Diagnostische toets

advertisement
Diagnostische toets
Thema 7
Bloemen, vruchten en zaden
1 HAVO
Hoe heten de genummerde delen?
Doelstelling 2
Juist of onjuist?
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Kelkbladeren zijn meestal opvallend
gekleurd
De bloemkelk beschermt de bloem in
de knop tegen uitdroging en kou
Deel P in afbeelding 45 dient voor het
aanlokken van insecten.
De kroonbladeren zijn de mannelijke
voortplantingsorganen van een plant.
De functie van meeldraden is het
vormen van mannelijke
geslachtscellen.
In helmhokjes ontstaan eicellen.
Stuifmeelkorrels zijn de mannelijke
geslachtscellen van een plant.
Stampers zijn de vrouwelijke
voortplantingsorganen van een plant.
Doelstelling 2
Juist of onjuist?
9. Het vruchtbeginsel van
een zaad kan meer
dan één zaadbeginsel
bevatten.
10.Elk zaadbeginsel in
deze stamper kan
meer dan één eicel
bevatten.
Doelstelling 3
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen:
1. Wat is bestuiving?
A. Het groeien van een stuifmeelbuis door de stijl van
een stamper van dezelfde plantensoort.
B. Het overbrengen van stuifmeel van een meeldraad op
de stempel(s) van een bloem van dezelfde
plantensoort.
C. Het versmelten van de kern van de stuifmeelkorrel
met de kern van een eicel van dezelfde plantensoort.
D. Het vrijkomen van stuifmeel uit de helmhokjes van
een meeldraad.
Doelstelling 3
Beantwoord de volgende
meerkeuzevragen:
2. In afbeelding 47 zijn drie
bloeiende planten getekend.
Insecten kunnen stuifmeel
overbrengen zoals met
pijlen is aangegeven.
Welke pijl, of welke pijlen
geven bestuiving aan?
A. Alleen pijl 1
B. Alleen pijl 3
C. Alleen de pijlen 1 en 2
D. De pijlen 1, 2 en 3
Doelstelling 4
Beantwoord de volgende vragen
1. Bij welk type bloemen worden de
meeste stuifmeelkorrels gevormd?
Bij insectenbloemen of bij
windebloemen?
2. In afbeelding 48 is een bloempje
van Rogge getekend. Zullen de
bloempjes van Rogge nectar
bevatten? Leg je antwoord uit.
3. Afbeelding 49 is een foto van
enkele stuifmeelkorrels. Zullen
deze stuifmeelkorrels door
insecten of door de wind worden
overgebracht? Leg je antwoord uit.
Doelstelling 4
Beantwoord de volgende vragen
4. Bij welk type bloemen steken de
helmknoppen en stempels vaak
buiten de bloemen? Bij
insectenbloemen of windbloemen?
5. Aristolochia is de naam voor een
groep planten die ruiken naar
rottend vlees. Worden de bloemen
van deze plant door insecten of
door wind bestoven? Leg je
antwoord uit.
6. In afbeelding 50 is een deel van een
artikel over een plant weergegeven.
Op welke manier vindt bij deze plant
bestuiving plaats: Door insecten of
door de wind?
Doelstelling 5
Juist of onjuist.
1. Bij zaadplanten vindt eerst de bevruchting plaats,
daarna bestuiving.
2. Bevruchting vindt plaats op het moment dat uit
een stuifmeelkorrel een stuifmeelbuis groeit.
3. Een stuifmeelbuis groeit door de stijl naar een
zaadbeginsel.
4. In één vruchtbeginsel kan maar één keer een
bevruchting plaatsvinden.
5. In één zaadbeginsel kan maar één keer een
bevruchting plaatsvinden.
Doelstelling 5
Juist of onjuist.
In afbeelding 51 is een stamper
schematisch getekend.
Bewering 6 en 7 gaan over
deze afbeelding.
6. In de afbeelding heeft
bestuiving plaatsgevonden.
7. In de afbeelding heeft
bevruchting plaatsgevonden.
Doelstelling 6
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen:
1. Wat ontstaat er na bevruchting uit de bevruchte
eicel?
A. Een kiem
B. Een vrucht
C. Een zaad
2. In afbeelding 52 is een bloem van een appelboom
schematisch getekend. Er heeft bevruchting
plaatsgevonden. Wat ontwikkelt zich na
bevruchting uit deel P?
A. Een Appel
B. Een Appelpit
C. Het klokhuis van een appel
Doelstelling 6
Beantwoord de volgende
meerkeuzevragen:
3. Een voorbeeld van een vrucht is een peul
(afb. 53). Uit welk deel van een bloem is
een peul ontstaan?
Uit de bevruchte eicel
Uit het vruchtbeginsel
Uit het zaadbeginsel
4. Een zaad bevat veel reservevoedsel
(afb. 54). Waarvoor is dit reservevoedsel
bedoeld?
Voor de ontwikkeling van het zaadbeginsel
Ver het beschermen van het zaad
Voor het kiemplantje dat bij kieming ontstaat
Doelstelling 6
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen:
De volgende gegevens horen bij vraag 5 en 6.
In Nederland kennen we al 150 jaar beschuit met muisjes
(afb.55.1). In elk muisje zit een anijsvruchtje. Uit een
anijsbloempje ontwikkelt zich een vruchtje met twee
zaadjes. Iemand eet een stukje beschuit met 100 muisjes.
5. Hoeveel vruchtbeginsels zijn er betrokken geweest bij de
vorming van de vruchtjes in deze 100 muisjes?
A. Twee vruchtbeginsels
B. Honderd vruchtbeginsels
C. Tweehonderd vruchtbeginsels
6. Hoeveel stuifmeelkorrels zijn er betrokken geweest bij de
vorming van de vruchtjes in deze 100 muisjes?
A. Vijftig stuifmeelkorrels
B. Honderd stuifmeelkorrels
C. Tweehonderd stuifmeelkorrels.
Doelstelling 7
In afbeelding 56
zijn delen van
planten getekend
met vruchten en
zaden.
Op het scoreblad
staat een schema.
Kruis aan op welke
manier de vruchten
en zaden worden
verspreid.
Doelstelling 8
Hier worden planten gebruikt waarvan delen kunnen
worden gebruikt door de mens. Twee planten
daarvan zie je in afbeelding 57. Op het scoreblad
staat een schema. Kruis aan welke delen van deze
planten worden gebruikt en op welke manier dit
gebeurt.
Aardbeiplant
Tulp
Paprikaplant
Rijstplant
Tarweplant
Orchidee
Extra doelstelling 9
1. In afbeelding 58 is een
krokusknol met enkele scheuten
getekend. Deze scheuten
kunnen van de knol worden
gehaald en verder groeien als
afzonderlijke planten. Zijn de
nieuwe krokussen ontstaan door
geslachtelijke of ongeslachtelijke
voortplanting? Leg je antwoord
uit.
2. Is een aardappel een verdikte
stengel of een verdikte wortel?
3. Afbeelding 59 is een foto van
zilverschoon. Hoe heet deel P?
Extra doelstelling 9
In afbeelding 60 is een
salomonszegel getekend. De
ondergrondse stengel wordt op de
plaatsen 1 en 2 doorgesneden. De
delen P en Q ontwikkelen zich tot
zelfstandige planten. Over deze
afbeelding gaan vragen 4 en 5.
4.Hoe heet zo’n ondergrondse
stengel?
5. Uit delen P en Q ontstaan
zelfstandige planten. Zijn deze
planten ontstaan door geslachtelijke
of ongeslachtelijke voortplanting?
Extra doelstelling 10
Beantwoord de volgende meerkeuze vragen.
1. In afbeelding 61 zijn twee bloeiende
koebraamstruiken getekend. Insecten kunnen
stuifmeel overbrengen zoals met de pijlen is
aangegeven. Welke van deze pijlen geeft (geven)
zelfbestuiving aan?
A.
B.
C.
D.
Alleen pijl 1
Alleen pijl 2
Alleen de pijlen 1 en 3
De pijlen 1, 2 en 3
Extra doelstelling 10
Sjoerd eet een stuk hazelnootchocola. In
afbeelding 62 lees je hoe hazelnoten ontstaan.
Over dit artikel gaan vraag 2 en 3.
2. Zal bij een hazelaar gewoonlijk kruisbestuiving
optreden, of zelfbestuiving? En zal de bestuiving
door insecten gebeuren of door de wind?
A. Kruisbestuiving door de wind
B. Kruisbestuiving door insecten
C. Zelfbestuiving door de wind
D. Zelfbestuiving door insecten
3. Uit welke bloeiwijze kunnen na bestuiving en
bevruchting hazelnoten groeien?
A. Uit geen van deze bloeiwijzen.
B. Alleen uit bloeiwijze P
C. Alleen uit bloeiwijze Q
D. Zowel uit bloeiwijze P als uit bloeiwijze Q
Extra doelstelling 10
In afbeelding 63 zijn drie bloemen
schematisch getekend. Over deze
tekening gaan vragen 4 t/m 6.
4. Welke van deze bloemen is/zijn eenslachtig?
A. Alleen bloem 1
B. Alleen bloem 2
C. Alleen bloem 3
D. De bloemen 2 en 3
5. Bij welke van deze bloemen kan stuifmeel van een
meeldraad zorgen voor bestuiving van dezelfde bloem?
A. Alleen bloem 1
B. Alleen bloem 2
C. Alleen bloem 3
D. De bloemen 2 en 3
6. Uit welke van deze bloemen kunnen vruchten met zaden
ontstaan?
A. Alleen bloem 1
B. Alleen bloem 2
C. Alleen bloem 3
D. De bloemen 2 en 3
Download