vorm, inhoud en functie van de open opstelling

advertisement
De (toekomstige)
vorm, inhoud en
functie van de
open opstelling
Universiteitsbibliotheek Utrecht, augustus 2016
ONDERZOEK
NAAR DE
SAMENSTELLING
EN HET GEBRUIK
VAN DE OPEN
OPSTELLING IN
DE UB UTRECHT
MET DE BLIK OP
2025
Dit onderzoeksverslag is in opdracht van de bibliothecaris Anja Smit geschreven door
Coen Wilders, in samenwerking met Anne Rutgers, Jan de Boer, Henk Zonneveld en vele
anderen.
1
INHOUDSOPGAVE
VOORNAAMSTE BEVINDINGEN ........................................................................... 4
BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEK .............................................................. 11
AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK ..............................................................................
12
DOEL VAN HET ONDERZOEK ..................................................................................... 12
GEBRUIKTE ONDERZOEKSMETHODEN ........................................................................... 13
BOEKEN EN DE OPEN OPSTELLING IN BREDER PERSPECTIEF ........................... 18
ACQUISITIE VAN DIGITALE LITERATUUR IN UB´S ............................................................. 18
HET GEBRUIK EN FUNCTIE VAN DE OPEN OPSTELLING IN UB’S............................................... 22
GEBRUIK VAN E-BOOKS VERSUS PAPIEREN BOEKEN .......................................................... 24
VERSCHILLENDE GEBRUIKERSGROEPEN VAN E-BOOKS ....................................................... 26
VERWACHTINGEN VAN UITGEVERS .................................................................. 30
WAT BEPAALT OF EEN UITGEVER E-BOOKS PUBLICEERT? .................................................... 30
DE TE VERWACHTEN SITUATIE IN 2025 ROND E-BOOKS .................................................... 33
SAMENSTELLING EN GEBRUIK VAN DE UBU COLLECTIE ................................... 36
SAMENSTELLING VAN DE COLLECTIES EN DE OPEN OPSTELLING .............................................
36
GEBRUIK VAN DE COLLECTIES EN DE OPEN OPSTELLING ..................................................... 41
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 48
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT BÈTAWETENSCHAPPEN.................................. 52
................................................................... 53
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ........................................................................ 55
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 57
SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE ...................................... 60
................................................................... 60
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ........................................................................ 63
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 64
SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GEESTESWETENSCHAPPEN ............................ 66
............................................................... 66
69
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 72
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
HET GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ....................................................................
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GENEESKUNDE .............................................. 75
............................................................... 75
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ........................................................................ 77
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 80
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GEOWETENSCHAPPEN ................................... 83
............................................................... 83
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ........................................................................ 85
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 88
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT REBO ............................................................. 91
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
............................................................... 91
2
TENDENSEN ROND HET GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING................................................. 93
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 97
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN ......................... 100
............................................................. 100
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ....................................................................... 102
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR....................................................................... 105
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
LITERATUURLIJST .......................................................................................... 108
3
VOORNAAMSTE BEVINDINGEN
Het doel van het onderzoek is conclusies te trekken over de (toekomstige) vorm, inhoud
en functie van de open opstelling in de UB Utrecht (UBU). Om dat te kunnen doen is
vanuit het perspectief van de uitgever, de gebruiker en de bibliotheek antwoord gegeven
op twee onderzoeksvragen:
1)
2)
Wat is de verwachte ontwikkeling van de collectie van de UBU voor de
komende 10 jaar met betrekking tot de vorm waarin deze beschikbaar zal
komen (fysiek en digitaal)?
Hoe worden de collecties gebruikt en welke functie heeft de open opstelling
van fysieke materialen?
Toekomstige ontwikkelingen rond de samenstelling van de collectie
De verwachting is dat rond 2025 de meeste wetenschappelijke publicaties in zowel
papieren als elektronische vorm beschikbaar zijn, al ligt het beschikbaar komen van
elektronische alternatieven bij boeken1 gecompliceerder dan bij tijdschriften. Veel
boeken zijn vooralsnog alleen nog in papieren vorm beschikbaar, wat uitgevers vooral
verklaren door erop te wijzen dat er voldoende schaal (van afzetgebied, maar ook van
de uitgever zelf) en klantvraag nodig is om e-books te kunnen uitgeven. Veel boeken die
verschijnen bij kleine uitgevers, in niet-Engelstalige taalgebieden en die ook interessant
zijn voor een niet-wetenschappelijk publiek zijn tot nog toe alleen in papieren vorm
beschikbaar. Dit zal volgens uitgevers gaan veranderen. Er zal vermoedelijk steeds
minder schaal nodig zijn om e-books uit te geven, omdat de investeringskosten lager
zullen zijn, en de vraag naar e-books zal naar verwachting toenemen, zeker in de
particuliere markt. Tegelijkertijd is het voor uitgevers eenvoudig om naast een
elektronisch exemplaar, ook een papieren boek te blijven aanbieden. In dat opzicht is
interessant dat nog grotendeels onduidelijk is hoe het e-book zich onder meer qua prijs
en gebruiksvoorwaarden gaat ontwikkelen. Het is niet ondenkbaar dat de UBU, ondanks
een e-preferred beleid, jaarlijks duizenden papieren boeken zal blijven kopen, al is de
trend dat er telkens meer e-books ter beschikking worden gesteld.
De komende tien jaar zullen er door de opkomst van het e-book waarschijnlijk steeds
minder nieuwe titels aan de open opstelling toegevoegd worden, waarbij de verschillen
tussen faculteiten groot zullen zijn. In de periode 2007-2014 is het aantal papieren
boeken dat de UBU koopt met 64% afgenomen, van 15.295 naar 5.551 per jaar. Voor de
collecties van Bètawetenschappen, Diergeneeskunde, Geneeskunde, Geowetenschappen
en Sociale Wetenschappen wordt vooral digitaal materiaal gekocht en is het aantal
papieren boeken dat wordt aangeschaft klein (zie figuur 1). De papieren boeken die wel
voor deze collecties worden gekocht, betreffen vaak specifieke disciplines die nog papier
wensen (zoals Wiskunde binnen Bètawetenschappen) of bepaalde typen publicaties
(zoals studiemateriaal bij Diergeneeskunde en Geneeskunde). Dit beeld is totaal anders
binnen REBO en vooral binnen de Geesteswetenschappen. Bij REBO gaat bijna 80% van
de uitgaven aan boeken naar papier. Maar het meest in het oog springen de
Geesteswetenschappen: van de 5.500 papieren boeken die de UBU kocht in 2014, waren
er zo’n 4.000 bestemd voor deze faculteit.
1
Binnen het verslag wordt er gesproken van boeken als het over het publicatiemedium in het algemeen gaat.
Gaat het om een papieren exemplaar dan wordt dat vermeld. Als het gaat het om een elektronisch exemplaar dan
wordt de term e-book gebruikt.
4
Figuur 1: aantal bestelde papieren boeken per faculteit, in de periode 2005-2014.
Figuur 2: aantal banden in de open opstelling per faculteit, in de periode 2005-2014.
Als er rekening wordt gehouden met de hoeveelheid papieren boeken die aan de
collecties wordt toegevoegd, dan zal de omvang van de open opstelling per faculteit
steeds meer gaan verschillen. De afgelopen tien jaar is de omvang van de open
opstelling sterk afgenomen, maar de verschillen tussen faculteiten waren daarbij groot
(zie figuur 2). Een steeds groter deel van de papieren collectie is in het depot komen te
staan, doordat oudere papieren boeken die minder gebruikt werden naar het magazijn
zijn verplaatst. Daarnaast zijn veel papieren tijdschriften uit de open opstelling
5
verwijderd, omdat deze in digitale vorm beschikbaar kwamen. Als deze trend zich
voortzet, dan zullen de open opstellingen van de meeste faculteiten in de toekomst klein
zijn. De open opstelling van Geesteswetenschappen zal naar verwachting een telkens
groter deel van de open opstelling gaan vormen: in 2014 was dat al meer dan 50% van
het totaal. In de UB Uithof zal dan nog slechts een kleine open opstelling zijn en het
overgrote deel van de open opstelling zal dan in de UB Binnenstad staan.
Gebruik van de collecties en functie open opstelling
Binnen alle disciplines stijgt het gebruik van digitaal materiaal en worden papieren
publicaties minder gebruikt. Als er kortere teksten geraadpleegd moeten worden, zoeken
in een tekst belangrijk is of snelle, plaatsonafhankelijke toegang een grote rol speelt bij
de selectie van literatuur, dan geven de meeste gebruikers de voorkeur aan digitale
publicaties. In alle disciplines zijn gebruikers over het algemeen tevreden over het
gebruik van e-journals. Bovendien worden binnen de meeste disciplines vooral recente
publicaties geraadpleegd, die meestal alleen in digitale vorm door de UBU zijn gekocht.
Daarbij geldt dat er binnen disciplines grote verschillen kunnen zijn. Gekeken op facultair
niveau vormen vooral de geesteswetenschappers de uitzondering. Meer dan 50% van
het totaal aantal uitleningen van papieren publicaties binnen de UBU werd in 2014 door
geesteswetenschappers gedaan, terwijl toen 10,4% van de UU-medewerkers en 19,9%
van de UU-studenten tot deze faculteit behoorde.
Figuur 3: gemiddeld aantal uitgeleende banden per jaar aan medewerkers, in de periode 20102014.
6
Figuur 4: gemiddeld aantal uitgeleende banden per jaar aan studenten, in de periode 2010-2014.
Het gegeven dat geesteswetenschappers veel meer papieren boeken gebruiken, komt
door verschillende factoren. Deels heeft dit te maken met de vorm waarin publicaties
beschikbaar worden gesteld. Veel geesteswetenschappers hebben geen andere keus dan
papieren publicaties te raadplegen, gewoonweg omdat er geen elektronisch alternatief is.
Maar de keus om een papieren boek te gebruiken, hangt niet alleen van de
beschikbaarheid af, maar ook van het lees- en leergedrag van de gebruiker. Studenten
en medewerkers willen over het algemeen langere teksten in papieren vorm raadplegen,
omdat het op een scherm minder prettig is lang te lezen en moeilijker is om de structuur
van een tekst te doorgronden. Ook als gebruikers een gecompliceerde tekst intensief
willen bestuderen, doen ze dat bij voorkeur op papier, omdat het eenvoudiger is om dan
met een tekst te interacteren waardoor het beter internaliseert. Omdat
geesteswetenschappers over het algemeen niet alleen langer lezen, maar ook veel meer,
zijn zij ook meer gehecht aan het gebruik van papieren publicaties. (zie figuur 3 en 4).
Bij het gebruik van de open opstelling zijn er evenwel niet alleen grote verschillen tussen
disciplines, maar vooral ook tussen studenten en medewerkers (zie figuur 5). Over het
algemeen geldt dat buiten de Geesteswetenschappen, REBO en enkele andere kleinere
disciplines de gebruikers vrijwel alleen maar digitaal materiaal gebruiken en weinig de
open opstelling raadplegen. Bij veel studenten speelt bij de selectie van hun literatuur
vooral mee dat zij snel toegang willen tot materiaal en om die reden een voorkeur
hebben voor digitale publicaties. Bovendien wordt de literatuur die zij gebruiken vaak
door docenten voorgeschreven, waardoor zij minder geneigd zijn zelf op zoek te gaan
naar literatuur en dus een open opstelling minder nodig hebben. Ook onder
medewerkers daalt het gebruik van de open opstelling, maar hier spelen andere factoren
mee. Degenen die papieren boeken gebruiken, zouden de open opstelling wel willen
raadplegen, maar vinden vaak dat deze te ver van hun werkplek staat, beschouwen de
UBU vooral als het domein van studenten en vinden dat er te weinig plek is om papieren
boeken te raadplegen. Zij lossen dit (noodgedwongen) op door papieren boeken in veel
gevallen via de catalogus aan te vragen en vervolgens op hun eigen werkplek te
7
raadplegen. Hierdoor is er sprake van een paradox: de UBU wordt vooral bezocht door
studenten die de open opstelling over het algemeen weinig gebruiken, terwijl veel
medewerkers weinig in de UBU komen, maar de open opstelling wel zouden willen
raadplegen.
Figuur 5: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature
from the bookshelves (all respondenten, weergegeven in percentages, N=800).
Figuur 6: what do the books in the library bookshelves mean to you? Answer: to me, books on the
bookshelves create an intellectually stimulating and supportive environment (alle respondenten,
weergegeven in percentages, N=676).
Voor studenten en medewerkers heeft de open opstelling niet alleen een functie als bron
van informatie, maar ook als intellectueel stimulerende omgeving. Veruit de meeste
studenten en medewerkers van de UU, in alle disciplines, onderschrijven deze brede
functie van de open opstelling - ook degenen die de open opstelling niet gebruiken (zie
figuur 6). Daarbij hechten vooral binnen de Geesteswetenschappen zowel studenten als
medewerkers aan de browsefunctie die de open opstelling biedt, vanwege de
serendipiteit bij het zoeken op onderwerp, maar ook omdat het staand voor een kast
eenvoudiger is snel een indruk te krijgen van de beschikbare literatuur. Anders dan bij
tijdschriften, speelt bij boeken het fysieke uiterlijk ervan een grote rol bij de selectie van
literatuur. Gebruikers kunnen eenvoudiger door een papieren exemplaar bladeren, zien
8
in één oogopslag wat de uitgever is, enzovoorts. Maar doordat er steeds meer
publicaties in de open opstelling ontbreken, doordat deze digitaal gekocht worden, wordt
hiervan steeds minder gebruikt gemaakt. De open opstelling krijgt geleidelijk aan steeds
meer alleen de functie van een intellectueel stimulerende omgeving voor studerende
studenten.
Figuur 7: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling van
de faculteiten, gebaseerd op de trend sinds 2010.
Conclusies over de toekomstige vorm, inhoud en functie van de open opstelling
De verwachting is dat in 2025 de open opstelling als bron van informatie alleen nog een
belangrijke rol speelt binnen de Geesteswetenschappen en in mindere mate ook binnen
REBO en enkele andere disciplines. Tegen die tijd zal het aantal uitleningen bij alle
faculteiten vermoedelijk sterk zijn gedaald (zie figuur 7). Maar de mate waarin zal niet
alleen door gebruikers, maar ook in hoge mate door de bibliotheek zelf bepaald worden.
De UBU heeft over tien jaar de keuze of zij een publicatie in papieren of elektronische
vorm aanschaft. Binnen veel disciplines zal waarschijnlijk de voorkeur uitgaan naar een
e-journal of e-book. De open opstelling zal daardoor langzaam verouderen en minder
gebruikt worden, een proces dat overigens al jaren gaande is.
Toch kan de open opstelling een belangrijke rol spelen in de fysieke bibliotheek van de
toekomst. Aansluitend bij de behoefte van zowel studenten als de medewerkers, kan de
open opstelling:
1) gebruikt worden voor het beschikbaar stellen van publicaties waarvan gebruikers
ze bij voorkeur in papieren vorm raadplegen, vanwege hun lees- of
leerbehoeften. Bij de collectievorming zal rekening gehouden moeten worden
waarvoor en op welke manier publicaties geraadpleegd worden. Los van de vraag
of boeken überhaupt als e-book beschikbaar zijn, zou bijvoorbeeld de keuze
gemaakt kunnen worden bundels vooral in digitale vorm te kopen en
monografieën niet. Dit zou waarschijnlijk betekenen dat voor sommige
disciplines, zoals de Geesteswetenschappen, er een relatief grote open opstelling
gehandhaafd zou moeten worden, terwijl in de meeste andere disciplines een
kleine open opstelling kan volstaan.
9
2) de fysieke bibliotheek als een plaats voor studie en onderzoek (blijven)
versterken. Vrijwel alle gebruikers zien de open opstelling als intellectueel
stimulerende omgeving, ook degenen die niet of nauwelijks gebruik maken van
de collectie. Hiervan kan gebruik gemaakt (blijven) worden bij de inrichting van
de bibliotheek. Daarbij zal wel rekening gehouden moeten worden met de
uiteenlopende behoeften van studenten en medewerkers. Onder studenten is er
een luide roep om meer studieplaatsen, maar ook vinden zij het fijn om tussen
boekenkasten te studeren, omdat deze rust uitstralen. Onder medewerkers is er
vooral behoefte aan raadpleegplaatsen, desnoods in de vorm van
uitschuifplanken in de kasten, waar zij gelegenheid hebben om de literatuur uit
de kast te bestuderen of kort in te zien.
3) bijdragen aan de integratie van de fysieke en digitale collectie en de toegang
daartoe. Tot aan 2025 zal er in toenemende mate een hybride collectie ontstaan,
doordat steeds meer publicaties in digitale vorm worden gekocht, maar veel
boeken ook nog in papieren vorm worden aangeschaft, nog afgezien van de 3,64
miljoen banden die de UBU momenteel bezit. Bij het toegankelijk maken van
wetenschappelijke informatie dient er nagedacht te worden dat ook in de
toekomst gebruikers niet alleen online, maar ook in de fysieke bibliotheek
toegang (willen) krijgen tot informatie. Elders wordt er geëxperimenteerd met
bijvoorbeeld een blended shelf, waarbij staand voor de kast de gebruiker ook
inzicht krijgt in welke digitale publicaties de bibliotheek bezit. De UBU zou kunnen
aansluiten bij dergelijke experimenten om de samenhang tussen de open
opstelling en de overige (digitale) collectie te versterken en het gebruik ervan te
blijven stimuleren.
10
BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEK
Sinds enkele decennia hebben studenten en medewerkers van de Universiteit Utrecht
(UU) direct toegang tot een deel van de papieren collectie van de Universiteitsbibliotheek
Utrecht (UBU), opgesteld in kasten. Wanneer studenten en wetenschappers wordt
gevraagd naar hun mening over deze zogenaamde ´open opstelling´, dan roept dat heel
uiteenlopende reacties op:
“[Books] give atmosphere, although I don’t really use them.”
“I never search for a book at the library. I always search online.”
“Don’t you dare remove actual books from the library.”
“Create more study spots.”
“I can’t study without my handbooks and the literature in the library.”
”Though I don’t make use of them [i.e. books] that much, I would prefer staying them
were they are.”
“Don’t even think about creating more study places by removing books. Instead, remind
people that books are awesome.”
“If you are considering taking away books and making more space for study spots, that’s
a brilliant plan.”
“At the end it is the main function of the library. So they [i.e. books] should be there.”
“I think most of the visitors of the library use the library for a desk to study. It would be
great if more places are arranged for desks instead of books.”
“I like the books are being there. I find them stimulating. However, for many studies I
mostly use electronic journals.”
“I think books are an essential element of a library. It is good to have them on screen as
well, but I wouldn’t want to miss them. It creates an intellectual stimulating
environment. Digitization is a good thing, but should never replace paper.”
“I study at desks from my own study books”
“I always search online and let the books come to the library for me. Great service!”
“Please, don’t take the books away!!!”
“Although many students do not utilize the library to check out books, I think the
presence of books lend a certain charm to this place.”
“It makes the library, a library.”2
In het beleidsplan van de UBU staat dat de bibliotheek een ‘inspirerende omgeving’ wil
bieden, waar studie en ontmoeting plaatsvindt. Er wordt nagedacht over de inrichting
van de bibliotheekgebouwen, om deze te laten voldoen aan de uiteenlopende wensen
van gebruikers. Om aan de wens voor meer studieplekken tegemoet te komen, is
bijvoorbeeld de keus gemaakt dat “de omvang van de fysieke collectie in de open
opstelling [geleidelijk daalt] ten gunste van de inrichting van studieplaatsen,” vooral in
de UB Uithof.3 Maar ook het beschikbaar stellen van de fysieke en digitale collectie is één
van de kerntaken van de UBU. De aanwezigheid van de collectie in het
bibliotheekgebouw speelt daarbij een wezenlijke rol. Zoals in het beleidsplan verwoord is
“de bibliotheek […] het laboratorium van de Geesteswetenschappen.”4
2
Willekeurige bloemlezing van reacties van gebruikers uit de survey over de open opstelling in de UBU,
gehouden in 2015.
3
http://www.uu.nl/sites/default/files/ubu_beleidsplan2015-2017_nl.pdf 26-27.
4
Idem, 5.
11
AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK
Rond de open opstelling in de UBU zijn de afgelopen decennia twee belangrijke
ontwikkelingen gaande. Ten eerste worden sinds de jaren tachtig van de 20ste eeuw de
bibliotheken en collecties van de UU gecentraliseerd. Er waren aanvankelijk 145
instituutsbibliotheken. Nu resteren er drie bibliotheeklocaties: de UB Uithof (sinds 2004),
de UB Binnenstad (sinds 2009) en de bibliotheek Wiskunde in het Hans
Freudenthalgebouw op De Uithof. Ten tweede zijn sinds eind jaren negentig van de 20ste
eeuw de bibliotheekcollecties steeds digitaler geworden. Eerst kwamen vooral
tijdschriften in elektronische vorm beschikbaar en sinds 2010 koopt de UBU ook e-books.
Als gevolg van deze twee ontwikkelingen bevindt de collectie van de UBU zich nu in de
open opstelling van de drie bibliotheeklocaties, in het magazijn in de UB Uithof en in ‘the
cloud’.
De kwaliteit van de open opstelling staat onder druk. Lang was het voor studenten en
medewerkers van de UU de voornaamste plek om informatie te vinden. Maar hoewel het
grootste deel van de UBU-collectie nog altijd uit papieren materiaal bestaat, ontbreken
door de voortschrijdende digitalisering steeds vaker belangrijke werken in de open
opstelling. Hierdoor is de vraag steeds urgenter geworden wat in de toekomst de functie
zal zijn van de open opstelling is. Hoe gaat de open opstelling eruit zien, hoe is deze
samengesteld, met welk doel en voor wie? Hoe breed is bijvoorbeeld de behoefte aan
het ‘browsen’ langs de open opstelling en hoe zal deze behoefte zich gaan ontwikkelen in
een alsmaar digitaler wordend tijdperk? Wat zijn de consequenties daarvan voor de
inrichting van de UBU?
Dit alles maakt dat met de opkomst van de digitalisering van wetenschappelijke
literatuur opnieuw nagedacht moeten worden wat de inhoud, vorm en functie van de
(papieren) open opstelling moet zijn, in relatie tot de digitale collectie en het magazijn.
Er moet daarbij rekening worden gehouden met de verschillen tussen faculteiten, zowel
qua samenstelling van de collectie als het gebruik daarvan. Hiertoe heeft de
bibliothecaris Anja Smit opdracht gegeven voor een onderzoeksproject, getiteld ‘Functie
Open Opstelling UB Utrecht’. Het is de bedoeling een toekomstverwachting uit te spreken
over hoe de functie van de open opstelling zich de komende 10 jaar (tot 2025) gaat
ontwikkelen.
Het project moet uiteindelijk als een basis dienen voor het ontwikkelen van een visie
voor een coherente open opstelling, die wat betreft vorm en inhoud voldoet aan de
behoeften van de gebruikers. Daarnaast zal het onderzoek mede als uitgangspunt
kunnen dienen voor een plan om te kunnen inspelen op toekomstige ontwikkelingen
rond de inrichting van de UBU-locaties.
DOEL VAN HET ONDERZOEK
De opdrachtgever heeft zijn opdracht als volgt geformuleerd: Doel is het uitvoeren van
een onderzoek naar (1) de ontwikkeling van de samenstelling van de UBU-collecties en
(2) naar het gebruik van deze collecties, in het bijzonder naar de functie van de open
opstelling. Het beoogde resultaat is een onderzoeksverslag waarin de volgende
onderzoeksvragen beantwoord worden:
1
12
1) Wat is de verwachte ontwikkeling van de collectie van de UBU voor de komende
10 jaar met betrekking tot de vorm waarin deze beschikbaar zal komen (fysiek en
digitaal)? Deze verwachting moet gebaseerd zijn op de verwachting van wat er
beschikbaar komt in papieren en digitale vorm, op de ontwikkeling van de
beschikbare budgetten voor de papieren en digitale collectie en op de
ontwikkeling van de aanwas van papieren en digitale collecties.
2) Hoe worden de collecties gebruikt en welke functie heeft de open opstelling van
fysieke materialen? Dit moet gebaseerd zijn op gebruikcijfers en op het gedrag
van gebruikers.
3) Welke conclusies kunnen worden getrokken op basis van deze ontwikkelingen
(vraag 1 en 2) over de inhoud, vorm en functie van de open opstelling van
fysieke collecties?
Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt, namelijk formats (onderscheid tussen
boeken en e-books, tijdschriften en e-journals), disciplines (onderscheid tussen
faculteiten en eventueel daarbinnen (waar mogelijk en gewenst) tussen departementen),
gebruikersgroepen (onderscheid tussen wetenschapper, BA-student en MA-student)
en locaties (onderscheid tussen de UB Uithof, de UB Binnenstad en het depot).
AFBAKENING
In het projectvoorstel is vastgelegd waartoe het project zich zal beperken. Het project
richt zich op de fysieke collectie in de open opstelling van de UB Utrecht, in de locaties
UB Binnenstad en UB Uithof, op de fysieke collectie in het depot en op de digitale
collectie. Daarnaast beperkt de scope zich tot gebruik en gedrag van studenten en
medewerkers van de UU.
Buiten het project valt het ontwikkelen van een visie (of visies) op de open opstelling,
het maken van keuzes over de inhoud, vorm en functie van de open opstelling en het
ontwikkelen van ideeën en activiteiten over de inrichting van de bibliotheeklocaties.
Daarnaast blijven grotendeels buiten beschouwing de open opstelling van de locaties
Universiteit van Humanistiek, Diergeneeskunde, Wiskunde en UMC Utrecht, het
materiaal gepubliceerd vóór 1900 (Bijzondere Collecties), evenals alle mogelijke
gebruikersgroepen die geen wetenschapper of student zijn van de UU.
GEBRUIKTE ONDERZOEKSMETHODEN
Om antwoord te kunnen geven op de geformuleerde onderzoeksvragen, zijn er in de
periode juni 2015 tot en met maart 2016 kwantitatieve en kwalitatieve gegevens
verzameld, door middel van (1) het in kaart brengen van bestaande gegevens in de
registratiesystemen van de UBU, (2) een literatuuronderzoek, (3) een papieren survey
onder gebruikers van UBU en een online survey onder medewerkers, (4) interviews met
uitgevers en (5) een gestructureerd groepsproces met focusgebruikersgroepen. De
uiteenlopende methodes worden hierna toegelicht.
VERZAMELEN BESTAANDE GEGEVENS
De projectgroep heeft met medewerking van de afdeling ICT-beheer veel gegevens
verzameld als het gaat (1) om de acquisitie voor de UBU collecties en (2) het gebruik
van de UBU-collecties (vooral de papieren collectie). Hierbij is vooral, maar niet alleen,
13
gebruik gemaakt van kengetallen en de benchmark-rapporten, Aleph-uitvoerrapporten
en acquisitierapporten. De verzamelde kwantitatieve data zijn vervolgens bewerkt en per
faculteit verwerkt in grafieken. Deze grafieken zijn voor iedere faculteit afzonderlijk
besproken met de vakspecialisten, vooral om trends in de samenstelling van de
collecties (in het bijzonder de open opstelling) te kunnen duiden. In dit kader is ook aan
de vakspecialisten gevraagd hoe zij de toekomstige acquisitie(budgetten) van de
faculteiten zien ontwikkelen.
Belangrijke beperking:
Als het gaat om het gebruik van digitaal materiaal, kan er binnen de registratiesystemen
waarover de UBU beschikt geen onderscheid gemaakt worden tussen gebruikersgroepen
en disciplines. De gebruikersstatistieken van e-journals en e-books zijn voor het
overgrote deel alleen UU-breed te genereren.
LITERATUURONDERZOEK
Om de ontwikkelingen rond de samenstelling en het gebruik van de UBU-collecties in
breder perspectief te plaatsen, is er systematisch literatuuronderzoek gedaan. Hierbij is
gebruik gemaakt van de databases Library and Information Science Abstracts (LISA),
Scopus en Google Scholar, om literatuur te vinden die betrekking heeft op te verwachten
toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijke publicatiecultuur
(vooral de voortschrijdende digitalisering), het gebruik van de collecties (vooral de open
opstelling) en de inrichting van universiteitsbibliotheken (vooral de open opstelling en
studieplekken).
Er is gebruik gemaakt van zogenaamde search chains, waarna de zoekresultaten
handmatig zijn gefilterd op relevantie. De zoekresultaten zijn via de sneeuwbalmethode
aangevuld met andere relevante literatuur. NB. Doel van het literatuuronderzoek was
niet zozeer om alle publicaties te omvatten, als wel om een goed beeld te krijgen van de
huidige stand van zaken van het onderzoek.
PAPIEREN SURVEY IN DE UB-LOCATIES
Om goed zicht te krijgen op het huidige gebruik van de open opstelling is er een
papieren survey verspreid in de UB Binnenstad en UB Uithof. Doel van deze survey was
om kwantitatieve gegevens te verzamelen, zeker over onderwerpen waarbij de
registratiesystemen ontoereikend zijn, zoals het gebruik niet-uitleenbaar materiaal of de
open opstelling als intellectueel stimulerende omgeving.
De korte vragenlijst behandelde achtereenvolgens de achtergrond van de bezoeker
(gebruikersgroep en faculteit), welke UB-locatie het meest wordt bezocht, wat tijdens
het bezoek wordt gedaan, waarvoor men al dan niet de open opstelling gebruikt en wat
de open opstelling voor de gebruiker betekent.
De vragenlijst werd uitgedeeld door medewerkers van PD en ingevuld op statafels bij de
ingang van de beide UB-locaties. Hierbij werd geselecteerd op studenten en
medewerkers van de UU. Bezoekers mochten de vragenlijst maar één keer invullen. Om
zoveel mogelijk een bias te voorkomen, mochten per sessie (van twee uur) hoogstens
50 vragenlijsten ingevuld worden per locatie. In totaal zijn er 810 vragenlijsten ingevuld,
402 in de UB Binnenstad en 408 in de UB Uithof.
14
Belangrijke beperking:
Met deze methode is er geen zicht gekregen op het UU-brede gebruik van de UBUlocaties en de open opstelling. De uitkomsten gelden vooral voor bezoekers van de UBUlocaties.
ONLINE SURVEY
Omdat de verwachting was dat met een papieren survey in de UBU-locaties het
wetenschappelijk personeel minder goed bereikt zou worden, omdat deze de bibliotheek
minder vaak bezoeken dan studenten, is er gekozen voor een aanvullende online survey,
gericht op docenten en onderzoekers. Het was niet mogelijk de survey breed onder het
wetenschappelijk personeel te verspreiden. Aan de faculty liaisons en vakspecialisten is
daarom gevraagd om onder hun bestaande contacten de online survey te verspreiden.
Zij moesten ervoor zorgen dat de samenstelling van de responsegroep zou bestaan uit
een gevarieerde groep wetenschappers.
De vragen van de online survey waren hetzelfde als van de papieren survey, behalve dat
er een extra vraag was toegevoegd over welk belang het wetenschappelijk personeel ziet
van de open opstelling voor studenten. In totaal hebben 176 leden van het
wetenschappelijk personeel de online survey ingevuld (en 12 wetenschappers de
papieren survey).
De data van de papieren en online survey zijn in de analyse samengevoegd, in
samenwerking met het Loket Gebruikersonderzoek. De responsegroep waarop het
onderzoek gebaseerd is, bestond uit 831 respondenten, waarvan 365 BA-studenten, 285
MA-studenten en 181 docenten en/of onderzoekers.5
Faculteit
Bètawetenschappen
Diergeneeskunde
Geesteswetenschappen
Geneeskunde
Geowetenschappen
Recht, Economie en Bestuur en
Organisatie
Sociale Wetenschappen
BAstudenten
31
2
100
13
33
78
MAstudenten
45
6
47
17
56
50
Docent/
Onderzoeker
18
1
73
16
30
15
Totaal
108
64
28
200
94
9
220
46
119
143
Belangrijke beperking:
Het gegeven dat de selectie van mogelijke respondenten plaatsvond door de faculty
liaisons en vakspecialisten heeft ervoor gezorgd dat de responsegroep niet willekeurig
tot stand is gekomen. Met deze methode is niet gestreefd naar een representatief beeld
van het wetenschappelijk personeel, maar naar een goede afspiegeling van voor de UBU
belangrijke gebruikersgroepen.
5
Respondenten die aangaven dat zij niet tot een van de gebruikersgroepen (BA-studenten, MA-studenten of
wetenschappelijke medewerker) van een van de zeven UU faculteiten behoorden, zijn buiten beschouwing
gelaten.
15
INTERVIEWS MET UITGEVERS
Om zicht te krijgen op de toekomst van de wetenschappelijke publicatiecultuur, vooral
als het gaat om het digitaal beschikbaar komen van wetenschappelijke publicaties, zijn
interviews afgenomen met in totaal zeven uitgevers en twee leveranciers. Het streven
was om algemene tendensen in kaart te brengen, zodat (op facultair niveau) een
gefundeerde uitspraak gedaan kan worden over in hoeverre de literatuur (vooral
boeken) die de UBU aanschaft in de toekomst (2025) digitaal beschikbaar zal zijn.
Tijdens de interviews is ingegaan op de huidige en de te verwachten situatie binnen de
leverancier c.q. uitgeverij en de representativiteit daarvan voor bredere ontwikkelingen
binnen de wetenschappelijke publicatiecultuur. Ter versterking van de interne validiteit
van het onderzoek is voor de interviews een instructie geschreven, die ervoor zorgde dat
de interviews vergelijkbaar verliepen. De bevindingen hebben vervolgens hun neerslag
gekregen in gespreksverslagen.
Bij de keuze voor met welke leveranciers en uitgevers gesproken zou worden was
leidend of de gesprekspartners een brede blik hebben op de uitgeverswereld. Hierbij
werd aanvankelijk vooral uitgegaan van een spreiding over disciplines. Daarnaast is
rekening gehouden met de schaal en taalgebied van uitgevers, omdat dit bepalend bleek
voor de mate waarin e-books beschikbaar komen. Uiteindelijk zijn interviews gehouden
met de volgende personen:
Leveranciers:
-
Erasmus Boekhandel: Dirk Raes (Managing Director), Maarten Hepp (Operations
Manager) en Beate A Jahnel (Projectleider)
Yankee Book Peddler: Michael Zeoli (Vice President, YBP Strategic eContent
Development and Partner Relations)
Uitgevers:
-
Boom: Wirt Soetenhorst (Directeur, divisie Den Haag)
Brepols Publishers: Patrick Daemen (Marketing Manager)
Edward Elgar Publishing: Tim Williams (Managing Director)
Olms Verlag: Mirjam Burgdorf (Verantwoordelijk voor e-books) en Bruno Vogel
(Verantwoordelijk voor contact met bibliotheken en personen)
Springer Nature: Wim van der Stelt (Executive Vice President Corporate Strategy)
Uitgeverij Verloren: Tys Verloren van Themaat (Uitgever)
Wiley: Lisa Nachtigall (Director of Business Development, Digital Books)
NB. Met alle gesprekspartners is afgesproken dat in het onderzoeksverslag niet verwezen
zal worden naar de specifieke situatie bij leveranciers of uitgeverijen, noch dat de
gesprekspartners geciteerd zullen worden. Drie uitgevers hebben niet gereageerd op ons
verzoek tot een interview, namelijk Cambridge University Press, Oxford University Press
en Kluwer.
GESTRUCTUREERD GROEPSPROCES MET FOCUSGEBRUIKERSGROEPEN
Om de verzamelde kwantitatieve data over het gebruik van de open opstelling goed te
kunnen duiden zijn vier bijeenkomsten georganiseerd met focusgebruikersgroepen. Via
16
een gestructureerd groepsproces is ernaar gestreefd de mening van individuen in
groepsverband te expliciteren en in kwalitatieve termen weer te geven. Hierbij is het
groepsproces zo gestructureerd dat is voorkomen dat dominante persoonlijkheden of
gevestigde belangen de overhand krijgen en de resultaten vertekenen.
Er is uitgegaan van de ‘seriële verklarende techniek’, waarbij de kwantitatieve data die
binnen het project verzameld zijn via kwalitatieve data geduid zijn. Hiertoe hebben in
een gestructureerde procedure “gebruikers” in een aantal rondes een aantal opdrachten
uitgevoerd. Hiermee is zicht verkregen op mogelijke verklaringen voor de tendensen in
het gebruik van de open opstelling.
Bij de samenstelling van de focusgebruikersgroepen zijn disciplines die grote
overeenkomsten vertonen zoveel mogelijk samengevoegd. Daarnaast is ernaar gestreefd
om elke focusgroep te laten bestaan uit een BA-student, MA-student, PHD-student, UD,
UHD en een hoogleraar. Maar in de praktijk bleek dit streven niet haalbaar. Uiteindelijk
zijn de volgende groepen gevormd: Sociale Wetenschappen en Geowetenschappen (6
personen), Bètawetenschappen, Diergeneeskunde en Geneeskunde (6 personen),
Geesteswetenschappen (7 personen) en REBO (2 personen). Van elke bijeenkomst is
een verslag gemaakt, dat gebruikt is bij het interpreteren van de kwantitatieve data
rond het gebruik van de open opstelling.
Belangrijke beperking:
De focusgroepen vormen geen representatie van alle gebruikersgroepen van de UBU.
Zeker de focusgroep REBO is daarvoor helaas te klein geweest. De uitkomsten geven wel
een belangrijke indicatie voor wat volgens gebruikers de tendensen in het gebruik van
de open opstelling verklaart.
17
BOEKEN EN DE OPEN OPSTELLING IN BREDER PERSPECTIEF
Wereldwijd ontwikkelen bibliotheken nieuwe vormen om informatie beschikbaar te
maken aan lezers. Dat is niet nieuw. In de geschiedenis hebben bibliotheken zich onder
meer moeten aanpassen aan de opkomst van de codex (ruim 2000 jaar geleden), de
boekdrukkunst (ongeveer 500 jaar geleden) en digitale media (ongeveer 100 jaar
geleden). Het instituut universiteitsbibliotheek (UB) is in dat opzicht nog een relatief
nieuw verschijnsel, met haar opkomst vooral in de negentiende eeuw en verdere
professionalisering in de twintigste eeuw. Net als andere bibliotheken moeten UB’s
nadenken over wat hun rol zal zijn in de digitale eenentwintigste eeuw. 6
Eén van de belangrijkste vragen die momenteel binnen UB’s speelt is hoe de fysieke
bibliotheek zich zal gaan verhouden tot de digitale bibliotheek. Hoewel veel bibliotheken
hiermee bezig zijn, is er slechts weinig literatuur beschikbaar waarin concrete
toekomstverwachtingen op dit gebied worden uitgesproken. Deels komt dat doordat het
e-book nog een relatief nieuw verschijnsel en nog sterk in ontwikkeling is.7 Er is al wel
veel geschreven over hoe collecties zich aan het ontwikkelen zijn, in het bijzonder over
de snelheid waarmee literatuur digitaal beschikbaar komt en onder welke voorwaarden
dat gebeurt. Bovendien is er steeds meer bekend over de manier waarop fysieke en
vooral digitale collecties worden gebruikt.
ACQUISITIE VAN DIGITALE LITERATUUR IN UB´S
In Nederland verscheen in 2011 het UKB8-beleidsplan met de veelzeggende titel ‘De
wetenschappelijke bibliotheek op weg naar ‘the cloud’’. 9 UB’s zijn onderdeel van een
wetenschappelijk communicatiesysteem dat in toenemende mate digitaliseert. In deze
tendens gaan de UB’s mee.10 Van oudsher hebben zij als taak het beschikbaar maken en
houden van publicaties, zowel als het vindbaar maken ervan, welke zich nu vertaalt naar
het digitale tijdperk.11 UB’s schaffen een steeds groter deel van de wetenschappelijke
publicaties in elektronische vorm aan, als e-journal of e-book. De belangrijkste reden die
UB’s daarvoor geven is dat gebruikers in toenemende mate verwachten dat zij 24/7 en
overal toegang hebben tot informatie. Digitale publicaties kunnen beter dan papieren
publicaties aan deze verwachting voldoen.12 Daarnaast sluiten UB’s met digitale
collecties aan bij ontwikkelingen binnen het universitaire onderwijs, rond bijvoorbeeld
‘distance learning’ , waarbij online materiaal een grote rol speelt. Digitale publicaties zijn
6
Paulus Jr, “Reconceptualizing Academic Libraries and Archives in the Digital Age.”
(Mincic-Obradovic, 2010) 16. Over wat een e-book precies is en wat niet, wordt veel gediscussieerd. In dit
stuk wordt uitgegaan van de definitie van Mincic-Obradovic die een e-book beschouwt als iedere monografie
die in elektronische vorm beschikbaar is gemaakt, ongeacht de vorm en samenstelling.
8
Het UKB is het samenwerkingsverband tussen Nederlandse universiteitsbibliotheken en de Koninklijke
bibliotheek.
9
(Smit, 2011)
10
(Parks & Geller, 2012)
11
(Sewell, 2013) 44-45; (R. Anderson, 2011b). Anderson wijst er terecht op dat de positie van de bibliotheek
aan het veranderen is; zij is met de komst van het Internet voor academici niet meer de belangrijkste toegang tot
informatie.
12
(McMullen, 2012); (Proctor, 2013)
7
18
bovendien meestal full-tekst doorzoekbaar en bieden mogelijkheden om teksten te
verrijken.13
De bibliotheken zien de aankoop van digitaal materiaal ook als een manier om efficiënter
te collectioneren. Bibliotheken kampen met krimpende budgetten, wat ertoe leidt dat
steeds minder bibliotheken zich kunnen veroorloven een omvangrijke collectie op te
bouwen en stringentere keuzes moeten maken bij de aanschaf van literatuur.14
Bovendien hebben al decennialang veel bibliotheken overvolle depots, waardoor zij ook
uit ruimtegebrek selectiever met de aankoop van papieren materiaal moeten omgaan.15
Daartegenover staat een wereldwijde stelregel dat ongeveer 20% van de collectie zorgt
voor 80% van het gebruik, al zijn er ook cijfers die suggereren dat het percentage
veelgebruikt materiaal nog veel lager is.16 In het licht van deze ontwikkelingen is het
voor bibliotheken interessant dat met de aankoop van digitaal materiaal er niet alleen op
ruimte wordt bespaard, maar digitale collectiemethoden het ook mogelijk maken
literatuur eerst tijdelijk beschikbaar te stellen en vervolgens aan te kopen op basis van
gebruikcijfers. Dergelijke vormen van zogenaamd Demand Driven Acquisition (DDA)
maken dat bibliotheken publicaties steeds vaker Just in Time in plaats Just in Case
kopen, oftewel op het moment dat een titel gebruikt wordt en niet zekerheidshalve voor
het geval het gebruikt gaat worden.17 Bovendien is het, anders dan bij papieren
materiaal, relatief eenvoudig e-books en e-journals in pakketvorm aan te schaffen, wat
bibliotheken in staat stelt meer materiaal aan te bieden dan ooit in gedrukte vorm
mogelijk was geweest.18
De digitalisering van de universitaire collecties is gaande sinds de jaren 1990. Eerst
werden veel referentiewerken zoals bibliografieën en encyclopedieën in elektronische
vorm aangeboden, waarna de tijdschriften volgden.19 Sindsdien is het overgrote deel van
alle wetenschappelijke tijdschriften (ook) als e-journal beschikbaar gekomen. Dit was
mede te danken aan gunstige economische omstandigheden, waardoor er veel
investeringen konden worden gedaan in de technologische infrastructuur voor e-journals
en in zoekmachines. Er kwam een goede, breed geaccepteerde standaard voor artikelen
(pdf) en steeds meer aanschaf vond plaats via licenties voor grote pakketten e-journals.
Bovendien werd ook het bewaren van digitale publicaties steeds beter geregeld, wat het
vertrouwen in dit medium deed toenemen. Dit alles maakt dat toen in het eerste
decennium van de eenentwintigste eeuw de eerste academische e-books beschikbaar
kwamen, de brede verwachting was dat boeken van de ontwikkelingen rond e-journals
zouden profiteren en op relatief korte termijn digitaal beschikbaar zouden komen. Die
verwachting bleek onjuist.20 In 2009 gaven Amerikaanse UB’s ongeveer 6,6% van
boekbudget aan e-books uit, in 2013 was dit 18,8%.21 Er wordt steeds meer aan e13
(Mincic-Obradovic, 2010); (Moore, 2015) 128.
(R. Anderson, 2011a).
15
(Mincic-Obradovic, 2010); (Acadia, 2015)
16
(Moore, 2015) 128; (Ward, Freeman, & Nixon, 2015) 127-145. Bij bepaalde bibliotheken werd wel dertig
procent van de aangekochte titels überhaupt nooit gebruikt.
17
(Sharp & Thompson, 2010); (Ferris & Buck, 2014); (Seger R. & Allen, 2015)
18
(Wells & Sallenbach, 2015) 3.
19
(Ford, O’Hara, & Whiklo, 2009) 251-252.
20
(Malpas, 2013); (Heath, 2007); (Ryder, 2013); (Medeiros, 2010)
21
(Ward et al., 2015) 21-28.
14
19
books besteed, maar de omslag van papier naar digitaal gaat bij boeken niet zo snel als
verwacht.
Er zijn factoren die ervoor zorgen dat de opkomst van het e-book wordt geremd. Ebooks kwamen op tijdens de economische recessie van de afgelopen jaren, waardoor
niet alleen bibliotheken te maken kregen met sterk krimpende budgetten, maar er ook
buiten bibliotheken minder geïnvesteerd werd in het beschikbaar stellen en faciliteren
van e-books. Er zijn nog altijd verschillende e-bookstandaarden die met elkaar
concurreren, waarvan de belangrijkste ePub, PDF en HTML. Daarnaast zijn uitgevers nog
altijd druk aan het experimenteren onder welke voorwaarden e-books beschikbaar
gesteld moeten worden, met uiteenlopende gebruikersvoorwaarden tot gevolg. Via
Digital Rights Management (DRM) zorgen uitgevers ervoor dat een beperkt aantal lezers
het e-book (tegelijkertijd) kunnen raadplegen en slechts een deel ervan kunnen printen,
downloaden of kopiëren, om zo hun omzet te beschermen.22 Al deze beperkingen en
onzekerheden kunnen voor bibliotheken overwegingen zijn om publicaties niet in digitale
vorm te kopen.23 Sterker nog, in een aantal bibliotheken vormt DRM aanleiding om
aangekochte e-books te deselecteren.24 Niet alle e-books die gepubliceerd worden bleken
voor bibliotheken geschikt om beschikbaar te stellen.
Er zijn ook twijfels over de haalbaar- en wenselijkheid van de acquisitiemodellen
waarmee bibliotheken e-books aanschaffen. Uitgevers luiden de noodklok over
ontwikkelingen rond DDA-programma’s, omdat deze hen te weinig zekerheid bieden over
hun inkomsten. De marges als het gaat om het uitgeven van boeken zijn klein en
uitgevers kunnen het zich met DDA nauwelijks meer veroorloven titels uit te geven die
wellicht niet direct een groot publiek trekken. Juist veel academische boeken zijn gericht
op een specialistisch publiek.25 Maar ook binnen bibliotheken is niet iedereen overtuigd
van het idee om boeken vooral Just in Time te kopen, bijvoorbeeld omdat dit model
volgens sommigen te weinig recht doet aan het belang van boeken die gevonden worden
omdat ze in het verleden door de bibliotheek zijn aangekocht. 26 De brede aanschaf van
literatuur via grote e-bookpakketten zou hierbij uitkomst kunnen bieden. Maar doordat
literatuur in toenemende mate via pakketten wordt aangekocht, zijn UB’s bij tijdschriften
met enorme prijsstijgingen geconfronteerd. Het is volgens sommigen de vraag of het
ook op de lange termijn financieel verstandig is om ook boeken vooral in pakketvorm
aan te gaan kopen.27
Onzekerheid over het business model rond e-books zorgt ervoor dat veel academische
uitgevers vooralsnog vooral papieren boeken publiceren.28 In 2008 suggereerde
onderzoek dat ongeveer dertig procent van de boeken als e-book beschikbaar is.29 Dit
percentage stijgt niet snel. Uit onderzoek in 2012 en 2013 kwamen vergelijkbare
22
(Guthrie, 2012); (Magdalini Vasileiou, Hartley, & Rowley, 2012); (Magdalini Vasileiou, Rowley, & Hartley,
2012).
23
(LaMagna, Hartman-Caverly, & Danowitz, 2015).
24
(Waugh, Donlin, & Braunstein, 2015); (Miller, 2015).
25
(Seger R. & Allen, 2015).
26
(Bird, 2015).
27
(Proctor, 2013).
28
(Dewan, 2012) 30-31.
29
(Price & McDonald, 2008).
20
percentages naar voren en soms ligt het aandeel titels dat digitaal beschikbaar is zelfs
lager of bleek dat de elektronische variant pas drie tot achttien maanden na de papieren
variant verschenen.30 Daarbij is interessant dat de meeste particulieren nog altijd
papieren boeken kopen. Als het gaat om inkomsten van academische uitgevers uit
boeken dan bestond in 2013 in de Verenigde Staten 7,6% uit de verkoop van e-books,
50,9% uit hardbacks en 40,8% uit paperbacks.31 Deze lage verkooppercentages voor ebooks zorgen ervoor dat veel uitgevers de investering in e-books uitstellen.
Voor bibliotheken is bovendien een complicerende factor dat e-books voor hen tot nu toe
veel duurder zijn dan gedrukte boeken.32 In 2015 is er onderzoek gedaan aan de
universiteit van Montgomery, waaruit bleek dat dit prijsverschil geldt voor alle disciplines
en ongeacht of de titel werd gepubliceerd bij een commerciële uitgever of een
universiteitsuitgever.33 Over het algemeen is op dit moment een single user e-book voor
bibliotheken net zo duur als een hardback en een multi-user e-book kost ongeveer 150%
van de hardback prijs.34 Uitgevers verklaren deze prijsontwikkeling door erop te wijzen
dat met een e-book in een bibliotheek er meervoudige toegang tot een titel wordt
verleend, waardoor de verwachting is dat er minder exemplaren worden verkocht. 35
Al deze ontwikkelingen zijn er debet aan dat de verwachtingen over e-books bij
bibliotheken zijn getemperd. Uit een survey in 2012 bij 32 Engelse UB’s over de
toekomst van het e-book bleek dat veel bibliotheken zichzelf vooralsnog geplaatst zien in
een spagaat tussen de verwachtingen rond de beschikbaarheid van e-books van
gebruikers en het daadwerkelijke aantal titels dat beschikbaar gesteld wordt door
uitgevers. De meeste UB’s voorzien een toename van het belang van het e-book, maar
de mate waarin verschilt erg per bibliotheek. Enkele UB’s verwachtten een dramatische
toename, maar de meesten verwachten dat er vooral grote verschillen zullen ontstaan
tussen disciplines.36
In 2013 voorspelde de Australian Library Information Association (ILIA) dat in 2020 de
bibliotheekcollecties voor ongeveer vijftig procent uit digitaal materiaal zal bestaan, een
situatie die zich daarna voorlopig zou consolideren. Het voornaamste argument voor
deze consolidatie is dat de komende vijftig jaar nog veel gebruikers opgegroeid zijn in
een tijdperk waarin gedrukt materiaal (grotendeels) de norm is. Deze “print-generation”
zal in 2070 tachtig jaar zijn. Er is volgens hen vooralsnog geen reden om aan te nemen
dat deze generatie volledig zal willen overgaan op digitaal materiaal. In plaats daarvan
zouden veel gebruikers materiaal graag zowel in gedrukt als digitaal format willen
hebben.37 Hierop hebben Wells en Sallenbach van Curtin University Library, Perth,
gereageerd. Hun verwachting is dat naarmate er meer elektronisch materiaal wordt
gekocht, de acceptatie ervan ook zal toenemen, totdat er een omslag plaatsvindt. Zij
voorspellen dat in 2050 10-20% van de titels in papieren vorm zal worden
30
(F. E. Link, 2012); (F. Link, Tosaka, & Weng, 2012); (C. Anderson & Pham, 2013) i.h.b. 42; (Walters, 2013).
(Ward et al., 2015) 21-28.
32
(Ryder, 2013).
33
(Bailey, Scott, & Best, 2015).
34
(Lippincott et al., 2012) 4.
35
(Ward et al., 2015) 24-27.
36
(M. Vasileiou, Rowley, & Hartley, 2012).
37
(Lodge, 2015)
31
21
aangeboden.38 De grote verschillen tussen beide toekomstvoorspellingen laten zien hoe
moeilijk het is concrete verwachtingen uit te spreken rondom e-books, zeker op korte
termijn.
HET GEBRUIK EN FUNCTIE VAN DE OPEN OPSTELLING IN UB’S
Uit een grootschalige survey in Engelse UB’s in 2008 bleek dat 87 procent van de
studenten naar een bibliotheek kwam om boeken te lenen of te lezen. Op gepaste
afstand, op 54 procent, stond dat zij er kwamen om rustig te kunnen studeren. 39 Dit is
deels onder invloed van de voortschrijdende digitalisering van de collectie aan het
veranderen.40 De komst van digitale literatuur heeft tot gevolg dat het gebruik van
papieren materiaal daalt.41 Mede als gevolg daarvan is de focus bij de inrichting van
bibliotheken verschoven van collecties naar gebruikers. Bibliotheken proberen aan te
blijven sluiten bij de behoeften van gebruikers, die heel uiteenlopend zijn, afhankelijk
van de verschillende vormen van leergedrag en van verschillende soorten gebruikers.42
Veel UB’s kiezen ervoor een “sociale hub” te worden, met ruimten voor studie,
samenwerking en andere activiteiten.43 Bij veel UB’s dalen de leencijfers, maar neemt
het bezoek (door studenten, maar niet door onderzoekers) toe, vooral in die bibliotheken
die inzetten op een hoogwaardig gebouw met tal van studiefaciliteiten.44
Hierbij worstelen bibliotheken met de vraag wat de toegevoegde waarde is van de open
opstelling. Enkele technische universiteiten zijn of worden geheel boekloos en richten
zich op het creëren van plekken voor samenwerken en online faciliteiten.45 Anderen
wijzen erop dat de boeken in open opstelling overgebracht kunnen worden naar het
depot, zolang klanten indien gewenst snel bij hun materiaal kunnen.46 Maar over het
algemeen staan in de meeste UB’s nog veel boekenkasten.47 Deels komt dat doordat
veel bibliotheken een grote papieren collectie bezitten die voor studenten en
wetenschappers (nog altijd) van belang is.48 Onderzoek laat bovendien zien dat de
leerervaring van studenten in bibliotheken over het algemeen heel positief is, niet alleen
omdat ze er kunnen studeren en samenwerken, maar ook omdat ze er toegang hebben
tot informatie. De fysieke aanwezigheid van boeken zorgt ervoor dat studenten
geëngageerd raken met literatuur.49 Boekenkasten worden door studenten niet alleen
gezien als een bron van informatie, maar ook als een wezenlijk onderdeel van de
ambiance van een bibliotheek waar rustig gestudeerd wordt. 50
38
(Wells & Sallenbach, 2015)
(Nicholas et al., 2008) 329.
40
(Kao & Chen, 2011).
41
(Bradford, 2005).
42
(Montgomery, 2014)
43
(J. Beard & Dale, 2010); (C. Beard & Bawden, 2012).
44
(Bailin, 2011) 343-345.
45
(McAdams, 2011); (Cha & Kim, 2015).
46
(Haapanen, Kultamaa, Ovaska, & Salmi, 2015).
47
(Smith, Kinash, & Brand, 2013).
48
(Massis, 2011); Keller, “The Future of Books, Research Libraries, and Scholarly Publishing: An Insider’s
View TT - L'avenir des livres, des bibliotheques de recherche et de l'edition intellectuelle: speculations d'un
praticien.”.
49
(Pennington, 2012); (Wayne, 2015).
50
(Andrews, Wright, & Raskin, 2015).
39
22
Directe toegang tot fysieke boeken speelt een rol bij het selecteren bij van literatuur.51
Bij tijdschriften is het lezen van de samenvatting vaak doorslaggevend bij het bepalen of
een publicatie relevant is, iets wat online goed gefaciliteerd kan worden. Bij boeken
speelt, naast de inhoud en auteur, ook het uiterlijk van een boek een grote rol. Lezers
bepalen de relevantie van een boek door een snelle blik op de voor- en achterkant en op
de inhoudsopgave van een papieren boek.52 Gebruikers zien op de omslag in één
oogopslag of het boek behoort tot een bepaalde uitgever of serie, maar zien ook gelijk
de omvang van het boek, wat helpt bepalen of de gebruiker een boek wil raadplegen.53
Vooralsnog kunnen fysieke bibliotheken dit beter faciliteren dan digitale bibliotheken.
Lezers kunnen voor een kast staan, snel een overzicht krijgen van de boeken die er
staan (en hun uiterlijk), boeken uit de kast nemen en erin neuzen, om zo boeken met
elkaar te vergelijken en te selecteren op relevantie.54
Maar in een fysieke bibliotheek ervaren gebruikers ook belemmeringen bij het
raadplegen van literatuur. Afgezien van het feit dat een gebruiker er heen moet en
gebonden is aan openingstijden, zijn kasten in bibliotheken vaak te hoog of te laag voor
gebruikers en is er vaak te weinig ruimte om literatuur uitgebreid te bestuderen.
Bovendien is het in een fysieke bibliotheek niet mogelijk om de ordening van de boeken
aan te passen aan de informatiebehoefte van de klant, zoals in een digitale bibliotheek
wel kan.55 Daarnaast is de vindbaarheid van materiaal in een fysieke bibliotheek vaak
een groot probleem. Veel gebruikers hebben moeite om snel bij hun materiaal te komen,
vooral door onvoldoende duidelijke, eenduidige bewegwijzering.56
Bij de overweging wat het belang is van een open opstelling wordt er vaak op gewezen
dat doordat in veel open opstellingen de boeken op onderwerp staan, serendipiteit wordt
bevorderd. Lezers zoeken het ene papieren boek op in de kast en vinden vervolgens een
andere relevante publicatie. Na de Tweede Wereldoorlog zijn steeds meer bibliotheken
ingericht om deze manier van zoeken in de kasten te faciliteren, iets wat daarvoor –
zeker voor studenten – nauwelijks bestond.57 De afgelopen decennia is daardoor het
zoeken in de kasten in een UB een belangrijk onderdeel geworden van het zoeken naar
wetenschappelijke informatie.58 Veel onderzoekers geven aan dat zij door een
onverwachte vondst van literatuur op nieuwe gedachten werden gebracht. 59 Bovendien
kan een lezer door het browsen langs een kast waarop boeken op onderwerp staan
bewuster worden van de bredere context van een werk.60 Maar de browsefunctie van de
open opstelling staat met de komst van het e-book onder grote druk, doordat steeds
51
(Rowlands, Nicholas, Jamali, & Huntington, 2007).
(McKay et al., 2012) 14-15.
53
(Lynema, Lown, & Woodbury, 2012); (Peterson, 2008).
54
(Lynema et al., 2012).
55
(Hinze, McKay, Vanderschantz, Timpany, & Cunningham, 2012).
56
(Schoonover & Kinsley, 2014); (Hahn & Zitron, 2011); (Li & Klippel, 2012); (Jones, McCandless, Kiblinger,
Giles, & McCabe, 2011); (Stempler, 2013) Met aanpassing van de fysieke inrichting van open opstelling kan het
gebruik van de open opstelling sterk gestimuleerd worden.
57
(Barclay, 2010).
58
(Ross, 1983); (Rowlands et al., 2007); (Lynema et al., 2012); (McKay et al., 2012); (Lynema et al., 2012);
(Peterson, 2008); (Lynema et al., 2012).
59
(Bird, 2015).
60
(Sewell, 2013) 46; (Martin & Quan-Haase, 2013).
52
23
vaker recente werken niet meer in de kasten staan, omdat deze louter in digitale vorm
worden gekocht.
Serendipiteit bij digitaal browsen faciliteren blijkt lastig, omdat gebruikers in online
zoekmachines vaak heel specifiek (moeten) zoeken om het (enorme) aantal
zoekresultaten behapbaar te maken. De afgelopen jaren zijn er verschillende initiatieven
genomen die zoeken in boekenkasten ook virtueel mogelijk zouden moeten maken.61 Al
vanaf 2009 is serendipiteit bij digitaal zoeken naar informatie bevorderd door
bijvoorbeeld tags aan boeken toe te kennen en door suggesties te laten verschijnen bij
het browsen in bibliografieën en catalogi.62 Daarnaast zijn er pogingen om het fysieke
browsen langs de kast in digitale vorm te gieten, zoals het Explore the Stacks System,
een interface waarbij de gebruiker digitaal browset langs een kast om zo digitale
publicaties te verkennen aan de hand van titels, keywords en zoekvragen. 63 Een ander
voorbeeld is de Open Library64 of de Infinite Digital Bookcase65 van Google, waarbij je
langs e-books kan browsen alsof zij in een kast staan. Ook zijn er ideeën rond het
ontwikkelen van een Blended Shelf, waarin digitaal en fysiek materiaal wordt
gecombineerd.66 Maar vooralsnog staan de meeste van deze initiatieven nog in de
kinderschoenen.
GEBRUIK VAN E-BOOKS VERSUS PAPIEREN BOEKEN
Hoewel de verschillen tussen bibliotheken groot zijn, is onmiskenbaar dat het gebruik
van e-books toeneemt. Voor een belangrijk deel hangt dat samen met de groeiende
beschikbaarheid van e-books.67 Daarbij is het interessant dat desgevraagd de meeste
gebruikers nog altijd een voorkeur voor het gedrukte boek hebben. Sterker nog, recent
onderzoek laat zien dat als het gaat om monografieën gebruikers eerder meer dan
minder de papieren variant boven de digitale versie lijken te prefereren. 68 Tegelijkertijd
laten gebruikersstatistieken meestal ook zien dat als van een boek zowel een papieren
als digitaal exemplaar beschikbaar is, het digitale alternatief meer gebruikt wordt,
althans dat het aantal online raadplegingen hoger is dan het aantal uitleningen.69
Bovenal blijkt dat de voorkeur voor een digitaal of papieren boek sterk afhankelijk is van
het type boek en onderwerp, van de leeftijd en academische status van de gebruiker en
van het doel waarmee het boek wordt gelezen.70
Een voorkeur voor papier of digitaal materiaal hangt vooral samen met verschillende
manieren van lezen. Over het algemeen worden de volgende leesvormen onderscheiden:
(1) receptief, lineair lezen van begin tot eind met weinig tempoverschillen, om te weten
wat een auteur te zeggen heeft, (2) responsief lezen, waarbij er actieve interactie met
61
(Lynema et al., 2012); (Lynema et al., 2012);(Peterson, 2008); (Hahn, 2012).
(Ford et al., 2009).
63
(Hall, 2014).
64
https://openlibrary.org/.
65
http://bookcase.chromeexperiments.com/.
66
(Kleiner, Rädle, & Reiterer, 2013); (Kleiner & Schäfer, 2012).
67
(Nicholas et al., 2008); (Dewan, 2012).
68
(Wolff, Rod, & Schonfeld, 2015)
69
(Kimball, Ives, & Jackson, 2010).
70
(Moore, 2015) 129-131.
62
24
de tekst plaatsvindt en delen worden herlezen, (3) het scannen van teksten, waarbij een
publicatie snel wordt doorgenomen om te kijken of het nuttige informatie bevat en (4)
het zoeken naar een antwoord op een vraag of (5) het zoeken naar een specifiek woord
of fragment. Uit recent onderzoek blijkt dat receptief lezen minder goed gaat in
elektronische vorm en dat e-books vooral gebruikt worden voor responsief lezen,
scannen en zoeken.71 E-books hebben vaak een goede zoekfunctionaliteit, wat naast hun
online (24/7) toegankelijkheid de belangrijkste meerwaarde is.72 Daarentegen vinden
veel studenten wetenschappers lang lezen op een scherm onwenselijk. 73 Sommigen
stellen: e-books worden gebruikt, niet gelezen.74
Het is gebleken dat het lezen van een gecompliceerde tekst (vooralsnog) beter gaat op
papier dan op een scherm.75 Zelfs bij relatief korte, gecompliceerde teksten van 12002000 woorden kunnen lezers de tekst veel beter op papier doorgronden dan op een
scherm.76 Dit komt doordat het voor lezers (vooralsnog) eenvoudiger is om met een
papieren tekst te interacteren, bijvoorbeeld via het maken van aantekeningen of
onderstrepen, waardoor een tekst beter internaliseert.77 Daarnaast vinden veel
gebruikers dat het navigeren door een e-book onvoldoende wordt ondersteund en zien
dat afbeeldingen, tabellen, grafieken en e-readers vaak op schermen niet goed worden
weergegeven.78 Ook blijkt het voor lezers moeilijker de structuur van een tekst op een
scherm te doorgronden en dus ook hoe informatie (in een betoog) zich in een
elektronische publicatie tot elkaar verhoudt.79 Tenslotte is het voor lezers moeilijker om
in te schatten wat de status is van een online tekst, omdat de vorm ervan vaak weinig
zegt over de kwaliteit en inhoud ervan.80
Bij minder gecompliceerde teksten zijn de verschillen qua tekstbegrip tussen lezen op
scherm en op papier minder evident.81 Recent onderzoek suggereert bovendien dat
degenen die meer vertrouwd zijn met elektronische media er betere leer- en
leesresultaten mee behalen. Waar eerder bijvoorbeeld bleek dat lezen op een scherm
wel 10-30% langzamer gaat dan op papier, lijken deze verschillen kleiner te worden.
Hoe vaker men digitale literatuur gebruikt, des te langer lezen mensen op een scherm.82
Dit zou erop kunnen duiden dat voor toekomstige gebruikers, bij grotere vertrouwdheid
met het medium, het gebruik van e-books minder problematisch wordt. Bovendien is er
een direct verband tussen de omvang van een e-bookcollectie en het gebruik. Hoe groter
de collectie, des te groter het gebruik, ook in relatief opzicht.83 Ook de vindbaarheid van
71
(Ward et al., 2015) 221-244.
(Mincic-Obradovic, 2010).
73
(Borchert, Hunter, Macdonald, & Tittel, n.d.); (Ahmad, Brogan, & Johnstone, 2014);
74
(Staiger, 2012) 357-358; (Nicholas et al., 2008) 332.
75
(Tanner, 2014).
76
(Mangen, Walgermo, & Brønnick, 2013).
77
(Stoop, Kreutzer, & G. Kircz, 2013; Stoop, Kreutzer, & Kircz, 2013); (LaMagna et al., 2015); (Estelle &
Milloy, 2009) 106.
78
(Aaltonen, Mannonen, Nieminen, & Nieminen, 2011) 24-25.
79
(Dyson & Haselgrove, 2000).
80
(Young, 2014).
81
(Porion, Aparicio, Megalakaki, Robert, & Baccino, 2016); (Sackstein, Spark, & Jenkins, 2015).
82
(Ahmad et al., 2014).
83
(Lamothe, 2010); (Lamothe, 2013).
72
25
e-books is belangrijk.84 Het is voor bibliotheken de moeite waard om in de bekend- en
vertrouwdheid met de digitale collectie te investeren, om het gebruik ervan te
stimuleren.85
Op langere termijn is het wellicht problematischer dat gebruikers bij e-books veel
beperkingen ervaren als gevolg van DRM en een gebrek aan standaardisatie. In dat
opzicht is er de afgelopen jaren nauwelijks vooruitgang geboekt. 86 De invloed van DRM
op het gebruik van e-books wordt wellicht het best onderstreept door onderzoek dat
suggereert dat als e-books minder DRM bevatten zij meer gebruikt worden. Op dit
moment vinden gebruikers vooral het kunnen printen van belang, omdat zij de optie
willen hebben om een digitale tekst ook in papieren vorm te raadplegen. 87 Daarbij
houden auteurs en uitgevers nog onvoldoende rekening met de mogelijkheden en
beperkingen van e-books om de leesbaarheid te bevorderen. Vooralsnog zijn e-books
vaak slechts de digitale versie van het gedrukte boek, zonder aanpassing van de vorm,
de inhoud of de structuur. Bovendien zal de techniek van de apparaten waarop de ebooks geraadpleegd verbeterd (moeten) worden, evenals de ondersteunende software,
om de leer- en leeservaring te verbeteren.88
Sommigen wijzen erop dat een bibliotheek vooralsnog zou moeten inzetten op een
hybride collectie, om verschillende vormen van lezen (en leren) te ondersteunen. 89 Een
roman vereist een andere vorm van lezen dan een academische tekst, net zoals een
boek anders is dan een artikel.90 Bibliotheken zouden daarmee rekening kunnen houden
bij de overweging of zij literatuur in papieren of digitale vorm aanschaffen. Zo geven
veel gebruikers de voorkeur voor een papieren versie als het gaat om tekstboeken en
handleidingen en wordt een elektronische variant geprefereerd bij onderzoeksprotocollen
en referentiewerken. 91 Een interessant initiatief is de Espresso Book Machine, waarmee
gebruikers in een bibliotheek e-books binnen een paar minuten kunnen printen. Het stelt
gebruikers in staat te kiezen tussen een digitale en papieren variant, zonder dat de
bibliotheek gedwongen wordt om beide varianten aan te schaffen. 92
VERSCHILLENDE GEBRUIKERSGROEPEN VAN E-BOOKS
Als het gaat om de acceptatie en het gebruik van digitale literatuur zijn er grote
verschillen tussen gebruikersgroepen. Het overgrote deel van de academici zien lezen als
een heel belangrijk onderdeel van hun academisch bestaan en vinden beschikbaarheid
van materiaal en eenvoudige, snelle toegang tot literatuur cruciaal.93 E-journals zijn
inmiddels algemeen geaccepteerd, binnen alle disciplines en door zowel studenten als
84
(Bierman, Ortega, & Rupp-Serrano, 2010) 71; (Barsky, Dooley, Mawhinney, Peterson, & Spence, 2013);
(Calvert, 2015).
85
(Lonsdale & Armstrong, 2010).
86
(Bierman et al., 2010) 71; (Ward et al., 2015) 207-218; (Ahmad et al., 2014).
87
(Lamothe, 2013).
88
(Ball & Hourcade, 2011); (Myrberg, C.; Wiberg, 2015); (Freund, Kopak, & O’Brien, 2016).
89
(Durant, 2015).
90
(Hillesund, 2010).
91
(De Oliveira, 2012); (Costello, 2014).
92
(Arlitsch, 2011).
93
(Volentine & Tenopir, 2013).
26
medewerkers.94 Sterker nog, de meeste gebruikers vinden papieren tijdschriften geen
goed alternatief, in het geval er geen elektronische variant beschikbaar is. Bij boeken ligt
dit gecompliceerder.95
Studenten hebben over het algemeen een sterkere voorkeur voor e-books dan
wetenschappers. Vaak gebruiken studenten meer e-books dan papieren boeken, omdat
toegang tot literatuur bij hen van doorslaggevende betekenis is bij het selecteren ervan.
Ondanks dat studenten de beperkingen van e-books hinderlijk vinden, zijn zij over het
algemeen tevreden over het gebruik ervan. 96 Hierbij is relevant dat studenten slechts
zelden een boek van kaft tot kaft lezen, waardoor zij minder last hebben van
beperkingen die (lang) lezen op een scherm met zich meebrengt.97 Toch geven veel
studenten aan graag nog gebruik te maken van papieren boeken, zeker als zij lang
moeten lezen.98 Maar vooral veel wetenschappers raadplegen teksten graag nog (ook)
ok papier.99 Een deel van de wetenschappers heeft een sterke voorkeur voor de fysieke
bibliotheek. Anderen willen het liefst het materiaal snel online vanuit hun werkplek
inzien.100
Als het gaat om een voorkeur voor e-books of papieren boeken, dan is er een groot
onderscheid tussen disciplines.101 Over het algemeen zijn geesteswetenschappers en
sociale wetenschappers veel ontevredener over e-books dan gebruikers uit andere
disciplines. Dit hangt sterk samen met het gegeven dat er in deze disciplines veel meer
en langer wordt gelezen, waardoor men meer hinder ondervindt van het lezen op een
scherm.102 In 2011 is er in Engeland een grote studie gedaan naar leesgedrag van in
totaal 2.000 wetenschappers.
Aantal
Aantal
Aantal andere
artikelen
boeken
publicaties
Social Sciences
21
9
11
41
Sciences
27
3
8
38
Humanities
28
21
9
58
Engineering/technology
28
5
9
42
Medical/health
31
4
10
45
Discipline
Totaal
Hieruit bleek dat binnen alle disciplines wetenschappers ongeveer evenveel artikelen
lezen, maar dat daarnaast geesteswetenschappers ook nog veel (meer) boeken lezen.103
Bovendien brengen bijvoorbeeld geschiedkundigen en linguïsten, maar ook wiskundigen,
meer tijd door op een pagina dan veel andere lezers, omdat in dergelijke disciplines
94
(Dewan, 2012) 27.
(C. Beard & Bawden, 2012) 444-445.
96
(Rojeski, 2012).
97
(De Oliveira, 2012).
98
(Smyth & Carlin, 2012) 188-189; (Dewan, 2012) 29; (Jacoby, 2013); (Poe, 2011); (Marques de Oliveira,
2012).
99
(Dinkins, Kirkland, & Wald, 2014).
100
(C. Beard & Bawden, 2012) 444; (Tenopir, Volentine, & King, 2012).
101
(Woolwine, 2015).
102
(Staiger, 2012) 357-358.
103
(Tenopir et al., 2012).
95
27
tekstdetails van groot belang zijn, evenals reflectie op teksten. Hun manier van lezen
sluit vooralsnog beter aan bij het papieren boek.104
Los daarvan neemt ook onder geesteswetenschappers het gebruik van e-books toe. Voor
een belangrijk deel komt dat doordat het aanbod van e-books toeneemt en doordat een
deel van de titels niet langer als papieren boek beschikbaar is. 105 Maar uit een grote
survey in 2014 blijkt dat binnen de Geesteswetenschappen de acceptatie van e-books
ook afhankelijk is van het soort boek. Als het gaat om bijvoorbeeld referentiewerken
lezen veel geesteswetenschappers bij voorkeur een e-book. Over monografieën en
bundels zijn de meningen verdeeld.106 Veel geesteswetenschappers zien elektronisch
materiaal als een mooie aanvulling op gedrukt materiaal en zijn tevreden over het brede
aanbod van boeken in e-bookpakketten.107 Interessant is ook dat de toenemende
interdisciplinariteit binnen de Geesteswetenschappen via de elektronische weg beter
gefaciliteerd kan worden. Van oudsher waren bibliotheken vaak disciplinair
georganiseerd. Met e-books zijn dergelijke grenzen in het aanbod van literatuur aan het
vervagen.108
Naast het onderzoek dat zich richt op de tamelijk uitzonderlijke positie van de
Geesteswetenschappen, zijn er veel andere casestudies die laten zien dat in de meeste
andere disciplines het e-book sterk aan populariteit wint. Dat geldt bijvoorbeeld voor
Rechten, waarin het gebruik van elektronische bronnen sterk toeneemt. 109 Vooral vanuit
studenten is er een groeiende vraag naar digitale literatuur.110 De toenemende vraag
naar e-books komt mede voort uit het feit dat referentiewerken binnen Rechten erg
belangrijk zijn. Hierbij heeft het digitale format een groot voordeel, vanwege de
toegankelijkheid en de doorzoekbaarheid ervan.111 Tegelijkertijd is de vindbaarheid van
digitaal materiaal (en vooral van kwalitatief goed materiaal) juist ook binnen Rechten
een groot probleem. Niet alleen leveren zoeksystemen vaak een overvloed aan
resultaten op, maar belangrijk is vooral ook dat wetteksten zich in digitale vorm niet
altijd eenvoudig laten onderscheiden van andere documenten.112
De ontwikkelingen rond het gebruik van e-books binnen de Sociale Wetenschappen, is in
veel opzichten vergelijkbaar met die in de Geesteswetenschappen. Ook hier lopen de
meningen over e-books uiteen en is de aard van de publicatie in hoge mate bepalend
voor of een gebruiker een e-book of een papieren exemplaar wenst. Referentiewerken
kunnen volgens de meeste sociaal-wetenschappers digitaal beschikbaar worden gesteld,
maar over monografieën zijn de meningen verdeeld.113 Ook binnen disciplines als
Bedrijfskunde114 of Onderwijskunde115 lopen het gebruik en de preferenties zeer uiteen,
104
(Ward et al., 2015) 221-244.
(Chrzastowski, 2015).
106
(Corlett-Rivera & Hackman, 2014).
107
(Rowlands et al., 2007); (Dahl, 2013)
108
(Dahl, 2013).
109
(Ashokbhai Bhatt, 2014).
110
(Soetenhorst, 2014).
111
(Peterson, 2008).
112
(Outler, 2015).
113
(Corlett-Rivera & Hackman, 2014)
114
(Simon, 2011); (Costello, 2014).
115
(Rupp-Serrano & Robbins, 2013).
105
28
al wint de acceptatie van e-books er langzaam terrein. Binnen de Geowetenschappen
zijn zowel medewerkers als studenten over het algemeen enthousiast over e-books,
vooral ook over de mogelijkheden die het format biedt voor gebruik binnen het onderwijs
en bij het doen van onderzoek. Al zijn er binnen dit vakgebied ook zorgen over de
problemen rond (de kwaliteit van) afbeeldingen in e-books. Als de beperkingen rond het
gebruik van e-books verkleint worden, zal de populariteit van het e-book binnen
Geowetenschappen ongetwijfeld verder toenemen. 116
Binnen de Bètawetenschappen en (Dier)geneeskunde is de voorkeur voor het
elektronische format het sterkst. Ook binnen deze disciplines worden de beperkingen van
e-books gevoeld, maar lijken de voordelen van het digitale medium over het algemeen
zwaarder te wegen. Het specifieke leesgedrag van gebruikers uit deze disciplines speelt
hierbij een rol. Niet alleen zijn binnen deze disciplines artikelen van relatief groter belang
dan boeken, maar ook wordt er veelal minder tijd besteed om literatuur te lezen.117 Bij
Diergeneeskunde speelt daarnaast mee dat het belangrijk is ook snel off-campus, buiten
een bibliotheekcontext, toegang te kunnen krijgen tot informatie, vanwege het veldwerk
of onderzoek in een laboratorium.118 Bovendien speelt binnen deze disciplines
vertrouwdheid met het gebruik van digitale media als bron van informatie een rol. Ejournals zijn er al relatief lang een vertrouwd verschijnsel en de positieve ervaring die
wetenschappers met dit medium hebben, zorgt ervoor dat zij sneller de stap naar het ebook zetten. 119 Dit is een indicatie dat als de beperkingen op het gebruik van e-books
verdwijnen, evenals de nadelen van het lezen op een scherm, ook binnen andere
disciplines e-books (nog) meer gewaardeerd zullen worden.
116
(Foote & Rupp-Serrano, 2010).
(Belefant-Miller & King, 2000).
118
(Hunter Marshall, 2014).
119
(Bierman et al., 2010) 76-78.
117
29
VERWACHTINGEN VAN UITGEVERS 120
Het overgrote deel van de wetenschappelijke boeken verschijnt op dit moment alleen in
papieren vorm. Als het gaat om Engelstalige literatuur is naar schatting ongeveer de
helft van de titels zowel in gedrukte als digitale vorm beschikbaar, daarbuiten ligt het
aantal lager. Als boeken zowel in papieren als digitale vorm uitgegeven worden, dan
verschijnen deze formats in toenemende mate tegelijk. Aanvankelijk hadden uitgevers
de strategie om eerst papieren boeken te laten verschijnen en enkele maanden later het
e-book, maar dat is nog slechts bij een kleine minderheid van de uitgevers het geval. Eonly is volgens de uitgevers niet tot nauwelijks aan de orde.
De opkomst van het e-book sinds het begin van het millennium heeft grote gevolgen
voor wetenschappelijke uitgevers, zo benadrukken zij. Het aanbieden van e-books
vraagt een grote investering, zowel qua techniek als qua kennis. De productie- en vooral
de distributiekosten van e-books zijn weliswaar over het algemeen lager dan bij papieren
boeken, maar de opbrengsten van e-books zijn dat voor uitgeverijen meestal ook. Dit
alles speelt zich af tegen de achtergrond van krimpende bibliotheekbudgetten:
uitgeverijen ervaren dat bibliotheken de laatste jaren minder besteden aan de acquisitie
van papieren boeken en zien dat de stijgende verkoop van e-books dat verlies niet
goedmaakt. Daarbij daalt de verkoop van academische monografieën al ruim anderhalf
decennium (dus ook al voor de opkomst van het e-book), mede doordat bibliotheken een
steeds groter deel van hun budget aan tijdschriften besteden. 121
WAT BEPAALT OF EEN UITGEVER E-BOOKS PUBLICEERT?
De mate waarin boeken als e-book verschijnen loopt sterk uiteen. Binnen de
Bètawetenschappen is het deel dat verschijnt als e-book hoger dan binnen de
Geesteswetenschappen of Rechten. Bovendien zijn er grote verschillen tussen
taalgebieden. Engelstalige boeken zijn veel vaker beschikbaar als e-book dan boeken in
het Nederlands, Duits, Frans of in andere talen. Uitgevers verklaren deze verschillen
door te wijzen op een aantal zaken: schaal, soorten klanten en het gebruik van
afbeeldingen.
SCHAAL
Volgens uitgevers is “schaal” van doorslaggevend belang of zij in staat zijn e-books te
publiceren. Naarmate een uitgeverij groter is, dan is de kans dat het e-books uitgeeft
groter. Naarmate een boek verschijnt in groter taalgebied, is de kans groter dat het
digitaal is uitgegeven. Maar ook naarmate het vakgebied breder of groter is, zijn de
boeken in dat vakgebied eerder als e-book beschikbaar. De reden daarvoor is dat het
uitgeven van e-books om een aanzienlijke investering vraagt. Het maken van e-books
zelf is weliswaar steeds eenvoudiger geworden, maar veel uitgevers ontbeert het (nog)
aan de expertise om deze op een juiste manier te distribueren en op een
klantvriendelijke wijze beschikbaar te stellen. Dit vraagt onder meer kennis van
standaardisering, formats en metadatering, naast kennis van (of zelfs het hebben van
120
Dit hoofdstuk over de verwachtingen van uitgevers is gebaseerd op de interviews die zijn gehouden met de
leveranciers Erasmus en Yankee Book Peddler en met de uitgeverijen Boom, Brepols, Edward Elgar Publishing,
Olms Verlag, Springer Nature, Uitgeverij Verloren en Wiley.
121
(Steele, 2008)
30
een eigen) platform(s). Hoe groter de schaal, des te beter is deze investering op te
brengen.
Het gegeven dat e-books bij voorkeur via een platform gedistribueerd moeten worden,
stelt veel uitgevers voor enorme uitdagingen. Grote uitgevers kunnen het zich
veroorloven een eigen platform te (laten) bouwen waarop zij e-books beschikbaar stellen
aan klanten. Voor kleine(re) uitgeverijen, die bijvoorbeeld minder dan 100 titels per jaar
uitgeven, is dit meestal onhaalbaar. Als zij overgaan tot het uitgeven van e-books, dan
besteden zij de distributie van e-books meestal uit aan zogenaamde aggregators. Deze
aggregators stellen hen in staat om hun e-books op een goede manier breed te
verspreiden. Nadeel voor uitgeverijen is dat aggregators een deel van de (vaak toch al
beperkte) winst vragen in ruil voor hun diensten. Bovendien vrezen veel uitgevers dat zij
hun identiteit verliezen als hun boekaanbod wordt aangeboden via aggregators. Deze
factoren maken dat veel uitgevers proberen klanten te verleiden e-books rechtstreeks bij
hen te bestellen. Zij doen dit bijvoorbeeld door e-books op hun eigen platform DRM-vrij
te verkopen, dus los van beperkingen in gebruik wat betreft printen, kopiëren of
simultaan gebruik, of door e-books vertraagd via aggregators aan te bieden. Daarnaast
zijn er uitgeverijen die inzetten op het bouwen van een eigen platform, waarop ze hun
materiaal gebundeld (al dan niet via een licentie) gebundeld aanbieden, verrijkt met
extra tools.
Daarbij vindt binnen de wetenschappelijke publicatiecultuur in toenemende mate
schaalvergroting plaats, welke het mogelijk maakt meer boeken als e-book uit te geven.
Bovenal is er sprake van samenvoeging (door fusie of overname) van uitgeverijen. In
een markt van krimpende bibliotheekbudgetten hebben veel wetenschappelijke uitgevers
het moeilijk. In de concurrentieslag om het beperkte bibliotheekbudget zien uitgeverijen
zich gedwongen om e-books te gaan verkopen. De investeringen die uitgeverijen
daarvoor moeten doen kunnen zij vaak alleen terugverdienen als zij over voldoende
schaal beschikken. In de praktijk blijkt dat vooral middelgrote uitgevers het hierdoor
moeilijk hebben. Zij verliezen de concurrentieslag en worden overgenomen. Kleine
uitgevers kunnen zich naar eigen zeggen eenvoudiger aan de tendens richting het ebook onttrekken, omdat zij veelal een specifieke markt bedienen waar lezers bereid zijn
papieren boeken te kopen of minder behoefte hebben aan e-books.
Daarnaast wordt de markt voor Engelstalige publicaties alsmaar dominanter als het gaat
om wetenschappelijke publicaties, zeker bij boeken die primair verschijnen om verkocht
te worden aan universiteitsbibliotheken. Los van het feit dat Engels zich steeds meer
heeft ontwikkeld tot de lingua franca van de wetenschap, is de Engelstalige markt door
zijn omvang een interessant afzetgebied voor uitgevers, die om die reden auteurs
vragen om in het Engels te publiceren. In deze internationale markt is het relatief
eenvoudiger om de investering in e-books terug te verdienen, niet in de laatste plaats
omdat er met e-books juist in deze markt sterk wordt bespaard op distributiekosten.
Door de krimpende bibliotheekbudgetten zijn namelijk de afgelopen jaren veel (vooral
ook Amerikaanse) universiteitsbibliotheken in eerste instantie gaan bezuinigen op de
aanschaf van niet-Engelstalige publicaties. Hierdoor is de Engelstalige markt vooral ook
relatief sterker geworden ten opzichte van de anderstalige markten.
Tegen deze algemene tendens naar schaalvergroting in zijn er zeker binnen de
geesteswetenschappen nog veel uitgeverijen die vooral papieren boeken in “lokale talen”
uitgeven, voor een lokale markt. Bij de keus om wel of niet e-books uit te geven, spelen
behalve schaal vaak ook andere, specifieke zaken mee. Zo is de uitgeverswereld in
31
Romaanse taalgebieden over het algemeen minder goed georganiseerd, waardoor ebookplatforms er minder snel van de grond komen. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld vooral
in Duitsland zorgen rondom de privacy van gebruikers een reden dat e-books minder in
trek zijn. Al met al is het overheersende beeld dat buiten de Engelstalige wereld veel
uitgevers nog (vaak fraai vormgegeven) papieren publicaties uitgeven. Het boek is
volgens deze uitgevers behalve een bron van informatie ook een luxeartikel, waarvoor
een specifiek publiek bereid is te betalen. Zolang er (buiten de universiteitsbibliotheken)
voldoende vraag is naar dit type papieren boeken, kunnen deze veelal kleinere
uitgeverijen zich aan de schaalvergrotingstendens onttrekken.
DE KLANT BEPAALT: BIBLIOTHEKEN EN NIET-BIBLIOTHEKEN
Uitgevers laten zich bij het besluit om titels als e-book uit te geven ook in hoge mate
leiden door de vraag vanuit de markt. Als klanten behoefte hebben aan e-books en
bereid zijn ervoor te betalen, dan zullen de meeste uitgeverijen overgaan tot het
publiceren van e-books. Daarbij is er een verschil tussen uitgeverijen die primair voor
wetenschappelijke bibliotheken publiceren en uitgeverijen die vooral een breder publiek
willen bereiken.
Uitgeverijen die primair publiceren voor wetenschappelijke bibliotheken, geven aan
eerder over te gaan tot het publiceren van e-books, gewoonweg omdat er vanuit
universiteitsbibliotheken veel vraag naar is. Of het beschikbare e-book vervolgens ook
wordt gekocht door de bibliotheek hangt volgens deze uitgevers in hoge mate af van de
prijs en DRM. Momenteel is het e-book gemiddeld zo’n 1 tot 1,2 keer de prijs van een
hardback. Om hun omzet te beschermen zullen uitgevers over het algemeen
veelgebruikte titels alleen in papieren vorm aanbieden, of digitaal via een licentie, of als
los e-book met veel DRM of tegen een hoge prijs. Dit geldt vooral voor tekst- en
handboeken die primair bedoeld zijn voor onderwijs, waarvan er veel exemplaren aan
studenten worden gekocht.
Behalve aan bibliotheken, worden veel wetenschappelijke boeken ook verkocht aan
particulieren of professionals. Zeker binnen de geesteswetenschappen zijn er veel
uitgeverijen voor wie het bredere publiek een belangrijke, zo niet de belangrijkste klant
is. Binnen dit bredere publiek is de vraag naar e-books volgens uitgevers niet groot.
Minder dan 10% van de boeken die op dit moment aan particulieren worden verkocht
zijn e-book. Uitgevers vinden het voor een dergelijke markt (nog) niet interessant om ebooks te gaan uitgeven, omdat de investering die hiervoor noodzakelijk is niet snel
wordt terugverdiend. Daarbij zijn e-books voor particulieren over het algemeen
goedkoper dan de papieren versie, in flagrante tegenstelling tot e-books die voor
bibliotheken beschikbaar gesteld worden.
Uitgevers krijgen vooral van geesteswetenschappers te horen dat hun voorkeur nog erg
uitgaat naar een papieren versie. Dit komt volgens uitgevers omdat deze vakgebieden
narratief van aard zijn, wat gevolgen heeft voor de manier waarop boeken geraadpleegd
worden. Er wordt binnen de geesteswetenschappen veel en lang gelezen. Veel klanten
vinden het, volgens de uitgevers, onaantrekkelijk om veel en lang op een scherm te
lezen. Hoewel dit bij de jongere generatie een minder grote rol speelt dan bij de oudere
generatie, is het voor veel uitgevers reden om juist voor deze belangrijke doelgroep
papieren boeken te blijven produceren.
32
KOSTEN EN KWALITEIT VAN AFBEELDINGEN
Een derde belangrijke afweging voor uitgevers om boeken al dan niet als e-book te
publiceren zijn de kosten en de gevraagde kwaliteit van afbeeldingen. Als uitgeverijen
zowel in de papieren als de elektronische versie van een boek een afbeelding willen
plaatsen, dan schrijft het auteursrecht voor dat daarvoor dubbel moet worden betaald.
Bovendien kampen veel uitgeverijen met het probleem dat het lastig is om e-books met
afbeeldingen van voldoende kwaliteit te produceren. Als een e-book vol afbeeldingen in
hoge resolutie staat, dan werken de apparaten waarop ze geraadpleegd worden vaak
nog onvoldoende: e-readers zijn gemaakt voor de beste leeservaring, maar ongeschikt
voor de weergave van (kleuren)afbeeldingen. Computers en tablets zijn geschikt voor de
weergave van kwalitatief hoogwaardige afbeeldingen, maar minder geschikt voor
intensief lezen.
Als gevolg hiervan is het onder uitgevers gangbaar om e-books met afbeeldingen in lage
resolutie te publiceren en lezers die hoogwaardige afbeeldingen wensen een papieren
boek aan te bieden. Of wanneer afbeeldingen van ondergeschikt belang zijn, e-books te
publiceren waarin de afbeeldingen zijn weggelaten. De problematiek rondom het
opnemen van afbeeldingen in e-books heeft op dit moment volgens uitgevers een
remmende werking op het digitaal beschikbaar komen van boeken in disciplines
waarbinnen afbeeldingen belangrijk zijn (o.a. kunstgeschiedenis en archeologie) en van
boeken die rijk geïllustreerde zijn en bedoeld voor een breed publiek.
DE TE VERWACHTEN SITUATIE IN 2025 ROND E-BOOKS
Uitgeverijen verwachten dat over tien jaar nagenoeg alle nieuwe wetenschappelijke
boeken zowel in digitale als papieren vorm zullen verschijnen. De uitgevers twijfelen er
niet aan dat het boek an sich een belangrijk publicatiemedium zal blijven binnen die
disciplines waarin dat nu ook het geval is. Maar de krimpende bibliotheekbudgetten
zullen er volgens hen voor zorgen dat er wel minder boeken voor die markt gepubliceerd
zullen gaan worden. In die zin zullen uitgevers in toenemende mate niet langer alleen
kijken naar wat de te verwachten verkoop is van een individuele titel, maar vooral ook
wat de meerwaarde ervan is voor het totale aanbod van een uitgever dat als pakket of
via een licentie wordt aangeboden.
Binnen de Bètadisciplines zal nog meer dan nu de nadruk liggen op e-books, waarbij het
papieren boek bijvoorbeeld als Printing on Demand(POD)-alternatief wordt aangeboden.
Binnen de Geestes- en aanverwante wetenschappen is het beeld wat dat betreft diffuser.
Alleen kleine, gespecialiseerde uitgevers zullen hun materiaal alleen in papieren vorm
blijven aanbieden, gesteld dat zij zich kunnen handhaven in de markt. Net als nu zullen
boeken waarschijnlijk nauwelijks e-only verschijnen. Maar uitgevers wijzen er ook op dat
het moeilijk is om de huidige ontwikkelingen rond e-books door te trekken naar de
toekomst, omdat e-books een relatief nieuw verschijnsel zijn. Dat de wetenschappelijke
wereld in toenemende mate zal digitaliseren is evident, maar de snelheid waarmee dit
zal gebeuren is minder goed voorspelbaar.
VERWACHTINGEN ROND PAPIEREN BOEKEN EN E-BOOKS
Uitgevers hebben een aantal redenen om aan te nemen dat (vrijwel) alle boeken over
tien jaar in papieren en digitale vorm beschikbaar zullen zijn. Technische ontwikkelingen
33
zullen voor hen de drempel verlagen om e-books te publiceren. Het zal eenvoudiger
worden om aan te sluiten bij grote, internationale platforms om er hun e-books te
distribueren, ook binnen een niet-Engelstalige markt. Sommige uitgevers verwachten dat
het gangbaarder zal worden om eigen platforms te bouwen, via tools die daarvoor
beschikbaar komen. Anderen verwachten dat het eenvoudiger zal worden om aan te
sluiten bij grote platforms. De distributiekosten van e-books zullen steeds schriller
afsteken tegenover die van papieren boeken, wat het alsmaar aantrekkelijker zal maken
om e-books te gaan uitgeven. Bovendien zullen de e-books van steeds hogere kwaliteit
zijn, vooral ook als het gaat om afbeeldingen. De rekenkracht van apparaten neem toe,
evenals de kwaliteit van schermen en software, wat het raadplegen van teksten en
afbeeldingen in digitale vorm beter mogelijk maakt.
Behalve deze technische ontwikkelingen, verwachten uitgevers dat over tien jaar ook
steeds meer particulieren en klanten van bibliotheken zullen vragen om e-books, of in
ieder geval de optie willen hebben om daartoe toegang te krijgen. De huidige generatie
studenten zijn erg op e-books georiënteerd en dat zal in 2025 (of eerder) ook voor een
groter deel van de medewerkers gelden. Op een vergelijkbare manier zal volgens
uitgevers waarschijnlijk ook het algemene publiek steeds meer een voorkeur krijgen
voor digitaal materiaal. Als de vraag toeneemt zullen ook uitgevers die niet primair voor
wetenschappelijke bibliotheken produceren, zich steeds meer gaan richten op het
uitgeven van e-books.
Uitgevers geven ook aan dat het papieren boek vermoedelijk niet zal verdwijnen, alleen
al omdat het voor hen vrij eenvoudig is om naast een elektronische versie een papieren
boek aan te blijven bieden (bijvoorbeeld in een POD-variant). Een deel van de gebruikers
zal over tien jaar nog steeds een papieren exemplaar willen, omdat zij de voorkeur
geven aan het lezen op papier. In die zin blijft het papieren boek alleen al als
“luxeartikel” bestaan. Ook vanuit auteurs gezien zal er waarschijnlijk een vraag om
papieren boeken blijven. Een boek heeft voor hen grote emotionele waarde, omdat er
vaak jarenlang werk in zit. Velen willen dat hun werk uitmondt in een mooi, tastbaar
papieren exemplaar dat ze in de kast kunnen zetten. Bovendien zal het in “lokale
markten” voor uitgevers relatief aantrekkelijk blijven om papieren boeken te produceren,
omdat in die markten distributiekosten een minder grote rol spelen, gewoonweg doordat
de afstanden er minder groot zijn.
VOORWAARDEN WAARONDER E-BOOKS BESCHIKBAAR ZULLEN KOMEN
Vooralsnog is de manier waarop e-books door uitgevers worden aangeboden aan
bibliotheken nog verre van uitgekristalliseerd. Daarbij geven uitgevers aan dat de
belangen tussen uitgeverijen en bibliotheken uiteenlopen. Bibliotheken willen volgens
hen maximale keuzevrijheid bij aanschaf op basis van gebruik, maar hebben een beperkt
budget die zij in veel gevallen zien krimpen. Uitgevers willen hun inkomsten zo
voorspelbaar mogelijk willen maken en willen ook met e-books hun inkomsten op peil
houden. Zeker de voorwaarden die gelden voor e-books met een hoge oplage, zoals bij
studieboeken, zullen voor bibliotheken nog lange tijd ongunstig blijven, omdat veel
uitgevers het zich vooralsnog niet kunnen veroorloven om op dat vlak concessies te
doen.
Bibliotheken en uitgevers vinden elkaar in het feit dat schaalvergroting kostenbesparing
oplevert. Veel grote uitgeverijen kiezen ervoor om e-books in pakketvorm aan te bieden,
34
omdat de verkoop van individuele titels relatief duur is en zij met pakketten verzekerd
zijn van een bepaalde afname en dus van inkomsten. Uitgevers zien de pakketten ook
als aantrekkelijk voor bibliotheken, omdat deze hierdoor gebruikers kunnen voorzien van
een ruim aanbod, op een manier die hen weinig overhead vraagt. Kleine(re) uitgevers,
die vooral voor de geesteswetenschappen van belang zijn, vragen zich ondertussen af
hoe zij in deze tendens tot schaalvergroting het hoofd boven water gaan houden.
De meningen van uitgevers lopen uiteen over de vraag hoe de prijs van e-books zich zal
gaan ontwikkelen. Het valt niet uit te sluiten dat de prijs van individuele e-books zal
blijven stijgen, omdat uitgevers het risico lopen dat ze minder exemplaren van een titel
verkopen als het als e-book beschikbaar is via een UB. Maar als onderdeel van een
pakket zullen zij per stuk mogelijk goedkoper worden, omdat vanwege de schaalgrootte
de kosten per e-book voor uitgevers relatief lager zijn.
Ook de voorwaarden waaronder e-books verschijnen zullen volgens uitgevers voorlopig
nog sterk in ontwikkeling blijven Volgens uitgevers is het niet ondenkbaar dat veel ebooks in de toekomst DRM zullen blijven bevatten, zeker de e-books die via aggregatorplatforms worden aangeboden. Uitgevers proberen bibliotheken te verleiden rechtstreeks
bij hen te bestellen door DRM-vrije e-books aan te bieden. Bibliotheken vinden het juist
aantrekkelijk om bestellingen via grote leveranciers te laten lopen. Ook hier is de
uitkomst onzeker. Leveranciers zijn begonnen met de verkoop van boeken op
uitgeversplatforms aan bibliotheken, maar de vraag is hoe interessant deze modellen
zijn voor zowel leveranciers, uitgeverijen als bibliotheken.
Overigens, in het kielzog van al deze ontwikkelingen zal open access van e-books de
komende tien jaar slechts een beperkte rol spelen, zeker in vergelijking met
tijdschriften. Het grote probleem dat uitgevers signaleren is dat de kosten van een
enkele boek veel hoger zijn dan die van een artikel in een tijdschrift. Daardoor zal het
meest gangbare open access-model – namelijk het Article Processing Charge-model,
waarbij de auteur (of diens instelling of financier) deze kosten voor zijn rekening neemt bij boeken volgens uitgevers vermoedelijk niet gaan werken. Een duurzaam alternatief,
zeker als het gaat om studieboeken met een hoge oplage, zien de uitgevers (nog) niet.
35
SAMENSTELLING EN GEBRUIK VAN DE UBU COLLECTIE
Voornaamste bevindingen:
Als het gaat om de samenstelling en het gebruik van de open opstelling zijn er grote
verschillen tussen faculteiten, waarbij vooral de Geesteswetenschappen in het oog
springen. Het overgrote deel van het acquisitiebudget van de UBU wordt besteed aan
digitaal materiaal, waarvan het gebruik de laatste jaren snel toeneemt. Ondertussen
worden er steeds minder papieren boeken en tijdschriften aangeschaft en ook het
gebruik ervan daalt. Dat heeft zich vertaald in een steeds kleiner wordende open
opstelling. Het grootste deel van de papieren boeken die nog wel worden gekocht, zijn
bestemd voor de Geesteswetenschappen. De open opstelling van deze faculteit vormt
ongeveer de helft van de totale open opstelling van de UBU. Bovendien lenen de
studenten en medewerkers van deze faculteit in totaal, maar vooral ook gemiddeld, veel
meer dan die van andere faculteiten. De verwachting is dat in de toekomst eigenlijk
alleen de open opstelling van Geesteswetenschappen nog veel gebruikt zal worden, al zal
bij alle faculteiten het gebruik van de open opstelling afnemen.
Er is een groot verschil tussen studenten en medewerkers als het gaat om de open
opstelling van de UBU. Studenten komen over het algemeen veel vaker dan
medewerkers in de UBU, maar zij komen er vooral om gebruik te maken van
studieplekken en het raadplegen van online literatuur. Slechts een klein deel van hen
zegt er vaak gebruik te maken van de open opstelling. Toch vinden zij dat de kasten een
toegevoegde waarde hebben, als bron van informatie, maar vooral als intellectueel
stimulerende omgeving. Op hun beurt hechten vooral medewerkers aan de open
opstelling, maar ook zij gebruiken deze weinig. Velen van hen vinden dat de open
opstelling in de UBU te ver van hun werkplek staat. Ook komen zij überhaupt weinig in
de UBU, omdat zij de bibliotheek als het domein van studenten beschouwen. Bovendien
ondervinden zij praktische bezwaren bij het raadplegen van de open opstelling, zoals een
gebrek aan raadpleegplekken, wat zij (noodgedwongen) oplossen door een groot deel
van de papieren boeken via de afhaalkast te lenen. De verwachting is dat als deze trends
zich voortzetten de open opstelling in de UBU steeds meer alleen nog de functie zal
hebben van een intellectueel stimulerende omgeving voor studerende studenten.
SAMENSTELLING VAN DE COLLECTIES EN DE OPEN OPSTELLING
Het acquisitiebudget van de UBU wordt aangewend voor de aankoop van heel divers
materiaal, al gaat de meerderheid ervan naar digitale publicaties en databases. Het gaat
om papieren boeken en e-books, tijdschriften en e-journals, audiovisueel materiaal,
kaarten, microfiches, en manuscripten. Het budget dat voor de aankoop van dit
materiaal beschikbaar is, groeit jaarlijks, grotendeels dankzij een inflatiecorrectie: van
5,6 miljoen in 2007 naar 7,4 miljoen in 2014. Deze stijging is vergelijkbaar met de
budgettaire ontwikkelingen van vergelijkbare universiteitsbibliotheken in Nederland. 122
Maar per student en medewerker gaf de UU bovengemiddeld veel uit aan acquisitie. De
UBU had zelfs het hoogste acquisitiebudget van alle Nederlandse
122
Bij het vergelijken met andere universiteitsbibliotheken is uitgegaan van de gegevens uit de benchmark van
UKB bibliotheken voor de jaren 2007-2014. De Universiteitsbibliotheek Utrecht mag geen data delen van
andere UKB-bibliotheken. Daarom is ervoor gekozen de cijfers van de UU af te zetten tegen het gemiddelde
cijfer van een groep vergelijkbare universiteiten, te weten de Universiteit van Amsterdam, Rijksuniversiteit
Groningen, Universiteit Leiden, Vrije Universiteit en Radboud Universiteit Nijmegen. Deze universiteiten zijn
van alle Nederlandse universiteiten qua omvang en disciplines het meest vergelijkbaar met de UU.
36
universiteitsbibliotheken. Daarbij ging in 2014 91% van het acquisitiebudget van de UBU
naar digitaal materiaal. Van de 7,4 miljoen die de UBU toen ter beschikking had, werd er
4,7 miljoen aan e-journals uitgegeven, 1,1 miljoen aan databestanden en 0,8 miljoen
aan e-books. De resterende 0,8 miljoen werd vooral uitgegeven aan papieren boeken
(0,45 miljoen) en papieren tijdschriften (0,21 miljoen).
Figuur 8: acquisitiebudget van de faculteiten van de UU, in de periode 2007-2014.
Het acquisitiebudget van de UBU is verdeeld in een Big Deals-budget en in facultaire
budgetten. Het Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van
Bestuur en wordt vooral gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten
bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en Springer. Bij de invoering van dit budget in
2011 is er budget overgeheveld van de facultaire budgetten, die bestaan uit middelen
die door de zeven faculteiten van de UU ter beschikking worden gesteld (zie figuur 8).
De hoogte van de facultaire acquisitiebudgetten loopt sterk uiteen, van
Geowetenschappen (165 duizend) tot Geneeskunde (1,1 miljoen). Wat dat betreft is van
belang dat vooral van de faculteiten Bètawetenschappen, Geneeskunde en
Diergeneeskunde in 2011 een groot deel van het budget is overgeheveld naar het Big
Deals-budget.
UITGAVEN AAN DIGITALE EN PAPIEREN TIJDSCHRIFTTITELS
Het overgrote deel van het budget van de UBU gaat naar digitaal materiaal, terwijl de
uitgaven aan papieren materiaal afnemen (zie figuur 9). Veruit het grootste deel van de
tijdschrifttitels waarvoor de UBU betaalt, wordt alleen als e-journal beschikbaar gesteld.
De UBU besteedde in 2014 ruim 30 keer meer budget aan e-journals dan aan papieren
tijdschriften. Sterker nog, de UBU geeft het meeste uit aan digitale tijdschriften van alle
Nederlandse universiteitsbibliotheken.123 Opvallend is daarom dat de UBU het op een na
123
Figuur 10, in: UKB-Benchmarkv0.2: O:\UBU\Projecten\Collectie 2020 UB Utrecht\Onderzoek\Fase 1 Verzamelen bestaande gegevens\Resultaten\2-Benchmark.
37
laagste aantal digitale tijdschriften heeft van alle vergelijkbare Nederlandse
universiteitsbibliotheken. Dat de UBU blijkbaar relatief duur uit is als het gaat om ejournals, komt doordat de kosten voor tijdschriftenpakketten doorgaans gerelateerd zijn
aan de omvang van een instelling en de UU de grootste Nederlandse universiteit is.
Bovendien is de kostenverdeling voor Big Deals binnen UKB-verband deels gebaseerd op
de omvang van het beschikbare acquisitiebudget, wat voor Utrecht nadelig uitvalt. De
UBU had in 2014 17.586 abonnementen op e-journals.
Figuur 9: verdeling van de uitgaven aan elektronische en fysiek materiaal door de UBU, in de
periode 2007-2014.
Het aantal abonnementen op papieren tijdschriften loopt al sinds de eeuwwisseling terug
en steekt inmiddels schril af tegen het aantal e-journals. Binnen de UBU is er beleid dat
tijdschriften indien mogelijk (alleen) in elektronisch format worden aangeschaft.
Papieren tijdschriften worden dan opgezegd en in de meeste gevallen worden de oudere
jaargangen verplaatst naar het depot. Inmiddels zijn veruit de meeste tijdschriften als ejournal beschikbaar gekomen, maar nog altijd neemt het aantal papieren tijdschriften in
de UBU af: sinds 2011 met 40%, tot 1.795 abonnementen in 2014. De UBU volgt daarbij
de trend van vergelijkbare Nederlandse universiteiten.
UITGAVEN AAN DIGITALE EN PAPIEREN BOEKEN
De laatste jaren ging ongeveer 20% van het acquisitiebudget van de UBU naar de
aanschaf van boeken, waarbij er steeds meer e-books werd besteed (zie figuur 9). Sinds
2010 koopt de UBU e-books. Sindsdien stegen de uitgaven aan e-books van ruim 3,1 ton
naar ruim 8,3 ton in 2014. In vergelijking met andere Nederlandse
universiteitsbibliotheken is dat veel. Sterker nog, de UBU geeft meer uit aan e-books dan
welke Nederlandse universiteitsbibliotheek dan ook. Het resultaat was dat de meeste
recente titels die in 2014 toegankelijk waren via de UBU e-books waren. Tot de
meerderheid daarvan had de UBU alleen tijdelijk toegang, via bijvoorbeeld Evidence
Based Selection, een model waarbij uitgevers grote hoeveelheden e-books ter
beschikking stellen aan gebruikers, waarna een UB op basis van gebruik e-books
aankoopt. E-books die niet gekocht worden, verdwijnen weer uit de catalogus. Zo kon
het gebeuren dat er in 2013 meer e-books in de catalogus zaten dan in 2014. Dankzij
deze tijdelijke deals kon de UBU een ongekend groot deel van de recent gepubliceerde
boeken ter beschikking stellen aan de studenten en medewerkers van de UU.
De stijgende uitgaven aan e-books gingen weliswaar ten koste van de aanschaf van
papieren boeken, maar in 2014 ging nog altijd een derde van het boekenbudget hieraan
op. In de periode 2010-2014 daalde de uitgaven aan papieren boeken van ruim 8,7 ton
naar ruim 4,5 ton. Dit bedrag was vergelijkbaar met wat andere Nederlandse
38
universiteiten gemiddeld in 2014 aan papieren boeken uitgaven. Opvallend genoeg
leidde dit bij de UBU tot relatief weinig aanwinsten. Dit komt mogelijk doordat de UBU
vooral hardbacks en wetenschappelijke boeken koopt en minder de doorgaans
goedkopere literaire werken. Bovendien is de UBU erg terughoudend met het accepteren
van geschenken. Maar een echte aanwijsbare reden voor het relatief lage aantal
aanwinsten is er niet. In de periode 2007-2014 daalde het aantal papieren boeken dat
de UBU kocht van 15.295 naar 5.551, een afname van 64%. Een dergelijke daling is bij
alle Nederlandse universiteitsbibliotheken waarneembaar.
Er zijn verschillende redenen dat de UBU nog altijd duizenden papieren boeken per jaar
koopt. De belangrijkste is dat veel titels alleen nog in papieren vorm beschikbaar waren.
Dit hangt sterk samen met de vele taalgebieden die de UBU met haar collectie bestrijkt.
Meer dan 60% van de papieren boeken die door de UBU werd aangeschaft, zijn
Engelstalig, zo’n 20% Nederlandstalig, zo’n 10% Duitstalig en in mindere mate worden
er ook papieren boeken in het Frans, Italiaans en Spaans gekocht. In de nietEngelstalige taalgebieden gaat de opkomst van het e-book relatief traag, of, zoals in de
Romaanse taalgebieden, moet nog grotendeels van de grond komen. Daarnaast speelt
mee dat veel e-books relatief duur zijn of ongunstige gebruiksvoorwaarden hebben, wat
voor de UBU reden kan zijn om een titel in papieren vorm te bestellen, ook als er wel
een e-book beschikbaar is. Bovendien kan het zijn dat een gebruiker expliciet vraagt om
een papieren exemplaar.
Figuur 10: aantal bestelde papieren boeken per faculteit, in de periode 2005-2014.
Er zijn wat betreft het aantal papieren boeken dat gekocht wordt grote verschillen tussen
faculteiten, waarbij vooral de Geesteswetenschappen erbovenuit steekt. Bij
Bétawetenschappen, Diergeneeskunde, Geneeskunde, Geowetenschappen en Sociale
Wetenschappen worden om uiteenlopende redenen steeds minder papieren boeken
gekocht. Over het algemeen voeren de digitale tijdschriften in deze vakgebieden de
boventoon. De boeken die nog worden gekocht worden over het algemeen alleen in
digitale vorm gekocht, uitzonderingen daar gelaten (zoals boeken voor Wiskunde). Dat
39
ligt anders bij de faculteiten REBO en Geestesteswetenschappen. Bij REBO ging in 2014
bijna 80% van de uitgaven aan boeken naar papieren boeken. Maar in dat jaar werden
veruit de meeste papieren boeken gekocht voor Geesteswetenschappen: van de
ongeveer 5.500 aanwinsten waren er zo’n 4.000 bestemd voor deze collectie (zie figuur
10). Daarbij is van belang dat binnen de UU 19,9% van de studenten en 10,4% van de
medewerkers tot de faculteit Geesteswetenschappen behoorden (zie figuur 11).
Figuur 11: Aantallen studenten en medewerkers van de UU, uitgesplitst per faculteit, in 2014, met
daarachter telkens weergegeven welk percentage dit aantal van het geheel vormt.
2014
Aantal studenten
%
Aantal medewerkers
%
Faculteit Bètawetenschappen
4.841
16,7%
921
18,7%
Faculteit Diergeneeskunde
1.429
4,9%
432
8,8%
Faculteit Geesteswetenschappen
5.790
19,9%
515
10,4%
Faculteit Geowetenschappen
2.930
10,1%
451
9,1%
Faculteit REBO
5.342
18,4%
374
7,6%
Faculteit Sociale Wetenschappen
5.436
18,7%
572
11,6%
Faculteit Geneeskunde
3.278
11,3%
1.671
33,9%
Totaal
29.046
4.936
OMVANG EN INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING
Nagenoeg de hele open opstelling van UBU bevindt zich op dit moment op twee locaties,
de UB Uithof en de UB Binnenstad. De UB Uithof werd in 2004 geopend en biedt naast
Algemene en Bijzondere Collecties vooral plaats voor de open opstellingen van de
faculteiten Bètawetenschappen, Diergeneeskunde, Geneeskunde, Geowetenschappen en
Sociale Wetenschappen. De UB Binnenstad werd in 2009 geopend met het inhuizen van
het grootste deel van de open opstelling voor Geesteswetenschappen, twee jaar later
gevolgd door die van de faculteit Rechten, Economie, Bestuurskunde en Organisatie
(REBO). Daarbij staat een deel van de collectie Geesteswetenschappen in De Uithof.
Daarnaast is er in het Hans Freudenthal nog een bibliotheek Wiskunde, welke onderdeel
is van de collectie Bètawetenschappen. Ook zijn er nog kleine opstellingen in het
Studielandschap in het Androclusgebouw en in het UMC voor respectievelijk
Diergeneeskunde en Geneeskunde. In 2014 was de open opstelling in totaal 25.412
meter groot, waarvan 13.375 meter in de UB Uithof en 12.037 meter in de UB
Binnenstad.
De omvang van de open opstelling in de UBU is de afgelopen tien jaar sterk
teruggelopen, waarbij er grote verschillen waren tussen faculteiten. Het aantal banden in
open opstelling op De Uithof liep terug van 866.838 in 2005 naar 398.428 in 2014, een
afname van 54%. In dezelfde periode liep de open opstelling in de Binnenstad terug van
551.850 naar 403.037 banden, een afname van 27%. Vooral de open opstellingen van
Diergeneeskunde, Geneeskunde en Geowetenschappen zijn de laatste jaren veel kleiner
geworden (zie figuur 12). De open opstellingen die minder snel krompen, namen als
gevolg een steeds groter deel van de totale open opstelling in: in 2005 besloegen die
van Geesteswetenschappen en REBO nog 51% van de totale open opstelling voor
faculteiten, wat in 2014 was opgelopen tot 66%.124 De open opstelling
Geesteswetenschappen was veruit het grootst, met in totaal 11.539 meter, verspreid
124
Zie in dit kader ook figuur 11.
40
over beide UBU-locaties. Die van Diergeneeskunde was met 551 meter het kleinst. In
totaal was de open opstelling van de UBU één van de grootste, zo niet de grootste, van
alle Nederlandse universiteitsbibliotheken.
Figuur 12: aantal banden in de open opstelling per faculteit, in de periode 2005-2014.
Een steeds kleiner deel van de collectie staat in de open opstelling, de rest staat in het
depot. Ondanks de omstandigheid dat steeds meer publicaties in digitale vorm worden
aangeschaft, groeit de fysieke collectie natuurlijk nog steeds, in de periode 2005-2014
van ongeveer 3,50 naar 3,64 miljoen banden. In 2005 stond nog 41% van de banden in
de open opstelling, wat in 2014 was gedaald naar 22% - wat in vergelijking met andere
Nederlandse universiteitsbibliotheken bovengemiddeld was. Er vindt een voortdurende
doorstroom plaats van de open opstelling naar het depot, waarbij oudere publicaties die
minder gebruikt worden uit de open opstelling verwijderd worden. Er wordt over het
algemeen gestreefd naar een bezettingsgraad van de open opstelling van rond de
90%.125 De afgelopen jaren werden er naast oudere boeken vooral ook tijdschriften uit
de open opstelling naar het depot verplaatst. Als gevolg bestaat de open opstelling
momenteel vooral uit boeken.
GEBRUIK VAN DE COLLECTIES EN DE OPEN OPSTELLING
De omstandigheid dat de een steeds groter deel van de collectie in digitale vorm wordt
aangeschaft en dat een steeds kleiner deel van de papieren collectie in de open
opstelling staat, heeft effect op het gebruik van de collectie.
125
De UBU Algemene Collecties zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.
41
GEBRUIK VAN DIGITALE PUBLICATIES
Het is evident dat de laatste jaren het gebruik van e-journals binnen de UBU sterk is
toegenomen, maar wie de gebruikers precies zijn is onbekend. Anders dan bij de
papieren collectie, houdt de UBU bij digitaal materiaal weinig gebruikcijfers zelf bij en
vertrouwt op de cijfers die leveranciers en uitgevers aanleveren. Deze geven geen
compleet beeld, zeker niet op het niveau van faculteiten of andere gebruikersgroepen.
Toch is duidelijk dat het gebruik van digitaal materiaal sterk stijgt. Het aantal
raadplegingen van artikelen van de top 5 van meest gebruikte platforms van e-journals
(Elsevier, HighWire Press, Wiley en Springer) is in tien jaar tijd bijna twee-en-een-half
keer zoveel geworden en gestegen naar 5,2 miljoen raadplegingen (zie figuur 13). Dit
hangt vooral sterk samen met het groeiende aanbod van e-journals, want het gemiddeld
aantal raadplegingen per tijdschrift steeg in de periode 2010-2014 veel minder sterk:
het gemiddelde nam in de periode 2010-2012 sterk toe van 193 naar 314, maar daalde
daarna tot 218 raadplegingen per jaar, per tijdschrift.
Figuur 13: aantal geraadpleegde artikelen in digitale tijdschriften bij top-5 platforms, evenals het
totaal daarvan, in de periode 2005-2014.
Ook het gebruik van e-books nam de laatste jaren sterk toe, maar het meten ervan ligt
nog veel gecompliceerder dan bij e-journals. Het aantal raadplegingen van e-books
binnen de UBU stijgt sterk, van ruim 230 duizend tot meer dan 817 duizend
raadplegingen in 2014. Bij deze cijfers moeten een aantal kanttekeningen geplaatst
worden. De belangrijkste is dat waar het bij raadplegingen van e-journals altijd gaat om
het aantal artikelen dat bekeken is, het bij e-books kan gaan om een raadpleging op
titelniveau, hoofdstukniveau of soms zelfs paginaniveau. Het is daarom moeilijk om het
aantal raadplegingen van e-books te duiden. Daarnaast bevatten de cijfers die door
platforms worden aangeleverd soms onverklaarbare schommelingen of gaten. Maar wat
duidelijk is, is dat het gebruik van e-books binnen de UBU in 2013 en 2014 in hoge mate
werd bepaald door enkele grote e-bookpakketten van Springer die toen waren
aangekocht: in 2014 was zelfs meer dan 2 van de 3 e-books die geraadpleegd werden
42
een e-book van Springer. De andere e-books die gebruikt werden, waren vooral e-books
die tijdelijk beschikbaar waren gesteld door deals met EBL, Elseiver, Wiley en
Cambridge.
AANTAL UITLENINGEN VAN PAPIEREN BOEKEN
Het gebruik van papieren publicaties daalt de laatste tien jaar sterk, vooral in de UB
Uithof. In 2005 stonden de meeste papieren boeken die geleend werden in De Uithof.
Tien jaar later stonden veruit de meeste in de open opstelling van de UB Binnenstad (zie
figuur 14). In 2014 waren 28,6% van de uitleningen banden uit de open opstelling in de
UB Uithof en 46,2% uit die in de UB Binnenstad. Daarnaast was ongeveer een kwart van
de uitleningen materiaal uit het depot. Ook deze uitleningen dalen sinds 2010, hoewel er
steeds meer materiaal in het depot kwam te staan. Hierbij is opmerkelijk dat het depot
staat in de UB Uithof, maar sinds 2011 het meeste materiaal uit het depot wordt
afgehaald in de UB Binnenstad.
Figuur 14: aantal uitleningen van papieren banden per UBU-locatie, in de periode 2005-2014.
Gekeken naar het aantal uitleningen zijn er grote verschillen tussen faculteiten, waarbij
vooral Geesteswetenschappen afwijkt. De studenten en medewerkers van
Geesteswetenschappen zijn de laatste jaren verantwoordelijk voor meer dan 50% van de
uitleningen, op gepaste afstand gevolgd door de faculteit REBO met minder dan 20%
van de uitleningen.126 De sterke daling in het aantal uitleningen binnen de UBU is dan
ook vooral het gevolg van een daling in het aantal uitleningen aan
geesteswetenschappers (zie figuur 15). Vooral studenten Geesteswetenschappen zijn in
totaal minder papieren boeken gaan lenen. Voor een deel komt dat doordat zij meer
digitaal materiaal zijn gaan gebruiken. Maar vooral ook hangt dit samen met de
126
Hierbij is van belang dat in 2014 van de UU-medewerkers 10,4 bij Geesteswetenschappen werkte en bij
REBO 7,6%. Bij de UU-studenten was dit respectievelijk 19,9% en 18,4% (zie figuur 11).
43
omstandigheid dat het aantal studenten Geesteswetenschappen sterk is afgenomen in de
periode 2010-2014.127
Figuur 15: totaal aantal uitleningen per faculteit, in de periode 2010-2014.
Gekeken naar het gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker valt opnieuw
op dat die van Geesteswetenschappen veel meer lenen dan die van andere faculteiten
(zie figuur 16 en 17). Bovendien blijkt dat medewerkers over het algemeen meer lenen
dan studenten, op de faculteiten Geneeskunde en Diergeneeskunde (in 2014) na. Een
vergelijkbaar beeld komt naar voren als er per faculteit wordt gekeken naar het
percentage leners dat in een jaar minimaal één publicatie leende. In 2014 was dat bij
medewerkers van Geesteswetenschappen rond de 100%. Bij medewerkers van andere
faculteiten liep dat zeer uiteen, van REBO (57%) tot Geneeskunde (2%). Bij studenten
lag dit percentage bij Geesteswetenschappen rond de 70% en liep het bij de overige
faculteiten uiteen van REBO (41%) tot Diergeneeskunde (25%).128
127
Zie hoofdstuk 6.
Deze percentages zijn indicatief. Het aantal leners wordt gemeten over een heel jaar, terwijl het aantal
studenten en medewerkers een momentopname is.
128
44
Figuur 16: gemiddeld aantal uitgeleende banden per jaar aan medewerkers, in de periode 20102014.
Figuur 17: gemiddeld aantal uitgeleende banden per jaar aan studenten, in de periode 2010-2014.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
In de UBU bestaat de mogelijkheid om banden naar een zogenaamde afhaalkast bij de
balie van de beide UBU-locaties te laten komen, door ze via de catalogus te reserveren.
De student of medewerker gaat dan niet zelf de open opstelling in, maar laat ze door
een medewerker van de UB ophalen, net als voor papieren boeken uit het depot geldt. In
45
2014 werd in de UB Uithof ruim 50% van de uit de open opstelling geleende papieren
boeken zelf door gebruikers uit de kasten werden gehaald. In de UB Binnenstad was dat
minder dan 40%. Voor zowel de UB Binnenstad als UB Uithof geldt dat het percentage
papieren boeken dat door klanten zelf uit de collectie wordt gehaald om te lenen sinds
2011 weer iets toeneemt. Daarbij is opmerkelijk dat rond de 20% van de papieren
boeken die in de UB Binnenstad via de afhaalkast geleend werden, exemplaren uit de
open opstelling van de UB Uithof waren. Dit hangt waarschijnlijk nauw samen met de
plaatsing van de collectie Religiewetenschappen in de UB Uithof, waarvan de meeste
gebruikers in de binnenstad van de stad Utrecht zitten.
Over het algemeen maken vooral medewerkers gebruik van de afhaalkast: bijna de helft
van de medewerkers zegt vaak tot altijd papieren boeken via de catalogus aan te
vragen. Dit percentage lag bij BA-studenten (17%) en MA-studenten (30%) veel lager.
Dit verschil hangt sterk samen met de mate waarin er überhaupt gebruik wordt gemaakt
van de papieren collectie. Studenten zijn primair digitaal georiënteerd en vinden snelle
toegang tot hun literatuur belangrijk. Medewerkers laten zich veel sterker leiden door de
inhoud van literatuur bij de selectie van literatuur. Zij lenen papieren boeken als er een
papieren boek beschikbaar is. Dat wil niet zeggen dat zij geen praktische bezwaren
ondervinden bij het lenen van papieren boeken, zoals de omstandigheid dat er fysiek
naar de UBU gegaan moet worden om materiaal te raadplegen. Een deel van de
medewerkers lost dit deels door op banden naar de afhaalkast te laten komen, wat door
hen als een efficiënte manier wordt ervaren om het materiaal in handen te krijgen. Maar
dit wordt vooral ook gezien als een noodgedwongen alternatief, omdat het volgens
medewerkers niet goed mogelijk is literatuur in de UBU zelf te raadplegen, onder meer
door een gebrek aan raadpleegplekken. Vooral binnen de Geesteswetenschappen
ervaren medewerkers dit als een groot gemis.
Medewerkers komen over het algemeen niet vaak in de UBU, maar als ze er komen dan
maakt een vrij groot deel van hen gebruik van de open opstelling. Ongeveer 60% van de
medewerkers geeft aan slechts maandelijks of zelfs nooit in de UBU te komen. Het feit
dat zij er vrij weinig komen wordt voor een belangrijk deel ingegeven door praktische
overwegingen, zoals de tijdsinvestering die het vraagt om naar de UBU te komen. Maar
zeker ook speelt mee dat een groot deel van de medewerkers de UBU-locaties als het
domein van studenten beschouwen, gericht op studieplekken. Voor een studieplek of het
raadplegen van online literatuur komen de meesten medewerkers nooit naar de UBU,
laat staan om er samen te werken met anderen. Voor al deze zaken hebben zij de
bibliotheek als fysieke ruimte niet nodig. Medewerkers maken in de UBU wel vrij
intensief gebruik van de bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren, iets wat meer
dan de helft van hen frequent tot altijd zegt te doen. Maar wat medewerkers in
vergelijking met studenten vooral veel vaker doen is het zoeken en lezen van papieren
boeken in de open opstelling: ruim 40% van de medewerkers geeft aan dit frequent tot
altijd te doen (zie figuur 18).
46
Figuur 18: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature
from the bookshelves (all respondenten, weergegeven in percentages, N=800).
Het gebruik van de medewerkers die de open opstelling raadplegen loopt uiteen. De
meesten zoeken vooral naar specifieke boeken. Velen van hen (44%) gebruiken de open
opstelling daarnaast vaak of altijd om er te zoeken op onderwerp, maar ook ongeveer
een derde zegt dat zelden tot nooit te doen. Ook het gebruik maken van tijdschriften
loopt onder medewerkers erg uiteen. Ongeveer een derde van de medewerkers geeft
aan vaak tot altijd op zoek te gaan naar specifieke tijdschriften. Een vergelijkbaar deel
zegt dit zelden of nooit te doen, wat ongetwijfeld samenhangt met hoeveel tijdschriften
er in papieren vorm beschikbaar zijn in een vakgebied. Op soortgelijke wijze verschilt
ook het zoeken naar recente literatuur en het gebruik maken van materiaal dat nietuitleenbaar is uit de open opstelling onder medewerkers, al is dit gebruik over het
algemeen veel minder groot.
Hoewel studenten veel vaker dan medewerkers in de UBU komen, ligt het gebruik van de
open opstelling veel lager. Ongeveer 85% van de studenten die de bibliotheek bezoeken
doen dat eenmaal per week of vaker. De meeste studenten maken er altijd gebruik van
studieplekken en veel van hen lezen er online literatuur. Naar de UBU gaan om er samen
te werken met anderen is onder studenten minder populair, al zegt ongeveer een derde
van hen dat frequent tot vaak te doen. Daarnaast geeft ongeveer de helft van de
studenten aan gebruik te maken van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren.
Slechts ongeveer 10% van de studenten zegt de open opstelling vaak of altijd te
gebruiken en 30-40% van hen geeft aan dat zij de open opstelling nooit raadplegen (zie
figuur 18).
De studenten die de open opstelling wel raadplegen, doen dat, net als medewerkers,
vooral om op zoek te gaan naar specifieke boeken. Ongeveer een derde deel van hen
gaat er ook op zoek op onderwerp. Meer dan de helft van de studenten zegt zelden tot
nooit op zoek gaat naar specifieke tijdschriften, wat niet verwondert omdat het
overgrote deel daarvan digitaal beschikbaar is. Maar ook spreekt hier een grote voorkeur
voor het gebruik van digitaal materiaal uit, want ook in vakgebieden waarin er nog wel
papieren tijdschriften zijn, geven veel studenten aan deze zelden of nooit te gebruiken.
Op zoek gaan naar recente literatuur of gebruik maken van materiaal dat nietuitleenbaar is doen de meeste studenten zelden.
47
Figuur 19: what do the books in the library bookshelves mean to you? Answer: to me, books on the
bookshelves create an intellectually stimulating and supportive environment (alle respondenten,
weergegeven in percentages, N=676).
Gezien het verschil tussen studenten en medewerkers als het gaat om het gebruik van
de open opstelling, is het opvallend dat beide groepen de open opstelling waarderen als
bron van informatie en als intellectueel stimulerende omgeving. Ongeveer 59% van de
BA-studenten, 60% van de MA-studenten en 71% van de medewerkers is het er (sterk)
mee eens dat de literatuur in de open opstelling voor hen een belangrijke bron van
informatie is. Dat kan wellicht deels verklaard worden doordat, ook als ze de open
opstelling niet vaak gebruiken, ze er wel soms belangrijke literatuur uit halen. Maar
bovenal zien studenten en medewerkers de open opstelling van de UBU als een
inspirerende, stimulerende omgeving. Slechts een heel klein deel is het hiermee niet
(sterk) eens (zie figuur 19). Ook al worden de kasten vooral gebruikt door een deel van
de medewerkers, vrijwel alle bezoekers vinden dat de papieren boeken rust creëren voor
studeren en kennis uitstralen.
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR
Gezien de voortschrijdende digitalisering van de collectie en de daling van zowel het
aantal papieren publicaties dat wordt aangeschaft als het aantal uitleningen dat wordt
gedaan, is de verwachting dat de open opstelling in de toekomst steeds minder gebruikt
zal worden. Toch zijn er redenen om aan te nemen dat dit beeld genuanceerd moet
worden en vooral dat er grote verschillen zullen blijven tussen disciplines.
AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN
Er is een dalende trend in het aantal papieren boeken dat in de afgelopen jaren voor de
UBU-collectie is aangeschaft. Het aantal gekochte papieren boeken was tot 2010 stabiel
of steeg zelfs. Maar sinds de UBU begon met de aankoop van e-books daalt het aantal
gekochte papieren boeken sterk. Het is de vraag hoe deze trend zich zal voortzetten. In
figuur 20 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is
genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. In alle gevallen zal het aantal
nieuwe papieren boeken voor de collectie de komende tien jaar steeds verder afnemen,
maar als wordt uitgegaan van de meest recente jaren vlakt de tendens het meeste af.
48
Figuur 20: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken door de UBU.
Een factor die invloed zal blijven hebben op de acquisitie van papieren boeken is het feit
dat zo’n 40% van de titels die door de UBU worden gekocht niet-Angelsaksisch is. Buiten
het Engelse taalgebied loopt de beschikbaarheid van e-books achter, al is de
verwachting dat dit de komende tien jaar zal rechttrekken. Uitgevers denken dat pas
rond 2025 alle boeken in zowel papieren als digitale vorm beschikbaar zullen zijn.
Daarnaast is de vraag hoe aantrekkelijk de e-books in de toekomst zullen zijn, zeker als
het gaat om onderwijsmateriaal: het is niet ondenkbaar dat, net als nu, uitgevers voor
dergelijke e-books zo’n hoge prijs zullen vragen dat de papieren variant aantrekkelijker
is om te kopen. Bovendien zal een deel van de gebruikers de komende jaren blijven
vragen om bepaalde publicaties in papieren vorm te kopen, zeker zolang lang lezen op
een scherm als onaantrekkelijk wordt ervaren. Deze factoren zullen er vermoedelijk voor
zorgen dat er weliswaar jaarlijks minder papieren boeken aan de open opstelling
toegevoegd zullen worden, maar ook dat de dalende trend zal afvlakken.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
Het feit dat een steeds groter deel van de literatuur digitaal beschikbaar zal komen en de
open opstelling steeds minder nieuwe titels zal bevatten, zal ongetwijfeld een
versterkend negatief effect hebben op het gebruik ervan. Een indicatie dat dit effect al
gaande is, blijkt uit de trendlijnen in het aantal uitleningen van de open opstelling zoals
deze in figuur 21 zijn weergegeven. Hierbij is met ingang van 2015 jaarlijks het
gemiddelde genomen van het aantal uitleningen van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar
daarvoor.129 Net als bij het aantal gekochte papieren boeken het geval is, is er sprake
van een dalende trend, die afvlakt als wordt uitgegaan van de recente jaren.
129
Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in
plaats van 10) jaar genomen.
49
Figuur 21: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling
van de UBU.
Een deel van de papieren boeken die nu in de open opstelling staan, zal over tien jaar
nog altijd relevant zijn en dus waarschijnlijk ook gebruikt worden. De studenten en
medewerkers gebruiken weliswaar vooral recente literatuur, maar voor een deel van hen
zijn ook oudere boeken van belang. Daarbij geldt dat binnen het ene vakgebied een
publicatie veel sneller veroudert dan in het andere. Binnen Geneeskunde kan een
onderzoek al binnen enkele jaren achterhaald zijn. Binnen Geesteswetenschappen
blijven titels vaak decennialang (of zelfs altijd) relevant. Dit betekent dat een deel van
de titels dat nu in de open opstelling staan in 2025 nog geleend zullen worden, vooral als
zij een geesteswetenschappelijke signatuur hebben. Maar veel andere titels zullen over
tien jaar waarschijnlijk niet of nauwelijks meer geleend worden. Doordat er daarnaast
naar verwachting steeds minder nieuwe papieren boeken door de UBU wordt gekocht,
mag verwacht worden dat zowel bij studenten als medewerkers het gemiddeld aantal
uitleningen jaarlijks verder zal dalen.
Daarbij zal de uitzonderlijke positie van de Geesteswetenschappen waarschijnlijk
gehandhaafd blijven. Als de trend in het gebruik van de open opstelling sinds 2010, het
jaar waarin de UBU begon met het aankopen van e-books, wordt doorgetrokken, valt op
dat in de toekomst uit alle open opstellingen minder boeken geleend zullen worden.
Maar ook dat de verschillen tussen de faculteiten groot zullen zijn (zie figuur 22). Als de
trend wordt doorgetrokken zullen er in 2025 uit sommige open opstellingen nog
nauwelijks papieren boeken geleend worden, zoals van Diergeneeskunde,
Geowetenschappen, Sociale Wetenschappen en Bètawetenschappen. De collectie van
Geesteswetenschappen en in mindere mate die van REBO zouden vermoedelijk nog wel
relatief veel gebruikt worden.
50
Figuur 22: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling
van de faculteiten, gebaseerd op de trend sinds 2010.
51
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT BÈTAWETENSCHAPPEN
Voornaamste bevindingen
Binnen de Bètawetenschappen zijn er twee open opstellingen, namelijk die voor
Wiskunde in het Hans Freudenthal-gebouw en die in de UB Uithof, die qua samenstelling
en gebruik heel verschillend zijn. Het budget dat voor Bètawetenschappen beschikbaar is
wordt vooral besteed aan digitale tijdschriften. Maar voor de bibliotheek Wiskunde
worden er nog relatief veel boeken in gedrukte vorm aangeschaft, mede op verzoek van
de gebruikers die een voorkeur hebben voor het gebruik van papier boven elektronisch.
In deze open opstelling staan ook relatief veel oudere publicaties, zeker in vergelijking
met die in de UB Uithof. De open opstelling in de UB Uithof is gericht op de overige
disciplines binnen de Bètawetenschappen. Afgezien van de boeken die worden gekocht
over de geschiedenis en didactiek van de Natuurwetenschappen, worden er voor deze
collecties amper papieren publicaties gekocht. De gebruikers uit deze disciplines hebben
een sterke voorkeur voor digitaal materiaal, vooral voor e-journals. Daarbij zijn de
verschillen binnen de Bètawetenschappen groot: zo’n 75% van de studenten en
medewerkers leent nooit een papieren band bij de UBU, maar de 25% die dat wel doen,
leent bovengemiddeld veel.
Medewerkers en studenten van deze faculteit gebruiken de open opstelling verschillend.
Het gemiddeld aantal uitleningen van zowel medewerkers als studenten
Bètawetenschappen is laag, omdat zij over het algemeen vooral digitaal materiaal
gebruiken. Veelzeggend is dat de open opstelling van deze faculteit relatief het laagste
aantal uitleningen kende. Maar studenten Bètawetenschappen zijn de laatste jaren niet
veel minder gaan lenen en medewerkers van deze faculteit zelfs meer. Een deel van de
medewerkers heeft een sterke voorkeur voor het raadplegen van literatuur in papieren
vorm, hoewel de meesten digitaal prefereren. De meeste medewerkers gebruiken de
open opstelling echter nauwelijks, vooral omdat zij om praktische redenen weinig de
UBU bezoeken. Daarbij speelt mee dat wiskundigen, voor wie er relatief veel papieren
publicaties beschikbaar zijn, over een eigen open opstelling beschikken in het Hans
Freudenthal-gebouw. De UBU wordt vooral bezocht door studenten, die op hun beurt
aangeven een voorkeur voor digitaal materiaal te hebben. Zij waarderen de open
opstelling vooral als intellectueel stimulerende omgeving. In die zin heeft de open
opstelling voor Bètawetenschappen in de UBU vooral een functie voor studenten, om
voor hen een omgeving te creëren waar rustig kan worden gestudeerd.
Als gezegd zijn er binnen de Bètawetenschappen grote verschillen tussen disciplines,
maar ook is de open opstelling voortdurend aan verandering onderhevig. Deze
verschillen zijn geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende observaties
zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over de Bètawetenschappen als
geheel. In 2015 is de open opstelling Bètawetenschappen in de UB Uithof echter herzien.
Er is ongeveer 650 meter vooral ouder materiaal verplaatst naar het depot, ongeveer
een derde deel van de collectie, om plaats te maken voor studieplekken. Overigens, ook
de open opstelling Wiskunde in het Hans Freudenthal-gebouw is in 2015 sterk
gekrompen in verband met een verbouwing. Er is daar nu nog 576 meter open opstelling
beschikbaar, oftewel 45% van de capaciteit in 2014. Omdat de collectie Wiskunde
onderdeel is van UBU-collectie Bètawetenschappen, is de open opstelling in het Hans
Freudenthal-gebouw meegenomen in het onderzoek.
52
SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
Het overgrote deel van het budget dat voor Bètawetenschappen beschikbaar is, wordt
besteed aan digitale tijdschriften (zie figuur 23). In 2014 werd er op een totaal van
€681.361,- aan papieren tijdschriften €31.919,- uitgegeven en aan papieren boeken
€26.228. Deze uitgaven aan papieren publicaties steken schril af tegenover de uitgaven
aan e-journals (€518.653) en aan e-books (€5.261). Het laat zien dat binnen
Bètawetenschappen niet alleen papieren publicaties, maar ook boeken in het algemeen,
van ondergeschikt belang zijn. NB. De scherpe daling in het facultaire acquisitiebudget in
2011 is een gevolg van de overheveling van budget naar het Big Deals-budget.130
Figuur 23: gerealiseerde uitgaven voor Bètawetenschappen per materiaalsoort, in de periode 20072014.
AANSCHAF VAN PAPIEREN MATERIAAL
In samenspraak met de faculteit Bètawetenschappen worden sinds 2010 veel minder
papieren boeken gekocht. Tot dat jaar schommelde het aantal aangeschafte papieren
boeken jaarlijks sterk, maar sindsdien daalde het geleidelijk van 297 naar 214 (in 2014)
per jaar. Ter vergelijking: in 2005 bedroeg het aantal papieren boeken dat voor
Bètawetenschappen werd gekocht nog 736. Daarbij zijn de verschillen tussen disciplines
groot. Zo worden er voor Wiskunde wel papieren boeken gekocht en voor Farmacie,
Biologie en Scheikunde nauwelijks.
Ondanks de dalende trend in de aanschaf van papieren materiaal, werden voor de
collectie Bètawetenschappen tot en met 2014 meer papieren boeken gekocht dan ebooks. Daarmee week het beeld voor Bètawetenschappen af van de UU-brede trend,
waar het aantal e-books dat van papieren boeken oversteeg. Dit heeft vooral te maken
met de behoeften van een deel van de gebruikers. Vooral binnen Wiskunde en de
Geschiedenis van de Natuurwetenschappen is er onder gebruikers een sterke voorkeur
voor het papieren boek. Ook als er een e-book beschikbaar is, wordt er daarom voor
Wiskunde vaak een papieren boek gekocht. Daarnaast speelt de vraag of boeken
überhaupt als e-book beschikbaar zijn. Vooral boeken die voor onderwijs bedoeld zijn,
blijken regelmatig alleen in papieren vorm beschikbaar. Dit is aan het veranderen. Veruit
130
Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral
gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en
Springer. Daarbij valt wat betreft Bètawetenschappen op dat de gerealiseerde uitgaven structureel lager zijn dan
het beschikbare budget, waardoor de schommelingen in uitgaven minder groot zijn dan die n het budget.
53
de meeste van de papieren boeken die worden gekocht zijn Engelstalig, het taalgebied
waarin de opkomst van het e-book het snelst gaat. Aanvankelijk werden jaarlijks nog
enkele tientallen Nederlandse en ook Duitse papieren boeken gekocht, maar daarvan is
nauwelijks meer sprake.
Daarnaast daalde ook het aantal abonnementen op papieren tijdschriften en boeken, van
760 in 2005 naar 160 in 2014. De daling van het aantal gedrukte abonnementen is het
gevolg van een e-preferred beleid waarbij indien mogelijk papieren abonnementen in
digitale tijdschriften worden omgezet, maar ook van het opzeggen van abonnementen.
Ook het ontdubbelen van abonnementen in 2006-2007 naar aanleiding van het inhuizen
van delen van de collectie Bètawetenschappen in de UB Uithof speelt een rol bij de
daling van het aantal papieren abonnementen. De abonnementen die op dit moment nog
in gedrukte vorm voor Bètawetenschappen lopen, zijn vooral publicaties over de
geschiedenis of didactiek van de Natuurwetenschappen en verenigingstijdschriften.
OMVANG EN INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING
De papieren boeken die voor Bètawetenschappen worden gekocht, worden over het
algemeen geplaatst in de open opstelling. Deze opstelling staat op dit moment op
Wiskunde na in de UB Uithof.131 De open opstelling van Bètawetenschappen is in de
afgelopen 10 jaar gekrompen, met name in het jaar 2007, toen de collecties van de
bibliotheken Natuur- en Sterrenkunde (FYSST) en Informatica (INFOR) werden
opgenomen in de UB Uithof. Een groot deel van die collecties kwam namelijk niet in de
open opstelling, maar werd ondergebracht in de depots. In mindere mate was dit ook in
2006 het geval toen de collecties van de bibliotheek Farmacie, Scheikunde en Biologie
(FSB) werd opgenomen in de UB Uithof. Het aantal banden in de open opstelling liep
terug van 185.360 in 2005 tot 97.383 in 2014, een teruggang van 47%. Uiteraard
werden in deze periode nieuw aangekochte banden in de open opstelling geplaatst, maar
het aantal banden dat naar het magazijn werd verplaatst was groter.
De omstandigheid dat er jaarlijks minder papieren publicaties worden gekocht voor de
collectie Bètawetenschappen, vertaalde zich tot 2014 niet in een daling van het aantal
beschikbare boekenplanken voor de open opstelling. In de periode 2010-2014 was er in
UB Uithof 1.281 meter boekenplank voor Bètawetenschappen beschikbaar. Omdat
ondertussen meer materiaal naar het depot werd verplaatst dan er werd gekocht,
werden de kasten in deze open opstelling langzaam leger, van 33 banden per meter in
2010 naar 31 banden in 2014. Momenteel wordt voor Bètawetenschappen in de UB
Uithof een plankvulling van 90% aangehouden. Deze bezettingsgraad is gemiddeld in
vergelijking met die van de open opstelling van andere faculteiten.
In de open opstelling Bètawetenschappen stonden in 2014 papieren boeken die
gepubliceerd zijn vanaf 1900, maar vooral vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw. De
oudere publicaties zijn vooral wiskundige titels, opgesteld in het Hans Freudenthalgebouw. Voor de meeste deelcollecties die in de UB Uithof staan, geldt namelijk een
jaargrens rond het jaar 2000, waarbij ouder materiaal naar het depot wordt verplaatst.
Ook is er binnen de meeste deelcollecties van de open opstelling Bètawetenschappen
een sterke daling van het aantal titels gepubliceerd na 2000, zeker vanaf 2010, die sterk
131
De collectie Wiskunde bevindt zich op de zevende verdieping van het Hans Freudenthal-gebouw op De
Uithof.
54
samenhangt met de omstandigheid dat er sinds die jaren minder papieren boeken
worden gekocht.
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE
Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de
open opstelling Bètawetenschappen terug. In dit specifieke geval is er sprake van een
afname van 12.561 uitleningen in 2006 naar 5.054 in 2014, een verschil van 60%. Voor
een deel komt dat doordat er minder titels in de open opstelling Bètawetenschappen zijn
komen te staan. Maar vooral ook relatief worden de publicaties in deze open opstelling
minder geleend, zeker de laatste jaren. In de periode 2010-2014 is het aantal
uitleningen als percentage van het aantal banden in deze open opstelling gedaald van
8% naar 5% en daalde het aantal uitleningen per meter boekenplank van 4,5 naar 2,7.
Daarmee was in 2014 de open opstelling Bètawetenschappen van alle faculteiten degene
waaruit relatief het minste aantal titels werd geleend.132
LEENGEDRAG VAN BÈTAWETENSCHAPPPERS
Hoewel de open opstelling Bètawetenschappen zeker niet alleen door
bètawetenschappers gebruikt wordt, zijn de studenten en medewerkers van deze
faculteit wel de voornaamste doelgroep. Binnen deze faculteit Bètawetenschappen leent
ongeveer een kwart van de studenten en medewerkers vrij veel papieren banden.
Driekwart van hen doet dat nooit. In de periode 2010-2014 steeg het percentage
studenten dat minimaal één papieren band per jaar leende van 17,1% naar 28,5%. Maar
het aantal uitleningen aan deze groep daalde in de jaren van 6.447 tot 5.838. In
diezelfde periode daalde het percentage medewerkers van deze faculteit dat jaarlijks
minimaal één titel leende van 32,5% naar 26,6%, al bleef het aantal titels dat zij
leenden constant rond de 3.300. Er is binnen de Bètawetenschappen een grote groep die
nooit titels leent, maar degenen die dat wel doen, zijn inmiddels verantwoordelijk voor
bijna 10% van het aantal uitleningen in de UBU en in absolute aantallen na REBO en GW
de grootste lenersgroep.133
Uit het gemiddeld aantal uitleningen door bètawetenschappers valt niet af te leiden dat
de komst van het e-book in 2010 invloed heeft gehad op het gebruik van de fysieke
collectie (zie figuur 24).134 Voor een deel komt dat doordat voor veel
bètawetenschappers het boek überhaupt geen belangrijk bron van informatie is, omdat
zij vooral gebruik maken van tijdschriften. In welke vorm een boek wordt aangeschaft is
dan minder van belang. Bovendien, de bètawetenschappers die wel papieren boeken
gebruiken, zoals vermoedelijk veel wiskundigen, lenen niet alleen recente, maar ook
oudere publicaties, die tot dusver meestal alleen in papieren vorm beschikbaar zijn.
Gekeken naar het aantal uitleningen in 2014, uitgesplitst op publicatiejaar, blijkt dat
bètawetenschappers papieren boeken lenen die soms al decennia oud zijn – al zijn de
132
Ter volledigheid, het aantal niet-uitleenbare werken in de open opstelling Bètawetenschappen is met 7% het
laagste van alle faculteiten
133
Zie in dit kader ook figuur 11.
134
Wat betreft het gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker behoort de faculteit
Bètawetenschappen in vergelijking tot andere faculteiten tot de middengroep (Geesteswetenschappen buiten
beschouwing gelaten).
55
exemplaren uit de periode 2005-2010 het meest gebruikt.135 Vooral uit de deelcollecties
Wiskunde en Geschiedenis van de Natuurwetenschappen worden nog veel oudere
papieren boeken geleend, overigens de voornaamste deelcollecties van de open
opstelling Bètawetenschappen waarin überhaupt nog oudere titels staan.
Figuur 24: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Bètawetenschappen, in de
periode 2010-2014.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
De studenten van de faculteit Bètawetenschappen bezoeken vooral de UB Uithof en
velen van hen doen dat tweemaal of vaker per week. De meeste medewerkers bezoeken
de bibliotheek eenmaal per maand of zelfs nooit. Voor beide groepen geldt dat de UBU
slechts zelden wordt bezocht om er papieren literatuur uit de open opstelling te zoeken
of te lezen (zie: figuur 25). Een factor die hierbij meespeelt is dat veel wiskundigen, voor
wie papieren boeken belangrijk zijn, waarschijnlijk vooral gebruik maken van de open
opstelling in het Hans Freudenthal-gebouw. Over het algemeen bezoeken
bètawetenschappers (maar vooral de studenten van deze faculteiten) de UBU om er
online naar literatuur te zoeken of gebruik te maken van bibliotheekdiensten, zoals
printen en kopiëren. Maar bovenal komen studenten in de UBU om er gebruik te maken
van een computer of studieplek. Medewerkers komen er vooral om samen te werken.
Dat de open opstelling slechts voor een beperkt deel van de bètawetenschappers een
reden is om de UBU te bezoeken, komt in hoge mate doordat de meeste literatuur die zij
gebruiken digitaal beschikbaar is. Maar er spelen ook andere zaken mee. Voor veel
medewerkers is belangrijk dat zij de afstand van hun werkplek tot de open opstelling te
groot vinden en dat het volgens hen teveel tijd kost om de UB te bezoeken. Sommige
belangrijke tijdschriften willen zij in papieren vorm raadplegen, om er doorheen te
bladeren, maar alleen als deze tijdschriften dichtbij staan. De open opstelling in de UBU
wordt niet de moeite waard gevonden om naar toe te komen, mede omdat deze als
verouderd wordt gezien. Dit speelt ook mee bij studenten, maar bij hen is veel
belangrijker dat ze snel, plaatsonafhankelijk toegang willen hebben tot literatuur en
daarom de voorkeur geven aan digitaal materiaal.
135
Bètawetenschappers zijn meer literatuur gaan lenen die in het depot staat, wat samenhangt met het gegeven
dat er steeds meer (oudere) titels uit de collectie in het magazijn staan
56
Figuur 25: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature
from the bookshelves (Bètawetenschappen, weergegeven in percentages, N=83).
Figuur 26: what do the books in the library bookshelves mean to you? Answer: to me, books on the
bookshelves create an intellectually stimulating and supportive environment (Bètawetenschappen,
weergegeven in percentages, N=63).
De bètawetenschappers die de open opstelling wél gebruiken, doen dat vooral om
specifieke papieren boeken of tijdschriften te raadplegen. Een deel van vooral de
masterstudenten (21%) en wetenschappers (22%) zoekt daarnaast frequent in de open
opstelling op onderwerp. Voor de meeste bètawetenschappers heeft de open opstelling
bovenal een bredere functie, die los staat van het gebruik. De open opstelling wordt als
bron van informatie heel uiteenlopend gewaardeerd. Vooral studenten zien het als een
intellectueel stimulerende omgeving (zie figuur 26). Zij vinden het fijn om tussen
papieren boeken te studeren, omdat het volgens hen voor rust zorgt (ook qua
geluidsdemping) en voor concentratie.
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR
Gezien de voortschrijdende digitalisering van de collectie en de daling van het aantal
papieren publicaties dat wordt aangeschaft, is de verwachting dat de open opstelling in
de toekomst steeds minder belangrijk zal worden.
57
AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN
De afgelopen tien jaar heeft het aantal papieren boeken dat voor Bètawetenschappen is
aangeschaft erg gewisseld. De laatste jaren neemt het geleidelijk af. Het is de vraag hoe
deze trend zich zal voortzetten. In figuur 27 staan drie lijnen waarbij met ingang van
2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar
daarvoor. In alle gevallen zal het aantal nieuwe papieren boeken voor de collectie de
komende tien jaar steeds verder afnemen, maar als wordt uitgegaan van de meest
recente jaren vlakt de tendens het meest af.
Figuur 27: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor
Bétawetenschappen.
Er zijn verschillende redenen om aan te nemen dat het totaal aantal papieren boeken dat
in de toekomst voor Bètawetenschappen gekocht wordt klein zal zijn, maar dat er voor
bepaalde disciplines papieren publicaties aangeschaft zullen blijven worden. Voor de
collectie Bètawetenschappen worden op dit moment vrijwel alleen maar Engelstalige
papieren boeken gekocht, wat het aannemelijk maakt dat de komende jaren een steeds
groter deel van de nieuwe titels die voor deze collectie relevant zijn als e-book
beschikbaar zal komen - los van de vraag of deze e-books qua prijs en
gebruiksvoorwaarden aantrekkelijk zullen zijn. De meeste gebruikers binnen de
Bètawetenschappen zijn erg tevreden over het feit dat literatuur vooral in digitale vorm
wordt aangeschaft. Maar er is binnen deze faculteit ook een groep gebruikers, vooral de
wiskundigen, die expliciet vragen om de aanschaf van papieren boeken. Vooralsnog is er
geen reden om aan te nemen dat dit op korte termijn zal veranderen. Als de huidige
trends zich voortzetten en de omstandigheden ongewijzigd blijven, dan zal de open
opstelling Bètawetenschappen jaarlijks in toenemende mate verouderen, al zal dat
vooral gelden voor de open opstelling in de UB Uithof.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
De omstandigheid dat er binnen Bètawetenschappen ongeveer een kwart van de
studenten en medewerkers vaak papieren boeken lenen en driekwart van hen nooit, zal
invloed hebben op het toekomstig gebruik van de open opstelling. Hoewel de open
opstelling zeker door meer dan alleen gebruikers van deze faculteit gebruikt wordt,
58
vormen de bètawetenschappers toch de voornaamste doelgroep. De algemene
verwachting is dat het aantal uitleningen aan bètawetenschappers steeds verder zal
dalen. Een indicatie daarvoor is zichtbaar in figuur 28. Hierin staan drie lijnen, waarbij
met ingang van 2015 jaarlijks de gemiddelde afname is genomen van het aantal
uitleningen van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.136 Ook hier is er sprake van een
dalende trend, die afvlakt als men uitgaat van de recente jaren.
Figuur 28: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling
Bétawetenschappen.
Er zijn verschillende redenen om aan te nemen dat een deel van de bètawetenschappers
de open opstelling zal blijven gebruiken en het grootste deel niet. De meeste studenten
en medewerkers gebruiken vooral digitaal materiaal en er is geen reden om aan te
nemen dat zij in de toekomst meer papieren publicaties zullen gaan gebruiken. De
bètawetenschappers die wel papieren boeken lenen, zoals de wiskundigen of degenen
die de geschiedenis van de natuurwetenschappen bestuderen, gebruiken relatief veel
oudere papieren boeken, wat betekent dat het feit dat de open opstelling jaarlijks
verouderd minder snel effect zal hebben op het gebruik ervan. Het gegeven dat er
waarschijnlijk steeds minder papieren boeken bij zullen komen, zal uiteindelijk wel een
versterkend effect hebben op de dalende trend in het aantal uitleningen. Hoewel een
deel van de oudere titels ongetwijfeld nog decennialang relevant zal blijven, worden over
het algemeen de nieuwe papieren boeken het meest gebruikt. De verwachting is dat de
open opstelling in de UB Uithof de komende tien jaar nog slechts weinig gebruikt zal
worden. Het gebruik van de open opstelling Wiskunde in het Hans Freudenthal-gebouw
zal hoger zal liggen, maar ook geleidelijk afnemen.
136
Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in
plaats van 10) jaar genomen.
59
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE
Belangrijkste bevindingen:
De open opstelling Diergeneeskunde is de afgelopen tien jaar sterk aan verandering
onderhevig geweest. Binnen Diergeneeskunde wordt al jarenlang vooral budget besteed
aan digitale tijdschriften. Op verzoek van de faculteit wordt een relatief klein aantal
papieren boeken gekocht, waarbij het vooral gaat om studiemateriaal of om publicaties
bestemd voor gebruik in klinieken. Hierbij geldt dat de meeste niet-uitleenbare
publicaties worden geplaatst in het Studielandschap in het Androclusgebouw, waar de
verplichte en aanbevolen studieboeken staan en de referaten. De rest staat in de UB
Uithof, waar sinds 2012 de collectie Diergeneeskunde is ingehuisd. Daarbij is de open
opstelling de laatste jaren meermaals verplaatst, waarbij de omvang van de open
opstelling Diergeneeskunde met 39% is afgenomen, in lijn met de krimp van de
aanschaf van papieren boeken en tijdschriften. De open opstelling Diergeneeskunde was
in 2014 de kleinste van alle faculteiten.
Het gebruik van de open opstelling in de UBU door studenten en medewerkers van
Diergeneeskunde is over het algemeen laag. De veterinairen lenen weinig papieren
publicaties, gemiddeld 1 of 2 per jaar. Dit komt doordat zij vooral digitaal materiaal
gebruiken. Maar ook andere factoren spelen mee. De meeste medewerkers bezoeken de
UBU nauwelijks, vooral om praktische redenen. Studenten komen vaker in de
bibliotheek, maar dat leidt niet tot veel gebruik van de open opstelling. Zij waarderen de
open opstelling vooral als intellectueel stimulerende omgeving. De verwachting is dat de
komende jaren nauwelijks nog nieuwe titels aan de open opstelling Diergeneeskunde in
de UBU toegevoegd zullen worden en het gebruik ervan alsmaar verder zal dalen.
De hiernavolgende observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan
over de open opstelling in de UBU. Deze bevindingen zeggen niets over het gebruik van
de open opstelling het Androclusgebouw, het zogenaamde Studielandschap. NB. Doordat
aan de survey gehouden in het kader van dit onderzoek te weinig studenten en
medewerkers van Diergeneeskunde hebben deelgenomen, is het helaas niet mogelijk om
een representatief beeld te geven van hoe de open opstelling in de UBU precies wordt
gebruikt. De hiernavolgende analyse beperkt zich tot de aspecten waarover wel
voldoende cijfers beschikbaar zijn.
SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
Het overgrote deel van het budget dat voor aankoop van de literatuur voor
Diergeneeskunde beschikbaar is, wordt besteed aan digitale tijdschriften en
databestanden (zie figuur 29). Sinds 2011 wordt het vooral aangewend voor de
vakspecifieke tijdschriften (kleine pakketten en losse abonnementen) en voor een aantal
vakgebiedoverstijgende pakketten die gezamenlijk met Bètawetenschappen en
Geneeskunde worden betaald. Aan papieren boeken en tijdschriften wordt van het
facultaire budget voor Diergeneeskunde slechts een klein deel uitgegeven.
Diergeneeskunde past wat dat betreft in het UBU-brede beeld dat er steeds een groter
deel van het budget aan digitale content (e-journals, e-books en databases) wordt
60
uitgegeven. NB. De daling het budget in 2011 is te verklaren uit de overheveling van het
budget voor de Big Deals.137
Figuur 29: gerealiseerde uitgaven voor Diergeneeskunde per materiaalsoort, in de periode 20082014.138
DE OMVANG EN LOCATIE VAN DE OPEN OPSTELLING
De omvang van de open opstelling Diergeneeskunde is in de loop der jaren sterk
afgenomen, zeker in vergelijking met de situatie van vóór 2007. Tot 2006 was er sprake
van een facultaire ‘bibliotheek Diergeneeskunde’ met een zeer uitgebreide open
opstelling van papieren boeken, vrij veel speciale studieboeken en talloze bijzondere
monografieën (zoals alle Utrechtse en duizenden andere Europese veterinaire
dissertaties). Ook stonden van de meeste tijdschriften nog vele jaargangen op de plank.
Daarnaast was er nog een eigen magazijn met vooral overige ingebonden tijdschriften
en ander ouder materiaal. Alles bij elkaar stonden er toen meer dan 125.000 items,
waarvan ruim 83.000 uitleenbaar.
In 2006-2007 werd de bibliotheek Diergeneeskunde door de faculteit omgevormd in een
Studielandschap. Voorafgaand aan de herinrichting verhuisde het complete magazijn
naar het depot van de UBU, net als de dissertaties en een groot aantal tijdschriftbanden.
Voor de boekencollectie werd een nieuw plaatsingssysteem ontworpen. Ook werd de
collectie opgeschoond op basis van relevantie en actualiteit, waardoor van de papieren
boeken ongeveer de helft eveneens verplaatst werd naar UB-depot. Zo keerden in 2007
slechts zo’n 33.000 items terug in het nieuwe Studielandschap. In de drie jaar daarna
nam de omvang van de open opstelling een klein beetje af. Tegenover de toename van
het aantal papieren boeken stond een verdere afname van het aantal losse en
ingebonden tijdschriften, door het overzetten van abonnementen van papier in digitaal.
137
Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral
gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en
Springer. Afgezien van de overheveling van facultair budget naar het Big Deals-budget, is het acquisitiebudget
voor Diergeneeskunde is in de periode 2007-2010 en 2011-2014 jaarlijks licht gestegen met de inflatiecorrectie.
In 2014 is het budget met ca. 22% afgenomen ten opzichte van het jaar daarvoor. Deze herziening van het
acquisitiebudget hield verband met overschotten in de voorgaande jaren.
138
Deze grafiek is gebaseerd op de cijfers aangeleverd door de faculty liaison Diergeneeskunde.
61
In 2012 moest de uitleenbare collectie definitief wijken uit het Androclusgebouw,
vanwege nieuwe plannen van de faculteit met het Studielandschap. In verband met de
beschikbare ruimte in de UB Uithof werd de collectie voorafgaand aan en gelijktijdig met
de uithuizing verder afgeslankt. De deelcollectie Utrechtse proefschriften werd in zijn
geheel afgestoten, omdat deze ook al compleet in depot aanwezig was. Daarnaast werd
de collectie ingekrompen door aanpassing van de jaargrens voor tijdschriftbanden. In
2012 verhuisden in totaal ongeveer 14.000 items naar de open opstelling in de UB
Uithof. In het Studielandschap resteerden daarna nog 6.000 items, bestaande uit de
verplichte en aanbevolen studieboeken, referaten en een kleine hoeveelheid
naslagwerken.
Al met al is het aantal banden in de open opstelling Diergeneeskunde, die eerst vooral in
het Androclus-gebouw en daarna vooral in de UBU stonden, met 39% gedaald, van
33.267 in 2005 naar 20.292 in 2014. Sinds de open opstelling Diergeneeskunde zich in
2011-2012 grotendeels verplaatste naar de UB Uithof is het aantal beschikbare meters
teruggelopen van 1.069 naar 680. Het totaal aantal beschikbare meters voor deze
collectie, inclusief de studiecollectie en de collectie Lacerta, is nu in de UB Uithof 562
meter en in het Studielandschap 118 meter. Omdat de collectie navenant kromp is de
bezettingsgraad niet veel veranderd in de loop der jaren, namelijk rond de 37 titels per
meter. Daarmee was in 2014 de open opstelling Diergeneeskunde de kleinste, maar ook
één van de meest compacte van alle faculteiten.139
INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING
In de open opstelling Diergeneeskunde staan banden die gepubliceerd zijn vanaf 1900,
maar gekeken naar het publicatiejaar neemt vooral vanaf eind jaren zestig het aantal
publicaties toe. Het zwaartepunt van de open opstelling ligt tussen 1985 en 2010, met
veel standaardwerken op het gebied van onder meer anatomie, fysiologie en
microbiologie, maar ook over de geschiedenis van Diergeneeskunde. Titels gepubliceerd
na 2011 staan veel minder in de open opstelling. Dat komt omdat boeken na 2011 in
principe als e-book worden aangeschaft. Hierdoor daalde het aantal papieren boeken dat
werd gekocht van 222 in 2005 tot 77 in 2014.140 Acquisitie van papieren boeken vindt
eigenlijk alleen nog plaats op speciaal verzoek van de faculteit. Deze exemplaren komen
dan doorgaans niet in de UBU te staan, maar in het Studielandschap of in de klinieken.
Daarbij is van belang dat ongeveer 20% van de titels die in papieren boeken vorm
worden aangeschaft niet-Engelstalig zijn. Vooral ook Nederlandstalige publicaties worden
voor Diergeneeskunde gekocht, maar ook Duitstalige werken. In deze taalgebieden gaat
de opkomst van het e-book minder snel dan in het Engelse.
De papieren tijdschriftencollectie voor Diergeneeskunde groeit niet meer doordat
tijdschriften die digitaal beschikbaar zijn, alleen nog in elektronische vorm worden
aangeschaft. Na de grote digitaliseringslag rond de eeuwwisseling is het aantal gedrukte
tijdschriften geleidelijk verder afgenomen. In 2008 waren er nog 379 papieren
abonnementen, in 2014 nog maar 168.141 Ongeveer een derde deel daarvan bestaat uit
139
Hierbij is de open opstelling voor de UBU Algemene collecties buiten beschouwing gelaten.
Het aantal aangeschafte titels staat niet helemaal gelijk aan het aantal items dat is gekocht. Vooral bij
Diergeneeskunde ligt het aantal titels hoger aangezien er voor deze collectie relatief veel (studie)boeken in
meervoud worden aangeschaft.
141
Figuur 2, in Bijlage 1 - Analyse Collectie Diergeneeskunde + RG: O:\UBU\Projecten\Collectie 2020 UB
Utrecht\Onderzoek\Fase 1 - Verzamelen bestaande gegevens\Resultaten\1-Diergeneeskunde.
140
62
ruil- en geschenkabonnementen, inclusief de collectie Lacerta. 142 De collectie papieren
tijdschriften in de open opstelling bestaat momenteel nog uit de lopende jaargang van
ruim honderd door de faculteit expliciet gewenste titels (de vijf meest actuele
ingebonden jaargangen daarvan).
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE
Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de
open opstelling Diergeneeskunde terug. In dit specifieke geval is er sprake van een
afname van 3.456 uitleningen in 2007 naar 1.264 in 2014, een verschil van ruim
65%.143 Deze terugloop is deels te verklaren uit de toenemende beschikbaarheid van ebooks sinds 2010, maar ook de verhuizing van de uitleenbare collectie van het
Androclusgebouw naar de UB Uithof in 2012 zorgde voor een scherpe daling in het
gebruik. Het aantal uitleningen in relatie tot de omvang van de collectie is laag. In de
periode 2012-2014 (dus na de verhuizing) daalde deze van 10% naar 6%. Daarmee was
in 2014 deze open opstelling op die van Bètawetenschappen na degene waaruit relatief
het minste aantal titels werd geleend. NB. De werken in het Studielandschap in het
Androclusgebouw zijn niet-uitleenbaar en zijn bij deze telling niet meegenomen.
Hoewel de banden uit de open opstelling Diergeneeskunde zeker niet alleen door
veterinairen worden geleend, vormen de studenten en medewerkers van deze faculteit
wel de voornaamste doelgroep van deze open opstelling. Als gekeken wordt naar het
gemiddeld aantal papieren boeken dat studenten en medewerkers Diergeneeskunde
lenen, dan valt vooral op dat ze dat allebei nauwelijks doen (zie figuur 30). In 2014
leende 28,5% van de veterinaire studenten en 17,6% van de medewerkers minimaal
één papieren band per jaar. Net als het totaal aantal leningen dat zij deden is dit
percentage erg laag in vergelijking met de meeste andere faculteiten. Het meest
intensief lenen zij nog papieren banden uit de jaren 2006-2013, al worden ook oudere
publicaties geleend. De publicaties die zij lenen staan in steeds minder mate in de open
opstelling, maar relatief vaker in het depot (vooral als het gaat om oudere
tijdschriftbanden) of in andere collecties (zoals de naslagcollectie in de UBU). De
veterinairen zijn verantwoordelijk voor het laagste aantal uitleningen van alle faculteiten.
Het onderstreept dat de papieren collectie voor veterianairen niet van groot belang is.
Medewerkers komen nauwelijks naar de UBU om de gedrukte publicaties te raadplegen,
omdat de meeste literatuur die zij gebruiken digitaal beschikbaar is. Maar hierbij spelen
ook andere zaken mee. Voor veel medewerkers is belangrijk dat zij de afstand van hun
werkplek tot de open opstelling te groot vinden en dat het volgens hen teveel tijd kost
om de UBU te bezoeken. Sommige belangrijke tijdschriften willen zij in papieren vorm
raadplegen, om er doorheen te bladeren, maar alleen als deze tijdschriften dichtbij
staan. Zij zien de open opstelling in de UBU hooguit als een intellectueel stimulerende
omgeving. Studenten vinden het wel fijn om tussen papieren boeken te studeren, omdat
het volgens hen voor rust zorgt (ook qua geluidsdemping) en voor concentratie.
142
De collectie Lacerta heeft betrekking op Herpetologie en Terrariumkunde
Veterinairen zijn vooral minder gaan lenen uit de open opstelling, terwijl het aantal uitleningen uit het depot
licht daalde.
143
63
Figuur 30: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Diergeneeskunde, in de
periode 2010-2014.
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR
Gezien de inmiddels uitgebreide en waarschijnlijk nog toenemende beschikbaarheid van
digitale boeken en tijdschriften voor het vakgebied Diergeneeskunde, valt te verwachten
dat de open opstelling in de UB Uithof eerder zal krimpen dan groeien. Niettemin is er
nog steeds vraag naar actuele gedrukte boeken, ook náást de digitale versies. Er zal dus
nog wel actualisering van de boekencollectie Diergeneeskunde blijven plaatsvinden,
maar vermoedelijk op een veel lager niveau dan voorheen. Ook de papieren tijdschriften
zijn nog steeds gewenst door de faculteit, vooral in het kader van valorisatie en als backup van de niche-vakbladen (waarvan recente afleveringen meestal wel in de faculteit
aanwezig zijn, maar oudere na verloop van tijd worden weggegooid).
Figuur 31: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor
Diergeneeskunde.
64
Het is de vraag hoe de trend van het aantal papieren boeken dat wordt gekocht zich wat
betreft Diergeneeskunde zal voortzetten. In figuur 31 staan drie lijnen waarbij met
ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3
jaar daarvoor. In alle gevallen zal het aantal nieuwe papieren boeken voor de collectie
de komende tien jaar steeds verder afnemen, maar naarmate wordt uitgegaan van
recentere jaren vlakt de tendens meer af.
Het gegeven dat de open opstelling Diergeneeskunde in de UBU de komende jaren
vermoedelijk steeds minder nieuwe titels zal bevatten, zal ongetwijfeld gevolgen hebben
voor het gebruik ervan. Een indicatie dat dit effect al gaande is, is zichtbaar in de trend
in het aantal uitleningen van de open opstelling Diergeneeskunde (zie figuur 32).144 Er is
duidelijk sprake van een afname van het aantal leningen uit de open opstelling voor
Diergeneeskunde, maar het laat zich moeilijk voorspellen of die daling versneld of juist
geleidelijk zal doorzetten. Het is niet ondenkbaar dat de daling zal afvlakken tot een
laag, maar stabiel leenpeil. Dit zal ook afhangen van de mate waarin de papieren
collectie nog actueel wordt gehouden, aangezien er toch vooral recente papieren boeken
geleend worden. NB. Hiermee zijn geen verwachtingen uitgesproken over het gebruik
van de specifieke studiecollectie in het Studielandschap.
Figuur 32: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling
Diergeneeskunde.
144
Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in
plaats van 10) jaar genomen.
65
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GEESTESWETENSCHAPPEN
Voornaamste bevindingen:
Hoewel er sinds 2010 van het budget Geesteswetenschappen steeds meer aan e-books
wordt besteed en minder aan papieren boeken, worden de papieren boeken door
geesteswetenschappers nog altijd relatief veel gebruikt. Gemiddeld lenen zij in
vergelijking met andere faculteiten nog altijd veel, al neemt dit gemiddelde langzaam af.
Het totaal aantal uitleningen aan geesteswetenschappers daalde wel sterk, maar dat
hangt vooral ook samen met dalende studentenaantallen. Veel van de publicaties die
geesteswetenschappers lenen zijn alleen in papieren vorm beschikbaar. Terwijl de UBU
sinds 2010 e-books koopt, is ruim de helft van de boeken die aan
geesteswetenschappers werden uitgeleend twintig jaar en ouder. Daarnaast speelt mee
dat ongeveer een derde van de aangeschafte papieren boeken verschijnt in taalgebieden
waar de opkomst van het e-book traag gaat. Ook bepaalde typen publicaties verschijnen
nog uitsluitend in gedrukte vorm. Bovendien blijven veel geesteswetenschappers vragen
om aanschaf van papieren boeken, omdat ze bepaalde publicaties liever niet van een
scherm lezen: over het algemeen prefereren ze tijdschriften en bronnen in digitale vorm
en boeken in papieren vorm. Om al deze reden valt te verwachten dat ook in 2025 de
open opstelling nog veel boeken zal bevatten die door studenten en medewerkers
gebruikt gaan worden.
Medewerkers en studenten hechten een verschillend belang aan de open opstelling.
Momenteel onderstrepen vooral de medewerkers het belang ervan. De browsefunctie
van de open opstelling vinden zij van grote waarde bij het zoeken naar literatuur. Toch
maken zij steeds minder gebruik van deze functie, volgens hen vooral omdat er in de
UBU onvoldoende gelegenheid is om papieren boeken te raadplegen. Medewerkers
vragen om die reden relatief vaak papieren boeken via de afhaalkast aan, om de
exemplaren vervolgens op hun werkplek te raadplegen. Studenten zijn wel vaak in de
UBU, maar zij maken veel minder gebruik van de open opstelling. Bij de keuze van
literatuur speelt bij hen het snel en eenvoudig toegang krijgen tot publicaties een grote
rol en zij geven daarom vaak de voorkeur aan digitaal materiaal – behalve als ze veel of
aandachtig moeten lezen. Als deze trend zich voortzet en er geen raadpleegruimte voor
docenten gecreëerd wordt, zal de browsefunctie van de open opstelling steeds minder
gebruikt worden. Ondanks dat de open opstelling Geesteswetenschappen nog veel
relevant materiaal bevat, krijgt deze geleidelijk aan steeds meer alleen de functie van
een intellectueel stimulerende omgeving voor studerende studenten.
Daarbij zijn er binnen de Geesteswetenschappen grote verschillen tussen disciplines.
Deze verschillen zijn geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende
observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over de
Geesteswetenschappen als geheel.
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
Van het voor Geesteswetenschappen beschikbare budget wordt in vergelijking met
andere faculteiten een relatief groot deel uitgegeven aan de aanschaf van boeken (zie
figuur 33). Daarbij stijgt sinds 2010 het bedrag dat aan e-books wordt besteed en dalen
de uitgaven aan papieren boeken, al waren tot aan 2014 de uitgaven aan papieren
boeken hoger dan aan e-books. In dat jaar werd er op een totaal van €825.900,- voor
€266.593,- aan papieren boeken gekocht en voor €192.822,- aan e-books. Ter
66
vergelijking: de UBU als geheel besteedde in datzelfde jaar €451.714,- aan papieren
boeken. Oftewel, van elke euro die er in 2014 door de UBU aan papieren boeken werd
uitgegeven, ging er ongeveer 59 cent naar een exemplaar voor de collectie
Geesteswetenschappen.
Figuur 33: gerealiseerde uitgaven voor Geesteswetenschappen per materiaalsoort, in de periode
2007-2014.
In de periode 2007-2013 heeft er tweemaal een bezuiniging plaatsgevonden op het
acquisitiebudget van Geesteswetenschappen, in 2012 en 2014. In de overige jaren steeg
het budget met de inflatiecorrectie, die overigens ook werd toegepast bij de structurele
bezuiniging van circa €100.000 euro in 2014. De daling van uitgaven in 2011 is te
verklaren uit de overheveling van het budget voor de Big Deals. 145
OMVANG EN LOCATIE VAN DE OPEN OPSTELLING
De papieren boeken die voor Geesteswetenschappen worden gekocht, worden over het
algemeen geplaatst in de open opstelling. Sinds 2009 staan de meeste van deze
collecties in de UB Binnenstad. Belangrijke uitzondering daarop is de collectie
Religiewetenschap, die in 2004 in de UB Uithof werd geplaatst. Dat gold aanvankelijk
ook voor de collectie Wijsbegeerte, maar deze staat sinds 2012 in de UB Binnenstad.
Daarnaast was de collectie Islamitische en Arabische studies tot 2014 onderdeel van de
collectie Religiewetenschap in De Uithof, maar deze staat sindsdien ook in de UB
Binnenstad.
De open opstelling van Geesteswetenschappen is veruit de grootste van alle faculteiten,
ondanks dat deze is gekrompen de afgelopen jaren. In 2005 besloeg deze open
opstelling rond de 40% van de totale open opstelling van de UBU, wat in 2014 zelfs was
opgelopen tot boven de 50%.146 Maar in totaal liep in de afgelopen 10 jaar het aantal
banden in de open opstelling Geesteswetenschappen terug: van 536.956 banden in 2005
145
Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral
gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en
Springer.
146
Hierbij is de open opstelling voor de UBU Algemene collecties buiten beschouwing gelaten. Zie in dit kader
ook figuur 11.
67
tot 383.485 banden in 2014 (een afname van 29%). Deze terugloop hing vooral samen
met het inhuizen van de Letterenbibliotheek (2009) en de collectie Wijsbegeerte (2012)
in de nieuwe UB Binnenstad en met een inkrimping van de collectie
Religiewetenschappen (2012) in de UB Uithof. Het aantal meters boekenplanken dat
beschikbaar was voor de open opstelling Geesteswetenschappen daalde eveneens, in de
periode 2009-2014 met 9%, van 12.711 meter naar 11.539 meter. 147 Doordat zowel het
aantal banden als plankmeters daalde bleef de bezettingsgraad redelijk stabiel, rond de
33 banden per meter. Daarmee was de bezettingsgraad van de open opstelling
Geesteswetenschappen in vergelijking met die voor andere faculteiten iets
bovengemiddeld.
INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING
In de open opstelling Geesteswetenschappen staan publicaties vanaf 1900 (en een klein
aantal van daarvóór), al staan er relatief weinig echt recente werken in. Het aantal
publicaties van na 1945 stijgt naarmate het publicatiejaar van papieren boeken recenter
is, met een duidelijke piek in de publicatiejaren 1989-2000. Publicaties uit de jaren 2011
en later zijn minder goed vertegenwoordigd in de open opstelling. Dit laatste hangt
mogelijk samen met de uitgestelde aanschaf van boeken (een boek uit bijvoorbeeld
2014 wordt niet per se in dat jaar gekocht, maar kan ook in de jaren daarna worden
gekocht), maar ook met de toenemende aanschaf van e-books met ingang van 2010.
Sinds 2010 daalde het aantal papieren boeken dat jaarlijks aan de collectie werd
toegevoegd, van 7.646 in 2010 naar 3.949 in 2014. Een andere factor die van invloed is
geweest, is dat de formatie vakspecialisten bij Geesteswetenschappen sterk afnam. Om
de werkdruk het hoofd te bieden is vaker dan daarvoor besloten om geen losse papieren
boeken te bestellen, maar e-bookspakketten en elektronische bestanden waarvan het
bestellen aanzienlijk minder arbeidsintensief is.
Ook het aantal papieren tijdschriften in de open opstelling daalt. Dit hangt samen met
een terugloop in het aantal lopende papieren abonnementen, van 3.525 in 2005 naar
1.989 in 2014. Dit zijn niet alleen tijdschriften, maar ook veel inschrijvingen op boeken.
Voor een deel komt deze daling door het omzetten van papieren abonnementen in
digitale abonnementen (er is een e-preffered beleid) en voor een ander deel door het
opzeggen van abonnementen.
Toch worden er voor Geesteswetenschappen nog relatief veel publicaties in papieren
vorm gekocht, vooral boeken. Deels komt dat doordat een deel van de gebruikers
expliciet om papieren boeken vraagt, ook als er een e-bookversie beschikbaar is. Zo
wenst de bibliotheekcommissie voor Filosofie dat er papieren boeken worden gekocht als
het gaat om monografieën (die digitaal meestal veel duurder zijn dan de papieren versie
en waarvan vaak grote delen gelezen worden).148 Maar ook zijn veel titels alleen in
papieren vorm beschikbaar. In dit opzicht is van belang dat er voor deze collectie relatief
veel niet-Engelstalige papieren boeken worden aangeschaft, zo´n 30-35%. Daarbij gaat
het vooral om Duitstalige en Nederlandstalige exemplaren, maar ook om Franse,
Italiaanse en Spaanse publicaties. In al deze niet-angelsaksische taalgebieden
verschijnen er relatief weinig e-books (of zelfs nauwelijks e-books als het om het
147
De verhuizing van de collecties naar de UB Binnenstad vond voor deze periode plaats.
Filosofische handboeken en verzamelbanden worden over het algemeen wel digitaal aangeschaft (mits de
voorwaarden en rechten toereikend zijn). Zo heeft iedere collectie binnen Geesteswetenschappen vaak
specifieke speerpunten in het collectioneringsbeleid.
148
68
Romaanse taalgebied gaat). Daarnaast speelt mee dat bepaalde typen publicaties, zoals
muziekwetenschappelijke bladmuziekuitgaven en tentoonstellings- en oeuvrecatalogi,
slechts nog in beperkte mate digitaal beschikbaar komen.
HET GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE
Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de
open opstelling Geesteswetenschappen terug. Het aantal daalde licht in de jaren 20062011, van 95.357 naar 90.092. Pas vanaf 2012 is er een sterker dalende trend, tot
67.908 uitleningen in 2014. Ook relatief worden de publicaties in de open opstelling
Geesteswetenschappen minder geleend, zeker de laatste jaren. In de periode 2010-2014
is het aantal uitleningen als percentage van het aantal banden in de open opstelling
gedaald van 21% naar 18% en daalde het aantal uitleningen per meter boekenplank van
7,2 naar 5,9.149 Daarmee behoorde in 2014 de open opstelling Geesteswetenschappen
overigens samen met die van REBO (19%) en Geneeskunde (18%) tot degene die van
alle faculteiten relatief het hoogste aantal uitleningen hadden. 150
LEENGEDRAG VAN GEESTESWETENSCHAPPERS
Hoewel de open opstelling Geesteswetenchappen zeker niet alleen door
geesteswetenschappers gebruikt wordt, zijn de studenten en medewerkers van deze
faculteit wel de voornaamste doelgroep. Opnieuw valt de uitzonderlijke positie van de
Geesteswetenschappen op. Hoewel het aantal uitleningen, ongetwijfeld onder invloed
van de voortschrijdende digitalisering, aan geesteswetenschappers is gedaald, valt
vooral op dat zij gemiddeld nog altijd veel papieren boeken lenen (zie figuur 34). In die
zin hangt de sterke daling van het totaal aantal uitleningen vooral ook sterk samen met
de daling van het aantal studenten Geesteswetenschappen in de periode 2010-2014, van
7.381 naar 5.790. In lijn daarmee daalde het aantal uitleningen aan studenten
Geesteswetenschappen in dezelfde periode van 75.841 naar 50.667.
Het gemiddeld aantal uitleningen aan geesteswetenschappers is veruit het hoogst van
alle faculteiten. Ter vergelijking: nummer twee in 2014 zijn de studenten en
medewerkers van de faculteit REBO, met respectievelijk gemiddeld 2,4 (GW: 8,8) en 9,1
(GW: 28,9) uitleningen per jaar. Veelzeggend is ook dat het percentage studenten
Geesteswetenschappen dat jaarlijks minimaal één papieren band leent weliswaar
geleidelijk daalt, maar met 70% nog altijd veel hoger is dan dat van andere faculteiten.
Onder medewerkers van de faculteit Geesteswetenschappen is het percentage nietactieve leners zelfs verwaarloosbaar. Studenten en medewerkers Geesteswetenschappen
zijn de afgelopen jaren verantwoordelijk geweest voor meer dan 50% van de uitleningen
binnen de UBU. NB. In 2014 behoorde 10,4% van de UU-medewerkers en 19,9% van de
UU-studenten tot de faculteit Geesteswetenschappen.
149
Daarbij daalt ook het aantal uitleningen door geesteswetenschappers van (de veelal oudere) titels uit het
depot.
150
Ter volledigheid: Het percentage niet-uitleenbare werken in de open opstelling Geesteswetenschappen
bedraagt 17% en is daarmee het hoogst van alle faculteiten.
69
Figuur 34: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Geesteswetenschappen, in de
periode 2010-2014.
Dat tot dusver de komst van het e-book in 2010 niet heeft geleid tot een radicale daling
in het gemiddeld aantal uitleningen door geesteswetenschappers, komt deels doordat
geesteswetenschappers niet alleen recente, maar ook oudere publicaties lenen. Ruim de
helft van de aan geesteswetenschappers uitgeleende papieren banden is gepubliceerd na
1993, de andere (iets minder dan de) helft is van daarvoor. Veel van de oudere
publicaties, die voor Geesteswetenschappen dus van groot belang zijn, zijn binnen de
UBU (vooralsnog) alleen in papieren vorm beschikbaar.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
Het overgrote deel van de studenten Geesteswetenschappen dat naar de UBU (vooral de
binnenstadlocatie) gaat, doet dat tweemaal per week of vaker. Maar ook ruim de helft
van de wetenschappers van deze faculteit geeft aan minimaal eenmaal per week of
vaker de UB Binnenstad te bezoeken en slechts weinig wetenschappers komen er nooit.
Daarmee wijken de medewerkers van Geesteswetenschappen sterk af van die van
andere faculteiten. Ter illustratie: de medewerkers van de faculteit REBO zijn na die van
Geesteswetenschappen degenen die de UBU het intensiefst bezoeken, met ruim een
kwart van hen die aangeeft er minimaal eenmaal per week of vaker te komen. Van de
andere faculteiten ligt het percentage medewerkers dat minimaal wekelijks de UBU
bezoekt tussen de 0 en 10 procent.
De activiteiten van geesteswetenschappers in de bibliotheek zijn uiteenlopend.
Studenten komen vooral naar de UBU om er gebruik te maken van studieplekken en
velen van hen raadplegen er ook online literatuur. Het zoeken en lezen van papieren
boeken uit de open opstelling zeggen vooral BA-studenten niet vaak te doen (zie figuur
35). Dit wijkt sterk af van de medewerkers. Zij komen zelden in de UBU om gebruik te
maken van studieplekken of om online literatuur te lezen. Als het gaat om het zoeken
naar en lezen van papieren boeken in de open opstelling, dan zegt een groot deel van de
MA-studenten (44%) en wetenschappers (58%) dat frequent tot altijd te doen. 151
151
Alle geesteswetenschappers maken intensief gebruik van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren,
terwijl zij relatief weinig in de UBU komen om samen te werken.
70
Figuur 35: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature
from the bookshelves (Geesteswetenschapper, weergegeven in percentages, N=206).
De medewerkers van Geesteswetenschappen geven aan dat browsen langs de kast voor
hen een waardevolle zoekmethode is. Het levert hen vaak nieuwe titels op en het helpt
om snel boeken op geschiktheid te beoordelen door even door fysieke exemplaren te
bladeren. Elektronisch materiaal is bij een deel van de (jongere) medewerkers ook
geliefd, vooral vanwege de toegankelijkheid en doorzoekbaarheid ervan. Maar als er veel
gelezen moet worden, dan prefereert men papier: databases en tijdschriften heeft men
graag digitaal, monografieën niet. Maar bij het raadplegen van de papieren boeken in de
open opstelling ervaren medewerkers knelpunten. Niet iedereen vindt het eenvoudig om
er boeken te vinden, onder meer door onduidelijke signaturen. Ook de
onderwerpsindeling van de open opstelling is niet voor iedereen relevant en de plaatsing
van boeken wordt soms arbitrair gevonden. Het belangrijkste struikelblok voor het
gebruik van de open opstelling voor medewerkers Geesteswetenschappen is volgens hen
echter het gebrek aan plaatsen om literatuur uit de open opstelling te raadplegen. De
studieplekken zijn vrijwel voortdurend bezet door studenten en er zijn bijvoorbeeld
weinig uitschuifplanken om een papieren boek op te leggen om het (desnoods staand)
door te bladeren. Om deze reden vragen veel wetenschappers papieren boeken via de
catalogus aan in plaats van zelf de open opstelling in te gaan.
Dat vooral BA-studenten de open opstelling minder gebruiken dan wetenschappers,
komt doordat er volgens hen veel praktischer alternatieven zijn. Papieren boeken die
nodig zijn voor de studie worden gemakshalve via de catalogus aangevraagd. Bovendien
gaat de voorkeur van studenten vaak uit naar digitaal materiaal, vanwege de
toegankelijkheid ervan. Maar ook voor studenten geldt dat als er veel gelezen moet
worden zij dat niet graag van een scherm doen. Over het algemeen vinden zij het geen
probleem als de UBU een digitaal exemplaar bezit, maar zij willen dan wel de optie om
digitaal materiaal te printen, zodat ze eventueel op papier aantekeningen kunnen maken
bij literatuur die ze raadplegen.
71
Figuur 36: what do you do if you browse the library bookshelves? Answer: search by subject
(Geesteswetenschappen, weergegeven in percentages, N=203).
De manieren waarop geesteswetenschappers de open opstelling gebruiken loopt uiteen.
De meesten zoeken in de open opstelling naar een specifiek boek, maar ook het zoeken
op onderwerp komt relatief vaak voor (zie: figuur 36). Het zoeken naar een specifiek
tijdschrift komt minder vaak voor, wat niet verbaast omdat deze in toenemende mate
alleen digitaal beschikbaar zijn. Daarnaast gebruiken geesteswetenschappers de open
opstelling minder vaak om recente literatuur te zoeken of om gebruik te maken van nietuitleenbaar materiaal. Binnen de Geesteswetenschappen wordt de open opstelling als
bron van informatie gewaardeerd. Maar ook zien zowel studenten als medewerkers van
deze faculteit de open opstelling als een intellectueel stimulerende omgeving, waar
prettig gestudeerd kan worden.
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR
Gezien de voortschrijdende digitalisering van de collectie, de daling van het aantal
papieren publicaties dat wordt aangeschaft en het gegeven dat geesteswetenschappers
langzaam gemiddeld minder gaan lenen, is de verwachting dat de open opstelling in de
toekomst steeds minder gebruikt zal worden. Toch zal de Geesteswetenschappen
vermoedelijk nog lang een uitzonderlijke positie hebben als het gaat om de
samenstelling en het gebruik van de collectie.
AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN
De afgelopen tien jaar was het aantal papieren boeken dat voor Geesteswetenschappen
is aangeschaft erg wisselvallig. De laatste jaren neemt het geleidelijk af. Het is de vraag
hoe deze trend zich zal voortzetten. In figuur 37 staan drie lijnen waarbij met ingang
van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar
daarvoor.152 Gezien deze trends ligt het in de lijn der verwachting dat het aantal
152
Tabblad ‘Toekomstvoorspellingen’, invoices2005-2014-versiezonderformules.xlsx, in:
O:\UBU\Projecten\Collectie 2020 UB Utrecht\Onderzoek\Fase 1 - Verzamelen bestaande
gegevens\Resultaten\0-Data
72
papieren boeken dat jaarlijks wordt gekocht steeds verder zal afnemen. Maar er zijn
factoren die dit tegenspreken of deze tendens in ieder geval zullen afremmen.
Een factor die invloed kan hebben op de toekomstige verhouding tussen papieren en
digitale boeken die worden aangeschaft, is dat er binnen de faculteit
Geesteswetenschappen op langere termijn een bevriezing (en mogelijk zelfs ombuiging)
wordt voorzien van het budget. Dit kan gevolgen hebben voor de aanschaf van gedrukte
boeken wanneer bij stagnatie of krimp van het budget kritischer gekeken gaat worden
naar de prijsverhouding van papieren boeken en e-books. In de periode 2010-2014 is er
steeds meer aan e-books besteed. Maar als er inderdaad sprake zal zijn van krimpend
budget en de e-books veel duurder blijven, dan is het niet ondenkbaar dat er relatief
meer papieren boeken gekocht moeten worden, om toegang te blijven bieden tot de
nieuwste literatuur.
Figuur 37: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor
Geesteswetenschappen.
Een andere factor die meespeelt is dat bij de toekomstige acquisitie 30-35% van de
titels die voor de collectie Geesteswetenschappen worden gekocht niet-Engelstalig is, uit
taalgebieden waar de opkomst van het e-book relatief traag gaat. Er is vooralsnog
weinig reden om aan te nemen dat dit ingrijpend zal veranderen. Bovendien zullen veel
Geesteswetenschappers blijven vragen om papieren boeken, zeker zolang lang lezen op
een scherm als onaantrekkelijk wordt ervaren.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
De verwachting is dat de komende jaren het gebruik van de open opstelling
Geesteswetenschappen geleidelijk zal dalen. Hiervoor zijn een aantal redenen. Hoewel in
vergelijking met andere faculteiten er nog veel papieren boeken gekocht zullen worden,
zal de open opstelling de komende jaren steeds meer oudere titels gaan bevatten. Deze
titels worden over het algemeen minder gebruikt. Daarnaast zal het feit dat een steeds
groter deel van de literatuur digitaal beschikbaar zal komen, ongetwijfeld een negatief
effect hebben op het gebruik van de open opstelling. Deze gevolgen zullen waarschijnlijk
slechts heel geleidelijk merkbaar worden. De papieren titels in de open opstelling voor
73
Geesteswetenschappen worden relatief goed gebruikt. Bovendien, het gegeven dat op dit
moment ongeveer de helft van de titels die door Geesteswetenschappers worden
geleend ruim 20 jaar en ouder is, doet vermoeden dat ook in 2025 veel titels die in de
open opstelling staan voor studenten en medewerkers relevant zullen zijn.
Figuur 38: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling
Geesteswetenschappen.
Ook over tien jaar zal een groot deel van de uitleningen binnen de UBU papieren boeken
uit de open opstelling Geeswetenschappen betreffen. Een indicatie hoe hoog dit aantal
uitleningen zou kunnen zijn, is weergegeven in figuur 38. Hierin staan drie lijnen,
waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van het aantal
uitleningen van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.153 Hoe de trend zich zal
voortzetten is sterk afhankelijk van de voornaamste lenersgroep van deze open
opstelling, de geesteswetenschappers. Doordat het gemiddeld aantal papieren boeken
dat zij lenen zo hoog is, zal de trend in het aantal uitleningen meer dan bij andere
faculteiten beïnvloed worden door het aantal studenten en medewerkers. De sterk
dalende trend die in 2010 is ingezet in het aantal uitleningen wordt namelijk niet alleen
veroorzaakt doordat een toenemend aantal e-books wordt gekocht (in plaats van
papieren boeken), maar vooral ook doordat het aantal studenten Geesteswetenschappen
is teruggelopen. In dat opzicht is het interessant dat de faculteit voor de komende jaren
inzet op groei van de instroom. Mede om die reden valt het gebruik van de open
opstelling op dit moment moeilijk te voorspellen, maar zeker zal deze in vergelijking met
andere faculteiten hoog zijn.
153
Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in
plaats van 10) jaar genomen.
74
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GENEESKUNDE
Voornaamste bevindingen:
De open opstelling Geneeskunde is de afgelopen tien jaar sterk gekrompen en wordt niet
meer intensief geactualiseerd. Binnen Geneeskunde wordt de laatste jaren vooral budget
besteed aan digitale tijdschriften. Papieren publicaties, maar vooral ook boeken, zijn
binnen dit vakgebied van ondergeschikt belang. Het aantal papieren boeken dat voor de
collectie Geneeskunde wordt gekocht is dan ook laag en betreft vooral literatuur voor
studenten die (nog) niet online beschikbaar is. Alle publicaties staan sinds 2010 in de
UB Uithof, op enkele (circa 760) aanbevolen studieboeken na, die in het Studielandschap
in het UMC staan. Daarbij geldt dat de omvang van de open opstelling Geneeskunde de
afgelopen jaren sterk gekrompen, met 62%. In 2014 was deze op die van
Diergeneeskunde na het kleinst van alle faculteiten.
Over het algemeen gebruiken de studenten en vooral de medewerkers de open
opstelling weinig, omdat zij vooral digitaal georiënteerd zijn. Doordat het aantal
geneeskundigen zo groot is en de omvang van de open opstelling Geneeskunde relatief
klein is, wordt deze verhoudingsgewijs goed gebruikt. Maar gemiddeld ligt per student
en medewerker het gebruik laag. Medewerkers van het UMC bezoeken de UBU weinig.
Studenten komen er veel vaker, maar dat wil niet zeggen dat zij de open opstelling veel
meer gebruiken. Zij waarderen de open opstelling vooral als intellectueel stimulerende
omgeving, waar prettig gestudeerd kan worden. De verwachting is dat de open
opstelling Geneeskunde in de UBU op korte termijn al (veel) minder gebruikt gaat
worden, omdat geneeskundigen in sterkere mate dan andere faculteiten vooral recent
werken lenen. Steeds minder daarvan zal in de open opstelling komen te staan en steeds
meer zal digitaal beschikbaar komen, waardoor de open opstelling snel zal verouderen.
De hiernavolgende observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en op
trends in de samenstelling en het gebruik van de open opstelling in de UBU. Daaruit kan
niet geconcludeerd worden dat een open opstelling met specifieke literatuur zoals deze
nu in het Studielandschap staat in de toekomst niet gewenst zal zijn. Daarbij geldt dat in
maart 2010 de open opstelling Geneeskunde van het UMC naar de UB Uithof verhuisde.
In het UMC is daarnaast een collectie in het studielandschap gehuisvest, in het Hijmans
van den Bergh-gebouw, met ongeveer 760 niet-uitleenbare titels. Omdat dit
studielandschap door de UBU slechts in beperkte mate wordt beheerd,154 is het niet in
het onderzoek meegenomen. Dit geldt ook voor de circa 40 werkcollecties in het UMC,
die in 2011 uit de catalogus van de UBU zijn verwijderd en nu worden beheerd door de
afdelingen zelf. Tenslotte bevindt zich in het UMC een naslagcollectie, maar deze zal in
de loop van 2016 eveneens in de UB Uithof worden opgenomen, voor zover deze niet al
digitaal beschikbaar is.
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
Het overgrote deel van het budget dat voor de collectie Geneeskunde beschikbaar is,
wordt besteed aan digitale tijdschriften (zie figuur 39). Het aandeel dat wordt uitgegeven
aan gedrukte publicaties was klein en neemt steeds verder af. In 2014 werd er €2.472,(op een totaal van €1.109.926,-) aan papieren tijdschriften en seriewerken uitgegeven
154
Het beheer bestaat er vooral uit dat jaarlijks wordt gekeken of alle titels er nog staan, naast het aanvullen van
de collectie, wat in een enkel geval gebeurt op uitdrukkelijk verzoek.
75
en €6.429,- aan papieren boeken. Dat steekt schril af ten opzichte van de hoge uitgaven
aan e-journals (€797.688,-) en aan e-books (€106.858,-). Meer dan 99% van het
budget van Geneeskunde gaat naar digitaal materiaal. NB. De scherpe daling in het
facultaire acquisitiebudget in 2011 is een gevolg van de overheveling van budget naar
het Big Deals-budget.155
Figuur 39: gerealiseerde uitgaven voor Geneeskunde per materiaalsoort, in de periode 2007-2014.
Het aantal papieren boeken dat voor Geneeskunde wordt gekocht is de laatste jaren
sterk gedaald, waardoor er nog maar weinig publicaties aan de open opstelling worden
toegevoegd. Naslagwerken zijn over het algemeen nauwelijks betaalbaar in e-format en
worden daarom zelden aangeschaft (ook niet in gedrukte vorm). Andere werken worden
in principe alleen aangeschaft wanneer deze digitaal beschikbaar zijn. In 2005 werden er
nog 481 papieren boeken voor deze faculteit gekocht en in 2014 waren dat er nog maar
33. Deze kleine hoeveelheid papieren boeken wordt bij voorkeur geplaatst in de open
opstelling in de UB Uithof en in een enkel geval en alleen op uitdrukkelijk verzoek in het
studielandschap in het UMC. De papieren boeken zijn zowel Engelstalig en
Nederlandstalig, met de afgelopen jaren vaak iets meer Nederlandstalige werken. In de
meeste gevallen gaat het hier om verplichte of aanbevolen boeken voor de opleiding
Geneeskunde. De verplichte literatuur wordt in vijfvoud in de UB Uithof geplaatst en
aanbevolen boeken in drievoud in het studielandschap, in overleg met de faculteit.
Daarnaast is het aantal abonnementen op papieren publicaties voor Geneeskunde
inmiddels vrijwel verwaarloosbaar. Het aantal abonnementen op papieren tijdschriften
en boeken is sterk gedaald, van 334 in 2005 naar slechts 5 in 2014. Voor het grootste
deel is deze daling het gevolg van het omzetten van papieren abonnementen in digitale
abonnementen. Daarnaast komt de daling voor een klein deel door het opzeggen van
abonnementen bij het uithuizen van de collectie van de Medische Bibliotheek. Titels van
uitgevers die hun materiaal niet online aanbieden, zijn in veel gevallen opgezegd, omdat
het te verwachten gebruik van papieren materiaal te laag was: binnen het UMC is er een
sterke voorkeur voor digitaal materiaal.
155
Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral
gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en
Springer. Het totaal beschikbare acquisitiebudget voor Geneeskunde is tot 2014 jaarlijks geïndexeerd.
76
In lijn met het gegeven dat er steeds minder papier werd aangeschaft, is de open
opstelling de afgelopen tien jaar sterk gekrompen. In de open opstelling Geneeskunde
stonden in 2014 voornamelijk nog publicaties uit de periode 2005-2010. Ouder materiaal
is overgeplaatst naar het magazijn. Het aantal banden nam als gevolg daarvan af met
62%, van 77.888 in 2005 naar 29.829 in 2014. Deze krimp heeft vooral plaatsgevonden
in de periode 2007-2010 en was met name het gevolg van het bind- en bewaarbeleid,
waarbij de gedrukte tijdschriften met digitale beschikbaarheid zijn afgestoten. Sinds de
collectie naar de UB Uithof is verhuisd, is de omvang vrij stabiel gebleven.156 Dat geldt
ook voor het aantal beschikbare plankmeters voor deze collectie, sinds 2010 768 meter.
Op die van Diergeneeskunde na was in 2014 de open opstelling Geneeskunde het
kleinste van alle faculteiten.
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE
Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de
open opstelling Geneeskunde terug. In de periode van sterke krimp van de open
opstelling in aanloop naar de verhuizing van de collectie naar de UB Uithof daalde het
aantal uitleningen het snelst, van 27.019 in 2006 naar 7.439 in 2010. Opvallend is dat
daarna het aantal uitleningen veel geleidelijker afnam, tot 5.276 in 2014. Daarbij geldt
vooral ook dat sinds de publicaties in de UB Uithof staan ook relatief steeds minder
geleend worden. In de periode 2010-2014 is het aantal uitleningen als percentage van
het aantal banden in de open opstelling Geneeskunde gedaald van 24% naar 18% en
daalde het aantal uitleningen per meter boekenplank van 9,7 naar 6,9. Deze daling is
aanzienlijk. Maar alleen de open opstelling van de faculteiten Geesteswetenschappen
(18%) en REBO (19%) in 2014 werden in gelijke mate gebruikt en die van de andere
faculteiten veel minder.
LEENGEDRAG VAN DE GENEESKUNDIGEN
Hoewel de open opstelling Geneeskunde niet alleen door geneeskundigen gebruikt
wordt, zijn de studenten en medewerkers van deze faculteit wel de voornaamste
doelgroep. Dat de open opstelling Geneeskunde in vergelijking met die van andere
faculteiten relatief goed gebruikt wordt, heeft dan ook vooral te maken met het grote
aantal geneeskundigen. Als er gekeken wordt naar hoeveel deze gemiddeld lenen, dan
valt bovenal op dat dit gemiddelde laag is (zie figuur 40). De geneeskundigen gebruiken
vooral digitale publicaties. Uitgesplitst op publicatiejaar blijkt bovendien dat
geneeskundigen vooral papieren boeken lenen die heel recent zijn. Papieren publicaties
die ouder zijn, worden veel minder geraadpleegd. Al met al heeft de faculteit
Geneeskunde op Diergeneeskunde na het laagste aantal uitleningen in de UBU, minder
dan 5% van het totaal aantal uitleningen.157
156
Overigens waren tot 2013-2014 in de catalogus ook de titels van de leeszaalcollectie in het WKZ
opgenomen. Deze zijn inmiddels helemaal losgekoppeld van de UBU.
157
Zie in dit kader ook figuur 11.
77
Figuur 40: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Geneeskunde, in de periode
2010-2014.
Hoewel het gemiddeld aantal uitleningen aan zowel medewerkers als studenten laag is,
zijn er toch opvallende verschillen. Opvallend is dat binnen Geneeskunde studenten
gemiddeld (iets) meer lenen dan medewerkers, wat binnen geen enkele andere faculteit
het geval is, behalve in 2014 binnen Diergeneeskunde. Het gebruik van studenten
Geneeskunde wordt voor een belangrijk deel verklaard doordat de verplichte literatuur
voor hun studie in de collectie staat.158 Voor medewerkers is er minder reden de
papieren collectie te raadplegen. Veelzeggend is dat in 2014 slechts 2% van de
medewerkers Geneeskunde minimaal één papieren band leende, veruit het laagste
percentage van alle faculteiten. Dat steekt schril af bij het percentage studenten
Geneeskunde dat minimaal één papieren boek leende, namelijk 36%, wat ten opzichte
van de andere faculteiten overigens een gemiddeld percentage was.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
De studenten Geneeskunde bezoeken vooral de UB Uithof en degenen die dat doen,
doen dat tweemaal of vaker per week. De meeste medewerkers van deze faculteit
bezoeken de bibliotheek eenmaal per maand of zelfs nooit. Voor beide groepen geldt dat
slechts zelden de UBU wordt bezocht om er papieren literatuur uit de open osptelling te
zoeken of te lezen (zie: figuur 41). Studenten Geneeskunde komen er vooral om online
literatuur te lezen, samen te werken met anderen of gebruik te maken van
bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren. Maar bovenal maken zij er gebruik van
een computer of studieplek. De medewerkers Geneeskunde ontplooien vergelijkbare
activiteiten in de UBU, maar in veel mindere mate dan de studenten.
158
Vermoedelijk maken geneeskundigen ook veel gebruik van de collectie Bètawetenschappen, maar dat valt
niet met cijfers te onderbouwen.
78
Figuur 41: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature
from the bookshelves (Geneeskunde, weergegeven in percentages, N=35).
Dat de open opstelling slechts voor een beperkt deel van de geneeskundigen een reden
is om de UBU te bezoeken, komt vooral doordat de meeste literatuur die zij gebruiken
digitaal beschikbaar is. Sterker nog, materiaal dat niet digitaal beschikbaar is, wordt
slechts in beperkte mate aangeschaft omdat het te verwachten gebruik laag is. Maar er
spelen ook andere zaken mee. Voor veel medewerkers is belangrijk dat zij de afstand
van hun werkplek tot de open opstelling te groot vinden en dat het volgens hen teveel
tijd kost om de UBU te bezoeken. Sommige belangrijke tijdschriften willen zij in papieren
vorm raadplegen, om er doorheen te bladeren, maar alleen als deze tijdschriften dichtbij
staan. De open opstelling wordt nauwelijks de moeite waard gevonden om naar de UBU
te komen, mede omdat deze als verouderd wordt gezien. Dit speelt ook mee bij
studenten, maar bij hun is veel belangrijker dat ze snel, plaats onafhankelijk toegang
willen hebben tot literatuur en daarom de voorkeur geven aan digitaal materiaal. Daarbij
kopen studenten de meeste literatuur die zij nodig hebben voor hun studie zelf, in
gedrukte vorm, ook als de bibliotheek het digitaal heeft. Tijdens colleges (anatomie
bijvoorbeeld) gebruiken ze het e-book dat wordt aangeboden door de UBU.
De geneeskundigen die de open opstelling wél gebruiken, doen dat vooral om specifieke
boeken te raadplegen. Een deel van hen (25-30%) maakt soms gebruik van materiaal
dat niet-uitleenbaar is en sommige medewerkers (28%) zoeken daarnaast frequent in de
open opstelling op onderwerp. Andere vormen van gebruik van de open opstelling liggen
beduidend lager. De meeste geneeskundigen geven aan zelden of nooit op zoek te gaan
naar specifieke tijdschriften of recente literatuur, omdat de meeste van deze literatuur
alleen in digitale vorm beschikbaar is en men zichzelf laat attenderen via alerts en emailnotifications (PubMed). De open opstelling wordt als bron van informatie zeer
uiteenlopend gewaardeerd. Studenten Geneeskunde, maar ook de meeste medewerkers,
zien het vooral als een intellectueel stimulerende omgeving (zie figuur 42). Zij vinden
het fijn om tussen papieren boeken te studeren, omdat het volgens hen voor rust zorgt
(ook qua geluidsdemping) en voor concentratie.
79
Figuur 42: what do the books in the library bookshelves mean to you? Answer: to me, books on the
bookshelves create an intellectually stimulating and supportive environment (Geneeskunde,
weergegeven in percentages, N=37).
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR
Gezien de kleine hoeveelheid papieren publicaties die nog aangeschaft worden en het feit
dat de meeste geneeskundigen nog slechts weinig papieren boeken lenen, is de
verwachting dat de open opstelling steeds minder gebruikt zal worden.
AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN
Voor Geneeskunde is het aantal aangeschafte titels de afgelopen tien jaar zo sterk
gedaald dat als deze trend wordt doorgetrokken er weldra geen papieren titels meer
voor deze collectie worden aangeschaft. Maar de vraag is hoe deze trend zich zal
voortzetten. In figuur 43 zouden drie lijnen moeten staan waarbij met ingang van 2015
jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. Alle
drie de jaargemiddelden komen erop neer dat vanaf 2015 er geen papieren boeken meer
gekocht zouden worden (de lijn van de 5- en 10-jarige gemiddelden zitten in de grafiek
‘verborgen onder’ de lijn van het 3-jarige gemiddelde).
Toch zijn er redenen om aan te nemen dat ook in de toekomst nog papieren boeken voor
de collectie Geneeskunde aangeschaft zullen worden, hoewel dit aantal laag zal zijn.
Voor de collectie Geneeskunde wordt op dit moment vooral studiemateriaal in papieren
vorm aangeschaft, waaraan een expliciete wens vanuit de faculteit ten grondslag ligt.
Het is niet ondenkbaar dat ook de komende jaren een deel van de verplichte en
aanbevolen literatuur (in veelvoud) in papieren vorm wordt gekocht, niet in de laatste
plaats omdat de kans reëel is dat de digitale versie onbetaalbaar dan wel nog niet
beschikbaar is. Net als nu zal het vermoedelijk gaan om een klein aantal papieren
boeken, waardoor de open opstelling Geneeskunde in de UB Uithof de komende jaren
snel zal verouderen.
80
Figuur 43: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor
Geneeskunde.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
Het gegeven dat de open opstelling Geneeskunde in de UBU de komende jaren
vermoedelijk nauwelijks nog nieuwe titels zal bevatten, zal gevolgen hebben voor het
gebruik ervan. In figuur 44 staan drie lijnen, waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het
gemiddelde is genomen van het aantal uitleningen uit de open opstelling Geneeskunde
van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.159 Er is duidelijk sprake van een dalende
trend, die afvlakt als men uitgaat van de recente jaren.
Figuur 44: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling
Geneeskunde.
159
Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in
plaats van 10) jaar genomen.
81
Gezien het huidige gemiddelde leengedrag van geneeskundigen is er vooralsnog geen
reden om aan te nemen dat op korte termijn het aantal uitleningen versneld zal dalen.
Het gemiddelde is en blijft laag. Het gegeven dat de open opstelling tot dusver relatief
goed gebruikt wordt, heeft vooral te maken met het grote aantal geneeskundigen en ook
daarin zal in de toekomst vermoedelijk weinig veranderen. Maar het feit dat
geneeskundigen alleen recente werken lenen en de open opstelling in de UBU relatief
snel zal verouderen, doet vermoeden dat binnen enkele jaren de trend in het aantal
uitleningen sterker zal dalen. Hoewel een klein deel van de oudere titels ongetwijfeld nog
lang gebruikt zal blijven, als naslagwerk, mag verwacht worden dat de open opstelling
Geneeskunde in de UBU over tien jaar slechts heel beperkt gebruikt zal worden. NB.
Daarmee is niet gezegd dat een open opstelling met specifieke literatuur, zoals deze nu
in het Studielandschap staat, dan niet gewenst zal zijn.
82
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GEOWETENSCHAPPEN
Voornaamste bevindingen:
De omvang van de open opstelling Geowetenschappen is de laatste jaren sterk
teruggelopen, doordat er veel materiaal naar het depot is verplaatst en er steeds minder
publicaties in papieren vorm worden aangeschaft. Sinds 2010 worden er voor deze
collectie alleen naar aanleiding van een aanschafwens papieren boeken gekocht. Als dit
beleid zich voortzet, dan zal het aantal papieren boeken dat aan de open opstelling
Geowetenschappen wordt toegevoegd de komende jaren steeds verder teruglopen.
Daarbij moet er wel rekening mee worden gehouden dat een deel van de publicaties
voor Geowetenschappen vooralsnog niet als e-book beschikbaar is. Het is niet
onwaarschijnlijk dat er in 2025 om die reden nog steeds boeken in papieren vorm
aangekocht (moeten) worden voor Geowetenschappen, maar dit aantal zal vermoedelijk
klein zijn.
Het gebruik van de open opstelling Geowetenschappen is in vergelijking met die van
andere faculteiten laag en neemt de laatste jaren ook nog eens sterk af. Voor een
belangrijk deel komt dat doordat de geowetenschappers steeds meer digitale literatuur
zijn gaan raadplegen. De open opstelling is daardoor voor hen als bron van informatie
minder interessant geworden. Vooral studenten Geowetenschappen zijn gemiddeld
minder papieren boeken gaan lenen. Zij bezoeken vaak de UBU, maar lezen überhaupt
weinig boeken (en vooral digitale tijdschriften) en zien daarom geen reden de open
opstelling te raadplegen. Medewerkers op hun beurt lenen nog relatief veel papieren
boeken, maar geven aan dat de open opstelling te ver van hun werkplek staat, dat zij de
literatuur die erin staat als verouderd beschouwen en de UBU vooral zien als het domein
van studenten. Als deze trend zich voortzet, dan heeft de open opstelling voor
Geowetenschappen in de toekomst alleen nog een functie voor studenten, om voor hen
een omgeving te creëren waar rustig kan worden gestudeerd.
Daarbij zijn er binnen Geowetenschappen grote verschillen tussen disciplines. Deze
verschillen zijn geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende observaties
zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over de Geowetenschappen als
geheel. In 2015 is de open opstelling van Geowetenschappen echter gehalveerd, om
ruimte te maken voor studieplekken. NB. De kaartencollectie is in 2010 onderdeel
geworden van Bijzondere Collecties en is om die reden buiten beschouwing gelaten.
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
De laatste jaren is ongeveer de helft van het budget voor de collectie Geowetenschappen
naar papieren boeken en vooral e-books gegaan (figuur 45). Opvallend is dat al in het
eerste jaar waarin UBU-breed e-books werden aangeschaft de uitgaven aan e-books bij
Geowetenschappen hoger waren dan die aan gedrukte boeken. In 2014 werd er op een
totaal van €165.441,- voor €17.349,- aan papieren boeken gekocht en voor €65.105,aan e-books. Daarnaast werd er in dat jaar aan papieren tijdschriften €10.939
uitgegeven. NB. De sterke daling in het facultaire budget voor Geowetenschappen in
2011 wordt veroorzaakt door de overheveling van het budget voor Big Deals. 160
160
Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral
gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en
Springer. Het totaal beschikbare acquisitiebudget voor Geowetenschappen stijgt jaarlijks op basis van een
83
Figuur 45: gerealiseerde uitgaven voor Geowetenschappen per materiaalsoort, in de periode 20072014.
AANSCHAF VAN PAPIEREN PUBLICATIES
De laatste jaren worden er steeds minder papieren publicaties gekocht voor
Geowetenschapppen. In 2010 werden er nog 412 papieren boeken aangeschaft voor
deze collectie. In 2014 waren dat er nog maar 101. Dit komt vooral doordat sinds 2010
boeken die niet digitaal beschikbaar zijn alleen nog op basis van een aanschafwens
worden aangeschaft en niet meer op eigen initiatief van de vakspecialist. Daarnaast is
ook het aantal papieren abonnementen op tijdschriften en boeken sterk teruggelopen,
van 708 in 2008 tot 205 in 2014. Zeker tijdschriften die digitaal beschikbaar zijn, worden
alleen in elektronische vorm aangeschaft, al zijn er ook een flink aantal abonnementen
opgezegd. De collectie Geowetenschappen past zo in het UBU-brede beeld dat er steeds
een groter deel van het budget aan digitale content (e-journals, e-books en databases)
wordt uitgegeven.
Dat er ondanks een duidelijke e-preffered beleid toch nog papieren boeken worden
gekocht heeft een aantal redenen. Behalve klantbehoefte speelt ook de beschikbaarheid
van e-books een rol bij de aanschaf van papieren rol. Een relatief groot deel van de
papieren boeken die voor Geowetenschappen worden aangeschaft is niet-Engelstalig en
niet als e-book beschikbaar. Tot 2011 lag het aandeel Engelstalige papieren boeken dat
werd gekocht voor Geowetenschappen rond de 80%. In 2014 was dat teruggelopen tot
iets boven de 50%. Vooral ook Nederlandstalige publicaties worden in papieren vorm
aan de collectie toegevoegd. In dit taalgebied gaat de opkomst van het e-book minder
snel dan in het Engelse. Daarnaast speelt mee dat veel van de Nederlandstalige boeken
niet puur wetenschappelijk zijn. De e-books van deze publicaties zijn vaak alleen voor de
particuliere consument beschikbaar en niet voor bibliotheken.
OMVANG EN INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING
prijsindicatie. In 2008 heeft de faculteit op verzoek van de bibliotheek het budget verhoogd, welke tot en met
2010 opliep tot €342.480,-. Sinds de overheveling van het budget voor budget in 2011 stijgt het facultaire
budget jaarlijks weer met een prijsindicatie – al zijn 2012 enkele onderzoeksgroepen verhuisd van de faculteit
Bètawetenschappen naar de faculteit Geowetenschappen en is hun budget voor de collectie meegekomen.
84
De papieren boeken die voor de collectie Geowetenschappen worden gekocht, worden
over het algemeen geplaatst in de open opstelling. Deze staat sinds 2004 in de UB Uithof
en was in 2014 na die van Geneeskunde en Diergeneeskunde de kleinste van alle
faculteiten. Als percentage van de totale open opstelling van de UBU is zij in de
afgelopen tien jaar bovendien steeds kleiner geworden, tot minder dan 7% van het
totaal.161 Ook het aantal banden in de open opstelling voor Geowetenschappen is in de
afgelopen tien jaar gedaald, van 143.162 in 2005 naar 48.268 in 2014. Voor een
belangrijk deel komt dit door het opheffen van de bibliotheeklocatie van
Aardwetenschappen in 2009. Maar ook is er materiaal naar het depot verplaatst. Vooral
in 2010 daalde het aantal banden in de open opstelling heel sterk, doordat er in dat jaar
een grote hoeveelheid rapporten en ander materiaal uit de open opstelling naar het
depot werd verplaatst. Wat resteerde waren voornamelijk publicaties uitgegeven vanaf
1989, met een piek in 1996. Vooral het aantal banden met publicatiejaren vanaf 2011
was in deze open opstelling laag.
De kasten in de open opstelling Geowetenschappen werden tot aan 2014 steeds leger,
doordat de omvang in plankmeters nagenoeg gelijk bleef. In de periode 2009-2014
daalde het aantal beschikbare boekenplanken v van 2.390 meter naar 2.226 meter.
Omdat het aantal banden in de open opstelling harder daalde dan het aantal beschikbare
meters, nam het aantal banden per meter af van 51 in 2010 naar 26 banden in 2014.
Daarmee was in 2014 de bezettingsgraad van de open opstelling Geowetenschappen na
die van Sociale Wetenschappen de laagste van alle faculteiten binnen de UBU.
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE
Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de
open opstelling Geowetenschappen terug: in dit specifieke geval van 12.533 in 2006
naar 3.648 in 2014, een afname van maar liefst 66%. Voor een deel komt dat doordat er
minder titels in de open opstelling zijn komen te staan. Maar ook relatief worden de
publicaties in deze open opstelling minder geleend, zeker na 2011. In 2010 steeg het
aantal uitleningen als percentage van het totaal aantal banden in de open opstelling tot
14%. Hierna zakte dit percentage tot beneden de 8%. Op vergelijkbare wijze daalde ook
het aantal uitleningen per meter boekenplank, van 3,8 in 2010 naar 2,0 in 2014. Het
relatieve gebruik van de open opstelling Geowetenschappen was in 2014 op die van
Bètawetenschappen (5%) en Diergeneeskunde (6%) na het laagste van alle
faculteiten.162
LEENGEDRAG VAN GEOWETENSCHAPPERS
Hoewel de open opstelling Geowetenschappers door meer dan alleen geowetenschappers
gebruikt wordt, zijn de studenten en medewerkers van deze faculteit de voornaamste
doelgroep. De geowetenschappers waren in 2014 verantwoordelijk voor iets meer dan
6% van het totale aantal uitleningen in de UBU. Daarbij daalde het aantal uitleningen dat
zij deden. Vooral uit de open opstelling leenden zij minder papieren banden. Het aantal
161
Hierbij is de open opstelling voor de UBU Algemene collecties buiten beschouwing gelaten. Zie in dit kader
ook figuur 11.
162
Het percentage niet-uitleenbare werken in de open opstelling Geowetenschappen bedroeg in 2014 14%, wat
binnen de UBU gemiddeld is.
85
uitleningen uit het depot bleef de laatste jaren vrij stabiel. Dit hangt samen met het feit
dat geowetenschappers vooral recente publicaties raadplegen die alleen digitaal
beschikbaar zijn en in de open opstelling ontbreken. Geowetenschappers lenen
daarnaast ook oudere publicaties, die alleen in papieren vorm beschikbaar zijn en voor
een deel in het depot staan.
Het is opvallend dat het aantal uitleningen aan studenten Geowetenschappen sterk daalt
en medewerkers de laatste jaren wat meer zijn gaan lenen. Studenten van deze faculteit
leenden in 2010 nog 7.539 banden, wat in 2014 was teruggelopen tot 3.618. In dezelfde
periode ging het aantal uitleningen aan medewerkers van 1.524 naar 2.600 banden. Ook
gemiddeld zijn in deze faculteit studenten minder en medewerkers meer gaan lenen (zie
figuur 46). Het gemiddelde van de studenten was vergelijkbaar met die van de andere
faculteiten op De Uithof. Medewerkers leenden opvallend meer: na de faculteiten REBO
(9,1) en Geesteswetenschappen (28,9) gemiddeld het meeste van alle faculteiten. Een
mogelijke verklaring voor de stijging van het gemiddeld aantal uitleningen aan
medewerkers Geowetenschappen is dat in 2014 de aardwetenschappers naar het Van
Unnikgebouw zijn verhuisd, waarmee ze veel dichter bij de UBU zijn komen te zitten. De
drempel om naar de UBU te komen is daarmee voor deze groep lager geworden. Maar
omdat het met de verzamelde gegevens niet mogelijk is om het aantal uitleningen op dit
niveau uit te splitsen, kan dit vermoeden niet onderbouwd worden.
Figuur 46: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Geowetenschappen, in de
periode 2010-2014.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
Gezien de tegenstelling in het leengedrag tussen studenten en medewerkers
Geowetenschappen, is interessant te kijken naar wat deze groepen doen als zij de UBU
bezoeken en naar welke rol de open openstelling daarbij speelt. Het overgrote deel van
de studenten van deze faculteit die naar de UBU (vooral de locatie op De Uithof) gaan,
doet dat tweemaal per week of vaker. De meeste medewerkers komen er hoogstens
eenmaal per maand. Studenten gaan er eerder heen om online literatuur te raadplegen,
gebruik te maken van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren, en met anderen
samen te werken, maar bovenal om er gebruik te maken van een studieplek. Onder
medewerkers zijn al deze activiteiten veel minder populair – zeker het online raadplegen
86
van literatuur en het gebruik maken van een studieplek. Alleen het zoeken of lenen van
literatuur uit de open opstelling doen zij vaker dan studenten. 163 Al met al gaat slechts
een minderheid van de geowetenschappers naar de UBU om er papieren boeken te lezen
of te zoeken afkomstig uit de open opstelling (zie figuur 47).
Figuur 47: what do you do when you visit the university library? Answer: search or read literature
from the bookshelves (Geowetenschappen, weergegeven in percentages, N=107).
Opmerkelijk genoeg geeft een deel van de studenten en medewerkers
Geowetenschappen aan dat als ze literatuur bestuderen of vergelijken, ze dat graag in
papieren vorm doen. Ze vinden het over het algemeen prima dat veel van de recente
literatuur digitaal beschikbaar is, zolang er een optie is om deze desgewenst te printen.
De open opstelling wordt daarbij niet als een goed alternatief gezien om literatuur in
handen te krijgen. Het browsen langs de kasten in de UBU wordt weliswaar gemist omdat serendipiteit bij het gebruik van digitale zoeksystemen veel minder is, doordat er
snel te gericht gezocht moet worden om bruikbare zoekresultaten te krijgen - maar is
geen reden om regelmatig naar de bibliotheek te komen. Medewerkers vinden dat de
afstand tot hun werkplek te groot is en stellen dat het aanbod in de bibliotheek niet
actueel genoeg is. Veel papieren boeken worden door hen zelf aangeschaft of geleend
van collega’s. Veel medewerkers zien de UBU bovendien vooral als het domein van
studenten. Op hun beurt geven studenten aan nauwelijks meer de tijd te nemen om een
boek te lezen. Ook in het onderwijs wordt volgens hen het gebruik van boeken
nauwelijks gestimuleerd. Zij zien daarom nauwelijks reden de open opstelling te
raadplegen. Bovendien neemt binnen Geowetenschappen het belang van het boek af: de
meest actuele informatie staat vooral in artikelen.
Van de studenten en medewerkers van Geowetenschappen die de open opstelling wél
gebruiken, gaan er relatief veel op zoek naar specifieke boeken. Althans, ongeveer een
derde van zowel de medewerkers, BA- en MA-studenten doet dat frequent tot altijd (zie
figuur 48). Zoeken op onderwerp in de open opstelling gebeurt veel minder, zeker door
studenten. Maar vooral zoeken geowetenschappers er over het algemeen zelden naar
recente literatuur of naar papieren tijdschriften, omdat recente publicaties en
tijdschriften vooral digitaal beschikbaar zijn Ook maken ze er nauwelijks gebruik van
niet-uitleenbaar materiaal. Gezien dit vrij beperkte gebruik van de open opstelling is het
163
Onder zowel studenten als medewerkers loopt het gebruik van bibliotheekdiensten als printen en kopiëren
erg uiteen (van altijd tot nooit).
87
opvallend dat ongeveer de helft van de studenten en medewerkers Geowetenschappen
de literatuur in de boekenkasten van de UBU een belangrijke bron van informatie vinden.
Maar vooral zien geowetenschappers de open opstelling als een intellectueel
stimulerende omgeving, waar prettig gestudeerd kan worden. Ook degenen die de
papieren boeken weinig gebruiken vinden dat ze autoriteit uitstralen, het idee geven
omringd te zijn door kennis en stilte creëren.
Figuur 48: what do you do if you browse the library bookshelves? Answer: search for specific books
(Geowetenchappen, weergegeven in percentages, N=105).
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR
Gezien de kleine hoeveelheid papieren publicaties die nog aangeschaft worden het feit
dat vooral de meeste studenten Geowetenschappen nog slechts weinig papieren boeken
lenen, is de verwachting dat de open opstelling in de toekomst steeds minder gebruikt
zal worden.
AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN
De afgelopen tien jaar was het aantal papieren boeken dat voor Geowetenschappen is
aangeschaft erg wisselvallig. De laatste jaren neemt het sterk af. De vraag is hoe deze
trend zich zal voortzetten. In figuur 49 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015
jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor.
Daarbij valt op dat als de trends worden doorgetrokken, het in alle gevallen ertoe
zouden leiden dat er binnen enkele jaren geen papieren boeken meer toegevoegd
zouden worden aan de collectie Geowetenschappen.
88
Figuur 49: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor
Geowetenschappen.
Er zijn een aantal redenen om aan te nemen dat het aantal papieren boeken dat de
komende tien jaar voor Geowetenschappen gekocht zal worden klein zal zijn. Door het
beleid om voor de collectie Geowetenschappen alleen papieren boeken aan te schaffen
als daarom gevraagd wordt door klanten, zal het relatief vaak voorkomen dat titels die
alleen in papieren vorm beschikbaar zijn niet gekocht worden. Dit zal overigens steeds
minder vaak voorkomen, doordat de beschikbaarheid van e-books toeneemt. Er zullen
de komende tien jaar ongetwijfeld gebruikers zijn die blijven vragen om papieren
boeken, maar als de huidige trends zich voortzetten dan zal dat telkens verder afnemen.
De open opstelling Geowetenschappen zal vermoedelijk de komende tien jaar jaarlijks
verder verouderen.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
De omstandigheid dat waarschijnlijk een steeds groter deel van de literatuur voor
Geowetenschappen digitaal beschikbaar zal komen en de open opstelling zal verouderen,
zal ongetwijfeld een negatief effect hebben op het gebruik ervan. Een indicatie dat dit nu
al gaande is, blijkt uit de trend van het aantal uitleningen van de open opstelling
Geowetenschappen, zoals weergegeven in figuur 50. Hierin staan drie lijnen, waarbij met
ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van het aantal uitleningen van
respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.164
164
Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in
plaats van 10) jaar genomen.
89
Figuur 50: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling
Geowetenschappen.
Een deel van de papieren boeken die nu in de open opstelling staan, zal over tien jaar
nog altijd relevant zijn en dus waarschijnlijk ook gebruikt worden. Maar alleen de
medewerkers van Geowetenschappen lenen op dit moment gemiddeld veel titels. Bij hen
is er nog behoefte aan de papieren publicaties die de UBU in haar bezit heeft. Veruit de
meeste papieren boeken die nu in de open opstelling staan, zullen echter in 2025 niet tot
nauwelijks meer geleend worden. Doordat het aantal nieuwe titels in de open opstelling
steeds verder zal afnemen, zal het aantal uitleningen waarschijnlijk steeds sneller gaan
dalen. Ongetwijfeld zullen er over tien jaar nog altijd titels geleend worden, maar over
het algemeen zal de open opstelling Geowetenschappen heel weinig gebruikt worden.
90
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT REBO
Voornaamste bevindingen:
De afgelopen tien jaar is de omvang van de open opstelling REBO sterk gekrompen en
wordt er van het budget van deze faculteit steeds minder aan papieren boeken besteed.
Hoewel dit voor een deel samenhangt met het feit dat een steeds groter deel van het
budget naar digitaal materiaal gaat, hangt dit in sterke mate ook samen met het feit dat
het budget van REBO de afgelopen jaren is gekrompen. De krimp is vooral ten koste
gegaan van papieren tijdschriften en van (papieren en elektronische) boeken. Hierbij is
van belang dat er in de nabije toekomst geen verdere bezuinigingen worden voorzien.
Maar er spelen ook andere factoren mee die bepalen hoe snel de papieren collectie van
REBO zal digitaliseren. Op dit moment verschijnt ongeveer de helft van de voor REBO
aangeschafte papieren boeken in het Nederlands, een taalgebied waarin de opkomst van
het e-book traag gaat. Bovendien maakt een deel van vooral de medewerkers van REBO
graag gebruik van papieren boeken, vooral als er veel gelezen moeten worden in de
(soms lijvige) handboeken, hoewel men over het algemeen ook tevreden is over ebooks. Deze factoren zullen er vermoedelijk voor zorgen dat weliswaar jaarlijks minder
papieren boeken aan de REBO collectie zullen worden toegevoegd, maar ook dat het er
in vergelijking met de meeste andere faculteiten nog altijd veel zullen zijn.
Op dit moment wordt de open opstelling goed gebruikt, al zal dat naar verwachting
vooral onder studenten, maar ook onder medewerkers, gaan afnemen. Met het inhuizen
van de collectie REBO in de UB Binnenstad in 2012 is veel materiaal naar het depot
verplaatst. Het deel dat in de open opstelling is blijven staan, wordt goed gebruikt: in
2014 relatief het vaakst van alle faculteiten. Doordat bovendien de studenten en
medewerkers van REBO nog veel titels gebruiken die tot en met een decennium of zelfs
langer geleden gepubliceerd zijn, valt te verwachten dat ook de komende jaren deze
open opstelling veel publicaties zal bevatten die gebruikt gaan worden. Daarbij is van
belang dat medewerkers de open opstelling meer (willen) gebruiken dan studenten,
maar vooral vanwege tijdsgebrek niet veel in de UBU komen. Studenten van REBO
bezoeken wel veel de bibliotheek, maar maken er vooral gebruik van studieplekken. De
literatuur die studenten gebruiken is vaak voorgeschreven door docenten en digitaal
beschikbaar, waardoor zij niet de noodzaak voelen om veel gebruik te maken van de
open opstelling. Als deze tendens zich voortzet dan zal de browsefunctie van de open
opstelling steeds minder gebruikt worden. Ondanks dat de open opstelling REBO nog
veel relevant materiaal bevat, krijgt deze steeds meer alleen nog de functie van een
intellectueel stimulerende omgeving voor studerende studenten.
Daarbij zijn er binnen REBO grote verschillen tussen disciplines. Deze verschillen zijn
geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende observaties zijn vooral
gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over REBO als geheel.
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
Voor de faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie (REBO) zijn er een flink aantal
deelcollecties in de UBU aanwezig. Van het voor deze deelcollecties beschikbare budget
wordt in vergelijking met andere faculteiten een relatief groot deel besteed aan de
aanschaf van papieren boeken (zie figuur 51), na Geesteswetenschappen het meest.
Sinds 2009 daalt echter vrijwel jaarlijks het budget waarvoor papieren boeken worden
gekocht. Opvallend is vooral dat er slechts in beperkte mate e-books in plaats van
91
papieren boeken worden gekocht: er wordt vooral steeds minder aan boeken
uitgegeven. In 2014 werd er op een totaal van €500.250,- voor €89.322,- aan papieren
boeken gekocht en voor €26.390,- aan e-books. REBO steekt vooral steeds meer budget
in databases. Dat is te verklaren doordat veel tijdschriften, handboeken en
naslagwerken op het gebied van Recht als integraal onderdeel van databanken worden
aangeboden. Een belangrijk deel van de uitgaven aan publicaties is daarom “verborgen”
in de uitgaven aan databanken.
Figuur 51: gerealiseerde uitgaven voor REBO per materiaalsoort, in de periode 2007-2014.
AANSCHAF VAN PAPIEREN PUBLICATIES
Het aantal papieren publicaties dat voor REBO wordt aangeschaft is weliswaar relatief
hoog, maar daalt. In 2014 was ongeveer 20% van alle papieren boeken die door de UBU
werden gekocht, bestemd voor de collectie REBO. Het ging daarbij om 1.131 papieren
boeken. Dit waren 43% minder papieren boeken dan vier jaar daarvoor. In 2010 werden
er nog 1.991 papieren boeken aan de REBO-collectie toegevoegd. Op vergelijkbare wijze
is ook het aantal papieren abonnementen op tijdschriften en boeken binnen REBO
gedaald, van 1.167 in 2007 naar 289 in 2014. Deze afname hangt sterk samen met
bezuinigingen. Het totaal beschikbare acquisitiebudget voor REBO schommelde in de
jaren 2007-2013. In tegenstelling tot veel andere faculteiten, waar het budget meesteeg
met de inflatie, is er sinds 2010 bij REBO sprake van een lichte afname van het budget.
In 2011 is een klein deel van het budget overgeheveld naar het Big Deals-budget. Drie
jaar later, in 2014, is het budget door bezuinigingen sterk verlaagd, met 22%.165
Doordat een groot deel van het budget van REBO vastligt in een aantal dure, onmisbare
databestanden is de afname in het budget deels opgevangen door het opzeggen van
papieren abonnementen. Daarnaast is de bezuiniging ten koste gegaan van de aanschaf
van boeken, waarbij er niet alleen minder papieren boeken, maar ook minder e-books
zijn gekocht. Dit verklaart ook waarom REBO afwijkt van het UU-brede beeld dat er
jaarlijks meer aan e-books wordt besteed.
Het gegeven dat er voor de collectie REBO weliswaar steeds minder, maar toch nog altijd
behoorlijk veel papieren boeken worden gekocht, hangt sterk samen met de beperkte
beschikbaarheid van e-books binnen vooral het Nederlands Recht. De aanschaf van
165
Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral
gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en
Springer.
92
gedrukte boeken uitgesplitst naar taal van publicatie laat zien dat de aanschaf van nietEngelstalige boeken bij REBO hoog is, tussen de 40% en 55%. Het gaat hierbij vooral
om Nederlandstalige exemplaren en in mindere mate om Duitse en Franstalige. Het
relatief grote aandeel Nederlandstalige publicaties is het gevolg van de belangrijke
positie van het Nederlands Recht in het onderwijs en onderzoek van deze faculteit.
Binnen dit taalgebied loopt de beschikbaarheid van e-books sterk achter bij het Engelse.
Overigens, ook het prijsverschil tussen papier en digitaal zorgt ervoor dat er soms
gekozen wordt voor een gedrukt exemplaar in plaats van voor een e-book.
OMVANG EN INHOUD OPEN OPSTELLING
De papieren boeken die wel voor REBO worden gekocht, worden over het algemeen
geplaatst in de open opstelling, die de afgelopen jaren sterk is krompen. Sinds 2012
staat deze in de UB Binnenstad. Daarvoor stond deze in de Juridische Bibliotheek, die
met het inhuizen van de REBO-collectie in de UBU werd opgeheven. De open opstelling
REBO vormde de afgelopen tien jaar ongeveer 12% van de totale open opstelling van de
UBU.166 Net als de totale open opstelling, is deze in de periode 2005-2014 gekrompen,
van 146.775 banden in 2005 tot 96.024 banden in 2014, een afname van 35%. Vooral in
2010 was de afname sterk. Toen bekend werd dat de collectie zou verhuizen naar de UB
Binnenstad bleek dat daar maar liefst 42% minder boekenplanken beschikbaar zouden
zijn, 3.051 in plaats van 5.237 meter. In reactie daarop werd ongeveer een derde deel
van de titels van de open opstelling naar het magazijn verplaatst. 167 Door deze
ontwikkeling wisselde de bezettingsgraad van de planken in de open opstelling REBO de
afgelopen jaren sterk.168 In 2014 stonden er 31 banden per meter boekenplank, wat in
vergelijking met die voor andere faculteiten gemiddeld is.
In de open opstelling REBO staan vooral publicaties uit de tweede helft van de twintigste
eeuw, waarvan het aantal toeneemt naarmate het publicatiejaar recenter is, met een
piek in de publicatiejaren 1993-2010. Het aantal publicaties uitgegeven na 2010 ligt
lager. Dit komt vooral doordat er sinds die tijd minder papieren boeken worden gekocht,
als gevolg van de aankoop van e-books, het gegeven dat titels in toenemende mate via
databanken beschikbaar komen en de afname van het budget.
TENDENSEN ROND HET GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de
open opstelling REBO terug (van 33.888 in 2008 tot 18.203 in 2014), maar relatief
gezien wordt deze open opstelling nog goed gebruikt. Sterker nog, sinds de open
opstelling in de UB Binnenstad staat is het aantal uitleningen als percentage van het
aantal banden in de open opstelling gestegen van 18% naar 19% en het aantal
uitleningen per meter boekenplank van 5,3 naar 6,0.169 Daarmee was in 2014 de open
opstelling van REBO degene die van alle faculteiten relatief het meest intensief gebruikt
166
Hierbij is de open opstelling voor de UBU Algemene Collecties buiten beschouwing gelaten. Zie in dit kader
ook figuur 11.
167
De verhuizing van de collecties naar de UB Binnenstad vond voor deze periode plaats.
168
In de aanloop naar de verhuizing van de collectie UB Binnenstad zijn papieren boeken naar het magazijn
verplaatst, waardoor het aantal banden per meter flink afnam tot 22 banden per meter boekenplank. In 2012
werd de collectie ingehuisd en stonden er 35 banden per meter. Omdat de kasten daarmee te vol stonden is
vervolgens nog extra materiaal naar het magazijn afgestoten, waardoor het aantal in 2014 daalde tot 31.
169
Figuur13 en 14, in Bijlage 1 - Analyse Collectie REBO: O:\UBU\Projecten\Collectie 2020 UB
Utrecht\Onderzoek\Fase 1 - Verzamelen bestaande gegevens\Resultaten\1-REBO.
93
werd, (alleen) op de voet gevolgd door die van Geesteswetenschappen en Geneeskunde
(beide 18%).170 De hoge gebruikcijfers hebben te maken met de omstandigheid dat met
het inhuizen van de collectie in de UB Binnenstad de omvang van de open opstelling
sterk is gedaald en minder courant materiaal naar het depot is verplaatst. 171
LEENGEDRAG VAN MEDEWERKERS EN STUDENTEN VAN REBO
Hoewel de open opstelling voor REBO door meer dan alleen medewerkers en studenten
van deze faculteit wordt geraadpleegd, vormen zij wel de voornaamste doelgroep. REBO
was in 2014 verantwoordelijk voor 15,2% van alle uitleningen binnen de UBU. Studenten
en medewerkers van REBO lenen niet alleen recente, maar ook oudere publicaties,
bijvoorbeeld in verband met commentaren op wetten en rechtelijke uitspraken uit
oudere jaren. De open opstelling bevat gekeken naar publicatiejaar vanaf de jaren ’60
van de twintigste eeuw steeds meer publicaties. Maar pas vanaf publicatiejaar 1985
neemt het aantal uitleningen door REBO jaarlijks sterk toe, vooral vanaf 2004, met een
piek in 2012.
Figuur 52: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker REBO, in de periode 20102014.
Het gegeven dat de omvang van de open opstelling is gekrompen en de UBU sinds 2010
vooral e-books koopt, heeft vooralsnog vooral invloed gehad op het leengedrag van
studenten en minder op dat van medewerkers. Gekeken naar het gemiddeld aantal
uitleningen van studenten en medewerkers REBO sinds 2010, valt namelijk op dat alleen
studenten gemiddeld minder zijn gaan lenen (zie figuur 52). In lijn daarmee daalde het
aantal uitleningen aan studenten REBO in dezelfde periode van 21.523 naar 12.889.
Daarentegen heeft het gemiddeld aantal leningen door medewerkers de afgelopen jaren
gevarieerd en is niet gedaald. Het totaal aantal uitleningen aan medewerkers daalde
licht, van 3.533 in 2010 tot 3.391 in 2014. Een vergelijkbare situatie komt naar voren
als er wordt gekeken naar het percentage studenten en medewerkers van REBO dat
170
Ter volledigheid: Het percentage niet-uitleenbare werken in de open opstelling REBO bedraagt 14%, wat
gemiddeld is ten opzichte van andere faculteiten.
171
Veelzeggend is dat medewerkers van REBO in totaal sinds 2010 vooral minder zijn gaan lenen uit de open
opstelling en het aantal uitleningen uit het depot nagenoeg gelijk bleef. Relatief gezien zijn de publicaties in het
depot ten opzichte van die in de open opstelling steeds meer gebruikt.
94
jaarlijks minimaal één papieren band leent: bij studenten daalde dat in de periode 20102014 van 53,8% naar 41,4%. Bij medewerkers nam dat veel minder af, van 61,8% naar
56,7%. Daarmee was het gemiddeld aantal uitleningen door studenten en medewerkers
van REBO het op een na hoogste van alle faculteiten, op gepaste afstand van die van
Geesteswetenschappen.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
Er is een groot verschil tussen studenten en medewerkers van REBO als het gaat om het
gebruik van de open opstelling. Het overgrote deel van de studenten (rond de 80%) van
deze faculteit die naar de UBU (vooral de binnenstadlocatie) gaat, doet dat minimaal
wekelijks. De medewerkers van REBO bezoeken de UBU over het algemeen veel minder:
ongeveer een kwart van hen doet dat wekelijks of vaker, maar de meesten (67%)
maandelijks of minder. Daarbij zegt meer dan de helft van de studenten zelden of nooit
tijdens hun bezoek aan de UBU de papieren literatuur in de open opstelling te zoeken of
te lezen. De helft van de medewerkers geeft juist aan dat frequent of altijd te doen (zie:
figuur 53). Veelzeggend is dat 80% van de studenten REBO in de UBU gebruik maakt
van studieplekken en bijna 70% van de medewerkers dat zelden of nooit doet: er zijn
grote verschillen tussen wat studenten en medewerkers van REBO in de UBU (willen)
doen.172
Figuur 53: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature
from the bookshelves (REBO, weergegeven in percentages, N=130).
Het feit dat medewerkers van REBO relatief weinig naar de UBU gaan, verklaren zij zelf
vooral door te wijzen op tijdgebrek. Om dezelfde reden vragen veel wetenschappers van
deze faculteit (62%) de papieren boeken aan via de catalogus in plaats van zelf de open
172
Hieruit komen ook een aantal andere opvallende zaken naar voren over de activiteiten die studenten ren
medewerkers van REBO ontplooien in de UBU: Tijdens een bezoek aan de UBU wordt vooral door een
meerderheid van de MA-studenten gezocht naar online literatuur. Ongeveer een derde van de BA-studenten en
medewerkers doet dat ook, maar ook ongeveer de helft van hen doet dat nauwelijks of nooit. De meeste MAstudenten en medewerkers (en slechts een derde deel van de BA-studenten) maken in de UBU frequent tot altijd
gebruik van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren. Daarnaast werkt in de UBU ongeveer een derde van
de studenten samen, al doet ook ongeveer een even groot deel van hen dat zelden tot nooit. Medewerkers doen
dat in de UBU slechts heel zelden.
95
opstelling in te gaan. Toch waarderen zij de open opstelling, omdat het vaak toevallige
vondsten oplevert. Bovendien is het volgens hen staand voor een kast betrekkelijk
eenvoudig om snel een overzicht te krijgen van titels die binnen een bepaald onderwerp
beschikbaar zijn. Maar ook ervaren de wetenschappers van REBO dat de open opstelling
daarvoor steeds minder toereikend is, omdat veel recente titels alleen digitaal door de
UBU beschikbaar worden gesteld en dus ontbreken in de kasten. Dat is voor hen
overigens geen aanleiding om de UBU te vragen meer papieren boeken te kopen, om zo
de browsefunctie van de open opstelling in stand te houden. Over het algemeen zijn ze
tevreden over de e-books die door de UBU beschikbaar zijn gesteld. Alleen als ze langer
moeten lezen, bijvoorbeeld in het geval van lijvige handboeken, willen ze graag de
papieren versie van een boek.
Dat studenten veel minder gebruik maken van de open opstelling wordt door de
medewerkers van REBO op twee manieren verklaard. Allereerst wordt er door studenten,
net als door medewerkers, intensief gebruik gemaakt van digitaal materiaal. E-books
worden binnen REBO als heel aantrekkelijk ervaren, onder meer vanwege de
doorzoekbaarheid ervan. Veel docenten schrijven daarnaast juist ook digitaal materiaal
voor in het onderwijs, omdat door de gegarandeerde beschikbaarheid ervan docenten
hogere eisen kunnen stellen aan studenten. Ten tweede wordt veel van de literatuur die
studenten gebruiken voorgeschreven. Sterker nog, veel BA-studenten maken louter
gebruik van publicaties die hen door docenten worden aangedragen en die veelal in
databanken zijn opgenomen. Hierdoor maken zij nauwelijks gebruik van de open
opstelling om op zoek te gaan naar literatuur.173
Figuur 54: what do you do if you browse the library bookshelves? Answer: search for specific books
(REBO, weergegeven in percentages, N=129).
De verschillen tussen medewerkers en studenten REBO zijn ook zichtbaar in de manier
waarop ze de open opstelling gebruiken. Van alle vormen van informatie die zij in de
open opstelling kunnen vinden, komt het zoeken van een specifiek boek onder zowel
studenten als medewerkers het vaakst voor. BA-studenten doet dat opvallend minder
vaak dan MA-studenten en medewerkers. Een groot deel van hen (44%) doet dat zelfs
zelden tot nooit (zie: figuur 54). Eenzelfde beeld komt naar voren als wordt gekeken
173
Helaas was van de samenstelling van deze focusgroep REBO beperkt, waardoor de uitkomsten slechts
beperkt representatief voor de studenten en medewerkers van deze faculteit zijn.
96
naar wie er op zoek gaan naar specifieke tijdschriften en recente literatuur, of wie er in
de open opstelling op onderwerp zoekt. Globaal gezien doet een meerderheid van de BAstudenten dat zelden tot nooit en zegt iets minder dan de helft van de medewerkers dat
frequent tot altijd te doen. De MA-studenten zitten er qua gebruik tussen. Het gebruik
maken van materiaal dat niet-uitleenbaar is, komt overigens onder zowel studenten als
medewerkers het minst vaak voor.
Gezien het uiteenlopende gebruik van de open opstelling is het niet verrassend dat
binnen REBO de open opstelling als bron van informatie wisselend gewaardeerd wordt.
Ongeveer de helft van de BA-studenten is het er (sterk) mee eens dat de open opstelling
voor hun een belangrijke bron van informatie is. Bij MA-studenten is dat 70% en bij
medewerkers zelfs 100%. Dat wil niet zeggen dat een deel van de BA-studenten meent
dat de open opstelling geen waardevolle functie heeft in het gebouw. Vrijwel alle
studenten vinden, net als medewerkers overigens, dat de open opstelling een
intellectueel stimulerende omgeving is, waar prettig gestudeerd kan worden, vooral door
de rust die het creëert.
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR
Gezien de voortschrijdende digitalisering van de collectie, de daling van het aantal
papieren publicaties dat wordt aangeschaft en het gegeven dat vooral studenten van
REBO gemiddeld minder zijn gaan lenen, doet vermoeden dat de open opstelling in de
toekomst minder gebruikt zal worden. Maar er zijn ook redenen om aan te nemen dat
binnen REBO deze ontwikkelingen afgeremd zullen worden.
AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN
Voor REBO was het aantal papieren boeken dat werd aangeschaft tot 2010 vrij stabiel,
maar het neemt de laatste jaren sterk af. De vraag is hoe deze trend zich zal
voortzetten. In figuur 55 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het
gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. In alle gevallen
zal het aantal nieuwe papieren boeken voor de collectie de komende tien jaar steeds
verder afnemen, maar als wordt uitgegaan van de meest recente jaren vlakt de tendens
het meeste af.
Er zijn ook argumenten die ervoor pleiten dat deze ontwikkeling zal afvlakken. Ten
eerste zullen naar verwachting budgettaire redenen er minder voor zorgen dat er
noodgedwongen minder papieren publicaties worden gekocht. Als gezegd is de sterk
dalende trend in de aanschaf van het aantal papieren boeken in de afgelopen jaren
vooral ook het gevolg van het feit dat het budget van REBO is gekrompen, wat vooral
ook ten koste is gegaan van de aanschaf van papieren publicaties. De verwachting is dat
het budget dat voor REBO beschikbaar is de komende jaren min of meer gelijk zal
blijven en met de inflatiecorrectie zal stijgen. Hoewel daardoor naar verwachting het
grootste deel van dit budget naar digitaal materiaal zal blijven gaan, in het bijzonder
naar databases, ligt het niet voor de hand dat om budgettaire redenen er minder aan
papieren boeken besteed zal hoeven worden. Wel zal vermoedelijk, mede ook gezien de
tevredenheid binnen REBO over het digitale materiaal, een steeds groter deel van dit
boekenbudget naar e-books gaan.
97
Figuur 55: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor REBO.
Ten tweede zal de beschikbaarheid van e-books binnen REBO vermoedelijk slechts
geleidelijk toenemen. Bij de toekomstige acquisitie zal meespelen dat ongeveer de helft
van de titels die voor de collectie REBO worden gekocht niet-Engelstalig is. Dit geldt
vooral voor Nederlands Recht, ook in de toekomst een belangrijke discipline binnen
REBO. Dat betekent dat er de komende jaren nog veel publicaties aangeschaft zullen
worden die zijn geschreven in het Nederlands, een taalgebied waarin de opkomst van
het e-book relatief traag gaat. Daarnaast speelt mee dat de vraag is hoe aantrekkelijk de
e-books zijn die worden uitgegeven. Zeker ook binnen bijvoorbeeld Rechten zullen
publicaties die voor de vele rechtenstudenten interessant zijn vooralsnog vaak alleen
tegen een hele hoge prijs digitaal beschikbaar zijn. Bovendien bieden de Nederlandse
juridische uitgevers hun e-books in veel gevallen (nog) niet aan via (betaalbare)
platforms, waardoor de e-books vaak één gelijktijdige gebruiker hebben. Hierdoor ligt
het in de lijn der verwachting dat er de komende tien jaar weliswaar steeds minder
papieren boeken aan de open opstelling worden toegevoegd, maar ook dat de sterk
dalende trend van de afgelopen jaren zal afvlakken doordat veel boeken al dan niet
noodgedwongen in papieren vorm door de UBU gekocht worden.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
Het gegeven dat er (geleidelijk aan) minder papieren boeken aan de open opstelling van
REBO worden toegevoegd, zal ongetwijfeld effect hebben op het gebruik ervan. Dat dit
effect al gaande is, blijkt uit figuur 56. Hierin staan drie lijnen, waarbij met ingang van
2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van het aantal uitleningen van respectievelijk
9, 5 en 3 jaar daarvoor.174 Ook hier is er sprake van een dalende trend, die afvlakt als
men uitgaat van de recente jaren. Hierbij moet er vooral ook rekening mee worden
gehouden dat de open opstelling voor REBO op dit moment relatief goed gebruikt wordt
– sterker nog, het beste van alle faculteiten. Bovendien lenen studenten en
medewerkers van REBO ook veel oudere titels. Vanwege commentaren op wetgeving en
jurisprudentie ‘verouderen’ de juridische boeken niet zo snel: tot 10 jaar na publicatie
174
Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in
plaats van 10) jaar genomen.
98
worden papieren boeken uit de open opstelling relatief goed gebruikt, maar ook daarna
blijven in vergelijking met veel andere faculteiten de titels lang gebruikt worden. Dit doet
vermoeden dat in 2025 het aantal uitleningen uit de open opstelling REBO weliswaar
lager zal liggen dan nu, maar ook dat er nog veel titels in zullen staan die voor
studenten en medewerkers relevant zijn.
Figuur 56: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling
REBO.
99
COLLECTIES VAN DE FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN
Voornaamste bevindingen:
De laatste tien jaar krimpt de omvang van de open opstelling Sociale Wetenschappen en
wordt er een steeds kleiner deel van het budget van de faculteit aan papieren publicaties
besteed. Vermoedelijk zal het aantal papieren boeken dat aan de open opstelling wordt
toegevoegd langzaam afnemen. Maar er moet rekening mee worden gehouden dat een
aanzienlijk deel van de papieren publicaties voor Sociale Wetenschappen Nederlandstalig
is, waarbij het vaak om studiemateriaal gaat. Het is de vraag hoe lang het zal duren
voordat in dit taalgebied alle boeken in elektronische vorm beschikbaar zullen zijn.
Bovendien is studiemateriaal vaak alleen tegen een hoge prijs digitaal beschikbaar. Het
is niet onwaarschijnlijk dat er in de toekomst nog steeds boeken in papieren vorm
aangekocht (moeten) worden voor de collectie, maar dat aantal zal vermoedelijk klein
zijn.
Het gebruik van de open opstelling Sociale Wetenschappen is in vergelijking met die van
andere faculteiten gemiddeld, maar neemt de laatste jaren sterk af. Relatief gezien
worden de titels in de open opstelling minder gebruikt en ook de sociale wetenschappers
zelf zijn gemiddeld minder papieren boeken gaan lenen. Voor een belangrijk deel komt
dat doordat zij steeds meer digitale literatuur zijn gaan raadplegen. De open opstelling is
daarbij voor hen als bron van informatie steeds minder interessant geworden. Hierbij
spelen ook andere factoren een rol. Medewerkers geven bijvoorbeeld aan graag papieren
publicaties te gebruiken, maar vinden dat de open opstelling te ver van hun werkplek
staat, de literatuur die erin staat verouderd is en de UBU vooral te ervaren als het
domein van studenten. Studenten op hun beurt bezoeken wel vaak de UBU, maar
zeggen überhaupt weinig boeken (en vooral digitale tijdschriften) te lezen en daarom
geen reden te zien om de open opstelling te raadplegen. Als deze trend zich voortzet dan
heeft de open opstelling voor Sociale Wetenschappen in de toekomst alleen nog een
functie voor studenten, om voor hen een inspirerende omgeving te creëren waar rustig
kan worden gestudeerd.
Binnen de Sociale Wetenschappen zijn er grote verschillen tussen disciplines. Deze
verschillen zijn geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende observaties
zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over de Sociale Wetenschappen
als geheel.
DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING
Het grootste deel van het budget voor Sociale Wetenschappen gaat naar digitaal
materiaal. Ongeveer een derde van het acquisitiebudget gaat naar boeken, maar het
grootste deel daarvan is bestemd voor e-books (figuur 57). In 2014 werd er op een
totaal van €191.432,- voor €10.585,- aan papieren boeken gekocht en voor €49.299,aan e-books. Daarnaast werd in dat jaar aan papieren tijdschriften €5.657 uitgegeven.
Wat betreft deze uitgaven aan papieren materiaal past de collectie Sociale
Wetenschappen in het UBU-brede beeld dat er steeds een groter deel van het budget
naar digitale content (e-journals, e-books en databases) gaat.175 NB. De daling van
uitgaven in het facultaire budget van Sociale Wetenschappen in 2011 is te verklaren uit
175
De toename van de uitgave aan databases in 2014 wordt verklaard doordat in dat jaar PsycArticles is
afgeboekt onder databases, terwijl deze in andere jaren onder digitale tijdschriften stonden geboekt.
100
de overheveling van het budget voor de Big Deals. Sindsdien stijgt het facultaire budget
jaarlijks met een prijsindicatie van 6%.176
Figuur 57: gerealiseerde uitgaven voor Sociale Wetenschappen per materiaalsoort, in de periode
2007-2014.
De papieren boeken die voor Sociale Wetenschappen worden gekocht, worden over het
algemeen geplaatst in de open opstelling. Deze staat sinds 2004 in de UB Uithof en nam
in 2014 minder dan 8% van de totale open opstelling van de UBU in beslag. Het aantal
banden in de open opstelling Sociale Wetenschappen is de afgelopen tien jaar met 52%
gedaald, van 116.830 in 2005 naar 56.062 in 2014. Ook het aantal beschikbare
boekenplanken nam af, in de periode 2009-2014 met 24%, tot 2.263 meter. Omdat
echter het aantal banden in de open opstelling Sociale Wetenschappen harder daalde
dan het aantal beschikbare meters, zijn de boekenplanken in deze open opstelling
geleidelijk leger geworden: van 32 banden per meter in 2009 naar 25 banden in 2014.
Daarmee was in 2014 de bezettingsgraad van de open opstelling Sociale Wetenschappen
de laagste van alle faculteiten binnen de UBU.
De kasten in de open opstelling Sociale Wetenschappen werden leger doordat er veel
ouder materiaal naar het depot werd verplaatst en er ondertussen steeds minder nieuwe
titels werden gekocht om deze ruimte op te vullen. Zo is het aantal papieren
abonnementen op tijdschriften en boeken teruggelopen, van 174 in 2008 tot 54 in 2014.
Zeker tijdschriften die digitaal beschikbaar zijn, worden alleen in nog elektronische vorm
aangeschaft, maar ook zijn er een flink aantal abonnementen opgezegd. Vooral ook
worden er de afgelopen jaren steeds minder papieren boeken gekocht voor de collectie
Sociale Wetenschappen. Aanvankelijk liep vanaf 2005 het aantal juist op, met een grote
piek in 2008 (846 titels), maar daarna is er sprake van een dalende trend: van 256 in
2009 naar 158 in 2014.
176
Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral
gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en
Springer.
101
Opmerkelijk genoeg vlakt de laatste jaren de dalende trend van het aantal aangeschafte
titels in papieren vorm af. Dit komt deels doordat een deel van de publicaties niet als
(aantrekkelijk) e-book beschikbaar is. Dit hangt samen met het feit dat een vrij groot
deel van de literatuur die voor deze collectie wordt aangeschaft Nederlandstalig is, een
taalgebied waarin de opkomst van het e-book minder snel gaat dan in het Engels. In
2014 was ongeveer 65% van de papieren boeken die voor Sociale Wetenschappen werd
aangeschaft Engelstalig (115 titels). Daarnaast werden er 60 Nederlandstalige en 2
Duitstalige papieren boeken gekocht. Al met staan in de open opstelling voor Sociale
Wetenschappen voornamelijk publicaties uitgegeven na 1945, met een duidelijke piek
voor de periode 1985-1997. Vooral voor de publicatiejaren vanaf 2010 loopt het aantal
banden in open opstelling sterk terug, omdat sinds die tijd e-books worden gekocht.
GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE
Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de
open opstelling Sociale Wetenschappen terug: van 21.728 in 2006 naar 7.258 in 2014,
een afname van maar liefst 67%. Voor een deel komt dat doordat er minder titels in de
open opstelling zijn komen te staan. Maar ook relatief worden de publicaties in de open
opstelling Sociale Wetenschappen minder geleend, zeker na 2011. Was het aantal
uitleningen als percentage van het totaal aantal banden in de open opstelling in 2006
nog 20%, in 2014 was dit gezakt naar 13%. Op vergelijkbare wijze daalde ook het
aantal uitleningen per meter boekenplank, van 5,4 in 2010 naar 3,2 in 2014. Het
relatieve gebruik van de uitleenbare titels open opstelling Sociale Wetenschappen was
gemiddeld, dat wil zeggen duidelijk meer dan Bètawetenschappen (5%),
Diergeneeskunde (6%) en Geowetenschappen (8%), maar ook duidelijk minder dan
Geneeskunde en Geesteswetenschappen (beide 18%) en REBO (19%). 177
LEENGEDRAG VAN SOCIALE WETENSCHAPPERS
Hoewel de open opstelling Sociale Wetenschappen door meer dan alleen sociale
wetenschappers wordt gebruikt, vormen de medewerkers en studenten van deze
faculteit wel de voornaamste doelgroep. In dat opzicht is interessant dat in lijn met de
dalende trend van het totale aantal uitleningen uit de open opstelling, ook het gemiddeld
aantal uitleningen door studenten Sociale Wetenschappen daalde. Maar vooral ook
medewerkers van deze faculteit zijn minder gaan lenen (zie figuur 58).178 Het
percentage sociale wetenschappers dat jaarlijks minimaal een papieren band leende, lag
rond de 40%, wat gemiddeld was ten opzichte van de andere faculteiten. In vergelijking
met andere faculteiten leenden de sociale wetenschappers echter weinig, vergelijkbaar
met de studenten van Diergeneeskunde en Geneeskunde.
177
Het percentage niet-uitleenbare werken in de open opstelling Sociale Wetenschappen bedraagt 8% en is
daarmee lager dan in de meeste andere collecties.
178
Daarbij zijn Sociale Wetenschappers minder gaan lenen uit zowel de open opstelling als uit het depot.
102
Figuur 58: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Sociale Wetenschappen, in de
periode 2010-2014.
Dat het aantal uitleningen van papieren boeken onder sociale wetenschappers laag is en
daalt, hangt samen met het feit dat een steeds groter deel van het nieuwe materiaal
digitaal beschikbaar is. Bovendien worden studenten vooral gestimuleerd om artikelen te
gebruiken. Toch lenen sociale wetenschappers ook nog behoorlijk veel oudere
publicaties, boeken die alleen in papieren vorm beschikbaar zijn. Gekeken naar het
aantal uitleningen in 2014, uitgesplitst op publicatiejaar, valt op dat ruim de helft van de
papieren boeken die aan sociale wetenschappers zijn uitgeleend, gepubliceerd zijn na
1998, de andere (iets minder grote helft) is van daarvoor.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
Gekeken naar wat sociale wetenschappers doen als zij de UBU bezoeken en welke rol de
open opstelling daarbij speelt, valt vooral op dat er een grote tegenstelling is tussen
studenten en medewerkers. Het overgrote deel van de studenten van deze faculteit die
naar de UBU (vooral de locatie op De Uithof) gaat, doet dat tweemaal per week of vaker.
De meeste medewerkers van Sociale Wetenschappen komen er slechts eenmaal per
maand of zelfs nooit. Studenten komen er vooral om gebruik te maken van een
studieplek, maar ook om samen te werken of online literatuur te raadplegen.
Medewerkers doen dit verhoudingsgewijs veel minder (of zelfs nooit). Daarnaast geeft
ongeveer 80% van de studenten aan in de UBU zelden of zelfs nooit literatuur te zoeken
of te lezen die afkomstig is uit de open opstelling. Van de medewerkers zegt 34% dat
regelmatig of zelfs altijd te doen als zij de bibliotheek bezoeken. 179 Al met al gaat slechts
een minderheid van de sociale wetenschappers naar de UBU om de open opstelling te
raadplegen (zie: figuur 59).
179
Onder zowel studenten als medewerkers loopt het gebruik van bibliotheekdiensten als printen en kopiëren
erg uiteen (van altijd tot nooit).
103
Figuur 59: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature
from the bookshelves (Sociale Wetenschappen, weergegeven in percentages, N=181).
Figuur 60: what do you do if you browse the library bookshelves? Answer: search for specific
books(Sociale Wetenschappen, weergegeven in percentages, N=170).
Gezien het beperkte gebruik van de open opstelling is het opmerkelijk dat zowel
studenten als medewerkers aangeven dat als ze literatuur intensief bestuderen ze over
het algemeen een voorkeur hebben voor papier. Dat veel van de recente literatuur
digitaal beschikbaar is, is prima zolang er een optie is om het te printen. Om literatuur in
handen te krijgen wordt de open opstelling niet als goed alternatief gezien. Het browsen
langs de kasten in de UBU wordt weliswaar gemist - omdat serendipiteit bij het gebruik
van digitale zoeksystemen veel minder is, doordat er snel te gericht gezocht moet
worden – maar is geen reden om regelmatig naar de bibliotheek te komen.
Medewerkers vinden dat de afstand tot hun werkplek te groot is en vinden dat het
aanbod in de UBU niet actueel genoeg is. Veel papieren boeken worden door hen zelf
aangeschaft of geleend van collega’s. Bovendien zien veel medewerkers de UBU vooral
als het domein van studenten. Op hun beurt geven studenten aan nauwelijks meer de
tijd te nemen om een boek te lezen. Ook in het onderwijs wordt het gebruik van boeken
volgens hen nauwelijks gestimuleerd. Er is dus voor hen nauwelijks reden de open
104
opstelling te raadplegen. Bovendien neemt het belang van het boek binnen de Sociale
Wetenschappen af: de meest actuele informatie staat vooral in artikelen.
De sociale wetenschappers die de open opstelling wel gebruiken, doen dat over het
algemeen om op zoek te gaan naar specifieke boeken – al neemt dit type gebruik vooral
toe naarmate de gebruiker in academisch opzicht meer senior wordt (zie figuur 60).
Daarnaast zegt ongeveer een derde deel van de sociale wetenschappers die de open
opstelling gebruiken er frequent tot altijd te zoeken op onderwerp. Bovendien geeft een
deel van de medewerkers (31%) aan nog vaak papieren tijdschriften uit de open
opstelling te raadplegen of er op zoek te gaan naar recente literatuur, al is de groep
studenten en medewerkers die zegt dat nooit te doen veel groter. Materiaal dat nietuitleenbaar is wordt nóg minder gebruikt.
Binnen de Sociale Wetenschappen wordt de open opstelling als bron van informatie
verschillend gewaardeerd. Vooral medewerkers, maar ook veel studenten, geven aan het
(sterk) eens te zijn met de stelling dat voor hen de papieren boeken in de boekenkasten
van de UBU een belangrijke bron van informatie zijn. Maar ruim een derde van de
medewerkers en ruim de helft van de studenten twijfelt of ze het hiermee eens zijn of
zijn het er zelfs (sterk) mee oneens. Sociale wetenschappers zien de open opstelling
vooral als een intellectueel stimulerende omgeving, waar prettig gestudeerd kan worden.
Ruim tachtig procent van hen is het hiermee (sterk) eens. Ook als de papieren boeken
minder gebruikt worden, hebben ze wel meerwaarde in de bibliotheek: ze stralen
volgens hen autoriteit uit, ze geven je het idee omringd te zijn door kennis en ze creëren
stilte.
VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR
Gezien de kleine hoeveelheid papieren publicaties die nog aangeschaft worden en het feit
dat de meeste sociale wetenschappers nog slechts weinig papieren boeken lenen, is de
verwachting dat de open opstelling Sociale Wetenschappen steeds minder gebruikt zal
worden.
AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN
De afgelopen tien jaar heeft het aantal papieren boeken dat voor Sociale Wetenschappen
is aangeschaft erg gevarieerd. De laatste jaren neemt het geleidelijk af. De vraag is hoe
deze trend zich zal voortzetten. In figuur 61 staan drie lijnen waarbij met ingang van
2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar
daarvoor. De enorme piek in het aantal gekochte papieren in 2008 vertekent het
tienjarig gemiddelde. In alle gevallen zal echter het aantal nieuwe papieren boeken voor
de collectie de komende tien jaar steeds verder afnemen, maar als wordt uitgegaan van
de meest recente jaren vlakt de tendens het meeste af.
Er zijn een aantal redenen om aan te nemen dat de aanschaf van papieren publicaties
weliswaar zal dalen, maar dat deze ontwikkeling ook zal afvlakken. De laatste jaren zijn
de uitgaven aan papier (bij zowel tijdschriften als boeken) niet meer sterk gedaald.
Daarbij speelt mee dat ongeveer een derde deel van de titels die voor de collectie
Sociale Wetenschappen worden gekocht Nederlandstalig is. Binnen dit taalgebied loopt
de beschikbaarheid van e-books achter op het Engelstalige taalgebied, al is de
verwachting dat dit de komende tien jaar zal rechttrekken. Uitgevers denken dat rond
105
2025 alle boeken zowel in papieren als digitale vorm beschikbaar zullen zijn. De vraag is
hoe aantrekkelijk deze publicaties in digitale vorm zullen zijn, zeker als het gaat om
onderwijsmateriaal dat gebruikt gaat worden voor de grootschalige cursussen binnen
Sociale Wetenschappen. Het is niet ondenkbaar dat uitgevers voor dergelijke e-books
zo’n hoge prijs zullen vragen dat de papieren variant aantrekkelijker is om te kopen.
Ondanks deze kanttekeningen zullen er jaarlijks vermoedelijk nog maar weinig papieren
titels aan de open opstelling toegevoegd worden.
Figuur 61: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor Sociale
Wetenschappen.
GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING
Het feit dat een steeds groter deel van de literatuur digitaal beschikbaar zal komen en de
open opstelling dus zal verouderen, zal ongetwijfeld een versterkend negatief effect
hebben op het gebruik van de open opstelling. Een indicatie dat dit effect al gaande is,
blijkt uit de trendlijnen in het aantal uitleningen van de open opstelling Sociale
Wetenschappen zoals deze in figuur 62 zijn weergegeven, waarbij met ingang van 2015
jaarlijks het gemiddelde is genomen van het aantal uitleningen van respectievelijk 9, 5
en 3 jaar daarvoor. Net als bij het aantal gekochte papieren boeken is er sprake van een
dalende trend, die afvlakt als wordt uitgegaan van de recente jaren.
106
Figuur 62: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling
Sociale Wetenschappen.
Een deel van de papieren boeken die nu in de open opstelling staan, zal over tien jaar
nog altijd relevant zijn en dus waarschijnlijk ook gebruikt worden, maar dat aantal zal
laag zijn. De studenten en medewerkers van Sociale Wetenschappen gebruiken
weliswaar vooral recente literatuur, maar ook oudere boeken. Een deel van de titels die
nu in de open opstelling staan, zal over tien jaar nog geleend worden, maar vooral ook
zullen veel van de huidige titels dan niet of nauwelijks meer gebruikt zullen worden.
Doordat er steeds minder titels bij komen, mag verwacht worden dat zowel bij studenten
als medewerkers het gemiddeld aantal uitleningen jaarlijks verder zal dalen en in 2025
de open opstelling Sociale Wetenschappen nauwelijks nog gebruikt zal worden.
107
LITERATUURLIJST
Aaltonen, M., Mannonen, P., Nieminen, S., & Nieminen, M. (2011). Usability and
compatibility of e-book readers in an academic environment: A collaborative study.
IFLA Journal, 37(1), 16–27. http://doi.org/10.1177/0340035210396775
Acadia, S. (2015). Books Be Gone! Reducing an Academic Library’s Print Collection by
Half to Meet Strategic Planning Initiatives and Participate in a Joint Library
Resource-Sharing Facility. Journal of Library Administration, 56(2), 144–157.
http://doi.org/10.1080/01930826.2015.1105668
Ahmad, P., Brogan, M., & Johnstone, M. N. (2014). The E-book Power User in Academic
and Research Libraries: Deep Log Analysis and User Customisation. Australian
Academic & Research Libraries, 45(1), 35–47. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/1541990424?accountid=14772
Anderson, C., & Pham, J. (2013). Practical overlap: The possibility of replacing print
books with e-books. Australian Academic & Research Libraries, 44(1), 40–49.
http://doi.org/10.1080/00048623.2013.773866
Anderson, R. (2011a). Collections 2021: the future of the library collection is not a
collection. Serials: The Journal for the Serials Community, 24(3), 211–215.
http://doi.org/10.1629/24211
Anderson, R. (2011b). The Crisis in Research Librarianship. Journal of Academic
Librarianship, 37(4), 289–290.
Andrews, C., Wright, S. E., & Raskin, H. (2015). Library Learning Spaces: Investigating
Libraries and Investing in Student Feedback. Journal of Library Administration, 1–
26. http://doi.org/10.1080/01930826.2015.1105556
Arlitsch, K. (2011). The Espresso Book Machine: a change agent for libraries. Library Hi
Tech, 29(1), 62–72. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/07378831111116903
Ashokbhai Bhatt, A. (2014). Information needs, perceptions and quests of law faculty in
the digital era. The Electronic Library, 32(5), 659–669. http://doi.org/10.1108/EL11-2012-0152
Bailey, T. P., Scott, A. L., & Best, R. D. (2015). Cost Differentials between E-Books and
Print in Academic Libraries. College & Research Libraries, 76(1), 6–18.
http://doi.org/http://dx.doi.org/10.5860/crl.76.1.6
Bailin, K. (2011). Changes in academic library space: A case study at the University of
New South Wales. Australian Academic and Research Libraries, 42(4), 342–359.
Ball, R., & Hourcade, J. P. (2011). Rethinking Reading for Age From Paper and
Computers. International Journal of Human-Computer Interaction, 27(11), 1066–
1082. http://doi.org/10.1080/10447318.2011.555319
Barclay, D. . (2010). The Myth of Browsing. American Libraries, 41(6), 52–54. Retrieved
from http://americanlibrariesmagazine.org/2010/05/19/the-myth-of-browsing/
Barsky, E., Dooley, S. J., Mawhinney, T., Peterson, Z., & Spence, M. (2013). Influence of
discovery search tools on science and engineering e-books usage. In ASEE Annual
Conference and Exposition, Conference Proceedings. Retrieved from
http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.084884330285&partnerID=tZOtx3y1
Beard, C., & Bawden, D. (2012). University libraries and the postgraduate student:
108
physical and virtual spaces. New Library World, 113(9/10), 439–447.
http://doi.org/10.1108/03074801211273911
Beard, J., & Dale, P. (2010). Library design, learning spaces and academic literacy. New
Library World, 111(11/12), 480–492. http://doi.org/10.1108/03074801011094859
Belefant-Miller, H., & King, D. W. (2000). How, What, and Why Science Faculty Read.
Science & Technology Libraries, 19(2), 91–112.
http://doi.org/10.1300/J122v19n02_08
Bierman, J., Ortega, L., & Rupp-Serrano, K. (2010). E-book Usage in Pure and Applied
Sciences. Science & Technology Libraries, 29(1-2), 69–91.
http://doi.org/10.1080/01942620903579393
Bird, R. (2015). Libraries - The value of just in case, not just in time. SLAW. Retrieved
from http://www.slaw.ca/2015/07/29/libraries-the-value-of-just-in-case-not-justin-time/
Borchert, M., Hunter, A., Macdonald, D., & Tittel, C. (n.d.). A study on student and staff
awareness, acceptance and usage of e-books at two Queensland universities.
Information Online 2009, 14th ALIA Exhibition and Conference, 20-22 Jan 2009,
Sydney, Australia. Retrieved from http://eprints.usq.edu.au/4876/
Bradford, J. T. (2005). What’s coming off the shelves? A reference use study analyzing
print reference sources used in a University Library. Journal of Academic
Librarianship, 31(6), 546–558.
Calvert, K. (2015). Maximizing Academic Library Collections: Measuring Changes in Use
Patterns Owing to EBSCO Discovery Service. College & Research Libraries, 76(1),
81–99. http://doi.org/10.5860/crl.76.1.81
Cha, S. H., & Kim, T. W. (2015). What matters for students’ use of physical library
space? Journal of Academic Librarianship, 41(3), 274–279.
Chrzastowski, T. E. (2015). E-book Use and Value in the Humanities: Scholars’ Practices
and Expectations. Library Resources & Technical Services, 59(4). Retrieved from
https://journals.ala.org/lrts/article/view/5784/7248
Corlett-Rivera, K., & Hackman, T. (2014). E-Book Use and Attitudes in the Humanities,
Social Sciences, and Education. Portal: Libraries and the Academy, 14(2), 255–286.
http://doi.org/10.1353/pla.2014.0008
Costello, B. K. (2014). Does Book Subject Influence Format Preference? Survey Results
From a Sample of Graduate Business School Students, Staff, and Faculty. Journal of
Business & Finance Librarianship, 19(4), 319–332.
http://doi.org/10.1080/08963568.2014.946375
Dahl, C. (2013). PDA and the humanities. The Electronic Library, 31(6), 745–752.
http://doi.org/10.1108/EL-05-2012-0051
De Oliveira, S. (2012). E-textbooks usage by students at Andrews University: A study of
attitudes, perceptions, and behaviors. Library Management, 33(8-9), 536–560.
http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/01435121211279894
Dewan, P. (2012). Are books becoming extinct in academic libraries? New Library World,
113(1/2), 27–37. http://doi.org/10.1108/03074801211199022
Dinkins, D., Kirkland, L. N., & Wald, J. P. (2014). An uneasy but powerful alliance:
Faculty use of e-books. International Journal of the Book, 11(3), 11–25. Retrieved
from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.0109
84946179438&partnerID=tZOtx3y1
Durant, D. M. (2015). The future of Reading in Academic Libraries. Libraries and the
Academy, 15(1), 5–27. Retrieved from DOI: 10.1353/pla.2015.0013
Dyson, M. C., & Haselgrove, M. (2000). The effects of reading speed and reading
patterns on the understanding of text read from screen. Journal of Research in
Reading, 23(2), 210. Retrieved from
http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=aph&AN=10452915&site=
ehost-live
Estelle, L., & Milloy, C. (2009). JISC national e-books observatory: initial findings from
the project and how we might use them. Serials: The Journal for the Serials
Community, 22(2), 104–107. http://doi.org/10.1629/22104
Ferris, K., & Buck, T. H. (2014). An Ethos of Access: How a Small Academic Library
Transformed Its Collection-Building Processes. Collection Management, 39(2-3),
127–144. http://doi.org/10.1080/01462679.2014.900732
Foote, J. B., & Rupp-Serrano, K. (2010). Exploring E-book Usage Among Faculty and
Graduate Students in the Geosciences: Results of a Small Survey and Focus Group
Approach. Science & Technology Libraries, 29(3), 216–234.
http://doi.org/10.1080/0194262X.2010.497716
Ford, L., O’Hara, L. H., & Whiklo, J. (2009). Shelflessness as a Virtue: Preserving
Serendipity in an Electronic Reference Collection. Journal of Electronic Resources
Librarianship, 21(3), 251–262. http://doi.org/10.1080/19411260903466558
Freund, L., Kopak, R., & O’Brien, H. (2016). The effects of textual environment on
reading comprehension: Implications for searching as learning. Journal of
Information Science , 42 (1 ), 79–93. http://doi.org/10.1177/0165551515614472
Guthrie, K. M. (2012). Will books be different? Journal of Library Administration, 52,
353–369. Retrieved from
http://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/01930826.2012.700805
Haapanen, M., Kultamaa, P., Ovaska, T., & Salmi, K. (2015). Reducing library space can
promote the shift from storage of print-collections towards a learning-centre without
limiting the access to information. Library Management, 36(8/9), 685–689.
http://doi.org/10.1108/LM-06-2015-0051
Hahn, J. (2012). Mobile augmented reality applications for library services. New Library
World, 113(9/10), 429–438. Retrieved from
http://dx.doi.org/10.1108/03074801211273902
Hahn, J., & Zitron, L. (2011). How First-Year Students Navigate the Stacks. Reference &
User Services Quarterly, 51(1), 28–35. http://doi.org/10.5860/rusq.51n1.28
Hall, M. M. (2014). Explore the stacks: A system for exploration in large digital libraries.
In 2014 14th IEEE/ACM Joint Conference on Digital Libraries, JCDL 2014 (pp. 417–
418). Institute of Electrical and Electronics Engineers Inc.
Heath, F. (2007). The Impact of Evolving Information-Seeking Behaviors Upon Research
Libraries. Journal of Library Administration, 46(2), 3–16.
http://doi.org/10.1300/J111v46n02_02
Hillesund, T. (2010). Digital reading spaces: How expert readers handle books, the Web
and electronic paper abstract HTML. First Monday, 15(4). Retrieved from
http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.077953566580&partnerID=tZOtx3y1
110
Hinze, A., McKay, D., Vanderschantz, N., Timpany, C., & Cunningham, S. J. (2012).
Book selection behavior in the physical library. In Proceedings of the 12th
ACM/IEEE-CS joint conference on Digital Libraries - JCDL ’12 (p. 305). New York,
New York, USA: ACM Press. http://doi.org/10.1145/2232817.2232874
Hunter Marshall, D. (2014). Digital collection development for unique users: a veterinary
medicine library’s approach. Interlending & Document Supply, 42(4), 171–175.
http://doi.org/10.1108/ILDS-09-2014-0041
Jacoby, B. E. (2013). Biz of Acq - Student Attitudes Toward Academic Use of eBooks.
Against the Grain, 25(5), 62–64. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/1650141819?accountid=14772
Jones, D. Y., McCandless, M., Kiblinger, K., Giles, K., & McCabe, J. (2011). Simple
Marketing Techniques and Space Planning to Increase Circulation. Collection
Management, 36(2), 107–118.
http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1080/01462679.2011.553774
Kao, P., & Chen, K. (2011). A park in the library. New Library World, 112(1/2), 76–85.
http://doi.org/10.1108/03074801111100472
Keller, M. A. (2011). The Future of Books, Research Libraries, and Scholarly Publishing:
An Insider’s View TT - L'avenir des livres, des bibliotheques de recherche et de
l'edition intellectuelle: speculations d'un praticien. Bulletin des Bibliotheques de
France, 56(6), 6–26. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/1010627688?accountid=14772
Kimball, R., Ives, G., & Jackson, K. (2010). Comparative Usage of Science E-book and
Print Collections at Texas A&M University Libraries. Collection Management, 35(1),
15–28. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/57740213?accountid=14772
Kleiner, E., Rädle, R., & Reiterer, H. (2013). Blended Shelf: Reality-based Presentation
and Exploration of Library Collections. In CHI ’13 Extended Abstracts on Human
Factors in Computing Systems (pp. 577–582).
Kleiner, E., & Schäfer, B. (2012). Augmented Shelf: Digital Enrichment of Library
Shelves. In Mensch & Computer 2012 – Workshopband: interaktiv informiert –
allgegenwärtig und allumfassend!? (pp. 541–544).
LaMagna, M., Hartman-Caverly, S., & Danowitz, E. S. (2015). Integrating e-Books into
Academic Libraries: A Literature Review. Internet Reference Services Quarterly,
20(1-2), 19–32. http://doi.org/10.1080/10875301.2015.1049396
Lamothe, A. R. (2010). Electronic Book Usage Patterns as Observed at an Academic
Library: Searches and Viewings. The Canadian Journal of Library and Information
Practices and Research, 5(1). Retrieved from
https://journal.lib.uoguelph.ca/index.php/perj/article/view/1071#.Vq9byrIrKUk
Lamothe, A. R. (2013). Comparing usage between selective and bundled e-monograph
purchases. Collection Building, 32(3), 116–121.
http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/CB-03-2013-006
Li, R., & Klippel, A. (2012). Wayfinding in Libraries: Can Problems Be Predicted? Journal
of Map & Geography Libraries, 8(1), 21–38.
http://doi.org/10.1080/15420353.2011.622456
Link, F. E. (2012). Are we there yet? An analysis of e-book equivalent coverage in
highly-circulated titles at The College of New Jersey Library. Collection Building,
31(4), 132–135. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/01604951211274034
111
Link, F., Tosaka, Y., & Weng, C. (2012). Employing Usage Data to Plan for an E-book
Collection: Strategies and Considerations. Library Resources & Technical Services,
56(4), 254–265. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/1496969427?accountid=14772
Lippincott, S. K., Brooks, S., Harvey, A., Ruttenberg, J., Swindler, L., & Vickery, J.
(2012). Librarian, Publisher, and Vendor Perspectives on Consortial E-Book
Purchasing: The Experience of the TRLN Beyond Print Summit. Serials Review,
38(1), 3–11. http://doi.org/10.1016/j.serrev.2011.12.003
Lodge, D. (2015). 50:50 by 2020. The Australian Library Journal, 64(3), 165–167.
Retrieved from doi:10.1080/00049670.2015.1041217
Lonsdale, R., & Armstrong, C. (2010). Promoting your e-books: lessons from the UK
JISC National e-Book Observatory. Program: Electronic Library and Information
Systems, 44(3), 185–206. http://doi.org/10.1108/00330331011064212
Lynema, E., Lown, C., & Woodbury, D. (2012). Virtual browse: Designing user-oriented
services for discovery of related resources. Library Trends, 61(1), 218–233.
Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.084866410124&partnerID=tZOtx3y1
Malpas, C. (2013, April). The state of scholarly e-books today and tomorrow. Retrieved
from http://search.proquest.com/docview/1650141725?accountid=14772
Mangen, A., Walgermo, B. R., & Brønnick, K. (2013). Reading linear texts on paper
versus computer screen: Effects on reading comprehension. International Journal of
Educational Research, 58, 61–68. http://doi.org/10.1016/j.ijer.2012.12.002
Marques de Oliveira, S. (2012). E‐textbooks usage by students at Andrews University.
Library Management, 33(8/9), 536–560.
http://doi.org/10.1108/01435121211279894
Martin, K., & Quan-Haase, A. (2013). Are e-books replacing print books? Tradition,
serendipity, and opportunity in the adoption and use of e-books for historical
research and teaching. Journal of the American Society for Information Science and
Technology, 64(5), 1016–1028.
Massis, B. E. (2011). “Serendipitous” browsing versus library space. New Library World,
112(3), 178–182.
McAdams, J. (2011). A library instead of a lab: Forging a space partnership in a new
building. In ASEE Annual Conference and Exposition, Conference Proceedings.
Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.080051890041&partnerID=tZOtx3y1
McKay, D., Hinze, A., Heese, R., Vanderschantz, N., Timpany, C., & Cunningham, S. J.
(2012). Theory and Practice of Digital Libraries. (P. Zaphiris, G. Buchanan, E.
Rasmussen, & F. Loizides, Eds.)Lecture Notes in Computer Science (including
subseries Lecture Notes in Artificial Intelligence and Lecture Notes in Bioinformatics)
(Vol. 7489). Berlin, Heidelberg: Springer Berlin Heidelberg.
http://doi.org/10.1007/978-3-642-33290-6
McMullen, A. (2012). Judging books by their (lack of) covers. The Bottom Line, 25(2),
41–43. http://doi.org/10.1108/08880451211256324
Medeiros, N. (2010). Every (e)book its (e)reader: book collections at a crossroads. OCLC
Systems & Services: International Digital Library Perspectives, 26(4), 229–231.
http://doi.org/10.1108/10650751011087576
112
Miller, R. E. (2015). Academic libraries should consider deselection of some electronic
books. Evidence Based Library and Information Practice, 10(3), 93–95. Retrieved
from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.084947049374&partnerID=tZOtx3y1
Mincic-Obradovic, K. (2010). E-books in Academic Libraries. Jordon Hill: Elsevier
Science. Retrieved from
http://uunl.eblib.com.proxy.library.uu.nl/patron/FullRecord.aspx?p=1584470
Montgomery, S. E. (2014). Library Space Assessment: User Learning Behaviors in the
Library. Journal of Academic Librarianship, 40(1), 70–75.
Moore, K. B. (2015). Are We There Yet? Moving to an E-Only Collection Development
Policy for Books. The Serials Librarian, 68(1-4), 127–136.
http://doi.org/10.1080/0361526X.2015.1016836
Myrberg, C.; Wiberg, N. (2015). Screen vs. paper: what is the difference for reading and
learning? Insights, (2), 49–54. Retrieved from http://doi.org/10.1629/uksg.236
Nicholas, D., Rowlands, I., Clark, D., Huntington, P., Jamali, H. R., & OllE, C. (2008). UK
scholarly e-book usage: a landmark survey. Aslib Proceedings, 60(4), 311–334.
http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/00012530810887962
Outler, E. (2015). Mapping the Achieved Values of Legal Reference Books onto the
Digital Future. Legal Reference Services Quarterly, 34(3), 177–195.
http://doi.org/10.1080/0270319X.2015.1081006
Parks, B., & Geller, M. (2012). Books at JSTOR: An Interview with Bruce Heterick.
Serials Review, 38(4), 262–265. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/1541990477?accountid=14772
Paulus Jr, M. J. (2011). Reconceptualizing Academic Libraries and Archives in the Digital
Age. Portal: Libraries and the Academy, 11(4), 939–952. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/914764909?accountid=14772
Pennington, T. M. (2012). Third space: creating a library environment that opens doors
for collaboration, value, and student achievement. Retrieved from
http://centralspace.ucmo.edu/handle/10768/119
Peterson, E. (2008). Browsing the Virtual Stacks: Making Electronic Reference Tools
More Visible to Users. Public Services Quarterly, 4(3), 261–268. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/57680730?accountid=14772
Poe, F. (2011). UC Libraries Academic Ebook Usage Survey. Retrieved from
http://www.scribd.com/doc/61482909/Academic-eBook-Usage-Survey
Porion, A., Aparicio, X., Megalakaki, O., Robert, A., & Baccino, T. (2016). The impact of
paper-based versus computerized presentation on text comprehension and
memorization. Computers in Human Behavior, 54, 569–576.
http://doi.org/10.1016/j.chb.2015.08.002
Price, J., & McDonald, J. (2008). To Supersede or Supplement: Profiling E-book
Aggregator Collections vs. Our Print Collections. In Paper presented at the XXVIII
Annual Charleston Conference, Charleston, North Carolina. Retrieved from
http://ccdl.libraries.claremont.edu/ cdm/singleitem/collection/lea/id/161
Proctor, J. (2013). Avoiding ebook “big deals”: alternatives to ebook backlists. New
Library World, 114(7-8), 301–307. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/NLW02-2013-0018
113
Rojeski, M. (2012). User perceptions of ebooks versus print books for class reserves in
an academic library. Reference Services Review, 40(2), 228–241.
http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/00907321211228291
Ross, J. (1983). Observations of browsing behaviour in an academic library. College and
Research Libraries, 44(4). Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/57083075?accountid=14772
Rowlands, I., Nicholas, D., Jamali, H. R., & Huntington, P. (2007). What do faculty and
students really think about e‐books? Aslib Proceedings, 59(6), 489–511.
http://doi.org/10.1108/00012530710839588
Rupp-Serrano, K., & Robbins, S. (2013). Information-Seeking Habits of Education
Faculty. College & Research Libraries, 74(2), 131–141. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/1417518602?accountid=14772
Ryder, V. (2013, April). The state of scholarly e-books today and tomorrow. Retrieved
from http://search.proquest.com/docview/1650140628?accountid=14772
Sackstein, S., Spark, L., & Jenkins, A. (2015). Are e-books effective tools for learning?
Reading speed and comprehension: iPad®i vs. paper. South African Journal of
Education, 35(4). http://doi.org/10.15700/saje.v35n4a1202
Schoonover, D., & Kinsley, K. M. (2014). Stories From the Stacks: Students Lost in the
Labyrinth. Journal of Access Services, 11(3), 175–188.
Seger R. & Allen, L. (2015). STL: A Publisher’s Perspective. Against the Grain, 27(5),
28–30.
Sewell, B. B. (2013). A Bookless Library, Part I: Relocating Print Materials to Off-Site
Storage. Journal of Access Services, 10(1), 43–50.
http://doi.org/10.1080/15367967.2013.738392
Sharp, S., & Thompson, S. (2010). “Just in case” vs. “Just in time”: e‐book purchasing
models. Serials: The Journal for the Serials Community, 23(3), 201–206. Retrieved
from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.078149375886&partnerID=tZOtx3y1
Simon, C. (2011). Just the Facts: An Examination of E-Book Usage by Business Students
and Faculty. The Reference Librarian, 52(3), 263–273.
http://doi.org/10.1080/02763877.2011.556561
Smit, A. (e. a. . (2011). UKB Beleidsplan 2011-2015, De wetenschappelijke bibliotheek
op weg naar “the cloud.” Retrieved from
https://www.ukb.nl/sites/ukb/files/docs/bp1115.pdf
Smith, D., Kinash, S., & Brand, J. (2013). Are the library shelves empty now that digital
books have arrived? Education Technology Solutions, 54, 68–72. Retrieved from
http://epublications.bond.edu.au/cgi/viewcontent.cgi?article=1048&context=tls
Smyth, S., & Carlin, A. P. (2012). Use and Perception of Ebooks in the University of
Ulster: A Case Study. New Review of Academic Librarianship, 18(2), 176–205.
http://doi.org/10.1080/13614533.2012.719851
Soetenhorst, W. (2014). Law Publishers in the Twenty-First Century: Part of the Problem
or Part of the Solution? or The Need for a Paradigm Shift in Publishing for the Legal
Education Market. Legal Information Management, 14, 74–79. Retrieved from
http://journals.cambridge.org/action/displayAbstract?fromPage=online&aid=920223
2&fileId=S1472669614000176
114
Staiger, J. (2012). How E-books Are Used: A Literature Review of the E-book Studies
Conducted from 2006 to 2011. Reference & User Services Quarterly, 51(4), 355–
365. Retrieved from
http://search.proquest.com/docview/1512200831?accountid=14772
Steele, C. (2008). Scholarly monograph publishing in the 21st century: The future more
than ever should be an open book. Journal of Electronic Publishing, 11(2). Retrieved
from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.048749083473&partnerID=tZOtx3y1
Stempler, A. F. (2013). Navigating circular library stacks: a case study on signage.
Reference Services Review, 41(3), 503–513. http://doi.org/10.1108/RSR-02-20130006
Stoop, J., Kreutzer, P., & G. Kircz, J. (2013). Reading and learning from screens versus
print: a study in changing habits. New Library World, 114(9/10), 371–383.
http://doi.org/10.1108/NLW-04-2013-0034
Stoop, J., Kreutzer, P., & Kircz, J. (2013). Reading and learning from screens versus
print: a study in changing habits. New Library World, 114(7/8), 284–300.
http://doi.org/10.1108/NLW-01-2013-0012
Tanner, M. J. (2014). Digital vs. Print: Reading Comprehension and the Future of the
Book. iSchool Student Research Journal, 4(2). Retrieved from
http://scholarworks.sjsu.edu/slissrj/vol4/iss2/6/
Tenopir, C., Volentine, R., & King, D. W. (2012). Scholarly Reading and the Value of
Academic Library Collections: results of a study in six UK universities. Insights: The
UKSG Journal, 25(2), 130–149. http://doi.org/10.1629/2048-7754.25.2.130
Vasileiou, M., Hartley, R., & Rowley, J. (2012). Choosing e-books: a perspective from
academic libraries. Online Information Review, 36(1), 21–39.
http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/14684521211206944
Vasileiou, M., Rowley, J., & Hartley, R. (2012). Perspectives on the future of e-books in
libraries in universities. Journal of Librarianship and Information Science, 44(4),
217–226. http://doi.org/10.1177/0961000611434759
Vasileiou, M., Rowley, J., & Hartley, R. (2012). The e-book management framework: The
management of e-books in academic libraries and its challenges. Library &
Information Science Research, 34(4), 282–291.
http://doi.org/10.1016/j.lisr.2012.06.005
Volentine, R., & Tenopir, C. (2013). Value of academic reading and value of the library in
academics’ own words. Aslib Proceedings, 65(4), 425–440.
http://doi.org/10.1108/AP-03-2012-0025
Walters, W. H. (2013). E-books in Academic Libraries: Challenges for Acquisition and
Collection Management. Portal: Libraries and the Academy, 13(2), 187–211.
http://doi.org/10.1353/pla.2013.0012
Ward, S. M., Freeman, R. S., & Nixon, J. M. (2015). Academic E-Books : Publishers,
Librarians, and Users. Purdue University Press.
Waugh, M., Donlin, M., & Braunstein, S. (2015). Next-Generation Collection
Management: A Case Study of Quality Control and Weeding E-Books in an Academic
Library. Collection Management, 40(1), 17–26.
http://doi.org/10.1080/01462679.2014.965864
Wayne, T. (2015). Our (Bare) Shelves, Our Selves. Retrieved from
115
http://www.nytimes.com/2015/12/06/fashion/our-bare-shelves-ourselves.html?action=click&pgtype=Homepage&region=CColumn&module=MostEmail
ed&version=Full&src=me&WT.nav=MostEmailed&_r=2&utm_content=buffer7c107&
utm_medium=social&utm_source=twitter.com
Wells, D., & Sallenbach, A. (2015). Books and ebooks in an academic library. The
Australian Library Journal, 64(3), 168–179.
http://doi.org/10.1080/00049670.2015.1041216
Wolff, C., Rod, A. B., & Schonfeld, R. C. (2015). UK Survey of Academics 2015.
Woolwine, D. E. (2015). Deaccession of Print Books in a Transitional Age II: Business,
Sciences, and Interdisciplinary Studies. Library Philosophy and Practice, 0_1,1–18.
Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1749912220?accountid=14772
Young, J. (2014). A study of print and computer-based reading to measure and compare
rates of comprehension and retention. New Library World, 115(7/8), 376–393.
http://doi.org/10.1108/NLW-05-2014-0051
116
Download