Amsterdam jan en piet die weten het niet hoe

advertisement
1
Lezing door Bert Keizer, uitgesproken tijdens het debat ‘De vrije wil opnieuw
onder vuur’ van de kring van Episcopius op 8 november 2011 in Leiden.
Episcopius is het samenwerkingsverband tussen de Remonstrantse
gemeente Leiden en het remonstrants Seminarium.
Dames en Heren,
Ik wil het met u hebben over de neuro-reductie zoals die door neurosofen
wordt bedreven.
Neurosofen zijn hersenonderzoekers die hun resultaten een filosofisch
bedoelde duw geven waardoor ze menen vanuit hun laboratorium in één klap
midden in de geestesgeschiedenis van de mens te belanden. Aldaar
aangekomen verbijsteren ze de omstanders door te laten zien dat wat die
stakkers voor hun geestesleven hebben aangezien ‘eigenlijk’ niks meer is dan
wat gesputter tussen neuronen.
Neuroreductie staat in een lange traditie, want wij houden van reducties. Het
verlossende inzicht dat een A eigenlijk een B is. U kent allemaal het voorbeeld
van epilepsie, onweer in de hersenen, ooit als heilige ziekte geduid totdat
Hippocrates zei dat er niks heiligs aan was, maar dat we het gewoon niet
begrepen.
Het echte onweer hebben we trouwens ook gereduceerd. Ooit een
Godenbaan, maar sinds de ontdekking van de elektriciteit teruggebracht tot
elektrische ontladingen, waar geen goddelijke woede meer achter zit.
Een ander soort reductie is die waarmee Scrooge probeert de Geest van
Marley de baas te worden in Dickens’ Christmas Carol.
"You don't believe in me," said the ghost.
"I don't," said Scrooge.
"What evidence would you have of my reality, beyond that of your senses?"
"I don't know," said Scrooge.
"Why do you doubt your senses?"
"Because," said Scrooge, "a little thing affects them. A slight disorder of the
stomach makes them cheats. You may be an undigested bit of beef, a blot of
mustard, a crumb of cheese, a fragment of an underdone potato. There's more
of gravy than of grave about you, whatever you are!"
U hoort het in Scrooge, reductie heeft ook iets in zich van neerhalen,
ontmaskeren in de stijl van ‘alle politici zijn eigenlijk zakkenvullers’ of ‘denken
en voelen zijn eigenlijk neuronale activiteiten’.
Wij hebben al een paar reducties achter de kiezen. Begonnen als Kroon op de
Schepping bleken we gaandeweg een nauwelijks merkbare aanwezigheid in
een uithoek van het heelal.
2
Vervolgens bleken we aap onder apen, zij het met een opvallend heldere
oogopslag, maar binnen onze ziel bleken we ook niet echt de baas.
Copernicus, Darwin en Freud worden bedankt. Het kan nu allemaal wat katerig
aanvoelen, maar indertijd werd hun werk verwelkomd als kolossaal
opluchtend en al even bedreigend. Want we waren ballast kwijt, maar dat
heerlijke lichte gevoel wees ook in de richting van een gewichtloze
onbenulligheid.
Er volgden nog twee reducties. DNA was een goedgericht knietje in het kruis
van de menselijke waardigheid (Human Genome Project, Boek van het Leven)
maar de ergste volgde nog. Dat is trouwens het aardige van deze reductiereeks, de laatste lijkt altijd weer grondiger dan die daarvoor. We zitten nu met
de neuro-reductie.
Een voorbeeld.
Veel ADHD-kinderen hebben een dunne frontaalschors las ik ergens. O, dus
DAAR zit het! Maar wat zeggen we van de kleine Joachim, die qua gedrag wel,
maar qua schorsdikte niet aan ADHD lijdt? Heeft hij het nou wel of niet? Wel,
zou ik zeggen.
En wat te zeggen van de onopvallende Angela, die wel de kenmerkende dunne
frontaalschors heeft maar zich normaal gedraagt? Die heeft het NIET
natuurlijk. Wat kan mij die schorsdikte schelen? Hoewel er misschien sukkels
zijn die haar ‘een gemaskeerde ADHD’ zullen toedichten. Bij depressie wordt
dat ook gedaan.
We lijken het primaat van menselijk gedrag helemaal te vergeten in die
merkwaardige aandacht voor wat er in hersenen gebeurt op het gebied van
impulspatronen. Hoe kunnen we zo vergeten dat we nooit tegen hersenen,
hersenscans of neuronen praten, maar tegen mensen?
De reden waarom neuroreductie zo gretig wordt misverstaan is dat men denkt
via deze route van de ‘geest’ af te komen. Dat zou pas echt een opluchting zijn
als we dat verrekte spook voorgoed het gebouw uit kunnen jagen.
De bewering dat denken en voelen eigenlijk niks meer zijn dan neuronale
activiteit moet je vergelijken met de bewering dat een hond eigenlijk niks
meer is dan moleculen. Maar dat is een stuk hout ook, en toch gooi ik mijn
hond niet op de open haard en een stuk hout wel.
De moleculen doen de hond niet weg, wil ik maar zeggen, net zomin als de
neuronen gevoelens opruimen.
Maar je ziet toch wel degelijk geestelijke activiteit op een fMRI?
Om van deze illusie af te komen moeten we meteen doorstoten naar de
Achilleshiel van elke neurowetenschappelijke uiteenzetting: je weet nooit wat
er door een breinbezitter heen gaat aan de hand van de neuronale activiteit
alleen. Je zult het hem moeten vragen. Er is geen ontkomen aan de volgende
drie stappen bij het in kaart brengen van de hersenen:
3
1.
Jaap’s hersendeel C licht op in de scanner.
2.
Ik vraag: ‘Wat gaat er nu door je heen?’ Hij zegt: ‘Ik denk aan Koninginnedag.’
3.
14 dagen later Jaap onder de scan, C licht weer op. Ik roep ‘Volgens mij denk je
aan Koninginnedag!’ ‘Klopt,’ zegt Jaap. En hij voegt daar aan toe: ´Hoe wist je
dat nou?´ want hij is een meegaand type.
Zonder het antwoord op de vraag ‘Wat gaat er nu door je heen?’ zijgt het hele
MRI-circus reddeloos ineen.
Wat ik probeer te zeggen is dat we iemands geestelijke toestand nooit
inschatten op basis van alleen een hersenscan. En dat geldt ook voor zijn
wilsbesluiten. Ik wijs er op dat we er al vele jaren in slagen om mensen onder
bepaalde omstandigheden ontoerekeningsvatbaar te verklaren of schizofreen
of dement zonder dat we ooit iets scanden. Ik zou hier bijna vergeten te
melden dat we er in het dagelijks verkeer al vele miljoenen jaren in slagen om
elkaars geestelijke inhoud goed in te schatten zonder dat we ooit van
neuronen gehoord hadden.
Maar ook bij afwijkende patronen laten we ons niet door scans leiden. Ik zorg
zelf al jaren voor dementerenden en daar komt nooit een scan bij kijken. Ik
weet wel dat de scans van vele bezoekers er niet veel anders uit zien dan die
van vele patiënten, maar die inwisselbare scans leiden niet tot inwisselbare
levens. Wat mensen doen geeft de doorslag. Al blijkt bij een scan dat er binnen
in hun schedel een eekhoorn in een tredmolentje een klein fietslampje
brandend hout, zolang ze gewoon rechts houden in het verkeer is er niets aan
de hand.
Nu we het hier toch over hebben: hoe ziet dementie er eigenlijk uit op een
scan? Je ziet helemaal geen dementie op een scan. Je ziet ook geen
verlamming op een scan. Wat je ziet is een beeld dat ontstaat op basis van
weefseltoestanden en de veranderingen daarin.
Die veranderingen correleren met gedragingen en over de aard van deze
correlatie, het lichaam-geest probleem, is het tot op heden nog niemand
gelukt te spreken zonder met zijn vingers tussen de deur te komen. Ik heb niet
de pretentie daar verandering in te kunnen brengen, maar ik wil wel proberen
de verwarring daar te laten waar hij ook echt heerst en er geen verwarring aan
toe te voegen zoals dreigt te gebeuren in het neuro-reductie-denken.
Je kunt geen gedachtelezen met hersenscans en dat is niet omdat we niet
goed kijken. Het gaat om een begripsmatige onmogelijkheid. Zo kan een
4
geboortebewijs geen auto besturen. En dat is niet omdat het geen rijles nam
of geen armpjes heeft. Bedenk bij dit alles dat een neuron of een scan net zo
sterk op een gedachte lijkt als een bloedvat of een tafelpoot.
Wat mensen steeds vergeten is de overweldigende hoeveelheid context die
nodig is waarbinnen je iets hebt aan een hersenscan. Uit een scan van mijn
brein alleen kunt u nooit zien of ik kies voor zelfmoord of tomatensoep.
Verzin maar eens hoe mijn fMRI er uit moet zien om het voor u mogelijk te
maken om dit er in te lezen: Keizer denkt nu dat hij vanille ijs wil, bij die
Australische ijstent op de hoek van de Heiligeweg!
En denk erom, u krijgt alleen maar de fMRI, met als bonus de mededeling dat
het om een mensenbrein gaat, en daarmee basta.
Uit die scan weet u niet eens of ik Keizer ben, u kunt ook niet zien waar ik ben,
in Moskou of in Amsterdam. U kunt de hond niet zien die ik bij mij heb,
evenmin dat ik wel loop maar op de fiets ben gekomen, dat mijn dochter er
ook bij is, dat ik ijs wil omdat de temperatuur boven de 25 graden is, dat ik met
mijn dochter heb afgesproken dat we bij een dergelijke temperatuur gewoon
recht hebben op ijs. Er is scan-morfologisch gesproken, geen enkele vorm van
signaal denkbaar die naar zaken als ‘we’ of ‘Amsterdam’ of ‘Moskou’ of ‘ijs’
zouden kunnen verwijzen op die voorbeeldige wijze waarop woorden dat wel
kunnen.
Kortom je ziet niks op een scan, tenzij je het minuscule detail van een scan
plaatst in een panorama waarvan we de gigantische reikwijdte steeds
onderschatten.
Een aardig voorbeeld hiervan is het scannen van Ronald Plasterk’s
hersenactiviteit waarbij hem allerlei geestelijke inhoud ontfutseld werd die hij
anders nooit zou prijsgeven. Althans dat gelooft men graag. Het gebeurde in
het AMC.
Ze kwamen er onder meer achter dat Plasterk niet veel heeft met Kok. Hoe
deden ze dat? Door naar de scan te kijken? Nou, dan kun je lang kijken, want
op een scan kun je niet eens zien of het om Plasterk gaat. Nee, men slaagde
hierin door een gigantische hoeveelheid voorkennis van de biografie van
Plasterk uitmondend in zijn ministerschap voor de PvdA. In de wetenschap dat
het die Plasterk was die ze aan het scannen waren keken ze naar wat er op de
scan gebeurde als hij een foto van Kok te zien kreeg.
Dat was dezelfde reactie die zijn brein gaf bij de foto van een auto-ongeluk. Ik
zeg maar wat. En TOEN wisten ze dat Plasterk niks met Kok had.
5
Mensen vinden dit eindeloos fascinerend, beheksend bijna. Ik denk dat dat
komt omdat hier de suggestie wordt gewekt dat je in iemand’s brein kunt
kijken om te zien wat hij aan het denken is, terwijl de breinbewoner die
gedachte niet hardop formuleert. Geestelijk leven op heterdaad betrapt als
het ware.
Neurosofie is geen incident, het grijpt als een wildvuur om zich heen. Ik lees in
de krant: ‘Wij hebben geen vrije wil, we kunnen hooguit ja of nee zeggen
tegen de neurologische impulsen die in onze hersenen ontstaan.’ Het grappige
is de terloopsheid waarmee hier iets volstrekt onsamenhangends wordt
beweerd. Hebt u wel eens een neurologische impuls gezien? En wat zei u
tegen hem? Nee zeggen tegen een neurologische impuls is vergelijkbaar met
het bestraffend toespreken van uw hippocampus. Er is niks op tegen, maar het
slaat nergens op. En dat is niet omdat uw hippocampus het vertikt om te
luisteren.
Veel neurosofie maakt de categorische fout om u als denkend mens terzijde te
schuiven en daar een denkend brein voor in de plaats te zetten. Maar een
denkend brein is een zo mogelijk nog veel problematischer notie dan die van
een denkend mens.
Victor Lamme doet er graag een beetje minachting bij: ‘De vrije wil is een oud
mannetje dat op een bankje zit te kijken naar wat er in de hersenen gebeurt.’
Onzinnig tafereel. Je hoort hoe hij er van geniet om dat wat wij ooit
beschouwden als een hoogstaand baken in ons zieleleven terug te brengen tot
een ouwe sukkel die niks regelt maar die er maar zo’n beetje bij bungelt. ‘Ons
zelfbewustzijn is een kwebbeldoos waar weinig van te verwachten valt.’
Die neiging van neurosofen om uw neuronen geestelijk aan het werk te zetten
gaat heel ver. Zo beweren zij zonder een spier te vertrekken dat veel van onze
besluiten reeds door, of in, onze hersenen zijn genomen voordat wij dat in de
gaten hebben. Het in alle ernst reeds vele jaren besproken experiment van
Libet zou dit aantonen, waarbij men consequent vergeet dat neuronen niks
kunnen besluiten, zoals ze ook niet kunnen snurken of paardrijden.
Neurosofen zijn steeds in de war over wat geestelijk en wat stoffelijk is. Een
eenvoudig voorbeeld helpt hier misschien. Aardappels zijn stoffelijk, maar de
aardappelprijs is geestelijk. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden,
maar het is daarbij niet het geval dat die prijs eigenlijk een aardappel is,
hoewel hij wel door aardappels wordt bepaald.
Wie zegt dat geestelijke activiteit eigenlijk een kwestie is van neurologische
impulsen, die zegt dat sommige euro´s eigenlijk aardappels zijn. Dick Swaab’s
nieuwe boek (dat u overigens wel moet lezen) zegt het: wij zijn ons brein.
Bedenk bij dit alles dat neurowetenschappers nooit iets nieuws ontdekken, in
die zin dat ze nooit op nieuw gedrag stuiten. Eerst is er het menselijk gedrag:
puberend, schizofreen, verliefd, kijkend, homo, hetero, dement etc. De
6
hersenwetenschapper vindt daar vervolgens passende neurologie bij. Het is
nooit andersom. Zo weten we al een tijdje dat homo of hetero zijn een
onomkeerbaar aspect is van ons bestaan en neurowetenschappers bevestigen
dat. Nu klink ik alsof ik neurofysiologie oninteressant vind, maar dat is
helemaal niet zo want ik lees hun werk juist met grote belangstelling.
Ik geloof echter dat neurowetenschappers de betekenis van hun ontdekkingen
verkeerd inschatten. Als het op diagnostiek aan komt dan weten we heel goed
wat een hersenscan betekent (de tumor zit links parietaal) maar als het gaat
om zelfkennis in de reeds eeuwen nagestreefde filosofische zin dan is de
betekenis van een scan uitermate dubieus.
Wat mij zo fascineert in hun ontdekkingen is de geleidelijke onthulling van de
mate waarin wij zijn als de dieren om ons heen. En dat is iets heel anders dan
de bewering dat alle geestelijke leven eigenlijk een kwestie is van
neurologische impulsen.
Ik dank u voor het luisteren.
Download