kenmerk: 574094 onderwerp: Hoofsdstuk 4, afdeling 3 APV

advertisement
AFDELING 3. BESCHERMING VAN HET BOMENBESTAND
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een
dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven
het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste
stam;
b. hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
c. houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen
met de onder sub a genoemde minimale dwarsdoorsnede op 1,3 meter hoogte boven
maaiveld, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere
(lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een
struweel of een heg;
d. monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief
hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een
bijzondere functie voor de omgeving;
e. vellen:
- rooien;
- kappen;
- verplanten;
- het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met
inbegrip van kandelaberen;
- het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of
ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge
kunnen hebben.
f. rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de
houtopstand;
g. kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de
houtopstand;
h. kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen;
i. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld overeenkomstig
artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;
j. boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het product van de volgende
factoren:
- de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter hoogte boven het
maaiveld,
- de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²,
- de standplaatswaarde,
- de conditiewaarde, en
- de waarde van de plantwijze.
k. bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen
bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de
Bomenstichting;
l. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.)
Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);
m. iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten
Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.
Artikel 4:10a Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
1. Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.
2. Het verbod geldt niet voor bomen of houtopstand zoals bedoeld in:
a. een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beheersplan;
b. een door burgemeester en wethouders genomen besluit tot uitwerking c.q. wijziging
van een bestemmingsplan krachtens artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;
c. een door burgemeester en wethouders goedgekeurd onderhoudsplan voor (een
gedeelte van) de gemeentelijke groenvoorziening.
3. Het verbod geldt tevens niet voor:
574094
1/4
a. houtopstanden als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Boswet, die aantoonbaar
op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd;
b. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een
aanschrijving van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in
artikel 4:10e;
c. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
d. het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij
knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere
onderhoud.
4. De burgemeester kan, in afwijking van het eerste lid, indien sprake is van acuut gevaar of
vergelijkbaar spoedeisend belang, toestemming geven voor het direct vellen of doen vellen
van houtopstand.
5. In afwijking van artikel 1:2, tweede lid, kan het college de beslissing op een aanvraag voor
een vergunning voor ten hoogste zes weken verlengen.
Artikel 4:10b Aanvraag vergunning
Voor de aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 4:10a gelden de indieningsvereisten van
artikel 1.3 en artikel 7.3 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor).
Artikel 4:10c Weigeringsgronden
1. Het college kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.
2. Een vergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of
meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand:
a. natuur- en milieuwaarden;
b. landschappelijke waarden;
c. cultuurhistorische waarden;
d. beeldbepalende waarden;
e. waarden van stads- en dorpsschoon;
f. waarden voor recreatie en leefbaarheid
3. In beginsel wordt geen vergunning verleend voor houtopstanden voorkomend op de
vastgestelde lijst van monumentale bomen, als bedoeld in artikel 4:10i.
4. In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met het vigerende
bestemmingsplan, de Flora en Faunawet, de Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake
natuurbescherming.
5. De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar
of vergelijkbaar spoedeisend belang.
Artikel 4:10d Bijzondere vergunningsvoorschriften
1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen
een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet
worden herplant.
2. Indien niet op eigen terrein kan worden herplant, kan tot de aan een kapvergunning te
verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat aan de gemeente een financiële
compensatie betaald dient te worden.
3. Bij de voorschriften als bedoeld in het eerste lid van dit artikel kan worden afgeweken van de
in artikel 4:10, eerste lid, opgenomen minimum maat.
4. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na
de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.
5. Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat
pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke
herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of
ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële
voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
6. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoren aanwijzingen ter bescherming van
nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand
voorkomende flora en fauna.
7. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen
en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te
behouden bomen.
8. Tot aan de vergunning te binden voorschriften kan tevens behoren het voorschrift dat de
vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn
afloopt en dat indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening is
gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op dat verzoek is beslist.
Artikel 4:10e Herplant-/instandhoudingsplicht
1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van
burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het
college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel
aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting
opleggen de herplant uit te voeren overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen
een door hen te stellen termijn.
2. Bij de verplichting als bedoeld in het eerste lid kan worden afgeweken van de in artikel 4:10,
eerste lid, opgenomen minimum maat.
3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden
bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet
worden vervangen.
4. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van
toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk
gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit
andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen
termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen of
b. een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.
Artikel 4:10f Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4:10a, artikel 4:10d
of artikel 4:10e, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te
komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kennen burgemeester en wethouders
hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4:10g Bestrijding iepziekte
1.
2.
3.
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van burgemeester
en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van
de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en
wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
b. de iepen ter plaatse te ontschorsen en de schors te vernietigen;
c. de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen
dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst
iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter, voorhanden of in
voorraad te hebben of te vervoeren.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
Artikel 4:10h Vervaltermijn vergunning
De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal
24 maanden na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt.
Artikel 4:10i Monumentale bomen en bijzondere houtopstand
1. Er wordt een lijst bijgehouden met monumentale bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor
in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging
van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.
2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk
Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld
met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstanden.
3. De regelmatig bijgewerkte lijst met monumentale bomen omvat in ieder geval een voor een
ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de
eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.
4. De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van monumentale bomen is
verplicht burgemeester en wethouders onmiddellijk mededeling te doen van:
a. eigendomsoverdracht van de houtopstand;
b. het geheel of gedeeltelijk verloren gaan van de houtopstand;
c. de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk verloren kan gaan.
Artikel 4:10j Bescherming gemeentelijke houtopstand
1. Het is verboden om gemeentelijke houtopstanden:
a. te beschadigen, te bekladden of te beplakken;
b. daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen
boomverzorgende taken.
2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke houtopstand aan te
brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.
Artikel 4:10k Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5
meter voor bomen en op nihil voor heesters en hagen.
Artikel 4:10l Overgangsbepaling
[gereserveerd]
Artikel 4:11 Kapvergunning
[gereserveerd]
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege
[vervallen]
Download