dna-labs Een uitgave van de Reizende DNA-labs www.dnalabs.nl Reizend DNA-lab Gezond of ziek: een vouwtje verkeerd Expert variant Laat zien hoe eiwitten zich anders vouwen door een kleine verstoring van de structuur. Een kleine verandering met grote gevolgen… Slangengif houdt klas in greep Van kroegidee tot succesnummer 120 min. Vaker, beter, sneller, meer 2 • dna-labs • mei 2011 Lessen inhoud voor de dna-samenleving 3 4 Reizende dna-labs 7 8 dna-labs Een overzicht van de zes labs langengif houdt klas in S greep 4-havo krijgt het lab ‘Bioinformatica: leven in de computer’ geland Twee dna-labs nu ook op een vaste locatie erder denken dan je neus V lang is Marc van Mil over ‘op en neer denken’ an kroegidee tot 10Vsuccesnummer Reizende dna-labs: hoe ze zijn ontstaan tussen 12Laveren complexiteit en helderheid Dirk-Jan Boerwinkel onderzoekt de dna-labs 15 Vaker, beter, sneller, meer oed voorbereid voor de 16Gklas dna-labs verbeterd Anno 2011 zijn begrippen als dna, genen, biotechnologie en life sciences bijna niet meer te vermijden. Kijk naar het tv-programma ‘dna onbekend’ waar bloedverwantschap via dna wordt opgehelderd. Fabrikanten adverteren met producten waarvan de kwaliteit ‘in het dna zit’. Gentech-voeding is al decennia onderwerp van debat. Goed onderwijs over begrippen als dna, eiwit en cel wordt daarom steeds belangrijker. Zo worden scholieren voorbereid op een toekomst in een ‘dna-samenleving’. Als burger of consument, als vader of moeder, maar ook als toekomstige patiënt of professional. In 2005 besloten vijf centra van het Netherlands Genomics Initiative en vijf universiteiten en universitaire medische centra om de bovenbouw van havo/ vwo te helpen met een aanbod van Reizende dna-labs. Resultaat: 90.000 leerlingen namen sindsdien deel aan een van 3.700 klasbezoeken. Het idee van de Reizende dna -labs is eenvoudig. Twee student-assistenten rijden met apparatuur naar een school, waar zij een life sciences practicum van twee lesuren verzorgen. Daarnaast kiest de docent een inleidende lesmodule om de klas voor te bereiden. Verdieping of maatschappelijke context wordt in de vorm van afsluitende lessen aangeboden. De labervaringen en wetenschappelijk onderzoek zorgen voor voortdurende verbeteringen. Zo zijn de, inmiddels zes, labs steeds up-to-date. Stoomcursus voor student-assistenten 18 dna voor docenten Landelijke dna-lab Dag 2011 colofon Deze special is een uitgave van de Reizende DNA-labs. Aan de DNA-labs werken mee de genomics centres, universiteiten en Universitaire Medische Centra genoemd op pagina 4, het Netherlands Proteomics Centre en het Centre for Society and Genomics (algehele coördinatie). Teksten Eindredactie Fotografie Vormgeving Druk Jop de Vrieze (tenzij anders vermeld) Harmke Kraak Sascha Schalkwijk (tenzij anders vermeld) Studio-HB Leën Offsetdruk In deze special leest u meer over de Reizende dna -labs, over de aanpak, de ‘filosofie’ van de labs, de training van studenten-assistenten en over de ‘spin-offs’. Voor docenten: op 18 mei gaat de inschrijving van september open! Frans van Dam [email protected] Coördinator Reizende dna-labs Hoofd communicatie Centre for Society and Genomics Zes Reizende DNA-labs De Reizende dna-labs bieden een keur aan thema’s, technieken en begeleiden lesmodules. Hieronder een overzicht. 1 ‘Prenataal’ onderzoek bij planten Door wie Verzorgd door Wageningen Universiteit namens het Centre for BioSystems Genomics. Sinds Januari 2006 (als Reizend dnalab), daarvoor een mobiel practicum van Wageningen Universiteit. Inhoud Dit dna-lab laat de leerlingen kennismaken met dna-technieken waarmee ze snel kunnen zien of een genetische eigenschap is overgeërfd. De leerlingen voeren een dna-fingerprint uit op aardappelen en onderzoeken of hun plant de juiste eigenschap heeft. Bedoeld voor Biologie. Opvallend Dit lab diende als voorbeeld voor de ontwikkeling van de andere Reizende dna-labs. 2 Gezond of ziek: een vouwtje verkeerd Door wie Verzorgd door de Universiteit Leiden namens het Centre for Medical Systems Biology. Sinds Januari 2006. Inhoud De leerlingen gaan in dit dna-lab op zoek naar de moleculaire oorzaak van enkele ziekten die het gevolg zijn van verkeerde eiwitvouwing. Uiteindelijk doen ze een proef die aantoont dat verstoring van de eiwitstructuur leidt tot het verlies van de activiteit van het eiwit. Bedoeld voor Biologie of scheikunde. Opvallend Dit is het enige ‘natte’ lab waar niet met dna maar met eiwitten wordt geëxperimenteerd. 5 3 Lees de taal van de tumor Door wie Verzorgd door de Universiteit Utrecht namens het Cancer Genomics Centre. Sinds Januari 2006. Inhoud Leerlingen vergelijken het dna van tumorcellen met dat van gezonde cellen. Ze geven de behandelend arts advies over de beste behandeling van de patiënt. Bedoeld voor Biologie. Opvallend Tijdens de afsluitende les bij dit practicum komen vaak persoonlijke verhalen van leerlingen boven. 4 Bio-informatica: leven in de computer Door wie Verzorgd door de Radboud Universiteit Nijmegen namens het Netherlands Bioinformatics Centre. Sinds Januari 2006. Inhoud Leerlingen gebruiken databases en computerprogramma’s om een mysterieus eiwit, dat mogelijk het leven heeft gekost aan een man op Schiphol, te identificeren en er een remedie tegen te ontwikkelen. Bedoeld voor Biologie of scheikunde. Opvallend Dit lab gebruikt alleen computers. Racen met wc-papier Door wie Verzorgd door de Technische Universiteit Delft namens het Kluyver Centre for Genomics of Industrial Fermentation. Sinds Januari 2006. Inhoud Leerlingen maken biobrandstof met wc-papier en gist. Ze bekijken de effecten van enzymen op het productieproces en meten hoe snel de cellen ethanol produceren. Het lab stimuleert hen na te denken over het aanpassen van het gist-dna om de alcoholproductie te verhogen. Bedoeld voor Biologie of scheikunde. Opvallend Dit lab kan ook in het Science Centre Delft door scholieren van de onderbouw worden gevolgd. 6 Forensisch DNA: puzzelen met pieken Door wie Ontwikkeld door het Forensic Genomics Consortium Netherlands en verzorgd door its-labs, Amsterdam. Sinds Januari 2010. Inhoud Scholieren onderzoeken met forensische dna-technieken het sporenmateriaal van een overval. Ze rapporteren hun resultaten en conclusies aan de officier van justitie. Bedoeld voor Natuur, leven en technologie of biologie. Opvallend Dit lab wordt ook als politie-training gegeven aan echte technisch rechercheurs. 4 • dna-labs • mei 2011 Slangengif houdt klas in greep Een dag op stap met het Nijmeegse Bioinformaticalab naar een school in Rotterdam. De leerlingen identificeren op laptops een slangengif en ontwerpen een tegengif, dit alles tot tevredenheid van hun docenten en de twee lesgevende studenten. mei 2011 • dna-labs • 5 Allerlei gekleurde bolletjes draaien over het beeld: lichtblauw, donkerblauw, groen en rood, oftewel zuurstof, zwavel, stikstof en koolstof “E r is een lijk gevonden op Schiphol. Van het lijk is lichaamsmateriaal geanalyseerd en jullie krijgen het resultaat van deze analyse. Daarmee gaan jullie bepalen hoe deze persoon om het leven gebracht is.” De leerlingen van havo 4 kijken Lauke en haar collega-student Vera aan terwijl ze hen uitlegt wat ze tijdens het bioinformaticapracticum vandaag gaan doen. De twee studenten zijn vanochtend vroeg met een busje van de Radboud Universiteit in Nijmegen helemaal naar het Montessori College in Rotterdam-Zuid gereden. Vanochtend verzorgden ze een gastpracticumles in vwo 4, vanmiddag zijn de havo-leerlingen aan de beurt. Sporenonderzoek “Ik weet al wat er is gebeurd. Zelfmoord!” Cihat, een Turkse jongen in een joggingbroek en met een grote bril, lijkt nog niet erg gemotiveerd om de moord op te lossen. “Misschien heb je wel gelijk,” reageert zijn biologiedocent Joost Bloemberg. “Maar dat zul je eerst moeten uitzoeken.” Dat uitzoeken doen de scholieren niet met laboratoriumproefjes of ander sporenonderzoek. Hun onderzoeksapparaat is vandaag een computer. Bij ieder tweetal staat een uit Nijmegen meegebrachte laptop. De opdrachten die de leerlingen lezen van hun papier, instrueren hen eerst een analyse te doen van drie eiwitten die in het lichaam van de overledene zijn gevonden. Ze gebruiken daarbij het programma Blast, een database met eiwitten en hun eigenschappen. In de database kunnen de leerlingen, net als echte wetenschappers, de door hen gevonden eiwitten vergelijken met bekende eiwitten. Het programma produceert een lijst matches met daarnaast het percentage aan overeenkomsten met het onderzoekseiwit. Eiwitcodes intikken Driftig tikken de jongens en meiden de eiwitcodes in op hun laptops. Ook Cihat heeft besloten toch maar een poging te wagen het mysterie op te lossen, aangespoord door zijn vriend Murat naast hem. Docent Bloemberg kijkt tevreden toe hoe zijn leerlingen de opdrachten doorwerken. “Wij kiezen ieder jaar twee dna-labs uit voor de bovenbouw havo en vwo. Deze variant is iets minder praktisch dan bijvoorbeeld het lab over kanker (‘Lees de taal van de tumor’, red.), maar zo te zien werkt het ook goed. De leerlingen zijn lekker bezig en worden weinig afgeleid. Bovendien krijgen ze meestal meer mee dan ze zelf doorhebben.” “Meester, het is slangengif! Is het slangengif?” Verwachtingsvol kijken de leerlingen Bloemberg aan. Theatraal haalt hij zijn schouders op. “Ik weet het niet jongens. Daarvoor moeten jullie bij de twee meiden zijn.” De collega van Bloemberg, scheikun- > 6 • dna-labs • mei 2011 Gemakkelijk is het niet, want er komen de nodige N’tjes, H’tjes, ionbindingen en zwavelbruggen voorbij, toch haken de leerlingen niet af Jacques van Gorp, geeft een snelle > deleraar knipoog aan de leerlingen. Ze lachen. “Zie je wel, het is slangengif!” Tegengif ontwikkelen Even later gaat Lauke voor de klas staan en ze bespreekt de opgaven met de klas. De eerste twee eiwitten zijn stoffen die je in een bekertje melk verwacht. “Eiwit 1 is een melkeiwit afkomstig van koeienmelk. Dat eiwit transporteert calciumfosfaat,” legt Lauke uit, “want een kalfje houdt niet van harde klontjes in zijn melk.” Het tweede eiwit is amylase. Dat zit in je speeksel en breekt zetmeel af, weten de leerlingen. En het slangengif, hoe werkt dat dan? “Het breekt collageen af. Daardoor gaan je bloedvaten kapot en krijg je inwendige bloedingen,” lezen twee meiden voor van hun papiertje waarop ze net tijdens een privé-uitleg fanatiek penden. Lauke en Vera knikken tevreden. Ze leggen uit wat de volgende stap is: een tegengif ontwikkelen op basis van een 3D-weergave van het eiwit. “Het eiwit werkt als een schaar,” leggen ze uit. “Het tegengif gaat zo in die schaar zitten dat hij niet meer kan knippen.” Lauke is vijfdejaars biomoleculaire wetenschappen, Vera derdejaars biologie. Zij heeft altijd gezegd nooit het onderwijs in te gaan, vertelt ze tussen de zwaaiende vingers door. Maar daaraan is ze door dit bijbaantje wel gaan twijfelen. “Het geeft echt voldoening als het lukt om dingen uit te leggen.” Voor Lauke was lesgeven van jongs af aan iets vanzelfsprekends. Zij groeide op in een onderwijzersgezin. “Als ik klaar ben met mijn onderzoeksmaster ga ik een educatiemaster volgen. Het geven van dit practicum heeft me overtuigd van mijn keuze.” Geen lichte materie Met het programma Yasara zoomen de leerlingen in op de eiwitstructuren. Allerlei gekleurde bolletjes draaien over het beeld: lichtblauw, donkerblauw, groen en rood, oftewel zuurstof, zwavel, stikstof en koolstof. Enkele en dubbele bindingen worden zichtbaar, helices en spiralen. De leerlingen zien ook hoe de eiwitten open- en dichtvouwen door verandering van eigenschappen. Zo zien ze wat een precies werkje het maken van een antigif is. Cihat is steeds enthousiaster geworden. Hij klampt Vera aan: “En wat nu als het eiwit verkeerd vouwt? En wat als er radioactieve straling op valt?” Gedul- dig geeft Vera antwoord op al zijn vragen. Cihat knikt bedachtzaam. “Wow, vet om te weten hoor.” Moreno en Roxanne, een rustig werkend tweetal, geeft eerlijk toe de opgaven af en toe wel wat pittig te vinden. Zij hebben geen N-profiel, wat betekent dat ze geen scheikunde, natuurkunde en wiskunde B volgen. “Meneer”, zeggen ze tegen scheikundedocent Van Gorp, “U had ons wat meer moeilijke woorden moeten leren in de derde!” Ze luisteren ingespannen wanneer Lauke voor de laatste keer het woord neemt. Geen lichte materie inderdaad, want er komen de nodige N’tjes, H’tjes, ionbindingen en zwavelbruggen voorbij. Toch haken de leerlingen niet af. Ook Cihat is na de uitleg nog niet verzadigd. “Maar wat gebeurt er dan als je per ongeluk het verkeerde tegengif geeft? Wordt het dan erger?” Terwijl de twee studenten de practicummaterialen naar hun busje slepen, praten ze nog even na met de docenten. De leerlingen deden enthousiast mee, vinden die. Lauke en Vera knikken voldaan maar uitgeblust. Ze schuiven de deur van het busje dicht en stappen in. Hen rest nog een laatste missie: de A15. mei 2011 • dna-labs • 7 DNA-labs geland Op twee plekken vond een Reizend dna-lab een vaste locatie: Delft en Amsterdam. Ook wordt de mogelijkheid bekeken dna-labs voor het vmbo toegankelijk te maken. Het Delftse Science Centre huisvest een verkorte en een normale versie van het lab ‘Racen met wc-papier’. Directeur van dit Science Centre, Michael van der Meer, werkte in het verleden samen met het Centre for Society and Genomics en had toen al de wens de dna-labs te doen landen. In het Science Centre is een labruimte ingericht, met zuurkasten en apparatuur die speciaal werd ontwikkeld voor het practicum. Van der Meer, trots: “Het is net iets meer design dan het standaardmateriaal.” De korte versie van het lab duurt een halfuurtje en is bedoeld voor het brede publiek. De lange versie duurt ‘gewoon’ drie uur en is net als de reizende versie voor bovenbouwleerlingen van havo en vwo. De Amsterdamse its Academy ontwikkelde samen met forensische onderzoekers uit Leiden en Amsterdam een nieuw dna-lab over forensisch onderzoek. Naast een reizende variant, is er de mogelijkheid voor klassen om in een laboratorium van de Universiteit van Amsterdam het practicum te volgen. Het animo hiervoor is iets kleiner dan voor de reizende vorm, waarschijnlijk door de reis die de docenten met hun klas moeten ondernemen. Vmbo-labs in aantocht Gerrianne van der Velde, onderzoeker voor het Centre for Society and Genomics en het Cancer Genomics Centre, bracht de afgelopen maanden de mogelijkheden en criteria in kaart om de dna-labs toegankelijk te maken voor leerlingen op het vmbo. Voor deze groep leerlingen – meer dan de helft van het totaal – wordt zelden speciaal onderwijsmateriaal ontwikkeld en zij hebben over het algemeen moeite met het verwerken van complexe leerstof. Daarom werd voor hen nooit eerder lesmateriaal over genomics gemaakt.Van der Velde kwam erachter dat de leerlingen heel wat meer aankunnen dan vaak wordt gedacht. De belangrijkste uitdaging ligt in het betrekken van de leerlingen bij de les en hen de hele les geboeid te houden. “Dat betekent dat je ze strakker instructies geeft en zorgt voor snellere afwisseling tussen onderdelen.” De ingewikkelde technieken verdwijnen uit het lab, de nadruk komt nog meer op de praktische toepasbaarheid en de visuele uitleg te liggen. Ruimte voor de ethische discussie is in de eerste proefversies van het forensische lab nog niet ingeruimd. “Dat is wel heel belangrijk, om de kwesties die spelen dichter bij de leefwereld van de leerlingen te brengen,” legt Van der Velde uit. In een vervolgproject zal lesmateriaal ontwikkeld worden en zullen nascholingsactiviteiten voor docenten worden opgezet. fotografie Science Centre Delft 8 • dna-labs • mei 2011 Experimenteren met nieuwe lesmethode Verder denken dan je neus lang is Marc van Mil ontwikkelde het dna-lab ‘Lees de taal van de tumor’. Sinds 2008 doet hij promotieonderzoek naar lessen over genomics met beelden. Hij wil leerlingen wetenschappelijk aan het denken zetten. “H oe dit, hoe dat, hoe zus, hoe zo. Steeds weer hoe! Hoe vermoeiend!” Zuchtend sloffen de leerlingen naar de koffieautomaat. “Kan ie niet gewoon wat uitleggen en ons dan vragen laten maken?” Ze hebben het niet makkelijk vandaag, de 5 vwo’ers die op de Universiteit Utrecht de module ‘Moleculen in leven’ volgen voor hun vak ‘natuur, leven en technologie’. Deze module is tevens een wetenschappelijk experiment in het kader van het onderzoek waarop Marc van Mil in 2012 hoopt te promoveren. Tijdens deze lessen onderzoekt hij of het mogelijk is kinderen mechanistisch te leren denken over processen die plaatsvinden in cellen. Hij hoopt hen verbanden te laten leggen tussen die processen. ‘Op en neer denken’ noemt Van Mil het; van cel, naar weefsel, naar organisme, en terug naar de cel tot op het molecuulniveau. De context is in dit geval taaislijmziekte, maar kan in principe van alles zijn. Zelf moet hij ook even uitpuffen nadat hij de leerlingen een kwartiertje pauze heeft gegeven. “Deze manier van lesgeven is een stuk intensiever dan normaal.” Normaal, dat betekent het doornemen van de lesstof, de leerlingen opdrachten laten maken en die vervolgens klassikaal bespreken. Die schoolse manier van werken vergroot de kennis van de leerlingen, maar heeft beperkingen. Leerlingen verwerven geen inzicht in mechanismen. Daarvoor moeten ze een stap verder denken, vindt Van Mil. De vraag die daarbij centraal staat, telt slechts drie letters: hoe? Hoe prikkel jij de leerlingen een stap verder te denken? “Ik hanteer een meester-gezelstrategie. Ik sta voor de klas en in interactie met de ‘Wat ik heel waardevol zou vinden is als een leerling een vraag stelt waarop ik moet antwoorden: dat weet men nog niet’ leerlingen pas ik een manier van denken toe waarvan ik hoop dat ze die overnemen: steeds een stapje verder denken en niet tevreden zijn met het antwoord dat ze al gekregen of bedacht hebben. Ik geef dus geen antwoorden, maar stel hen steeds vragen.” Waarom wil je dat zo graag? “Die manier van denken hanteren wetenschappers ook. Ik heb me in mijn vooronderzoek laten inspireren door de gedachtegangen die gebruikelijk zijn in de moleculaire biologie. Door leerlingen net zo te laten denken, leid ik hen niet alleen op tot potentiële wetenschappers, ik laat ook zien dat door die manier van denken iets wat tot dan toe magisch leek, ineens verklaarbaar wordt. Het gaat niet om het juiste antwoord, het gaat om de manier van redeneren.” Aanreiken van denktrucs Van Mil ontwikkelt een lesmodule, maar ziet het niet als doel om deze module aan scholen te slijten of zelf overal in het land te gaan toepassen. Hij wil bewijzen dat de leerlingen kunnen wat hij denkt dat ze kunnen: blijven doorvragen. Een soort proof of principle dus. Bij die manier van denken wil hij ze gereedschappen geven, heuristieken in didactici-jargon. Denktrucs dus. Tijdens de mei 2011 • dna-labs • 9 cv Marc van Mil studeerde in 2005 cum laude af bij de opleiding biotechnologie aan Wageningen Universiteit. Voor het Cancer Genomics Centre ontwikkelde hij het Reizend DNA-lab ‘lees de taal van de tumor’. Door zijn werkzaam als coördinator en studentenbegeleider van dit DNA-lab werd zijn interesse gewekt voor een promotieonderzoek over genomics educatie, waaraan hij in 2008 begon. ‘Ik hanteer een meester-gezelstrategie: ik geef geen antwoorden, maar stel steeds vragen’ lessen over taaislijmziekte merkte Van Mil dat de leerlingen ver kwamen als aan hen werd gevraagd deze aandoening te verklaren, maar hij ontdekte ook een blinde vlek. “Een jongen in de vwo-klas kon helemaal uitleggen wat er gebeurt bij taaislijmziekte. Het slijm is taai, dat komt door een mutatie waardoor een eiwit niet goed vouwt. Maar hoe zorgt dat eiwit dan voor het taaie slijm? Wat de eiwitten precies doen in de cel, daar staan de leerlingen niet bij stil. Het is frappant dat leerlingen niet beseffen dat medicijnen ‘gewoon’ moleculen zijn die ergens in de cel aangrijpen en zo een werkingsmechanisme in de cel beïnvloeden.” Hoe wil je de leerlingen die extra denkstap bijbrengen? “Heel belangrijk is het gebruik van metaforen, zoals een pomp of een motor. Die metaforen zijn aan de ene kant behulpzaam en aan de andere kant hebben ze beperkingen. Ze gaan nooit helemaal op. Als de leerlingen bewust kunnen omgaan met die metaforen, snappen ze veel meer van de celprocessen. Ook visualisaties zijn belangrijk. Eiwitten worden vaak weergegeven als bolletjes, maar waar staat zo’n bolletje precies voor? Door hen met deze gereedschappen om te leren gaan willen we de leerlingen een taal en een beeldtaal geven.” neer hij moet delen, een soort antenne die signalen opvangt. Een heel goede conclusie, waarna de docent kan doorvragen wat ze precies met ‘weten’ bedoelen, want dat een cel niet kan denken, daar zijn de leerlingen het al snel over eens.” Hoe test je de methoden nog meer? “Naast de proeflessen heb ik focusgroepsessies gehouden met kleine groepjes scholieren. Daarbij liet ik ze onder meer het beroemde filmpje The inner cell life (een artistiekcartooneske weergave van celprocessen, red.) kijken en testte ik wat ze daarvan opstaken. Dat filmpje ziet er mooi uit, maar of je er veel van leert, is maar de vraag. Het blijkt essentieel te zijn om actief vragen op te roepen bij leerlingen, want uit zichzelf doen ze dat niet. Tijdens een andere focusgroep lieten we leerlingen zelf metaforen voor celprocessen bedenken. Dat leverde uiteenlopende resultaten op. Ze kwamen met bekende woorden als verbranden en kopiëren, maar leerlingen kwamen ook met eigen hypotheses, zoals: er moet iets zijn waardoor de cel ‘weet’ wan- Wanneer ben je tevreden over wat je bereikt hebt met je lessen? “Als blijkt dat de leerlingen inderdaad de denkwijze die ik op hen probeer over te brengen overnemen en ze concluderen: hier kan ik iets mee. En wat ik heel waardevol zou vinden is als een leerling op een gegeven moment een vraag stelt waarop ik moet antwoorden: dat weet men nog niet.” En wat wil je verder met die kennis? “Het zou geweldig zijn als we deze lesmethoden ook kunnen inbouwen in de lerarenopleidingen en nascholingen. Dat zal veel energie kosten, maar wat mij betreft, is dat zeker de moeite waard.” 10 • dna-labs • mei 2011 Hoe zijn de dna-labs eigenlijk ontstaan? Van kroegidee tot N Het begon allemaal eind jaren ota bene in de kroeg ontstond het plan om een promotiepracticum te ontwikkelen: het isoleren van dna. Vierdejaars biotechnologiestudenten gingen ermee aan de slag: ze schreven een lesplan, regelden een bestelbusje en leenden bij verschillende vakgroepen materialen. Hun doel: laten zien wat hen zo enthousiast maakte over hun studie en leerlingen terloops kennis laten maken met techniek die ze op school nooit zagen. Ze bezochten 37 klassen op 19 scholen en oogstten zoveel succes dat de opleidingsdirecteur en studiecoördinator biotechnologie na een jaar op zoek gingen naar financiering. Al snel werd het practicum geadopteerd door het opleidingsinstituut biotechnologie en de afdeling voorlichting en werving. Petra Naber: “De studenten en hun lesplan werden vanaf dat moment didactisch bijgeschaafd en begeleid door een vakdeskundige. Hun enthousiasme was nog altijd belangrijk, maar werd nu ook didactisch ondersteund.” negentig in Wageningen, vertelt Petra Naber, stafmedewerkster van het Onderwijsinstituut van Wageningen Universiteit. “De studentenaantallen liepen terug en niet alleen wij maakten ons daar zorgen over, ook de studenten zelf. Zij ontplooiden allerlei initiatieven Focus op de maatschappij De jaren die volgden werd het lab steeds beter gemaakt door studenten die er in het kader van een vak bij onderwijskunde mee rondreisden. Andere universiteiten en onderzoeksinstituten toonden interesse in het concept. In 2005 legde het Netherlands Genomics Initiative geld om hun universiteit te promoten onder scholieren.” 1997 1998 1997 In een Wageningse kroeg komen twee studenten op het idee om practica naar het voortgezet onderwijs te brengen. 1999 2000 2001 1999 Wageningen Universiteit start haar ‘mobiele practica’ voor voortgezet onderwijs, waaronder ‘fotosynthese’ en een economiepracticum. 2002 2003 2005 Vijf genomics centra, elk gekoppeld aan een universiteit of umc, ontwikkelen een Reizend dna-lab, met subsidie van het Netherlands Genomics Initiative. mei 2011 • dna-labs • 11 succesnummer op tafel om vanuit genomicscentra meer dna-labs te ontwikkelen. De focus ervan lag inmiddels al meer op de maatschappelijke bewustwording en het prikkelen van toekomstige professionals dan op het werven van studenten. Scholen reageerden enthousiast: ze konden apparatuur en kennis in huis halen waarover ze zelf niet beschikten. Docenten boeken steeds opnieuw een lab; voor velen geldt het als gegarandeerd succesnummer. Laatste ontwikkelingen Terugkijkend is het eerste Wageningse lab nauwelijks meer te vergelijken met de Reizende dna-labs van nu, vindt Naber. “Nu passen ze veel ingewikkelder technieken toe, met indrukwekkender apparatuur. Dat is ook wel nodig, want de scholen zelf hebben ook steeds meer de beschikking over geavanceerdere apparatuur.” Didactisch zijn er ook grote stappen gezet, aldus Naber. “We introduceerden van begin af aan concepten binnen een voor de leerlingen herkenbare context. Wageningen Universiteit opereert in principe altijd binnen een maatschappelijke context, dat scheelt.” Innovaties zijn nodig om de labs aantrekkelijk te houden, daarvan is Naber overtuigd. “Destijds waren scholieren en docenten al enthousiast als er een paar studenten op bezoek kwamen. Nu willen ze het liefst de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen zien.” 2004 2005 2006 2006 2007 januari Vijf DNA-labs starten met als thema’s: bioinformatica: eiwitvouwing, kanker, plantenveredeling en biodiesel. 2010 • januari: Het zesde, forensische, DNA-lab gaat van start. • De DNA-labs hebben een make-over ondergaan. • Eerste Landelijke-lab Dag. 2008 2009 2009 maart Minister Ronald Plasterk van onderwijs feliciteert 50.000e leerling die deelneemt aan een DNA-lab in het Haagse Haganum. 2010 Laveren tussen complexiteit en helderheid fotografie Jean-Pierre Jans 12 • dna-labs • mei 2011 mei 2011 • dna-labs • 13 De DNA-labs hebben vooral een praktische insteek, maar wat zit er voor filosofie en didactische theorie achter de lessen? Dat is waar docent en onderzoeker Dirk-Jan Boerwinkel zich mee bezighoudt. Zijn grote opdracht: de complexiteit van genomics overbrengen zonder de kern uit het oog te verliezen. H ij mag dan al jaren onderzoek doen in de genomicseducatie, diep in zijn hart blijft DirkJan Boerwinkel docent. Met gefronst voorhoofd hoort hij aan hoe het zijn collega-onderzoeker Marc van Mil is vergaan tijdens een proefles met vwo-scholieren. Konden de leerlingen het behappen? Hoe was de interactie? Stonden ze stil bij de verbanden tussen molecuul, cel en organisme die aan hen werden voorgelegd? Het zijn die didactische kwesties waar hij sinds 2007 aan de Universiteit Utrecht onderzoek naar doet. Maar het zijn minstens zozeer de maatschappelijke onderwerpen die Boerwinkel bezighouden. “Bij de dna-labs ging veel goed, maar we maakten op uit evaluaties dat de labs leerlingen te weinig hielpen bij het beantwoorden van maatschappelijke en persoonlijke vragen.” Zo waren er bijvoorbeeld vragen over genetisch testen. Al voor de geboorte van een kind dringen die zich op: wil je als toekomstig ouder weten of je drager bent van bepaalde ernstige ziektes? Wie kiest voor ivf-bevruchting, kan in de nabije toekomst het beste embryo selecteren op basis van dna-onderzoek. Is dat wenselijk? En zo ja, welke criteria hanteren we daarbij? Zo zijn er meer momenten waarop persoonlijke en ingrijpende besluiten genomen moeten worden. En dan spelen er ook nog vragen op maatschappelijk niveau: als we massaal aan embryoselectie gaan doen, wat zijn daarvan dan de gevolgen? Deze vragen komen vooral aan bod in de afsluitende lessen van de reizende practica. Een practicum moet immers vooral een practicum blijven. De maatschappelijke vragen rond dna spelen in alle lagen van de samenleving. dna-labs zijn er alleen voor de boven- bouw havo en vwo. En de rest dan? “We missen inderdaad meer dan de helft van de leerlingen plus iedereen die geen onderwijs meer volgt. We moeten ons erbij neerleggen dat we via het onderwijs niet iedereen kunnen bereiken. Een deel krijgt informatie via andere vormen van communicatie. Daarbij moeten we er rekening mee houden dat een deel van de beeldvorming wordt bepaald door de media en tv-series als Crime Scene Investigation.” Die invloed van csi heeft positief uitgewerkt. Tegen forensisch gebruik van dna bestaan in de maatschappij weinig bezwaren. “Inderdaad. De kijkers leren via de series ook dingen die niet kloppen, maar als we ons realiseren dat in de jaren tachtig dnaonderzoek voor velen gold als synoniem voor enge manipulaties, is de positieve invloed wel zichtbaar. In cosmeticareclames wordt links en rechts gesmeten met de term. De mensen hebben een positief beeld gekregen bij het woord dna. Het staat voor zekerheid. Daarbij moet ik wel vermelden dat juist dit, paradoxaal genoeg, niet helemaal klopt.” Het beeld van het genoom is sinds het Human Genomce Project een stuk complexer geworden. Wat heeft dat voor invloed op de educatie? “Dat heeft zeker invloed. Het beeld van het genoom, dat in lesboeken vaak nog wordt weergegeven als kralenketting die wordt overgeschreven naar rna en vervolgens naar eiwit, klopt in feite niet meer. Daarnaast is het percentage dna dat via rna voor eiwitten codeert nog steeds dalende. Dat ligt nu bij de één procent. Er is veel meer interactie tussen deze drie basiselementen. Het is een grote uitdaging om die ingewikkelde boodschap in het onderwijs in te bouwen.” ‘Bij genetica gaat het vaak over krulhaar en oogkleur, terwijl het genoom merendeels genen bevat die de inktvis ook heeft en zelfs de banaan’ > 14 • dna-labs • mei 2011 > cv Dirk Jan Boerwinkel werkte lang in het opleidingsonderwijs voor leerkrachten in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Hij promoveerde in 2003 op vorm-functie denken in natuuronderwijs. Momenteel doet hij aan de Universiteit Utrecht onderzoek naar de ontwikkeling en implementatie van lesmateriaal dat leerlingen voorbereidt op de veranderingen die genomicsonderzoek in de life sciences en toepassingsgebieden heeft teweeggebracht. ‘We houden er rekening mee dat de beeldvorming rond dna mede wordt bepaald door tv-series als Crime Scene Investigation’ Hoe doe je dat? “We willen in de biologielessen steeds een uitstapje maken naar genen. Of dat mogelijk is, gaan we samen met de Radboud Universiteit onderzoeken. Bij de spijsvertering is zo’n uitstapje bijvoorbeeld: welke genen maken je sneller dik of dun, of zorgen dat je goed of slecht tegen alcohol kunt? Leerlingen moeten zich realiseren waar die link naar het genoom zit. Ze worden vaak op het verkeerde been gezet: bij genetica gaat het vaak over krulhaar en oogkleur, terwijl het grootste deel van het genoom genen bevat die niet alleen wij twee samen hebben, maar ook de inktvis en zelfs de banaan. Het omzetten van glucose in de cel bijvoorbeeld is een principe dat zelfs gisten hanteren.” Komt die complexiteit in de dna-labs al aan bod? “Elk lab heeft een andere focus. Ik kijk wat ik uit die labs kan pikken om samenhang aan te brengen. Het dna-lab bioinformatica van de Radboud Universiteit laat zien hoe uit eiwitdatabases eindeloos veel informatie is te halen, hoe die informatie er dan uitziet en hoe die informatie weer is te vertalen in een 3D-projectie. Die aanpak moet gekoppeld worden aan andere labs. Door in te zoomen op een gen of eiwit kun je leerlingen laten zien hoe complex het allemaal is. Je kunt het karyotype van een mens tevoorschijn halen, of het gen voor amylase. En als je verder inzoomt, zie je dat het een warboel is, dat er allerlei verschillende transcripten zijn en pseudogenen die geen functie meer hebben. Ons dna is geen file-kast, maar meer een flipperkast.” Worden er al ideeën uit de verschillende dna-labs gecombineerd? “In de afsluitende les van ‘Lees de taal van de tumor’ zit wat bioinformatica. Maar je zit wel vast aan het format: inleidende les, practicum, afsluitende les. Alleen bij die laatste les valt er nog wat te variëren.” Hoe zorg je dat de kennis die leerlingen opdoen tijdens het practicum beklijft? “We proberen de kennis in te bouwen in het biologieleerplan. De gedachte is leerlingen ‘op en neer’ te leren denken tussen verschillende organisatieniveaus: moleculen, cellen, weefsels, organismen en populaties. Daar kun je op inspelen in een lab door bij genen en kanker te laten zien dat dit op alle niveaus speelt en door bruggen tussen die niveaus te leggen. Voor de groei van bloedvaatjes die naar de tumor groeien zijn ook genen nodig, dus is er in theorie op genniveau een therapie mogelijk. Die koppeling willen we hen laten maken.” Wat voor didactische theorieën zitten er nog meer achter de labs? “Naast het denken op organisatieniveaus is ‘concept context’ een belangrijk uitgangspunt. Een van die contexten is de medische diagnostiek. Daar zitten praktijklessen in als diagnose van tumoren. Begrippen als deletie en apoptose (gecontroleerde celdood, red.) spelen daarbij een rol. Op die manier maken de leerlingen kennis met die begrippen, die daardoor betekenis en samenhang krijgen.” En hoe stap je vervolgens over naar een andere context? “Dat is een heel belangrijke vraag. Je moet ergens een draai maken. Apoptose wordt nu behandeld in het kader van kanker, maar speelt ook een rol bij gezonde ontwikkeling. Het is een moeilijk didactisch probleem om die transformatie te maken, een hoog gegrepen doel, waarvan ik zelfs twijfel of we dat altijd wel zullen halen. Misschien is dat meer iets voor het universitaire onderwijs.” Is dat de grootste uitdaging, al die nieuwe kennis toevoegen zonder dat het geheel verliest aan helderheid? “Ja, dat is wel mijn grote opdracht.” Zijn de dna-labs een proeftuin om nieuwe onderwijsmethoden uit te proberen? “Ik denk niet dat docenten het zien als een proeftuin. De lessen eromheen en bij de nascholingen zijn wel een proeftuin, bijvoorbeeld de lessen waarin we kanker vergelijken met een evolutieproces. Het is een kwestie van uitproberen en de reacties van de docenten bekijken. Zo ontstaat er een hele hoop ruw materiaal, dat we samen kunnen verwerken. Ik denk dat het onderwijs in de nabije toekomst nog wel met boeken werkt, maar dat docenten daarnaast veel meer actuele zaken erbij zullen zoeken zoals computerprogramma’s, filmpjes en gratis lesmodules. Daarin wijzen de labs de weg.” tekst mei 2011 • dna-labs • 15 Yuri Matteman Vaker, beter, sneller, meer Sinds januari 2006 komen ze in schoolklassen door heel Nederland: de Reizende DNA-labs. Vanuit zes universiteiten en umc’s rijden vrijwel dagelijks busjes met studenten om leerlingen op school met actueel genomicsonderzoek in aanraking te brengen. De Reizende dna-labs zijn vanaf het begin een populaire en hooggewaardeerde toevoeging aan het Nederlandse bètaonderwijs. Desondanks werd in 2008 besloten om de Reizende dna-labs een make-over te geven met als doel de labs nog beter aan te laten sluiten op het onderwijs en ze zo in te richten dat ze nog jaren kunnen blijven bestaan. Met dit als leidraad werd een plan van aanpak geschreven dat op 1 januari 2009 werd gepresenteerd. De afgelopen twee jaar is hard gewerkt om de aanbevelingen uit het plan van aanpak uit te voeren. Wat heeft dat opgeleverd? 1 2 Om te beginnen meer Reizende dna-labs. De populariteit was en is zo groot dat een eerste aanbeveling was om meer busjes het land in te sturen. Zo gezegd, zo gedaan. Er worden nu veel meer lessen gegeven en de meeste dna-labs zijn binnen de kortste keren volgeboekt. Hiernaast bleek er behoefte aan een Reizend dna-lab over forensisch onderzoek en dat is er gekomen. Het lab ‘Forensisch dna-onderzoek: Puzzelen met pieken’ is de nieuwe loot aan de dna-labsboom. Aanpassing van de lesmaterialen bij de dna-labs was om verschillende redenen gewenst. Onder docenten bleek de behoefte aan extra materiaal groot te zijn. De coördinatoren van de labs hoopten docenten, door ze iets meer keuzevrijheid te geven, te kunnen verleiden tot het geven van meer voorbereidende en afsluitende lessen. Er is keihard gewerkt de afgelopen twee jaar, met prachtig resultaat. Vrijwel alle Reizende dna-labs bieden hun lesmaterialen op zowel basis- als expertniveau aan en er zijn meer dan dertig lessen ontwikkeld die docenten kunnen geven als de studenten weer weg zijn. Van kruiswoordpuzzels tot de Reizende dna-rechter. 3 Een belangrijke aanbeveling in het plan van aanpak was om ervoor te zorgen dat de dna-labs ook na 2012 – het eind van de overheidssubsidie – voortgezet kunnen worden. Op dit moment heeft dat geleid tot het verzorgen van twee dna-labs op een fysieke locatie. ‘Racen met wc-papier’ wordt ieder weekend en in de vakanties uitgevoerd in het Science Centre Delft en ‘Forensisch dna-onderzoek: Puzzelen met pieken’ heeft een vaste plek bij de Its-labs op de Universiteit van Amsterdam. Met andere verduurzamingsactiviteiten wordt hard geëxperimenteerd. Terugkijkend op de afgelopen twee jaar is er veel gebeurd rond de Reizende dna-labs, met een niet voorzien, maar welkom bijeffect: de dna-labs zijn intensiever gaan samenwerken. Coördinatoren van de dna-labs weten elkaar snel te vinden en maken gebruik van elkaars ervaringen. In de nabije toekomst zullen busjes van zes Reizende dna-labs met twee studenten jaarlijks bijna vijfhonderd keer een school bezoeken. Hoe het op lange termijn zal gaan? Daar is het laatste woord nog niet over gezegd. Aan de behoefte vanuit de scholen zal het zeker niet liggen. Die zijn onverminderd enthousiast. Yuri Matteman is directeur van de praktijk. onder zijn voorzitterschap werd het plan van aanpak voor de vernieuwing van de reizende dna-labs geschreven. daarnaast begeleidde hij de uitvoering van een aantal aanbevelingen uit dit plan van aanpak. d i e r e b r o o v d e o G s a l k e d r o vo 16 • dna-labs • mei 2011 Stoomcursus voor student-assistenten Voor de student-assistenten voor de klas komen te staan, doorlopen ze een intensieve voorbereiding. Een dagje meekijken in Wageningen. “Laat je vooral niet intimideren.” E en klein beetje onuitgeslapen ogen de vier bijna-student-assistenten nog wel deze dinsdagochtend. Het is even over negenen en vandaag is het voor Merel Hofmeijer, Marijn Schrage, Elkse Hageraats en Sjoerd Schimmel de tweede dag van hun training tot docent voor het dna-lab ‘Prenataal onderzoek bij planten’ (zie overzicht labs op pagina 3). Sven van den Elsen staat tegenover de vier. Ze bevinden zich in het lab van de afdeling Nematologie van het departement Plantenwetenschappen. Van den Elsen is hier onderzoeker. Vandaag laat hij de studenten het practicum zelf uitvoeren en de PowerPoint-presentatie die erbij hoort doornemen. Morgen zullen ze ruim zesduizend ‘epjes’ met lysisbuffer, ultrapuur water en primersuspensie vullen voor de 2050 scholieren die ze de komende zes weken zullen verlichten met twee uur plantenwetenschap. “Jullie hoeven ‘Bij de generale gaat er altijd wel wat mis; op dat moment is het even zweten voor de studenten’ na deze week echt niet alles te kunnen en te kennen,” zegt Van den Elsen. “Het belangrijkste is dat je er zin in hebt. Dan komt de rest vanzelf.” Persoonlijke leerdoelen Na de eerste introductie nemen de studenten een kijkje in het hok met materialen. Die staan opgestapeld in kratten met gedetailleerde checklists. “Je kunt het zo gek niet bedenken of jullie voorgangers hebben het een keer vergeten, zelfs microscopen en PCR-apparaten.” Van den Elsen vertelt het met een ernstige grijns. “En ik kan jullie vertellen: ’s avonds terug naar de andere kant van het land om je spullen op te halen is voor niemand prettig.” De studenten knikken. “Het is een zware periode voor de studenten,” vertelt Van den Elsen. “Bijna allemaal kijken ze er met plezier op terug, maar ze zijn na die zes weken doodop. Vaak vertrekken ze ’s ochtends vroeg en komen ze ’s avonds terug.” Vandaar ook dat ze een vergoeding ontvangen naast de studiepunten die ze voor het vak ‘Teaching as a professional’ krijgen. Om aanspraak te maken op die punten moeten ze zich persoonlijke leerdoelen stellen en evaluaties schrijven. Vol vertrouwen Maar zover is het nog lang niet. De komende dagen staan in het teken van de ‘generale’ op dinsdag en de eerste echte les op donderdag. Bij die generale zijn vrienden, medewerkers en oud-student-assistenten aanwezig. Dat is volgens Van den Elsen een belangrijk moment. “Er gaat altijd wel wat mis. Op dat moment is het even zweten voor de studenten, maar op een luchtige manier.” Achteraf kijken de studenten er tevreden op terug, mailen ze. Sjoerd Schimmel: “Dit was heel erg handig, omdat we nu tegen dingen aanliepen die we anders zouden vergeten. Ook was er na afloop nog ruim de tijd om tips en onvolkomenheden door te spreken.” Voor die tijd zijn ze door Van den Elsen en zijn collega Arjen Schots nog volgestopt met honderden anekdotes over planten en parasieten om de leerlingen naast inhoud ook wat verstrooiing te kunnen bieden. Schots’ bijdrage richt zich vooral op de economische kant van het verhaal. Daarnaast is er didactiek. In interactieve sessies wordt aandacht besteed aan het omgaan met tegenslagen, het bewaren van rust en het uitgaan van je eigen kracht. Nuttig, zeggen de studenten na afloop, maar soms wat overbodig. Van den Elsen benadrukt: “Bijna alle klassen zijn enthousiast, maar eens in de zoveel tijd heb je er zo’n ongemotiveerd stel tussen zitten. Laat je vooral niet intimideren.” En zo vliegt de week voorbij. Waar de studenten aan het begin van de voorbereidingsweek nog wat onwennig ogen, laten ze na afloop vol vertrouwen weten: “We hebben echt het gevoel dat we er klaar voor zijn.” Verslag van studenten Marijn en Merel Maandag Liesbeth en Door geven ons de eerste informatie over het practicum. Die middag is de eerste les: ‘Onderwijs-skills’, over het schrijven van het reflectieversla g. Dinsdag Iedere groep heeft een afspraak met een persoonlijke begeleider over de practicumuitvoering. Wij worden begeleid door Sven. We voeren het experiment uit. Sven geeft ons een enorme lading informatie over de proeven. Hij vertelt ook over nematoden en ziekten. Woensdag We vullen de epjes. Ook gaan we naar de kas om te kijken waar onze paprika’s en tomaten groeien en we krijgen een verh aal over de business achter veredeling. Donderdag We bereiden de presentatie voor die we hebben gekregen van onze voor gangers. Vrijdag We geven onze presentatie van enkele minuten en oefenen de quiz. ‘s Mid dags werken we aan ons werkplan. Die avond gaan we langs bij Björn. Hij heeft het practicum afgelopen periode gegeven. Maandag We tellen onze voorraden en bere iden het practicum voor. Ook verbouwen we onze presentatie. We stellen een draa iboek op, waardoor we de tijd tijdens de prac tica bij kunnen houden. Woensdag We zetten de laatste spreekwoord elijke puntjes op de i. We inventarisere n de spullen. Liesbeth houdt nog een praatje, we krijgen de tankpassen en kunnen de auto ophalen. Dinsdag Ons proefpracticum verloopt prim a, hoewel we merken dat we nog op een aant al dingen moeten letten. Janna, die het prac ticum vorige periode gaf, heeft een hele boel opgeschreven. Die middag zijn wij zelf toeschouwers bij het oefenpracticu m van Elske en Sjoerd. 18 • dna-labs • mei 2011 tekst Bo Blanckenburg Vivienne Aalders Frans Olofsen Geert Groote College Amsterdam 26 jaar docent biologie “Ik vind de dna-labs erg nuttig. Abstracte stof wordt inzichtelijk gemaakt, de leerlingen zijn er zelf mee bezig en dat maakt ze betrokken. En wij hebben die moderne apparatuur gewoon niet beschikbaar op school.” Scala College Alphen aan den Rijn 9 jaar docent biologie en NLT “Wij doen de dna-labs al een jaar of 4-5 op school. Deze practica luisteren nauwer dan de proefjes die wij met ze doen, dus het is ook wel een reality check. Een goed moment om in te schatten of een laboratoriumberoep iets voor ze is.” Gaswin de Boer Dockingacollege in Dokkum Docent ANW (in opleiding) “Genomics is zó breed; het is belangrijk dat je het verhaal in je les goed afbakent. Ik vind dat alle leerlingen hiermee te maken moeten krijgen. Biologiestudenten hebben vooral de praktische kant nodig, maar een aspirant-rechter moet ook weten wat de ethische kwesties zijn!” Maartje de Groot (r) en Kati van Tongeren (l) Wolfert Lyceum Bergschenhoek 8 jaar docent biologie, mens en natuur en TOA “Ik ga zeker lobbyen bij mijn collega die vwo doet om een paar dna-labs te boeken. Het gebeurt gemakkelijk dat je als docent in de theorie blijft hangen omdat ze daar nu eenmaal eindexamen over moeten doen. Dan is een stukje praktijk een leuke toevoeging.“ DNA mei 2011 • dna-labs • 19 voor docenten Op de landelijke dna-lab dag kropen ruim honderd docenten terug in de schoolbanken om de reizende practica zelf te ervaren. Ze tonen speeksel aan, kristalliseren eiwitten en gooien vrolijk stukjes ‘tumor’ in de blender. “Sommige dingen leer je toch alleen door ze te doen.” “D us je bent eigenlijk aan het determineren, maar dan met dna!” De docenten bij het dna-lab ‘Prenataal onderzoek met planten’ geven enthousiast commentaar. Eerder waren ze al druk met vijzels, plantenpulp en pipetten in de weer, nu luisteren ze geboeid naar de achtergrondinformatie die de Wageningse Sven van den Elsen bij het practicum geeft. De monsters staan ondertussen in de pcr-machine. “Klopt,” zegt Van den Elsen. “Nematoden op de ouderwetse manier determineren is verschrikkelijk moeilijk. Maar als het één keer met dna gelukt is, kan iederéén het. Zelfs jij.” De workshop is een van de veertien waar de ruim honderd docenten zich voor konden inschrijven tijdens de landelijke dna-labdag. Een uurtje zijn ze zelf de scholier om te kijken of het dna-lab iets voor hun school is. Ook twee lokalen verderop is het rumoerig. “Ik mis mijn Binas!” klinkt het als de docenten bij de workshop Bioinformatica zich in de structuur van virtuele aminozuren verdiepen. “Eigenlijk krijgen we van de docenten dezelfde vragen als van scholieren,” vertelt begeleidster Vera van Berlo. “Maar we gaan er vandaag wel wat sneller doorheen hoor.” aandacht heeft. “Sinds de start van het project in 2006 hebben de Reizende dna-labs ruim drieduizend scholen bezocht,” opent Van Dam de dag. “De tachtigduizendste leerling pipetteerde onlangs zijn eerste dna-monster. Ook komend jaar zullen studenten van verschillende universiteiten weer met zes uitdagende practica allerlei scholen in Nederland bezoeken.” Verouderingsmechanisme Marie-José Goumans geeft als lid van De Jonge Akademie de eerste plenaire lezing over haar werk in het Leids Universitair Medisch Centrum. Zij past genen in stamcellen aan zodat ze uitgroeien tot hartweefsel. En dat blijkt te lukken; het publiek wordt getrakteerd op prachtige filmpjes waarin stukjes weefsel spontaan beginnen te kloppen. Een griezelig gezicht, maar in de toekomst kunnen die buitenaards aandoende stukjes het hart na een hartinfarct mogelijk volledig herstellen. De afsluitende lezing van de Wageninger Bas Zwaan gaat in op genen en veroudering. Interessant genoeg blijkt dat laatste een typisch menselijk probleem. In de natuur is het gevaar van ziekten, vijanden en ongelukken zo groot, dat weinig dieren aan verouderen toekomen. Maar waarom hebben wij dan wel een verouderingsmechanisme in onze genen? Dat weet ook Zwaan niet zeker. Dat mysterie wordt misschien over dertig jaar wel opgelost door een van de scholieren die, dankzij de dna-labs, dit jaar kennis zullen maken met het vak. Van Dam beëindigt de dag met: “De inschrijving voor de periode september-december 2010 begint op 18 mei om acht uur ’s ochtends. Wees er vlug bij!” Met deze belangrijke boodschap in hun achterhoofd vertrekken de docenten naar de welverdiende borrel. Het publiek wordt getrakteerd op prachtige filmpjes waarin stukjes weefsel spontaan beginnen te kloppen Uitdagende practica Van ouwe rotten tot docenten in opleiding, mannen en vrouwen door elkaar, het is een gemengde groep. Maar allemaal geven ze biologie, algemene natuurwetenschappen of natuur, leven en techniek. Al tijdens de welkomstkoffie worden er druk ervaringen uitgewisseld en worden oude bekenden luidruchtig begroet. Dagvoorzitter Frans van Dam moet even duidelijk zijn keel schrapen voordat hij alle Schrijf uw klas in voor een Reizend DNA-lab g penin O ing v j i r insch 1 1 0 2 i 18 me tends r ’s och 0 uu om 8.0 ww lab w. d n a s. n l