CELF-4NL test De Clinical Evaluation of Language FundamentalsNL (CELF-4NL) is bedoeld om taal- en communicatieproblemen bij kinderen en jongeren van 5 tot 18 jaar te diagnosticeren. De CELF-4NL is een beoordelingsinstrument waarmee een goed beeld verkregen kan worden van de algemene taalvaardigheid van het kind. Door het gebruik van verschillende invalshoeken kan informatie verkregen worden over de verschillende taalvaardigheden van het kind. Hierdoor kunnen de sterke en zwakke kanten van het kind op het gebied van de taal en communicatie vastgesteld worden. De test bestaat uit de volgende 16 subtests, welke in wisselende samenstelling worden afgenomen afhankelijk van de leeftijd van het kind (5-8 jaar, 9-12 jaar, 13 jaar en ouder) Begrippen en Aanwijzingen Volgen (BAV) Het kind krijgt een bladzijde te zien met gekleurde of zwart-wit afbeeldingen. Aan het kind wordt gevraagd om de afbeeldingen in een bepaalde volgorde aan te wijzen. De opdrachten variëren in lengte en moeilijkheidsgraad. Woordstructuur (WS) Het kind mag bij getoonde afbeeldingen een zin afmaken. Hierbij wordt gekeken of het kind meervoudsvormen, verkleinwoorden, aanwijzende voornaamwoorden, vergelijkende en overtreffende trap en het voltooid deelwoord beheerst. Zinnen Herhalen (ZH) Aan het kind wordt gevraagd een zin van toenemende lengte exact na te zeggen. Zinnen formuleren (ZF) Aan het kind wordt gevraagd om een zin te maken met een gegeven woord. De zin moet passen bij de afbeelding die het kind te zien krijgt. De moeilijkheidsgraad van het gegeven woord neemt hierbij toe (en daarmee ook de moeilijkheidsgraad van de te maken zinnen) Woordcategorieën Receptief / Expressief / Totaal (WC-R / WC-E / WC-T) Het kind mag uit drie of vier aangeboden woorden (al dan niet met afbeeldingen) aangeven welke twee woorden bij elkaar horen en daarna vertellen waarom deze twee bij elkaar horen. Zinnen begrijpen (ZB) Het kind krijgt een zin te horen en mag uit vier afbeeldingen kiezen bij welke afbeelding de zin hoort. De zinnen nemen toe in lengte en moeilijkheidsgraad. Actieve Woordenschat (AW) Het kind krijgt een afbeelding van een voorwerp te zien en mag benoemen wat het is. Definities van woorden (DW) Het kind krijgt een zin te horen. Aan het kind wordt gevraagd wat de betekenis is van een bepaald woord uit deze zin. Tekstbegrip (TB) Het kind luistert naar een drietal verhaaltjes (zonder afbeeldingen) en krijgt er daarna vragen over. Zinnen samenstellen (ZS) Het kind krijgt een in stukken geknipte zin te lezen. Aan het kind wordt gevraagd van deze in stukken geknipte zin twee of drie verschillende zinnen te maken. Semantische relaties (SR) Het kind krijgt een of meer zinnen te horen, die betrekking hebben op relaties in tijd en ruimte. Daarna wordt aan het kind gevraagd wat dit betekent voor de onderlinge relatie, waarbij er vier keuzemogelijkheden zijn. Fonologisch bewustzijn (FB) In deze subtest mag het kind hakken en plakken en wordt het bevraagd op het herkennen van klanken of lettergrepen in een woord. Cijfers Herhalen Voorwaarts / Achterwaarts / Totaal (CH-V / CH-A / CH-T) Het kind krijgt een reeks willekeurige cijfers te horen en mag deze exact herhalen, voorwaarts dan wel achterwaarts. De reeks neemt geleidelijk aan toe. Reeksen Opsommen (RO) Aan het kind wordt gevraagd om allerlei automatische reeksen op te noemen (denk aan tellen tot tien, dagen van de week) in zo kort mogelijke tijd.. Woordassociaties (WA) Aan het kind wordt gevraagd om zo veel mogelijk woorden op te noemen bij een bepaalde categorie. Snel Benoemen tijd (SBt) Aan het kind wordt gevraagd om zo snel mogelijk een aantal verschillend gekleurde vormen te benoemen naar vorm en kleur. Vragenlijsten : de test kent twee vragenlijsten, die soms worden gebruikt voor het verkrijgen van informatie over de vaardigheden van het kind buiten de testsituatie. Wat betekenen de Indexscores? 5-8 jaar: Kernscore (KS): de gemiddelde scores van de subtests BAV, WS, ZH en ZF geven aan of er al dan niet sprake is van een taalprobleem. Receptieve Taal Index (RTI): de gemiddelde scores van de subtests BAV en WC-R en ZB geven aan of er een probleem is op het gebied van het taalbegrip. Expressieve Taal Index (ETI): de gemiddelde scores van de subtests WS, ZH, ZF, WC-E en AW geven aan of er een probleem is op het gebied van de uitdrukkingsvaardigheid. Taal Inhoud Index (TII): de gemiddelde scores van de subtests BAV, WC-T, AW en TB geven aan of er problemen zijn op het gebied van de taalinhoud Taal Vorm Index (TVI): de gemiddelde scores van de subtests WS, ZH, ZF en ZB geven aan of er problemen zijn op het gebied van de taalvorm. Werkgeheugen Index (WGI): de gemiddelde scores van de subtests CH-T en RO geven informatie over eventueel onderliggende problematiek. 9-12 jaar: Kernscore (KS): de gemiddelde scores van de subtests BAV, ZH, ZF en WC-T geven aan of er al dan niet sprake is van een taalprobleem. Receptieve Taal Index (RTI): de gemiddelde scores van de subtests BAV en WC-R en SR geven aan of er een probleem is op het gebied van het taalbegrip. Expressieve Taal Index (ETI): de gemiddelde scores van de subtests ZH, ZF, WC-E, AW en/ of DW geven aan of er een probleem is op het gebied van de uitdrukkingsvaardigheid. Taal Inhoud Index (TII): de gemiddelde scores van de subtests BAV, WC-T, AW en/ of DW en TB geven aan of er problemen zijn op het gebied van de taalinhoud Taal Vorm Index (TVI): de gemiddelde scores van de subtests ZH, ZF en ZS geven aan of er problemen zijn op het gebied van de taalvorm. Werkgeheugen Index (WGI): de gemiddelde scores van de subtests CH-T en RO geven informatie over eventueel onderliggende problematiek. 13 jaar en ouder: Kernscore (KS): de gemiddelde scores van de subtests ZH, ZF, WC-T en DW geven aan of er al dan niet sprake is van een taalprobleem. Receptieve Taal Index (RTI): de gemiddelde scores van de subtests WC-R en SR geven aan of er een probleem is op het gebied van het taalbegrip. Expressieve Taal Index (ETI): de gemiddelde scores van de subtests ZH, ZF, WC-E en DW geven aan of er een probleem is op het gebied van de uitdrukkingsvaardigheid. Taal Inhoud Index (TII): de gemiddelde scores van de subtests WC-T, DW, TB en SR geven aan of er problemen zijn op het gebied van de taalinhoud Taal Vorm Index (TVI): de gemiddelde scores van de subtests ZH, ZF en ZS geven aan of er problemen zijn op het gebied van de taalvorm. Werkgeheugen Index (WGI): de gemiddelde scores van de subtests CH-T en RO geven informatie over eventueel onderliggende problematiek.