:33-37 Sukkah 52 a Ps.22 Mat.27:46 / Marc.15:34 / Pesikta Rabbati Heb.2:11,12 Dan.9:24-27 Gal.4:4 In Sanhedrin 97 b staat het verbod om de komst van de Messias te berekenen. De tekst van Daniël 9:24-27 Deze nogal lange inleiding zal door sommigen wellicht overbodig bevonden zijn maar het was vooral nodig om de belangrijkheid en juistheid van het Bijbelboek Daniël te bevestigen. Met dit in gedachten kunnen we onze Bijbel dan openslaan bij Dan.9:24-27. Hieronder de NBG-vertaling: “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 260 het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” Wat is een jaarweek? Drie definities van het woord “shabu’a” “[Dn 9:24]. ... Zeventig zevens] letterlijk ‘ Zevens zeventig.’ het woord ‘zevens’ wordt meestal vertaald –week – en staat er als eerste omwille van de nadruk. Dat vormt het grote thema van de passage. Om dezelfde reden staat het cijfer hier na het zelfstandig naamwoord, en niet daaraan voorafgaande, zoals meestal het geval is. De gedachte van de auteur kan dan geparafraseerd worden: “zevens” - en in feite zeventig van hen - zijn afgekondigd, enz. Het woord “zevens” hier komt voor in de m.m. [Mannelijk meervoud], terwijl het woord normaal een v.m. [Vrouwelijk meervoud] heeft (...) Wat bracht Daniël ertoe het mannelijke te gebruiken in plaats van het vrouwelijke. Het is zeker niet duidelijk, tenzij het is om een doelbewuste aandacht te vragen voor het feit, dat het woord “zevens” hier in een ongewone betekenis gebruikt word. (...) Het lijkt vanzelfsprekend dat geen gewone weken van 7 dagen aan de orde zijn.” (E. J. Young, ‘A Commentary on Daniel’, Eerdmans, 1949, Reprinted Banner of Truth, 1978, blz.195,196). “Terwijl in Deut 16:9, hierboven besproken, shabu’a een periode van zeven dagen vertegenwoordigt, in Dan 9:24,25,26,27 duidt het op een periode van zeven jaar in elk van deze vier verzen. Dit wordt bewezen door de context, waarin Daniël erkent dat de zeventig jaar van gevangenschap bijna voorbij is. Het land lag zeventig jaar braak en aldus betaalden de Joden zeventig sabbatsjaren aan de Heer terug. Dat waren ze Hem verschuldigd voor de voorafgaande zeventig perioden van zeven jaar (Dan 9:2; Jer 25:12, zie. II Chr 36:21!). Net als Daniel in gebed is over dit onderwerp, verschijnt de engel Gabriël hem en vertelt dat het herstel van Israël niet compleet zal zijn totdat een andere periode van zeventig-zevens, (“shabua”) vervuld gaat worden (Dan 9:24)! Let ook op de schijnbare verwijzing in Dan 12:11 van de helft van de laatste zeventig Daniel’s (9:27), het is 1290 dagen, ongeveer drie en een half jaar. Dus zijn dit hier jaren. Shabua ` wordt ook gebruikt als een technische term in Deuteronomium 16:10,16 waar het staat voor het Wekenfeest (hag Shabu `ot), dat wil zeggen het Feest van de Zeven-perioden.” (R.L. Harris, G.L.Archer, & B.K Waltke., eds, ‘Theological Wordbook of the Old Testament’, Moody Press, 1980, Twelfth Printing, 1992, Vol. II, blz.899.) “Het woord voor “week” sabuac, dat van seba` afgeleid is: het woord voor “zeven.” Het normale vrouwelijk meervoud is in de vorm: “sebu `ot.” Alleen in dit hoofdstuk van Daniël staat het er in het mannelijk meervoud sabu`im. (De enige andere gebeurtenis in de combinatie sebu `e sebu` ot Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 261 [‘heptaden of weken’] in Ezechiël 21:28 [21:23 Engels tekst]). Daarom is het sterk suggestief voor het idee van een “heptade” (een serie of een combinatie van zevens), in plaats van een “week” in de zin van een serie van zeven dagen. Er is geen twijfel over dat we het in dit geval worden gepresenteerd met zeventig zevens van jaren, eerder dan van dagen. Dit leidt tot een totaal van 490 jaar.” (G.L. Archer,’Encyclopedia of Bible Difficulties’, Zondervan, 1982, blz.289). Eerst dienen we er nota van te nemen wat de betekenis is van de uitdrukking “zeventig weken.” - [In het oorspronkelijk = shavu'im shiv'im] Het Hebreeuws woord dat hier in Daniël 9:2427 regelmatig met “weken” is vertaald is “shabuîm” het enkelvoud ervan is “shabua.” Er is een overweldigende consensus van de wetenschappers dat de tijd die de eenheid “shabua” moet voorstellen wordt beschouwd als een jaar. Het ligt in het verlengde dat lexicografen op het gebied van het Hebreeuws deze tijdseenheid definiëren als een “periode van zeven (dagen, jaren),” of “zevental” = “heptaden, weken.” - Brown, Driver, and Briggs, ‘A Hebrew and English Lexicon of the Old Testament’, blz.988. Het woord “shabua” betekent een éénheid van zeven; dus zowel zeven dagen als zeven jaren. Deze Hebreeuwse uitdrukking is later in de Septuaginta vertaald met “hebdomas.” Het betekent hetzelfde als de Hebreeuwse uitdrukking namelijk: een éénheid van zeven. We dienen dus trachten uit te maken of hier een éénheid van zeven dagen of zeven maanden of zeven jaren is bedoeld. Deze uitdrukking “shabua” komt behalve de 6 maal dat het in Dan.9:24-27 is gebruikt ook nog voor in Dan.10:2,3. Het interessante in die schriftuurplaats is dat hier het woord “shabua” is gevolgd door het Hebreeuwse woord “yamîm.” Dit laatste betekent: “van dagen.” In Dan.10:2,3 kunnen we dus met alle recht de vertaling gebruiken “drie weken van dagen.” Omdat deze nadere verklaring “yamîm” niet voorkomt in Dan.9:24-27 kunnen we daar dan vertalen als “jaarweken” zoals vele vertalingen doen, want door het dubbele gebruik van “shabua” en “shabua yamîm” geeft Daniël ons te kennen dat er “twee eenheden” worden gebruikt die in betekenis verschillen. Een tweede reden waarom we dit zo kunnen vertalen is dat we dit gebruik aldus kunnen vinden in verschillende Joodse overgeleverde manuscripten van vóór Jezus Christus en daarna in de Talmoed, de Mishnah en de Middrash. Een derde reden waarom we dit mogen vertalen als jaarweken is dat dit overeenstemt met de feiten. Dit zou niet het geval zijn moesten we het interpreteren als 70 gewone weken of maanden. Zeventig gewone weken zouden aldus vermenigvuldigd 7 x 70 = 490 weken vormen of ongeveer negen jaren en zes maanden. Uit wat we nu weten is die berekening onmogelijk. Want aan de herbouw van de muren van Jeruzalem en de stad heeft men niet ongeveer negenenveertig jaren gewerkt (7 jaarweken) maar van 535 tot 444 v. Chr. In deze periode dient volgens de profetie in de periode van de “70 shabuîm” te vallen. Otto Zöckler, was hoogleraar theologie aan de universiteit van Greifswald in Pruisen in de 19e eeuw. Hij voerde interne bewijzen binnen het boek Daniël aan, om te zeggen dat de Hebreeuwse term die staat voor een “week” als een periode van zeven jaar vertaald dient te worden. “Dit kan onmogelijk zeventig weken aanduiden in de gewone zin van het begrip, dus 490 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 262 dagen. Want het cijfer heeft een duidelijke relatie tot de zeventig jaar van Jeremia 5:2. Een korte termijn van 490 dagen zou niet geschikt zijn om als mystieke parafrase te dienen van de periode van drie en een half jaar. Bovendien is volgens de beschrijvingen uit de hoofdstukken 7 en 8, de drie en een half jaar een periode van lijden en onderdrukking, terwijl in 9:25 e.v. de laatste en meer uitgebreide indeling van de zeventig weken (ten beloop van tweeënzestig weken) wordt gekenmerkt als relatief vrij zijnde van moeilijkheden. Ten slotte, de drie en een half jaar komen blijkbaar weer tevoorschijn in 9:27, in de vorm van de “halve-week” waarin de offers gestaakt worden. Deze onmiskenbare identiteit van die kleine tijdsfractie aan het eind van de zeventig weken, met de drie en een half jaar van verdrukking, voorheen beschreven, verwijdert dan de reden van twijfel dat de zeventig weken zijn te beschouwen als zeventig weken in een jaar, en dus als een versterking van de zeventig jaar van Jeremia.” – We citeren en vertalen deze opmerking uit het commentaar van John Walvoord. De enige aannemelijke en mogelijke verklaring is dat hier sprake is over 70 jaarweken of vermenigvuldigt een periode over 490 jaren. Voor ons kan het slechts een symbolische tijd van 490 jaar zijn. Het is een VOLLE tijd van Gods handelen in de geschiedenis van Israël, want 7 x 7 x 10 is de vermenigvuldiging van enkele “volmaakte” getallen. Want dit moeten we onthouden: de profetie ergens anders beginnen dan met Kores komt niet overeen met de werkelijkheid. De realiteit dwingt ons tot deze symbolische verklaring. Ook in het NT krijgen we van Jezus te horen dat getal van 7 x 70 (490 in totaal) in symbolische zin gebruikt kan worden! Dit staat in Mattheus 18: “21 Toen kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? 22 Tot zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal.” Dit laat geen letterlijke uitleg toe, veronderstel eens dat je letterlijk 490 maal vergeeft, moet het dan nog niet een volgende keer? Sommige amillennaristen gebruiken echter wel een letterlijke tijdseenheid in jaren, voor alles of gedeeltelijk. Voor de eerste negenenzestig weken heeft Philip Mauro een letterlijke tijd in jaren maar geeft een onbepaalde periode voor de laatste zeven jaar (blz.232-237). De eerste periode was NIET exact 49 jaar, symbolisch interpreteren is dus geen probleem. “De ene combinatie die samenvalt met de haar bekende geschiedenis, begint met het decreet van Artaxerxes in zijn zevende jaar: 457 BC. Een periode van zeven weken of negenenveertig jaar kwam ten einde in 408 voor Chr., en de reformatie onder Ezra en Nehemia werd uitgevoerd gedurende deze periode en wordt gekenmerkt als één geheel. Wanneer deze hervorming ten einde was en we niet langer het dominerende kenmerk van Gods regering hebben in deze zaken is onbekend. Want de opvolger van Nehemia [dat is Bagoas], was een Pers en natuurlijk niet een onderhouder van de exclusieve religie van Jehovah en die kwam in functie in 411 voor Christus, VÓÓR HET AFSLUITEN VAN DE ZEVENDE WEEK.” (J.D. Davis, 1924, ‘A Dictionary of the Bible,’ [1898], Baker, Fourth Edition, Fifteenth Printing, 1966, blz.163). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 263 “De boeken van Ezra en Nehemia geven de uitleg erbij. Ezra kwam naar Jeruzalem, in v.Chr. 457; hij werkte bij het herstel van het Joodse staatsbestel, binnen en buiten, voor 13 jaar, voordat Nehemia werd gezonden door Artaxerxes, BC 444. [Neh 2:1 e.v.] ... We hebben zondermeer voor deze periode de twee grote restauratoren van het Joodse staatsbestel, Ezra en Nehemia werken eensgezind, OVER EEN TIJD VAN IETS MEER DAN 45 JAAR; zodat we weten dat het herstel werd voltooid in het laatste deel van de 7de week van de jaren. Het is waarschijnlijk dat het niet was afgesloten vóór het eind ervan. Met betrekking tot “de druk der tijden” te midden waarvan dit herstel zou plaatsvinden, daar geven de boeken van Ezra en Nehemia het commentaar bij. Tot aan de voltooiing van de muren, was er een opeenvolging van tegenwerkingen van de kant van de vijanden van de Joden.” (E.B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, ‘Nine Lectures, Delivered in the Divinity School of the University of Oxford. With Copious Notes.’ Funk & Wagnalls, 1885, blz.189-191). Mensen van de dispensatieleer zeggen dat een symbolische uitleg van de 70 jaarweken niet mogelijk is. Men neemt dan ofwel Daniël als voorbeeld, maar aangezien ze geen conformiteit hebben in de uitleg van de cijfers uit Daniël12 neemt men dan maar meestal de Openbaring van Johannes als voorbeeld. Volgens Robert L. Thomas, in zijn ‘Revelation 8 to 22: An Exegetical Commentary,’ (Chicago: Moody Press, 1992), blz.408 staan er in het boek Openbaring geen teksten met een symbolische betekenis van cijfers. “No verifiably symbolic numbers” = zegt hij, zodat het niet-symbolische voor hem de norm is. Dat geloven we niet en de redenen staan in het volgende. We nemen ook het boek Openbaring als tekst hierbij. Het getal ”1” vinden we als symbool niet in dit boek. Maar in bepaalde uitdrukkingen zoals ”de alpha en de omega” zien we toch het idee van éénheid. Het is in Opb.1:8 op YaHWeH van toepassing en in Opb.1:17,18 / 2:8 en 22:13 op Christus. Aangezien alpha en omega de eerste en laatste letter is van het Griekse alfabet wijst dit erop dat God en Christus beiden een éénheid zijn die alomvattend is. Bij God is het zijn eeuwigheid welke er door aangegeven is (Jes.44:6) en bij Christus de ”enigzijnde” (unieke, énige, éne), volgens de letterlijke vertaling van het gebeuren bij de opstanding aangezien alle opstanding door hem zal komen. Het getal ”2” is niet dikwijls gebruikt in het boek Openbaring. We vinden het in Opb.11:3-12 waar sprake is van de twee getuigen. Het is het symbool van gecombineerde macht (Pred.4:9-12). Christus zond zijn discipelen per twee uit (Marc.6:7) en bij de opstanding en Hemelvaart waren er telkens twee engelen zichtbaar (Luc.24:4 / Hand.1:10). Het symbool van getuigenis vinden we terug in het begrip twee van het O.T. (Deut.17:6). In de dagen van de schepping is twee de schepping van een dualiteit volgens Gen.1:6-8. Het getal ”3” is niet altijd een goddelijk getal. Het herhalen van de lofprijzing ”Heilig”, tot driemaal toe is hier het belangrijkste (Opb.4:8 / vgl. Jes.6:3). Driedelig was ook de zegen van Aäron (Num.6:24-26). En drie maal per jaar op de grote feestdagen moest de gelovige naar Jeruzalem Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 264 optrekken om er te aanbidden. In het boek Openbaring is het soms een aards en satanisch getal. Johannes zegt o.a. dat het derde deel van de aarde brand (Opb.8:7) het derde van de zee wordt bloed (Opb.8:8-11 het derde van de hemelen is getroffen (Opb.8:12,13). Gedurende het tweede wee sterft het derde der mensheid (Opb.9:13 e.v.) en drie onreine geesten zijn de aanstichters van de oorlog van Armageddon (Opb.16:12-16). Het getal ”4” is een aards getal. In dit boek vinden we aanwijzingen over vier paardrijders (Opb.6), vier engelen die winden van vernietiging vasthouden (Opb.7:13 / Jer.49:36 / Ezech.37:9), de aarde die vier richtingen heeft (Opb.20:8 / Ezech.7:2 enz...). Alleen in Opb.4:6,7 waar sprake is van vier levende wezens is het getal ”4” hemels te noemen. Maar anderzijds ook aards omdat ze Gods eigenschappen afbeelden zoals we ze kennen in de aardse schepping. M. Wilcock merkt ook hier op dat we niet te ver moeten gaan bij het interpreteren. Zo moet het tafelkleed dat Petrus ziet in een visioen niet uitgelegd worden als een beeld van de wereld. Een tafelkleed had ook in die tijden gewoon vier hoeken. Zie naar Handelingen 10. Het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel nederdaalt, is een volledige kubus of een piramide, waar de hoogte en de zijden gelijk zijn (Opb. 21:16). Het getal ”5” is ook een aards getal. Symbolisch is waarschijnlijk het gebruik ervan in Jes.19:18, de vijf steden een voorstelling zijnde van de totaliteit van de heidense gelovigen. Samen met ”vier” een symbool van een kleine hoeveelheid in Jes.17:6. Maar in Gen.43:34 / 45:22 beeld van overvloed. Als collectief beeld staat het gebruikt in Gen.47:2. En wellicht zijn de vijf koningen van Kanaän beeld van alle vijanden van Israël (Jozua 10:1-27). In Opb.9:1-12 is sprake van een sprinkhanenplaag die vijf maanden duurt. Deze sprinkhanen zijn satanische krachten zoals we later zien. Het getal ”6” is het teken van het kwade en zonde. Het nummer van het beest in Opb.13:18 is ”666.” Dit wil zeggen, zes maal honderd, zes maal tien en zes; de volledigheid van zonde. Kwaad in al zijn macht. Op de zesde dag van de schepping is de mens geschapen. Goliath was zes kubits lang. Het beeld dat Nebukadnessar laat bouwen is zestig kubits hoog en zes kubits breed. Het getal ”7” is het meest gekende Bijbelse symbool. In de Openbaring alleen is het al 54 maal gebruikt. Het is de afbeelding van volledigheid soms aards, soms hemels. Wanneer Johannes aan zeven gemeenten schrijft wil dit zeggen, alle gemeenten (Opb.2,3). Er zijn zeven lampenstaanders en zeven afbeeldingen van engelen van Gods volledige gemeente en de leiding van Gods gemeente Opb.1:20. Zoals men het in beeldspraak heeft over het bevaren van de zeven zeeën zo spreekt de Heer over Zijn zeven gemeenten. Het is ook opvallend dat de profetische gedeelten van Openbaring tot zeven delen te herleiden zijn, zoals hieronder afgebeeld. 1°) Zeven zegels 6:1 tot 8:6. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 265 2°) Zeven trompetten 8:7 tot 11:19. 3°) Zeven visioenen van Satans koninkrijk 12:1 tot 13:18. 4°) Zeven visioenen van aanbidders van God en Satan 14:1-20. 5°) Zeven schalen van toorn 15:1 tot 16:21. 6°) Zeven visioenen van de val van Babylon 17:1 tot 19:10. 7°) Zeven visioenen van het einde van Satan, Gods koninkrijk en het eeuwige leven daarna 19:11 tot 21:8. Het getal zeven is in de rest van de Schrift zo belangrijk dat we nog enkele andere voorbeelden willen geven. In het modelgebed staan zeven verscheidene dingen (Mat.6:9-13), over de Farizeeën worden zeven weeën uitgesproken (Mat.23:13,15,16,23,25,27,29). In Rom.8:35 staan zeven soorten verdrukking, in Rom.12:68 zeven giften, in Jac.3:17 zeven soorten hemelse wijsheid, in 2 Pet.1:5-8 zeven vruchten voortkomende uit geloof enz... Iemand die de zeven zeeën bevaart is iemand die overal op de wereld is geweest Sommigen trachten door enkele dingen aan te passen nog grotere nadruk te leggen op het getal zeven. J.H. Alexander, Zwitser en dispensationalist, schreef een commentaar op Openbaring en spreekt op blz.43 van 49 maal of 7 x 7, dat het is gebruikt (in plaats van 54 maal). Dan het getal ”12” wat een afbeelding is van organisatie. Zoals in de oudheid er twaalf stammen waren zo zijn er twaalf apostelen. De vrouw van Openbaring heeft 12 sterren. Het Nieuwe Jeruzalem heeft 12 poorten, twaalf fundamenten enz... (Opb.21:12,14). Ook in de 24 ouderlingen wat 2 x 12 is, zien we dit symbool (Opb.4:4). In de 144.000 of 12 x 12 x 1000 zien we ook een organisatorisch geheel van heiligen (Opb.7:4). Zie ook op http://catholic-resources.org/Bible/Revelation_Numbers.htm wat een katholieke theoloog Felix Just, Jezuïet, schreef over de cijfers in het boek Openbaring. Ja, er staan symboolcijfers in het boek Openbaring. Robert L. Thomas heeft in zijn ‘Revelation 8 to 22: An Exegetical Commentary,’ de verkeerde conclusie getrokken. Maar genoeg over Openbaring, want het was maar een aanzet om te zeggen dat er wel degelijk symboliek zit in bepaalde Bijbelse cijfers. Leupold, was lutheraan prof en amillennarist (geloofde niet in een toekomstig duizendjarig rijk). Hij zei in dat verband: “Sinds de scheppingsweek, heeft ‘zeven’ altijd al het merkteken van goddelijk handelen in de symboliek van getallen. ‘Zeventig’ bevat zeven vermenigvuldigd met tien en aangezien het een rond getal is perfectie betekend of voltooiing. Daarom zijn ‘zeventig heptads’ dat is 7x7x10 - de periode waarin het goddelijke werk van het grootste moment tot in de perfectie wordt gebracht. Er is niets fantastisch of ongewoon daarover voor deze vertolker gezien hoe vaak de symboliek van getallen een belangrijke rol speelt in de Schrift.” – Leupold’s commentaar, blz.409. Gezien de belangrijkheid van het Hebreeuwse woord “shabua” hierover nog dit. Zo is het mogelijk door vergelijking met Lev.25:8 te zien dat “shabua” ook daar als een periode van zeven Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 266 jaren is weergegeven. Men leest er (wij onderstrepen): “En gij moet u zeven jaarsabbatten tellen, zeven maal zeven jaren en de dagen van de zeven jaarsabbatten moeten negenenveertig jaren voor u bedragen.” Door vergelijking zien we dat; zeven jaarsabbatten = zeven maal zeven jaren, en zeven jaarsabbatten = negenenveertig jaren. In de bovenaan weergegeven vertaling van de Wachttoren hebben de vertalers vertaald door “jaarsabbatten” maar meestal spreken andere Bijbels hierover als “week.” Dit aangezien het Hebreeuwse woord hier “shabua” is. Maar in elk geval is 7 x 7 = 49, en in dit geval 49 jaren. Een ander Bijbels voorbeeld - ofschoon hierover geen zekerheid bestaat - is Gen.29:27. Hier is het huwelijk van Jacob en Lea aan de orde. De schoonvader van Jacob had hem bedrogen, want zijn liefde ging tot diens jongste dochter Rachel. Jacob’s schoonvader doet dan de suggestie: “Breng de bruiloftsweek met deze ten einde, dan zal u ook de andere gegeven worden voor den dienst, waarmede gij nog eens zeven jaren bij mij dienen zult.” In deze tekst is het woord “week” nogmaals: “shabua.” Sommigen verklaren deze “shabua” als “zeven dagen”, doelende op de lengte van de bruiloftsweek zoals normaal was bij de Joden uit dien tijd (vergelijk Richt.14:12). Maar het is waarschijnlijker dat deze “shabua” een verwijzing is naar de zeven jaren van dienst die Jacob moet volbrengen voor Rachel. Voor het gebruik van “shabua” als een periode van zeven dagen vergelijk Deut.16:9 en Ex.34:22 waar het woord als “week” is vertaald. Ex.20:8-10 Weeksabbat “Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van den HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen” Lev.25:2-4 Jaarsabbat “dan zal het land rusten, een sabbat voor den HERE. Zes jaar zult gij uw akker bezaaien; en zes jaar zult gij uw wijngaard snoeien maar in het zevende jaar zal het land een volkomen sabbat hebben, een sabbat voor den HERE.” Het is echter vooral door het gebruik in buiten-Bijbelse geschriften dat we weten dat men zowel bij de Joden als de Grieken een woord had dat een zevendelige gedachte weergaf. Bij de Grieken was dit het woord “hebdomas” en dit is ook het woord dat voor “shabua” vertaald is in de Griekse Septuagintavertaling. “Hebdomas” als een periode van zeven dagen of zeven jaren vinden we bij de Griekse schrijvers Solon, Aristoteles, Herodotos en Plutarchus. Ook de Joden zelf die in de Griekse taal schreven, Josephus en Philo van Alexandrië, gebruiken “hebdomas” als een periode van zeven jaren. Zo spreekt Josephus over de tijd dat Nebukadnessar zwakzinnig was als een “hebdomas” van zeven jaren. Philo van Alexandrië gebruikt “hebdomas” beide voor een periode van zeven dagen of zeven jaren. Voor het sabbatjaar gebruikt hij het woord in zijn boek ‘De decaloog’ (De Tien geboden) hoofdstuk 30 par.158,159. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 267 Zelfs de Joden hebben bijna altijd de “shabuîm” (meervoud van “shabua”) van Dan.9:24-27 verklaard als jaren. Het Midrash commentaar van Klaagliederen 3:4 verklaart het zo. Ook in de Talmoed, volgens het traktaat Nedarim 8:1 en Sanhedrin 5:1. Zie ook Nazir 32b en Yoma 54a. De moderne ‘The Universal Jewish Encyclopedia’ geeft te kennen dat Dan.9 mogelijks kan spreken over 490 jaren. Zie het artikel ‘Daniël’ in deel 3, blz.462. Het is dan niet te verwonderen dat vele Bijbelvertalingen spreken over “70 jaarweken” zoals in de Revised Standard Version, Moffatt, Goodspeed, Sharpe, Amplified, J.P.S. voetnota, Canisius, Willibrord. Meestal staat er echter “70 weken” zoals in de KJV, ERV, NEB, NAB. In de Zuid-Afrikaanse ‘Die bybel, Nuwe vertaling’ van 1984, staat: “Sewentig tydperke.” Maar, zowel van de 19de als de 20ste eeuw zijn er uitleggers geweest die zeggen dat de “shabuîm” naar “perioden” verwijzen en niet naar JAAR-weken. Zie o.a.; Keil, C.F. & F. Delitzsch, red., ‘Commentary on the Old Testament’, vol IX reprint, Eerdmans, 1975, blz.338,339 en Young E.J., ‘The Prophecy of Daniel’, Eerdmans 1949, blz.195-197. In zijn artikel, ‘Hermeneutical Factors In Determining The Beginning Of The Seventy Weeks’ (Daniel 9:25)’, zegt Vern Sheridan Poythress dat in het Boek Enoch de “weken” niet steeds eenzelfde lengte hebben. Hij heeft ook enkele goede opmerkingen over wat het Boek Jubileeën zegt. Zie; Trinity Journal 6:2 (Fall 1985), vanaf blz.143. Zoiets moet u lezen! Het staat op de site van http://www.biblicalstudies.org.uk/ En daarom nog eens samengevat, de Griekse Septuaginta van Daniel heeft “jaren” in plaats van “weken” voor Dan.9:25-27 en “jaren” in plaats van “tijden” in Dan.4:16,32. Na de tijd van Jezus volgden zowel Joden als christenen meestal die visie: R. Akiba b. Joseph (130) / Clement of Alexandria (200) / Hippolytus (240) / Julius Africanus (240) / Eusebius (340) / Athanasius (370) / Cyril (385) / Hieronymus (420) / Augustinus (430) / Polychronius (430) / Theodoret (455) / Sardis (640) / Bede (730) / Saadia (900) / Solomon b. Jehoram (955) / Jephet b. Ali (970) / Rashi (1080) / Abraham b. Hiyya Hanasi (1130) / Abr. b. Ezra (1160) / Nachmanides (1265) / Aquinas (1270) / Arnulf (1190) / d’Olivi (1295) / Brute (1393) / Savonarola (1497) / Abravanel (1505) / Luther (1522) / Oecolampadius (1530) / Melanchthon (1543) / Bullinger (1557) / the Geneva Bible of Knox & Whittingham (1560) / Calvin (1561) / Ribera (1590) / Napier (1593) / Bellarmine (1593) / Statenvertaling (1637) / Mede (1631) / Parker (1646) / Tillinghast (1655) / Matthew Poole (1685) / Lowth (1700) / Cocceius (1701) / Fleming (1701), Matthew Henry (1707) / Sir Isaac Newton (1727) / Bengel (1740) / Bisschop Thomas Newton ((1754) / Bellamy (1758) / Petri (1768) / Langdon (1774) / Priestley (1794) / Faber (1804) / Thomas Scott (1809) / Adam Clarke (1813) / Horne (1818) / Keith (1828) / Drummond (1830) / Bisschop Daniel Wilson (1836) / Bickersteth (1836) / Albert Barnes (1851) / Van Proosdij (1901) / B.H. Carroll (1948) / E.J. Young (1949) en enkele moderne Joodse geleerden als Slotki en Isaac Leeser. Deze zaken zijn samengesteld aan de hand van de 4 boeken over profetie van de Adventist Leroy Froom. Een laatste opmerking, veeleer een vraag: heeft dit gedeelte uit Daniël 9 iets te maken met het begrip van het zevenvoudig straffen door God in Lev.26:18? S.R. Driver zegt dat zijn collega Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 268 Bevan deze twee zaken aan elkaar heeft verbonden en hij doet hetzelfde. De zeventig jaar van 2 Kron.36:20 e.v. worden met zeventig vermenigvuldigd om Gods straf compleet te maken. Maar zo een uitleg zegt ons persoonlijk niet zoveel. Om de reden: Daniël 9 beschrijft in de eerste plaats herstel en géén straf, Daniël 9 is een troostwoord! Hoe te berekenen: vier interpretaties In een ‘min of meer’ letterlijke weergave (dat zegt men zelf) van een lezing van D. Steenhuis met als titel ‘WIKKEN EN WEKEN’gevonden op Internet, staat het volgende: “Over de 70 jaarweken van Daniël is al heel veel gezegd en geschreven. Voor een ieder die geïnteresseerd is in de profetie, zal het duidelijk zijn dat je niet om de 70 jaarweken van Daniël heen kunt. Bij de uitleg van de profetie zijn de 70 jaarweken van Daniël namelijk van essentieel belang. Uitgangspunt blijft altijd Gods genade en Gods voorziening; op grond van Gods voorziening kan er überhaupt iets gebeuren in ons leven maar ook in dat wat van Israël geschreven staat. ‘70 weken zijn bepaald over uw volk, over uw heilige stad’ (vers 24). Hier gaat het over Israël, niet over u of over de gemeente; Daniëls volk wordt genoemd. Het zijn geen weken van 7 dagen elk, maar ‘zeventig zevens’. Zeventig perioden van 7 jaar elk; 490 jaar dus. Alhoewel de Bijbel geen puzzelboek is, worden toch veel stukjes aan elkaar gelegd in dit stuk. Deze ‘zeventig zevens’ zien als een symbolisch getal, is onjuist” (wij onderstrepen). Maar wat als het getal zeven hier symbolisch (490 = 7 x 7 x 10) is en al de rest letterlijk? De uitleggingen van de 70 jaarweken zijn te herleiden tot de volgende vier. We baseren ons voor deze indeling op de prachtige brochure (ondanks dat we met hem verschillen in de uitleg) van G. Hasel, ‘The Seventy weeks of Daniël 9:24-27’, extra nummer bij een tijdschrift van de Adventkerk, ‘The Ministry’, May 1976, blz.7. 1) De Symbolische 7 weken: van 538 voor Chr. tot 1ste Komst van Jezus 62 weken: van 1é komst tot 2de komst in relatie tot de zichtbare Kerk 7 weken: de onzichtbare Kerk van de eindtijd voorafgaande aan de 2de komst H.C. Leupold (Lutheraan) zegt over deze visie in zijn ‘Exposition of Daniel’, Augsburg Publishing House, reprint 1961, blz.409: “Daarom zijn zeventig heptaden – 7 x 7 x 10 - de periode waarin Gods werk op een groots moment tot zijn voltooiing gebracht wordt. Voor de uitlegger is hierin niets fantastisch of abnormaal gezien in de Schriften, symbolen van cijfers een belangrijke plaats innemen.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 269 2) De half symbolische van de voorstanders van de leer der bedelingen, t.t.z. die een toekomstige Millennium leren. 69 weken: van 445 voor Chr. tot de intocht van Jezus in Jeruzalem op 6 april 32 na Chr. of van 444 voor Chr. tot de intocht van Jezus in Jeruzalem in 33 na Chr. daarna een niet nader gekende tijd van onderbreking: tot opname van de gemeente 1 week: in de toekomst 3) De historisch-kritische De langste berekening die start in 605 voor Chr., toen Jeremiah zijn profetie der 70 jaren verdrukking predikte tot 146 voor Chr. beloopt slechts 441 jaar, geen 490 letterlijke jaren. Maar meestal rekent men vanaf 587 voor Chr. als volgt: 7 weken: van 587 voor Chr. tot 539 voor Chr. vanaf val van Jeruzalem tot val van Babylon 62 weken: van 539 voor Chr. tot 171 voor Chr. vanaf val van Babylon tot de moord op de hogepriester Onias III 1 week: van 171 voor Chr. tot 164 voor Chr. de aanval van Antiochus Epiphanes en verontreiniging van de tempel Volgens J. Baldwin, ‘Le livre de Daniël’, Farel/Sator, 1986, blz.169 is er een eerste vervulling in de tijd van Antiochus en een tweede vervulling in de toekomst. Maar zo een positie is uitzonderlijk. 4) De traditionele Visie van Adventisten: vanaf 7de jaar van Artaxerxes Ezra 7:7-26. 7 weken: van 457 voor Chr. tot 408 voor Chr. bouw van de muur en de stad 62 weken: 408 voor Chr. tot 27 na Chr. tot aan de doop van Jezus 1 week: vanaf de doop van Jezus totaan de prediking bij Cornelius in 34 na Chr. Jezus sterft in het midden van deze week. Gezien de grote verscheidenheid van meningen die geen christologische vervulling vinden in deze passage, moet de exegeet (= de vertolker) noodzakelijkerwijs de aanpak van de christologische interpretatie met enige voorzichtigheid benaderen. Ook hier is echter ondanks de diversiteit van meningen aangetoond, dat men het er bijna steeds over eens is, dat de profetie betrekking heeft op Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 270 de Messias van Israël. Young heeft een niet-christologische interpretatie van dit gedeelte en ook het orthodoxe Jodendom heeft geconcludeerd dat de periode eindigt met de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70. Maar in de tekst is er geen afdoende verklaring voor. Christologische interpretaties zijn te verdelen in twee grote categorieën. Alle christologische interpretaties zijn geneigd de eerste negenenzestig zevens te interpreteren als letterlijk. De scheiding der interpretaties komt bij de betekenis van de zeventigste week of “zevens.” Amillennaristen beschouwen de zeventigste “zevens” aldus: het volgt onmiddellijk op de negenenzestigste “zevens” en daarom is het al vervuld. Het andere standpunt is van een andere mening met betrekking tot de zeventigste zeven: ze is gescheiden van de eerdere reeks van 483 jaren. De laatste week is gepland om in de toekomst voor vervuld te worden. Het zijn de zeven jaar onmiddellijk voorafgaande aan de tweede komst van Christus. Het nog steeds onovertroffen commentaar van E.W. Hengstenberg (in Duits of Engels) geeft 200 bladzijden lang deze visie. (Zijn chronologie is wel verkeerd!) De recente Engelse uitgave van Kregel is sterk ingekort! En E.B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, Funk and Wagnalls, 1891. Ook van dit werk is meerdere herdruk verschenen. Maar we hebben bezwaren tegen deze oplossing gezien de opmerking van een adventist (Bob Pickle, ‘An Examination of Anderson’s Chronological Errors Regarding Daniel 9’s First 69 Weeks.’ Op http://www.pickle-publishing.com/ .) Hij schrijft: “Het bevel van Kores, Darius en deze van Artaxerxes in het zevende jaar uit Ezra 6:1 zijn in werkelijkheid één toelating. Het is alsof men na de toelating van Cyrus eraan begon en na Artaxerxes alles afwerkte. Om die reden staat er in Daniël 9:25: “dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen.” Eénmaal dit proces voltooid is KUNNEN DE 70 WEKEN BEGINNEN.” Bob Pickle schreef een prachtige weerlegging tegen de leer van de bedelingen van dat Bijbelgedeelte uit Daniël 9:2427, maar slaat hier zelf de bal mis. De profeet, eigenlijk de engel, is hier duidelijk; vanaf het “herstellen en herbouwen” is de profetie begonnen, nadien starten is een andere zin aan de profetie geven. Wie niet met Kores start zit fout! De vier mogelijke startpunten die gegeven zijn als begin van de 70 jaarweken zijn dus mogelijk de volgende: 1°) een BEVEL van Kores in 538/537 v. Chr. (Ezra 1:1-4 / Jesaja 45:1), 2°) een BEVEL van Darius in 520 v. Chr. (Ezra 6:1-12), 3°) een BEVEL van Artaxerxes in 457 v. Chr. (Ezra 7:12-26), 4°) een TOELATING (en u leest goed want dit is géén bevel) van Artaxerxes aan Nehemiah de muur van Jeruzalem af te werken in 446/445/444 v. Chr. (Nehemia 2). Laat ons eens kijken naar de argmenten van mogelijkheid drie en vier. 457 voor Christus als start: HET ENIGE HAALBARE DECREET, GEWELDIGE PRECISIE, VOLGENS SOMMIGEN, OF OOK WEER NIET? Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 271 “Hoe kunnen we iets zinnigs maken uit de profetie van Daniël van de zeventig weken? De profetie van de zeventig weken in Daniël 9:24-27 is ÉÉN VAN DE MEEST OPMERKELIJKE VOORSPELLINGEN OVER LANGE AFSTAND in de hele Bijbel. Dit is waarschijnlijk een van de meest besproken zaken, door studenten en geleerden van elke overtuiging in het spectrum van de christelijke kerk. En toch, als het zorgvuldig wordt onderzocht in het licht van alle relevante gegevens van de geschiedenis en de beschikbare informatie uit andere delen van de Schrift: het is heel duidelijk EEN NAUWKEURIGE VOORSPELLING van het moment van de komst van Christus en een vooruitblik van de bloedstollende laatste akte van het drama van de menselijke geschiedenis vóór die wederkomst.” (G.L. Archer,’Encyclopedia of Bible Difficulties’, Zondervan, 1982, blz.289). “Als, dan, het decreet van 457 toegekend aan Ezra, als de terminus a quo is genomen, dat is de aanvang - voor de 69 heptaden - of 483 jaar, komen we uit bij het PRECIEZE JAAR van de verschijning van Jezus van Nazareth als Messias (of Christus): 483 minus 457 komt uit op AD 26. (...) Een zeer OPMERKELIJKE NAUWKEURIGHEID in de vervulling van een dergelijke oude profetie. Alleen God kon met een dergelijke GEWELDIGE PRECISIE iets voorspeld hebben over de komst van zijn zoon: het TART ALLE RATIONALISTISCHE UITLEG.” (G.L. Archer, ’Encyclopedia of Bible Difficulties’, Zondervan, 1982, blz.290,291.) “(...) Wij merken op dat vers 25 - de herbouw van de stad Jeruzalem met straten en grachten zal worden afgerond binnen negenenveertig jaar en specificeert de terminus a quo. ( ...) Als, dan, het a quo (begin) voor het decreet in vers 25 gerekend wordt als 457 v.Chr. (De datum van Ezra’s terugkeer naar Jeruzalem), dan kunnen we berekenen dat de eerste zeven heptaden lopen van 457 tot 408. De tijd binnen welke de herbouw van de muren, straten en grachten werden voltooid. Dan tellen we van 408 de tweeënzestig heptaden uit, ook vermeld in vers 25, en komt tot AD 26 (408 is 26 jaar minder dan 434). Maar eigenlijk kunnen we toch uitkomen met AD 27, sinds een jaar ongedaan is gemaakt met onze rekening want als we rechtstreeks van 1 v.Chr. op n.Chr 1 gaan, is er geen jaar nul tussenin. Als Christus gekruisigd werd op 14 Abib 30 AD, zoals algemeen wordt aangenomen (…) zou dit uitkomen op EEN OPMERKELIJK EXACTE VERVULLING van de voorwaarden van vers 25. Het openbaar leven van Christus, vanaf het moment van zijn doop in de Jordaan tot aan zijn dood en opstanding in Jeruzalem, moet ongeveer drie jaar hebben geduurd. De 483 jaar na de start van het decreet van Artaxerxes tot het einde is dan AD 27, het jaar van de “komst van de Messias” als heerser (nasi). Het was inderdaad “na de tweeënzestig” zevens” - drie jaar nadien - dat “de Gezalfde” werd “afgesneden.” (G.L. Archer, 1985, ‘Daniel’, in Gaebelein, F.E., ed., ‘Expositor's Bible Commentary, Vol. 7: Daniel and the Minor Prophets, Zondervan, blz.113,114.) “Met behulp van de datum van 457 vóór de christelijke rekening als uitgangspunt, zoals voorgesteld door sommige geleerden, en de twee reeksen weken opgeteld (7 x 7 + 7 x 62), dan komen we bij een totaal van 483 jaar, eindigend op 27 van de christelijke rekening, het duidelijke jaar dat Jezus begon aan zijn openbaar getuigenis. [De reden dat er slechts 483 jaar van 457 v.Chr. tot en met 27 CE zijn - in plaats van 484 jaar - is omdat er geen “nul-jaar” bestaat. Met andere Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 272 woorden, wij rekenen direct met ingang van 1 voor in de christelijke rekening tot 1 na de christelijke rekening.] WAT EEN ONGELOFELIJK NAUWKEURIGE PROFETIE ZOU DIT ZIJN!” (Michael L. Brown, ‘Answering Jewish Objections to Jesus, Objections to Messianic Prophecy,’ Vol. 3, Baker, Third printing, 2006, blz.102,220). “… maar de WERKELIJKE FEITEN van deze profetie zijn het meest VERBAZING-WEKKEND en wel als volgt: De datum waarop de 70 weken moesten worden geteld was het decreet om Jeruzalem weer op te bouwen. Er waren drie decreten uitgevaardigd door de Perzische koningen voor dit doel (536 vC, 457 vC, 444 vC, zie onder Ezra). De belangrijkste opdrachtgever was deze van 457 v.Chr. De 70 weken zijn onderverdeeld in 7 weken, 62 weken en 1 week (25,27). Het is moeilijk de toepassing van de “7 weken” in te zien, maar de 69 weken (met inbegrip van de 7) zijn gelijk aan 483 dagen, dat wil zeggen, vanuit de jaar=dag theorie (Ezechiël 4:6), is dat in de algemeen aanvaarde interpretatie = 483 jaar. Deze 483 jaar is de periode tussen het decreet om Jeruzalem te herbouwen en de komst van de “Gezalfde” (25). Het decreet om Jeruzalem te herbouwen, zoals hierboven vermeld, is 457 v.Chr. Het toevoegen van 483 jaar aan het jaar 457 v.Chr. brengt ons bij AD 26, het jaar dat Jezus werd gedoopt en begon met zijn openbare bediening. EEN ZEER OPMERKELIJKE VERVULLING VAN DE PROFETIE VAN DANIËL, ZELFS OP HET JAAR NAUWKEURIG. Verder werd Jezus gekruisigd binnen 3 ½ jaar, dat wil zeggen “in het midden van de ene week “de Gezalfde” werd “afgesneden” maar het was een zuivering “en de zonde werd weggedaan en eeuwige gerechtigheid kwam tot stand” (24,26,27). ZO VOORSPELDE DANIEL NIET ALLEEN HET TIJDSTIP WAAROP DE MESSIAS ZOU VERSCHIJNEN, MAAR OOK DE DUUR VAN ZIJN OPENBAAR OPTREDEN, en zijn verzoenende dood voor de zonde van de mens.” (H.H. Halley, ‘Halley's Bible Handbook: An Abbreviated Bible Commentary,’ [1927], Oliphants, Twenty-fourth edition, 1965, blz.349). “De “zeventig zevens” worden meestal verstaan als “weken van jaren (het woord “zeven” kan ook betekenen “week”, zie. NIV noot), maar de gebruikelijke vrouwelijke vorm voor “week” die optreedt op een andere plaats in het OT, wordt hier niet gebruikt. Bovendien, in overeenstemming met het gebruik elders gevonden in dit boek, wil Daniël ons door deze zeventig “heptaden” zegen dat het is als zeventig eenheden van zeven jaar, of zeventig keer zeven jaar (dat wil zeggen, 490 jaar). Deze jaren zijn “afgekondigd” door Gods vooraf bepaalde plan door de eeuwen heen en nu worden geconfronteerd, tot Daniel aangekondigd in EEN VAN DE MEEST VERBAZINGWEKKENDE ONTHULLINGEN van de toekomst om te vinden in het OT. Maar let er op dat de “heptaden” voor het volk van Daniël Israël bestemd zijn en voor hun hoofdstad, Jeruzalem.” (W.C. Kaiser Jr., ‘The Messiah in the Old Testament’, Zondervan, 1995, blz.202). “De terminus a quo, de aanvang, van deze negenenzestig weken van het jaar wordt verklaard met het starten van de uitspraak van het woord (of decreet) om Jeruzalem te herstellen en te bouwen (ver 25). Dit kan verwijzen naar het goddelijke decreet, of een van de drie historische uitvoeringsdecreten: (1) decreet van koning Cyrus in 538 voor Christus (Ezra 1-4), (2) de brief van ARTAXERXES AAN EZRA IN 457 v. Chr (Die blijkbaar ook de bevoegdheid omvat de muren rond Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 273 Jeruzalem te bouwen, cfr. Ezra 7.6, 7; 9,9), (3) het bevel tot Nehemia in 445 vóór Christus voor het uitvoeren van de herbouw van de muren (dat Ezra niet had kunnen bereiken). Van deze keuzes moet (1) worden uitgesloten omdat ze nergens in de tijd van Christus uitkomt, (3) komt te laat, tenzij maanjaren gebruikt zijn in de berekening. Alleen (2) komt volgens het gebruik van regelmatige zonnejaren uit, want het geeft het resultaat van AD 27, of het begin van de bediening van Christus. Ezra en Nehemia zijn een verslag van de herbouw van Jeruzalem in negenenveertig jaar in een benauwdheid der tijden. Vervolgens komen de tweeënzestig weken, waarna de Messias werd afgesneden voor de zonde.” (H. Lindsell, ed., ‘Harper Study Bible,’ Revised Standard Version, Zondervan, 1964, Nineteenth printing, 1983, blz.1312,1313). “”Tot Messias, de Prins”, zijn zeven weken en zestig en twee weken [vers 25], dat zijn de eerste 483 jaar van de periode, waarbij de laatste 7 uitgeschakeld worden. Maar 483 jaar vanaf het BEGIN VAN 457 v.Chr. werden afgesloten tijdens het begin van 27 AD, die (sinds de geboorte van Jezus 4 jaar eerder was dan onze jaartelling) wat zou samenvallen met Zijn doopsel, “van ongeveer 30 jaar oud,” wanneer de afdaling van de Heilige Geest op hem geopenbaard werd en de zalving met de Heilige Geest, de Christus plaats had. Meer nog, de gehele periode van 70 weken is verdeeld in drie opeenvolgende perioden, 7, 62, 1 (...) Elk woord in deze gecondenseerde profetie heeft zijn plaats en betekenis en de verdeling zou nietszeggend zijn, tenzij er iets aan werd toegewezen in dit eerste gedeelte. De tekst gaat er toe wijzen. Die zegt: “hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden.” De boeken van Ezra en Nehemia geven de uitleg erbij. Ezra kwam naar Jeruzalem, in v.Chr. 457; hij werkte bij het herstel van het Joodse staatsbestel, binnen en buiten, voor 13 jaar, voordat Nehemia werd gezonden door Artaxerxes, BC 444. [Neh 2:1 e.v.] ... We hebben zondermeer voor deze periode de twee grote restauratoren van het Joodse staatsbestel, Ezra en Nehemia werken eensgezind, OVER EEN TIJD VAN IETS MEER DAN 45 JAAR...” (E.B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, ‘Nine Lectures, Delivered in the Divinity School of the University of Oxford. With Copious Notes.’ Funk & Wagnalls, 1885, blz.189-191). “Waarschijnlijk was het Ezra, de schrijver, die het woord gaf van herstellen en om Jeruzalem te bouwen in het voorjaar van 457 v. Chr. (...) Dit is de terminus a quo van de passage. Gerekend vanaf die datum - zeven zevens en tweeënzestig zevens jaren - zou het duren voordat de Messias-Prins zou verschijnen. Zeven jaar zevens zijn gelijk 49 jaar: tweeënzestig zeventallen gelijk aan 434 jaar. (...) 483 jaar afgetrokken VAN HET UITGANGSPUNT VAN 457 VOOR CHRISTUS dan is het jaar 27 n.Chr bereikt. In het moderne systeem van het tellen van jaren is er geen jaar nul. Van daaruit moet het jaar AD 27 worden verminderd met één jaar voor chronologische nauwkeurigheid. Volgens Daniel, zou de Messias-Prins verschijnen in AD 26. Het is TOCH MEER DAN TOEVAL DAT HET DOOPSEL VAN JEZUS ZICH IN AD 26 VOLTROK. [Finegan (HBC, pp. 259-69) dateert het doopsel van Jezus in november, AD 26.] Op dat moment stelde Johannes Hem voor aan de natie, als hun Messias, het Lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt.” (J.E. Smith, ‘What the Bible teaches about Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 274 the promised Messiah: An In-depth Study of 73 Key Old Testament Prophesies About the Messiah,’ Thomas Nelson, 1993, blz.386). “De Traditionele interpretatie. Dit standpunt wordt vertegenwoordigd door E. B. Pusey, ‘Daniel the Prophet’, een uitstekend commentaar dat is afgedrukt in de Barnes Notes serie. Pusey begint het tellen van de zeventig weken in 458 voor Christus, het decreet van Artaxerxes aan Ezra. De eerste negenenveertig jaar, die ook het werk van Nehemia omvatten, beëindigen in 409 voor Christus. De gezalfde is Christus, die gedoopt werd in AD 26 en onmiddellijk daarna begon zijn Messiaanse bediening. Hij was afgesneden door zijn dood aan het kruis. De prins, die is genoemd om te komen tot het oordeel over Jeruzalem: is Christus of Titus, die dan fungeert als een vertegenwoordiger voor Christus. Het verbond dat moet worden bevestigd is het Nieuwe Verbond (Testament) van Christus. Het Oude Testamentische systeem van offergaven eindigde in het midden van de zeventigste week, toen Christus aan het kruis stierf (AD 30). De zeventigste zeven eindigt met de steniging van Stefanus, de joodse afwijzing van het Nieuwe Testament, en de roeping van Paulus (AD 33).” (J.E. Smith, ‘What the Bible teaches about the promised Messiah: An In-depth Study of 73 Key Old Testament Prophesies About the Messiah,’ Thomas Nelson, 1993, blz.390). “Daniël 9:25- Het uitgangspunt van de zeventig weken staat vermeld in vers 25: een decreet om Jeruzalem te herbouwen. “De opdracht” moet zijn “een opdracht.” De Perzische keizers hebben in totaal vier decreten gegeven, dus hebben we een keuze te maken van wat het beste past bij de feiten. HET ENIGE HAALBARE DECREET is deze gemaakt door ARTAXERXES I IN 457 v.Chr. Dat is de terugkeer onder Ezra, de schrijver (Ezra 7:1-10). Gabriël splitst de eerste negenenzestig weken in zeven weken (negenenveertig jaar) en tweeënzestig weken (434 jaar). Tijdens de negenenveertig jaar 457 tot 408 voor Christus, werd Jeruzalem herbouwd. Na deze tijd was Jeruzalem een volledig functionerend handelscentrum in een fort. DAT VOLDOET PRECIES AAN DE PROFETIE.” Uit Forerunner Commentary op bibletools.org/index.cfm/ Zevende dags-Adventisten hebben een site http://www.dagelijksmanna.net/index.html “De grootste tijdsprofetie Les 14 Zeven weken en twee en zestig weken zijn negen en zestig weken of 483 profetische dagen (483 letterlijke jaren). Gerekend vanaf de herfst van 457 voor Christus brengen 483 jaren ons tot de herfst van 27 A. D. Volgens de profetie verschijnt dan de Messias. “Messias” is het Hebreeuwse woord voor gezalfde. De Bijbel vertelt ons “hoe God Hem (Jezus Christus)met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd.” Handelingen 10:38. Deze zalving vond plaats bij Zijn doop (Joh. 1:32). Jezus werd gedoopt in de herfst van 27 A. D., op HET PRECIEZE TIJDSTIP voorzegd in de profetie van Daniel.” ******** 445 of 444 voor Christus als start: EXACTE TIJD VOORSPELD, BOVEN ELKE REDELIJKE TWIJFEL, VOLGENS SOMMIGEN, OF OOK WEER NIET? Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 275 Het volgende is een citaat uit ‘The Wonders of Prophecy’, van John Urquhart, Charles C. Cook, Fifth Edition. “Een woord of twee van uitleg zal het nu volledig duidelijk maken. De 476 jaren van toepassing brengen op de voorspelling van dit punt (446 jaar vóór de geboorte van onze Heer) vinden we dat we zijn teruggebracht tot die gebeurtenis en is er meer dan 30 jaar over gelaten. Dat het jaar 30 AD is opgegeven als dat van het afsnijden van de Heiland in zijn kruisiging. Terwijl iedereen zal voelen HOE ONGEWOON HET IS – dat het jaar en de betrokken maand, de maand Nisan - van de dood van onze Heer eeuwen tevoren voorzegd was, kunnen sommige veronderstellen dat er toch een lichte onnauwkeurigheid was. Er wordt ons verteld (Lucas 3:23) dat Jezus met dit getuigenis begon toen hij ongeveer 30 jaar oud was. Het jaar 30 AD zou derhalve het jaar zijn waarin zijn openbaar leven zou beginnen en niet het jaar van zijn kruisiging zijn. DE SCHRIFT IS ABSOLUUT NAUWKEURIG. Wanneer de scheiding tussen de tijd voor Christus en de tijd na Christus werd gemaakt, was het jaar 1 na Christus, in werkelijkheid het jaar 5 na Christus. Het jaar 10 in feite het jaar 14 AD, en het jaar 30 het jaar 34 na Christus. En zo is het jaar 30 na Christus in onze tijdrekening echt het jaar van onze Heer de dood. De chronologie heeft gedwaald, ER WAS GEEN FOUT IN DE SCHRIFT; en het offer dat werd aangeboden OP DE AFGESPROKEN TIJD, dat zal herdacht en gevierd worden tot in de eeuwigheid.” Op http://www.tribulationperiod.com/ staat een artikel van 30 november, 2007, ‘Daniel’s 70 Weeks of Years Prophetic Wall Uncovered!’ We citeren: “De profetie van 70 jaarweken in Daniël 9:24-27 is misschien wel de MEEST VERBAZINGWEKKENDE PROFETIE IN HET OUDE TESTAMENT. (...) Al deze dingen maken het moeilijk om te beslissen welke van de vier decreten van toepassing is op Daniël 9:25. Waren wat Daniël aangeeft, zonnejaren van 365,25 of profetische maanjaren van 360 dagen? WAARSCHIJNLIJK BEDOELDE HIJ JAREN VAN 360 DAGEN.” Op http://ldolphin.org/70weeks.html er is een artikel uit NW Hutchings, ‘Seventy Prophetic Weeks of Daniel.’ We citeren: “Door de overgrote meerderheid van de Bijbelse autoriteiten is het aangenomen dat Christus gekruisigd werd op de leeftijd van 33 1 / 2 jaar. Daarom vond deze plaats in n.Chr 34. Er is ontdekt en dat is op grote schaal gemeld in duizenden betrouwbare publicaties, dat er een fout van 4 jaar werd gemaakt door de Romeinen bij het opzetten van hun kalender, dezelfde kalender die we nu nog gebruiken. Dit was een plus factor, daarom hebben wij aan de 34 jaar, 4 jaar toe gevoegd. Vervolgens hebben 483 jaar van de 69 weken afgetrokken, de som van 34 jaar en 4 jaar, en KOMEN WE UIT OP 445 JAAR. Artaxerxes ondertekende toen het decreet om Jeruzalem te herbouwen in 445 voor Christus, waaruit BOVEN ELKE REDELIJKE TWIJFEL dat Jezus Christus de Messias van Israël. De Messias moest worden afgesneden in AD 34, en Christus is de enige persoon die de geschiedenis inging met de bewering dat hij de Beloofde was.” Van Thomas Ice vonden we op The Seventy Weeks of Daniel’, Part VI, on http://ldolphin.org: “Ik denk dat ik aangetoond heb in mijn vorig artikel dat het uitgangspunt voor de profetie in Daniël 9:25 het decreet van Artaxerxes (Nehemia 2:5-8,17,18) is om Jeruzalem te herbouwen. In dit artikel hoop Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 276 ik aan te tonen dat het decreet werd gegeven aan Nehemia OP 5 MAART, 444 BC (...) Een andere waarde van de letterlijke benadering komt van Dr Hoehner waar deze profetie een EXACTE TIJD VOORSPELD waarin de Messias van Israël te voorschijn zou komen in de geschiedenit. “41 En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42 en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. 44 en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.” (Lucas 19:41-42, 44). Hoe kon Israël kennis hebben van de tijd van hun bezoeking? Van een letterlijke interpretatie van de profetie van Daniël.” In tabelvorm ziet het er zo uit BRON: Bijbels-panorama.nl John Walvoord publiceerde: ‘EVERY PROPHECY OF THE BIBLE’, Chariot Victor Publishing, 1999. Pagina's 248-259 hebben met 'Daniel's Zeventig weken' te maken heeft: “Geleerden verschillen van mening over de vraag of de precieze datum is de laatste maand van 445 voor Christus of de eerste maand van 444 voor Christus. Hoewel wetenschappers blijven verschillen over het onderwerp is de meest plausibele verklaring de 444 v.Chr. datum, omdat DEZE PRECIES WERKT met de vervulling van de profetie en ook samen valt met de werkelijke wederopbouw van de stad. Deze interpretatie biedt de meest letterlijke uitleg zonder daarbij een aantal van de specifieke kenmerken van de profetie.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 277 Op http://home.insightbb.com/~callihan/24Jul05Sermon%20Daniel.htm vonden we van John E. Callihan, ‘Daniel 9:20-27, Seventy Sevens’, versie van 24 July 05 en de man zegt er dit: “Hoe geweldig is het dat wanneer we HET MEEST WAARSCHIJNLIJKE DECREET kiezen en gebruik maken van het maanjaar (soms ook wel profetische jaar genoemd), en de 69 zevens tellen, we ongeveer belanden bij het tijdstip van de kruisiging.” Hij kiest 445 of 444 als de start van de vervulling van Daniël 9. Norbert Lieth, schreef over Daniël 9 de brochure: ‘Profetie - kort en krachtig De 70 jaarweken van Daniël Een bewijs voor de waarheid van de Bijbel’ Het verscheen bij Middernachtsroep waar men er volgende reklame over maakt. “De openbaring van de 70 jaarweken in Daniël 9 is een van de sterkste bewijzen om te laten zien hoe nauwkeurig Gods Woord in vervulling gaat. Heel precies wordt daarin het verloop van de heilsgeschiedenis, het lot van Israel, de komst van de Messias en het handelen van God met de naties voorzegd. De exacte overeenstemming van reeds plaatsgevonden gebeurtenissen met de profetieën van Daniël 9 IS ADEMBENEMEND. Wat de levende God in gecomprimeerde vorm door de profeet Daniël openbaart, is een bemoediging voor elke christen en moet iedere scepticus aan het denken zetten.” We citeren van http://www.allabouttruth.org/dutch/bijbelse-profetie.htm in het artikel Bijbelse Profetie - Goddelijk Geïnspireerd: “De profetie stelt: 69 weken van jaren (69 x 7 = 483 jaar) zouden voorbijgaan tussen de verordening om Jeruzalem te herbouwen en de komst van de Messias. Dit is volgens de Babylonische kalender die 360 dagen telt, omdat het boek Daniël in Babylon werd geschreven tijdens het Joodse gevangenschap na de val van Jeruzalem. Dus, 483 jaren x 360 dagen = 173,880 dagen. Volgens de verslagen die door Sir Henry Creswicke Rawlinson in het Shushan (Susa) Paleis werden gevonden, en die door Nehemia 2:1 worden bevestigd, werd DEZE VERORDENING OP 14 MAART, 445 VOOR CHRISTUS, uitgevaardigd door Artaxerxes Longimanus. PRECIES 173,880 dagen later, op 6 April, 32 na Christus, rijdt Jezus op een ezel Jeruzalem binnen (hiermee de profetie in Zacharia 9:9 vervullend).” Op http://www.windmillministries.org/frames/NL-CH24-8A.htm staat een artikel: ‘Bewijsstuk #13: Daniel’s “zeventig weken”’ We citeren uit het bijna slot: “Voor de volledigheid volgen hieronder nog paar opmerkingen over deze analyse om in overweging te nemen: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 278 De exacte dag in het jaar dat de profetie van start ging is niet bekend. We weten alleen dat dit de Joodse maand Nisan was. De berekende datum van 6 maart, 444 BC lijkt met de gegeven informatie overeen te komen. (…) Analyse van de profetie: Zelfs de meest extreem voorgestelde late datering van Daniël, van de tweede eeuw BC, gecombineerd met het bewijs van de Dode Zeerollen en de Septuagint, leidt nog steeds tot de conclusie dat deze profetie eeuwen voor haar vervulling was geschreven. HET IS EXPLICIET EN GEDETAILLEERD. Het specificeert een startpunt, een tijdsperiode en de voorspelde gebeurtenis zelf.” APPENDIX I: Enkele wiskundige problemen in de leer dat 1 profetisch jaar = 360 dagen. Anderson, een onderzoeker bij Scotland Yard, heeft met behulp van een leer van 360-dagen per jaar, berekent dat er 173.880 dagen van het decreet zijn om de stad Jeruzalem te herstellen tot op de triomfantelijke intocht van Jezus in de stad. Dit is wat Walvoord erover zei: “Het is gebruikelijk dat de Joden rekenden met twaalf maanden van elk 360 dagen en daarbij af en toe een dertiende maandaan toegevoegd wanneer het nodig is de kalender te corrigeren.” Walvoord liegt hier minstens tweemaal in eenzelfde zin. Zie verder. De dispensationalisten (zoals Clarence Larkin, Tim LaHaye, Hall Lindsey, enz.) nemen de start van de profetie van Daniël 9:24-27 vanaf Nehemiah 2. We geloven dat men hier niet moet starten met de profetie. Ze hebben trouwens enkele variaties op die berekening, een start in 446 of 445 of 444 v. Chr. Opgepast er bestaat géén jaar “nul.” Want van 1 voor Chr. tot 1 nà Christrus is slechts één jaar en geen twee zoals wel eens gedacht wordt. We denken dat men niet vanaf Ezra 7:12-26 mag tellen, zoals men doet onder het dispensationalisme omdat dit, in onze visie, niet overeenkomt met wat de profetie zegt in Jesaja 44/45. Het bevel tot herstel van JERUZALEM als stad is gegeven door Kores in Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 279 538 v. Christus. Van Dr. Thomas Ice voorvechter van de bedelingenleer verscheen op de site van www.pretrib.org/ ‘The Seventy Weeks of Daniel.’ Hij bespreekt er onder andere de nieuwe stelling van Harold Hoehner dat Nehemia start in 444 v. Chr. en heeft er enkele hoogdravende woorden: “Dr. Hoehner heeft een waterdicht bewijs gegeven voor het verstaan van het begin en einde van de eerste negenenzestigste weken van Daniël. (…) Tot op heden heeft niemand het werk dat Dr. Hoehner heeft gedaan, degelijk weerlegd. Het is de volle ondersteuning van de letterlijke interpretatie van de profetie van Daniël en is voor zover de enige aanpak die de cijfers laat kloppen” (wij onderlijnen en zetten in zwart). Maar dat is niet zo en doet de echte waarheid geweld aan. Dr. Hoehner is op zijn minst driemaal verkeerd. Zie de slottabel verderop of ga naar het Internet voor Bob Pickle, ‘An Examination of the Chronological Difficulties of Hoehner and Ice’s Calculations of Daniel 9’s First 69 Weeks.’ Op http://www.pickle-publishing.com/ Men rekent dus in sommige kringen, vrij recent zo: “Bij gebruikmaking van de (geaccepteerde) 360 dagen [maand] rekening verkrijgen we dit resultaat. De vermenigvuldiging van 69 weken X zeven dagen voor elke week geeft een totaal van 173.880 dagen. Het verschil tussen 444 n. Chr. en 33 na Chr. is 476 zonnejaren. Door de vermenigvuldiging van 476 met de lengte van een ZONNEJAAR, dat is 365,24219879 of 365 dagen, 5 uren, 48 minuten, 45,975 seconden, bekomt men 173.855,28662404 dagen of 173.855 dagen, 6 uren, 52 minuten en 44 seconden. Zodat we nog slechts 25 dagen moeten toevoegen tussen 444 n. Chr. en 33 na Chr. Wanneer we de 25 dagen van 5 maart (van 444 v. Chr.), rekenen tot 30 maart (van 33 na Chr.), dan is dat 10 Nissan [van de Joodse kalender] van het jaar 33 na Christus. De dag van de triomfantelijke tocht van Jezus in Jeruzalem…” (we parafraseren Hoehner). Dat klopt allemaal natuurlijk niet met de werkelijkheid van 1 jaar = 365 1/4 dagen. Maar ook 360 dagen interpreteren als dagen van een “profetisch” jaar doet de Bijbel NERGENS EN NOOIT. Door een jaar aan te passen als een profetisch jaar van 360 dagen, zijn 476 gewone jaren gelijk aan 483 profetische jaren. De dispensationalisten hebben hun rekening laten kloppen. Dat kan natuurlijk slechts indien er werkelijk zoiets bestaat als een profetisch jaar van 360 dagen. Die visie trachten ze als volgt te bewijzen. Dispensationalisten zeggen dat Mozes een kalender had van 360 dagen in een jaar van 30 dagen in één maand. Hij zou die gebruikt hebben in het verslag van de zondvloed. De argumentatie die men gebruikt zijn dan de volgende: Genesis 7:11: “In Noachs zeshonderste levensjaar, in de tweede maand op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle sluizen der grote waterdiepte open en werden de sluizen des hemels geopend.” Genesis 7:24: “En de wateren hadden de overhand over de aarde, honderd vijftig dagen lang.” Genesis 8:3,4: “en de wateren vloeiden gestadig van de aarde weg. Aldus namen de wateren na verloop van honderd vijftig dagen af. En in de zevende maand, op de zeventiende dag der maand, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 280 bleef de ark vastzitten op het gebergte van Ararat.” Van de 17de dag van de tweede maand tot de 17de dag van de zevende maand is volgens deze rekening (van Mozes of van diegenen van wie Mozes het verhaal overschreef) gewoon, 5 maanden = 150 dagen. Daar valt niets op aan te merken. Alleen mogen we niet zeggen dat hier zou staan dat één maand = 30 dagen. Want dat staat niet in het verslag. Stel dat men toen rekende met alternatief maanden van 29 dagen en 31 dagen. Ook dan is de som van 5 maanden = 150 dagen. Wat denkt u van deze rekening die de onze is: Februari = 28 dagen Maart = 31 dagen April = 30 dagen Mei = 31 dagen Juni = 30dagen Juli = 31 dagen, een mooie optelling van bijna 180 dagen (181 inclusief?), zes maanden in het totaal of 6 x 30! Mozes was echter ook geen dommerik: zelfs indien hij rekende met maanden van 30 dagen dan moet hij om het jaar rond te maken op het einde van die 12 maanden van 30 dagen nog de ontbrekende dagen invoeren. Want Mozes heeft van God in de Thora een instructie gekregen te rekenen volgens de maan EN de zon. Dat is wat men gedaan heeft in Egypte honderden jaren lang: een jaar van 360 dagen rond, maar ze haddan geen feesten die berekend waren op de stand van de maan, de Joden wel. Bij de Joden heeft zo een jaar van 360 dagen NOOIT bestaan, niet bij Mozes en niet in de rest van het OT. We gaan nu nog een stap verder. Er staat niet dat daarom in die tijd één jaar gelijk is aan 360 dagen. En er staat ook niet dat daarom één profetisch jaar = 360 dagen. Dat zijn twee conclusies die voortijdig en zonder énige dwingende reden door de leerlingen van het dispensationalisme gemaakt worden. Wanneer we schrift-met-schrift vergelijken dan is er nog een tekst dwingend aan de orde. Dit staat in Handelingen 7:22: “En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren en was machtig in zijn woorden en werken.” In de astronomische rekeningen van de Egyptenaren duurde één jaar 365 1/4 dagen lang en niet 360 dagen lang. Egyptenaren hebben een tijd de rekening gehad van 360 dagen maar dat was niet de werkelijke kalender maar een berekening vanuit een religieuze overweging. Wat men wel had, waarschijnlijk om praktische redenen; is dat één jaar bestond uit 12 x 30 dagen plus 5 supplementaire dagen. En dat 1/4 dagen schoof gewoon op. Mozes opgevoed als een prins der Egyptenaren moet dat geweten hebben. Maar dat is niet de BIJBELKALENDER. Hij zal in Genesis dus niet zomaar over profetische jaren gesproken hebben van 360 dagen. Dat gedeelte heeft niets met profetie te maken heeft. De vloed was de vervulling van een profetie. Want het verhaal van de vloed begint wanneer God aan Noach laat weten dat er 120 jaar later een vloed komt om de goddeloosheid van de aarde te vegen. Dát is een profetie. En indien er zoiets bestaat als een profetisch jaar dan moet het hier gerekend worden; 120 x 360. Maar al dezen die zo een jaar willen Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 281 aannemen rekenen voor deze profetie van 120 jaar niet volgens de kalender van 360 dagen per jaar. Ik ken er geen enkele. Dat wil zeggen dat men het niet toepast waar het hoort en gebruikt waar er geen profetie aan te pas komt. Begrijpt u het? Ik niet! Dit staat er in de Bijbel over die vloedperiode: DATUM vanaf de ouderdom van Noah Jaar 480. Jaar 600: 10de van de 2de maand. GEBEURTENIS BRONTEKST God gebied Noah een ark te bouwen, om later dieren in te verzamelen. Noah moet de ark vullen met dieren. De vloed zal beginnen in 7 dagen. Jaar 600: 17de van Waterdiepten gaan open. De regens beginnen te de 2de maand. stromen. Ze vallen voor veertig dagen en veertig nachten. Jaar 600: 27st van de 3de maand. De regen stopt. ark komt tot rust op de bergen van Ararat en de wateren beginnen te zakken. Jaar 600: 1st van de De wateren trekken terug tot deze datum. Toppen 10de maand. der bergen worden zichtbaar. Jaar 600: 11de van Noach zend een raaf uit en blijft nog 40 dagen in de 11de maand. Jaar 600: 18de van de 11de maand. de ark. Noach zend een duif uit die terugkeert. Noach zend opnieuw de duif uit die terugkeert de 11de maand. met een tak in de bek. 12de maand. Jaar 601: 1st van de 1st maand. Jaar 601: 27st van de 2de maand. Genesis 7:4 en 10,11. Genesis 7:24 en 8:3,4. Genesis 8:5. Genesis 8:6,7. Genesis 8:8,9. Jaar 600: 25st van Jaar 600: 2st van Noach zend een derde maal de duif uit die Genesis 7:4. Genesis 7:12. Jaar 600: 17de van De aarde staat onder water voor 150 dagen. De de 7demaand. Genesis 6:14-21. niet terugkeert. Genesis 8:10,11. Genesis 8:12. De aarde is bijna gedroogd. Noah opent de ark. Genesis 8:13. De aarde is droog en men verlaat de ark. Genesis 8:14-19. De profeten Daniël, Ezra, en Nehemiah leefden allen in de periode van het Babylonisch en Medo-Perzisch rijk. De kalenders die men dan gebruikte zijn gekend als de lunisolare rekening. Één jaar bestond er uit 12 of 13 perioden van 29-dagen of 30-dagen, maanden genoemd. Men moest zo wel rekenen omdat men keek naar de stand van de maan en de zon om de kalender te rekenen. En Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 282 gezien de maan 29 ½ dag nodig heeft om rond de aarde te draaien en op hetzelfde punt terug te keren, moet men nu eens 29 en een ander maal 30 dagen rekenen. Maar dat is niet alles. Men heeft dan slechts 354 dagen per jaar wanneer men 12 maanden rekent. Rekent men er één maand meer bij (dus 13 per jaar) dan klopt het niet, want dan zit men vlug aan één volle maan teveel over een periode van 3 jaar. Men had dan het systeem bedacht om over een periode van 19 jaar zeven maal een dertiende maand in te voeren. En dan klopt alles ongeveer op enkele minuten na, de omwentelingen van de aarde rond de zon en deze van de maan rond de aarde lopen dan ongeveer gelijk of synchroon. Deze manier van maand-jaar berekening gebruiken de Joden nu nog. De stelling waarvan we dan moeten uitgaan is deze: er is geen enkele reden om een profetisch jaar van 360 dagen aan te houden. Dat bestaat niet dan slechts in de verbeelding van enkelen. Men staat niet meer op de vaste grond. En daar een theologisch bouwwerk op bouwen is ondoordacht. In ‘The Cambridge History of Iran’ Volume 2, The Median and Achaemenian Periods, (Edited by Ilya Gershevitch, Cambridge, MA, USA: Cambridge University Press, 1985, blz.750 staat het volgende: “Er is geen reden aan te nemen dat er iets is als een ”rond jaar” van 360 dagen (…) niet in de Perzische mythologische lijst van regeerders of ergens anders in Iran. Het is een geleerde constructie, zonder historische gronden, maar niettemin wijdverspreid ook onder recente historici.” Archeoloog Cyrus Gordon zegt in ‘Opgravingen in Bijbelse grond’: “Ook het Egyptische zonnejaar van 365 dagen heeft ons bereikt, zij het dan met Juliaanse en Gregoriaanse verbeteringen. Met het zonnejaar hebben we ook de maand van Egyptenaren geërfd, onafhankelijk van de fasen van de maan. Bovendien komt onze dagindeling in vierentwintig uur, zoals zovele westerse beschavingsvormen uit het land van de Farao’s ” (Het Spectrum, Aulapocket n°553, 1960, blz.12.) Berekening van Sir Robert Anderson Sir Robert Anderson, geeft in The Coming Prince (Kregel, 1957, 10de uitgave), blz.128 de volgende data : START 14 maart 445 voor Chr. (1 Nissan) EINDE 6 april 32 na Chr. (10 Nissan) 476 jaren x 365 dagen (per jaar) = 173.740 dagen 173.740 dagen 116 dagen (schrikkeljaren) 24 dagen (14 maart tot 6 april, inclusief) =173.880 dagen ---------------173.880 dagen ÷ 360 dagen (voor een “profetisch” jaar) --------------483 jaren (of 360-dagen lengte) In deze rekening moet men van één en ander uitgaan waar geen echte zekerheid over Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 283 bestaat. Spreekt Nehemiah 2:1 over een gebeurtenis die op de eerste Nisan plaats vond? Gewoon elke dag van de maand zou passen in dit verhaal zonder iets uit de tekst tegen te spreken! Dus opgepast met dit axioma! Wanneer iets zeer belangrijk is moeten we ervan uitgaan dat de Bijbel ons dat ook weet te vertellen. In Nehemiah 8:2 wordt dan iets gemeld op de eerste dag van de zevende maand. Waarom? Omdat de Schrift die informatie belangrijk acht. Dan moeten we ook vanuit Neh.2:1 besluiten dat de dag van de gebeurtenis niet belangrijk is; de profetie komt niet in het geding indien de start ervan enkele dagen later zou zijn. Het gaat niet om het rekenen van de dagen, maar van de jaren! Daar gaat het dispensationalisme in de fout wat betreft het begin van de periode. Want de 173.880 dagen zijn hier als een “wettekst” in het systeem ingebakken. En er is nog wat anders waarover onzekerheid bestaat. Sir Robert Anderson telt van 14 maart tot 6 april geen 23 dagen maar 24. Hij rekent beide dagen inclusief. Laat ons een beetje mathematisch te werk gaan. Indien we zeggen: we zullen elkaar morgen over deze zaak verder zien dan bedoelen we één dag later en geen twee. Stel het is vandaag zondag en u spreekt af: ik zie je daarover volgende week, dan bedoelen we zeven dagen later en niet acht dagen later. Jaren, maanden en dagen worden niet inclusief opgeteld. Bijvoorbeeld 1 Nisan van het jaar 5 tot 1 Nisan van het jaar 10 is niet = 6 jaren maar in werkelijkheid 5 jaren. Het is de onderliggende (tussenliggende) periode die men moet optellen. (Sommige dingen zijn natuurlijk afhankelijk van het taalgebruik want in het Frans in “une quizaine” = letterlijk 15 dagen, maar het is in werkelijkheid slechts 14 dagen.) Dit maakt de berekening van Anderson totaal onmogelijk als interpretatie; Christus sterft nadat de 69ste week is gestopt (op Palmzondag) maar die dood valt niet zelf in de 70ste week. David Guzik, is één van de schrijvers die een groot aandeel hebben in de Blue Letter Bible. Hij schreef ook een ‘Study Guide for Daniel 9’: “Niemand vandaag is in staat dogmatisch te verklaren dat Sir Robert Anderson’s berekeningen ONMOGELIJK zijn.” Dit is een citaat van Walvoord, dat we tevergeefs hebben trachten terug te vinden, maar we hebben ook maar 4 boeken van deze man. Als het waar is wat Guzik schrijft en ik heb geen reden eraan te twijfelen, dan het merendeel van dezen die in de dispensatieleer geloven fout. De meesten onder hen hebben namelijk ondertussen een andere uitleg dan wat Anderson beweerde. Berekening van Sir Robert Anderson AANGEPASTE VERSIE (die ook fout is) Er zijn in de berekeningen van R. Anderson slechts enkele varianten aan te brengen en het systeem klopt nog minder dan wat hij beweert. Veronderstel dat Nehemiah de brieven op 7 Nisan krijgt dus slechts één week later dan wat R. Anderson zegt. Dan moeten we één week later starten na 14 Nisan: namelijk 20 Nisan. Zodat er dan ook minder dagen zijn in het jaar 32 na Chr. tussen 20 maart en 6 april. START 20 maart 445 voor Chr. (7 Nisan) Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 284 EINDE 6 april 32 na Chr. (10 Nisan) 476 jaren x 365 dagen (per jaar) = 173.740 dagen 173.740 dagen 116 dagen (schrikkeljaren) + 17 dagen (20 maart tot 6 april) = 173.873 dagen --------------173.864 dagen - 360 dagen (per “profetisch” jaar) --------------482 jaren (of 360-dagen lengte) (plus 353 dagen) Volgens deze telling is de laatste dag van de 69st week 17 Nisan, de dag van de opstanding van Christus. Nu zegt de profetie van Daniël dat de Messias afgesneden wordt NA de 69ste week. Wat we hier voorstellen klopt dus ook niet met de voorzegging. Dat wil ook zeggen dat deze van Anderson in zijn geheel niet klopt. Slechts indien we zeggen dat de aanvang van de voorspelling begint VÓÓR 5 NISAN kan de profetie juist zijn. Natuurlijk dan nog steeds gerekend met de verkeerde visie dat één profetisch jaar = 360 dagen. De visie van R. Anderson is dus verkeerd omwille van de volgende punten: 1°) De begindatum in Nisan is verkeerd. 2°) Een jaarkalenderrekening van 360 dagen bestaat niet. 3°) De einddatum is dus ook verkeerd. 4°) De inclusieve telling die hij gebruikt, is verkeerd. 5°) Christus sterft in de periode die de breuk is tussen week 69 en 70. Berekening van Gavin Finley volgeling van R. Anderson, AANGEPASTE VERSIE (ook fout) Op http://endtimepilgrim.org/ staan een reeks artikelen van Gavin Finley MD, over ‘THE 70 WEEKS OF DANIEL’ (130 bladzijden A4, we citeren enkele zaken, soms zonder vertaling). Daar dienen we wat over te zeggen. De schrijver is de belangrijkste verdediger van de berekeningen van Sir Robert Anderson die we kennen. Het is een leerling van deze gewezen inspecteur van Scotland Yard, maar gaat ook nog verder dan hem. Volgens Finley is Anderson slechts een twee- of drietal dagen mis in zijn berekeningen. Dit is één van zijn conclusies: “All this notwithstanding, Sir Robert ANDERSON'S REMARKABLY ACCURATE AND FAITHFUL WORK, perhaps set back in time by no more than 2-3 days is recorded in his book, now available online, "The Coming Prince". IT IS A LANDMARK PIECE OF SCHOLARSHIP still being published today long after the first edition came out in 1894. His book should put to rest any historicist or preterist notions that 70 weeks or 69.5 weeks have already Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 285 been completed” (wij onderlijnen en onze hoofdletters). Robert Anderson (later ‘Sir’) schreef in 1877 een brief naar informatie over maanstanden in de tijd van Nehemia aan de Astronomer Royal of Greenwich Observatory. Dit was het antwoord: “ROYAL OBSERVATORY, GREENWICH.” June 26th, I877. “SIR, – I have had the moon's place calculated from Largeteau's Tables in Additions to the Connaisance des Tems 1846, by one of my assistants, and have no doubt of its correctness. The place being calculated for – 444, March 12d. 20h., French reckoning, or March 12d. 8h. P. M., it appears that the said time was short of New Moon by about 8h. 47m., and therefore the New Moon occurred at 4h. 47m. A. M., March 13th, Paris time.” I am, etc., “ (Signed,) G. B. AIRY.” (Opgepast in wat volgt: in de Engelse taal is een komma = een punt voor ons en is punt = komma.) Gavin Finley rekent als volgt: “Let us not immediately assume that these 'years' are earthly years of 365.2422 days. This is where many have gone wrong in their calculations of the 70 weeks of Daniel. Remember that these 'seventy weeks (sevens) of years' are issued to us from the throne of God.” Dit moet het volgens hem zijn: Het eerste deel van de 70 weken omvat 7 + 62 = 69 weken (heptaden). Je moet het rekenen als 69 “zevens” of Bijbelse jaren. Die 69 weken tijdspanne = 69 x 7 = 483 Bijbelse jaren. 483 Bijbelse jaren = 483 x 360 dagen = 173.880 dagen. “This is the all important time span. Our task now is to insert this time segment between two auspicious dates in holy history.” Hij laat het inpassen in zijn schema als volgt: “As we trace out the first 69 of the 70 weeks through time we see that the time span began very early in the month of Nisan in the 20th year of Artaxerxes Longinus. (Nehemiah 2) This was the spring of 445 B.C. We know that it was soon after the new moon of Nisan because 173,880 days is 5,888 moons plus 8 days. Going back 8 days from Nisan 10, (Palm Sunday) we get Nisan 2, (Sir Robert Anderson said it was Nisan 1 but this difference is of little consequence)” (wij onderstrepen). Wij zeggen: het bouwen van de muur (muren) in Nehemia is NIET DE SLEUTEL om de profetie te begrijpen. De sleutel is dat Kores de toelating geeft om naar Juda terug te keren en een nieuwe tempel te bouwen. Jesaja hoofdstukken 44 en 45 zijn véél belangrijker dan Nehemia 2. Toch blijft Finley beweren: “As we have determined above, the 69 weeks is a timespan of 173,880 days inclusive. This is 173,879 days for the difference between the first and last days of the 173,880 days. The true solar year astronomically is 365.242199 or 365.2422 days. How many years then is in this interval of 69 "weeks"/sevens/173,879 days? Let us pull out our calculators and see. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 286 173,879 days divided by 365.2422 days = 476.0649 years. So the 69 weeks/sevens = 476 years plus a small fraction of a year. That small fraction is 0.06492 of a year. 0.06492 x 365.2422 days per year = 23.7 days or 24 days.” “And when is our finishing day? As we shall see the 173,880 day time line comes to its terminus on a very auspicious day in the Passover month of Nisan in 32 A.D., specifically Nisan 10 of that year. As we shall discover, it was 5,888 moons and 8 days later.” (…) “Having established a well fixed terminus for the 173,880 days let us remember that this April 9 Palm Sunday date is 24 days further down the solar year than the day of Nehemiah's edict 476 years and 24 days before. So if we back up 24 days from April 9 we shall get to our Gregorian calendar date in which Nehemiah went before the king and made his appeal to rebuild Jerusalem. April 9 minus 24 days = March 16 of 445 B.C. The question we must ask ourselves now is what date on the Hebrew calendar is March 16? Well again we shall need to determine when the new moon for Nisan 445 B.C. came through. Sir Robert Anderson's own data from the Astronomer Royal of Greenwich gives us a new moon time of 0709 hrs. or 7:09 a.m. on March 13. Nehemiah was at Susa in Persia and 700 miles to the east. This would give a new moon time for Susa about 45 minutes earlier than this Jerusalem time. Would the new moon have been seen the following morning when it was 24 hours old? It may well have been. Sir Robert Anderson tagged this March 14 date as Nisan 1. But it might well have been reckoned as Nisan 2. Again, this is not a big issue. A forty-eight hour window after a passage of 476 years is exceedingly good accuracy!” (wij onderstrepen). Onthouden dus, dat Anderson, exinspecteur van Scotland Yard, wel eens twee dagen mis zou kunnen zijn. Maar dan moeten we ook de SUPERLATIEVEN WEG-LATEN, DAT ALLES TOT OP DE DAG NAUWKEURIG KLOPT IN DANIEL 9:2427. Volgens Anderson’s cijfers natuurlijk, want de profetie klopt om gans andere redenen niet. Men moet zich niet achter zijn beroep verschuilen en beweren, zoals men ook nu nog doet, dat hij alles nauwkeurig heeft onderzocht zoals een dedective het zou gedaan hebben en tot die verbluffende oplossing kwam. Zoals zoveel kalenders uit vroegere tijd was die van de Joden gebaseerd op de standen van de maan. Zodat iedereen die het geleerd was, aan de stand van de maan (des nachts) je kon vertellen welke dag van de maand het ongeveer was. Een geoefend oog kon dat met een zekere nauwkeurigeheid zeggen. Maar het grootste probleem was het vaststellen van de eerste dag van die nieuwe maanmaand. Bij slecht weer kon je het niet en wie geen echte telling gevolgd had van de vorige maanmaanden (die allen 29,5 dagen duurden) was één of twee dagen mis. Normaal was de nieuwe maan slechts 24 uur nadien echt zichtbaar. Op de Islamietische website moonsighting.com/ Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 287 kan je er veel over te weten komen. Die rekenen namelijk liturgisch met dat soort maandagen, maar passen alles aan de wereldse kalender aan voor het gewone leven. Hieronder een ander argument en illustratie van Finley. Dit is nog niets vergeleken bij de twee verschillen tussen Gavin Finley en Robert Anderson’s berekeningen. BIBLICAL TIME AND THE SEVENTY WEEKS OF DANIEL 360 DEGREES TO A SIÈCLE, AND 360 DAYS TO A YEAR. 12 SECTORS OF 30 DEGREES, AND 12 MONTHS OF 30 DAYS. THE SOLAR CYCLES AND LUNAR CYCLES IN THE MATHEMATICAL AND GEOMETRIC PERFECTION OF GOD. Gavin Finley komt met een kalender aanzetten van 360 dagen = Gods superkalender. (Finley is niet de énige die met zo een superkalender werkt maar ook bijvoorbeeld de leiders van www.360calendar.com) Dit lezen we bij G. Finley: “In Genesis we are told that the flood of Noah began on the 17th day of the 2nd month. -Gen.7:11) On that day the "fountains of the deep were broken up and the windows of heaven were opened". Exactly five months later on the 17th day of the 7th month "the floodwaters receded and the ark came to rest on Mount Ararat". This five month span of time is stated twice in Genesis to be 150 days. -Gen.7:24 and 8:3) 150 divided by 5 = 30 days. This is a bit different from what we see in our damaged solar system today. Five of our present months/lunar cycles would be 5 x 29.530 = 147.5 days. But the Genesis account records a span of precisely 150 days. So we must conclude that edicts coming to us from the throne of God up in the third heaven regarding time involve perfect months containing 30.0000000000 days each.” Wanneer Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 288 Finley gaat schrijven over het jaar van 365,2422 dagen gebruikt hij; éénmaal de uitdrukking “damaged and imperfect cosmos” en tweemaal “damaged cosmos.” En daarbij heeft hij in zijn artikelen met regelmaat een tabel die ons dat moet duidelijk maken. Met de vloed is de dagindeling van de aarde rond de zon veranderd van 360 dagen naar 365,2422 dagen. Dit is zijn besluit: “This is a bit different from what we see in our damaged solar system today. Five of our present months/lunar cycles would be 5 x 29.530 = 147.5 days. But the Genesis account records a span of precisely 150 days. So we must conclude that edicts coming to us from the throne of God up in the third heaven regarding time involve perfect months containing 30.0000000000 days each.” Hier een andere tabel van Finley, die op die manier zijn zaak wil halen tegenover Anderson en Dr. Harold Hoehner. Het is waarschijnlijk bij een eerste oogopslag voor velen niet duidelijk wat het verschil is. Het is dit: Finley is er van uitgegaan dat het jaar waar Nehemia toelating krijgt van Artaxerxes om naar Jeruzalem te gaan er één was van 13 MAANDEN. Wetenschappelijke term hiervoor: een embolysmaal jaar. U merkt op de tekening dat er 3 varianten zijn; 1°) Gavin Finley 2°) Robert Anderson 3°) Harold Hoehner (hierover later meer) In wat volgt gebruiken we enkele malen een term uit de astronomie “embolistisch” en heeft deze betekenis: “Embolistisch betekent ‘er tussen gevoegd.’ Een embolistische maand is een extra maand die alleen in sommige jaren aan een kalender wordt toegevoegd, meestal om een maankalender in de pas te laten lopen met het tropische jaar. Een embolistische dag heet ook wel schrikkeldag.” http://www.astro.uu.nl/~strous/AA/nl/woordenboek.html En de betekenis van een ander begrip dat we nog enkele malen tegenkomen, “equinox”: van http://www.astro.uu.nl/~strous/AA/nl/woordenboek.html#E “De equinox is het tijdstip waarop de Zon de hemelevenaar oversteekt. Dit wordt ook wel de nachtevening genoemd. Rond zo'n tijd zijn de dag en nacht overal op Aarde bijna even lang. Het begin van de (astronomische) seizoenen van lente en herfst worden door een equinox aangegeven (waar die seizoenen relevant zijn).” Dit is een gedeelte van het commentaar van Gavin Finley bij de illustratie. Wij wijzen erop dat dit niet onze visie is, maar het bewijst dat de argumentatie tussen de aanhangers van Nehemia als het startsein van de 69 weken niet verschoond is van harde onderlinge kritiek. Dit zegt Finley: “In de tabel zien we dat de periode van 173.880 dagen in onze tijdsberekening bijna een maand langer duurt van de 476 jaar, gerekend van equinox tot equinox. Dat is een lange tijdsperiode en het Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 289 moet beginnen in de maand van Pasen, de maand nisan in de dagen van Nehemia en eindigend in de maand nisan van het jaar van de kruisiging. Men ziet dat slechts in het geval van een late Pasen van de kruisiging zoals in een embolistisch-jaar (een jaar met een extra dertiende maand “Adar”), deze extra lengte kan opleveren. Dit zijn de feiten in dat verband. Slechts het jaar 32 na Christus past in dit plaatje. Elke andere berekening eindigende in 30, 31, 33 of 34 na Christus is foutief. Zowel de periode eindigend in 31 en 33 na Christus komen te vroeg in die jaren om de 173.880 dagen vol te maken. En deze tijdslijnen beginnen werkelijk ook in een embolistisch-jaar. Men start dus te laat. De tussentijd van de éne nisan naar de andere is in werkelijkheid te kort. In het totaal is die tijdspanne te kort voor het aantal dagen van de 69 jaarweken. Elke periode, anders dan deze van 32 na Christus, kan geen 173.880 dagen volmaken door de 25 dagen extra van die 476 jaren te vullen. We zien dat de tijdspanne #2, beginnend in het jaar 445 v. Chr. en eindigend in 32 na Christus alles laat kloppen. Dat is de tijdspanne voorgesteld door Sir Robert Anderson in zijn klassiek werk, ‘The coming Prince.’ Slechts deze tijdslijn kan een verbinding maken tussen de twee maanstanden van de maand nisan, de nisan beginnend bij Nehemia en het einde met de nisanmaand van de kruisiging van de Heer en Pasen. Bekijk eens de details. Een waarachtige en correcte tijdspanne van de 69 weken van Daniël moet goed uitgelegd worden. De 69 weken (of zevenen) zijn 69 x 360 = 173.880 dagen. De tijdspanne van 173.880 dagen moet de overbrugging zijn van de nisanmaand van Nehemia hoofstuk twee en de nisanmaand rond Palmzonsdag van de paastijd in het jaar van de kruisiging. Dat is deze tijd: 173.880 dagen of 476 jaar plus een extra aan 25 dagen. Deze extra 25 dagen maken het een moeilijke taak. We moeten de lange lijn van nisan van “punt A” naar de nisan van “punt B” doorgaan en slechts een late Pasen (en late nisan) lost dat allemaal. Je kunt dat zien in het diagram voor het jaar 32 na Christus, daar heb je zo een late Pasen op weergegeven. Dat was een embolistisch-jaar met een extra maand “Adar.” Dat krijg je in een regelmaat van 7 maal over een periode van 19 jaren. En de nisan van het jaar 32 na Christus is zo een jaar. Daarom klopt alles hier exact. Alleen wanneer de terminus van de 173.880 dagen eindigen in 32 na Chr., zullen de 173.880 dagen passen in een kader tussen twee nisanmaaanden en 476 jaar omvatten. En de reden waarom het einde in 32 na Christus valt is ook eenvoudig, 32 na Christus is namelijk een embolistisch-jaar. De twee of drie jaar voordien waren dat niet. In 32na Christus kwam de maand nisan dus aan de late kant zodat er extra dagen waren om in te voegen. Zowel het begin van de periode als het slot ervan moet in een nisanmaand vallen. De Heilige Schrift is daar zeer duidelijk in, het is een absoluutheid en verplichting om de 69 weken, of de 173.880 dagen nauwkeurig te laten passen (…) Wanneer we de tijdslijn afgaan van 25 dagen en 476 jaren dan is er een verbinding van paasgebeurtenissen, en Palmzondag moet in een late nisan vallen. Het Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 290 moet zondermeer een embolistisch jaar zijn. Was er in 32 na Christus een extra maand “adar” en was daardoor de vroege maand nisan verschoven naar een latere tijd? Was 32 na Christus een embolistisch jaar? Ja, zondermeer!” Dus straffe taal van Finley: “One year = 360 days = 12 months. And each month is a time period of precisely 30 days. The biblical or prophetic year is made up of twelve 30 day months. So the biblical year does not match our present cosmos. It is not 365 days, 5 hours, 48 minutes and 45.51 seconds. It is not 365.2422 days. It is precisely 360 days. This matches perfectly the 360 degrees of a circle” (wij onderstrepen). Berekening van Gavin Finley, volgeling van R. Anderson CONTRA Dr. Harold Hoehner Dr. Harold Hoehner heeft volgens Gavin Finley een fout van één jaar in zijn berekeningen en die aantekeningen zijn interresant genoeg om te vertalen. Vergeet het niet; wie niet de leer van Anderson volgt, is meestal leerling van deze man. Dit zegt Gavin Finley als kritiek op H. Hoehner: “Laat ons nu gaan kijken naar de derde oplossing, deze van Dr. Harold Hoehner. Hij stelt voor dat de 173.880 dagen in hun tijdslijn eindigen in Nisan van het jaar 33 na Christus. Maar zoals u kunt merken in de grafische voorstelling was het jaar na Christus géén embolistisch jaar. Wanneer de tijdspanne doorlopen wordt zal ze eindigen in het jaar 33 na Christus, met een vroege nisanmaan. Bovendien, terugrekenend naar het begin van de 476 jaren en 25 dagen kom je in 444 v. Christus terecht in een vroege lente, dan ben je 15 dagen verkeerd, 15 dagen vóór de lente equinox. Die maan zou te vroeg zijn om als een nisanmaand gebruikt te kunnen worden. Je zit in werkelijkheid in de twaalfde maand, de maand “adar.” Wat zien we in de bovenstaande diagramvoorstelling, de nieuwe maan van die bepaalde maand zou in de vroege uren vallen van 2 maart. De volle maan zou 14 dagen later vallen op 16 maart. Deze lentemaand zou zijn volheid bereiken op 16 maart en zou 5 dagen vroeger zijn dan de werkelijke lente-equinox (punt 'E' en dat is 21 maart). Een fout van dien aard geeft aan dat deze maand in dat jaar geen kandidaat kan zijn voor de maand nisan. Er zou een deriende maand moeten aan zijn toegevoegd en een embolistiche maand zijn. Een kalenderjaar met een tweede “adarmaand.” Ons besluit is dan, dat Professor Hoehner gefaald heeft om de werkelijke verbinding te leggen tussen de maand nisan uit de tijd van Nehemia en de 173.880 dagen. Nehemia zou op geen enkele wijze de tweede maand, de maand “nisan” genoemd hebben, maar zondermeer “adar.” Een Rabbijn of elke goede onderzoeker zou in het verband van de maan tegenover de lenteequinox, geen fout hebben gemaakt van zo een groot kaliber.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 291 Trouwens er is nog wat anders. De Bijbel is geschreven onder toezicht van de Heilige Geest. De Heilige Geest maakt géén fouten. Het is onmogelijk dat de Heilige Geest zo een fout zou maken in het bepalen van een Hebreeuwse kalendertijd. Zowel de Schriften als de astronomische gegevens hebben gesproken. De tijdslijn tussen 444 v. Chr. 33 na Christus van de 69 weken van Daniël is te kort. De feiten die we hebben uit de Schrift en de astronomische gegevens over de standen van de zon en de maan in de hemel komen niet overeen met de uitleg van Hoehner. Dit hebben we gezien, 444 v. Chr. kan niet de start zijn van Nehemia die naar de koning gaat. En 33 na Chr. was niet het jaar waar we de passie van Jezus moeten zetten. Deze tijdspanne geeft géén nisanmaanden in de betrokken jaren. Dat alles is één jaar te laat en slechts de tijdslijn tussen 445 v. Chr en 32 na Chr. komt overeen met alle feiten. Er zijn nog andere schriftuurlijke gegevens die hier bij aansluiten. Er is in de geschiedenis genoeg bewijs voor het 20ste jaar van Artaxerxes Longinus uit Nehemia 2 als 445 v. Chr.” Het is duidelijk: men moet rekening houden met die embolistische-jaren. Want wat we ook mogen beweren, de kalender moet steeds aangepast worden aan de werkelijkheid. De reden daartoe is zeer eenvoudig. Joden hebben jaarlijks meerdere feesten en op die feesten moeten offers gebracht worden van producten uit de landbouw. Je kunt niet doen zoals men het heeft geregeld in de Islam waar met een maankalender gerekend wordt van 354 dagen en waar de ramadanmaand gewoon mag opschuiven. Dat kan niet onder de Joodse wet. Men heeft dus de volgende vorm van aanpassing gevonden: in een periode van 19 jaar moet zevenmaal een DERTIENDE MAAND TOEGEVOEGD WORDEN AAN DE KALENDER. Op die wijze heeft een maanjaarkalender dezelfde lengte als een zonnejaarkalender. En daar zit ook de fout van alle berekenaars (Finley incluis) van jaren van 360 dagen: dat klopt niet met de werkelijkheid. Bereken je aan de hand van een maanjaar dan ben je 11,24 dagen kwijt gerekend naar het astronomische jaar. Reken je aan een zogezegd “Bijbels profetisch jaar van 360 dagen” dan ontbreken er nog 5,24 dagen om het astronomische jaar vol te maken. Wat Finley of anderen van deze leer ook mogen beweren de uitleg van Anderson is NIET:“the “Rosetta Stone” of biblical/prophetic time” (uitspraak van Finley.) Deze slotbewering van Finley is niet Bijbels te verantwoorden en bovendien niet op astronomische gronden te verklaren: “John the Beloved in two sentences eight verses apart gives two different descriptions of the flight of the woman and her subsequent exile at a wilderness place of safety and nurturing. In the first instance the time period is stated in terms of days. Then, eight verses later, in the same chapter the Holy Spirit restates the very same story using 'times' (or years) rather than days. Surely God did this to inform His people that one 'time' or one year, whenever it is issued to us as a period of years in scripture equals 360 days and not the 365.24 days presently observed in our solar system. This is the pattern or the Biblical 'code' for time. This is the biblical standard for time which is being consistently kept throughout God's Holy Word from Genesis to Revelation.” Finley komt tot de verklaring van zijn afwijkingen met Anderson’s berekeningen: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 292 “This is an amazing solution to the prophecy of the 69 weeks. Sir Robert Anderson's timeline for the 69 weeks/173,879 days was March 14, 445 B.C <------> April 6, 32 A.D. Nisan 1, 445 B.C. <------> Nisan 10, 32 A.D. This author's timeline, using the astronomical data of the solar and the lunar cycles, was very close to that of Sir Robert Anderson. March 16, 445 B.C. <------->April 9, 32 A.D. (476 years plus 24 days (inclusive)) Nisan 2, 445 B.C. <------->Nisan 10, 32 A.D. (5888 moons plus 8 days (inclusive))” (…) “One online resource that gives some lunar data is the U.S. Naval Observatory. Unfortunately it does not go back further than the year 1700. I have used Sir Robert Anderson's new moon data for 445 B.C. and 32 A.D. for this study. Armed with this lunar information we can then construct a combined Gregorian/Hebrew calendar on which to lay out the 69 weeks.” Berekeningen van Clarence Larkin, volgeling van R. Anderson, die niet meer zo populair is, maar het vijftig jaar terug wel was. (En zijn boeken zijn nog steeds in herdruk.) Clarence Larkin, geeft in ‘Dispensational Truth’ (1920), blz.70,71 de volgende data. 14 maart 445 voor Chr. (1 Nisan) 2 april 30 na Chr. (Palmzondag) 445 B.C. +30 A.D. --------------476 jaren (inclusief) 476 jaren x 365 dagen (per jaar) --------------173.740 dagen 173.740 dagen 119 dagen (schrikkeljaren) + 20 dagen (14 maart tot 2 april, inclusief) --------------173.879 dagen 173.879 dagen - 360 dagen (voor een “profetisch” jaar) Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 293 --------------483 jaren (of 360-dagen lengte) Clarence Larkin was een ingenieur mechanica en architect. Hoe komt het dan dat hij zoveel fouten maakt in zijn berekeningen.? Hier zijn ze; 1°) Ten eerste: van 445 voor Chr. tot 30 na Chr. is niet 476 jaar inclusief gerekend, want er bestaat géén jaar 0. Wanneer je Larkin goed volgt moet Jezus sterven in het jaar 31 na Chr., maar hij zegt dat het 30 na Chr is. 2°) Ten tweede: welke formule is er om jaren inclusief te tellen? Is dat op alles toepasselijk of slechts in dit éné geval? 3°) Ten derde: welke formule is er om dagen inclusief te tellen? Zodat Larkin de fout maakt van TWEE JAAR EN ÉÉN DAG! Moet je de profetie geloven of de berekenaars? Contra de berekeningen van de leer van de bedelingen volgens een Adventist Over de berekening van Sir Robert Anderson één van de geestelijke vaders van de redenering dat er nog een toekomstige 70ste jaarweek te vervullen valt (zie de tweede uitleg en berekening) kunnen we de kritiek overnemen die G. F. Hasel (blz.7) hierover gaf. Hij zegt: “De nauwkeurige chronologie van Sir Robert Anderson rekent 173.880 dagen, van 14 maart (1 Nisan) 445 voor Chr. tot 6 april (10 Nisan) 32 na Chr., de intocht in triomf van Jezus op Palmzondag. Deze berekening kan slechts aangehouden worden (1°) bij de veronderstelling dat de jaren hier geen zonnejaren zijn maar profetische jaren van 360 dagen (2°) de veronderstelling dat de uitvaardiging van het decreet op 1 Nisan 445 voor Chr. was (3°) de veronderstelling dat Christus stierf in het jaar 32 A.D. (4°) de hypothese dat de 70ste week naar een verdere toekomst verschoven wordt (5°) aanvaarden dat er geen overeenkomst is tussen zonnejaren en profetische jaren zonder dat er willekeurig extra dagen worden toegevoegd.” En we geven in het kort nog de rest van zijn bezwaren (zie blz.8-10) tegen R. Anderson, hier en daar door ons aangevuld. 1°) Er is geen rekening gehouden met de verschillen tussen de Juliaanse en Gregoriaanse kalenders. Er worden in de rekening 130 dagen toegevoegd zonder veel argumenten. 2°) Anderson (en zijn opvolger Hoehner) nemen 1 Nisan als uitgangspunt van Neh.2:1. Maar die tekst zelf geeft niet aan dat het de eerste dag is van de maand. Men rekent dus vanaf het begin met een hypothese. 3°) Het verschil tussen 69 weken volgens de zonnejaarberekening en de profetische jaarrekening van 360 dagen beloopt over die periode bijna 7 jaar. Een berekening van zonnejaren levert voor Anderson dan de jaartallen 445 voor Chr. tot 39 na Chr. op. Het is niet mogelijk om 173.880 profetische dagen (69 weken x 7 jaren x 360 dagen) en 173.855 zonnedagen (van 444 voor Chr. tot Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 294 33 na Chr.) elkaar te laten overlappen. In de rekening van Anderson is er een verschil van 140 dagen. In de vernieuwde berekening van Hoehner nog steeds 25 dagen. Maar opgepast, slechts één volk had in die tijd een rekening van 360 dagen en 5 supplementaire dagen, dat waren de Egyptenaren. Heeft Israël daar zijn profetische rekening gehaald? Mocht Gods volk dat? Berekeningen van dien aard hebben de Joden niet. En nog een historische notitie in dit verband. Rond het jaar 200 na Chr. schreef Julius Africanus een soort ‘Kerkgeschiedenis’ waarin ook Dan.9 besproken wordt. Daarin rekent hij voor 1 jaar = 356 dagen, dus een gewoon maanjaar. De 490 zonnejaren zijn dan in werkelijkheid slechts 475 maanjaren geworden. 4°) Het jaar van de dood van de Heer nemen in 32 (Anderson) of 33 na Chr. (Hoehner) geeft moeilijkheden met de chronologie van het NT. 5°) Aannemen dat er een breuk is tussen de 69ste en 70ste week schept problemen. Waarom geen breuk tussen de eerste 7 (jaar)weken en de 62 (jaar)weken? Gezien dat niet kan op basis van de exegese van de tekst zelf moet men gewoon lezen wat er staat. De 70 jaarweken volgen elkaar op zonder onderbreking. 6°) De suggestie van H. A. Ironside, A. J. McClain en anderen dat er nog meer profetie is waar een breuk is aangegeven in de profetische uitspraak bewijst nog niet dat die regel van toepassing zou zijn op Dan.9:24-27. Als regel moet veeleer gelden dat waar een profetie een tijdselement bevat, men moet rekenen met een ononderbroken lijn van tijd. Voorbeelden zijn: de 430 jaar van Gen.15:13 = Ex.12:40 / Gal.3:17 de 40 jaren in de wildernis = Num.14:34 de 7 hongerjaren van Gen.45:6 de 3 dagen van Jezus in het graf Mat.12:38-40 Dan.9:24-27 zou hierop de enige uitzondering zijn! 7°) Men tracht vers 26 te scheiden van vers 27. Vers 26 is te vervullen in de dagen van Jezus en vers 27 is toekomstig, honderden jaren later. Maar hier is geen enkele bewijsvoering voor aan te geven vanuit Dan.9:24-27. De context wijst niet in de richting van een gescheiden profetische uitspraak maar van één ononderbroken profetie. 8°) De dominante uitleg van dezen die geloven in de breuk tussen de 69ste en 70ste week berust op de gedachte dat er een toekomstige regering van de Satan komt. Maar dat is een gedachte die vreemd is aan de theologie van het OT. Daarin lezen we alleen over een toekomstige regering van de Messias, niet van Satan. Daarom is de persoon beschreven in Dan.9:26 = de persoon uit Dan.9:27. 9°) In vers 26 ligt de nadruk op “het volk” in vers 27 op “de prins.” Beide uit elkaar halen maakt de profetie onverklaarbaar moeilijk. Het volk is natuurlijk Israël (letterlijk en/of geestelijk) zodat de “prins” ofwel een koning is over Israël of de Messias, maar zeker niet de Satan of een “prins” van Satan. En daarenboven, “het volk” en “de prins” leven in hetzelfde tijdperk en niet gescheiden door honderden jaren. (Einde argumentatie van G. Hasel.) We denken niet dat de uitleg van één dag = één jaar een goede visie is op, hoe het OT spreekt over tijd. Wanneer in verband met een voorzegging, een tijd gekoppeld is lijkt het voor ons, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 295 dat de tijd letterlijk moet opgevat worden. We geven enkele voorbeelden: PROFETIE VERVULLING Aankondiging van de zondvloed (zeven dagen) (*) Gen.7:4 en 7:10 Duur van de zondvloed (40 etmalen) Gen.7:4b en 7:12 Omtrent de schenker en de bakker (3 dagen) Gen.40:13 / 40:20 / 40:22 Zeven jaren van overvloed en honger (later) Gen.41:29,30 / 41:53,54 De hagelplaag van Egypte (morgen) Ex.9:18 en 9:22-28 40 jaar in de woestijn Num.14:34 / Heb.3:17 Rondtrekking om Jericho Joz.6:3,4 en 6:14,15 Geen regen of dauw (3 ½ jaar) 1 Kon.17:1 / Jac.5:17 Hongersnood in Samaria (morgen) 2 Kon.7:1 / 7:18 Ballingschap van Juda (duur) (70 jaar) Jer.29:10 / Dan.9:2 (*) Zijn we consequent dan moeten we dit rekenen volgens het dag = jaar beginsel of 120 jaar x 360. Dus een voorspelling van hoevele jaren? NOTA: Om alles niet nog complexer te maken hebben we het niet over de jaarkalender, die sommigen gebruikten in de tijd van Jezus, die 364 dagen telde. Eén jaar was verdeeld in vier delen van 90 dagen + 1 supplementaire dag. En uiteindelijk had men in elk jaar een tekort van 11/2 dag. Er zit wat symboliek achter van; 52 weken x 7 dagen. De extra dagen werden volgens het apocriefe boek Jubileeën 6:23 gerekend na de 1ste, 4de,7de en 10de maand. (Dr. Shemaryahu Talmon de grote specialist van kalenders uit die periode van Christus geeft aan dat deze sekte elke zeven jaar een extra week invoegde en twee weken elke 28 jaar. Zie Talmon, Shemaryahu, ‘The World of Qumran from Within: Collected Studies’ Jerusalem: Magnes Press, 1989, blz.147-185.) En we gaan ook niet verder uitwerken wat er allemaal aan de orde kwam op chronologisch gebied in de 1ste en 2de eeuw voor Christus. Maar vernoemen we toch deze: de menselijke geschiedenis telt 4.900 jaar. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 296 Volgens het boek Enoch 93:3-10 / 91:12-16 Begin schepping 3.668 voor Chr. Herstel van de tempel 253 na Chr. Het Laatste oordeel 1.233 na Chr. Latere aanpassingen volgens de boeken Maccabeën Begin schepping 4.088 voor Chr. Herstel van Israël 168 voor Chr. (volgens Dan.9:24) Derde aanpassing (Testament van Levi 17) Begin schepping 3.941 voor Chr. Begin laatste Millennium in 41 voor Chr. (jaar 3.900 na schepping) Laatste oordeel 960 na Chr. (jaar 4900 na Chr.) Men speelt dus met veelvouden van 7 x 10 x 70 = 4.900 of 490 x 10. APPENDIX II: de leer van de bedelingen hierover in tabelvorm Zeventig Wekenprofetie = 490 jaar Daniël 9:24-27 gerekend aan letterlijke jaren van 360 dagen, volgens dispensationalisten (Bijbels gezien een onbestaande jaartijd). BEVEL IN HET JAAR Van Artaxerxes I in 445 v. Chr. [1] LEIDER VAN DE VERSCHIJNING VAN DE TERUGKEER MESSIAS OP EN START PALMZONDAG DOOD VAN JEZUS Nehemia Nehemia 2:1-11 6 april 32 na Chr. Vrijdag daarop 30 maart 33 na Christus Vrijdag daarop 30 maart 33 na Christus Vrijdag daarop Nehemia 2:1-11 Palmzondag niet 3 april 33 24 november 446 aangegeven. na Christus 10 nisan = 14 maart 445 v. Chr. Van Artaxerxes I in 444 v. Chr. [2] Nehemia Nehemia 2:1-11 1 Nisan = 4 of 5 maart 444 v. Chr. Van Artaxerxes I in Nehemia 444 v. Chr. [3] Nehemia 2:1-11 5 Nisan Van Artaxerxes I in 446 v. Chr. [4] Nehemia v. Chr. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 297 [1] Sir Anderson R., ‘The Coming Prince’ 10th ed., Kregel, rep. 1980. Goede kritiek op R. Anderson is: Bob Pickle, ‘An Examination of Anderson’s Chronological Errors Regarding Daniel 9’s First 69 Weeks.’ Op http://www.pickle-publishing.com/ Recente Babylonische kalenders tonen aan dat 1 Nisan in 445 v. Chr. viel in een SCHRIKKELJAAR en dat 1 Nisan = 13 april. Dat is niet wat Sir R. Anderson leert. Zodat ook de Palmzondagdatum van die schrijver niet klopt in de berekening. Zie: Richard A. Parker and Waldo H. Dubberstein, ‘Babylonian Chronology 626 BC - AD 75’, Brown University Press, 1956, blz.32. Op ‘The Shepherd's Page’ (http://www.abdicate.net/cal.aspx) staat een programma om de omrekening te maken van een Joodse dag naar de Juliaanse of Gregoriaanse kalenderdag. De zondag 6 april was geen 10de Nisan, maar waarschijnlijk 6 Nisan, en Pasen acht dagen later op maandag 14 Nisan. Vern Sheridan Poythress, ‘Hermeneutical Factors In Determining The Beginning Of The Seventy Weeks (Daniel 9:25)’, Trinity Journal 6:2 (Fall 1985), blz.146-149 heeft nog een andere kritiek op Anderson, namelijk zijn berekeningen van de 70 jaren van ballingschap. Neen, er zijn geen twee of zelfs drie perioden hierin te onderscheiden. Zie dit op http://www.biblicalstudies.org.uk/ Chuck Missler schreef op www.khouse.org/articles/2004/552/ een artikel, ‘Daniel’s 70 Weeks’ en zegt er bijvoorbeeld dit: “De nauwkeurigheid van profetie Wanneer we de periode bekijken van 14 maart 445 v. Chr. tot 6 april 32 na Chr. en de correcties maken voor de schrikkeljaren hebben we exact 173.880 dagen! Hoe kon Daniël zoiets van tevoren weten? Hoe zou iemand zo een gedetailleerde voorzegging kunnen geweten hebben.” Dit is een ingekort artikel van zijn boek met dezelfde titel verschenen bij Koinonia House, 2004. Dus vrij recent, een promotie voor Anderson’s berekeningen. Deze Chuck Missler is één van de schrijvers voor ‘The Blue letter Bible.’ Heeft hij nog niets gehoord van al de fouten in de zaak die R. Anderson heeft bedacht? In ‘A Bible Study’ van Jack Kelley ‘The 70 Weeks of Daniel’ geschreven in de laatste jaren vóór het jaar 2.000 àp www.gracethrufaith.com/ikvot/the-70-weeks-of-daniel lezen we: “Maar volgens Nehemia 2:1 is het bevel gegeven om Jeruzalem te herbouwen in de eerste maand van het 20ste jaar van de regering van koning Artaxerxes van Perzië (maart van 445 v. Chr. op onze kalender… ). Exact 483 jaar daarna reed de Heer Jezus in Jeruzalem op een ezel en riep men “Hosanna.” Dat was de enige dag in Zijn leven dat Hij toeliet dat zijn discipelen hem koning van Israël noemden, zodat de profetie van Daniël tot op de dag vervult werd.” We hebben hier eenzelfde vraag: heeft hij nog niet gehoord van al de fouten in de zaak die R. Anderson heeft bedacht? Hij was geen goede rechercheur, want uitgaande van een verkeerde inlichting kwam hij tot een verkeerde uitslag. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 298 Op http://www.harvardhouse.com/prophetictech/elephantine.htm#elephantine staat een vertaling van enkele documenten uit Elephantine (Egypte) waar de datum van Koning Artaxerxes' 20ste jaar begon op 18 september 446 v. Chr. en liep tot 5 september 445 v. Chr. (Hebreeuwse kalender). Hoe dit past met het vorige is ons een raadsel. Wellicht heeft Egypte op dat moment een andere maand in zijn kalender dan Suza waar Nehemia is! Maar het zou eenvoudiger kunnen zijn dan dat. De schrijver is tweemaal gezalfd met de Heilige Geest, heeft telepatische gaven en heeft uit-het-lichaam ervaringen. En dergelijke zaken klasseer ik in een bepaald verband, maar niet in Bijbels verband. Bovendien staan er zaken in, die doen denken aan valse profetie, die de schrijver na het evenement met veel verve weet te minimaliseren. U hoeft het artikel dus niet echt te lezen tenzij u alle rarigheden over Daniël 9 moet onder ogen hebben gehad, zoals wijzelf. [2] Dr. Hoehner H. W., ‘Chronological Aspects of the Life of Christ’, Zondervan, 1977. Dr. Hoehner zegt dat de datum 445 v. Chr. zoals Anderson die geeft niet historisch juist is. Want het 20ste jaar van Artaxerxes is 444 v. Chr. Dr. Hoehner geeft een ander probleem aan van Anderson, men mag niet eindigen in 32 na Christus. Hij toont aan dat wanneer we uitgaan van de 10de Nisan, zoals Sir Robert Anderson doet, Christus gestorven zou zijn op een zondag of maandag. Wie rekent op een sterven van de Heer op een vrijdag komt met Anderson verkeerd uit. Wie rekent zoals anderen doen dat Christus stierf op een woensdag komt ook verkeerd uit met de berekeningen van Anderson. o De beste kritiek op H. Hoehner is: Bob Pickle, ‘An Examination of the Chronological Difficulties of Hoehner and Ice’s Calculations of Daniel 9’s First 69 Weeks.’ Op http://www.pickle-publishing.com/ Volgens Richard A. Parker and Waldo H. Dubberstein, ‘Babylonian Chronology 626 BC - AD 75’, (Providence: Brown University Press, 1956), blz.17, was het eerste jaar van Arthaxerxes niet december 465 v. Christus maar augustus. Dus hier ook een fout. In ‘The Cambridge Ancient History, Second Ed., Vol V, The Fifth Century BC.’ (Cambridge University Press, 1992) staat, “de dood van Xerxes is recent duidelijk bevestigd als augustus 465” (blz.13), “ergens tussen 4 en 8 augustus” (blz.13, voetnoot 47). Zie ook van Stolper, M. W. ‘Some Ghost Facts About Achaemenid Babylonian Texts’, Journal of Hellenic Studies 108 (1988), blz.196-8. Maar met de schrikkelmaand in dat jaar zou dat op 3 of 4 april moeten zijn en niet 4 maart. Zie: Richard A. Parker and Waldo H. Dubberstein, ‘Babylonian Chronology 626 BC - AD 75’, (Providence: Brown University Press, 1956), blz.32. (We plaatsen nog een recente nota bij deze studie van Edwin Yamauchi die behoort tot de belangrijkste deskundigen van het Oud Testament. Zijn bijdrage over de Bijbelboeken Ezra en Nehemia aan, Zondervan Illustrated Bible Backgrounds (enig in zijn soort), geeft ons bijvoorbeeld deze datum: 25 ellul, de dag dat de muren klaar zijn komt overeen met 27 oktober 445 v. Chr. Het jaar 444 komt bij hem niet te pas in enige berekening. Zie volume 3 blz.438. The ZIBBC Old Testament volumes verschenen november 2009.) Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 299 [3] Dr. Ron J. Bigalke Jr. (Chafer Theological Seminary) Dr. Ron J. Bigalke Jr. zet het begin van het jaar van Artaxerxes in augustus 465 v. Chr., in tegenstelling van R. Anderson en H. Hoehner die december 465 v. Chr. nemen. Zie naar http://www.eternalministries.org/articles/weeks.html Kritiek hierop, ja! Zie punt 1 en 2 hierboven. [4] Op de site van The Moorings (USA) staat nog een andere uitleg die weinigen zullen aannemen. Nehemia hoofdstuk één start op 24 november in 446 v. Chr. Daar rekenen we nog 173.880 dagen aan toe en dat geeft 15 december 31 na Christus, de dag van de tranfiguratie = verheerlijking op de berg. Daar bovenop een periode van 62 gewone weken van 7 dagen die eindigen wanneer Jezus, Lazarus opwekt uit de doden. Dat is dan 20 februari van het jaar 33 na Christus. Onmiddellijk daarop veroordelen de Joodse leiders Jezus, Hij moet sterven (Joh.11:45-57). Daarbij moet men volgens een Joodse regeling in de Talmud veertig dagen rekenen van de “verdediging.” Jezus mag personen oproepen ter zijner verdediging, mensen laten spreken als getuigen vóór hem. De 42 dagen later (begin en einddag van die 40 dagen) brengen ons op 3 april 33 na Christus, de dag van de kruisiging. Zie naar http://www.themoorings.org/apologetics/prophecy/69weeks/weeks1.html En ook dit hebben we gevonden, Nehemia gecombineerd met het jaar 446 v Chr. Op het Internet: http://www.morgenster.org/profetie.htm Hun uitleg is deze: “Vervulling: Nehemia kreeg in het 20e regeringsjaar van de Perzische koning Artaxerxes toestemming om Jeruzalem te herbouwen (Nehemia 2:1-6). Dat was omstreeks 446 v Chr. De tijd tot de Gezalfde (Messiach in het Hebreeuws en Christos in het Grieks) bedraagt dan 7 + 62 = 69 (jaar)weken (letterlijk zevens of zeven tijden). De tijdseenheid van Daniël is net iets korter dan een jaar, namelijk 360 dagen. De tijd tot de Messias bedraagt dan 69 x 7 x 360 = 173880 dagen = 476 jaar en 21 dagen, vanaf 446 v Chr: 446 v Chr . 1 445 v Chr 2 ... 1 v Chr ... 446 1 AD 447... ... 30 AD ... 31 AD . 476 Zelfs het jaar 30 als eind-datum van de 69 weken is nog in zwang. Van Wayne Jackson onder andere is dit zijn ‘Daniel’s Prophecy of the Seventy Weeks’, November 9, 1998’: op www.christiancourier.com/articles/read/daniels_prophecy_of_the_seventy_weeks lezen we “In werkelijkheid is deze chronologie verdeeld in drie stukken, waar het totaal 486½ jaar beslaat. Dat is de periode tussen het bevel Jeruzalem te bouwen en de dood van de Messias. (…) Inderdaad. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 300 Wanneer we starten in 457 v. Chr. en 486 ½ jaar verder gaan komen we in 30 na Chr. het ware jaar van de kruisiging van Christus! Dat is de algemene opvatting (Scott, blz.364 [1]). (…) In het midden van de zeventigste week, na de vervulling van de 486½ jaren wordt de Gezalfde “afgesneden.” Dat wijst naar de dood van Jezus. Ook Jesaja voorzei dat op eenzelfde wijze, dat Christus zou afgesneden worden van de levenden” (Jesaja 53:8). (…) Het tweede segment van de tweeënzestig weken (434 jaar), opgeteld bij de vroegere negenenveertig geven een resultaat van 483 jaren. Dat cijfer mogen we rekenen vanaf 457 v. Chr., en loopt tot 26 na Chr. Dat was het jaar dat Jezus werd gedoopt en begon aan zijn openbaar leven. Tot slot, “het midden van de week” (3½ jaar) geeft de tijd aan hoelang de prediking duurde. Dat gedeelte stopt in 30 na Chr. Het jaar van de dood van de Verlosser.” [1] Scott J.B., Seventy Weeks, ‘Zondervan Pictorial Encyclopedia of the Bible’ ed. Merrill C. Tenney, Zondervan, 1975. (Over het jaar 29 als eind-datum van de 69 weken, in zwang in de 18de tot begon 20ste eeuw, zie naar de vroegere publicaties daarover.) Er is één conclusie bij dit alles: het Internet en de boeken van de dispensationalisten die handelen over de 490 jaar baseren zich in hun uitleg voor waarschijnlijk nog 60% op wat Sir Robert Anderson zegt (of de latere Clarence Larkin). Zonder énige wijziging krijgen we dat steeds te lezen. Maar het is duidelijk dat zijn berekeningen TOTAAL FOUT ZIJN. De begindatum van de rekening is namelijk verkeerd, dus ook het slot klopt niet. Hoe oprecht is men dan in dit alles? Of heeft men gewoon wat horen klingelen en hebben die leerlingen van hem, zonder wat anders gehoord te hebben dit vastgegrepen als het enige dat zinnig is? Verbazingwekkend is de slordigheid van Josh McDowell, in de regel iemand die zijn zaken goed onderzoekt, in zijn ‘The New Evidence that Demands a Verdict’, blz.197-201. Bij hem is het niet belangrijk of men de start neemt in 445 v. Chr. of 444 v. Chr. Dat is gewoon het belang van de zaak onder de mat vegen. De verklaring en de teksten Vers 24 STATENVERTALING DAN.9:24 LUTHERVERTALING DAN.9:24 LEIDSCHEVERTALING DAN.9:24 “Zeventig weken zijn bestemd “Zeventig weken zijn bestemd “Zeventig weken zijn over uw volk, en over uw over uw volk en over uwe vastgesteld voor uw volk en heilige stad, om de heilige stad; dan zal de uw heilige stad; opdat de overtreding te sluiten, en om overtreding geweerd en de afval voltooid en de maat der de zonden te verzegelen, en zonde om de ongerechtigheid te misdaad verzegeld verzoend en de zonden volgemaakt, de schuld en de verzoend en eeuwige Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 verzoenen, en om een eeuwige 301 gerechtigheid gerechtigheid aangebracht, eeuwige gerechtigheid aan te aangebracht en de gezichten het gezicht van den profeet brengen, en om het gezicht, en profetieën verzegeld en verzegeld en een allerheiligst en den profeet te verzegelen, een allerheiligste gezalfd voorwerp gezalfd worde.” en om de heiligheid der worden.” heiligheden te zalven.” We moeten in het oog houden dat God van Zijn volk wil, dat ze: “het verbond in gedachten houden” en Zijn raad is “gedenk het verbond gesloten met de vaderen” (Leviticus 26:42,45). Dat is dan ook wat Daniël beleden heeft in zijn gebed aan het begin van hoofdstuk 9. En het antwoord is de profetie van de zeventig jaarweken. Het heeft dus betrekking op Israël. 1. Terugkeren naar YaHWeh (Deuteronomium 30:2 / Daniël 9:13 / 9:4) 2. Zijn hart openstellen voor God (Leviticus 26:41 / Daniël 9:5) 3. Begrijpen en aanvaarden dat God met reden straft (Leviticus 26:41 / Daniël 9:7,11,12) 4. Luisteren naar God (Deuteronomium 30:10) 5. Alle persoonlijke zonden belijden (Leviticus 25:40 / Daniël 9:4,14-15) 6. Zonden van de vaderen belijden (Leviticus 26:40 / Daniël 9:4) 7. Wetten en geboden onderhouden (Deuteronomium 30:2,16) 8. God liefhebben (Deuteronomium 30:15,20) 9. In Gods wegen wandelen (Deuteronomium 30:16) Hieronder de voetnoten en aantekeningen van de Statenvertaling bij Dan.9:24. 69) Zeventig Daniël had maar gebeden om de verlossing van zijn volk uit Babel, de Heere geeft hem dat niet alleen, maar oneindig meer, want Hij openbaart hem daarenboven den tijd, wanneer niet alleen de Joden, maar ook zijn ganse volk uit de macht des duivels en der eeuwige verdoemenis door den Messias zou verlost worden. 70) weken Versta hier jaarweken, gelijk Lev. 25:8; elke week van zeven jaren, tezamen makende vier honderd en negentig jaren; waar nu deze vier honderd en negentig jaren beginnen en waar zij eindigen, daarvan is verscheiden gevoelen. Sommigen beginnen ze van het eerste jaar der monarchie van Cyrus, en eindigen ze in den dood van Christus; hetwelk wel de eenvoudigste mening schijnt te zijn, uit Jes. 44:28, en Jes. 45:13; 2 Kron. 36:22,23; Ezra 1:1, enz.; doch anderen beginnen ze van het zevende jaar van Artaxerxes Longimanus, en eindigen ze ook in den dood van Christus. Anderen beginnen ze van het tweede jaar van Darius Nothus, en Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 302 eindigen ze in de verstoring van Jeruzalem door Titus. Van welk alles de verstandige lezer zal mogen oordelen. 71) zijn bestemd Te weten van God. Hebreeuws, zijn afgehouwen, of afgesneden; dat is bescheiden, besloten. 72) over uw volk, Gedurende welke uw volk en uw heilige stad zal overkomen hetgeen ik u straks zal openbaren. 73) om de overtreding te sluiten, Of, om op te sluiten, of om te bedwingen de overtreding. Anders: dat Hij, te weten Christus] de overtreding besluit; dat is, dat hij voor de zonden des volks genoeg doe, opdat dezelve als in een kerker besloten worden, dat zij niet meer voor Gods aangezicht komen. 74) om de zonden te verzegelen, Dat is, om te bedekken de zonden der uitverkorenen, dat zij voor het aangezicht van God niet komen. Dit heeft Christus door zijnen dood teweeg gebracht. Anders: om de zonden te verdelgen. 75) om de ongerechtigheid te verzoenen, Te weten door de offerande van Christus aan het kruis. 76) om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, Hebreeuws, ene gerechtigheid der eeuwigheden, door welke alleen zij, die ooit gerechtvaardigd zijn en rechtvaardig zullen worden, moeten gerechtvaardigd worden voor God, Hebr. 9:12. Deze gerechtigheid is gelegen in de vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid van Jezus Christus. 77) den profeet te verzegelen, Dat is, de profetie, te weten de profetieën der profeten van Christus' lijden en de heerlijkheid daarop volgende, 1 Petr. 1:11, welke God den profeten door gezichten heeft geopenbaard. 78) de heiligheid der heiligheden Dat is, den Heere Christus, die daar is het waarachtige heilige der heiligen, omdat in Hem al de schatten van heiligheid, rechtvaardigheid, en ook van wijsheid en kennis van God verborgen zijn, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 303 ons ten goede; en dat Hij is de ware ark des verbonds, door welken God de woorden des levens tot de wereld spreekt; de rechte genadestoel, door welken wij de verzoening hebben, enz. 79) te zalven. Te weten met den Heiligen Geest; dat is als in te wijden en te bereiden tot zijn zaligmakend ambt. Wat zij op dat gebied zeggen Dit eerste vers is in 6 delen verdeeld of in 6 verschillende gebeurtenissen die ten tijde van de 70 jaarweken of 490 jaren moeten geschieden. Deze dingen moeten gebeuren aan het Joodse volk en haar stad Jeruzalem en niet aan de heidense natiën. En volgens E. Bullinger (een hyperdispensationalist) Appendix 91 zou dit slechts “ten volle” in de 70ste toekomende week zijn. P.A. Slagter die hierover dezelfde visie heeft schrijft in ‘Israël en de Bijbel’, oktober 1993, blz.9 het volgende over Daniël 9:24: “Er worden zes zaken genoemd, die vervuld zullen zijn c.q. vervuld zullen worden als deze periode voleindigd is. De eerste drie hebben vooral te maken met het afronden / verdwijnen van iets; de laatste drie spreken over het volbrengen / voltooien van iets. Anders gezegd: Drie negatieve dingen worden beëindigd en drie positieve zaken worden tot stand gebracht... De tweede conclusie is dus, dat het herstel van Israël eerst plaatsvindt nadat deze dingen, t.w. de overtreding, de ongerechtigheid en de zonde, zijn weggedaan. Met andere woorden: voordat de 70 weken ten einde zijn en bovengenoemde dingen zijn voleindigd is er geen sprake van het door God beloofde herstel van Israël! Dat is ook wat elders in het profetisch Woord duidelijk wordt bevestigd” (wij onderstrepen). Het NT leert het toch nog anders: wat de Messias bewerkt voor de Joden, werpt zijn vruchten af voor de Heidenen. Want het gaat NIET om de vervulling van het verbond met de aanwezigen (of de afstammelingen) dat op de Sinaï gesloten is. Het gaat om het verbond met Abraham. Over Dan.9:24 zegt een Amerikaanse theoloog dat dit vers een beschrijving geeft van het priesterlijke werk van de Messias. En dat is een terechte opmerking. (Zie J. Barton Payne, ‘The theology of the Older Testament’, Zondervan, 8ste druk 1975, blz.276.) In een ‘min of meer’ letterlijke weergave van een lezing van D. Steenhuis met als titel ‘WIKKEN EN WEKEN’gevonden op Internet, staat het volgende: “Daniël 9 wordt niet meer besproken en de sleutel tot het verstaan der profetie wordt niet meer gezien. Het wordt allemaal grijs. Dit komt alleen maar doordat de Gemeente niet meer gezien wordt als het geheimenis. Het wordt niet meer gezien dat de gelovigen uitverkoren zijn van voor de grondlegging der wereld. Israël is uitverkoren vanaf de grondlegging der wereld en de Gemeente van voor die tijd. Onze plaats is niet hier, niet in Jeruzalem, niet op de heilige berg Sion; onze plaats is in het huis van de Vader. Ook al zou u letterlijk wonen in Jeruzalem, u hoort er niet. U bent een Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 304 vreemdeling, een bijwoner, u hoort in het huis van de Vader. Daar waar de Here Jezus Zijn plaats heeft, daar horen wij! Wij moeten wennen aan de idee dat wij niet Israël zijn. Het unieke van de Gemeente is niet om te wisselen of te vergelijken met het unieke van Israël. Er komt een moment waarop Gods Zoon zal zeggen: “Kom Gemeente.” De Here Jezus is heengegaan om u plaats te bereiden. Als Hij plaats bereid heeft komt Hij weer, opdat wij zullen zijn waar Hij is. Hij is in het huis van de Vader, daar gaan wij naar toe, daar horen wij, dat is ons tehuis, onze eeuwige bestemming. Vanaf het moment dat de Gemeente van de aarde weg is, gaat Gods ‘tijdklok’ weer tikken. De hele tijdsperiode van de Gemeente hier op aarde is een interim-periode” (wij onderstrepen). Wat deze leraar zegt is in strijd met die tekst Daniël 9:24-27. Zijn argumenten zijn gemaakt vanuit het aannemen van de leer van de dispensaties en de breuk tussen de 69ste en 70ste week. P. Beker schrijft in ‘Israël en de Bijbel’, april 2003, blz.15 na eerst de zes onderdelen van Daniël 9:24 te hebben geciteerd: “Aan het eind van die 490 jaren zal de overtreding van Israël ten einde zijn en hun zonden verzoend, omdat de Messias verzoening voor hun ongerechtigheden heeft aangebracht. De periode van Israëls lijden zal voorbij zijn en er zal een eeuwige gerechtigheid zijn aangebracht. Dit alles heeft betrekking op het komende Messiaanse rijk, zoals omschreven in Jer.31: “Ziet de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken”. “Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn” (vs.31 en 33).” Een onderbreking De beschrijving die Daniël geeft, maakt duidelijk dat er een onderbreking is in de tijdsorde. Er is een indeling in 7 weken, 62 weken en tenslotte een laatste week die valt na de 69e, , de 70e week dus. Uit de tekst blijkt dat deze 70e jaarweek niet direct op de 69e week volgt, want de vervulling ervan heeft nooit plaats gevonden. De periode tussen de 69e en 70e jaarweek duurt dus ondertussen al bijna 2000 jaar. Uit de tekenen der tijd kunnen we echter opmaken dat de aanvang van deze 70e jaarweek niet lang meer op zich zal laten wachten” (wij onderstrepen). Wat wij op dat gebied zeggen WIJ GELOVEN NIET DAT DEZE ZES ONDERDELEN VAN DE PROFETIE SLECHTS IN DE TOEKOMST TEN VOLLE VERVULD ZULLEN WORDEN. TOCH IS HET DIT WAT DISPENSATIONALISTEN BEWEREN. ZE ZIJN – NAAR ONZE OVERTUIGING - REEDS VERVULD IN HET EEN-MALIGE OFFER VAN DE DOOD VAN JEZUS. DE UITWERKING ERVAN IS NOG STEEDS IN UITVOERING. Bekijken we de details: 1) “Om de overtreding te voleindigen.” Dit kan twee betekenissen hebben. Een eerste is wanneer we dit opvatten alsof de overtreding zou worden doorgevoerd tot een Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 305 hoogtepunt. Dan kunnen we dit begrijpen als dat het Joodse volk door hun verwerping van de Messias de overtreding tot een hoogtepunt hebben gevoerd (Mat.23:32 / 1 Thes.2:15,16). We mogen dit zeker niet bezien als iets dat nu nog moet vervuld worden. De tweede mogelijke betekenis is deze en dit is voorzeker duidelijker in verband met het volgende: dat door het offer van Christus de overtreding van Adam die hij heeft begaan is voleindigd. Ofwel dat er een verzoenende waarde voor in de plaats is gegeven (Joh.1:29 / Rom.5:20). De woorden die Zacharias sprak, toen zijn zoon Johannes (later de doper genoemd) werd opgedragen, zouden dan een goede betekenis voor ons krijgen. Hij zei volgens Luc.1:68: “Geloofd zij de Here, de God van Israël, want Hij heeft omgezien naar zijn volk en heeft het verlossing gebracht.” Door deze woorden profeteerde Zacharias dat Jezus Christus de overtreding zal voleindigen en daardoor de weg tot het echte zoonschap met God terug zou vrijmaken. En daartoe heeft Jezus alle nodige eigenschappen (Jes.61:1). 2) “de zonde af te sluiten.” Andere vertalingen zeggen dit als volgt: “om een einde te maken aan de zondoffers” en dit omdat hier het Hebreeuwse woord “chatta’th” gebruikt werd. Het heeft betrekking op het offer dat onze Heer Jezus Christus op de Calvarieberg heeft gebracht en daardoor het offer werd dat de zonden der wereld zou vrijkopen of afsluiten (Joh.1:29). Door zijn komst hebben we kans op vergeving indien we Hem aanvaarden tot onze redding. Het Hebreeuwse woord voor “afsluiten” vinden we in die betekenis ook in 1 Kon.21:8 en Ester 8:8. Ook dit voorspelde Zacharias volgens Luc.1:77: “om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden.” En zie ook Joh.3:33 en 6:27. 3) “de ongerechtigheid te verzoenen.” Paulus zegt ons over Christus in Col.1:20: “en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.” Of volgens Rom.3:25: “de zonden (...) die te voren (...) gepleegd waren” zijn verzoend. God was in Christus en verzoende zich tot de wereld (2 Cor.5:19). Zie ook Rom.5:10 en Heb.10:26 vergeleken bij Zach.3:4. Het offer dat Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 306 Christus bracht heeft de ongerechtigheid, van de zondige Adam en diens afstammelingen verzoend, waardoor we vrede met God kunnen krijgen. Het Hebreeuwse “kaphar” of “verzoenen” vinden we o.a. in Ex.30:10 / Lev.4:20. Wanneer alles verzoend zal zijn, is de verzoening opgehouden. Greijdanus zegt in, ‘De Openbaring des Heren aan Johannes’, (uitgave van 1925, blz.136): “Hij staat daar,” als Lam, dat geslacht is, d.w.z. Zijn verzoenings-arbeid, in het midden, om de verterende werkingen van Gods heilige gerechtigheid, ook die door middel van het schepsel en van de schepping, van Zijn gemeente af te keren, en haar als Zijn verloste kerk, in heiligheid en vrede en zaligheid te doen leven vóór Gods troon en heerlijke majesteitsopenbaring.” En er zijn ook Gereformeerde theologen die geloven dat elke vorm van middelaarschap zal ophouden. Zo bijvoorbeeld Calvijn, ‘Institutie’, Boek II, XV, 5 en A. Kuyper, Collegedictaten, De Christo III. Dat is als alles verzoend is geweest! 4) “en om eeuwige gerechtigheid te brengen.” Dit wil zeggen dat er door dit verzoeningsoffer van Christus over de hemelen en aarde een eeuwige gerechtigheid zal komen. Dat offer geeft ons de kans om voor eeuwig in Gods ogen gerechtvaardigd te worden. Het hangt alleen van onszelf af (en Gods genade) of we dit zullen worden of niet. Vergelijk met Mat.1:21 / 1 Cor.1:31 / Titus 3:5 / Rom.3:25 / Mat.3:15. De knecht des Heren zal voor “eeuwig onze ongerechtigheid dragen” (Jes.53:11). Over die rechtvaardige God gaat het ook in het gebed van Daniël. Dat gaat vooraf aan de openbaring van deze profetie. Zie Dan.9:7,14,16 en vergelijk met Jer.23:6. P.A. Slagter die de 2de visie aanhangt hierboven beschreven (de bedelingen), schrijft in ‘Israël en de Bijbel’, november/december 1993, blz.7, het volgende over dit gedeelte: “4) Eeuwige gerechtigheid wordt gebracht; De gerechtigheid zorgt ervoor, dat Israël ‘recht’ komt te staan tegenover God. En dat kan alleen in verbinding met de Here Jezus Christus. Het volbrachte werk van de Messias, nu bijna 2.000 jaar geleden, is de grondslag voor het behoud van Israël als volk. Als een overblijfsel in de toekomst de Naam des HEREN aanroept zal het behouden worden. Dat betekent: het zal gerechtvaardigd worden in en door het verlossingswerk van Christus. Niet door eigen inspanning, niet door de werken (der Wet), maar door geloof zal Israël deel krijgen aan het heil. Als de verzoening met God heeft plaatsgevonden, en Israël vergeving ontvangt in het reinigende bloed van het Lam, zal er een nieuw begin zijn.” Dat is geen terechte opmerking. Waarom de verlossing van Israël verzetten naar een toekomst 2.000 jaren later? Jezus, gaf zijn discipelen de opdracht dat wanneer ze zouden prediken, zich eerst tot de Joden moesten wenden en dan met dezelfde boodschap naar de heidenen moesten gaan (Mat.28:19 / Hand.1:8 / Rom.15:19). Wanneer een X aantal Joden - het grootste deel jammer genoeg - zijn Messias verwerpt geeft ons dat toch niet het recht om nog een aparte verzoening voor dezen te prediken. De stelling: eerst de Jood, dan de Griek blijft als een paal boven water staan in alle eeuwen (Rom.1:16 / 2:9,10). Het is op die manier vervuld. Een nieuwe hoeft niet Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 307 want er is nooit een breuk geweest in Gods roep tegenover Zijn volk. De tijd van genade is zowel voor Israël als voor de heidenen gegeven in het NU, het HEDEN, en niet na een onderbreking van een 69st week in Gods roeping. Het zou erop neer komen dat het offer van Christus niet goed genoeg zou geweest zijn. Wat begon aan het kruis loopt in zijn vervulling gewoon zonder onderbreking door tot alle mensen die het verdienen gered te worden, vanuit Gods genade gered. 5) “gezicht en profeet te bezegelen.” Dit betekent dat de komst en dood van Christus de bezegeling of vervulling betekende van gezicht en profetie die is opgetekend, en allen die deze profetieën later hebben bekendgemaakt of profeten. Lees eens bijvoorbeeld voor uzelf wat Jesaja in zijn 53ste hoofdstuk over de Messias profeteerde en dan zul je merken dat Christus dit ganse gedeelte door zijn lijden en dood heeft bezegeld of vervuld. Zie in dit verband Mat.11:13 / Luc.24:44 / Hand.3:19-25. Door de dood van de Heer is met Israël een nieuw verbond gesloten en aangegaan (Heb.9:17). Wanneer we Hand.3:19-25 bespreken dan moet dat ook gedaan worden met Hand.1:6 erbij. Daar vragen de discipelen naar het “herstel.” De gelijkluidende term kwam al voor in de Griekse Septuaginta. Het begrip “apokathistanai” is er gebruikt om zowel het letterlijke als het geestelijk herstel van Israël te beschrijven. Zie o.a. Jer.15:19 / 16:15 / 23:8 / 24:6 / 27:19 / Ezech.16:55 en Mal.3:23. Deze laatste tekst is in onze Bijbels weergegeven in Mal.4:6. En we drukken er nog eens op; het gaat om zowel geestelijk als letterlijk herstel, de context laat ons meestal weten waar de nadruk op ligt. En zo ook Hand.3:19 waar we dan “apokatastasis” vinden, slechts éénmaal in gebruik in het NT. Waar ligt de nadruk in dit gedeelte, op het letterlijke of het geestelijke herstel? Duidelijk het laatste want dat volgt uit het vers 22. Er staat dat de wederoprichting komt nadat Christus is opgenomen, en dan volgt een verwijzing naar Deut.18:15-19, de tekst over de profeet zoals Mozes naar wie moet geluisterd worden. Dat wordt ingeleid door de woorden “Mozes toch heeft gezegd (...)”, zodat het “toch” wijst naar het verband van vers 21 en 22. Wat wil dat zeggen? Gezien men in de Messias moet geloven vóórdat Jezus werkelijk de tweede maal zal terugkeren om dingen te herstellen, is door/in geloof dat herstel al op geestelijke wijze begonnen. En dezelfde opmerking mag gemaakt worden voor vers 24. “Deze dagen” die aangekondigd zijn wijzen op de tijd van Petrus en niet naar de toekomst. Dus is het geestelijk herstel vanaf Pinksteren begonnen. En ook de wederoprichting van alle dingen, want herstellen houdt dat al in. Hierover later nog iets meer. 6) “en iets allerheiligst te zalven.” De uitdrukking “allerheiligst” is volgens sommige vertalingen “het heilige der heiligen” anderen nog zeggen “een heilige plaats.” Dit heeft dus méér betrekking dan alleen op de zalving van Jezus Christus, in de Jordaan. We dienen op te merken dat nergens in de ganse Schrift de uitdrukking “heilige der heiligen” gebruikt is in verband met een individuele persoon. Nochtans is hier ook niet de tempel van Jeruzalem bedoeld die door God wordt geheiligd. We moeten beseffen dat deze tempel een voorbeeld was van iets wat later nog diende te Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 308 komen. Want God zalfde op Pinksteren de eerste levende stenen van zijn geestelijke tempel (Hand.2:33 / Heb.6:20). Het is Jezus Christus en met hem als fundamentsteen, dat de door de Heilige Geest gezalfde discipelen van Christus als tempel Gods, vanaf die tijd dienst verrichten. De zalving van deze leden van Gods tempel is niet gebeurd zoals de zalving van het eerste tabernakel namelijk door middel van welriekende olie. Deze leden zijn gezalfd door iets veel belangrijker, namelijk Gods Heilige Geest (2 Cor.1:21,22 / Eph.1:11-14 / Eph.4:30). Hoe we ook vertalen of hoe we het ook mogen uitleggen, in elk geval is Christus “meer dan de tempel” (Mat.12:6). Het heeft géén zin te beweren, zoals dispensationalisten doen, dat dit zou verwijzen naar een nog toekomstige tempel in het millennium, want God gaat niet meer wonen in één aardse tempel. Hij woont in de gemeente. In tabelvorm ziet de werkelijke vervulling er zo dus uit vergeleken bij wat de schrijvers van het NT hierover zeggen. De zwarte tekst is de Bijbeltekst zoals in de SV77. Daniël 9:24-27 Hebreeën 1:1-3 Hebreeën 9:26 1 Petrus 1:19,20 “God, voortijds veelmaal “en om het gezicht, en en op velerlei wijze, tot de profeet te de vaderen gesproken verzegelen” hebbende door de “van de grondlegging der “Die wel voorge-kend wereld af” is geweest” profeten” “tot op Messías, de Vorst” “heeft tot ons gesproken door de Zoon … Erfgenaam van alles” “maar nu is Hij eenmaal “maar geopenbaard geopenbaard” “En na die twee en zestig weken zal de Messías uitgeroeid “in deze laatste dagen” “in de voleinding der eeuwen” worden” “nadat Hij “(vóór de grond- legging der wereld) in deze laatste tij-den” de “maar het zal niet reinigmaking voor Hemzelf zijn” is” onzer “door de offerande van zonden door Zichzelf te Zichzelf” “om uwentwil” weeg gebracht heeft” “en om de zonden te “is gezeten verzegelen, en om de rechter ongerechtigheid verzoenen.” aan hand de der “om de zonde te niet te straffelijk en onbe- te Majesteit in de hoogste doen,” hemelen” “(als van een onbevlekt) Lam om uwentwil” Over de Hebreeuwse uitdrukking “qodesh qodashin” willen we nog iets verder uitweiden. Deze term wil letterlijk vertaald zeggen “iets zeer heilig” en is normaal weergegeven als “allerheiligst” of “heilige der heilige.” Het begrip is 44 maal gebruikt in het OT, waarvan er 14 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 309 betrekking hebben op het binnenste kubusgedeelte van het tabernakel, de tempel en de nieuwe tempel (Ex.30: 26-29 / Ezech.41:4). Andere heilige dingen waren: Het altaar der brandoffers Ex.30:10. De zalfolie Ex.30:30-36. Het overblijfsel van offers Lev.2:3 / 6:15-17 / 10:12,17. Het zondoffer Lev.6:25,26,29. Het schuldoffer Lev.7:1,6. Het toonbrood Ex.25:30 / Lev.24:9. Elk offer aan God Lev.27:28 enz... enz... De Schrift heeft ook nog een belangrijk onderscheid in verband met deze zaken. Er waren namelijk “gezalfde” heilige dingen en “ongezalfde” heilige dingen met betrekking tot de tempel en de dienst daar. De dertien “gezalfde” dingen zijn: 1°) De tabernakel in zijn geheel Ex.30:26-29 / 40:9 / Lev.8:10. 2°) De ark des verbond Ex.30:26-29. 3°) De tafel der toonbroden Ex.30:26-29. 4°) Het gerei der tafel Ex.30:26-29. 5°) De gouden kandelaar Ex.30:26-29. 7°) Het reukaltaar Ex.30:26-29. 8°) Het brandofferaltaar Ex.29:36,37 / 40:10,16 / Num.7:1. 9°) Het gerei van het brandofferaltaar Ex.30:26-29. 10°) Het wasbekken Ex.30:26-29. 11°) Het voetstuk van het wasbekken Ex.30:26-29. 12°) Het voorhof Num.18:10. 13°) Het ganse bovengenoemde bij elkaar Ex.26:33,34 / 40:9,16 / Lev.8:10 / Num.7:1 / vergelijk met Heb.9:3. De zeven “ongezalfde” dingen zijn: 1°) De zalfolie Ex.30:31,35,36. 2°) Overblijfsel van spijsoffers Lev.2:3 / 6:15-17 / 10:12. 3°) Zondoffers Lev.6:25,26,29 / 10:17. 4°) Schuldoffers Lev.7:1,6. 5°) Toonbrood Ex.25:30 / Lev.24:5-9. 6°) Alle gaven aan God gegeven Lev.27:28. 7°) Gaven aan de Levitische dienst Num.18:9. Zoals we hebben opgemerkt is er geen enkele schriftuurplaats die over een “allerheiligst gezalfde persoon” spreekt, het gaat altijd om zaken en offers. Zelfs 1 Kron.23:13 is hierop geen uitzondering, hoewel sommige vertalingen hier zeggen dat Aäron een “allerheiligst gezalfde” is. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 310 Deze vertaling, zoals we ze vinden in de NBG onder andere, is echter fout. Een juiste vertaling is bijvoorbeeld de Statenvertaling die zegt dat Aäron de allerheiligste dingen heiligde. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen personen werden gezalfd in het OT. Hieronder een lijst van gezalfde personen: 1) koningen in Israël, 1 Sam.9:16 / 1 Sam.10:1 / 2 Sam.2:4 / 5:3. 2) de hogepriesters, Lev.4:3,5,16 / 6:15 3) de vorst van Dan.9:25. Jezus, werd gezalfd met het oog op zijn sterven aan het kruis, volgens de uitspraak in Mat.26:6-12 en Joh.12:3. Ook zijn voeten werden gezalfd bij een voorafgaande gelegenheid (Luc.7:37-46). 4) de aartsvaders, Ps.105:15 vergeleken bij 1 Kron.16:22 5) Cyrus koning van Meden en Perzen een heiden is Gods gezalfde, zonder olie, Jes.45:1 Ofschoon volgens enkele kerkvaders, bijvoorbeeld Hippolytus en Tertullianus, alsook Calvijn en Luther en de Joodse commentator Nachmanides, het “gezalfde allerheiligste” in Dan.9:24 op de Messias toepassen geeft ons geen enkele reden om dit als énige uitleg te aanvaarden. Het zou de enige maal zijn in de Schrift dat een “allerheiligst” ding op een persoon zou toegepast worden. Op zijn hoogst zou er kunnen gezegd worden dat de Heer de tegenbeeldige tempel zalfde die Mozes heeft gezien (Heb.8:1,2 / 9:12 / Opb.11:19). Ook dit laat als uitleg te wensen over aangezien we feitelijk niets weten over dat hemelse heiligdom. Bovendien omdat de voorgaande schriftuurplaatsen gemakkelijk symbolisch verklaard kunnen worden. De derde uitleg die overblijft, is dat de Messias, de geestelijke tempel (zijn gemeente) heeft gezalfd door haar te doordringen van Heilige Geest die figuurlijk als het ware zalfolie is (2 Cor.3:3 / Heb.10:15-18). De tekst bij uitstek bij dit is Joh.16:15: “Hij (de Heilige Geest) neemt uit het mijne en zal het u verkondigen.” Hoe we dit ook maar uitleggen, de 1ste, 2de, of 3de: het verwijst naar het werk van de Messias Jezus van Nazareth. Volgens Jehovah’s Getuigen is: “het Heilige der Heiligen” = “het hemelse Allerheiligste, de grote geestelijke tempel van Jehovah”. Gods geestelijke tempel trad in werking toen Jezus zich bij Johannes aanbood om gedoopt te worden. Zie voor deze uitleg ‘DE WACHTTOREN’ van 15 mei 2001, blz.27. Wat is de taak van de Messias die zondermeer beschreven is in dat vers 24 in het negende hoofdstuk van Daniël. We beschrijven het nog eens met Bijbelteksten. De zes onderdelen zijn deze: A. om de overtreding te voleindigen, (NBG 51) A. 1. om de overtreding te sluiten, (SV 77) Jezus zal een eind maken aan de zonde Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 311 Mattheus 1:21 – Jezus de redder, verlost Zijn volk van zonden: “Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden.” 1 Corinthe 15:3 – Hij stierf ook voor onze zonden, ook deze van de heidenen: “Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften.” Galaten 1:4 - Gaf zichzelf voor onze zonden, zonder dwang: “die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader.” 2. Hij zal als verzoener optreden Mattheus 20:28 - Jezus kwam om Zijn leven te geven als een losprijs: “gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.” Epheze 1:7 – In Zijn bloed is vergeving: “En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade.” Colossenzen 1:20 – Door Zijn offer zijn alle dingen in hemel, aarde en onder de zee verzoend: “en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.” 3. Het herstel was voorzegd Exodus 34:6,7 SV77: “Toen nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die de schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde geslacht.” Psalm 32:1,5 SV77: “Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. (…) Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor de HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde.” 4. Het herstel heeft ook betrekking op de heidenen Rom.5:18 SV77: “Zo dan, gelijk door één misdaad de schuld gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, alzo komt ook door één rechtvaardigheid de genade over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 312 Rom.5:19SV77 “Want gelijk door de ongehoorzaamheid van die éne mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Een velen tot rechtvaardigen gesteld worden. Rom.5:10 SV77: “Want indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven.” B. B. 1. de zonde af te sluiten, (NBG 51) en om de zonden te verzegelen, (SV 77) Jezus neemt onze zonden op zich 2 Corinthe 5:21 – Hij neemt de zonde op zich zodat we er vrij van zijn en gerechtvaardigd “Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.” 1 Petrus 2:24 – Wij zijn door Zijn striemen geheeld: “die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.” De zonde die Jezus heeft verzoend had het niet nodig om later dan eens gebruikt te worden en toegepast. Het had een onmiddellijke vervulling. Het is toen aan het kruis volbracht. Hebreeën 9:23-28 – Het was een éénmalige gebeurtenis: “Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze. Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen; ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat, want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.” 2. “Verzegelen” wil zeggen dat iets tot zijn vervulling is gekomen. De zaak is opgelost en afgesloten. Men hoeft er niet meer aan te sleutelen op één of andere manier. 1 Corinthe 15:3: “Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat.” En dat is nogal wat, dat wil zeggen dat in de Schriften van het Oude Verbond al voorzegd is dat HEIDENEN met God verzoend worden. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 3. 313 In het OT is voorzegd dat de zonde zal ophouden. Jer.3:12 SV77: “Ga heen, en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: Bekeer u, gij afkerige Israël! spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op u niet doen vallen; want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal de toorn niet in eeuwigheid behouden.” C. C. 1. de ongerechtigheid te verzoenen, (NBG 51) en om de ongerechtigheid te verzoenen, (SV 77) Daniël kreeg antwoord over de vergeving van het volk Israël De eerste komst van Christus heeft niet de zonde uit de wereld genomen zodat er géén meer was. De zonde heeft echter wel door Hem zijn kracht verloren. Met wat Jezus doet is datgene gebracht dat de zonde definitief oplost. Hebreeën 9:26 - Jezus stierf éénmaal, voor allen. Dat hoeft niet meer herhaald te worden: “want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen.” 2. Jesaja 53:1-10 gebruikt woorden als “overtredingen, ongerechtigheden en straf” om het werk te beschrijven waar Christus als Verlosser de oplossing aan geeft. “Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des HEREN geopen-baard? Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dor-re aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. Hij was veracht en van mensen verla-ten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. Nochtans, onze ziek-ten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgeno-ten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest. Maar het behaagde de HERE hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelin-gen zien en een lang leven hebben en het voornemen des HEREN zal Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 314 door zijn hand voortgang hebben. Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe.” Jesaja 53 is regelmatig in het NT gebruikt om het offer van Jezus te beschrijven. Mattheus 8:17: “opdat in vervulling ging wat gezegd is door de profeet Jesaja: ‘Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen.’” Marcus 9:12: “Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad eerst en herstelt alles, maar over de Mensenzoon staat toch geschreven dat hij veel moet lijden en met verachting behandeld zal worden?” Handelingen 8:32: “Dit was het schriftgedeelte dat hij las: ‘Als een schaap werd hij naar de slacht geleid; als een lam dat stil is bij zijn scheerder deed hij zijn mond niet open.” Romeinen 4:25: “hij die werd prijsgegeven om onze zonden en werd opgewekt omwille van onze rechtvaardiging.” 1 Petrus 2:24: “Hij heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout op gedra-gen, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen.” D. D. 1. en om eeuwige gerechtigheid te brengen, (NBG 51) en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, (SV 77) In het OT is voorzegd dat Gods gerechtigheid nabij is. Jes.51:5-11 SV77: “Mijn gerechtigheid is nabij, Mijn heil trekt uit, en Mijn armen zullen de volken richten; op Mij zullen de eilanden wachten; en op Mijn arm zullen zij hopen. Heft uw ogen op naar de hemel, en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouderen, en haar inwoners zullen op gelijke wijze sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden. Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn wet is! vreest niet de smaadheid van de mens, en ontzet u voor hun smaadredenen niet. Want de mot zal ze opeten als een kleed, en het schietwormpje zal ze opeten als wol; maar Mijn gerechtigheid zal in eeuwigheid zijn, en Mijn heil van geslacht tot geslachten. Ontwaak, ontwaak, trek sterkte aan, Gij arm des HEEREN! ontwaak als in de verleden dagen, als in de geslachten van ouds; zijt Gij het niet, Die Rahab uitgehouwen hebt, Die de zeedraak verwond hebt? Zijt Gij het niet, Die de zee, de wateren van de grote afgrond, droog gemaakt hebt? Die de diepten der zee gemaakt hebt tot een weg, opdat de verlosten daardoor gingen? Alzo zullen de vrijgekochten des HEEREN weerkeren, en met gejuich tot Sion komen; en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en blijdschap zullen zij aangrijpen, treuring en zuchting zullen wegvluchten.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 2. 315 Paulus wijst erop dat Jezus’ offer effectief ingaat vanaf die dood aan het kruis. Romeinen 3:21-26: “Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel gerechtigheid Gods door het geloof in [Jezus] Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden – om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is.” 3. Deze gerechtigheid wordt aan mensen gebracht door de prediking van het evangelie. Romeinen 1:16,17: “Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.” 4. Met dat ene offer van Jezus zijn alle offers van het OT opgehouden effectief te zijn. Hebreeën 10:8-10: “In de aanhef zegt Hij: Slachtoffers en offergaven, brandoffers en zondoffers, hebt Gij niet gewild, noch daarin een welbehagen gehad, hoewel zij naar de wet gebracht worden. (Doch) daarna heeft Hij gezegd: Zie, hier ben Ik om uw wil te doen. Hij heft het eerste op, om het tweede te laten gelden. Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.” Jezus nagelde de Wet van Mozes aan het kruis en heeft hem hierdoor ongeldig gemaakt Colossenzen 2:14: “door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen.” 5. Jezus heeft de vijandschap tussen Joden en heidenen weggedaan. Epheziërs 2:13-17: “Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 316 Het oude verbond zal door een totaal nieuw worden vervangen - Hebreeën 8:7-9: “Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede. Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond.” Jezus is de Middelaar van het Nieuw Verbond - Hebreeën 9:15: “En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te be-vrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.” E. E. en om het gezicht, en de profeet te verzegelen, (NBG 51) en om het gezicht, en de profeet te verzegelen, (SV 77) “Verzegelen” wil zeggen dat iets tot zijn vervulling is gekomen. De zaak is opgelost en men hoeft er niet meer aan te sleutelen op één of andere manier. De profetie van het OT heeft meerdere malen Jezus en Zijn lijden op het oog. - 1 Petrus 1:1012: “Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben, terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna. Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan.” Met de komst van de Nieuwe Wet was er geen noodzaak meer voor een blijvende vorm van profetie volgens 1 Corinthe 13:8-13. Want “ De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben. Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Nu ik een man ben geworden, heb ik afgelegd wat kinderlijk was. Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben. Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.” God zou op een bepaald moment stoppen met het zenden van profeten - Zacharia 13:2,3: “En Ik zal te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden; ook de profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen. Wanneer dan nog iemand als profeet optreedt, zullen zijn vader en zijn moeder, die hem ver-wekt hebben, tot hem Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 317 zeggen: Gij zult niet blijven leven, omdat gij leugens gesproken hebt in de naam des HEREN; ja, zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij als profeet optreedt.” Er vanuit gaan dat we Jezus volgen en al dan niet profetische gaven hebben is niet de basis Mattheus 7:21-23: “Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.” F. F. en iets allerheiligst te zalven. (NBG 51) en om de heiligheid der heiligheden te zalven. (SV 77) Eerste versie = Christus God is het meest heilige wat er bestaat. Jezus, is God in menselijke vorm - Johannes 1:1-4,14: “In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen (…) Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijk-heid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.” Zalving was gebruikt voor de aanstelling van iemand in Gods dienst. Een soort verklaring DAT DE PERSOON GEMACHTIGD IS TE HANDELEN VAN GODSWEGE. o Voorbeeld: Exodus 28:41 - een priester: “Dan zult gij daarmede uw broeder Aäron en zijn zonen bekleden en hen zalven, wijden en heiligen, zodat zij voor Mij het priesterambt bekleden kunnen.” o Voorbeeld: 1 Koningen 19:16 - een koning en een profeet: “Voorts zult gij Jehu, de zoon van Nimsi, zalven tot koning over Israël; en Elisa, de zoon van Safat, uit AbelMechola, zult gij zalven tot profeet in uw plaats.” Cyrus koning van Meden en Perzen een heiden was zelfs gezalfd, Jes.45:1 o Christus bezit elk van die drie functies. “Christus” en “Messias” is DE TERM = “de gezalfde” Handelingen 3:30-22 = een profeet: “en Hij de Christus, die voor u tevo-ren bestemd was, Jezus, zende; Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher. Mozes toch heeft gezegd: De Here God zal u een profeet doen opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar hem zult gij horen in alles wat hij tot u spreken zal.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 318 Hebreeën 3:1 = een priester: “Daarom, heilige broeders, deelgenoten der hemelse roeping, richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus.” Mattheus 21:5 = een koning: “Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en rijdend op een ezel, en op een veulen, het jong van een lastdier.” Het is voorzegd door de profeet Jesaja dat de Messias de Geest zal hebben - Jesaja 61:1: “De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis.” o Vervuld bij de doop van Jezus - Mattheus 3:16,17: “Terstond nadat Jezus ge-doopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen. En zie, een stem uit de hemelen zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.” o We hebben dit getuigenis ook bij de apostelen - Handelingen 10:38: “van Jezus van Nazaret, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel over-weldigd waren; want God was met Hem.” F. F. en iets allerheiligst te zalven. (NBG 51) en om de heiligheid der heiligheden te zalven. (SV 77) Tweede versie = de hemelse tempel 1°) Christus kwam als Hogepriester tot ZIJN TEMPEL (Heb.9:11): “Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping,” 2°) Hij ging er binnen met Zijn eigen bloed (Heb.9:12): “en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf.” 3°) Hij verscheen in Gods tegenwoordigheid (Heb.9:24): “Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen.” 4°) Zijn bloed reinigde de zonden van Zijn volk OM God te dienen (Heb.9:14): “hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?” 5°) De verzoening was volledig en hoefde géén supplementaire reiniging (Heb.10:11-14): “Voorts staat elke priester dagelijks in zijn dienst om telkens dezelfde offers te brengen, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 319 die nimmer de zonden kunnen wegnemen; deze echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten. Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.” 6°) HIJ REINIGDE DE AFBEELDINGEN (DUS HET AARDSE) VAN DE HEMELSE DINGEN (Heb.9:23): “Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze.” F. F. en iets allerheiligst te zalven. (NBG 51) en om de heiligheid der heiligheden te zalven. (SV 77) Derde versie = de gemeente van Christus = God woont er in 1 Cor.3:16,17 NBG: “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!” 1 Cor.6:19 NBG: “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?” 2 Cor.6:16b NBG: “Wij toch zijn de tempel van de levende God.” Eph.2:21,22 NBG: “In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.” Vers 25 STATENVERTALING DAN.9:25 LUTHERVERTALING DAN.9:25 LEIDSCHEVERTALING DAN.9:25 “Weet dan, en versta: van “Zo weet nu en geef acht: van “Gij moet dan weten en den uitgang des woords, om dien tijd af als het bevel verstaan: van het ogenblik af te doen wederkeren, en om uitgaat, dat Jeruzalem zal waarop het woord Jeruzalem te bouwen, tot op herbouwd worden, tot op den uitgesproken is om Jeruzalem Messias, den Vorst, zijn zeven vorst weken, en twee en zestig weken Messias en zijn zeven te herstellen en te tweeënzestig herbouwen, tot een gezalfde, weken; de straten, en de weken: dan zullen de straten een vorst, zijn zeven weken; grachten zullen wederom en muren herbouwd worden, en twee en zestig weken lang gebouwd worden, doch in hoewel in een benauwden zal het hersteld en herbouwd benauwdheid.” tijd.” worden, met pleinen en wallen, maar in den druk der tijden.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 320 Hieronder de voetnoten en aantekeningen van de Statenvertaling bij Dan.9:25. 80) Weet dan, en versta: Onze Heere Jezus Christus doet even deze zelfde vermaning, aangaande deze profetie; Matth. 24:15. 81) van den uitgang des woords, Dat is, van dien tijd af, dat er een bevel zal uitgaan dat men het volk, [te weten het Joodse volk] wederbrengen, dat is loslaten zal uit de Babylonische gevangenschap, en hetzelve Jeruzalem herbouwen zal. Versta hier door het woord het bevel, gelijk Dan. 9:23, te weten het bevel van Cyrus, naar sommiger gevoelen. Zie 2 Kron. 36:22,23, en Ezra 1:1, en boven de aantekening Dan. 9:24, van het begin der zeventig weken. Anders: om weder te brengen; dat is, om weder ter hand te stellen; te weten de vaten des tempels, die uit den tempel naar Babel gevoerd waren. Anders: om te herstellen, namelijk den staat der kerk en der regering. 82) Messias Dat is, tot op Christus, het Hebreeuwse woord Messias, [hetwelk even hetzelfde, dat Christus betekent, namelijk een gezalfde] staat ook Joh. 1:42, en Joh. 4:25. 83) den Vorst, Of, leidsman, gelijk Jes. 55:4, of hertog, gelijk 2 Sam. 7:8, en 2 Kon. 20:5. 84) de straten, Hebreeuws, de straat en de gracht. Anders: uitgehouwen gracht. Versta dit van de stadsgrachten. 85) in benauwdheid der tijden. Want al wat onder Ezra aan de muren gebouwd was, dat werd kort daarna door de vijanden der Joden weder omvergeworpen, en de poorten met vuur verbrand. En onder Nehemia moesten zij bouwen met den troffel in de ene en het geweer in de andere hand, Neh. 4:17; waarom de Joden zich zozeer haastten, dat zij het gebouw van den muur optrokken in twee en vijftig dagen. Vers 25 zegt volgens de NBG: “vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden.” Volgens deze vertaling zou er na het bevel tot heropbouw en de komst van een gezalfde, slechts 7 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 321 (zeven) jaarweken zijn of 49 jaren. Dat is verkeerd omdat deze tekst is gebaseerd op de Masoretische tekst die tussen “zeven weken” en “twee en zestig” weken een “atnach”-teken heeft. Dat teken dat door de Masoreten achter het woord “zeven” (“sibhah”) is gezet brengt dus verwarring. Het gaat dus om een teken dat is toegevoegd aan de Hebreeuwse tekst NA de 6de eeuw na Christus. Professor E. B. Pusey doceerde aan de Universiteit van Oxford een schreef een nog steeds in druk uitgegeven commentaar op Daniël 9. Hij zegt in een voetnoot bij een van zijn in drukvorm verschenen colleges over de accentuatie door de masoreten: “De joden zetten de hoofddeler van het vers onder [ ?בעהzeven], met de bedoeling de twee getallen, 7 en 62, te scheiden. Dit moeten zij met onoprechte bedoelingen hebben gedaan, ( למען המיניםzoals Rasji) zegt in een afwijzing van de letterlijke uitleg, die de christelijke zienswijze ondersteunde) ’wegens de ketters’, d.w.z. de christenen. Wanneer het laatste zinsdeel zo afgescheiden wordt, kan het niets anders betekenen dan dat ’straat en muur gedurende tweeënzestig weken hersteld en gebouwd zullen worden’, d.w.z. dat de herbouw van Jeruzalem 434 jaar zou moeten duren, en dat zou onzinnig zijn.” — Daniel the Prophet, 1885, blz.190. We hebben een opmerking in dat verband van Gerald Sigal de Jood die een kritisch artikel schreef over hoe christenen dat gedeelte vertalen. Titel: ‘Daniel’s 70 Weeks: Dan. 9:24-27’op www.word-gems.com/ “De Masoretische tekst zegt niet “dat Jeruzalem 434 jaar zou worden gebouwd, maar dat zij zou worden opgebouwd gedurende deze lengte van de tijd. Het werkwoord banah is als “op te bouwen” maar wordt soms gebruikt voor “uitbreiding.” Zoals te zien is, bijvoorbeeld in de uitdrukking: “Vanaf de dag dat deze stad gebouwd werd tot op de dag van vandaag, heeft ze [dat is Jeruzalem] zozeer mijn boosheid en mijn woede opgewekt dat Ik haar laat verdwijnen.” (Jeremia 32:31 ). (In 1 Koningen 12:25 heeft het werkwoord banah in werkelijkheid de betekenis van “versterken”.) Sinds Jeruzalem als stad bestond, lang voordat de verovering door David van de Jebusieten plaats had, is het duidelijk dat wat wordt bedoeld met Jeremia naar de periode verwijst waarin de stad uitgebreid werd door David en degenen die hem opvolgden. Dit is hier ook de betekenis van het werkwoord in Daniël. Het is een verwijzing naar de periode van toen de uitbreiding van de stad, zoals trouwens het was tijdens de tweede gemenebest.” Dat “atnach”-teken heeft volgens Gesenius, een deskundige van de Hebreeuwse taal, niet alleen de betekenis van een punt maar dikwijls ook van een rustperiode of als een pauze. Men mag namelijk niet vergeten dat de Joden de Bijbel niet alleen luidop voordragen maar ook zelfs zingen. En dat zou ook de betekenis hier zijn van het “atnach”-teken, een rustperiode tijdens de zang der profetie. Het is dan niet te verwonderen dat de Griekse Septuaginta vertaling en de Latijnse Vulgata die zulke tekens niet gebruiken de 7 weken met de 62 weken aan elkaar verbinden wat juist is. De Messias kwam dus niet 7 weken ná het woord van herstel maar degelijk na 7+62 = 69 weken. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 322 Het 25ste vers zegt ons dat wanneer “het woord” uitgaat om Jeruzalem te bouwen tot op een gezalfde (een vorst) er 7 weken + 62 weken zijn. De vertaling van het Nederlandse Bijbelgenootschap is zeer duister. Er wordt precies in gezegd alsof er tot op de Messias slechts zeven weken zouden zijn (vanwage het “atnach”-teken) wat niet het geval is en ook niet overeenkomt met vele vertalingen. De Griekse Septuaginta is hierin veel duidelijker. Zij zegt (volgens de Thomson vertaling): “Gij behoort te weten en te begrijpen dat van het uitvaardigen van een woord voor het geven van een antwoord en voor het bouwen van Jeruzalem tot een gezalfden heerser zijn: zeven weken en twee en zestig weken. Zij zullen inderdaad terugkeren en een straat zal worden gebouwd en een muur, en deze tijden zullen worden vervuld.” Dit heeft allemaal, zoals vroeger opgemerkt, te maken met de punctuatie van de manuscripten. Wijzen we er nog eens op dat de oorspronkelijke teksten géén punten of komma’s hebben. In de Septuaginta, Theodotion, de Vulgaat en de Syrische vertalingen behoren de 7 en de 62 jaarweken bij elkaar. En dat zijn vertalingen die honderden jaren ouder zijn dan gelijk welke van de Masoretische teksten! Er zijn enkele vertalingen die hiermee rekening houden: KJV, ASV, ERV (voetnoot), MLB, JB. Tot aan de Messias is er volgens deze 7 + 62 jaarweken. Maar de andere lezing is ook gangbaar die is gebaseerd op de veel latere punctuatie van de Masoretische tekst. En dat is gevolgd in o.a.: ERV, RSV, NEB, NASB. Tot slot: die tekst is op zijn minst niet ouder dan de 6 de eeuw na Christus en waarschijnlijker nog de 8ste eeuw. Zou hier kunnen achterzitten dat de Joodse Masoreten zich door deze punctuatie willen distantiëren van de christelijke uitleg en Messiaanse interpretatie van Dan.9:24-27? Een opmerking bij Rabbi Rashi schijnt dit vermoeden te ondersteunen. Ofschoon: we moeten in oprechtheid ook toegeven dat de Septuaginta sterk afwijkt van de Masoretische tekst en we ons niet slechts daarop mogen blind staren. In vele Septuagintamanuscripten staat ook niet de versie van de Septuaginta voor Dan.9:24-27, maar een aangepaste uit de Griekse Theodotion. Gerald Sigal is een Jood die de uitleg van christenen over deze profetie van Daniël heftig aanvalt. Hij schreef ‘Daniel's 70 Weeks: Dan. 9:24-27’ op www.word-gems.com/ Hij gaat uit de van de Engelse King James vertaling, maar het is evengoed van toepassing op onze Nederlandse. Wij citeren er dit uit: “De King James Version gaat voorbij aan de Hebreeuwse interpunctie: a. Het leesteken ‘ atnah fungeert als de belangrijkste pauze in een zin. De ‘ atnah is als het ingeschatte equivalent van de puntkomma in de moderne systemen van leestekens. Het heeft dus het effect van het scheiden van de zeven weken na de tweeënzestig weken: “Totdat een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken, daarna voor tweeënzestig weken zal het weer worden opgebouwd.” (9:25). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 323 b. Door het creëren van een aaneenschakeling van negenenzestig weken die niet zijn opgedeeld in twee afzonderlijke periodes van zeven weken en tweeënzestig weken respectievelijk komen christelijke zendelingen tot een onjuiste conclusie: dat de Messias zal komen 483 jaar na de verwoesting van de eerste tempel.” We gaan daar niet dieper op in, omdat het begrip ‘atnah, dat is weergegeven door een LEESTEKEN maar geen echte letter is die iets aan de TEKST toevoegt, volgens andere Joodse uitleggingen geen tijd inschakelt tussen de zeven en de tweeënzestig weken. Dus ook in die Joodse kringen zijn er theologen die het als één gedeelte lezen, waar twee opeenvolgende evenementen plaats hebben. In de serie ‘Bijbelstudie’ van Vlichthus Bijbelinformatie, waar de dispensatatieleer hoog in het vaandel staat, verscheen een studie ‘Tijden en gelegenheden.’ Het commentaar bij Daniël 9:25 heeft deze inleiding: “Er staat niet ”vanaf het moment, dat men wederkeerde of dat men begon met Jeruzalem te bouwen”, noch ”vanaf het moment, dat men de tempel begon te bouwen/ verfraaien”. In 536, in het eerste jaar van Kores, kregen de Joden toestemming om terug te keren en de tempel te herbouwen. In het jaar 520 werd de fundering van de tempel gelegd (Ezra 4 : 24 en Haggaï: op de 24 e van de negende maand). Dit was het tweede jaar van Daríus, de koning van Perzië (een andere Daríus dan de Daríus uit Daniël 6). Beide situaties beantwoorden niet aan de beschrijving van Daniël 9 : 25, want er wordt niet over de tempel gesproken. Het jaar 458 voor onze jaartelling (Ezra 7), toen men toestemming kreeg om de inmiddels gebouwde tempel te verfraaien, heeft evenmin met Daniël 9 : 25 te maken. De enige juiste datum is die van het jaar 445 vóór onze jaartelling. Dit is het twintigste jaar van Artaxerxes (of: Arthasastha/Ahasvéros), in de maand nisan (de eerste maand van het Joodse godsdienstige jaar; Nehemía 2 : 1). Wanneer er geen datum van een maand wordt genoemd, dan wordt de eerste dag van de maand bedoeld.” Over datgene wat we onderstrepen gaan we uitvoerig aantonen dat dit een verkeerde kijk is op de zaak. Dat 25ste vers spreekt ook over “herbouw van plein en gracht” volgens de NBG. De Septuaginta echter zegt “straat en muur” en dat is te verkiezen, zo ook de King James en andere vertalingen. Dat de stad werkelijk in moeilijke tijden is herbouwd daarvoor moet men slechts Neh.4:1-14 / 6:1-14 / 9:36,37 na lezen. Dat er “pleinen” waren in Jeruzalem is niet te betwisten zoals uit Nehemia 8:1,3,16 blijkt. Op die pleinen werden er uitspraken gedaan op politiek en religieus vlak volgens Ezra 10:9: “En alle mannen van Juda en Benjamin verzamelden zich binnen drie dagen te Jeruzalem, en wel in de negende maand, op de twintigste der maand. Het gehele volk zat neer op het plein van het huis Gods, rillend zowel om de zaak als door de regenbuien.” Het was in die dagen een tijd van tegenstand. De profeten spreken over de weerstand die men heeft ondervonden van Samaritanen en omliggende volkeren bij de bouw van de poorten van de stad en de muur. En in Neh.12:27-43 is de inhuldiging van de muur beschreven. (Enkele vertalingen suggereren een tegenstand van 483 jaar, wat historisch echt niet klopt.Wat niet wil zeggen dat het geen moeilijke tijden voor Israël waren.) Gezien het belang van de uitdrukking van deze begrippen, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 ook enkele vertalingen ter illustratie. Duitse vertalingen / Nederlandse / Zuid-Afrikaanse. Einheitsüberzetzung: “met pleinen en grachten” V. Hamp / M. Stenzel: “plein en grachten” Luther: “plaatsen en grachten” Aalders in de ‘Korte Verklaring’: “plein en gracht” Het Boek: “Straten en stadsmuren” Leidsche Vert.: “met pleinen en wallen” Statenvertaling: “de straten en de grachten” Vulgaat: “plaatsen en muren” Willibrord 1975: “met pleinen en wallen” Die bybel, Nuwe Vertaling, 1984: “met strate en verdedigingsslote” Engelse vertalingen. American Revised 1901: “met straat en gracht” Byington: “plein en gracht” Douay: “de straten... de wallen” Fenton: “straten en gracht” J.P.S. 1982: “plein en gracht” Leeser (Jood): “straten en grachten (rondom)” Living Bible: “straten en wallen” Masoretic (J.P.S.) 1917: “de brede plaats (of plein=place) en gracht” Moffatt: “met pleinen en straten” New English Bible 1970: “straten en verbindingen (conduits)” New International Version: “met straten en een gracht (trench)” Rotherham: “de brede straat en de wal” Septuaginta (Thomson / Muses edit.): “een straat en een wal” Smith (Mormonen): “de straat en de wallen” Franse vertalingen. Crampon: “pleinen en omheining” Darby: “het plein en de gracht” Français courant: “de stad en versterkingen” Kahn (Jood): “straten en aarden wallen (fossés de remparts)” Liénart: “met plaats en gracht” 324 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 325 Maredsous: “pleinen en omheining” Martin: “de pleinen en de bressen” Ostervald: “de pleinen en de grachten” Segond: “de pleinen en de grachten” TOB (1975): “pleinen en grachten” Er zijn niet zoveel moeilijkheden met de tekst. Wel met het laatste woord dat slechts éénmaal gebruikt is in het OT. De meest waarschijnlijke vertaling is dat het gaat om de muur of de gracht die rond de stad loopt. Een vergelijk van het Hebreeuws met een deel uit de Koperen Rol van de manuscripten uit de Dode Zeegrotten zou dit ondersteunen. (Zie bijvoorbeeld het commentaar van Porteus blz.142). De vraag die zich nu stelt is: wie is de “gezalfde heerser” waarover hier sprake is? Eerst en vooral kunnen we opmerken dat er van katholieke en protestantse zijde pogingen zijn gedaan om deze gezalfde niet als Christus te beschouwen. De katholieke kerk tracht deze gezalfde wel eens op te vatten als Kores (Cyrus) de Grote en dit is soms de uitleg van de Joodse Talmoed. Deze verklaring is ver gezocht en zeer moeilijk in verband te brengen met de andere verzen. Deze uitlegging is er slechts één die de katholieke kerk de laatste tijd heeft aanvaard. Slechts nadat ze zijn overgegaan naar hogere Bijbelkritiek. Vroegere katholieke uitleggers brachten deze gezalfde eveneens zoals wij doen in verband met Christus. Zo bv. de Douay vertaling, deze van Knox en ook de Franse kardinaal Liénart. De laatste zegt in zijn voetnota over vers 26 dat ze voorzeker op de doop van Christus betrekking heeft. De uitleg dat in vers 25 de gezalfde naar Jezus Christus verwijst, is ook deze die sinds het begin van de christelijke gemeente is aanvaard. De kerkvaders Clemens van Alexandrië, Tertullianus, Origenes en Julius Africanus hadden deze mening al. Vele protestantse commentators van de Bijbel waren ook deze gedachte toegedaan vb.; Calvijn, Clarke, Delitzsch, Robinson, Scott, Von Orelli en Young. Ook de gekende King James Vertaling verklaart dit als op de Christus doelende. De Hebreeuwse uitdrukking die hier gebruikt wordt om dit uit te drukken is “mashiach nagid”, let op, er staat GEEN LIDWOORD. Sommige vertalers zeggen dat dit dient vertaald te worden als “een gezalfde, een vorst” maar de voorkeur verdiend de uitdrukking “Messias de vorst” of “Messias de leider.” Hiermee bedoelen we dat de enige werkelijke gezalfde die in verband met het vers 24 past, Jezus de Christus de bedoelde Messias is. We geloven niet dat dit slaat op Cyrus (Jes.45:1) die ook één gezalfde van YaHWeH is. Echter niet in de betekenis dat “koningen” of “hogepriesters” van het volk gezalfd zijn (Zach.4:14 en Lev.4:3,5). Over de jaarweken is er gezegd dat deze beginnen te tellen wanneer het bevel wordt uitgevaardigd om de stad Jeruzalem en de muren te herbouwen. “Met een openbaar plein en een gracht” zegt de NWV. Maar zoals veel commentatoren opmerken, een gracht rond de stad of rond Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 326 de tempel, daarvoor is er nooit een archeologisch bewijs gevonden. Men moet het dus niet in die richting zoeken. Wanneer is dit bevel gegeven? Er zijn vier mogelijkheden maar slechts één ervan kan juist zijn. Om de eerste mogelijkheid te onderzoeken moeten we weten dat in het jaar 587 voor Chr. de stad Jeruzalem met haar prachtige tempel volledig is verwoest door de Babyloniërs onder de leiding van Koning Nebukadnessar. Deze Babylonische koning heeft toen het grootste gedeelte van de Israëlieten die in het land leefden als gevangenen meegevoerd naar zijn land en de rest van de bevolking is uit schrik naar het land Egypte gevlucht. Zo kwam het dan dat in oktober van 587 voor Chr. Jeruzalem volledig van mensen was ontdaan en deze toestand heeft zolang geduurd om de profetieën van Jeremia in vervulling te laten gaan. Maar voordien, in 606 (605) voor Chr. was Nebukadnessar al verwoester van Jeruzalem wanneer hij de edelen van het volk als slaven nam en de tempel plunderde (Dan.1:1,2). In 537 voor Chr. kwam er verandering in deze woeste toestand. In het jaar 537 (of 536) voor Chr. vaardigde de Perzische koning Kores de Grote (die had namelijk Babylon veroverd) een bevel uit dat alle volkeren die als gevangenen naar Babylon waren gekomen terug mochten keren naar hun geboorteplaats, om daar terug hun eigen aanbidding te beoefenen. Aan de Joden in Babylon werd dan het volgende bevel gegeven zoals Ezra 1:2,3 zegt: “Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort - zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israël, dat is de God, die in Jeruzalem woont.” (Vergelijk en zie ook 2 Kron.36:22,23). Het blijkt hieruit “ogenschijnlijk” dat deze Joden niet het bevel kregen om de stad en stadsmuren rond Jeruzalem te herbouwen. Het bevel had alleen betrekking op de tempelbouw. Maar zoals uit het boek Haggaï blijkt is men ook bezig met huizenbouw. De profetie der 70 jaarweken neemt dus zondermeer in 537 voor Chr. haar aanvang. Dit heeft te maken met het begrp ”shûb” waar we naar verwijzen in de bespreking van vers 1. Er is door Kores een sociaal en politiek herstel aan Israël gegeven. Een opmerking vanuit de vorige paragraaf waar we verwijzen naar de Joden die naar Egypte gevlucht zijn. Jeremia 44:26-30 zegt er dit over: “Hoort daarom het woord des HEREN, gij geheel Juda, dat in het land Egypte woont: Zie, Ik zweer bij mijn grote naam, zegt de HERE: mijn naam zal niet meer worden aangeroepen door de mond van een Judeeër, die zegt: zo waar de Here HERE leeft! in het gehele land Egypte. Zie, Ik waak over hen ten kwade en niet ten goede, en alle Judeeërs die in het land Egypte zijn, zullen te gronde gaan door het zwaard en de honger, totdat zij vernietigd zijn. En, aan het zwaard ontkomen, zullen weinigen in getal uit het land Egypte naar het land van Juda terugkeren; zo zal het gehele overblijfsel van Juda, dat naar het land Egypte kwam om daar te verblijven, weten, wiens woord standhoudt, het mijne of het hunne. En dit zal u het teken zijn, luidt het woord des HEREN, dat Ik aan u bezoeking doe in deze plaats, opdat gij weet, dat mijn woorden zeker zullen standhouden tegen u ten verderve: Zo zegt de HERE: zie, Ik Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 327 geef Farao Chofra, de koning van Egypte, in de macht van zijn vijanden en van wie hem naar het leven staan, zoals Ik Sedekia, de koning van Juda, gegeven heb in de macht van Nebukadressar, de koning van Babel, zijn vijand, die hem ook naar het leven stond.” Ook dezen ontlopen de straf van God niet. De tweede mogelijkheid die door sommigen is aangenomen als het beginpunt der 70 jaarweken is het decreet van Darius zoals gegeven in Ezra 6:1-12. Maar terug zien we dat dit niets te maken heeft met de herbouw van de stadsmuren en poorten van Jeruzalem. Het bevel had alleen betrekking op de tempelbouw. Maar er zijn ook huizen en gedeelten van muren rond de stad. In feite is het slechts een vernieuwing van wat Kores al had gezegd. Een derde mogelijkheid als beginpunt dienen we te onderzoeken: in het geval van Ezra. Deze Joodse Schriftgeleerde die in Babylon vertoefde kreeg daar van de Perzische koning Artachsasta een volgend bevel zoals hij ons in Ezra 7:27 vertelt: “Geprezen zij de HERE, de God onzer vaderen, die de koning zulks in het hart gegeven heeft, om het huis van de HERE, die in Jeruzalem woont, luisterrijk te maken.” En “luisterrijk maken” is niet bouwen maar opfleuren. Op welke wijze is niet gezegd. We beginnen dus daar niet als startpunt van de 70 jaarweken. Er zijn vele protestantse en evangelische commentators die het houden bij het decreet van Arthaxerxes aan Ezra gegeven. Maar verscheidene argumenten spreken dit tegen. We zien uit Ezra 6:14 dat de drie eerste decreten slechts als één beschouwd zijn. Er staat bij die schriftuurplaats: “zij voltooiden den bouw volgens het gebod van de God van Israël en volgens het bevel van Kores, Darius en Artachsasta, koning van Perzië, en zij waren met dit huis gereed tegen de derde dag van de maand Adar” (wij onderstrepen). Men zegt: het is dus duidelijk dat het bevel van God zoals ingegeven aan Kores, Darius en Arthaxerxes slechts te maken heeft met “den bouw” of “dit huis” en dat is daarom alléén de tempel. Men zegt: er is in deze decreten geen enkel woord gezegd over herbouw van de muren of de stad zelf. Maar… dat er gedeelten van de stad en van de muur door deze mensen herbouwd zijn geworden is duidelijk. Zo kan men Ezra 4:11,12,23 hierbij lezen. “Aldus luidt het afschrift van de brief die zij hem zonden – aan koning Artachsasta, uw dienaren, de mensen van het gebied over de Rivier. Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeeërs, die van u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw der muren en graven de fundamenten uit. (…) Nadat nu het afschrift van de brief van koning Artachsasta voorgelezen was aan Rechum, Simsai, de schrijver, en hun ambtgenoten, begaven zij zich in aller ijl naar Jeruzalem tot de Judeeërs en deden hen met kracht en geweld de arbeid staken.” Maar dat is de taal van de vijand. De werkelijkheid is dat een tempel in Jeruzalem zonder dat er mensen wonen, in HUN HUIZEN, geen steek houdt. Want de tempel wordt gebouwd om er offers te brengen en die offers worden door mensen aangebracht. In elk geval, er is gebouwd zonder dat een bevel ervoor gegeven was door, de koningen van Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 328 Perzië. Zonder dat “het woord” gesproken was. Maar de bouwers hebben uit het bevel van Kores begrepen dat het bouwen van de muur deel uitmaakte van de herbouw van de stad. Zie hiervoor Ezra 5:3,9: “In diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied over de Rivier, tot hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien? (…) Daarop hebben wij die oudsten ondervraagd; wij hebben tot hen aldus gezegd: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien?” Dit is duidelijk uit de viering van de afwerking van de muur in Nehemia 6:15. Men heeft alleen maar bressen gedicht en géén volledige muur gebouwd. Dat kan men niet op zo een korte tijd. Hier enkele vertalingen van die tekst: De Nieuwe Bijbelvertaling zegt: “Na tweeënvijftig dagen was de muur voltooid, op 25 elul.” De Statenvertaling, editie 1977 zegt: “De muur nu werd volbracht op de vijf en twintigste van Elul, in twee en vijftig dagen.” De NBG-vertaling 1951 zegt: “De muur nu was voltooid op de vijfentwintigste Elul, in tweeënvijftig dagen.” De Willibrordvertaling (herziene editie 1995) zegt: “De muur was hersteld op vijfentwintig elul; men had er tweeënvijftig dagen aan gewerkt.” Hier nog enkele vertalingen van uit de Engelse taal bij Nehemia 6:15: King James Version 1611, 1769: “So the wall was finished in the twenty and fifth [day] of [the month] Elul, in fifty and two days.” New King James Version, 1982 Thomas Nelson: “So the wall was finished on the twentyfifth day of Elul, in fifty-two days.” New Living Translation, 1996 Tyndale Charitable Trust: “So on October 2 the wall was finally finished-just fifty-two days after we had begun.” New International Version, 1973, 1978, 1984 International Bible Society: “So the wall was completed on the twenty-fifth of Elul, in fifty-two days.” The Holy Bible, English Standard Version, 2001 Crossway Bibles: “So the wall was finished on the twenty-fifth day of the month Elul, in fifty-two days.” New American Standard Bible, 1995 Lockman Foundation: “So the wall was completed on the twenty-fifth of {the month} Elul, in fifty-two days.” Revised Standard Version, 1947, 1952: “So the wall was finished on the twenty-fifth day of the month Elul, in fifty-two days. American Standard Version, 1901: “So the wall was finished in the twenty and fifth [day] of [the month] Elul, in fifty and two days.” Robert Young Literal Translation, 1862, 1887, 1898: “And the wall is completed in the twenty and fifth of Elul, on the fifty and second day.” J.N.Darby Translation, 1890: “So the wall was finished on the twenty-fifth of Elul, in fiftytwo days.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 329 Noah Webster Version, 1833: “So the wall was finished in the twenty and fifth [day] of [the month] Elul, in fifty and two days.” Hebrew Names Version, 2000: “So the wall was finished in the twenty-fifth [day] of [the month] Elul, in fifty-two days.” Er is één argument dat waard is onderzocht te worden. Het is Ezra 9:9 en daar staat: “in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten; Hij heeft ons gunst doen vinden bij de koningen van Perzië, dat zij ons verademing gaven om het huis van onze God te doen herrijzen en zijn puinhopen te herstellen, en ons een OMTUINING gaven in Juda en in Jeruzalem.” Dat wil zeggen dat de bouw van de tempel, stad Jeruzalem, huizen en muren bij de koningen van Perzië gekend is. De omtuining = de staatkundige grenzen van Israël, zijn ontstaan met de goedkeuring van Perzië. Dertien jaren nadat Ezra de tempel ging versieren (457 v. Chr.) gebeurde er het volgende met Nehemia (445/444 v. Chr.). Deze persoon was de schenker van Koning Artachsasta (zijn Bijbelse naam) volgens de wereldse geschiedschrijvers Arthaxerxes I Longimanus genaamd. In het 20 ste jaar van de regering van Artachsasta kreeg deze Nehemia bezoek van verwanten uit Juda. Nehemia die in Susan (Perzië) woonde, in het paleis van de koning, was zeer verontrust. Hij hoorde van hen het volgende, over Jeruzalem en zijn inwoners: “De overgeblevenen, die daar in het gewest uit de gevangenschap zijn overgebleven, verkeren in groten rampspoed en smaad, en de muur van Jeruzalem is afgebroken en zijn poorten zijn met vuur verbrand” (Neh.1:3). Hieruit blijkt dat Jeruzalem’s muren nog niet volledig hersteld waren (of opnieuw al afgebroken waren zoals we zelf denken) en dit bedroefde Nehemia zeer. Bij wijze van illustratie: iedereen, zowel vriend als vijand, loopt Jeruzalem binnen en buiten zoals het hem belieft. Kort nadien, toen Nehemia wijn schonk aan de koning, bemerkte deze hoe mistroostig zijn getrouwe onderdaan was en ontspon zich het volgende gesprek waarin de koning het woord nam. Nehemia schrijft in zijn boek: “De koning zeide tot mij: waarom staat uw gezicht zo somber, hoewel gij niet ziek zijt? Dit kan niets anders dan hartzeer zijn. Toen werd ik ten zeerste bevreesd, en zeide tot den koning: De koning leve in eeuwigheid. Hoe zou mijn gezicht niet somber staan, DAAR DE STAD, DE PLAATS WAAR DE GRAVEN MIJNER VADEREN ZIJN, VERWOEST IS en haar poorten door vuur verteerd zijn? En de koning zeide tot mij: Wat is dan uw verzoek? Toen bad ik tot den God des Hemels. En ik zeide tot den koning: Dat gij, indien het den koning goeddunkt en indien uw knecht u welgevallig is, mij zendt naar Juda, naar de stad waar de graven mijner vaderen zijn; om haar te herbouwen” Neh.2:2-5, wij onderstrepen. Nehemia loopt nogal hard van stapel, want men is Jeruzalem beginnen bouwen in 537 (536 of 535) voor Christus. DE STAD WAS IN ZIJN DAGEN DUS NIET VERWOEST. Hij heeft dus wel een nogal diplomatische aanpak. Het enige besluit van dit alles is dat men zijn visie niet als het begin mag nemen van de profetie van Daniël negen. Wat hierna gebeurde is vlug gezegd: Nehemia verkreeg de toelating van de koning om de stadsmuur te herstellen en omdat dit werk hem zeer ter harte ging vertrok hij kort daarop naar Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 330 Jeruzalem. Daar aangekomen liet hij de oudsten van Jeruzalem vergaderen met het volk. Gezien er oudsten zijn in de stad gaat het dus om een levende stad. Geen spookstad zoals je zou veronderstellen bij dispensationalisten die het uitleggen alsof er geen huizen zijn. Wanneer Israël uit Babylon terugkeerd naar het land van hun vaderen lezen we volgens Ezra 2:1: “Dit nu zijn de bewoners van het gewest, die optrokken uit het midden van de in ballingschap weggevoerden, welke Nebukadnessar, de koning van Babel, naar Babel had weggevoerd, en die terugkeerden naar Jeruzalem en Juda, ieder naar zijn stad.” Nehemia toonde die afstammelingen het schriftelijke bevel dat Artachsasta hem had gegeven, en stelde voor aan de bouw van de muren van Jeruzalem te beginnen = af te werken. Het volk was zeer enthousiast en stemde hiermee in. Er werd onmiddellijk aan begonnen. De datum waarop het werk een aanvang nam staat in het verslag van Nehemia vermeld nl. de 3de dag van de Joodse maand Ab. En 52 dagen later was alles klaar volgens Nehemia 6:15. De inwijding van de muur had plaats in het 28st jaar van Artachsasta zegt Josephus in ‘Oorlogen’ XI, V, 8 en vergelijk Neh.12:27. Hoe ik dat moet rijmen met de gegevens van de Bijbel, die een andere datum heeft, weet ik niet naar behoren uit te leggen. Laat ons dit alles in het kort herhalen. We weten dat het “woord” = “dabar” in Hebreeuws om Jeruzalem te herbouwen gegeven is door Kores. Bij Nehemia gaat het zondermeer om de AFWERKING en niet de volledige bouw. De bouw van de muur (muren) was voordien begonnen, wel tachtig jaar voordien. De Perzische koningen hebben erop aangedrongen dat de bouw van de tempel gewoon zo vlug mogelijk verder gezet zou worden. Dat wil zeggen dat in hun ogen ook de bouw van de muren, als bescherming tegen vijanden, daarbij inbegrepen is. De uitleg van de dispensationalisten die hier 445 v. Chr. (of 444) vooropzetten als de datum van de start van de 490 jaarweken kan niet aangenomen worden. Want het “WOORD” tot de bouw van de stad en de tempel is gegeven door Kores. Men moet de Schrift géén geweld aandoen en dat begin dat voorspeld is in Jesaja 44 en 45 gewoon aannemen. Respect voor de vervulling moet hoger staan dan een ingewikkelde leer van 490 jaar van 360 dagen. U hebt het allemaal tot hiertoe gevolgd! Dan zal uw opmerking waarschijnlijk zijn: hoe ik dan de 490 jaren laat rijmen met een oplossing van 536 voor Christus tot 37 na Christus. Dat is toch véél meer dan 490 jaren! J. Baldwin besluit zijn kritiek op één van de berekeningen van deze 70 jaarweken (een variante van Anderson) niet geheel ten onrechte als volgt: “Het is beter dat we omwille van redenen in de samenhang, voor het geheel aannemen dat de cijfers om een symbolische interpretatie vragen” (‘Le livre de Daniël’, Farel/Sator, 1986, blz.172). Ik maak die woorden tot mijn woorden en als u het wenst kunnen we u nog een tiental citaten in die aard vinden. Rekening houden met al de feiten, kan tot geen andere conclusie leiden. Mijn visie is ook deze van oudtestamenticus Young E. J., ‘The Prophecy of Daniel’, Eerdmans’, 1949, blz.202-6. APPENDIX III: diverse berekeningen van 365 ¼ dagen per jaar. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 331 Zeventig Wekenprofetie = 490 jaar Daniël 9:24-27 (gerekend aan letterlijke jaren van 365 ¼ dagen). VERSCHIJNING VAN DE BEVEL LEIDER(S) VAN DE MESSIAS BELANGRIJKE IN HET JAAR TERUGKEER [JAAR VAN DECREET + GEBEURTENIS 483 JAAR] Van Cyrus in 537 v. Chr. Sesbassar Ezra 1:1-11 Kores laat de bouw Zerubbabel toe op basis van de Ezra 2:1 wil van God. Van Darius in Het werk aan de 520 v. Chr. na een tempel wordt hervat klacht. Ezra 5 en 6 55 v. Chr. Vanaf Kores is er bouw Een letterlijke lezing van van de stad de 490 jaar is en huizen dus niet mogelijk. en muren (muur) 37 v. Chr. Een letterlijke lezing van de 490 jaar is dus niet mogelijk. Van Artaxerxes I in Herhaling van wat volgens Kores was vastgelegd 27 na Chr. Herhaling van wat 457 v. Chr. Ezra Jezus gedoopt. Begin volgens Kores Start vlg. Ezra 7:1-10 van Zijn prediking. was vastgelegd Adventisten. Klopt niet met de feiten. 40 na Chr. te laat op de Van Artaxerxes I in 445/444 v. Chr. Nehemia Start vlg. Nehemia 2:1-11 Dispensationalisten. kalender om waar te zijn. Rekenen dat één jaar = 360 dagen mag niet. Géén bevel iets te bouwen, de rest was al gebouwd: maar alleen toelating de muur af te werken. Fred G. Zaspel schreef: ‘Daniel's Seventy Weeks, An Historical and Exegetical Analysis’ we hebben het gevonden op http://www.biblicalstudies.com/bstudy/eschatology/daniel.htm. Een eigenaardige uitleg: met meerdere breuken in de profetie, die zeer gekunsteld lijken. Dat heeft wel een voordeel, dat men niet gaat berekenen wanneer de Heer wederkomt. We geven in deze tabel zijn gedachten weer. In het kort verlopen de zeventig weken van 365,25 dagen als volgt: 587 v. Chr. (“Uitgaan van het woord Jeruzalem te herstellen en herbouwen”) -49 jaren (“zeven zevens”) 538 v. Chr. (“een gezalfde, een prins”; Cyrus) Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 332 Waarom het jaar 587 v. Chr.? God heeft HET WOORD GESPROKEN TOT JEREMIA DAT ER EEN EIND KOMT AAN gevangenschap en de herbouw van Jeruzalem zal starten (Jer.32:1,6-9,1317,24-27).Dat is het begin, de profetie van herstel! (onderbreking van onbekende duur) (Dan.11:2,3 / Micah 5:1,2 zijn voorbeelden van breuken vlg. Finley) 440 v. Chr. (“straat en plein wederom gebouwd, doch in benauwdheid”) -434 jaren (“twee-en-zestig zevens”) 6 v. Chr. (geboorte van de “Messias,” Jezus Christus) (onderbreking van onbekende duur) Gebeurtenissen beschreven (“na de twee-en-zestig zevens”): 1) Kruisiging van de Messias (het jaar 30 na Chr. of 33 na Chr.) 2) Vernietiging van Jeruzalem “tot het einde” ?? n. Chr. (“bevestiging van het verbond” met Israël) +3½ jaren (“de helft van de zeven”) ?? n. Chr. (“gruwel der verwoesting”) +3½ jaar ?? n. Chr. (“het einde”; wederkomst van Christus; oordeel over “de komende prins”) Hoe komt F. Zaspel aan het jaar 440 v. Chr.? Nehemia doet een aanvraag bij Artaxerxes om terug te keren naar Jeruzalem in april, 444 v. Chr. (Neh.2:1). Maar volgens Josephus (in zijn Oudheden, XI, V, 7), gaat Nehemia vooraf naar Babylon om helpers en vrijwilligers te vinden onder de Joden om terug te keren. Hij moet ook nog verdere voorbereidingen doen en bouwmaterialen uitzoeken (en dat is zeer waarschijnlijk want bij zijn terugkeer begint men onmiddellijk aan de bouw in Jeruzalem). Zijn werkelijke opgang naar Jeruzalem neemt waarschijnlijk enkele jaren in beslag. Volgens Josephus is dat “het vijfentwintigste jaar” van Artaxerxes dus: 440 v. Chr. Zaspel zegt dan: “Again the years fit exactly” = “Alles klopt wonderbaarlijk.” Bij de bespreking van de geboorte van Jezus in 6 v. Chr. zegt hij: “The prophecy fits perfectly with the events of history” = ”deze profetie komt perfect overeen met de feiten uit de geschiedenis.” Maar ik ben er niet door overtuigd. Integendeel! Al die onderbrekingen lijken me teveel, in een profetie die “uitgesneden” is uit de wereldgeschiedenis en een aparte heilstijd voor Israël moet benadrukken. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 333 Op het Internet staat van een zekere Emmanuel Bertin, in de Franse taal, enkele documenten die moeten bewijzen dat Artaxerxes I in 475 v. Chr. begon te regeren. Zo komt men met jaren van 365 ¼ dagen vanaf 455 v. Chr. (20ste jaar van die koning) in het jaar 33 na Christus voor zijn dood. De schrijver is een Jehovah’s Getuige maar zoals duidelijk, dat is een chronologie die slechts door hen gevolgd is, enkele Russellisten en niemand anders. En ze zullen die niet wijzigen, want dan klopt hun chronologie van de tijden der heidenen, eindigende in 1914 niet meer. Dit is niet belangrijk verder te onderzoeken. Vers 26 STATENVERTALING DAN.9:26 LUTHERVERTALING DAN.9:26 “En na die twee en zestig “En weken zal de na Messias weken die zal LEIDSCHEVERTALING DAN.9:26 tweeënzestig “En na die twee en zestig de Messias weken zal een gezalfde uitgeroeid worden, maar het uitgeroeid worden en niet worden uitgeroeid, zonder zal niet voor Hem zelven zijn; meer zijn; en het volk van een dat iemand hem redt. En de en een volk des vorsten, vorst, die komen zal, zal de stad en het heiligdom zullen hetwelk komen zal, zal de stad stad en het en heiligdom verwoesten, het dat heiligdom verdorven worden door het het een volk van een vorst die komen verderven, en zijn einde zal einde zal nemen als door een en wiens einde in den vloed zijn met een overstromenden vloed; en tot het einde van zijn zal; en tot het einde is er vloed, en tot” den strijd toe zal het woest oorlog, duurt het besluit dat blijven.” verwoestingen zullen aangericht worden.” Hieronder de voetnoten en aantekeningen van de Statenvertaling bij Dan.9:26. 86) na die twee en zestig weken Namelijk na de negen en zestigste week, want de zeven voorgenoemde weken moeten bij deze twee en zestig weken gevoegd worden. 87) uitgeroeid worden, Het Hebreeuwse woord betekent somtijds zoveel als een misdadiger om het leven brengen. Zie Lev. 17:4. 88) maar het zal niet voor Hem zelven zijn; Dat is, niet tot zijn voordeel, maar tot voordeel van zijne uitverkorenen; of niet om zijner zonden Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 334 wil. Anders, doch Hij zal gene [schuld] hebben, of maar zonder zijne [misdaad]. Of, zonder enige [schuld]. Anders, en zal geen [helper] hebben. Zie Dan. 11:44. Anders, en niet meer zijn; te weten onder de mensen, opgenomen zijnde ter rechterhand des Vaders. Vergelijk Gen. 5:24. 89) een volk des vorsten, Dat is, het heirleger der Romeinen. 90) zijn einde zal zijn met een overstromende vloed, Te weten het einde, hetwelk de Romeinse vorst het Joodse volk zal aanbrengen. Of, het laatste dat hij het Joodse volk zal aandoen. 91) vastelijk besloten verwoestingen. De zin is: Zij zijn vastelijk besloten, en de tijd is precies bestemd, wanneer zij komen en wanneer zij ophouden zullen. Sommigen verstaan dit aldus: Totdat Gods oorlog tegen zijn volk een einde hebbe, zijn de verwoestingen precies bestemd. Wat zij op dat gebied zeggen We citeren P. Slagter, die de visie der bedelingen aanneemt. Uit ‘Israël en de Bijbel’, januari 1994, blz.3: “Eerst moeten de 62 weken (en dus ook de 7 weken die daaraan voorafgingen, samen 69 weken) voleindigd zijn en daarna zal de Messias worden uitgeroeid. Er staat niet bij hoelang erna, maar het woordje “na”, in de grondtekst, geeft aan dat het niet té lang daarna zal zijn. Vervolgens lezen we in de NBG-vertaling: “terwijl er niets tegen hem is”, terwijl de Statenvertaling zegt: “het zal niet voor Hemzelven zijn.” Er blijkt dus enig verschil van mening te zijn over de betekenis van de grondtekst. De Engelse Revised Version heeft het meer letterlijk vertaald met: “Hij zal niet hebben” of: “zonder dat Hij heeft.” Dat is: Hij heeft niets voor Zichzelf, Hij ontvangt niet, waar Hij recht op heeft. Hij kwam als de rechtmatige kroonpretendent van David. Alle bezit, eer en waardigheid, daaruit voortvloeiende, zou Hij moeten ontvangen. Het einde van die 62 (of 69) weken zou dus bepalend zijn voor wat er daarna ging gebeuren: 1. Of Hij wordt aangenomen en Hij zal hebben (ontvangen). 2. Of Hij wordt niet aangenomen en zal niet hebben (ontvangen). Daniël profeteert nog erger. Hij zal worden uitgeroeid! De periode van 69 weken, oftewel 483 jaar, moet dus eindigen vlak voor de uitroeiing van de Messias” (wij onderstrepen). En momenteel moeten we dat ook doen. Interpreteren we als letterlijke jaren (van 365 dagen) dan komen we met deze berekening ergens in de jaren 40 A.D. Toen is er niets uitzonderlijks geschiedt in Israël! Een valse profeet liep er toen rond volgens Flavius Josephus en er was hongersnood, maar dat is toch wel wat weinig om deze profetie te vervullen. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 335 In een lezing van D. Steenhuis met de titel ‘WIKKEN EN WEKEN’ gevonden op Internet, staat het volgende: “Er zijn wel beelden die toegepast worden op de gemeente, maar rechtstreekse profetieën over de gemeente zijn er niet. In de tweede plaats gaat het bij de profetieën over de Koning der Koningen en over de Here der Heren. Gezicht en profeet te bezegelen duidt op een punt waarop alles tot volheid komt wat de profeten hebben gezegd in de loop van de eeuwen. Het loopt uit op de zalving van iets ‘allerheiligst’. Dan zal de ongerechtigheid verzoend zijn. Het is voor mij zo dat hier gedoeld wordt op de komende Gezalfde, de Messias, de Christus (gezalfde)” (wij onderstrepen). Orthodoxe Joden verwijten christelijke evangelisten slordigheid in hun interpretatie van Daniël 9:25. Drie zaken zitten hun dwars en vooral de lezing: “de Messias, de Prins.” Ze zeggen dat de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst zonder lidwoord staat zodat we moeten spreken van “een MASHIACH = EEN “gezalfde” en EEN “prins.” Men verwijst naar bijvoorbeeld koning Cyrus als EEN gezalfde (Jesaja 45:1,13/ Ezra 1:1,2). Bovendien kan men van dat begrip geen persoonlijke naam maken en het met hoofdletters schrijven, het is maar als titel bedoeld van de autoriteit van een koning of een hogepriester. Zodat de enige juiste weergave van het oorspronkelijke Hebreeuws moet zijn: “een gezalfde, een prins.” Dat klopt voor wat betreft het Oud Testament maar de christengelovigen hebben van dat begrip een soort eigennaam gemaakt. Je krijgt namelijk in het Nieuw Testament de terminologie “Jezus, de Christus.” Ook al kende men in de dagen toen het NT (of ook het OT) werd geschreven geen onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters, al vlug kreeg dat begrip “Messias” een hoofdletter. Uit respect en ontzag voor de persoon. We geven nog enkele vertalingen zodat u kunt inzien dat niet iedereen die hoofdletter gebruikt, ook al zijn het christenen die de vertaling hebben gemaakt. “tot op Messias, den Vorst” Statenvertaling (Jongbloed-editie) “tot op een gezalfde, een vorst” NBG-vertaling 1951 “tot aan het optreden van de uitverkoren vorst” Willibrordvertaling (herziene editie 1995) “unto the Messiah the Prince” King James Version, 1611 “unto the anointed one, the prince” American Standard Version, 1901 “until God's chosen leader comes” Good News Bible, 1992 (parafrase) “until the coming of the Chosen Leader” Contemporary English Version, 1999 (parafrase) “to the Anointed One” (parafrase) In de voetnota: “can also be translated “Messiah” (same as “Christ”). the prince” World English Bible, 2002 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 336 Let er ook op: je krijgt in Joodse vertalingen zowel “the anointed one” als ”an anointed one.” JPS VERSION TANAKH JPS 1917 VERSION (1985) JUDAICA PRESS TANAKH (CHABAD.ORG) 26. And after the threescore and 26. And after those sixty- two weeks shall an anointed one 26. And after the sixty-two two weeks, the anointed be cut off, and be no more; weeks, the anointed one will one will disappear and be cut off, and he will be no vanish. more, Wat wij op dat gebied zeggen Het vers 26 zegt dan: “EN NA de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.” Het is nadat de eerste periode van 7x7 jaren = 49 jaren, de tijd dat de herbouw van de stad heeft geduurd dat hierbij onmiddellijk de 62 jaarweken aansluiten. Daarna zal de Messias of Christus “uitgeroeid” worden. Het werkwoord in het Hebreeuws voor “uitroeien” (“ikkaret”) heeft steeds de betekenis van een gewelddadige dood. Het woord is o.a. gebruikt in Gen.17:14 / 1 Kon.18:13 / Zach.13:8. De gewelddadige dood die Christus stierf was als van een lam dat de zonden der wereld wegnam (Joh.1:29 / 2:2). Er klinkt ook iets in van slachtoffer in relatie tot een verbond (Gen.15:10,18). Maar er zit niet in wat Jehovah’s Getuigen er in lezen, namelijk het “vernietigen” van de ziel van de persoon. Hetzelfde werkwoord is gebruikt voor ongelovigen en de straf die ze ontvangen: Ps.5:6 / 37:9,34 / Jes.13:9. De voorstanders van de uitleg volgens de bedelingen zeggen over het eerste deel uit dit vers (hier weergegeven als “EN NA”) dat zoiets wijst op een onmiddellijk erna. In hun uitleg slechts vijf dagen erna, want de Heer kwam als koning op Palmzondag er werd op de vrijdag van die week al aan het kruis gehangen. Wij geloven in een traditioneler uitleg en nemen aan dat dit in het midden van de zeventigste week is, wat 3 ½ jaren later is. Beter geformuleerd: in het midden van de laatste symbolische week. Vraag is of “en na” hier een kortere of een langere tijd wil aanduiden. De Hebreeuwse woordkeuze laat beide vertaleningen toe zonder dat er gezondigd wordt tegen duidelijke regels. Een concordantie maakt dat duidelijk. Dit leren we: het was niet de bedoeling van Christus om op Palmzondag naar de macht te grijpen of koning te worden op dat moment. Er zijn vijf redenen waarom de uitleg van de dispensationalisten over het gebeuren van Palmzondag verkeerd is. Dit is de eerste: Hij kwam om Zijn bloed = Zijn leven te geven voor zondaars. Profetie na profetie moest vervuld worden in die dagen. Maar toen koning worden, was Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 337 daar geen deel van. Dit gebeurde met Palmzondag volgens Mat.21:1-5 SV77: “En toen zij nu Jeruzalem naderden, en gekomen waren te Bethfagé, aan de Olijfberg, toen zond Jezus twee discipelen, zeggende tot hen: Gaat heen in het vlek, dat tegenover u ligt, en gij zult terstond een ezelin gebonden vinden, en een veulen met haar; ontbindt ze, en brengt ze tot Mij. En indien u iemand iets zegt, zo zult gij zeggen, dat de Heere deze van node heeft, en hij zal ze terstond zenden. Dit alles nu is geschied, opdat vervuld worde, hetgeen gesproken is door de profeet, zeggende: Zegt de dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen, zijnde een jong van een jukdragende ezelin.” Hij gaat naar de tempel, Hij verdord een boom die het symbool is van het ongelovige Israël, en verwijst naar Johannes de Doper die tot hen kwam. Hij verwees ze naar Jezus, Lam van God. Die zij niet gewild hebben. Lees dat eens in Marcus 11. Dat Palmzondag slechts een gewone episode is in het leven van Christus blijkt duidelijk uit wat we er later over horen door de apostelen en profeten van het NT, namelijk niets. Met Palmzondag was er een profetische vervulling zoals blijkt uit de verwijzing (Ps.118:26 / Zach.9:9). Maar naar Daniël negen is GEEN ENKELE VERWIJZING. Waarom dan dat verhaal opkloppen totdat het een waarde gekregen heeft die de Schrift het niet geeft! Er was natuurlijk een aanbod van het koninkrijk, maar dan alleen in de boodschap dat het niet van deze wereld was. Je kon je er wel al, door bekering, op voorbereiden. Mat.11:12: “Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar.” Luc.16:16: “De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin.” Joh.18:36: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hier.” Joh.18:37: “Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dus toch een koning? Jezus antwoordde: Gij zegt, dat Ik koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem.” Een zeer belangrijk begrip, vooral in het evangelie van Johannes is “wereld” dat 79 vindplaatsen heeft in 57 verzen van de NBG. We geven er enkele van weer en het is er duidelijk aangegeven: Jezus, komt om de wereld te redden, niet om op de troon van David koning te worden. Dat komt, maar later, en in een ander aspect dan wat de Joden verwachten. Ook vóór die tijd wil men Jezus al eens koning maken, bij de vermenigvuldiging van de broden. Alle problemen zouden met zo een koning opgelost zijn! Dat wil Jezus bewust niet volgens Joh.6:15: “Daar Jezus bemerkte, dat zij zouden komen en Hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich weder terug in het gebergte, geheel alleen.” Het resultaat is in Joh.6:66 te lezen: “Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 338 Hier zijn enkele teksten over de “wereld”: Joh.1:10: “Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend.” Joh.6:14: “Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld komen zou.” Joh.6:33: “want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft.” Joh.6:51: “Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.” Joh. 9:5: “Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld.” Joh.9:39: “En Jezus zeide: Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden.” Joh.12:31: “Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden.” Joh.12:46: “Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve.” Joh.12:47: “En indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden.” Joh.17:23: “Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.” Joh.17:24: “Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt – Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld.” Joh.17:25: “Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en dezen weten, dat Gij Mij gezonden hebt.” Joh.18:20: “Jezus antwoordde hem: Ik heb vrijuit tot de wereld gesproken; Ik heb voortdurend in de synagoge geleerd en in de tempel, waar al de Joden bijeenkomen, en in het verborgen heb Ik niets gesproken.” Dispensationalisten verwijzen dan in dat verband ook naar de opmerking van Jezus nadat de stoet al op gang is gebracht. Lucas 19:37-44 SV77 zegt: “En toen Hij nu naderde aan de helling van de Olijfberg, begon al de menigte der discipelen zich te verblijden, en God te loven met grote stem, vanwege al de krachtige daden, die zij gezien hadden; Zeggende: Gezegend is de Koning, Die daar komt in de Naam des Heeren! Vrede zij in de hemel, en heerlijkheid in de hoogste plaatsen! En sommigen van de Farizeën uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf Uw discipelen. En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Ik zeg u, dat, zo dezen zwijgen, de stenen haast Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 339 roepen zullen. En toen Hij nabij kwam, en de stad zag, weende Hij over haar, Zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in deze uw dag, wat tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een wal rondom u zullen opwerpen, en u zullen omsingelen, en u van alle zijden benauwen; En u tot de grond zullen neerwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u de ene steen op de andere steen niet laten; daarom dat gij de tijd van uw bezoeking niet bekend hebt” (wij onderstrepen). MAAR, ZO MAAR, DE LINK LEGGEN NAAR DANIËL 9 IS HIER NIET AAN TE TONEN OF AAN DE ORDE. De tweede reden waarom de uitleg van de dispensationalisten verkeerd is over Palmzondag is deze. Er loopt nog een ander verhaal in de evangeliën. Dat, van Israël dat absoluut geen oren heeft naar de boodschap van Jezus en toch is Hij hun koning, hun priester en hun profeet. Hun ogen, oren en hart zijn afgesloten, verhard en onbekeerd. Dit staat ook in de Schrift: Mat.11:12,13 SV77: “En van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen het met geweld. Want al de profeten en de wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd.” Hand.3:20-24 SV77: “En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u te voren gepredikt is; Die de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door de mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken, uit uw broeders, gelijk mij; Die zult gij horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal. En het zal geschieden, dat alle ziel, die deze Profeet niet zal gehoord hebben, uitgeroeid zal worden uit het volk. En ook al de profeten, van Samuël aan, en die daarna gevolgd zijn, zovelen als er hebben gesproken, die hebben ook deze dagen te voren verkondigd.” Heb.1:8,9 SV77: “Maar tot de Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter van Uw koninkrijk is een rechte schepter. Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten.” Heb.5:4,5,9 SV77: “En niemand neemt zichzelf die eer aan, maar die door God geroepen wordt, zoals Aäron. Alzo heeft ook Christus Zichzelf niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. En is door God genaamd een Hogepriester, naar de ordening van Melchizédek.” Dit is de derde reden: Hij kwam om Zijn bloed = Zijn leven te geven voor zondaars. Dispensationalisten geven ook om deze reden een verkeerde indruk van die Palmzondag. In het boek Jesaja staan de profetieën die over “De Knecht des HEEREN” handelen. Wat er zou moeten gebeurd zijn, op die dag, moet afgemeten worden aan de dood van Jezus aan het kruis en dat is dan nog toekomst. DAT STAAT OP HET PROGRAMMA VAN DE REDEN VAN DE KOMST VAN JEZUS. Dit moet trouwens voorafgaan aan de stichting van Zijn koninkrijk. Er kan dus theologisch geen sprake Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 340 zijn, van een greep naar de macht op deze dag en de Romeinen gewoon buiten Judea te vegen. Lees eens dat verhaal van Palmzondag vanuit deze bril van wat Jesaja voorzei: Hij zal door Zijn volk verworpen worden, Jesaja 53:3 SV77: “Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een ieder was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.” Hij zal sterven voor de zonden van Israël, zoals uitgelegd door de apostelen voor elke gelovige, ook die uit de heidenen, Jesaja 53:6 SV77: “Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een ieder naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheden op Hem doen aanlopen.” Hij zal voor eeuwig leven na gestorven te zijn, Jesaja 53:10 SV77: “Doch het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkig voortgaan.” Hij zal alle gelovigen rechtvaardigen, ook heidenen, zeggen later de discipelen van Jezus, Jesaja 53:11 SV77: “Om de arbeid van Zijn ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.” Hij zal de plaag van het volk op zich nemen, Jesaja 53:8 SV77: “Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding van Mijn volk is de plaag op Hem geweest.” Hij is de onschuld zelf en toch moet Hij sterven, Jesaja 53:7 SV77: “Toen deze geëist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open.” Hij is niet slechts voor de Joden gekomen maar ook voor de heidenen, Jesaja 49:6 SV77: “Verder zeide Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om terug te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.” Hij zal gewoon afgesneden worden = vermoord (Dan.9:24-27). De vierde reden waarom er geen overdreven nadruk mag liggen op de betekenis van het Palmzondagfeest is hoe het evangelie van Johannes dat beschrijft. Palmzondag staat in de vier evangeliën beschreven en Johannes geeft een theologische reden waarom dat feest niet is uitgelopen op wat dispensationalisten er in leggen. Dit zegt Johannes 12:12-19: “De volgende dag, toen de grote menigte, die voor het feest gekomen was, hoorde, dat Jezus naar Jeruzalem kwam, namen zij palmtakken, gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! en: De koning van Israël! En Jezus vond een jonge ezel en Hij ging erop zitten, gelijk geschreven is: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 341 Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een ezel. DIT BEGREPEN ZIJN DISCIPELEN AANVANKELIJK NIET. MAAR TOEN JEZUS VERHEERLIJKT WAS, TOEN HERINNERDEN ZIJ ZICH, DAT DIT MET HET OOG OP HEM GESCHREVEN WAS en dat zij dit met Hem gedaan hadden. De schare dan, die bij Hem was geweest, toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan. Daarom ging de schare Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord hadden, dat Hij dit teken gedaan had. De Farizeeën dan zeiden tot elkander: Gij ziet voor uw ogen, dat gij niets bereikt; zie, de gehele wereld loopt Hem na.” De discipelen van Jezus begrepen de ware toedracht van het gebeuren van Palmzondag slechts nadat ze de Heilige Geest hadden ontvangen, meer dan vijftig dagen na de gebeurtenis. Zodat we het gewone volk in Jeruzalem niet moeten aansmeren dat ze hun koning verwerpen en daar dan de reden zoeken van het einde van de negenenzestigste week. De echte verwerping komt later met de 14de nisan, wanneer Hij aan het kruis sterft nadat men hem enkele uren voordien als Messias verworpen heeft. Zijn koninkrijk is niet van deze wereld. Dat kan de man in de straat niet begrijpen. Zo zijn ze niet opgevoed en ook zijn discipelen dachten nog aan een aards rijk veertig dagen ná zijn opstanding uit de doden (Handelingen 1:6,7). De teksten uit het evangelie van Johannes spreken duidelijk niet van een rijk dat moet opgericht worden op aarde in die dagen met Jezus als koning ervan. Integendeel: Joh.3:3: “Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Joh.3:5: “Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Joh.18:36: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hier. De vijfde reden waarom er geen overdreven nadruk mag komen te liggen op het Palmzondagfeest is wat er profetisch gezegd is over de Messias en Zijn werk in deze wereld. Vooraf Jesaja 7:14: “Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven.” Dat Jezus er is, is de godsopenbaring in deze wereld van het Joodse volk. Dat hebben ze als volk niet opgemerkt. Slechts enkelen hebben dat geheim begrepen. In het evangelie van Johannes staan twee mooie teksten Johannes 1:15,34: “Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik. (…) En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.” De Doper heeft het geweten en ook bekend gemaakt: deze man is God, Zoon van God! Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 342 In een latere fase van de geschiedenis van de manier waarop het volk Israël omgaat met die Jezus lezen we in Johannes 10:33: “De Joden antwoordden Hem: Niet om een goed werk willen wij U stenigen, maar om godslastering en omdat Gij, een mens, Uzelf God maakt.” Aan het einde van Zijn aards bestaan is dit gedeelte van de confrontatie met de hogepriester sprekend voor de manier waarop de clerus van Israël Jezus bekijkt: “Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels. Toen scheurde de hogepriester zijn klederen en zeide: Hij heeft God gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord. Wat dunkt u?” (Mattheus 26:63-65). Met andere woorden Israël heeft, in massa, niet begrepen wie Jezus was: namelijk dat GOD MET HEN WAS. Enkelen hebben het verstaan. Maar na de opstanding hebben, ondanks Palmzondag, duizenden die boodschap aangenomen. Neen, deze vijf redenen geven duidelijk aan dat men Palmzondag niet moet lezen met de woorden van de engel Gabriël aan David – en aan ons - in Daniël 9. Wie daar een verkeerde nadruk legt komt in strijd met wat de Schrift ons duidelijk maakt, Jezus kwam om te sterven en niet om in Jeruzalem koning te zijn over aardse burgers. Die enkele dagen vóór de dood van Jezus is er dus een opflakkering van nationalisme onder de Joden en is er de tocht van Jezus naar Jeruzalem (Joh.12:13). Hoe interpreteren we het dan? Bij Zijn aanhouding zal Jezus, wellicht om deze reden, aangeklaagd worden als iemand met politieke aardse ambities (Joh.18:33 / 19:12). Men stelt Hem voor als de rivaal van de keizer, maar Jezus maakt het duidelijk, Hij is koning. Maar Zijn rijk is niet van DEZE WERELD en Zijn discipelen mogen niet op de vuist gaan met de Romeinse overheerser (Joh.18:36). Christus heeft trouwens al eens geweigerd koning te worden in deze aardse omstandigheden (Joh.6:15). Jezus, kwam niet om Pilatus buiten te zetten, Zijn tijd komt nog en is trouwens niet zo ver meer af (Joh.19:10,11). Maar het is een geestelijk rijk, de keizer moet niet bang zijn. Wanneer Jezus gegeseld wordt als inleiding op zijn kruisiging dan zal men ook een plakkaat op het kruis spijkeren dat Hij gezegd heeft koning te zijn van de Joden (Joh.19:1-3 / John 19:19). Zijn vijanden weten dus wat ze aan Hem hebben. Zijn leerlingen begrijpen dat later beter, na de uitstorting van de Heilige Geest. Dit zegt de apostel Petrus, enkele minuten voordien opnieuw herboren, in Handelingen 2:29-32: “Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd vrijuit tot u te spreken van de patriarch David, dat hij beide gestorven en begraven is, en zijn graf is onder ons tot op deze dag. Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lendenen, zoveel het vlees aangaat, de Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten; ZO HEEFT HIJ, DIT VOORZIENDE, GESPROKEN VAN DE OPSTANDING VAN CHRISTUS, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 343 verderving heeft gezien. Deze Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn” (wij onderstrepen). Wie het geheim van de prediking van Petrus begrijpt kan ook Amen zeggen op dit: in het ‘Book of Church Order’ van ‘The Presbyterian Church in America’ is de aanhef deze: “Jesus Christ ... sits upon the throne of David.” = Jezus Christus … zit op de troon van David. De profetie in Dan.9:26 voorzei ook dat de Messias zou sterven “ve ain lo”, iets waar Bijbelvertalers de grootste moeilijkheid mee hebben. Er zijn wel zes verscheidene manieren om dit te vertalen. De NBG zegt “niets tegen hem.” Kahn, de Franse rabbijn, vertaald “zonder wettelijke opvolger”, Segond zegt “zonder opvolger”, Crampon vertaald “niemand voor hem”, Ostervald zegt “niet voor zichzelf” en Liénart heeft “zonder dat hij fout was.” Al deze vertalingen kunnen juist zijn omdat ze allemaal passen in het beeld van het leven en werk van Christus. Vergelijk met 1 Pet.1:19 / Joh.1:11. P. Slagter (hyperdispensationalist) zegt in het citaat bovenaan: “Hij ontvangt niet waar Hij recht op heeft.” In elk geval is dit een verkeerde gevolgtrekking. De Messias heeft wel degelijk alles ontvangen waar Hij recht op heeft. Petrus liegt toch niet op de Pinksterdag wanneer hij zegt dat Jezus uit de doden is opgestaan als Heer en Messias (Hand.2:36)! Paulus liegt toch niet wanneer hij zegt dat Jezus boven alles verheven is, boven alles wat er in het universum is (Phil.2:9-11). Johannes liegt toch niet wanneer hij zegt dat de Vader leven geeft aan de gelovige dóór Zijn Zoon (1 Joh.5:11). Of liegt Jacobus wanneer hij schrijft dat wanneer iemand lijdt en tot de Here gaat, Hij “hem zal oprichten” (Jac.5:15)? Dat wijst er toch op dat de Heer over “allen” en “alles” regeert (Hand.10:36). Gerald Sigal de Joodse tegenstander van de uitleg van christenen over deze profetie van Daniël, heeft hier een commentaar. Hij schreef: ‘Daniel's 70 Weeks: Dan. 9:24-27’ op www.wordgems.com/ “4. De woorden v’ayn lo (9:26) zijn onjuist vertaald door de King James Version als “maar niet voor zichzelf.” “Het moet worden vertaald als: “hij niets heeft” of “hij zal niets hebben.” Hoe kunnen christelijke missionarissen dit vers op Jezus toepassen gezien wat in Jesaja 53:12 staat, waar Gods dienaar een “deel met de groten” krijgt? Bovendien kan v’ayn lo niet verwijzen naar de situatie van Jezus met of na de dood, want, in tegenstelling tot de gewone sterveling die na de dood verval ondergaat, beweren christelijke evangelisten dat Jezus lichamelijk naar de hemel ging, waar hij zit aan de rechterhand van de troon van de Majesteit. Het kan zeker niet verwijzen naar een gebrek aan rijkdom of volgelingen, want dat zou Jezus niet onderscheiden van de grote meerderheid van de wereldbevolking. Iemand die “niets” heeft (Daniël 9:26) of niets ontvangt, dus “geen deel met de groten” heeft (Jesaja 53:12), niet lichamelijk in de hemel geleid werd (Handelingen 1:9), en niet zit aan de “rechterhand van de troon van de Majesteit” (Hebreeën 8:1). Het is precies met zijn dood dat Jezus naar verluidt in staat was om zijn beloning te ontvangen. Daarom, kan “zal hij niets hebben” niet verwijzen naar de Jezus van Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 344 de christelijke evangelisatietheologie.” Een ander Hebreeuws theoloog zegt dat de woorden V’AYN LO betekenen “en hij zal niets hebben” of “er blijft niets voor hem over.” Als men wil zeggen, “maar niet voor zichzelf”, zou je moeten zeggen V’AYN L’ATZMO. Onze kennis van die taal is niet van dien aard dat we het kunnen beamen. Laten we dat eens bekijken. Er zijn op zijn minst twee mogelijke betekenissen: de eerste heeft betrekking op het koninkrijk Gods. Jamieson, Fausset & Brown schrijven in hun commentaar: “niet voor zichzelf - in deze plaats is beter vertaald “er is niets tot Hem” [Hengstenberg]; niet dat het werkelijke doel van Zijn eerste komst (Zijn geestelijk koninkrijk) gefaald heeft, maar het aardse koninkrijk toen door de Joden verwacht zal niets opbrengen en dus niet worden gerealiseerd. Tregelles verwijst de titel, “de prins” (Dan 9:25), naar de tijd van zijn intocht in Jeruzalem op een ezelsveulen als Zijn enig uiterlijk als een koning, en zes dagen nadien al ter dood gebracht als ‘Koning van de Joden.’” De tweede uitleg is, deze die de zaak bekijkt vanuit het offer van Jezus. De Wet van Mozes had voorzegd dat verzoening wordt gemaakt door het vergieten van bloed (Leviticus 17:11). We weten dat de dood van de Messias “niet voor zichzelf” is, maar voor anderen, zodat Hij op die manier, de zonden en ongerechtigheid van Israël voor God verzoent. DE NBG geeft de vertaling: “terwijl er niets tegen hem is” en dat zou er kunnen op wijzen. Het belangrijke punt is dan, dat tussen het einde van het tweede deel (de 69 zeven) en vóór het begin van de 70 ste zeven, de Messias zou worden gedood en zou sterven in een plaatsvervangende dood. Hij hoeft niet te sterven (“voor zichzelf”) maar doet het voor anderen. We weten dat de Here God niets doet zonder Zijn geheim te onthullen aan Zijn knechten, de profeten (Amos 3:7) en dat heeft Hij ook gedaan. Jesaja 53 spreekt over die gruwelijke dood van Jezus, Hij hoefde het niet te doen maar al voor de grondlegging van de Nieuw Wereld heeft de drie-enige het al gepland. Dit zijn enkele Nederlandstalige en Engelse vertalingen van dat gedeelte uit Daniël 9:26 en u merkt hoe moeilijk het is een leesbare tekst ervan te maken. Want dat moet men ook toegeven dat is een moeilijke tekst. Statenvertaling (Jongbloed-editie) “ En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn” NBG-vertaling 1951 “26 En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is” Willibrordvertaling (herziene editie 1995) “Na die tweeënzestig weken zal een gezalfde gedood worden zonder dat iemand hem opvolgt.” KJV And after threescore and two weeks shall Messiah be cut off, but not for himself NKJV Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 345 And after the sixty-two weeks Messiah shall be cut off, but not for Himself NLT After this period of sixty-two sets of seven,* the Anointed One will be killed, appearing to have accomplished nothing, Footnote: * Hebrew After 62 sevens. NIV After the sixty-two ‘sevens,’ the Anointed One will be cut off and will have nothing.* Footnote: * Or off and will have no one; or off, but not for himself ESV “And after the sixty-two weeks, an anointed one shall be cut off and shall have nothing. NASB Then after the sixty-two weeks the Messiah will be cut off and have nothing RSV And after the sixty-two weeks, an anointed one shall be cut off, and shall have nothing ASV And after the threescore and two weeks shall the anointed one be cut off, and shall have nothing YNG And after the sixty and two weeks, cut off is Messiah, and the city and the holy place are not his (dat is een tegenstrijdigheid inbouwen in de vertaling) DBY And after the sixty-two weeks shall Messiah be cut off, and shall have nothing WEB And after sixty and two weeks shall Messiah be cut off, but not for himself HNV After the sixty-two weeks the Anointed One shall be cut off, and shall have nothingVUL We moeten wanneer we naar Dan.9:26b gaan, vooraf opmerken dat we moeten lezen wat er staat. Niet doen zoals de volgelingen van de leer van de bedelingen en vertalen bijvoorbeeld als in de Groot Nieuws Bijbel van 1996: “Er zal een koning verschijnen die met zijn leger…” enz. Uit die vertaling gaat men het begin van vers 27 interpreteren en “HIJ” (= een koning) gelijkstellen aan een vijand van het toekomstige Israël, aan de antichrist. Dit kan niet volgens een goede vertaling van 26b, want we dienen dat te vertalen als “een volk van de vorst.” Het is een volk (de Romeinse legers) onder leiding van een vorst (generaal Titus) die: “de stad en het heiligdom verderven.” We komen hier later op terug. Deze vertalingen ondersteunen wat we zeggen, drie ervan zijn aangegeven als slechte: NBV: “Het volk van een toekomstige vorst”, SV: “en een volk des vorsten”, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 346 SV77: “een volk van de vorst”, NBG: “en het volk van een vorst”, WIL95: “door het leger van een vorst”, GNB96: “Er zal een koning verschijnen die met zijn leger” (ZEER SLECHTE VERTALING), Luther Nederlandse vertaling: “en het volk van een vorst”, Leidsche vertaling: “het volk van een vorst die komen”, Naardense Bijbel: “door de manschap van een leidsman.” Enkele Engelse vertalingen: King James Version, 1769: “and the people of the prince that shall”, New King James Version, 1982 Thomas Nelson: “And the people of the prince who is to come”, New Living Translation, 1996 Tyndale Charitable Trust: “and a ruler will arise whose armies”, (SLECHTE VERTALING) New International Version, 1984: “The people of the ruler who will come”, The Holy Bible, English Standard Version, 2001: “And the people of the prince who is to come”, New American Standard Bible, 1995: “and the people of the prince who is to come”, Revised Standard Version, 1952: “and the people of the prince who is to come”, American Standard Version, 1901: “and the people of the prince that shall come”, Robert Young Literal Translation, 1898: “the Leader who hath come doth destroy the people”, (SLECHTE VERTALING) J.N.Darby Translation, 1890: “and the people of the prince that shall come”, Noah Webster Version, 1833: “and the people of the prince that shall come”, Hebrew Names Version, 2000: “and the people of the prince who shall come”, Hieronymus Latijnse Vulgate, 405: “Et civitatem, et sanctuarium dissipabit populus cum duce venturo.” Vers 26b verteld van een volk en een vorst die komen om de stad en de tempel te vernietigen. De Hebreeuwse tekst zegt “nagid habbo” wat wil zeggen “de komende vorst.” Sommigen hebben dit daarom verklaard als ware Christus zelf de vernietiger van Jeruzalem in het jaar 70 na Chr. En het is waar dat Christus “de komende” genoemd wordt in Luc.7:19 en Mat.11:3 / 21:9. Anderen hebben zelfs de parabel van de bruiloft verklaard als vervuld in deze vernietiging (Mat.22:7). Christus voorzei ook dat vóórdat zijn discipelen de steden van Israël zouden doorgelopen hebben, de Zoon des mensen zou komen (Mat.10:23). Maar al deze dingen kunnen ook anders verklaard worden. Zo is het niet naar de vernietiging van Jeruzalem dat de parabel van de bruiloft verwijst, maar naar de Wederkomst. Niet vergeten dat Mat.10:23 voorzeker wijst naar de transfiguratie op de berg volgens Mat.17. Er is dus alle reden om aan te nemen dat de komende vorst in Dan.9:26b een verwijzing is naar de Romeinse generaal die Jeruzalem in 70 na Chr. veroverde. Of het is een verwijzing naar de caesar in Rome voor wie de generaal werkt. Toen ging in vervulling de woorden die de Joden hadden uitgesproken: “Zijn bloed kome over ons en onze Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 347 kinderen” (Mat.27:25). In voetnota geeft de NWV ook nog de lezing van 26b als volgt: “En het einde van hem zal door de vloed zijn.” Dit wijst dan op “hem” (als mannelijk woord), die de verwoester is en niet naar de stad en het heiligdom. Die lezing is vanuit het Hebreeuws zeker mogelijk. Een vloed wijst in figuurlijke taal naar een leger (Jesaja 8:7,8). Calvijn merkt bij dit vers op dat de engel deze strenge woorden op die wijze doorgeeft, om aan te tonen dat zelfs indien de Joden de oorlog winnen tegen Rome, ze toch tegenover God verliezen en hun lot tot vernietiging bezegeld is. Een opmerking over de derde visie (de historisch kritische) van dit 26ste vers. Antiochus Epiphanus (de vorst) heeft de tempel niet verwoest, alleen maar ontheiligd (1 Mak.1:54). En dat is te weinig om dit als de vervulling te beschouwen (1 Mak.1:31,38). En de stad Jeruzalem bleef in die tijd ongedeerd. Een Joodse exegeet, Gerald Sigal, schreef een kritisch artikel over de wijze waarop christenen dat gedeelte vertalen. Titel: ‘Daniel’s 70 Weeks: Dan. 9:24-27’op www.word-gems.com/ “3. De King James Version verzuimt het bepaald lidwoord in Daniël 9:26, dat moet lezen: “En na de tweeënzestig weken.” Door het behandelen van de tweeënzestig weken als een aparte periode, geeft dit vers, in het oorspronkelijke Hebreeuws, er blijk van dat de tweeënzestig weken genoemd in vers 25 gescheiden zijn van de zeven weken door de ‘atnah. Daarom is er over twee gezalfden gesproken in dit hoofdstuk, van wie er één komt na zeven weken, en de andere na een nieuwere periode van tweeënzestig weken.” Op de site van Jews for Jesus vonden we: ‘The Evolution of Some Messiah Legends’ van David Brickner, gearchiveerd op March 1, 1987. Het toont op een overzichtelijke manier dat Joodse exegeten het niet altijd met elkaar eens zijn over wat de Messias doet/moet doen en de varianten op dat thema door de eeuwen heen. We geven u ook dit mee: twee rabbijnse uitleggingen die voor zowel de eerste als de tweede gezalfde een andere persoon invullen. Neem wat Joodse geleerden zeggen dus niet als “de echte waarheid” en laat u niet inpakken door “exegetische hoogstandjes.” Jewish Study Bible Comments Notes Rashi’s Comments (Orthodox) 2004 (Reform/Conservative) 25-26 Anointed leader…anointed Daniel 9:25 And you shall know and understand from the one: The word anointed in vv. 25 emergence of the word From the emergence of this word, and 26 is the Heb “mashiah” which emerged at the beginning of your supplications to (Messiah); thus these vv. Have given tell you, you shall know to understand [how] to restore rise to much Christian speculation. and build Jerusalem. until the anointed king Time will be In the context of the other historical given from the day of the destruction until the coming of references, however the anointed Cyrus, king of Persia, about whom the Holy One, blessed Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 348 leader probably refers to either be He, said that he would return and build His city, and Zerubabel or the high priest Joshua He called him His anointed and His king, as it says (Isa. (Ezra 3.2; Hag. Ch 1; Zech. 6.9-15), 45:1): “So said the Lord to His anointed one, to Cyrus etc.” while the anointed one is most likely (verse 13): “He shall build My city and free My exiles, etc.” the high priest Onians III, killed in 171 BCE (2 Macc. 4.30-34). The Daniel 9:26 And after those weeks. the anointed one will be cut off Agrippa, the king of Judea, who was ruling at prince is Antiochus IV Epiphanes. the time of the destruction, will be slain.and he will be no more Heb. וְאֵ ין לֹו, and he will not have. The meaning is that he will not be.the anointed one Heb. מָ ִׁשיח. This is purely an expression of a prince and a dignitary.and the city and the Sanctuary lit. and the city and the Holy.and the people of the coming monarch will destroy [The monarch who will come] upon them. That is Titus and his armies. and his end will come about by inundation And his end will be damnation and destruction, for He will inundate the power of his kingdom through the Messiah, and until the end of the wars of Gog the city will exist.cut off into desolation a destruction of desolation. Vers 27 STATENVERTALING DAN.9:27 LUTHERVERTALING DAN.9:27 LEIDSCHEVERTALING DAN.9:27 “En hij zal velen het verbond “En hij zal velen het verbond “Hij zal een week lang met versterken een week; en in de versterken eene week lang; velen een innig verbond helft der week zal hij het en midden in de week zal het sluiten en op de helft dier slachtoffer en het spijsoffer slachtoffer en spijsoffer week slacht offer en doen ophouden, en over den ophouden; en bij de vleugels meeloffer doen ophouden, en gruwelijken vleugel zal een zullen staan gruwelen der in de plaats daarvan komt een verwoester zijn, ook tot de verwoesting, voleinding toe, die vastelijk besloten, besloten zijnde,” en totdat het het is ontzettende gruwel, totdat vast het voldongen besloten verderf zal uitgestort vastbesloten worden over de verwoesting.” voltrokken vonnis wordt over het ontzettende.” Hieronder de voetnoten en aantekeningen van de Statenvertaling bij Dan.9:27. 92) velen het verbond versterken en Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 349 Of, voortreffelijken; te weten de uitverkorenen en gelovigen. 93) een week; Dat is, zeven jaren, in het midden van welke de Heere Christus is gedood, en in den overigen tijd hebben de apostelen de Joden met het Evangelie van Christus bediend. 94) in de helft der week Te weten in het midden van die zeventigste week. 95) doen ophouden, Te weten door zijnen dood, die een offerande en slachtoffer is, waardoor alle heiligen in der eeuwigheid geheiligd worden, voor welken al de Levietische offeranden verdwenen zijn, gelijk de schaduw voor de zon. Want hoewel zij nog een weinig tijds na de hemelvaart van Christus geduurd hebben, zo heeft nochtans met den dood van Christus straks al hare wettelijkheid en nuttigheid opgehouden. 96) over den gruwelijken Hebreeuws, over den vleugel der verfoeiselen, of verfoeiingen. Versta, het verfoeilijke heidense Romeinse krijgsvolk, [Matth. 24:15], over hetwelk een krijgsoverste zal zijn, die deze verwoesting zal aanrichten naar Gods rechtvaardig oordeel. 97) vleugel Of, benden. Zie Ezech. 12:14. 98) tot de voleinding toe, Zie de aantekening Jer. 4:27. 99) die vastelijk besloten zijnde, Zie Jes. 28:22. Vooreerst nog enkele andere vertalingen van dit vers 27. “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is” (NBG). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 350 “Met velen zal hij een sterk verbond aangaan gedurende één week. Op de helft van die week zal hij een einde maken aan slacht en spijsoffers en op de vleugel de gruwel van de verwoesting plaatsen, totdat de vernietiging waartoe besloten is, zich aan de vernieler voltrekt” (Willibrord 1995.) “Maar met velen een innig verbond sluiten, een hele week lang. En op de helft van die week zal hij slacht en spijsoffer doen ophouwen; en in plaats daarvan komt een ontzettende gruwel, totdat verdelging en wraakgericht zich aan den vernieler voltrekt” (Canisius). Wat zij op dat gebied zeggen over vers 27 (over de laatste week) H. Schouten schreef in ‘Het Zoeklicht’ van 24 juli 1999, blz.17: “Na de uitroeiing van de Gezalfde, werd stad en heiligdom te gronde gericht. En daarmee eindigde voorlopig ook de aftelling van de 70 jaarweken. God zette de klok stil, waarom? Omdat de Here God bepaalde dingen verborgen had gehouden, worden een aantal zaken hier wat onduidelijker, toch kunnen we inzicht krijgen. We moeten dan aankloppen bij de apostel Paulus. Hij schrijft ons in Efeze, dat aan hem, Paulus, een geheimenis’ geopenbaard is. Namelijk (Efeze 3:6) ‘dat de heidenen medeërfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de beloften in Christus Jezus’. Wat zijn nu die beloften in Christus? Dat zijn de dingen waar, onder andere, Daniël van profeteerde: de afsluiting van de zonde, de verzoening van ongerechtigheid en het brengen van eeuwige gerechtigheid. Dat was ten tijde van vroegere geslachten, dus ook voor Daniël, niet bekend (Efeze 3:5). Dat er een kloof in de geschiedenis van Gods handelen met Israël ligt wordt wel heel helder geformuleerd door Paulus, wanneer Hij aan de Romeinen schrijft: ‘Want broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden” (Romeinen 11:25,26). Wanneer de gemeente zal zijn thuisgehaald, zal God Zijn plan met Israël doorzetten, dan zal het aftellen van de 70 jaarweken vervolgd en voltooid worden” (wij onderstrepen). T. Niemeijer zegt in ‘Het Zoeklicht’, n°18 van 28 november 1998, blz.20 (wij onderstrepen): “Er blijft echter nog één jaarweek (7 jaar) over, die nog op zijn vervulling wacht. Deze jaarweek is tot op de dag van vandaag nog niet vervuld. Na de verwerping van de Messias bleef voor het volk Israël de klok stil staan. Israël werd uit zijn land verdreven en over de gehele aarde verstrooid. Er is een onderbreking gekomen in deze 70 jaarweken, een onderbreking, waarin de Here in de eerste plaats met een ander volk bezig is: De Gemeente. Het tijdperk van de gemeente ligt eigenlijk tussen het eindigen van jaarweek 69 en het begin van jaarweek 70. In deze periode staat Israël langs de zijlijn. De laatste tijd zien we echter, dat de Here de draad met Israël weer oppakt. De gemeente zal plaats moeten maken voor Gods handelen met Israël. God heeft Israël niet verworpen, zoals vele christenen jaren gedacht hebben, nee Hij zal ook met zijn volk Israël tot zijn doel komen. Wij leven in de tijd, waarin deze dingen staan te gebeuren. Op het moment dat Christus zijn gemeente tot zich zal halen en wij in een oogwenk weggevoerd zullen worden om door onze Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 351 hemelse Bruidegom als Bruidsgemeente naar het Vaderhuis gebracht te worden, zal de klok voor Israël weer gaan lopen. Dan breekt de laatste jaarweek voor Israël aan, die zal eindigen met de zalving van de Here Jezus als de grote Vredevorst. Deze periode wordt ook wel de Grote Verdrukking genoemd en bestaat, zoals het boek Openbaring, maar ook zoals Daniël aangeeft uit 2x3,5 jaar. Het is een periode, die ook wel de tijd van benauwdheid voor Jacob genoemd wordt (Jeremia 30). De laatste jaarweek zal dus aanbreken op het moment, waarop de gemeente weggenomen wordt en de Here God de draad met zijn volk Israël weer op zal pakken”. We lezen het volgende in ‘AMEN’ nummer 49 van juni 2003 op blz.12: “Er zijn vele Schriftplaatsen, die de derde tempel voorspellen, waarvan we er enkele zullen noemen. Wij lezen in 2 Tessalonicenzen 2: “Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die (de dag van Christus) komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen is, en dat geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs, die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo, dat hij in de tempel Gods als een god zal zitten, zichzelf vertonende, dat hij God is”. (vs.3-4 SV) Het is duidelijker dat als deze profetie in vervulling moet gaan gedurende de grote verdrukking, er een Joodse tempel moet bestaan. De Here Jezus Zelf waarschuwt in Mattheüs 24, vers 15: “Wanneer gij dan zult zien de gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, de profeet, staande in de heilige plaats, dat alsdan die in Judea zijn, vlieden op de bergen.” (SV) Om te begrijpen waar onze Heiland op doelt, moeten we het boek Daniël opslaan. In Daniël 9:27 vernemen wij, dat de vorst, die komen zal, een verbond zal sluiten met Israël voor de tijd van één jaarweek (dus zeven jaren); maar “ …in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen en wel tot de –voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” Hieruit vernemen wij, dat de Joodse eredienst in de tempel verstoord zal worden en er iets anders voor in de plaats komt. Daniël 12 geeft hier meer licht op: “En van de tijd af, dat het gedurig offer zal weggenomen worden en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, zullen zijn duizend tweehonderd en negentig dagen.” (vers 12) De mens der zonde zal zich in de tempel zetten, en de Schrift spreekt dan over “de gruwel der verwoesting” en van het volk zal verwacht worden, dat het dit zal aanbidden. In het 13de hoofdstuk van Openbaring wordt het ons duidelijker, als wij lezen, dat de valse profeet een beeld zal maken voor het beest en de mensen zal dwingen dit te aanbidden op straffe des doods. Uit dit alles blijkt, dat er een tempel (of wellicht een deel daarvan) moet zijn, om deze dingen in vervulling te doen gaan.” P.A. Slagter zegt in ‘Israël en de Bijbel’, februari 1994, blz.4 het volgende over de zeventigste week: “Een vorst die komen zal Nadat dus de 69é jaarweek voorbijgegaan was, is de geschiedenis onderbroken (nu bijna 2.000 jaar) Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 352 en zal straks worden voortgezet met de 70ste, oftewel de laatste jaarweek. Daniël 9:27 beschrijft verder de relatie tussen “een vorst... die komen zal” en het volk Israël: “En hij (dit is dus: een vorst in de eindtijd) zal het (beter: een) verbond voor (de) velen zwaar maken, een week lang”. De uitdrukking “zwaar maken” kan ook worden vertaald met “bekrachtigen” of “versterken” (zie bijv. de Statenvertaling). Het feit dat “Hij” (= die vorst) het zal doen, wijst op een figuur die veel macht c.q. invloed zal hebben op de gang van zaken in het Midden-Oosten. Israël zal hem veel vertrouwen schenken. Dit verbond zal door velen worden begroet en aanvaard. Niet door allemaal! Er zullen mensen zijn die zich er van distantiëren. In het verleden heeft Israël, onder aanvoering van de leiders, dikwijls vertrouwd op verbonden met anderen. Telkens opnieuw werd dat vertrouwen beschaamd! Gods Woord waarschuwt er ook uitdrukkelijk voor: “Het is beter tot de HEERE toevlucht te nemen, dan op prinsen te vertrouwen” (Ps.118:9 SV; zie ook Ps.146:3; Jes.28:15 e.a.). Ook deze “prins”, de vorst van de eindtijd, zal het vertrouwen volledig beschamen en zich zelfs tegen hen keren!” (wij onderstrepen). In een artikel op Internet, uit www.BijbelsArchief.nl (5 mei 2003) met als titel: ‘De gemeente van Christus’ lezen we het volgende: “Vanaf Genesis 11:10 tot Maleachi 4:6 houdt de Bijbel zich voornamelijk bezig met het volk Israël. Dit betreft dus bijna het hele Oude Testament. De Gemeente is in het Oude Testament een ‘verborgenheid’ ‘En in het licht te stellen [wat] de bediening van het geheimenis [inhoudt], dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, Opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden’. Efeze 3:9-10 De Gemeente wordt zelfs nooit genoemd, de heidenen worden genoemd als ze iets met Israël te maken hebben. Ook de vier Evangeliën spreken voornamelijk over Israël (Joden). Maar wél wordt daar de Gemeente als op handen zijnde gebeurtenis aangekondigd in verband met een wereldwijde prediking van het Evangelie aan Israël en de heidenen in Matthéüs 16:18 lezen we: ‘En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen’. Matthéüs 16:18 ‘Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen’. Romeinen 15:8.” In ‘De komst van de Heer is nabij’ van H. Bouter Jr. lezen we:”Wat de antichrist betreft, denk ik dat l Johannes 2:18v.v duidelijk maakt dat er vele voorlopers zijn geweest van de antichrist, die nog moet komen in de eindtijd en die pas kan komen nadat de weerhoudende machten (de Gemeente en de in haar wonende Geest) zijn weggenomen van de aarde (vergelijk 2 Thessalonicenzen 2:6-7). In die zin heb ik er geen moeite mee om - zoals vele christenen dat gedaan hebben in het verleden het pausdom te betitelen als een antichristelijke macht. Maar het is niet meer dan een “voorloper” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 353 van de antichrist, want Johannes zegt dat de antichrist de Vader en de Zoon loochent. Dat betekent dus dat hij de fundamentele belijdenis van het christendom zal opgeven, namelijk God als Vader geopenbaard in zijn Zoon Jezus Christus. Dat gaat verder dan de dwalingen van Rome. Het optreden van de mens der zonde in de eindtijd zal aanleiding geven tot de verschijning van onze Heer Jezus Christus in vlammend vuur van de hemel (2Thess. 1:7; 2:8; Openbaring 19:15,20)” (Uit het ‘Woord der Waarheid’, Winschoten, maart/april 1992). In de derde visie (de historisch kritische) interpreteert men de “hij” als de vorst van vers 26. Maar wat we hebben opgemerkt bij 26 is ook hier toepasselijk. Wat wij op dat gebied zeggen De dispensatieleer geeft weer dat de zeventigste week nog steeds toekomstig is. Volgens het getuigenis van Jezus zelf, in Mat.24:15, zegt men dan. Als de Heer citeert uit dit gedeelte van de passage van Daniël, dus Daniel 9:24-27, dan moeten we echt bezorgd zijn over zo een uitleg, want die ligt dan buiten de zeventig weken. Zelfs de dood van Jezus valt buiten de 70 weken, want Hij stierf tussen de door God ingepaste periode van de gemeente van Christus. Het beeld is: de periode van de zesennegentig weken loopt van Nehemia tot aan Palmzondag, God stopt zijn klok voor Israël, Jezus sterft vijf dagen later en dan zal ooit in de toekomst de zeventigste week starten. Dat leert de Schrift niet, het klinkt “science fiction.” Er worden allerhande pogingen gedaan om toch maar een breuk te kunnen verklaren tussen de 69ste en de 70ste jaarweek. De argumentatie is dan: er zijn meerdere Bijbelteksten aan te halen die erop wijzen dat er een breuk is tussen het sterven van de Heer aan het kruis als offer voor de mensen, en zijn latere Wederkomst als koning. Wij citeren hierbij niemand maar dit zijn de dienaangaande Bijbelteksten die aangehaald worden in dat verband; Psalm 22:3 / 110:1,2 / Jesaja 61:2 / Daniël 2:31-45 / Daniël 7:23-27 / Daniël 8:2,25 / Daniël 11:35,36 / Hosea 3:4,5 / Hosea 5:15 / Hosea 6:1,2 / 1 Petrus 3:10-12. We hebben alles opgezocht in dit verband, maar veronderstel dat er nog wat aan toegevoegd moet worden, doe het dan. We zijn echter niet onder de indruk van zo een lijst. De reden waarom we het niet zijn is deze: géén enkele van die teksten heeft in zijn tekst of context een TIJDSBEGRIP. Maar Daniël 9 heeft dat wel: 70 “shabua” of 490 letterlijke of symbolische jaren. Dat men dat in een onderbroken lijn moet interpreteren is duidelijk uit andere teksten waar een tijdsbegrip in verwerkt is. De zeventigjarige tijd die Israël zal doorbrengen in Babylonische gevangenschap kan men niet uitleggen als 65 jaar, daarop een breuk van 200 jaar (of wat anders) en dan de vijf resterende jaren erop volgend. Jeremia 29:10 SV77 is duidelijk: “Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik u bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u terugbrengende tot deze plaats.” Dat is onzin om er wat anders in te leggen dan 70 ononderbroken jaren. In Daniël 9:27 een breuk invoegen is de Schrift geweld Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 354 aandoen. Het heeft géén zin daartegen in te gaan met de opmerking dat er toch gesproken wordt van 7 jaarweken plus 62 jaarweken plus 1 jaarweek. Wat heb je eraan, aan zo een uitleg, wanneer men niet consequent is. Daar kan men toch niet in terugvinden dat er een breuk is tussen de 7 en de 62 jaarweken. Zoek er dan toch ook geen tussen en 62 en de laatste week. Robert Anderson de schrijver van een standaardwerk over de bedelingen, ‘The Coming Prince’ gaf zijn boek een ondertitel. Het is deze: ‘The Marvelous Prophecy of Daniels Seventy Weeks concerning the Antichrist.’ In onze interpretatie is vers 27 een nadere uitleg bij vers 26 en is er géén sprake van DE of Een ANTICHRIST in gans de profetie, niet rechtstreeks en niet als ondertoon in symbolische zin. Het vers 26 beschrijft de historische zaken en vers 27 geeft er de betekenis van weer. Dat kent men uit de Joodse manier van schrijven en parallellisme genoemd wordt van twee gelijklopende verzen. Dat parallellisme geven we hier weer in de Naardense vertaling (die te onleesbaaar is in vele teksten): VERS 9:25 HET POSITIEVE HET NEGATIEVE weet en begrijp: vanaf de uitgang van in zestig en een dubbeltal zevendaagsen zal een woord is het, om nog een keer zij nog een keer worden herbouwd, met Jeruzalem op te bouwen tot aan de plein en gracht, in die benarde tijden; zalving van een leidsman een zevental zevendaagsen; 9:26 en ná die tweeënzestig zevendaagsen de stad en het heiligdom worden verdorven wordt een gezalfde weggemaaid door de manschap van een leidsman die zonder dat er iets tegen hem is; komt, maar zijn einde vindt in de overstroming, en tot zo'n einde is er oorlog, vastbesloten is het: verwoesting! 9:27 één zevendaagse lang zal hij met op de vleugel van gruwelen is hij velen een krachtig verbond hebben; verwoestend bezig tot het voleindigd is, en op de helft van de zevendaagse zal hij wat vastbesloten is wordt uitgestort over ophouden met offerdier en broodgift; een verwoester! G. van den Brink, discipel van de bedelingenleer, schreef het artikel, ‘De eindtijd in Daniël en de weeklacht van Jezus’ in het tijdschrift Soteria 16/4 (1999, blz.28-38). Het zijn aantekeningen bij Daniël 9:24-27 en de rede van Christus in Mattheüs 23 waar de Joodse leiders een koude douche krijgen van Christus waar ze moeilijk kunnen aan ontsnappen. Hij geeft (bij kopje 5) deze opmerking: “We kunnen onze bespreking van de '70-perioden' profetie besluiten met de conclusie dat men er vanuit Daniël en het OT geen zicht op krijgen wie met de tweede gezalfde bedoeld wordt. De grote vraag is: is Jezus nu de tweede gezalfde of niet? En wie is de 'vorst die komen zal'? Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 355 Nog belangrijker: is hij al gekomen of moet hij nog komen? We gaan naar het NT om te zien of we op deze vragen een antwoord krijgen. (…) We willen hiervoor Jezus' klacht over Jeruzalem in Matt. 23:37-39 (= Luc. 13:34-35) onder de loep nemen. Wat betreft de tekst is dit één van de plaatsen waar de verwoording van Mattheus en Lucas bijna gelijk is” (wij onderstrepen). Zijn conclusies zijn dan, aan het slot, onder andere deze: “3 Door de dood van de spreker, die hier een Messiaans zelfbewustzijn toont, zal het oordeel van God over volk en stad komen en breekt er een heilloze tijd aan voor Israël. 4. “erēmos” in vs.38 is mogelijk een toespeling op Daniël 9:26b-27, waar het wel drie keer voorkomt.” Om bij punt drie te beginnen, neen, er breekt GEEN heilzame tijd aan voor Israël wanneer ze Christus verwerpen. De rest van de gelovigen onder de Israëlieten, die Jezus aannemen als verlosser, zijn opgenomen in wat de gemeente van Christus zal genoemd worden. Ze hebben hun heil gevonden in Jezus en daar zijn meerdere teksten bij aan te voeren (Rom.3:21-26). Het heil van Israël verbinden aan een letterlijke tempel is sinds Jezus een verkeerde conclusie. Lees wat Hij zegt tot de Samaritaanse in Johannes 4:21-24. We gaan dat andere argument eens bekijken. Dit is wat er in Mattheus 23:37-39 staat: ”Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. 38 Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. 39 Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!” In de Statenvertaling is er bij Mat.23:37 de verwijzing naar Mat.21:35,36, we citeren de SV77 er van. Daar staat: “En de landlieden, zijn dienstknechten nemende, hebben de ene geslagen, en de andere gedood, en de derde gestenigd. Weer zond hij andere dienstknechten, meer in getal dan de eersten, en zij deden hun evenzo.” In de Statenvertaling zijn er bij Mat.23:38 de volgende verwijzingen; Ps 69:26 / Jes.1:7 / Jer.7:34 / Micha 3:12 / Hand 1:20. Dit zijn ze uitgeschreven in de SV77. Ps.69:26: “Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner.” Jes.1:7: “Uw land is een verwoesting, uw steden zijn met het vuur verbrand; uw bouwland verteren de vreemden in uw tegenwoordigheid, en een verwoesting is er, als een omkering door de vreemden.” Jer.7:34: “En Ik zal uit de steden van Juda en uit de straten van Jeruzalem doen ophouden de stem der vrolijkheid en de stem der vreugde, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid; want het land zal tot een verwoesting worden.” Micha 3:12: “Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg van dit huis tot hoogten van een woud.” Hand.1:20: “Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: Zijn woonstede worde woest, en Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 356 er zij niemand die daarin wone. En: Een ander neme zijn opzienersambt.” We leren hieruit dat er van Godswege een aankondiging was van vernietiging. Van braakleggen van stad en cultuur indien Israël blijft doorgaan met Zijn God ontrouw te zijn. Israël, het volk en de steden waarin ze wonen zullen als een wildernis worden als men zich niet onder God wil plaatsen. Er komt een “erēmos” = (Strong's G2048) aan de orde, een wildernis, verwoesting, verlaten enz. in zowel Daniel 9 als Mat.23. Dat klopt! We geven dat grif toe aan G. van den Brink. Dispensationalisten vergeten de achtergrond ervan te vertellen en willen dit met Daniël 9 koppelen, dat laatste deel ervan! Maar hoe was het vóór de vernietiging in het jaar 70 na Christus. Jezus, heeft de tempel verlaten toen hij stierf aan het kruis. De tempel werd in zekere zin door God verlaten: de scheiding is gewoon naar beneden gekomen in gescheurde toesrtand. Matthéüs 27:51 HSV: “51 En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, van boven tot beneden; de aarde beefde en de rotsen scheurden.” Een prachtig beeld en metafoor! Geen enkele van de verschijningen van Jezus ging door in de tempel of heeft wat te maken met die plaats. Het is duidelijk dat zowel de Vader, de Zoon als de Heilige Geest daar nadien niet meer waren. Het huis Gods, de tempel Gods, het huis mijns Vaders de termen die Jezus gebruikt voor de tempel krijgen ineens een andere dimensie. Het is UW HUIS, dat van de joden, geworden in Mat.23:37-39 = Luc.13:34,35. Dat geeft aan dat het complex door God verlaten wordt. Nu is het Zijn tempel niet meer. Ook in Ezechiël verlaat God de tempel die zal vernietigd worden in vier stappen. Bekijk eens de verzen: Mat.12:4: “Hoe hij het huis Gods binnengegaan is en zij de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij noch die met hem waren mochten eten, doch alleen de priesters?” Mat.21:13: “en Hij zeide tot hen: Er staat geschreven: Mijn huis zal een bedehuis heten, maar gij maakt het tot een rovershol.” Mat.23:38: “Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.” Mat.26:61: “Maar ten laatste traden er twee op, die verklaarden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen. Mat.27:40: “en zeiden: Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red Uzelf, indien Gij Gods Zoon zijt, en kom af van het kruis!” Joh.2:16: “En tot de duivenverkopers zeide Hij: Neemt dit alles hier vandaan, maakt het huis mijns Vaders niet tot een verkoophuis.” Psalm 81:11,12: “Ik, de HERE, ben uw God, die u opvoerde uit het land Egypte; doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen. Maar mijn volk luisterde niet naar mijn stem, Israël was onwillig tegen Mij.” Deze psalm van Asaf geeft weer waar het schoentje wringt: de tien stammen hebben het pleit verloren tegen God en de twee overblijvende stammen zijn nu aan de orde. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 357 Ps.69:10, aangehaald in Johannes hoofdstuk twee, geeft de woorden weer van David, hier door discipelen van Jezus toegepast op hun Meester: ”want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, en de smaadwoorden van wie U smaden, kwamen op mij neder.” Kijk eens naar de teksten over het “Huis Gods” in het latere deel van het Nieuwe Testament: dat huis dat is “de gemeente van Jezus.” Dus Matthéüs 23:39 niet een draai geven in een andere richting. Het begrip “totdat” heeft meestal de betekenis dat het tot een einde is gekomen, zonder dat er nog sprake is in die tekst van een nieuwigheid! Hier in de HSV die teksten: 1 Timotheüs Maar voor het geval dat ik langer wegblijf, weet u nu hoe men zich moet 3:15 gedragen in het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, zuil en fundament van de waarheid. Titus 1:7 Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een beheerder van het huis van God, niet eigenzinnig, niet opvliegend, niet verslaafd aan wijn, niet vechtlustig, niet uit op oneerlijke winst, Hebreeën en omdat wij een grote Priester hebben over het huis van God, 10:21 1 Petrus 4:17 Want nu is het de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God; en als het eerst bij onsbegint, wat zal het einde zijn van hen die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn? G. van den Brink schreef als opmerking: “We kunnen onze bespreking van de '70-perioden' profetie besluiten met de conclusie dat men er vanuit Daniël en het OT geen zicht op krijgen wie met de tweede gezalfde bedoeld wordt” (uit het citaat hierboven). Bekeken bij zijn andere argumenten, die geen echt bewijs zijn, moet de enige conclusie dan deze zijn, er komt géén tempel meer. Nadat deze van Herodes vernietigd is zal God in geen nieuwe aardse tempel meer gaan wonen. Er is dus géén vorst daarna die met Israël wat zal opzetten dat een tempel moet zijn. Wij moeten de zaken van Daniël 9:27 zonder omwegen naar de gezalfde verwijzen uit het vers 26, dat is Jezus van Nazareth. Het is zondermeer duidelijk dat er géén breuk is tussen die weken. We geven hier de redenen; de woordkeuze van de profetie laten die uitleg niet toe en bovendien komt men in strijd met duidelijke theologische uitspraken die men niet moet “profetisch” interpreteren. In vers 27 staat het offer van Christus centraal wanneer Hij sterft aan het kruis. Daarom kwam hij trouwens op deze aarde. Vooraf echer willen we dit punt nog eerst afmaken. Men blijft het toch maar proberen, als de breuk tussen de 69st en 70st week er niet is dan Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 358 klopt het plaatje niet. Van het Internet citeren we zo een tabel, van: http://www.bijbels-panorama.nl/S19_Profetieen_tijdslijn_van_de_profetie.html [Dit zal u niet meer terugvinden (kwam van het net in 2010 ongeveer) wel een gelijkaardig artikel door hen nu bijgewerkt: https://www.bijbelspanorama.nl/geschreven/s19-profetieen-tijdslijn-vande-profetie/ ] Er staat bij deze uitleg en tekening van de breuk tussen de 69ste week en de 70ste week: “Gezien vanuit het Nieuwe Testament kunnen we opmaken dat God de klok aangaande de 70 jaarweken voor het volk Israël stil zette bij het eind van de 69e week. In het in het jaar 70 A.D. werd Jeruzalem verwoest en de Joodse inwoners gedood of in ballingschap weggevoerd.” De enige basis voor het geloof in een toekomstige zevenjarige periode die de grote verdrukking genoemd is, leren we uit wat kan worden genoemd: de “uitstel-interpretatie.” Men zegt dat er een kloof staat, van een onnoemelijk aantal jaren, tussen de 69 ste en 70ste weken van Daniël 9. Nochtans, bij het lezen van Daniël 9 zonder de invloed van de adviezen van andereen en Schriftuurlijke gymnastiek komt men niet vanzelf tot die conclusie. Men moet daar vooraf over gehoord hebben en ooit een dergelijke gedachte van een “kloof” geleerd hebben. Dat is omdat er niets in Daniël 9 die uitleg vooropstelt en het inbrengen van een kloof tussen deze laatste twee perioden van weken zie je niet in de tekst. In de dispensatie leert men dat: “In het verslag van de profetie, de vernietiging van de stad, volgens vers 26b, geplaatst is vóór de laatste week (v. 27a). Gezien dit gebeurde in 70 na Christus, moeten we aanhouden dat er een kloof is tussen die zaken.” Zo een argument gaat voorbij aan de eigenaardigheden van Hebreeuwse poëtische stijl en geeft blijk van onwetendheid over die taal. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 359 Want in de oosterse manier van denken moeten we geen westerse zin van chronologische opvolging invoegen. De westerse denkwijze kan niet worden opgedrongen in deze passage. De “paralele patronen” (twee volzinnen die aan elkaar verwant zijn) die oosterlingen gebuiken (en daar horen de Joden bij) laat toe dat een parallelgedachte als een repetitie en uitbreiding van het onderwerp gebruikt wordt. Soms zonder dat de werkelijke opeenvolging in de tijd daarbij genomen is. Het juiste begrip van de relatie tussen de verzen 26 en 27 wordt weergegeven als repetitie van gedachten. Woordonderzoek van Daniël 9:27a Doug Krieger, een dispensationalist, geeft duidelijk aan waarin hij verschilt met anderen op dit punt. We citeren uit hoofdstuk 25 van ‘ANTICHRIST, REFLECTIONS ON THE DESOLATOR’ www.the-tribulation-network.com (de tabel vertalen we niet, het is ook niet onze voorstelling van de zaken maar deze van vooral Adventkerken): “Het is het Antichristelijke-Beest die het verbond verbreekt, niet Jezus Christus! Gods verbond met Abraham en herhaaldelijk bevestigd volgens de Hebreeuwse Geschriften (en we spreken hier niet van de bilaterale-VOORWAARDELIJKE akkoorden onder het Mozaïsche verbond, maar we spreken van de Davidische, Palestijnse, Abrahamitische) als onvoorwaardelijk en onherroepelijk. Echter, degenen die beweren de genoemde periode van zeven jaar van de 70e week van Daniël al gebleken, bieden een grafiek die iets ziet er als volgt uit: Het gehele tweede gedeelte van het boek Daniël moet volstaan de domheid aan te tonen van deze misleide zielen: die ofwel met opzet of per ongeluk het werk van de Antichrist aan Christus toeschrijven! In het beste geval zijn het de “mensen van de prins” - NIET “de prins die komt” die Jeruzalem en de Tempel verwoesten in 70 na Christus - en dit is geen kleine technische opmerking die ik hier vernoem. Want nadat de Messias is “afgesneden” en na de stad en tempel vernietigd zijn, net wat doet de Messias (hun “hij”) dan nu: hij maakt een verbond met Israël verbreekt het in het midden van de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 360 week. Ze zijn verward met behulp van hun eigen kronkels, het grote punt van de feiten is dat de Messias dan al gekruisigd is: afgesneden! Dus, hoe kan 'hij' nu een verbond maken met “de vele” voor een week - in zijn herrezen staat? In Zijn opgevaren staat? Genoeg van al deze onzin!” Twee opmerkingen voordat we verder gaan met het onderzoek van wie de “Hij” is uit vers 27. Doug Krieger, schrijver van het citaat hierboven, is een sprookjesverteller. Hij beschrijft wat de nietdispensationalist zou zeggen over dit laatste vers van Daniël hoofdstuk negen. Maar wat hij ervan maakt is een gedrocht en dat leert niemand van ons. Wij leren dat Jezus sterft IN de zeventigste week terwijl hij, als dispensationalist, leert dat Jezus stierf tussen de negenenzestigste week en de zeventigste. Dus in een periode die buiten de 70 weken valt en hoe kan Hij dan de zaken vervullen die in vers 24 staan? Wij leren, als tweede opmerking, dat Jezus in de zeventigste week Zijn verbond met Israël OPNIEUW heeft bevestigd. Zoals het ook vroeger al gebeurd was zo is het op het Laatste avondmaal nog maar eens verkondigd. Of niet soms? Je weet toch, Doug Krieger, dat tijdens het avondmaal Jezus verwijst naar het Nieuwe Verbond waarover Jeremia 31:31-34 wat aankondigde. Wij leren dat als Hij sterft, de dag nadien Zijn bloed het offer is om dat verbond te VERNIEUWEN. U leert dat Satan een verbond met Israël vernieuwt maar vergeet erbij te citeren waar er ergens zou staan in de Schrift dat Satan al eens een verbond was aangegaan met dat volk. Het staat er niet, in het Oud Testament, en je weet het ook maar tracht wat wij leren belachelijk te maken met wat we niet onderwijzen. Vertel me ook eens waarom met het daaropvolgende Pinksteren niet zou aangeven zijn, dat het Nieuwe Verbond met Israël in voege zou gegaan zijn! Het is dus niet oprecht wat u zegt, Doug Krieger, HET is werkelijke onzin en is zondermeer te bewijzen, dat het om een sprookje gaat dat u de mensen wijs maakt. John Walvoord zegt dit in zijn commentaar op Daniël bij dit vers 27 nadat hij enkele manieren van het benaderen van de tekst heeft besproken: “Uiteindelijk is de vraag die elke uitlegger moet onder ogen zien: wat is de interpretatie die de meest natuurlijke en intelligente uiteenzetting van de tekst geeft. Als het niet nodig is dit als letterlijke profetie te beschouwen, en de tijdseenheden niet letterlijk zijn, is een verscheidenheid aan interpretatie onmiddellijk mogelijk geworden.” Walvoord wist waarschijnlijk wel dat geen enkele theoloog of Bijbelcommentator tot het jaar 1740 een andere uitleg gaf over de “HIJ” in het begin van vers 27, dan dat het over de Messias Jezus sprak. Als ik zijn conclusie doortrek, dan waren dat allen personen van een MINDERE intelligentie dan hijzelf en wat andere dispensationalisten leerden. Zijn redenering loopt ook mank zoals we zullen aantonen. We hoeven in werkelijkheid niet te gissen wie de gezalfde is in vers 26a. Er is een nauw verband tussen de Messias en het verbond waarnaar vers 27a verwijst. Zijn dood is aangegeven door het werkwoord “karath” (Strong n°3772). Dat is dat Hebreeuwse begrip dat we zondermeer tegenkomen wanneer het over het of een verbond gaat en er offers gebracht zijn die “versneden” worden = aan stukken gesneden = gedood. De verklaring over het verbond in vers 27 wijst Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 361 zondermeer naar het verbond van vers 26. De engel, die de profetie brengt aan Daniël, wil hierdoor aangeven, dat het afsnijden van de gezalfde (uit vers 26) niet naar Zijn falen verwijst, maar naar wat Zijn missie is. Het gaat om de vervulling van wat moet geschieden om een NIEUW VERBOND te bekrachtigen = een NIEUW OFFER. In de dood van de Messias is de laatste bekrachtiging gegeven aan het Oude Verbond, nu is het ook totaal vervuld. In vers 27 krijgen we de profetische verzekering dat alles OK is. Men mag niet vergeten, of bewust ontwijken zoals de dispensationalisten doen, wat het werkwoord is dat hier gebruikt wordt. Het is “karath” dat gebruikt wordt in vers 26a en geeft aan: het offer voor het Nieuwe Verbond is gebracht. De dispensationalisten nemen hier soms eens een loopje met de originele tekst. Ze doen het in hun verklaringen van dat vers en ook in hun Bijbelvertalingen. Bijvoorbeeld, ‘The Living Bible’ geeft het begin van vers 27 aan, als “make” (maken) terwijl bijna iedereen zegt zoals het moet “confirm” (bevestigen, sterken, bekrachtigen). ‘The Living Bible’ wijzigt hierdoor gewoon de betekenis van het vers. Men doet alsof er iets nieuw tot stand komt, namelijk een verbond Israël/antichrist. Dat kan niet vanuit de woordkeuze van de engel Gabriël bewezen worden. Er is namelijk een enorm verschil tussen, wat het één zegt en het ander zegt; het gaat in dat vers om VERSTERKEN van wat al bestaat, NIET OM IETS NIEUWS MAKEN. God zal Zijn verbond beschermende maatregelen opleggen. Wie met God wandelt, hoeft niets te vrezen. Het Hebreeuws werkwoord hier gebruikt in vers 27 is “gabar” (Strong n° 1396) = sterken, sterkte geven, bevestigen, consolideren of verstevigen in zijn positieve betekenis. Maar in een negatieve zin ook: zwaar te dragen of te verduren. Het is bijvoorbeeld vertaald als: SV: “En Hij zal velen het verbond versterken één week.” NBG: “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang.” WB95: “Met velen zal hij een sterk verbond aangaan gedurende één week.” Groot Nieuws Bijbel (herziene editie 1996): “Een week lang zal hij de tempeldienst voor velen van het volk bezwaarlijk maken.” Luther vertaling Nederlands: “En hij zal velen het verbond versterken eene week lang.” Leidsche vertaling: “Hij zal een week lang met velen een innig verbond sluiten.” Engelse vertalingen van Dan.9:27: King James Version, 1611: “And he shall confirm the covenant with many for one week.” New King James Version, 1982: “Then he shall confirm a covenant with many for one week.” New Living Translation 1996 Tyndale Charitable Trust: “He will make a treaty with the people for a period of one set of seven.” New International Version, 1984: “He will confirm a covenant with many for one ‘seven’.” The Holy Bible, English Standard Version, 2001: “And he shall make a strong covenant with many for one week.” New American Standard Bible, Lockman Foundation: “And he will make a firm covenant with the many for one week.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 362 Revised Standard Version, 1952: “And he shall make a strong covenant with many for one week.” American Standard Version, 1901: “And he shall make a firm covenant with many for one week.” Robert Young Literal Translation, 1898: “And he hath strengthened a covenant with many -- one week.” J.N.Darby Translation 1890: “And he shall confirm a covenant with the many [for] one week.” Noah Webster Version 1833: “And he shall confirm the covenant with many for one week.” Hebrew Names Version 2000: “He shall make a firm covenant with many for one week.” Hieronymus Latijnse Vulgate 405 A.D: “Confirmabit autem pactum multis hebdomada una.” Dit is hoe dat woord “gabar” (Strong n°1396), in de King James Translation gebruikt is. Totaal: 25 maal vertaald als: — prevail 14, strengthen 3, great 2, confirm 1, exceeded 1, mighty 1, put 1, stronger 1, valiant 1. Het gaat niet om het opstarten van een nieuw verbond. Strong gabar Confirm = Dan.9:27 number Exceeded = Job 36:9 1396 Great = Ps.102:11 / Ps.117:2 Mighty = Job 21:7 Prevail = Gen. 7:20 / 1 Sam.2:9 / Ps.12:4 / Ps.65:3 / Jes.42:13 Prevailed = Gen.7:18 / Gen.7:19 / Gen.7:24 / Gen.49:26 / Ex.17:11 / Ex.17:11 / 2 Sam.11:23 / 1 Kron.5:2 / Klaagl.1:16 Put = Pred.10:10 Strengthen = Zach.10:6 / Zach.10:12 Strengtheneth = Job 15:25 Stronger = 2 Sam.1:23 Valiant = Jer.9:3 Er zit in het Hebreeuwse begrip “higbir” zoveel van het verbond dat God heeft met Israël dat er uitgesloten door wordt dat een toekomstige antichrist, daar niets kan aan wijzigen. Volgens dispensationalisten gaat dat verbond Israël en de antichrist in voege aan het begin van de nog toekomstige zeventigste jaarweek. En in het midden van die week zal hij zijn contract verbreken en de offers doen ophouden in de toekomstige tempel. Zelfs indien dat werkwoord “higbir” alleen zou Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 363 verwijzen naar de zeventigste week, ook dan is een verbond met de antichrist uitgesloten. Behalve “karath” heeft het Hebreeuws nog enkele andere werkwoorden die te maken hebben met het aangaan of bevestigen van een verbond. Dit zijn de belangrijkste: Heqim = “bevestigen” of “confirmeren” Nathan = “geven” Sim = “plaatsen” Tsiwwah = “bevelen” `abhar = “voorbijgaan” gevolgd door “be”, “tot” Bo = “binnen gaan” Er is wat te zeggen over het werkwoord “gabar” uit vers 27 en wat daaraan gelijkenis heeft, het Hebreeuwse “heqim”, meestal in het Engels vertaalt als “cause to stand” (bevestigen). Dit werkwoord was al gebruikt door Daniel in zijn gebed dat vooraf ging aan de profetie die de engel Gabriël hem gaf. In Daniël 9:11,12SV77 lezen we “Maar geheel Israël heeft Uw wet overtreden, door af te wijken, dat zij Uw stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, de knecht Gods, omdat wij tegen Hem gezondigd hebben. En Hij heeft Zijn woorden bevestigd, die Hij gesproken heeft tegen ons, en tegen onze richters, die ons richtten, brengende over ons een groot kwaad, dat niet geschied is onder de ganse hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied is.” Gods woorden tot Israël waren van dien aard, dat er strenge straffen bij waren als er overtredingen aan te pas kwamen. Het was “vloek” en “eed” die er aan verbonden waren. En “heqim” was ook gebruikt in de profetie van de zeventig jaar ballingschap. In Jeremia 29:10 lezen we: “Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik u bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u terugbrengende tot deze plaats.” God straft niet alleen maar is ook een God met een grote barmhartigheid. Dat zal Hij niet alleen doen in de nabije toekomst maar ook nog voor later. Voor wat nu komt is het werkwoord “heqim” gebruikt maar voor de toekomst mag zeker een sterker begrip dat onderlijnen ”higbir” = “make strong, cause to prevail” = sterk maken, doen overheersen. In twee psalmgedeelten is “gabar” gebruikt in verband met Gods verbond met Israël. In Psalm 103:11, staat er een contrast met hoe goed God is en wat het verbond inhoudelijk voorstelt. In Psalm 117:2, is het onderwerp dan de “trouw” van God en waar Gods trouw is heeft Hij een verbond aangegaan. Israël mag op God rekenen, Hij zal vervullen wat Hij beloofde, indien ze in Zijn woord blijven. Zo ook is het in Daniël: Gods belofte in de profetie houdt in: “en om eeuwige gerechtigheid te brengen” (NBG 51) of “en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen” (SV 77). Het verbond OF eventueel de HERBEVESTIGING VAN DAT VERBOND heeft inhoudelijk wat te maken met Daniël 9:27. Psalm 103:10,11: “Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo MACHTIG (Heb. “gabar”) is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 364 Psalm 117:2: “want zijn goedertierenheid is MACHTIG (Heb. “gabar”) over ons, en des HEREN trouw is tot in eeuwigheid. Halleluja.” De handeling van het bekrachtigen van het verbond (weergegeven door dat woord “gabar”) is het werk van een “machtig” iemand. En YaHWeH is dat zondermeer. God is in de Schrift ook een machtige held = Hebreeuws “gibbor.” Die term komen we regelmatig tegen waar er verbondsafspraken gemaakt worden. God is bij machte = held genoeg om Zijn volk te beschermen van alle vijanden. Deut.7:9,21SV77: “Gij zult dan weten, dat de HEERE, uw God, die God is, die getrouwe God, Die het verbond en de weldadigheid houdt aan hen, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden tot in duizend geslachten. (…) Ontzet u niet voor hun aangezicht; want de HEERE, uw God, is in het midden van u, een groot en vreselijk God.” Deut.10:17SV77: “Want de HEERE, uw God, is een God der goden, en een Heere der heren; die grote, die machtige, en die vreselijke God, Die geen aangezicht aanneemt, noch geschenk ontvangt.” Dat is ook zo waar er verbondsbeloften hernieuwd worden, na belijdenis van de zonden. Dan.9:4SV77: “Ik bad dan tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en zeide: Och Heere! Gij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt hen, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden.” Neh.1:5SV77: “En ik zeide: Och, HEERE, God des hemels, Gij, grote en vreselijke God! Die het verbond en de goedertierenheid houdt hun, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden.” Neh.9:32SV77: “Nu dan, o onze God, Gij grote, Gij machtige, en Gij vreselijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt; laat voor Uw aangezicht niet gering zijn al de moeite, die ons getroffen heeft, onze koningen, onze vorsten, en onze priesters, en onze profeten, en onze vaderen, en Uw ganse volk, van de dagen van de koningen van Assur af tot op deze dag.” Jer.32:18 SV77: “Gij, Die goedertierenheid doet aan duizenden, en de ongerechtigheid der vaderen vergeldt in de schoot van hun kinderen na hen; Gij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is HEERE der heerscharen!” Het is niet zo dat God dit verschrikkelijke lot zou afgeschaft hebben en de Joden zondermeer met Zijn vaderhart vergiffenis schenkt. Laat één parabel dat illustreren. Mat.22:1-13 zegt ons dit: “En Jezus, antwoordende, sprak tot hen weer door gelijkenissen, zeggende: Het koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn zoon een bruiloft bereid had; En zond zijn dienstknechten uit, om de genodigden ter bruiloft te roepen; en zij wilden niet komen. Weer zond hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt de genodigden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 365 bruiloft. Maar zij, zulks niet achtende, zijn heengegaan, deze tot zijn akker, gene tot zijn koopmanschap. En de anderen grepen zijn dienstknechten, deden hun smaadheid aan, en doodden hen. Toen nu de koning dat hoorde, werd hij toornig, en zijn legers zendende, heeft die doodslagers vernield, en hun stad in brand gestoken. Toen zeide hij tot zijn dienstknechten: De bruiloft is wel bereid, doch de genodigden waren het niet waardig. Daarom gaat op de uitgangen der wegen, en zovelen als gij er zult vinden, roept ze tot de bruiloft. En die dienstknechten, uitgaande op de wegen, vergaderden allen, die zij vonden, beiden kwaden en goeden; en de bruiloft werd vervuld met aanzittende gasten. En toen de koning ingegaan was, om de aanzittende gasten te overzien, zag hij aldaar een mens, niet gekleed zijnde met een bruiloftskleed; En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aanhebbende? En hij verstomde. Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.” Met God valt niet te spotten, ook niet als je een liefderijk verbond met Hem bent aangegaan! Zien we dat verband in tussen de “gabar” en een machtige held = Hebreeuws “gibbor” dan moeten we denken aan Jezus die de Machtige is in profetische zin. Jesaja 9:5,6SV77: “Want een Kind IS ons geboren, een Zoon IS ons gegeven, en de heerschappij IS op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, STERKE GOD, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; Aan de grootheid van deze heerschappij en van de vrede zal geen einde zijn op de troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver van de HEERE der heerscharen zal zulks doen.” Ook dan gaat het om het verbond met een ingekrompen Israël, het gaat uiteindelijk om het OVERBLIJFSEL. Over wie nog in het geloof van de vaderen is. Want in Jesaja 10:21,22 SV77 lezen we: “En het zal geschieden te dien dage, dat het overblijfsel van Israël, en de ontkomenen van het huis Jakobs niet meer steunen zullen op hem, die ze geslagen heeft; maar zij zullen steunen op de HEERE, de Heilige Israëls, in oprechtheid. Het overblijfsel zal weerkeren, het overblijfsel van Jakob, tot de sterke God! Want ofschoon uw volk, o Israël! is gelijk het zand der zee, zo zal toch maar het overblijfsel daarvan weerkeren; de verdelging is vast besloten, overvloeiende met gerechtigheid.” Om te illustreren hoeveel verbonds-vernieuwingen er niet waren in Israël, hier een lijstje: Vernieuwing door Jozua. Na de verovering van het land is er een vernieuwing van het verbond te Shechem (Joz.8:30-35 / 24:14-16 / Deut.7:1-8). Vernieuwing door Samuël. In 1 Samuël 12 is het woord verbond niet gebruikt maar alles wat er gebeurd lijkt op een bevestigen van het vroegere verbond van God met Israël. De geschiedenis van Israël herhaalde zich (12:8-13). De profeet roept het volk op God te gehoorzamen (12:14, 20-21) en merkt op dat er consequenties zijn bij eventuele overtreding (12:15, 25). Waarop het volk toezegt, te doen wat God vraagt (12:22). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 366 Vernieuwing onder Elia. 1 Koningen 18 vertelt het verhaal van Elia met de profeten van de Baäl en Ashera op de berg Carmel. Elia is er het beeld van Mozes. Het altaar bestaat uit 12 stenen, de voorstelling van de 12 stammen (18:31). Veel van wat beschreven staat op de berg Sinaï (Exodus 24:4) en wat Jozua bij de verovering van Kanaän gedaan heeft (Jozua 4:8-9,20). Elia beklaagt zich over de zonden van het volk en roept ze op trouw te zijn aan het verbond (1 Kon.19:10). Wie de wet zal verbreken zal door Gods zwaard gestraft worden, een term uit het verbond (Lev.26:25) en de zwaarden van Hazaël en Jehu (1 Kon.19:17). Wanneer men trouw is aan het verbond is men ook zeker van de goddelijke aanwezigheid en het wonen in het land (1 Kon.19:18 / Rom.11:2-5). Vernieuwing door Jehoïda & Joash. 2 Kon.11:17-18 beschrijft tweemaal een verbondsvernieuwing. Het volk en de koning zweren trouw aan God en het volk bevestigd zijn trouw aan David en zijn opvolgers Athaliah (11:1-3). Daaropvolgende is er een grote kuis in de tempel. Alles wat aan Baäl-aanbidding doet denken wordt weggedaan en Mattan, de priester van Baäl verwijdert. Vernieuwing door Hezekia. De reformatie onder deze koning is zeer goed beschreven in 1 Kronieken 29-30. Er is een herstel van de tempel die al vervallen lijkt en een vernieuwing van de beloften van priesters en levieten. Hij laat de bronzen slang vernietigen want ze was als een afgodspaal voor velen geworden (Num.21:9 / 2 Kon.18:4). Wanneer de tempeldienst hersteld is worden alle Israëlieten uitgenodigd naar Jeruzalem te komen om er Pesach te vieren (Deut.16:1-8), zelfs dezen van het tienstammenrijk zijn uitgenodigd (1 Kron.30:1-12). Het volk reinigt zich van alle soorten plaatselijke afgoderij (31:1). Door deze handeling van Hezekiah is hij zegevierend ten oorlog getrokken tegen zijn vijanden (1 Kon.18:7,8). Vernieuwing door Josia. Josia was slechts acht toen hij koning werd en begon God te zoeken (2 Kron.34:3). Toen hij twaalf was reinigde hij Jeruzalem, Juda, Manasse, Ephraïm en Simeon van de altaren van afgoden (34:4-7). Op zijn achttiende werd het boek van de wet opnieuw gevonden in de tempel (2 Kon.22:3-10 / 2 Kron.34:14-18). Vanaf die tijd gaat hij op zoek naar andere afgodische praktijken in het ganse land (2 Kon.23:1-25) en laat het Pesach vieren (2 Kron.35:1-19). Dit was volgens de historicus die Kronieken schreef het grootste Paasfeest ooit gehouden sinds de dagen van Samuël (2 Kron.35:18). Vernieuwing onder Ezra & Nehemia. Het lange gebed van verootmoediging door de Levieten (Neh.9:5-37) doet denken aan Gods genadeverbond met de kinderen van Abraham. In het gebed is duidelijk onderstreept dat het volk alle voorgaande dingen heeft ondergaan omdat ze ontrouw waren aan Gods verbond. Het volk gaat hierop in en zal zich in de toekomst houden aan Gods wetten die Mozes heeft ontvangen (9:38; 10:28-29). Men zal de vreemde vrouwen uitbannen (10:30 / Exod.34:16) en de Sabbat en de Sabbatsjaren naar de wet onderhouden (Neh.10:31 / Exod.23:10-12 / Lev.25:1-7). Men zal zowel de tempel als de levieten in ere houden en volgens de wet er naar leven (Neh.10:32-39). Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 367 Deze conclusie is de énige die met dat alles rekening heeft gehouden; Israël heeft NOOIT een verbond gehad met de (of een) antichrist. Zo een onbestaand verbond is dus niet onderhevig aan een VERNIEUWING. Gezien er van een VERNIEUWING sprake is in vers 27 moet dit wijzen op Gods handelen in Zijn Zoon in de dagen van diens prediking. Het heeft ook geen zin zich te verschuilen achter de gedachte dat er nog andere profetie is waarin tijdselementen afgebroken worden. Ook dat is niet waar. In dat verband geeft men graag het volgende citaat ter ondersteuning. Louis Berkhof professor aan het Calvin Theological beschreef hoe we profetie dienen te bekijken: “Het begrip tijd is iets dat mag verwaarloosd worden bij de profeten. (The element of time is a rather negligible quantity in the prophets.) De profeten duwen alle grote gebeurtenissen van de toekomst in één tijdelijke beweging, dicht bij elkaar in één momentopname. Je ziet het allemaal in één oogopslag. Dat noemt men ‘profetisch perspectief’ of zoals Delitzsch het beschreef ‘het inkrimpen van de profetische horizon.’ Men bezag de toekomst als reiziger die een gebergte bekijkt van op grote afstand. Hij ziet de ene bergtop neven de andere terwijl in werkelijkheid tussen elke bergtop in grote afstanden zijn. Zo is het ook in profetie met betrekking tot de Dag van de Heer en de tweevoudige komst van Christus” in Louis Berkhof, ‘Principles of Biblical Interpretation’, Baker, 1950, blz.150. Maar vanuit zo een opmerking de lijn doortrekken dat er een toekomstige antichrist is die met Israël een verbond aangaat is op zijn minst twee bruggen te ver. Het boek Openbaring spreekt NIET van een verbond van Israël/antichrist. Integendeel zelfs, Satan en zijn trawanten hebben het daar aan de stok met al wie het teken heeft van Christus, aan de hand en het voorhoofd! Het is de strijd tussen twee soorten getekenden, deze van de satan en deze van het Lam. John Walvoord, de dispensationalist, zegt dit in zijn commentaar op Daniël: “De precieze voorspelling van vers 27 geeft aan dat de persoon die op het oog is een verbond sluit met vele, letterlijk, “met de vele,” (zie de vele, letterlijk, “de velen,” in Dan 11:39; 12:2). Dit is een duidelijke verwijzing naar de ongelovige Joden, die in alliantie treden met de prins die zal komen. Dat ze Joden zijn wordt aangegeven door uw volk in vers 24. Als de voorgaande chronologie als letterlijke jaren worden verstaan, moet dit ook een periode van letterlijk zeven jaar zijn. In één woord, de profetie leert dat er een toekomstig pact of verbond tussen een politiek heerser - aangewezen als de vorst die komen zal in vers 26 - met de vertegenwoordigers van het Joodse volk zal zijn. Een dergelijke alliantie zal natuurlijk een onheilige relatie zijn en uiteindelijk ten koste van het volk van Israël uitdraaien, hoe veelbelovend de oprichting er van kan gezien worden.” Er zijn ook enkele dispensationalisten die het eerste deel van vers 27 gewoon laten slaan op Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 368 Christus en ná zijn dood een breuk maken voor de toekomst. Ook dat kan onze goedkeuring niet wegdragen. Dit is zo een variante op vers 27 van Messiasbelijdende Joden in de USA, waar Christus sterft in het midden van de zeventigste week. Daar ligt ook de onderbreking.“Zodat ik dit voorstel; er is géén zevenjarige verdrukking of een zevenjarige periode van de Antichrist. Dat is alles het resultaat van een onnauwkeurige interpretatie van Daniël 9:27 en heeft geen andere schriftuurlijke ondersteuning. De laatste 31/2 jaar uit de 70ste week is nog te vervullen in de toekomst.” Zie het artikel: Daniel 9:25-27 a nd Messiah the Prince, http://shalach.org/index.htm Volgens V. Condarcuri, ‘Daniels prophecy 9:24-27 Opinions’, is de “Hij” van vers 27 = Christus die op het einde van die week sterft en in 2016 zal waarschijnlijk het tweede deel van die laatste week aanvangen. http://www.geocities.com/daniel999_ca/index.html#My%20Interpretation De eerste woorden van vers 27 uit Daniël hoofdstuk 9 zeggen: “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang.” Dat dit betrekking heeft op de laatste week spreekt voor zichzelf. Het is ná 7+62 = 69 weken dat de Messias kwam en het is deze die het verbond zwaar maakt voor velen. Welk verbond kan hier wel bedoeld zijn? Er zijn hierover drie uitleggingen mogelijk: het verbond met Abraham, het nieuwe verbond met de gemeente en als derde uitleg een verbond dat in de toekomst met de Joden nog zal gesloten worden. Deze laatste uitleg is deze van de Broeders en een groot deel “evangelischen.” In elk geval is deze uitleg verkeerd en wel om de reden dat volgens die verklaring de 70ste jaarweek gescheiden wordt van de andere 69 weken. Het is waar dat sommige profetieën uit de Hebreeuwse geschriften soms gedachten bevatten die zowel bij de eerste komst als bij de tweede komst vervuld zullen worden. Zo een tekst die hierbij meestal gebruikt wordt is Jes.61 en de manier waarop Jezus ermee omgaat. Men zegt dan: aangezien Jezus niet spreekt over de dag des Heren in Luc.4:16-21 moeten we een breuk aannemen van 2.000 of meer jaren. Maar daar gaat het niet om een tijdsprofetie. En Jesaja 61 aldus uitleggen is verkeerd. (Zie verder voor nadere uitleg in hoofdstuk 10.) We citeren Biederwolf in dit verband (Daniël blz.224): “Diegenen die dit vers verwijzen naar de Christus, de Messias, houden staande dat er een verwijzing is naar Zijn perfect zoenoffer aan het kruis, waarbij Hij voor altijd een einde stelt aan de Levitische offers (Fausset, Auberlen, Storr, Havernick, Hengstenberg). Deze gezaghebbende schrijvers houden daarom staande dat de helft van Daniël’s zeventigste week is voorbijgegaan tijdens de drie en een half jaar van het predikingwerk van de Heer. Maar de duidelijke en aparte verdeling van de verzen 26 en 27 gaat hiertegen in en wijst erop dat de ganse week nog ontbreekt en in de toekomst ligt.” Dit argument ligt aan de basis van de leer van wie de 70ste week in de toekomst ziet, maar klopt niet met de werkelijke betekenis van deze verzen. Uit de tekst zelf blijkt niet dat er enige onderbreking mag gemaakt worden in de jaarweken. Dat is niet te bewijzen en daarom moet men het ergens anders zoeken, in moeilijke interpretaties van het sterk symbolische boek Openbaring en de speciale visie op de mens der wetteloosheid in 2 Thes.2. Hierover later meer. In elk geval moeten we vanuit de Masoretische tekst van de Schrift, of de eerste Griekse vertaling ervan, de Septuaginta, Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 369 aannemen dat een breuk zonder gegronde redenen. Want een scheiding maken in de profetie van Daniël is verkeerd omwille van grammaticale gronden. In vers 24 staat er namelijk dat “70 jaarweken afgesneden worden.” Er staat niet 69 + 1 week maar 70 jaarweken als één geheel. Het woord in dat vers is slechts eenmaal gebruikt in de Schrift. Door het latere gebruik ervan moeten we aannemen wat uit de Talmud blijkt; “nechtakh” = “chathak” = afsnijden. En zo ook zeggen de Engelse en Amerikaanse Revised. De Griekse Septuaginta vertaalt het als: “krinoo = gerechterlijk bepalen.” De Griekse vertaling van Theodotion zegt: “suntemnoo = afkorten.” De Vulgata zegt: “abbreviare = afkorten.” Biederwolf geeft te kennen (blz.219) dat men de 7de week niet mag scheiden van de 62ste week. Maar ook de 69ste en 70ste week scheiden is fout. In Scofield (blz.914) lezen we over vers 26: “Verse 26 is obviously an intermediate period = Het vers 26 beschrijft overduidelijk een tussenperiode.” Waarschijnlijk wil de schrijver hierdoor van te voren aangeven, dat vers 27 een interim of tussenperiode is. En dat is een argument achter de hand houden om een breuk te kunnen rechtvaardigen tussen de 69ste en 70ste week. Maar om dat waar te maken moet men op een vreemde wijze omspringen met de beschrijving dat er 70 weken in één stuk zijn afgesneden uit de wereldtijd met een speciale betrekking tot het Joodse volk. Want het gaat niet om één groot stuk bestaande uit honderden jaren en later nog een restje achteraan toegevoegd. We hebben nog een opmerking in dat verband van Gerald Sigal, de Jood, die ook kritisch reageert op een andere groep. Titel: ‘Daniel’s 70 Weeks: Dan. 9:24-27’op www.word-gems.com/ Hij maakt ook bezwaren tegen de manier van vertalen zoals men gedaan heeft in de Nieuwe Wereldvertaling van Jehovah’s Getuigen. Aangezien hij een boek van hen citeert maar dat slechts gedeeltelijk doet, neem ik de betrokken paragraaf in zijn geheel over uit ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2 uit het artikel zeventig jaarweken.“Enkele Nederlandse vertalingen wijken hier van de masoretische punctuatie af. Ze plaatsen hetzij een komma na de uitdrukking “zeven weken” of geven door de bewoordingen aan dat de 62 weken op de 7 weken volgen als onderdeel van de 70 weken, en dat de 62 weken dus niet van toepassing zijn op de periode waarin Jeruzalem werd herbouwd. (Vgl. Da 9:25 in Lu; NW; SV.) Een redactionele opmerking van James Strong in Langes Commentary on the Holy Scriptures (Da 9:25, vtn., blz. 198) luidt: “De enige rechtvaardiging voor deze vertaling, die de twee tijdsperiodes — de zeven weken en de tweeënzestig weken — van elkaar scheidt en de eerste periode bestempelt als de terminus ad quem van de Gezalfde Vorst en de tweede als de tijd van de herbouw, ligt in de masoretische interpunctie, die er een Athnac [versdeler] tussen plaatst. . . . en bij de weergave in kwestie gaat het om een rammelende constructie van het tweede zinsdeel, dat geen voorzetsel heeft. Het is daarom beter, en eenvoudiger, om vast te houden aan de Authorized Version, die alle oudere vertalingen volgt.” — Vertaald en geredigeerd door P. Schaff, 1976.” Dit is het antwoord van Sigal: “James Strong is verkeerd door te stellen dat “de vertaling in Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 370 kwestie een harde constructie van het tweede lid weergeeft, want het staat zonder voorzetsel.” De Masoretische tekst is prima en correct Bijbels Hebreeuws. Er is geen vergelijking met het Engels van waarde noodzakelijk, omdat elke taal zijn eigen grammaticale en syntactische regels heeft. In feite, terwijl in het Engels het voorzetsel “voor” wordt vaak gebruikt met de tijdsduur, in het Bijbelse Hebreeuws is het grammaticaal onjuist het zo weer te geven (bijvoorbeeld; 5:6 Genesis, 9, 12, enz. a.fr.). De King James Version volgt meestal de letterlijke Hebreeuwse en geeft niet het voorzetsel “voor” niet weer. Echter, de Nieuwe Wereld vertaling van de Heilige Schrift, de vertaling van de Jehovah’s Getuigen van de Bijbel, heeft “voor” toe gevoegd om te voldoen aan het gewone Engelse gebruik.” Dit is een zwak argument, want als de grammatica van twee talen verschillen zal er een tekst ontstaan die aan die taal voldoet. De voorbeelden die Sigal aanhaalt bewijzen niet zoveel, neem er eens enkele andere vertalingen bij en u merkt wel dat het argument van James Strong hout snijdt. Natuurlijk geeft dat gedeelte van vers 26b en 27 de periode achteraan de 70 jaarweken. Maar het gaat dan om de beschrijving van de consequenties die verbonden zijn aan de verwerping van de Messias. Trouwens, Scofield bewijst niets met de opmerking in zijn voordeel. Het vers 26b is voor hem tussenperiode en 27 wijst naar de 70st week, waartussen nog eens honderden jaren braak gebied liggen voor het Joodse volk. Voor ons is zowel 26b als 27 de beschrijving van dezelfde evenementen - van de val en vernietiging van Jeruzalem - beide na de 70ste week en relatief kort nadat de weken zijn voorbijgegaan. Want een dergelijke uitleg (van Scofield of Biederwolf) gaat uit van iets dat onmogelijk lijkt in Bijbelse profetie. Iets waaraan “tijden” gekoppeld zijn, die niet in vervulling gaan zoals het er staat. Men heeft van tevoren gezegd dat in de leer van de bedelingen er nog een antichrist komt die vers 27 moet vervullen. Wist God niet van tevoren dat Israël Zijn Messias zou verwerpen? Een profetie van 69 weken zou dan veel logischer zijn, want dan zou alles kloppen zonder tijdssprongen te maken? Alleen nu niet, omdat Israël niet wil meegaan met de Messias Jezus die méér dan bewezen heeft de Godsgezant te zijn! Maar, nogmaals, wist God dit niet? Krijgt u geen onaangenaam gevoel, alleen maar bij de gedachte dat zoiets zou kunnen waar zijn! Gerald Sigal is een Jood die een kritisch artikel schreef over de wijze waarop christenen dat gedeelte uitleggen. We citeren van: ‘Daniel’s 70 Weeks: Dan. 9:24-27’op www.word-gems.com/ “Na die negenenzestig opeenvolgende weken, worden de meeste christelijke missionarissen en apologeten gedwongen om de zeventigste week apart van de rest van die periode te zien. Deze laatste week verbannen ze naar een toekomstige tijd. Maar er is geen overeenstemming tussen de christelijke evangelisten en exegeten over de wijze waarop deze laatste week uitlgelegd moet worden en ook nog een directe voortzetting van de voorgaande negenenzestig weken is. In feite heeft men het negende hoofdstuk van Daniël in een ‘profetie van negenenzestig weken’ veranderd.” Dat is een terechte opmerking, hoewel we de uitlegging van deze man over Daniël 9 niet aannemen. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 371 Er is nog een andere reden waarom alle 70 jaarweken elkaar dienen op te volgen en er geen breuk mag zijn tussen elk onderdeel ervan onderling. Dus niet tussen de 7 en 62 weken. Ook niet tussen de 62 en de resterende week. De structuur van de tekst zou dit bewijzen. Volgens één deskundige is die als volgt: A 1 (vers 25a) B 1 (vers 25b) A 2 (vers 26a) B 2 (vers 26b) A 3 (vers 27a) B 3 (vers 27b) De eerste reeks is deze: A 1 Opbouw B 1 Opbouw mãsiah nãgid A 2 Afbouw B 2 Afbouw ‘am nãgid En de tweede: A 2 Afbouw B 2 Afbouw mãsiah nãgid A 3 Afbouw B 3 Afbouw ‘am nãgid We verwijzen de lezer naar een indringend artikel van de Franse adventist J. Doukhan dat verscheen in ‘Andrews University Seminary Studies’, Vol.17, Spring 1979, n°1. De 70 jaarweken zijn dus door God als één geheel van de tijd afgekort of afgemeten. Ze zijn gerechtelijk door Hem bepaald als één specifiek deel uit de geschiedenis van het Joodse volk. De 70ste week verklaren als een apart en nog toekomstig deel der Joodse geschiedenis is daarom verkeerd en strijdig met de tekstverbanden. Men kan zich niet wegsteken achter het argument dat vers 27a naar het slot van 26 verwijst. Doen we dat, dan komen we met een argumentatie die nietszeggend is; want het is niet “de vorst” waarnaar zou kunnen verwezen worden, maar naar “HET VOLK VAN DE VORST.” Er is niemand onder de volgelingen van de bedelingenleer die dat aanneemt, maar dat is toch, na zinsontleding, het onderwerp in vers 26b = het volk, niet de vorst. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 372 Men mag in “het verbond” waarover sprake is niet het wetsverbond zien, want dit is opgehouden te bestaan als wettelijke regeling voor het Joodse volk. Jezus heeft dat verbond “volbracht” en het daardoor als contract tussen God en Israël tenietgedaan. Dat blijkt duidelijk uit o.a. Gal.3:13,14 / Col.2:14. De gedachte dat God ooit nog in de 70ste week een apart verbond aangaat met dat volk, zou inhouden dat het Mozaïsche verbond opnieuw geldig zou verklaard worden. Wat niet kan zonder het offer van Jezus belachelijk te maken! Maar geen nood. De Schrift spreekt zichzelf niet tegen. Het vleselijke Israël als huis is door Jezus (en God) verlaten (Mat.23:38). En de gedachte dat Satan (of de antichrist) met Israël in die 70 ste week een verbond aangaat is een vreemde gedachte invoegen in een verhaal van herstel tussen God en Israël. Want de profetie is het antwoord van God aan Daniël dat er een tijd van herstel komt na de periode van 70 jaar gevangenschap in Babylon. Het “verbond” waarover sprake is in Dan.9:27 kan wel een verwijzing zijn naar het verbond met Abraham. Het was aan Abraham voorzegd, dat zijn zaad over de volkeren zou heersen, en uit hem koningen zouden voortkomen. Dit alles heeft volgens Paulus aan de Galaten uiteindelijk vervulling in Christus en zijn gemeente. Zij zijn het zaad en tevens de koningen die heersen (Gal.3:69,26-29 / Opb.2:26-28 / 20:4,6). Dit zaad bestaat uit mensen die geroepen zijn uit Joden en Heidenen. Het is uitzonderlijk in die laatste der 70 jaarweken dat Christus en zijn discipelen predikten tot de Joden alleen. Het is slechts vanaf Cornelius (Handelingen hoofdstuk 10) dat het goede nieuws ook tot de heidenen werd gepredikt. Dit moet dan ongeveer 3 ½ jaren ná de dood van Christus geweest zijn. Die 3 ½ jaren kunnen gerust symbolische jaren zijn en iets voorstellen als 2 ½ of 5 jaren. De velen, in het Hebreeuws “larabbîm” (met lidwoord), met wie Christus het verbond zwaar maakt is niet voor zijn volgelingen maar voor dezen die hem verworpen hebben. Zie Jes.52:14 waar hetzelfde woord, profetisch is gebruikt voor het Joodse volk dat Christus zal verwerpen. Dit zijn enkele details over verbonden en het verbond. God heeft een verbond aangegaan met: Abraham – Genesis 15:7-18 / 17:2-14 / Lucas 1:72-75 / Hand.3:25 / Gal.3:16 Isaak - Genesis 17:19,21 / 26:3,4 Jacob - Genesis 28:13,14 / 1 Kron.16:16,17 Israël - Exodus 6:4 / Handelingen 3:25 David – 2 Samuël 23:5 / Ps.89:3,4 Christus, is inhoudelijk dat verbond – Jesaja 42:6 / 49:8 Christus, is de engel; van dat verbond – Maleachi 3:1 Christus, is de Middelaar van dat verbond – Heb.8:6 / 9:15 / 12:14 Door het evangelie vernieuwd – Jer.31:31-33 / Rom.11:27 / Heb.8:8-10,13 Vervuld in Christus – Lucas 1:68-79 Bevestigd door Christus – DANIËL 9:27 / Gal.3:17 Bekrachtigd door Jezus bloed – DANIËL 9:26 / Heb.9:11-14,16-23 Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 373 Straf voor wie het niet aanneemt Heb.10:29,30 Voor Joden was het verboden: Verbonden aan te gaan met de Kanaänieten - Exodus 23:32 / Deut.7:2 Met andere natiën – 1 Kon.5:12 / 2 Kon.17:4 Wat anders te doen dan wat in de wet stond, anders is men verdoemd – Jesaja 30:2-5 / Hosea 12:1 Deze wet te verbreken – Jozua 9:16-19 / Psalm 15:4 Waarom zou Israël dan ooit een verbond sluiten met de antichrist? Alle teksten in het boek Daniël die over een “verbond” spreken zijn deze hier onder in de SV77. Alleen deze van Daniël 9:27 zou over een verbond spreken van de antichrist met de Joden. De énige tekst in Daniël en ook de enige tekst in zowel het Oud als Nieuw Testament. Raar! 7 vindplaatsen in 6 verzen 1. Dan.9:4: “Ik bad dan tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en zeide: Och Heere! ij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt hen, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden.” 2. Dan.9:27: “En hij zal velen het verbond versterken, één week; en op de helft van de week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vast besloten zijnde, zal uitgestort worden over de verwoeste.” 3. Dan.11:22: “En de armen der overstroming zullen overstroomd worden van voor zijn aangezicht, en zij zullen gebroken worden, en ook de vorst van het verbond.” 4. Dan.11:28: “En hij zal in zijn land weerkeren met groot goed, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; en hij zal het doen, en weerkeren in zijn land.” 5. Dan.11:30: “Want er zullen schepen van Kittim tegen hem komen, daarom zal hij met smart bevangen worden, en hij zal weerkeren, en gram worden tegen het heilig verbond, en hij zal het doen; want weerkerende zal hij acht geven op de verlaters van het heilig verbond.” 6. Dan.11:32: “En die goddeloos handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen; maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen, en zullen het doen.” We willen de uitleg, dat het verbond in Dan.9:27 op het nieuwe verbond betrekking heeft niet verwerpen, omdat het in werkelijkheid een variatie op het voorgaande is. We geven toch de voorkeur er aan, dat men hier te maken heeft met het verbond van Abraham en zijn zaad. Over het nieuwe verbond is het echter wel goed om volgende schriftuurplaatsen te bestuderen: Jer.31:31-34 / Mal.3:1 / Heb.9:12 / 10:9. De woorden van Christus dat hij een verbond sluit voor “velen” in Luc.22:20 / Mat.26:28 kan wel een zinspeling op Dan.9:27. We lezen in Mat.26:26-28: “En terwijl zij Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 374 aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. Want dit is het bloed van mijn verbond, dat VOOR VELEN vergoten wordt tot vergeving van zonden.” Het verbond van deze 70ste week heeft zijn aanvang bij de doop van Jezus (Luc.3:21 / Heb.10:8,9). Vanaf dat moment worden de dingen voor Israël zwaar gemaakt. De Messias vergeeft wie Hij wil, maar spreekt ook, waar het moet, de vervloeking uit. Afvalligen van het verbond horen niet in het Rijk Gods. Bekijk eens deze teksten: Mat.9:2-7: “En daar Jezus hun geloof zag, zeide Hij tot de verlamde: Houd moed, mijn kind, uw zonden worden vergeven. En zie, sommige der schriftgeleerden zeiden bij zichzelf: Deze lastert God. En daar Jezus hun overleggingen kende, zeide Hij: Waarom overlegt gij kwaad in uw hart? Want wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? Maar, opdat gij weten moogt, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – toen zeide Hij tot de verlamde: Sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis. En hij stond op en ging naar huis.” Luc.5:20-25: “En hun geloof ziende, zeide Hij: Mens, uw zonden zijn u vergeven. En de schriftgeleerden en de Farizeeën begonnen te overleggen en zeiden: Wie is deze, die (zulke) godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen? Doch Jezus doorzag hun overleggingen en antwoordde en zeide tot hen: Wat overlegt gij in uw harten? Wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zeide Hij tot de verlamde: Tot u zeg Ik, sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis. En onmiddellijk stond hij voor hun ogen op, nam hetgeen, waar hij op gelegen had, mede en ging naar zijn huis, God verheerlijkende.” Luc.7:47-50: “Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde. En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven. En die met Hem aan tafel waren, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft? En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede!” De uitleg van de dispensationalisten dat Satan met Israël een verbond sluit is een “verschrikkelijke” uitleg. Wanneer ze dat echt doen is hun band met God verbroken en kan zelfs Hij die niet meer herstellen. Dan nog wat naar voren schuiven over de bekering van 144.000 Joden is dan toch op individuele basis en heeft niets meer te maken met het volk op zich! Herstel van het volk kan dan toch niet meer! Over Maleachi 3:1 b mag niet gezegd worden zoals men in de kringen van de bedelingen doet; dat is voor de toekomst. HIJ = JEZUS is al tot zijn tempel gekomen, Hij is de Engel van het verbond. Die profetie is al vervuld. Bekijk eens elk onderdeel: Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 375 “PLOTSELING zal tot Zijn tempel komen PLOTSELING = vanuit menselijk oogpunt. Volgens Gods regeling juist op tijd. Jezus kwam een eerste maal tot de tempel aan het begin van zijn prediking = Joh.2:18-23 Jezus kwam een tweede maal tot de tempel aan het einde van zijn prediking = Mat.21:12 Dat is het symbolische beeld van wat er geestelijk zal geschieden in Israël. (Zie ons commentaar in hoofdstuk acht op Daniël 9:27a.) de Here in het Hebreeuws = ha’ adhon’ / in de Septuaginta = kurios. Eén van de namen voor de énige God = YaHWeH. Die Christus is Ha’ adhon = de Heer = de Enige. Zo is Maleachi 3:1a tweemaal toegepast op Jezus volgens = Marc.1:2 / Luc.3:4-6 Maleachi 3:1b is een parallelvers zoals er zoveel zijn in het Hebreeuws, want: de Here = namelijk de Engel des verbonds, die gij zoekt, = die gij zoekt, die gij zoekt, zie Johannes 12:19 = het volk liep Jezus achterna en ziet hem als “de komende” = Hij die komt voor de schapen van Israël = Mat.15:24 = DE GELOVIGE JODEN, WANT DE REST ZIJN VOLGELINGEN VAN DE SATAN VOLGENS JOHANNES 8:44. namelijk de Engel des verbonds, ENGEL in het Hebreeuws = mal’ahk’ / in de Septuaginta = angelos. Jezus zal volgens de profetie van Zacharias (vader van Johannes de Doper) de vervulling brengen van het “heilig verbond” dat God aanging met Vader Abraham = Lucas 1:72. Het zal in vervulling gaan met zijn zoon Johannes die uitgaat VOOR HET AANGEZICHT DES HEREN (VERS 76). Het moet dus in DIE tijd in vervulling gaan. die gij zoekt, Volgens de uitspraak van Jezus in Joh.8:56 zou Abraham zich verheugen Hem te horen preken (zie ook Heb.11:13). Profeten en rechtvaardigen zouden dit hebben willen zien, namelijk dat wat Jezus aan het doen was Mat.13:17. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 376 MIJN CONCLUSIE: de vervulling was tijdens Zijn eerste komst. Er komt géén tweede tempel waar de HEER = YaHWeH nog naartoe komt. Er zijn dus, als we het mogen herhalen, verschillende problemen bij de interpretatie van een “antichrist” in vers 27. Meredith G. Kline, heeft deze punten zeer duidelijk gemaakt met zijn ‘The Covenant of the Seventieth Week’, in ‘The Law and the Prophets: Old Testament Studies in Honor of Oswald T. Allis.’ ed. by J. H. Skilton, Presbyterian and Reformed, 1974, blz.452-469. Ht staat ook op het Internet. 1. Het verbond is hier niet “gemaakt” in de zin dat van een nieuw verbond sprake is. Het is de bevestiging van iets dat al bestond. Dit is eigenlijk niets meer dan de bevestiging van een al bestaand verdrag. Dat wil zeggen, het verbond van verlossende genade Gods aan de vaderen van Israël, is opnieuw bevestigd door Christus (Romeinen 15:8). Die visie van de dispensatieleer gaat mank. 2. De term die van de naam van de engel van God beschreven is: Gabriel ( ‘God is groot’) staat ook in verband met het bericht aan Daniel gegeven. Die engel onthult de zeventig weken aan Daniël. Er is een woordkundige relatie tussen de naam van de engel van God en de bevestiging van het verbond. Het wijst op verbondsgehoorzaamheid zoals in Deut.7:9, 21 / 10:17 / Jes.9:6 / Dan.9:4. 3. Het onbepaald voornaamwoord “hij” (vers 27) wijst niet terug naar “de prins” die komt van vers 26. Dat de “prins” een achtergesteld zelfstandig naamwoord is en dat “het volk” daar het dominante zelfstandig naamwoord is kan niet aangevochten worden. Zo verwijst “hij” naar de laatste dominante figuur afzonderlijk vermeld als de “Messias” (vers 26a). De Messias is de centrale figuur in de gehele profetie. Zodat we de vernietiging van de tempel in relatie aan Zijn dood moeten bekijken. In feite, de mensen die de vernietiging van de tempel veroorzaken kunnen zondermeer als “Zijn legers” beschreven worden (Mattheüs 22:2-7). Het is een straf van God die ze ondergaan. 4. Het parallellisme met vers 26 geeft aan dat de dood van de Messias rechtstreeks verband houdt met de bevestiging van het verbond. Hij is “afgesneden”, maar “niet voor zichzelf” (v. 26a), want Hij “confirmeert het verbond” voor de “vele” van Israël (v. 27a). Zijn “afsnijding” brengt de bevestiging van het verbond, want “zonder bloedstorting is er geen vergeving” (Hebreeën 9:22). Een historische nota We willen graag een opmerking maken over de eventuele bouw van een tempel in Jeuzalem. Voor Jezus komt die er niet en een vroegere poging daartoe is op een sisser uitgelopen. In de regering van keizer Julianus, de Afvallige, (361-363) verkregen de Joden de toelating om de tempel Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 377 in Jeruzalem te herbouwen. De werkzaamheden begonnen op 18 mei 363. Maar één dag later al, op 19 mei, werd alles onderbroken na een aardbeving. Dit zag men als een voorteken: “Een aardbeving en een vuur dat opschoot uit de grondvesten hebben geleid tot het stilleggen van de pas begonnen werkzaamheden, niet alleen omdat het verder zetten ervan materieel onmogelijk werd, maar ook omdat het gebeuren begrepen werd als een goddelijke straf en een veroordeling van deze onderneming.” (F. Thelamon, ‘Païens et chrétiens au quatrième siècle. L’apport de l’Histoire ecclésiastique de Rufin d.Aquilée’, Études augustiniennes, 1981, blz.304). Rufinus van Aquilea, Latijns schrijver, zegt er wat over in het begin van de vijfde eeuw. We citeren uit zijn geschiedenis van de Kerk in de vierde eeuw. Wie het leest, beseft de grote weerslag van die gebeurtenis op de tijdgenoten: “De laatste nacht vóór het begin van de werkzaamheden vond een geweldige aardbeving plaats. Niet alleen vlogen de rotsblokken van de funderingen in alle richtingen, maar bovendien werden bijna alle gebouwen in de buurt verwoest. De publieke portieken waar zich een massa joden bevond die zich bezighielden met de uitvoering van het werk, stortten in en verpletterden alle joden die zich daar ophielden. Toen de dag aanbrak, dachten de anderen dat zij aan de ramp ontsnapt waren en zij liepen toe om op zoek te gaan naar hen die onder het puin bedolven waren. Binnen in de funderingen van de Tempel bevond zich een lokaal, waarvan de ingang lag tussen de twee portieken die ingestort waren. Men bewaarde er gereedschap en alles wat voor het werk noodzakelijk was. Plotseling rees er een vuurbol uit op, die zich in alle richtingen verplaatste over de ganse plek, en die alle daar aanwezige joden verbrandde en doodde. Dit voorteken herhaalde zich die dag verschillende keren en met korte onderbrekingen, en maakte zo met wrekende vlammen een einde aan de vermetelheid van dit halsstarrige volk.” (idem). De historica Françoise Thelamon zoekt een verklaring voor wat zij: “de onmogelijke heropbouw van de Tempel van Jeruzalem” noemt. Over de aardbeving schrijft ze: “kan een ontploffing veroorzaakt hebben van gas dat zich opgehoopt had in een onderaardse ruimte, gevolgd door een brand die de materialen verwoestte en slachtoffers maakte.” Hoe zwaar was de druk op Israël? John Walvoord zegt dit in zijn commentaar op Daniël over dit gedeelte: “De laatste periode van zeven jaar begint met de introductie van een verbond tussen de toekomstige “prins die zal komen” en “de velen,” het volk van Israël. Dit pact wordt genomen in de eerste helft van de toekomstige periode van zeven jaar, vandaar de bijzondere vrijheden en de bescherming verleend aan Israël. Als die zijn weggehaald, en Israël wordt vervolgd zijn we in hun tijd van grote verdrukking beland.” Bekijken we nog eens die zeventigste week en het verbond. Jezus heeft tijdens zijn prediking Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 378 in Israël meermalen de druk op de ketel gezet; Hij maakt het zwaar voor Israël in de zin dat ze bij hoogdringendheid het verzoek krijgen zich te BEKEREN. Mat.23:31-38: “Gij getuigt dus van uzelf, dat gij zonen zijt van de moordenaars der profeten. Maakt ook gij de maat uwer vaderen vol! Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel der hel? Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden. Van hen zult gij sommigen doden en kruisigen en van hen zult gij anderen geselen in uw synagogen en vervolgen van stad tot stad, opdat over u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten werd op de aarde, van het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zacharias, de zoon van Berekja, die gij vermoord hebt tussen het tempelhuis en het altaar. Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht. Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.” De onvruchtbare vijgenboom is een gelijkenis die daar wat over zegt, over de dringende noodzaak van bekering. We lezen Lucas 13:6-9: “En Hij sprak deze gelijkenis: Iemand bezat een vijgeboom, die in zijn wijngaard was geplant, en hij kwam om vrucht daaraan te zoeken en vond er geen. En hij zeide tot de wijngaardenier: Zie, het is nu al drie jaar, dat ik vrucht aan deze vijgeboom kom zoeken en ik vind ze niet. Hak hem om! Waarom zou hij de grond nutteloos beslaan? Hij antwoordde en zeide tot hem: Heer, laat hem nog dit jaar staan, ik zal er eerst nog eens omheen graven en er mest bij brengen, en indien hij in het komende jaar vrucht draagt, (dan is het goed,) maar anders, dan moet gij hem omhakken” (wij onderstrepen). De HEERE predikte drie jaar, lang genoeg om Israël tot bezinning te brengen. Komt dat niet ongeveer overeen met het eerste deel van de laatste zeventigste jaarweek? De wijnstok was al voordien één van de symbolen om Israël aan te duiden: Joël 1:7: “Het heeft mijn wijnstok tot een voorwerp van ontzetting en mijn vijgeboom tot een geknakte stam gemaakt; het heeft de schors geheel en al afgeschild en weggeworpen; zijn ranken zijn wit geworden.” Jer.24:5: “Zo zegt de HERE, de God van Israël: Gelijk deze goede vijgen, zo zal Ik de ballingen van Juda, die Ik uit deze plaats naar het land der Chaldeeën heb weggezonden, aanzien, ten goede.” Hos.9:10: “Als druiven in de woestijn vond Ik Israël; als vroege vijgen, als eerste opbrengst aan de vijgeboom, zag Ik uw vaderen. Zij echter gingen naar Baäl-Peor en wijdden zich aan de schandgod; daardoor werden zij even gruwelijk als het voorwerp van hun liefde.” En het verhaal, de gelijkenis, gaat ook werkelijk in vervulling. Marcus 11:20-26: “En toen zij des morgens vroeg langs de vijgeboom kwamen, zagen zij, dat hij van de wortel af verdord was. En Petrus herinnerde het zich en zeide tot Hem: Rabbi, zie de vijgeboom, die Gij vervloekt hebt, is verdord. En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Hebt geloof in God. Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 379 geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden. Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden. En wanneer gij staat te bidden, vergeeft wat gij tegen iemand mocht hebben, opdat ook uw Vader in de hemelen uw overtredingen vergeve. [Indien gij echter niet vergeeft, zal ook uw Vader, die in de hemelen is, uw overtredingen niet vergeven.]” Nog een gelijkenis in hetzelfde verband staat in Mat.21:37-46: “Ten laatste zond hij zijn zoon tot hen, zeggende: Mijn zoon zullen zij ontzien. Maar toen de pachters de zoon zagen, zeiden zij tot elkander: Dit is de erfgenaam, komt, laten wij hem doden om zijn erfenis aan ons te brengen. En zij grepen hem en wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem. Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen? Zij zeiden tot Hem: Een kwade dood zal hij die kwaden doen sterven en de wijngaard zal hij verhuren aan andere pachters, die hem de vruchten op tijd zullen afleveren. Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden; van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt. [En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden, en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen.] En toen de overpriesters en de Farizeeën zijn gelijkenissen hadden gehoord, begrepen zij, dat Hij hen bedoelde. En hoewel zij Hem trachtten te grijpen, vreesden zij de scharen, daar die Hem voor een profeet hielden” (wij onderstrepen). En ook deze in Mat.22:1-10: “En Jezus antwoordde en sprak wederom in gelijkenissen tot hen en zeide: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning, die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte. En hij zond zijn slaven uit om de ter bruiloft genodigden te roepen, doch zij wilden niet komen. Wederom zond hij andere slaven uit, met de boodschap: Zegt de genodigden: Zie, ik heb mijn maaltijd bereid, mijn ossen en gemeste beesten zijn geslacht en alles is gereed; komt tot de bruiloft. Maar zij sloegen er geen acht op en gingen heen, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. De overigen grepen zijn slaven, en zij mishandelden en doodden hen. En de koning werd toornig, en hij zond zijn legers uit en verdelgde die moordenaars en stak hun stad in brand. Toen zeide hij tot zijn slaven: De bruiloft is wel gereed, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat daarom naar de kruispunten der wegen en nodigt allen, die gij aantreft, tot de bruiloft. En die slaven gingen naar de wegen en verzamelden allen, die zij aantroffen, zowel slechten als goeden. En de bruiloftszaal werd vol met hen, die aanlagen.” Het ziet er echt niet goed uit voor Israël als volk, het zal op een individuele redding aankomen, het overblijfsel van gelovigen zal gered worden. Alleen zij zullen mogen meevieren. Het eerste deel van dit 27ste vers zegt verder dat: “in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden.” Over de “helft” (“chasi”) hebben we al opgemerkt dat dit niet speciaal juist de helft moet zijn daar we niet met zekerheid weten hoe Lucas 3:23 moet begrepen Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 380 worden. Moeten we dat echter wel weten? Wat belangrijker is en ook blijft is dat het Christus was die slachtoffer en spijsoffer der Joodse wet heeft doen ophouden door de schaduw te vervullen. De wet was slechts een schaduw van het ware offer dat Christus bracht en verloor dus zijn waarde toen Christus aan het kruis stierf. Zie hiervoor 2 Cor.5:21 / Rom.3:25 / Heb.10:1-10. Dit is ook in overeenstemming met vers 26 waar staat dat ná de 62 weken (+ de 7 andere) de Messias uitgeroeid wordt. De belangrijkste recente verdedigers, uit de 19de en 20ste eeuw, van de Messias die sterft in het midden der 70ste week zijn o.a.; Auberlen, Boutflower, Hävernick, Hengstenberg, Keil, Wright. Het volgende deel van Dan.9:27 zegt: “en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen” dat wel de juiste vertaling is van de Masoretische tekst. De Septuaginta echter zegt: “en op de tempel zal er verwoesting zijn.” De Vulgata zegt: “en in de tempel zal er verwoesting zijn.” De Arabische vertaling zegt: “en op het heiligdom zal er de gruwel der verwoesting zijn.” Wanneer Christus deze profetie aanhaalt in de Olijfbergprofetie zegt Hij: “Wanneer gij de gruwel der verwoesting (...) op de heilige plaats ziet staan, wie het leest, geve er acht op.” Adam Clarke geeft bij deze tekst ook nog aan dat de Griekse Theodotion en de Syrische Hexapla afwijken van de Masoreten. Eén Hebreeuws manuscript van de 13de eeuw zegt: “En in de tempel zal er verwoesting zijn.” De Joodse vertaling van Isaak Leeser uit de 19de eeuw geeft hier: “because of the prevalence of the abominations which bringeth devastation.” Het is dus alleen maar de Masoretische tekst die spreekt over een komende gruwel. Alle andere vertalingen - die ouder zijn dan deze tekst - zeggen dat de gruwel op de tempel rust vóór zijn vernietiging en zo ook zegt het de Christus. Wat is die gruwel die er op Gods tempel is? Het woord “gruwel” is in het Hebreeuws soms een synoniem van afgod. Dat de Joden tijdens de 70ste jaarweek en daarna nog tot aan de vernietiging een zichtbare afgod over hun tempel brachten is niet te bewijzen en voorzeker onwaarschijnlijk. Maar een geestelijke afgod die de tempel verontreinigde was o.a. de hypocrisie van Schriftgeleerden en Farizeeën, de blinde leiders, de schijnheiligen. Voor hen is iemand die zweert bij de tempel niet gebonden zijn eed te houden, maar wie het zweert bij de gaven op het altaar dient dat wel te doen (Mat.23:16-22). Een handelswijze der Joden die de Heer in Mat.23 speciaal aan de kaak heeft gesteld en zelfs als reden aangeeft voor hun verwerping is Mat.23:37,38. We citeren dit uit de Willibrordvertaling: “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en diegenen stenigt die tot haar gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen niet onder mijn hoede willen nemen, zoals een kip haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels. Maar u hebt het niet gewild.” Een nog grotere gruwel is de samenzwering “in de tempel” om de Gezalfde van God en koning van Israël aan te klagen bij de Romeinse macht is er zeker niet (Mat.26:56-58 en vooral Joh.11:55-57). Laten we dat niet minimaliseren. Daarom zijn de verwijzingen naar de betrokkenheid van het volk of van de priesters naar de dood (moord) op Jezus een belangrijk onderdeel in de prediking door de eerste discipelen (Hand.2:33,36 / 3:13-15 / 4:10 / 5:30 / 10:39). Wanneer Israël de Heer verloochend, is er ook de mogelijkheid dat een deel van het nieuwe Israël Hem Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 381 verloochend (Mat.10:33 / 2 Tim.2:12). Ook nu is er afval van de leer van Christus. (Een degelijke achtergrond, waar we het toch niet steeds mee eens zijn, van de situatie waarin de schuld van de priesters voor Jezus’ dood besproken wordt is te vinden in ‘Dictionaire de la Bible, Supplement 6’, Letouzay 1 Ané, 1966, kol.1100-1110.) Vergeten we niet dat de Heer ooit een scherpe analyse heeft gemaakt van de wereldgeschiedenis en de relatie van Gods profeten en de handelswijze van Gods volk. Israël verwerpt Gods profeten die tot haar gezonden zijn. Het is volgens Lucas 11:50,51 dan ook zo dat van het geslacht dat leeft in de tijd van de prediking van Jezus, het bloed van de profeten die ze vergoten hebben zal “afgeëist” worden. En de situatie van de inval van de Romeinen in Jeruzalem en de vernietiging van de tempel in het jaar 70 is daar de vervulling van. Nadat het in de profetie beloofde herstel kwam is diezelfde tempel opnieuw de plaats geworden van verdrukking van Gods profeten. In dit geval van de Messias en zijn volgelingen. God vervloekte hen in de 6 de eeuw voor Christus al eens voor dergelijke zaken. Deze maal zal er ook geen ontkomen aan zijn. De Romeinen zullen hun zwaarden en speren slijpen en het Joodse bloed zal vloeien bij deze straf van God. De tempel die volgens de boodschap van de engel Gabriel hersteld wordt, diezelfde gaat ook nog vernietigd worden. Het is een profetie van hoop, maar ook van tranen! We geloven dus niet in één van de vier mogelijkheden die men meestal geeft voor dit gedeelte in de klassieke interpretatie van deze teksten. Deze vier zijn: 1°) De Romeinse standaarden met de beeltenissen van hun goden, die de plaats in de omgeving van Jeruzalem verontreinigen tijdens de belegering van de stad. 2°) De afbeelding van Titus of Hadrianus die men na de inname van de stad in de tempel heeft gezet als teken van de onderwerping. 3°) De Zeloten die tijdens de belegering meerdere keren de tempel, de buitenkant en niet het Heilige der heiligen, hebben ontheiligd. 4°) De gruwel die ontstaat doordat de stad en de heilige tempel in een brand opgaan. Deze dingen zijn natuurlijk allen even waar, maar zijn niet voor ons de gruwel waarover geprofeteerd wordt. Want met uitzondering van n°1 gaat het om zaken die geschieden aan de al ingenomen stad, en dat klopt niet met wat Jezus hierover zegt in de context van Mat.24:15. De VOORAFGAANDE VERONTREINIGING van de tempel is namelijk de reden tot de verwoesting. Scofield heeft een opmerking over de verwoesting op blz.915: “De uitdrukking komt driemaal voor in Daniël. In Dan.9:27 en 12:11 is het een verwijzing naar “het beest”, “de man van zonde”: (2 Thes. 2:3,4) en is identiek aan Mat. 24:15. In Dan.11:31 verwijst het naar de handelswijze van Antiochus Epiphanes, het prototype van de man van zonde, die op het altaar een varken offerde en zelf in het heilige der heiligen binnentrad.” Gelieve dan te onthouden dat Scofield aan de term zelf twee interpretaties geeft. Twee interpretaties die gescheiden zijn door méér dan tweeduizend jaar. Ook dat klopt nog niet. De bewering van Keil en Kliefoth dat we in de uitspraak van Jezus Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 382 veeleer een verwijzing naar Dan.11:3 en 12:11 moeten zoeken is daarom ook te verkiezen. Het is zeker waar dat deze twee over “gruwel” in het enkelvoud spreken en Dan.9:27 “gruwelen” in het meervoud. Maar om de grootsheid van iets aan te duiden kan een Jood enkelvoud bedoelen en meervoud schrijven: vb. hemel = hemelen en zee = zeeën. Volgens Biederwolf (blz.333) moet Mat.24:15 verwijzen naar de laatste tijd, vóór het duizendjarige rijk zal beginnen, want dat is ook de tijd waarin het volk Israël bevrijdt wordt volgens Daniël 12. Alsof Jezus dat vergelijk maakt! Wie worden gered volgens Hem? Niet alle Joden maar slechts de gelovigen! Dus is ook de volgende opmerking fout. Th. Niemeijer zegt in ‘Het Zoeklicht’, 12 juni 1999, blz.19: “In Matth.24:15 zien we duidelijk, dat Mattheüs deze Grote Verdrukking verbindt met een profetie uit Daniël. Het is een tijd, die zijnsgelijke nog nooit gehad heeft en ook nooit zal krijgen. Deze periode zal direct na de opname van de Gemeente aanbreken.” Vergeet niet in welk verband dit gedeelte is aangehaald; i.v.m. de bescherming van de gemeente, niet de opname. Jezus zegt: “vlucht naar de bergen” (slot van Mat.24:15), niet “gij zult opgenomen worden door de engelen!” Over die opname, maar dan wegnemen, wordt er slechts wat gezegd ná Mat.24 vers 29 namelijk verzen 36-44. En dat is niet in verband met de verwoesting van Jeruzalem maar de werkelijke komst waarvan niemand de dag of het uur weet. De volgelingen van Darby lezen dus niet wat er staat in de tekst. We lezen in ‘Uit het Woord der Waarheid’, n°10 van oktober 1999 het volgende: “Wanneer we Mattheüs 24 vergelijken met Lukas 21, zien we dat er tussen beide profetieën een groot verschil bestaat. In Lukas voorzegt de Heer de verwoesting van Jeruzalem (zie vs. 20) en de daaraan voorafgaande gebeurtenissen; in Mattheüs voorzegt Hij de gebeurtenissen van de laatste dagen. Toch zijn er vele overeenkomsten tussen de beide hoofdstukken van de verwoesting van Jeruzalem en lijken op die van de laatste dagen.” Dat is een straffe hersenkronkel die hier op papier staat. Geen enkel van de synoptische evangeliën die we bezitten (en dat zijn er toch drie) geeft weer wat men hier beweerd. Het gaat in de eerste verzen om hetzelfde, zowel in Mattheüs als in Lucas (en ook Marcus); de val van Jeruzalem. Al de rest is het niet willen aanvaarden van de evidentie zelf die uit de teksten naar voor wordt gebracht. Dat is een iets uitdokteren en het dan bewijzen, wat het ook mag kosten aan geloofwaardigheid uit Gods Woord. Men wil het probleem waarover het hier gaat gewoon omzeilen. Dan.9:27 in Mattheüs 24:15 lezen is niet bewezen, want waarschijnlijker is de verwijzing naar Daniël 11:31 of Daniël 12:11. De vergelijking met de parallelteksten van Marc.13:14,15 en Luc.21:20,21 is hier duidelijk. Vergeet niet dat de val van Jeruzalem ook al eens voorzegd was in Luc.19:43,44. Daar staat: “Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.” Daarom zeggen sommigen: men moet rekening houden met twee vervullingen. Daarop zeggen we categorisch en zonder mogelijke tegenspraak; een tweede vervulling bestaat niet, zo werkt de Bijbel niet. Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 383 In ‘AMEN’ nummer 49 van juni 2003 lezen we op blz.35: “Voetnoot. 1. In vele profetieën in het OT wordt de komst van de Messias voorzegd. Die komst bestaat uit twee elementen: lijden en heerlijkheid (vgl. 1 Pet.1:11). Met andere woorden: Hij zou komen in vernedering om te lijden (1e komst) en in heerlijkheid om te heersen. Zie bijv. Jes.61:2 en vgl. Luk.4:17-21; Hosea 3:4 en 5; Zach.9:9 en 10. Uit deze teksten wordt in één lijn verwezen naar Zijn komst in vernedering en daarna in heerlijkheid. Wat er in die tussentijd zou plaatsvinden is in die profetieën niet geopenbaard. Dat heeft God verborgen gehouden tot de tijd van Paulus’ gevangenschap in Rome en door hem bekendgemaakt. Zo werd het ontbrekende in de Gods openbaring nog aangevuld en kwam het Woord tot z’n volheid” (wij onderstrepen). Dit is nogal een simplistische aanpak. Je kunt niet zomaar beweren dat iets uit een profetie nog vervuld moet worden omdat er geen onmiddellijke band zou zijn met zaken die toch doorlopend zijn. We bedoelen dit te zeggen, wanneer er wat staat over het koningschap van de Heer, we niet zondermeer mogen beweren dat Zijn regeren over Israël stopt als ze Hem verwerpen. Maar later zal Hij opnieuw, volgens dispensationalisten, koning over hen worden. Hier is veel onBijbels taalgebruik. Want er is altijd, door de eeuwen heen, een overblijfsel geweest dat getrouw was aan God. We moeten of mogen ons niet wegstoppen achter een zogenaamde breuk in de profetie. Er zijn géén voorbeelden van onderbrekingen en uitstellingen in profetie. (Behalve deze die voorwaardelijk zijn opgesteld.) Stel je eens voor dat we een breuk aangeven in de profetie waar Daniël negen in de eerste verzen naar verwijst: de 70jarige gevangenschap in Babylon. Waar moet je dan een tijd van jaren inlassen waar God zich niets zou aantrekken van Zijn volk? Ook als er ogenschijnlijk niets spectaculair is aan te merken in de geschiedenis van de Joden, ook dan is God met hen bezig! De engel heeft daarom een boodschap die in één ononderbroken lijn moet gelezen en geïnterpreteerd worden. Géén jaren waar God in het niets verdwijnt in Israëls heilsgeschiedenis! We hebben ook nog een opmerking bij wat we lezen in de ‘New Scofield Bible’, O.U.P., 1970, blz.913: “Het bewijs dat de laatste week nog niet is vervuld zien we in het feit dat Christus daarover een definitief verband maakt met betrekking tot zijn tweede komst (Mat.24:6,15). Er moet dan een tussenperiode zijn tussen de 69st en 70st week, dat het tijdperk is van de Kerk, maar niet was voorzegd in het OT”. De Heer zegt in Mat.24:15,16: “Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan - wie het leest, geve er acht op - laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen.” Laten we de opmerking van de nieuwe Scofield eens letterlijk toepassen en zien waar we terechtkomen! Wat krijgen we dan? Dat de 70ste week volgens Mat.24:15 in vervulling gaat in en rond de verwoesting van de stad en de (nog te bouwen) tempel in een nog toekomende week. Terug is het de vergelijking met Lucas die deze visie onmogelijk maakt? In Lucas 21:22 is de tijd van de vernietiging van stad en tempel, IN HET JAAR ZEVENTIG NA CHRISTUS, beschreven als: “dagen der wraak” (SV / Luther / Canisius) of “dagen der vergelding” (Leidse Vert.) / Brouwer / NBG). En ook Luc.2341: “En wij terecht, want wij ontvangen vergelding, naar wat wij gedaan hebben, maar deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.” Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 384 Tussen haakjes dezelfde termen die gebruikt worden voor de vernietiging van de eerste tempel. Dit staat in 2 Kron.36:15,16 “De HERE, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning, 16 maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des HEREN zich zozeer tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was.” Zo moet het in het jaar 70 na Chr. geschieden: “ter vervulling van de gehele schrift” (vers 22b). Dan beginnen ook de “tijden der heidenen” (vers 24). Maar in de uitleg van de ‘New Scofield’ loopt wat vóór 70 geschiedt en wat vóór de onzichtbare komst van de Heer, allemaal door elkaar. Is er ook nog een tijd der heidenen ná de Wederkomst? Wanneer er nog een massale bekering is van de Joden zoals de New Scofield ze verwacht, waarom is de leer van Jezus dan deze van een kleine kudde die in Hem zal geloven? En waarom spreekt Petrus op die eerste dag van het apostelenconcilie uit dat Joden en heidenen dezelfde genade van de Heilige Geest hebben ontvangen? En waarom is er volgens de stelling van Paulus géén onderscheid tussen Joden en heidenen? Zie: Luc.12:32 / Hand.15:11 / Col.3:11. Als u een volgeling bent van Scofield, dan is dit een vraag aan u: de tempel waarover de profetie van Daniël 9:24-26 spreekt is verwoest in het jaar 70 na Christus. Maar u zegt dat vers 27 van de verwoesting van een tempel spreekt. Als u zegt diezelfde tempel uit de profetie, is uw uitleg verkeerd. Dat wijst naar een nabije toekomst en een nog te bouwen tempel zal u wellicht zeggen. Maar dan heeft het niets te maken met Daniël 9:27! Is de tempel uit vers 27 dezelfde die de antichrist zal herbergen? Dat is de hamvaag! Over Mat.24:15 zegt J.T. Nielsen dan ook terecht het volgende: “Met woorden en beelden die volledig aan het jodendom ontleend zijn, wordt in dit gedeelte (vs.15-28, vgl. Marc.13:14-22 en Luc.21:20-26) gesproken over wat Jeruzalem en Judea te wachten staat. De val van de stad Jeruzalem en de oorlogsellende worden samen gezien met het einde van deze aeon”. (‘Het evangelie naar Mattheüs’, Callenbach, 1974, deel III, blz.42.) Besluit: Mat.24:15 toepassen op iets anders, dan met de verwoesting van de tempel te Jeruzalem in het jaar 70 na Chr., is aan de woorden van Christus een uitleg geven die Hij er zelf niet heeft ingelegd. Men tracht dan iets te bewijzen uit woorden die de Heer niet heeft gezegd en niet kan bedoeld hebben. En nog een kort citaat uit J. Schmid, ‘Het evangelie van Matteüs’, Patmos 1963, blz.409: “In v.15 maakt Matteüs door het uitdrukkelijk vernoemen van de profeet Daniël de bij Mc 13,14 onduidelijke betrekking tot hem duidelijk. ‘Waar hij niet zijn mag’ (Mc.13,14) is omschreven door ‘op heilige plaats’, waarmee door de betrekking met Dan. 9,27 alleen de tempel bedoeld kan zijn (vgl. Hand.6,13, en niet het ‘heilige land’.” Een kleine opmerking over wat de WT hierover leert. Ze leerden vroeger, tot 1993, dat er twee vervullingen waren van Mat.24:15, één met de vernietiging van de tempel en een andere in de tijd vanaf 1914. Recent heeft men aangenomen dat Mat.24:3 tot aan vers 28 betrekking heeft op de vernietiging van de tempel en dat slechts vanaf vers 29 de eindtijd besproken wordt. Zie hierover Vinden we Israël terug in het boek Openbaring – 2019 385 ‘DE WACHTTOREN’ van 15 februari 1994 op bladzijden 14 en 15, de tabel van de vergelijkingen van de drie synoptische evangeliën en de uitleg op blz.16-21. Dat is al een verbetering in wat ze vroeger leerden. Maar ze weten nog steeds niet hoe de rest van de Wederkomst verloopt. En de laatste opmerking over de gruwel. Als argument geven bijna allen die geloven in de bedelingen nog aan dat Mattheüs wijst naar de eindtijd: want vers 29 gaat uit van een “onmiddellijk” dat er moet op volgen. Men mag geen tijd X inschakelen tussen vers 28 en 29 is dan de redenering. Er staat echter ook nog een toevoeging; “van die dagen”, en daarin ligt de ontbrekende tijd verscholen. “Die dagen” wijzen naar de eindtijd en niet de verwoesting van de tempel. Er is in dat gedeelte het antwoord op twee of drie vragen van de discipelen volgens de inleiding van dat gedeelte (Mat.24:3 / Marc.13:4 / Luc.21,6,7). Eén in verband met de val van Israël, in welks verband over “een verdrukking”, zonder lidwoord in het Grieks gesproken wordt. Maar in het geheel, dat de tijd van het einde beschrijft, dus alle tekenen tussen Pinksteren en de W