D e e l C - Ontmoeting Met Het Jodendom

advertisement
Deel C
LEZING VAN DE SCHRIFT
HOE VERSTAAN JODEN EN CHRISTENEN
TENACH / OUDE TESTAMENT
.
INHOUD
Algemene inhoud
Inleiding: Met Joden de Schrift lezen
Vertalen is verraden
1. Hebben Joden en Christenen dezelfde Bijbel?
1.1. Dezelfde bijbel
1.2. Alles is anders
1.3. Christelijk lezen van het Oude Testament
1.4. Joodse problemen met het christelijk gebruik van het O.T.
1.5. Voorbeelden van verschillend lezen van de Schriften
1.6. Verschil joodse en christelijke exegese
Gebruikte literatuur
2. De mens op aarde, in goed en kwaad (Gn.1-3)
Een preek over Gn.2
3. Zinloos geweld – Waarom slaat Kaïn dood? (Gn.4:1-10)
Voorwoord: Geweld in de Bijbel
3.1. Het verhaal
3.2. Betekenis van de namen (vs.1-2a)
3.3. Het offer (vs.2b-6)
3.4. De zonde ligt aan de poort (vs.7)
3.5. Waarom sloeg Kaïn Abel dood? (vs.8-9)
3.6. Oorzaken voor het gebruik van geweld
Het verhaal in een kerkdienst
Twa bruorren
Gespreksvragen
Gebruikte literatuur
4. Het moeten offeren van Isaäk (Gn. 22:1 – 19)
Voorwoord: Een raadselachtig verhaal
Het verhaal in de vertaling van dr. J. Soetendorp
De klacht van Isaäk (van Elie Wiesel)
4.1. Algemeen
4.2. Uitleg
4.3. Joodse benaderingen
4.4. Aqeda en Rosj haSjana
4.5. Christelijke benaderingen
4.6. Het offer van Abraham in de Islam
Het verhaal in een kerkdienst
Gespreksvragen
Gebruikte literatuur
5. De ‘Tien woorden’ vanuit joods perspectief
6. Wees heilig – Joden en Christenen luisteren naar Lv.19
7. Vermaning en Verwachting bij Jesaja
Voorwoord
7.1. De profeet en zijn boek
7.2. Geen offers zonder gehoorzaamheid
7.3. Exegese van de perikoop 1:10-20
7.4. Twee preken van verwachting (Js.2:1-5 en 35:1-10)
7.5. Messiaanse profetieën in het boek Jesaja
7.6. Hizkia, een messiaanse figuur? (Js. 9 : 1-6)
7.7. Messiaanse vrederijk? (Js.11:1-10) - een joodse en christelijke stem
__________________________
Ontmoeting met het Jodendom
C.0.2
7.8. Het begrip ‘Knecht des Heren’ – joodse stemmen
7.9. Het lijden van Israël – enkele joods-exegetische opmerkingen over Js.52:13–53:12
Gebruikte literatuur
8. Saul ook bij de extatische profeten (1S.10:1-13 en 1S.19:18-24)
Voorwoord
6.1. (Extatisch) profetisme in Israël
6.2. Extatisch profetisme in de godsdienstwetenschap
6.3. Kader van de aetiologieën
6.4. Vertaling en exegese van 1S.10:1-13
6.5. Vertaling en exegese van 1S.19:18-24
Gebruikte literatuur
8. Elia, voorloper van de Messias – zijn plaats in de joodse traditie
Voorwoord
8.1. Elia en zijn opdracht
8.2. Elia na de ballingschap
8.3. Elia in de intertestamentaire tijd
8.4. Elia in het Nieuwe Testament
8.5. Elia in het Jodendom van de eerste eeuwen
Nabeschouwing
Gebruikte literatuur
__________________________
Ontmoeting met het Jodendom
C.0.3
INLEIDING: MET JODEN DE SCHRIFT LEZEN
Willen we met Joden de bijbel lezen, dan zullen wij ons
eerst moeten afvragen of Joden en Christenen wel dezelfde
bijbel lezen. Gezien de vele overeenkomsten
lijkt deze vraag een vraag naar de bekende weg. Velen
zullen ze dan ook zonder meer bevestigend beantwoorden.
Maar wat op het eerste gezicht zo vanzelfsprekend lijkt, is
bij nadere bestudering verre van eenvoudig.
Natuurlijk zijn er vele overeenkomsten, maar tegelijkertijd is
alles wat maar verschillend kan zijn - de naamgeving en
volgorde van de boeken, het gezag en het gebruik van het
Oude Testament, alsmede de uitleg - anders. Voor ieder die
echt geïnteresseerd is in de bijbel, is het onvoorstelbaar
boeiend om deze verschillen te bestuderen. In hoofdstuk
C.1 wordt hierop dieper ingegaan. In deze inleiding enkele
opmerkingen.
Vooronderstelling
Ontmoeting met het Jodendom betekent ook de bereidheid zich te laten gezeggen door de
oudere zuster van de kerk. De aandacht voor de rabbijnse traditie, belichaamd in de Talmoed
en de midrasjiem, neemt daarbij een belangrijke plaats in. De doelstelling hiervan is het
ontwikkelen van een gevoeligheid voor de methode en de diepgang van de rabbijnse uitleg.
Wederzijds respect voor elkaars traditie staat hierbij voorop, waarbij het behoud of het gelijk van
de eigen religieuze identiteit geen punt van discussie is.
Martin Buber (Nachlese, Heidelberg 1965, p.110) schreef (enigszins aangepast): Jodendom en
Christendom vinden beide hun oorsprong in een openbaring van Godswege. Daarom kunnen
beide religies geen aanspraak op absolute waarheid laten gelden. Beide religies brengen de
relatie van een bepaalde mensengemeenschap tot het absolute slechts tot uitdrukking. Ze zijn
een huis van de naar God verlangende mensenziel: een huis met vensters, maar zonder deur.
Ik behoef slechts een venster te openen om Gods licht te laten binnendringen. Wanneer ik
echter een gat in de muur maak en uitbreek, dan ben ik niet alleen dakloos geworden, maar
dan omgeeft mij een kil licht, dat niet het licht van de levende God is.
Wie heeft gelijk?
De vraag welke uitleg de juiste is, is een vraag die niet valt te beantwoorden. De joodse traditie
leert dat elke tekst zeventig uitleggingen heeft. Pas in die 70 uitleggingen hebben wij de
waarheid te pakken. God is zo alomvattend dat die niet in één benadering is te vatten. De
waarheidsvraag is niet objectief te beantwoorden. Zelfs binnen de kerk is dat niet mogelijk. Een
orgaan (het Vaticaan, een Concilie, een Synode) kan wel vaststellen wat zij als waarheid ziet,
maar de geschiedenis leert hoe lang deze waarheid standhoudt. Ieder mens zal voor zichzelf
naar de waarheid moeten blijven zoeken.
De vraag wie gelijk heeft, is in het gesprek met de joodse traditie helemaal niet te beantwoorden. Nadat de stroming van “de mensen van de weg” los is geraakt van de joodse
hoofdstroom, hebben beide tradities een eigen ontwikkeling doorgemaakt. De “synagoge” is,
enigszins geïsoleerd binnen de semitische wereld van de bijbel gebleven. De “kerk” heeft zich,
in een meer open houding, de hele geschiedenis door sterk laten beïnvloeden door het
filosofische denken van de omringende cultuur. Maar beide stromingen komen wel voort uit
dezelfde wortel.
Het verrassende van de na-oorlogse ontwikkeling is dat de kerk - in een gevoel van te zijn
vastgelopen in een systematisch denken - zich nu naar alle kanten oriënteert op de religieuze
__________________________
Ontmoeting met het Jodendom
C.0.4
ontwikkelingen in andere tradities. Daarbij dreigt uiteraard het gevaar de eigen traditie te willen
vergeten. Mede gevoed door wat er in en na de Tweede Wereldoorlog met het joodse volk is
gebeurd, is er zodoende ook veel belangstelling voor de wortels van de kerk en voor de joodse
traditie. Of het een ééndagsvlieg is, zal de tijd leren.
Vertalen van de Bijbel
In tegenstelling tot het Jodendom heeft het Christendom altijd vanaf het
eerste begin, veel aandacht besteed aan het vertalen van de bijbelse
boodschap in de taal en de begrippen van de omringende cultuur. Dat dit niet
vanzelfsprekend is, leert de andere religies – het Jodendom en de Islam –
waar vertalingen van de heilige geschriften lang is tegen gehouden en nog als
minderwaardig wordt gezien. In het Christendom wordt vertalen daarentegen
als een noodzaak gezien vanuit van de overtuiging dat de boodschap betekenis heeft voor de gehele wereld en ook uitgedragen moet worden aan die hele
wereld. Het Jodendom heeft dit missionaire niet, niet omdat die boodschap
geen betekenis heeft voor de wereld, maar vanuit de overtuiging dat het voorbeeld en het
gedrag van het joodse volk voldoende betekenis heeft. In de volgende verhandeling wordt
nader ingegaan op de consequentie van die vertaaldrift.
__________________________
Ontmoeting met het Jodendom
C.0.5
C.0.1. VERTALEN IS VERRADEN
Geen boek is zo vaak en in zoveel talen vertaald, als de Bijbel. Geen boek is tevens zo
misbruikt en misverstaan als diezelfde Bijbel. Desondanks hebben joodse
wetenschappers meegewerkt aan de Nieuwe Bijbelvertaling als een eigentijdse, literair
verantwoorde, oecumenische vertaling, ondanks het feit dat vertalen eigenlijk vreemd
is aan het Jodendom, ja, ondanks het feit dat vertalen ten diepste als verraden wordt
gezien.
Probleem van vertalen
De schriftelijke Tora wordt gezien als een schrift met aantekeningen van een student, gemaakt
tijdens een college van een hoogleraar. De aantekeningen zijn alleen te begrijpen voor degene
die bij het college is geweest. Daarom is het Jodendom ook nauwelijks gebaseerd op de
geschreven Bijbel, maar veel meer op de Talmoed, de mondelinge leer die later schriftelijk werd
vastgelegd. Daar ontstaat de essentie van het Jodendom. Die mondelinge leer is een soort
memorie van toelichting op de schriftelijke Tora.
Iedere vertaling maakt de Bijbel los uit die traditie en daarmee uit de geschiedenis van het
Jodendom. Dat stelt de Tora open en bloot aan godsdienstig misbruik. Daarom is een vertaling
in de joodse traditie er alleen voor tijdelijk gebruik, voor kinderen. Op jonge leeftijd worden de
kinderen al vertrouwd gemaakt met de hebreeuwse tekst. Maar toch moeten we vertalen, om de
reikwijdte te vergroten! Dat is met het vertalen van de bijbel niet anders. De Tosefta (één van
gezaghebbende joodse geschriften) zegt het zo: Wie een schriftvers vertaalt, zoals het er staat,
is een leugenaar. Wie eraan toevoegt, is een lasteraar. Rosenzweig noemt vertalen ‘het dienen
van twee heren’. Hij voegt daaraan toe: Dus kan niemand het, omdat het een onmogelijke
bezigheid is. En dus is het tegelijkertijd, zoals alles wat in theorie niemand kan, in de praktijk
ieders opdracht. Iedereen moet vertalen en iedereen doet het.
Bij vertalen ontkom je er niet aan om te interpreteren. Het is zelfs noodzakelijk, zegt de Tosefta.
In feite ga je - bewust of onbewust - naar een bepaalde benadering “toe”- vertalen. Het gaat
meestal om verschillende nuances, die allemaal in de oorspronkelijke tekst te lezen zijn en
waaruit gekozen moet worden. Maar door dat te doen, pleeg je in wezen verraad aan de
oorspronkelijke tekst.
Het verraad
De dag waarop de griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta (LXX), tot stand
kwam, wordt in de joodse traditie dan ook als een zwarte dag beleefd, gelijk aan de dag dat het
gouden kalf werd opgericht. Tegelijkertijd kent die traditie een legende die de betrokkenheid van
God bij die vertaling onderstreept. Volgens die legende werd aan 70 mensen (ook wordt het
getal van 72 genoemd) opgedragen om ieder een vertaling te maken. Toen zij klaar waren,
bleken zij allen een identieke vertaling gemaakt te hebben! Een letterlijk gelijke vertaling, incl.
de dertien fouten die deze vertaling zou kennen.
Eén voorbeeld uit die dertien fouten is het begin, Gn.1:1. Er staat: In den beginne schiep God ...
. De 70 vertaalden echter allemaal: God schiep in den beginne. Dit deden zij om aan te geven
dat er niet eerst het begin was, en dat God toen geschapen werd. Nee, God schiep ook het
begin. Maar het staat er niet. Iedere letterlijke vertaling is fout. Vertalen is ook verraden!
Bij vertalen kunnen vier niveaus worden onderscheiden:
1. het stelsel van de woorden, de tekens, de symboliek;
2. het stelsel van regels, de systematiek, de grammatica;
3. het stelsel van betekenissen, de semantiek;
4. het stelsel van interpretatie, waarbij ook de taalpsychologie en –sociologie een rol speelt.
Op elk niveau gaat bij een vertaling heel veel van de oorspronkelijke tekst verloren. Om enkele
punten te noemen:
- In het Hebreeuws hebben letters ook een cijferwaarde, die geleid heeft tot het ontstaan van
__________________________
Ontmoeting met het Jodendom
C.0.6
een getallenleer. In de vertaling is deze niet meer herkenbaar.
- De punctuatie ontbreekt in de oorspronkelijke tekst, die alleen medeklinkers kent. Maar een
vertaling wordt gemaakt vanuit de gepunctueerde tekst voor de klinkers.
- De oorspronkelijke tekst kent geen leestekens, geen punten en komma’s. De zinsindeling
wordt door de vertalers ingebracht om een leesbare vertaling te krijgen.
- In de latere tekst zijn zangtekens aangebracht, die woorden bij elkaar brengen of juist
scheiden. Bij een vertaling gaan deze meestal verloren.
Maar er moet meer gebeuren bij een vertaling. De joodse Tora is een levende traditie midden in
het volk. Bekend voorbeeld is: slachten moet, maar hoe staat er niet bij. Dus moet er een
mondelinge uitleg zijn. De Tora moet het sociale leven beheersen, door middel van civiele
wetten, landbouwwetten, rituele voorschriften. Daarmee wordt de Tora gericht op de praktijk,
om het leven te heiligen. De Tora is tenslotte het enige wat wij van God hebben. Daarom moet
elke vertaling passen bij het gestelde doel. We moeten haar niet laten verguizen tot een dode
letter, tot onbegrepen tekst. Dan maken we de Tora kapot. We moeten haar actueel maken,
normatief laten zijn. Anders plegen we hoogverraad jegens God.
Rosenzweig vond dat bij het vertalen het Hebreeuws moet overheersen, maar de consequentie
was dat het Duits gekunsteld werd en dat dat Duits bovendien al christelijk was geworden. Bij
een vertaling moeten meer woorden worden gebruikt om dingen te verduidelijken. De
boodschap van de Bijbel moet overkomen, vanuit de context waarin hij tot ons is gekomen.
Bij vertalen zal ook de uitleg moeten meespreken, daaraan is niet te ontkomen. Farizeeërs en
Sadduceeërs, alle stromingen binnen het Jodendom, hadden al verschillende interpretaties van
dezelfde tekst. De dag dat de Tora werd vertaald, werd hij uit zijn traditie gehaald en overgeleverd aan de interpretatie van de vertaler. Dat is nu eenmaal zo. Maar dan moet de Bijbel
wel verstaanbaar gemaakt worden voor de kritische buitenstaander. Tegelijkertijd verdwijnt
hiermee wel de originele zegwijze, daaraan is niet te ontkomen. Vertalen is verraden!
Joodse bijbelvertalingen in Nederland
De grote nadruk die gelegd wordt op de hebreeuwse tekst van de Tora betekent niet dat er
geen vertalingen gemaakt zijn. De joodse gemeenschap in Nederland kan bogen op een bijna
200-jarige vertaaltraditie. Na de gelijkberechtiging in 1795 zijn er zes belangrijke vertalingen tot
stand gebracht:
1. De vijf boeken van Mozes, door S.J.Mulder, 1826
2. De vijf boeken van Mozes, door G.I. en M.S.Polak, 1841-1844
3. De Pentateuch, door A.S.Onderwijzer, 1895-1901. In 1977 is een herdruk van deze
editie
verschenen.
4. De Pentateuch, door J. Vredenburg, 1899-1903
5. De Pentatech, door J. Dasberg, 1970-1971. Dit is de meest gebruikte vertaling. Dasberg
vermijdt kanseltaal of ‘tale Kanaäns’, maar richt zich op de doeltaal. Hebraïsmen, Jiddisjmen en
traditionele woordkeuzes zijn zoveel mogelijk vermeden.
Bij de vertalingen van Mulder en Onderwijzer is tevens het commentaar van Rashi (met een
vertaling) afgedrukt.
6. In 2007 heeft het Nederlands Bijbelgenootschap in nauwe samenwerking met liberaal-joodse
rabbijnen een bijzondere tweetalige uitgave laten verschijnen van Tenach, waarin direct naast
de masoretische hebreeuwse grondtekst de nederlandse tekst van de Niewuwe Bijbelvertaling
te lezen is. In deze uitgave is de nederlandse tekst aangepast aan wat in joodse vertalingen
gebruikelijk is (zie hierna). Ook is een overzicht opgenomen van de Tora- en Haftara-lezingen
van het éénjarige en driejarige rooster. Deze uitgave is verschenen onder de titel Tanach.
Het meest opvallend van deze vertalingen is dat die altijd zichtbaar gekoppeld is aan de
grondtekst. Deze is op de rechterbladzijde afgedrukt. Deze traditie komt voort uit het diepe
besef dat Gods Woord volmaakt helder in de heilige taal is opgetekend en overgeleverd. De
vertaling is slechts een hulpmiddel, ten dienste van de joodse leer en het joodse leven. De
Bijbel is in het Jodendom allereerst een boek van de gemeente in het kader van synagoge en
leerhuis en veel minder voor het dagelijkse gebruik thuis, zoals in de protestantse wereld.
__________________________
Ontmoeting met het Jodendom
C.0.7
Vanuit deze traditie moet ook de uitgave gezien worden van het N..B.G. van de in 2007
verschenen Tanach.
Daarnaast kennen de joodse vertalingen (en Tanach) nog een paar bijzonderheden:
* De volgorde van de bijbelboeken is: Tora – Neviiem – Ketoeviem (zie par.B.3). Ook de
versindeling wijkt in 56 gevallen af van wat in christelijke vertalingen gebruikelijk is. Aangezien
bij de Nieuwe Bijbelvertaling wel (zij het in geringe mate) tekstkritische wijzigingen zijn
toegepast, heeft het orthodoxe N.I.K. niet willen meewerken aan in 2007 verschenen uitgave.
* Bij de vertaling wordt nauwelijks gebruik gemaakt van tekstkritische ‘verbeteringen’, zoals
niet-joodse vertalers en exegeten nogal eens doen.
* De onuitsprekelijke Godsnaam – JHWH – wordt niet met HEERE, HERE of HEER vertaald,
maar met de ‘Eeuwige’, omdat de betekenis daarvan – ‘die er was, er is en er altijd zal zijn’ –
dan het beste tot uiting komt.
* De persoonsnamen zijn in het algemeen een transcriptie van de uitspraak van het Hebreeuws,
zonder daarvan een dogma te maken: Jitschak, Ja’akov, Moshé, Chawa (maar Vredenburg
gebruikt Eva).
n.b.: Alle teksten en ook de citaten van buitenlandse auteurs in deze studie zijn vertaald en dus
is er verraad gepleegd!. De vertaling van de bijbelse teksten is in het algemeen gebaseerd op
de nieuwste nederlandse vertaling, de NBV, die in 2004 gereed kwam. Voor het Oude
Testament is de tweetalige uitgave van Tanach gebruikt, welke in overleg met de joodse
kerkgenootschappen tot stand is gekomen.
Gebruikte literatuur
* M. van Loopik, De tien woorden: ontmoeting in het leerhuis, uit: René Venema & Ranfar Kouwijzer (red.),
‘Veertig jaar Tenach en Evangelie’, Amsterdam 1998.
*Lezing rabbijn R. Evers, op dinsdag 24 maart 1992 in Leeuwarden, Vertalen of verdwalen.
* Spectrum van bijbelvertalingen – een gids, Dr. H.W.Hollander (red.), Zoetermeer 1994.
__________________________
Ontmoeting met het Jodendom
C.0.8
Download