AFDELING 3. BESCHERMING VAN HET BOMENBESTAND Artikel 4:10 Begripsbepalingen 1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam; b. hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen. c. houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen met de onder sub a genoemde minimale dwarsdoorsnede op 1,3 meter hoogte boven maaiveld, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg; d. monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving; e. vellen: - rooien; - kappen; - verplanten; - het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; - het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben. f. rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand; g. kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand; h. kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen; i. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld overeenkomstig artikel 1, vijfde lid, van de Boswet; j. boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het product van de volgende factoren: - de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld, - de geïndexeerde eenheidsprijs per cm², - de standplaatswaarde, - de conditiewaarde, en - de waarde van de plantwijze. k. bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting; l. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau); m. iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus. Artikel 4:10a Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden 1. Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen. 2. Het verbod geldt niet voor bomen of houtopstand zoals bedoeld in: a. een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beheersplan; b. een door burgemeester en wethouders genomen besluit tot uitwerking c.q. wijziging van een bestemmingsplan krachtens artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening; c. een door burgemeester en wethouders goedgekeurd onderhoudsplan voor (een gedeelte van) de gemeentelijke groenvoorziening. 3. Het verbod geldt tevens niet voor: 574094 1/4 a. houtopstanden als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Boswet, die aantoonbaar op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd; b. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:10e; c. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud; d. het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud. 4. De burgemeester kan, in afwijking van het eerste lid, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang, toestemming geven voor het direct vellen of doen vellen van houtopstand. 5. In afwijking van artikel 1:2, tweede lid, kan het college de beslissing op een aanvraag voor een vergunning voor ten hoogste zes weken verlengen. Artikel 4:10b Aanvraag vergunning Voor de aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 4:10a gelden de indieningsvereisten van artikel 1.3 en artikel 7.3 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Artikel 4:10c Weigeringsgronden 1. Het college kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen. 2. Een vergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand: a. natuur- en milieuwaarden; b. landschappelijke waarden; c. cultuurhistorische waarden; d. beeldbepalende waarden; e. waarden van stads- en dorpsschoon; f. waarden voor recreatie en leefbaarheid 3. In beginsel wordt geen vergunning verleend voor houtopstanden voorkomend op de vastgestelde lijst van monumentale bomen, als bedoeld in artikel 4:10i. 4. In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, de Flora en Faunawet, de Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake natuurbescherming. 5. De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang. Artikel 4:10d Bijzondere vergunningsvoorschriften 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant. 2. Indien niet op eigen terrein kan worden herplant, kan tot de aan een kapvergunning te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat aan de gemeente een financiële compensatie betaald dient te worden. 3. Bij de voorschriften als bedoeld in het eerste lid van dit artikel kan worden afgeweken van de in artikel 4:10, eerste lid, opgenomen minimum maat. 4. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen. 5. Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is. 6. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoren aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna. 7. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen. 8. Tot aan de vergunning te binden voorschriften kan tevens behoren het voorschrift dat de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt en dat indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op dat verzoek is beslist. Artikel 4:10e Herplant-/instandhoudingsplicht 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen de herplant uit te voeren overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. 2. Bij de verplichting als bedoeld in het eerste lid kan worden afgeweken van de in artikel 4:10, eerste lid, opgenomen minimum maat. 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen. 4. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om: a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen of b. een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden. Artikel 4:10f Schadevergoeding Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4:10a, artikel 4:10d of artikel 4:10e, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Artikel 4:10g Bestrijding iepziekte 1. 2. 3. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn: a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen; b. de iepen ter plaatse te ontschorsen en de schors te vernietigen; c. de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter, voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen. Artikel 4:10h Vervaltermijn vergunning De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal 24 maanden na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt. Artikel 4:10i Monumentale bomen en bijzondere houtopstand 1. Er wordt een lijst bijgehouden met monumentale bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties. 2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstanden. 3. De regelmatig bijgewerkte lijst met monumentale bomen omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand. 4. De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van monumentale bomen is verplicht burgemeester en wethouders onmiddellijk mededeling te doen van: a. eigendomsoverdracht van de houtopstand; b. het geheel of gedeeltelijk verloren gaan van de houtopstand; c. de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk verloren kan gaan. Artikel 4:10j Bescherming gemeentelijke houtopstand 1. Het is verboden om gemeentelijke houtopstanden: a. te beschadigen, te bekladden of te beplakken; b. daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken. 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college. Artikel 4:10k Afstand van de erfgrenslijn De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en hagen. Artikel 4:10l Overgangsbepaling [gereserveerd] Artikel 4:11 Kapvergunning [gereserveerd] Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege [vervallen]