File: /home/other/filip/ownCloud/IT…ist/pdf/popularisatie/natu.txt EEN BEELD UIT DE KWANTUMREVOLUTIE Christian Maes, Instituut voor Theoretische Fysica, K.U.Leuven Niemand begrijpt kwantummechanica! 00 94 schreef Richard Feynman in 1964. Nobelprijswinnaar Feynman is niet de eerste de beste. Hij had na de oorlog fundamentele doorbraken in de kwantumelektrodynamica helpen verwezenlijken. Deze kwantumtheorie van licht en elektronen is trouwens één van de meest geliefde pronkstukken van de natuurkunde, omdat de overeenkomst tussen experiment en theoretische voorspelling ongelooflijk groot is. Is dát geen bewijs van ons superieur doorgronden van de natuur? En toch besluit Feynman dat hij niets begrijpt van kwantummechanica. Hij is niet alleen: 25 jaar later schrijft Roger Penrose nog steeds over 00 00 91 kwantummagie en kwantummysterie 92 . Verrassend taalgebruik toch voor een eersteklas mathematisch fysicus, zelfs in een populariserend werk. Feynman legt uit dat het probleem niet zozeer de wiskunde of de abstractie is. Dat word je gewoon of dat kun je goed leren (als je nog jong genoeg bent). Het is ook niet het tegenintuïtieve aspect, het gegeven dat de verschijnselen zo ver van onze dagelijkse beleving afstaan, dat de verstaansproblemen van de kwantummechanica veroorzaakt. Ook de relativiteitstheorie beschrijft veel rare fenomenen die zich al snel op het terrein van het niet-ervarene begeven, maar je kunt haar uitleggen (volgens Feynman aan de cafébazin om de hoek). Grote disputen over de interpretatie van de relativiteitstheorie blijven dan ook uit. Hoe anders is het met de kwantummechanica. Nog altijd, zeg maar 100 jaar na haar concipiëring, worden hele conferenties gewijd aan interpretatieproblemen en de discussies creëren nog immer meer hitte dan licht. De grondleggers van de kwantummechanica, zoals Bohr en Heisenberg, hadden zo hun eigen explicaties en filosofieën. 00 93 Er is geen kwantumwereld, er zijn enkel kwantumverschijnselen 00 94 is zo een typische uitspraak van Niels Bohr, een van de leraars. Sommigen hebben het begrepen als een verwerping van alle geleuter over het begrijpen van een kwantumrealiteit en werden harde pragmatisten, die het kwantumformalisme toepasten met als enige motivatie dat het werkt. Anderen zagen het als een grote ommekeer in het (wetenschappelijk) denken, waarbij determinisme en realiteit het moesten afleggen tegen een 00 91 wordende relatie tussen object en subject. 00 92 Zowel gedachten uit de oosterse filosofieën (Zen) als uit de Steiner-school (antroposofie) als uit de filosofische school der fenomenologen beroepten zich nu op de kwantummechanica als wetenschappelijk bewijs van hun gelijk. Het is merkwaardig dat de Kopenhaagse interpretatie (verwijzend naar de school van de Deense fysicus Niels Bohr) aanleiding heeft gegeven tot zowel het zich halsstarrig afwenden van alle gefilosofeer (de 00 91 shut up and calculate 00 92 -mentaliteit) als tot de meest esoterische beschouwingen over mens en natuur. Je zou zeggen: professionele wetenschappers moeten toch beter kunnen. Kan de wetenschap de interpretatieproblemen van de kwantummechanica zelf niet oplossen? Vandaag lijkt dit beter te lukken dan vroeger. 00 93 Kwantumrevolutie Niemand betwijfelt dat de kwantummechanica één van de grootste revoluties in de wetenschap is. Haar toepassingen zijn alomvattend en haar theoretisch fundament is onmisbaar in het begrijpen van zelfs vele alledaagse verschijnselen. Boeken zijn volgeschreven, wereldbeelden werden op hun kop gezet en heftige filosofische discussies werden reeds aangezwengeld door de vaders van de nieuwe mechanica. Veel natuurkundigen volgden het orakel van Kopenhagen en herhaalden in een soort collectief defaitisme dat vragen naar een objectieve wereld misschien een psychologische behoefte kan zijn, misschien een filosofische vraag kan zijn van misschien groot belang; maar dat de kwantumtheorie slechts een rekenmethode is, zonder de ambitie om de natuur te beschrijven zoals die werkelijk ís. Recent is er enige verandering gekomen in die houding. Omwille van concrete fysische problemen is er een nieuwe start gemaakt met het denken over wat de grote conceptuele veranderingen zijn die de kwantummechanica heeft voortgebracht. Ik geloof dat er drie recente ontwikkelingen zijn te duiden waardoor de discussies uiteindelijk een nieuw sérieux hebben gevonden. De eerste is puur theoretisch en gaat terug op het vermeende Page 1 of 5 File: /home/other/filip/ownCloud/IT…ist/pdf/popularisatie/natu.txt belang van de waarnemer. Bij de Kopenhagers speelt de waarneming een fundamentele rol. De Kopenhaagse formulering van de theorie behandelt het meetprobleem reeds in de postulaten van de theorie. Op de een of andere manier verschijnt de werkelijkheid daar enkel in relatie tot de meetresultaten. Die koppeling tussen werkelijkheid en meting is moeilijk houdbaar. We zijn immers nieuwsgierig naar een objectieve wereld buiten onszelf, en de werkelijkheid bestond tenslotte ook alvorens er iemand (liefst een gepromoveerd natuurkundige) op aarde verscheen die begon te meten. De slogans van de Kopenhagers lijken veel te subjectief en ongeschikt voor een fundamentele natuurbeschrijving. Dit probleem nijpt vooral wanneer men het heeft over kosmologische vraagstukken en over de fysica van het hele en unieke universum. Een superpositie van verschillende universa lijkt niet aantrekkelijk en de waarnemer, die de zogenaamde collapse zou moeten initiëren, is een deel van het geheel en kan er moeilijk van worden afgezonderd. Vandaar dat juist kwantumkosmologen zich gingen afvragen of er geen kwantumtheorie 00 zonder waarnemers mogelijk is. Kunnen we het woord 00 91 meting 92 weren uit een fundamentele beschrijving van de natuur? Het debat is vooralsnog onbeslist. Een tweede ontwikkeling is die van de kwantuminformatietheorie. Terwijl je lange tijd het woord quantum 00 entanglement ( 00 91 kwantumvervlechting 92 ) in gesprekken met natuurkundigen 00 beter kon mijden 96 op risico meelijdend te worden bekeken 00 96 zijn momenteel velen ernstig in kwantuminformatie geïnteresseerd. De essentie is dat een kwantumtoestand van meerdere deeltjes de individualiteit van die deeltjes kan doen vervagen. Voor veel doeleinden kun je ze eigenlijk niet als som van individuen beschouwen, maar moet je ze samen als een geheel zien. De holistische wereldbeschouwers konden hier altijd al een bloempje plukken. De recente interesse voor het preciseren van dit concept komt van informatietheoretici. Er zijn beloftes voor het maken van kwantumalgoritmes op kwantumcomputers, die zijn gebaseerd op dit principe van vervlechting. Voor sommige rekenproblemen, waar de allersnelste huidige computers niet eens aan hoeven te dénken, zou de rekentijd kunnen worden teruggebracht tot minder dan een mensenleven. De derde ontwikkeling die de kwantuminterpretatiekwesties nieuw leven heeft ingeblazen, zijn de recente reuzenstappen die zijn gezet in het experimenteel verwezenlijken van gedachtenkronkels die vroeger enkel in de koffiekamer, dus naast het lab en niet erin, werden besproken. De technologie van het manoeuvreren met individuele atomen en fotonen is in die mate toegenomen, dat sommige vroegere gedachtenexperimenten nu ook werkelijk realiseerbaar worden. Sommigen spreken al over een 00 00 91 experimentele metafysica 92 , waar niet het vrije gefilosofeer maar de experimentele gegevens doorslaggevende argumenten leveren. Eén van die experimentele uitkomsten die voer zijn voor interpretatiekwesties, is gebaseerd op het werk van John S. Bell. In 1964 publiceerde hij wat later bekend is geworden onder de naam Bell-ongelijkheden. Bells werk borduurt voort op dat van Albert Einstein, Boris Podolsky en Nathan Rosen. Zij verzonnen hun gedachtenexperiment, dat nog steeds bekend staat als de EPR-paradox, om aan te tonen dat de kwantummechanica niet compleet kon 00 zijn. Het begrip 00 91 lokaliteit 92 speelt daarbij een essentiële rol. Het is de hypothese dat de eigenschappen van een bepaald systeem (een deeltje of iets dergelijks) niet ogenblikkelijk kunnen worden beïnvloed door een ander systeem dat zich ver weg bevindt. Einstein geloofde niet in actie op afstand 00 96 voor hem was lokaliteit een onbetwistbare voorwaarde waaraan elke natuurkundige theorie moest voldoen. Met hun EPR-paradox trachtte het drietal aan te tonen dat de kwantummechanica niet het laatste woord kon zijn. Die stelling, dat we wachten op een meer volledige theorie dan de huidige kwantummechanica, is bekend komen te staan als de hypothese van de verborgen variabelen. John Bell heeft deze redenering op de spits gedreven met zijn ongelijkheden. Hij analyseert de aannamen en maakt onderscheid tussen wat wordt aangenomen en wat volgt uit metingen. Het theoretisch gedeelte leidt tot de Bell-ongelijkheden; de rest zijn experimentele kwesties compatibel met de kwantumvoorspellingen. In het kader hiernaast komt meer uitleg over de redenering van Bell; de experimenten worden vooral toegeschreven aan de groep van Alain Aspect aan het Institut d 00 92 Optique Théorique et Appliquée waaar het EPR-experiment in 1982 werd gedaan met gecorreleerde fotonparen. In een notendop bewijzen de argumentatie van Bell aangevuld met de metingen van Aspect dat de aanname van lokaliteit (dus wat Einstein deed), leidt tot een contradictie. Noch de zucht naar realisme noch die naar determinisme noch die naar verborgen veranderlijken, liggen aan de oorsprong van het probleem. De verborgen Page 2 of 5 File: /home/other/filip/ownCloud/IT…ist/pdf/popularisatie/natu.txt veranderlijken verschijnen hier enkel als tussenstap in het argument. Het is dan ook verkeerd te besluiten dat Bell hier enkel het bestaan van lokale verborgen veranderlijken zou hebben weerlegd. Einstein formuleerde lokaliteit als zijn Trennungsprinzip: de eigenschappen van een systeem kunnen niet ogenblikkelijk worden beïnvloed door een ander, verafgelegen systeem. Het werk van Bell en Aspect noopt ertoe dit Trennungsprinzip op te geven, en de kwantummechanica geeft daar perfect rekenschap van. Deze conclusie is sensationeel. Zo sensationeel dat velen haar eenvoudigweg niet begrijpen of niet kunnen aanvaarden. Zo suggereert Nobelprijswinnaar Gerard 00 92 t Hooft dat er nog kleine lettertjes in de argumentatie van Bell te vinden zijn, die toelaten dat er een lokale deterministische theorie kan bestaan die aanleiding geeft tot het kwantumformalisme als meest 00 elegante beschrijving. Inderdaad 00 96 we zouden met 92 t Hooft kunnen denken dat dit alles deel uitmaakt van een veel grotere samenzwering, waarin via een soort superdeterminisme reeds vaststaat wat we in de toekomst zullen meten. Bell noemde dit conspirational predeterminism (zoiets als samenzwerende voorbeschikking). Mij lijkt echter dat hier de remedie erger is dan de kwaal. Merkwaardig Einstein heeft zich nooit met de standaard kwantummechanica kunnen verzoenen. Hij stond daarin echter vrijwel alleen. De vraag waar Einstein voortdurend op terugkwam, was: 00 91 waarover spreekt de kwantummechanica, wat zijn de fundamentele entiteiten in de natuur waar de theorie iets over zegt? 00 92 Tezelfdertijd vonden de Kopenhagers rust in het wiskundig formalisme en het voorschrift over hoe de wiskunde te vertalen in uitkomsten van experimenten. Ik maak me sterk dat de onbevooroordeelde leek alle sympathie heeft met de verzuchtingen van Einstein. Maar Einstein wou ook dat de antwoorden voldoen aan zijn lokaliteitsprincipe. Het is enkel dit principe, de lokaliteit, die onhoudbaar is gebleken. Er bestaat een volledig deterministische versie van de kwantummechanica, waar deeltjes deeltjes zijn en geen golven, waar ze werkelijk langs banen bewegen en waar alle paradoxen van de kwantumrevolutie verdwijnen. Deze theorie, de Bohmse mechanica, is alleen niet lokaal. John Bell zag dit als een pluspunt: dat in de mechanica van David Bohm de niet-lokaliteit uitdrukkelijk aanwezig is in de microscopische bewegingsvergelijkingen van de deeltjes. Hij bespreekt de situatie uitvoerig in zijn wonderbaarlijke collectie artikelen Speakable and Unspeakable in Quantum Mechanics. Het is ronduit merkwaardig dat de werken van John Bell en van David Bohm gedurende minstens dertig jaar ofwel onbekend ofwel volledig verkeerd begrepen zijn gebleven. Niemand lag er eigenlijk van wakker. Met de woorden van 00 Einstein: 00 93 De kalmerende filosofie van Heisenberg en Bohr 96 of is het een 00 godsdienst 96 is zo handig in elkaar getimmerd dat ze de echte gelovigen toelaat te gaan rusten op zo een zacht oorkussen dat het niet gemakkelijk is ze nog wakker te krijgen. 00 94 Maar rusten doet wel eens roesten. Informatie Literatuur Een stand van zaken over het meetprobleem is te vinden in de Physics Today-artikelen van S. Goldstein (maart-april 1998). Zie ook math.rutgers.edu/~oldstein/papers/qts/qts.html. John Bell. Speakable and Unspeakable in Quantum Mechanics. Cambridge University Press: Cambridge, 1987. 00 93 De idee van een objectieve, echt bestaande wereld waarvan de kleinste bouwstenen op dezelfde manier objectief bestaan als stenen of bomen, onafhankelijk van of we ze al dan niet waarnemen, is niet houdbaar. 00 94 (Werner Heisenberg, 1958) 00 93 Wetenschap benadert de natuur niet meer als een objectieve waarnemer. In plaats daarvan speelt ze een actieve rol in deze dialoog tussen mens en natuur. 00 94 (Werner Heisenberg, 1958) 00 93 Een uitputtende beschrijving van een en hetzelfde object kan verschillende gezichtspunten vergen die niet samen zijn te voegen tot één unieke beschrijving. 00 94 (Niels Bohr, 1934) 00 93 Bohrs benadering van het atoom is werkelijk opmerkelijk. Hij is er volledig van overtuigd dat elke vorm van begrijpen in de gebruikelijke betekenis van het woord, onmogelijk is. Dat drijft de discussie vrijwel onmiddellijk naar de filosofische kwesties. Je weet al snel niet meer of jezelf wel de Page 3 of 5 File: /home/other/filip/ownCloud/IT…ist/pdf/popularisatie/natu.txt Page 4 of 5 positie inneemt die hij aanvalt, of dat je inderdaad de positie aan wil vallen die hij verdedigt. 00 94 (Erwin Schrödinger, 1926) 00 93 Ik ben er nogal sterk van overtuigd dat het in essentie statistische karakter van de huidige kwantumtheorie enkel en alleen te wijten is aan het feit dat ze een incomplete beschrijving van fysische systemen geeft. (...) Zou de beschrijving compleet zijn, dan zou de statistische kwantumtheorie een vergelijkbare status hebben als de statistische mechanica die heeft ten opzichte van de klassieke mechanica. 00 94 (Albert Einstein, 1949) 00 93 ... de conventionele formulering van de kwantumtheorie en de kwantumveldentheorie zijn zo vaag en dubbelzinnig, dat professionele theoretisch natuurkundigen het beter zouden moeten kunnen. David Bohm heeft ons laten zien hoe. 00 94 (John Bell) ``het is onzin de term `realiteit' enkel te gebruiken voor objecten die we kunnen waarnemen, zoals bepaalde meetapparatuur, en te ontkennen dat de term kan gebruikt worden op een dieper onderliggend niveau. Zeker is de wereld vreemd en onvertrouwd op het kwantumniveau, maar ze is niet `onwerkelijk'. Inderdaad, hoe kunnen echte objecten bestaan uit onechte delen?'' (R. Penrose, 1994) [kaderstuk] De Bell-ongelijkheden Een van de belangrijkste aspecten van de kwantumrevolutie zit vervat in de Bell-ongelijkheden. We gaan ze behandelen, en vermits we dat doen met de blote handen, vrijwel zonder formules, grijpen we naar een verhalende uitleg. Toch vraagt het volgen van de argumenten een zekere concentratie. Ik vraag dus wat inspanning van de lezer, maar het loont de moeite. Xavier en Yves verlaten een kamer via tegenoverstaande deuren. Nadat ze hun respectievelijke deuren hebben gesloten, krijgen ze ieder een vraag voor de kiezen. Wat de vraag precies is, is niet van belang maar er zijn drie mogelijke vragen. Laten we ze A, B en C noemen. Xavier en Yves weten tevoren niet welke vraag ze zullen 00 00 00 krijgen, en moeten met 00 91 ja 92 of 91 nee 92 antwoorden. Het is de twee overigens toegestaan met elkaar afspraken te maken voordat ze de kamer verlaten. Ze kunnen hun antwoordstrategie samen bepalen maar, en dit is belangrijk, niet meer nadat ze de kamer hebben verlaten. Ze zijn dan volledig gescheiden. Xavier en Yves zijn natuurlijk in werkelijkheid elementaire deeltjes (in dit geval fotonen) en de mogelijke vragen zijn metingen, in dit geval polarisatiemetingen. De antwoorden (of de meetuitkomsten) worden onderzocht. Het eerste wat men vindt, is dat Xavier en Yves op 00 dezelfde vraag altijd hetzelfde antwoord geven. Blijkt Yves 00 91 nee 92 te antwoorden op vraag B, dan doet Xavier dat ook. Dit is weinig mysterieus: ze moeten gewoon tevoren hebben afgesproken om een bepaalde 00 antwoordstrategie te volgen. Bijvoorbeeld: we spreken af dat we 00 91 ja 92 00 00 00 00 antwoorden op A, 91 ja 92 op B en 91 nee 92 op C. Bij elk volgend experiment kunnen ze weer een nieuwe strategie afspreken, en in totaal hebben ze de keus uit 2maal2maal2 = 8 mogelijke plannetjes. Nu moet de lezer zich afvragen of er een andere uitleg is voor het telkens samenvallen van de antwoorden op dezelfde vraag. Is er een manier denkbaar waarop Xavier en Yves steevast hetzelfde antwoord op dezelfde vraag geven, als ze niet tevoren hun antwoorden hebben vastgelegd? Ik zie alleszins geen andere mogelijkheid: hun antwoorden moeten zijn vastgelegd en afgesproken. Nu blijkt er nog een tweede eigenschap uit het experiment. Men vindt dat als aan beiden verschillende vragen worden gesteld, ze in een kwart van de gevallen hetzelfde antwoord geven. Dus krijgt Xavier vraag B en Yves 00 00 00 vraag C, dan is er 25 procent kans dat ze beide 00 91 ja 92 of beide 91 nee 92 antwoorden. Is dit vreemd? Ja. Het leidt zelfs tot een regelrechte tegenspraak. Om dit in te zien, moeten we nagaan wat hun mogelijke strategieën kunnen zijn. Is hun strategie JJJ of NNN, dan geven ze in alle gevallen hetzelfde antwoord. De andere mogelijke strategieën zijn 00 00 00 steevast ofwel twee keer 00 91 ja 92 en één keer 91 nee 92 , of andersom. Neem bijvoorbeeld NNJ. Gaat het om de vragen A en B, dan geven ze hetzelfde 00 antwoord (namelijk 00 91 nee 92 ), terwijl ze op A en C of B en C verschillend antwoorden. Dat betekent dat ze in mínstens één op de drie gevallen hetzelfde antwoord op verschillende vragen hadden moeten geven. Met andere woorden: die 25% kan niet. Dat percentage is te laag. Samengevat: de perfecte correlaties in de antwoorden gecombineerd met de lokaliteitshypothese wijzen op verborgen afspraken (dat is wat EPR reeds vaststelde) maar zulke verborgen afspraken of veranderlijken zijn niet in overeenstemming te File: /home/other/filip/ownCloud/IT…ist/pdf/popularisatie/natu.txt brengen met die experimenteel waargenomen 25procent. Het is dat laatste wat wiskundig vertaald de Bell-ongelijkheden uitmaakt, genoemd naar wijlen John S. Bell die het allemaal netjes opschreef in 1964. De wiskunde is niet ingewikkeld maar de onderliggende ideeën zijn diep met verstrekkende gevolgen: de natuur is niet lokaal. Page 5 of 5