De (toekomstige) vorm, inhoud en functie van de open opstelling Universiteitsbibliotheek Utrecht, augustus 2016 ONDERZOEK NAAR DE SAMENSTELLING EN HET GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING IN DE UB UTRECHT MET DE BLIK OP 2025 Dit onderzoeksverslag is in opdracht van de bibliothecaris Anja Smit geschreven door Coen Wilders, in samenwerking met Anne Rutgers, Jan de Boer, Henk Zonneveld en vele anderen. 1 INHOUDSOPGAVE VOORNAAMSTE BEVINDINGEN ........................................................................... 4 BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEK .............................................................. 11 AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK .............................................................................. 12 DOEL VAN HET ONDERZOEK ..................................................................................... 12 GEBRUIKTE ONDERZOEKSMETHODEN ........................................................................... 13 BOEKEN EN DE OPEN OPSTELLING IN BREDER PERSPECTIEF ........................... 18 ACQUISITIE VAN DIGITALE LITERATUUR IN UB´S ............................................................. 18 HET GEBRUIK EN FUNCTIE VAN DE OPEN OPSTELLING IN UB’S............................................... 22 GEBRUIK VAN E-BOOKS VERSUS PAPIEREN BOEKEN .......................................................... 24 VERSCHILLENDE GEBRUIKERSGROEPEN VAN E-BOOKS ....................................................... 26 VERWACHTINGEN VAN UITGEVERS .................................................................. 30 WAT BEPAALT OF EEN UITGEVER E-BOOKS PUBLICEERT? .................................................... 30 DE TE VERWACHTEN SITUATIE IN 2025 ROND E-BOOKS .................................................... 33 SAMENSTELLING EN GEBRUIK VAN DE UBU COLLECTIE ................................... 36 SAMENSTELLING VAN DE COLLECTIES EN DE OPEN OPSTELLING ............................................. 36 GEBRUIK VAN DE COLLECTIES EN DE OPEN OPSTELLING ..................................................... 41 VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 48 COLLECTIES VAN DE FACULTEIT BÈTAWETENSCHAPPEN.................................. 52 ................................................................... 53 GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ........................................................................ 55 VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 57 SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING COLLECTIES VAN DE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE ...................................... 60 ................................................................... 60 GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ........................................................................ 63 VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 64 SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GEESTESWETENSCHAPPEN ............................ 66 ............................................................... 66 69 VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 72 DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING HET GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE .................................................................... COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GENEESKUNDE .............................................. 75 ............................................................... 75 GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ........................................................................ 77 VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 80 DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GEOWETENSCHAPPEN ................................... 83 ............................................................... 83 GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ........................................................................ 85 VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 88 DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING COLLECTIES VAN DE FACULTEIT REBO ............................................................. 91 DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING ............................................................... 91 2 TENDENSEN ROND HET GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING................................................. 93 VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR......................................................................... 97 COLLECTIES VAN DE FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN ......................... 100 ............................................................. 100 GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE ....................................................................... 102 VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR....................................................................... 105 DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING LITERATUURLIJST .......................................................................................... 108 3 VOORNAAMSTE BEVINDINGEN Het doel van het onderzoek is conclusies te trekken over de (toekomstige) vorm, inhoud en functie van de open opstelling in de UB Utrecht (UBU). Om dat te kunnen doen is vanuit het perspectief van de uitgever, de gebruiker en de bibliotheek antwoord gegeven op twee onderzoeksvragen: 1) 2) Wat is de verwachte ontwikkeling van de collectie van de UBU voor de komende 10 jaar met betrekking tot de vorm waarin deze beschikbaar zal komen (fysiek en digitaal)? Hoe worden de collecties gebruikt en welke functie heeft de open opstelling van fysieke materialen? Toekomstige ontwikkelingen rond de samenstelling van de collectie De verwachting is dat rond 2025 de meeste wetenschappelijke publicaties in zowel papieren als elektronische vorm beschikbaar zijn, al ligt het beschikbaar komen van elektronische alternatieven bij boeken1 gecompliceerder dan bij tijdschriften. Veel boeken zijn vooralsnog alleen nog in papieren vorm beschikbaar, wat uitgevers vooral verklaren door erop te wijzen dat er voldoende schaal (van afzetgebied, maar ook van de uitgever zelf) en klantvraag nodig is om e-books te kunnen uitgeven. Veel boeken die verschijnen bij kleine uitgevers, in niet-Engelstalige taalgebieden en die ook interessant zijn voor een niet-wetenschappelijk publiek zijn tot nog toe alleen in papieren vorm beschikbaar. Dit zal volgens uitgevers gaan veranderen. Er zal vermoedelijk steeds minder schaal nodig zijn om e-books uit te geven, omdat de investeringskosten lager zullen zijn, en de vraag naar e-books zal naar verwachting toenemen, zeker in de particuliere markt. Tegelijkertijd is het voor uitgevers eenvoudig om naast een elektronisch exemplaar, ook een papieren boek te blijven aanbieden. In dat opzicht is interessant dat nog grotendeels onduidelijk is hoe het e-book zich onder meer qua prijs en gebruiksvoorwaarden gaat ontwikkelen. Het is niet ondenkbaar dat de UBU, ondanks een e-preferred beleid, jaarlijks duizenden papieren boeken zal blijven kopen, al is de trend dat er telkens meer e-books ter beschikking worden gesteld. De komende tien jaar zullen er door de opkomst van het e-book waarschijnlijk steeds minder nieuwe titels aan de open opstelling toegevoegd worden, waarbij de verschillen tussen faculteiten groot zullen zijn. In de periode 2007-2014 is het aantal papieren boeken dat de UBU koopt met 64% afgenomen, van 15.295 naar 5.551 per jaar. Voor de collecties van Bètawetenschappen, Diergeneeskunde, Geneeskunde, Geowetenschappen en Sociale Wetenschappen wordt vooral digitaal materiaal gekocht en is het aantal papieren boeken dat wordt aangeschaft klein (zie figuur 1). De papieren boeken die wel voor deze collecties worden gekocht, betreffen vaak specifieke disciplines die nog papier wensen (zoals Wiskunde binnen Bètawetenschappen) of bepaalde typen publicaties (zoals studiemateriaal bij Diergeneeskunde en Geneeskunde). Dit beeld is totaal anders binnen REBO en vooral binnen de Geesteswetenschappen. Bij REBO gaat bijna 80% van de uitgaven aan boeken naar papier. Maar het meest in het oog springen de Geesteswetenschappen: van de 5.500 papieren boeken die de UBU kocht in 2014, waren er zo’n 4.000 bestemd voor deze faculteit. 1 Binnen het verslag wordt er gesproken van boeken als het over het publicatiemedium in het algemeen gaat. Gaat het om een papieren exemplaar dan wordt dat vermeld. Als het gaat het om een elektronisch exemplaar dan wordt de term e-book gebruikt. 4 Figuur 1: aantal bestelde papieren boeken per faculteit, in de periode 2005-2014. Figuur 2: aantal banden in de open opstelling per faculteit, in de periode 2005-2014. Als er rekening wordt gehouden met de hoeveelheid papieren boeken die aan de collecties wordt toegevoegd, dan zal de omvang van de open opstelling per faculteit steeds meer gaan verschillen. De afgelopen tien jaar is de omvang van de open opstelling sterk afgenomen, maar de verschillen tussen faculteiten waren daarbij groot (zie figuur 2). Een steeds groter deel van de papieren collectie is in het depot komen te staan, doordat oudere papieren boeken die minder gebruikt werden naar het magazijn zijn verplaatst. Daarnaast zijn veel papieren tijdschriften uit de open opstelling 5 verwijderd, omdat deze in digitale vorm beschikbaar kwamen. Als deze trend zich voortzet, dan zullen de open opstellingen van de meeste faculteiten in de toekomst klein zijn. De open opstelling van Geesteswetenschappen zal naar verwachting een telkens groter deel van de open opstelling gaan vormen: in 2014 was dat al meer dan 50% van het totaal. In de UB Uithof zal dan nog slechts een kleine open opstelling zijn en het overgrote deel van de open opstelling zal dan in de UB Binnenstad staan. Gebruik van de collecties en functie open opstelling Binnen alle disciplines stijgt het gebruik van digitaal materiaal en worden papieren publicaties minder gebruikt. Als er kortere teksten geraadpleegd moeten worden, zoeken in een tekst belangrijk is of snelle, plaatsonafhankelijke toegang een grote rol speelt bij de selectie van literatuur, dan geven de meeste gebruikers de voorkeur aan digitale publicaties. In alle disciplines zijn gebruikers over het algemeen tevreden over het gebruik van e-journals. Bovendien worden binnen de meeste disciplines vooral recente publicaties geraadpleegd, die meestal alleen in digitale vorm door de UBU zijn gekocht. Daarbij geldt dat er binnen disciplines grote verschillen kunnen zijn. Gekeken op facultair niveau vormen vooral de geesteswetenschappers de uitzondering. Meer dan 50% van het totaal aantal uitleningen van papieren publicaties binnen de UBU werd in 2014 door geesteswetenschappers gedaan, terwijl toen 10,4% van de UU-medewerkers en 19,9% van de UU-studenten tot deze faculteit behoorde. Figuur 3: gemiddeld aantal uitgeleende banden per jaar aan medewerkers, in de periode 20102014. 6 Figuur 4: gemiddeld aantal uitgeleende banden per jaar aan studenten, in de periode 2010-2014. Het gegeven dat geesteswetenschappers veel meer papieren boeken gebruiken, komt door verschillende factoren. Deels heeft dit te maken met de vorm waarin publicaties beschikbaar worden gesteld. Veel geesteswetenschappers hebben geen andere keus dan papieren publicaties te raadplegen, gewoonweg omdat er geen elektronisch alternatief is. Maar de keus om een papieren boek te gebruiken, hangt niet alleen van de beschikbaarheid af, maar ook van het lees- en leergedrag van de gebruiker. Studenten en medewerkers willen over het algemeen langere teksten in papieren vorm raadplegen, omdat het op een scherm minder prettig is lang te lezen en moeilijker is om de structuur van een tekst te doorgronden. Ook als gebruikers een gecompliceerde tekst intensief willen bestuderen, doen ze dat bij voorkeur op papier, omdat het eenvoudiger is om dan met een tekst te interacteren waardoor het beter internaliseert. Omdat geesteswetenschappers over het algemeen niet alleen langer lezen, maar ook veel meer, zijn zij ook meer gehecht aan het gebruik van papieren publicaties. (zie figuur 3 en 4). Bij het gebruik van de open opstelling zijn er evenwel niet alleen grote verschillen tussen disciplines, maar vooral ook tussen studenten en medewerkers (zie figuur 5). Over het algemeen geldt dat buiten de Geesteswetenschappen, REBO en enkele andere kleinere disciplines de gebruikers vrijwel alleen maar digitaal materiaal gebruiken en weinig de open opstelling raadplegen. Bij veel studenten speelt bij de selectie van hun literatuur vooral mee dat zij snel toegang willen tot materiaal en om die reden een voorkeur hebben voor digitale publicaties. Bovendien wordt de literatuur die zij gebruiken vaak door docenten voorgeschreven, waardoor zij minder geneigd zijn zelf op zoek te gaan naar literatuur en dus een open opstelling minder nodig hebben. Ook onder medewerkers daalt het gebruik van de open opstelling, maar hier spelen andere factoren mee. Degenen die papieren boeken gebruiken, zouden de open opstelling wel willen raadplegen, maar vinden vaak dat deze te ver van hun werkplek staat, beschouwen de UBU vooral als het domein van studenten en vinden dat er te weinig plek is om papieren boeken te raadplegen. Zij lossen dit (noodgedwongen) op door papieren boeken in veel gevallen via de catalogus aan te vragen en vervolgens op hun eigen werkplek te 7 raadplegen. Hierdoor is er sprake van een paradox: de UBU wordt vooral bezocht door studenten die de open opstelling over het algemeen weinig gebruiken, terwijl veel medewerkers weinig in de UBU komen, maar de open opstelling wel zouden willen raadplegen. Figuur 5: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature from the bookshelves (all respondenten, weergegeven in percentages, N=800). Figuur 6: what do the books in the library bookshelves mean to you? Answer: to me, books on the bookshelves create an intellectually stimulating and supportive environment (alle respondenten, weergegeven in percentages, N=676). Voor studenten en medewerkers heeft de open opstelling niet alleen een functie als bron van informatie, maar ook als intellectueel stimulerende omgeving. Veruit de meeste studenten en medewerkers van de UU, in alle disciplines, onderschrijven deze brede functie van de open opstelling - ook degenen die de open opstelling niet gebruiken (zie figuur 6). Daarbij hechten vooral binnen de Geesteswetenschappen zowel studenten als medewerkers aan de browsefunctie die de open opstelling biedt, vanwege de serendipiteit bij het zoeken op onderwerp, maar ook omdat het staand voor een kast eenvoudiger is snel een indruk te krijgen van de beschikbare literatuur. Anders dan bij tijdschriften, speelt bij boeken het fysieke uiterlijk ervan een grote rol bij de selectie van literatuur. Gebruikers kunnen eenvoudiger door een papieren exemplaar bladeren, zien 8 in één oogopslag wat de uitgever is, enzovoorts. Maar doordat er steeds meer publicaties in de open opstelling ontbreken, doordat deze digitaal gekocht worden, wordt hiervan steeds minder gebruikt gemaakt. De open opstelling krijgt geleidelijk aan steeds meer alleen de functie van een intellectueel stimulerende omgeving voor studerende studenten. Figuur 7: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling van de faculteiten, gebaseerd op de trend sinds 2010. Conclusies over de toekomstige vorm, inhoud en functie van de open opstelling De verwachting is dat in 2025 de open opstelling als bron van informatie alleen nog een belangrijke rol speelt binnen de Geesteswetenschappen en in mindere mate ook binnen REBO en enkele andere disciplines. Tegen die tijd zal het aantal uitleningen bij alle faculteiten vermoedelijk sterk zijn gedaald (zie figuur 7). Maar de mate waarin zal niet alleen door gebruikers, maar ook in hoge mate door de bibliotheek zelf bepaald worden. De UBU heeft over tien jaar de keuze of zij een publicatie in papieren of elektronische vorm aanschaft. Binnen veel disciplines zal waarschijnlijk de voorkeur uitgaan naar een e-journal of e-book. De open opstelling zal daardoor langzaam verouderen en minder gebruikt worden, een proces dat overigens al jaren gaande is. Toch kan de open opstelling een belangrijke rol spelen in de fysieke bibliotheek van de toekomst. Aansluitend bij de behoefte van zowel studenten als de medewerkers, kan de open opstelling: 1) gebruikt worden voor het beschikbaar stellen van publicaties waarvan gebruikers ze bij voorkeur in papieren vorm raadplegen, vanwege hun lees- of leerbehoeften. Bij de collectievorming zal rekening gehouden moeten worden waarvoor en op welke manier publicaties geraadpleegd worden. Los van de vraag of boeken überhaupt als e-book beschikbaar zijn, zou bijvoorbeeld de keuze gemaakt kunnen worden bundels vooral in digitale vorm te kopen en monografieën niet. Dit zou waarschijnlijk betekenen dat voor sommige disciplines, zoals de Geesteswetenschappen, er een relatief grote open opstelling gehandhaafd zou moeten worden, terwijl in de meeste andere disciplines een kleine open opstelling kan volstaan. 9 2) de fysieke bibliotheek als een plaats voor studie en onderzoek (blijven) versterken. Vrijwel alle gebruikers zien de open opstelling als intellectueel stimulerende omgeving, ook degenen die niet of nauwelijks gebruik maken van de collectie. Hiervan kan gebruik gemaakt (blijven) worden bij de inrichting van de bibliotheek. Daarbij zal wel rekening gehouden moeten worden met de uiteenlopende behoeften van studenten en medewerkers. Onder studenten is er een luide roep om meer studieplaatsen, maar ook vinden zij het fijn om tussen boekenkasten te studeren, omdat deze rust uitstralen. Onder medewerkers is er vooral behoefte aan raadpleegplaatsen, desnoods in de vorm van uitschuifplanken in de kasten, waar zij gelegenheid hebben om de literatuur uit de kast te bestuderen of kort in te zien. 3) bijdragen aan de integratie van de fysieke en digitale collectie en de toegang daartoe. Tot aan 2025 zal er in toenemende mate een hybride collectie ontstaan, doordat steeds meer publicaties in digitale vorm worden gekocht, maar veel boeken ook nog in papieren vorm worden aangeschaft, nog afgezien van de 3,64 miljoen banden die de UBU momenteel bezit. Bij het toegankelijk maken van wetenschappelijke informatie dient er nagedacht te worden dat ook in de toekomst gebruikers niet alleen online, maar ook in de fysieke bibliotheek toegang (willen) krijgen tot informatie. Elders wordt er geëxperimenteerd met bijvoorbeeld een blended shelf, waarbij staand voor de kast de gebruiker ook inzicht krijgt in welke digitale publicaties de bibliotheek bezit. De UBU zou kunnen aansluiten bij dergelijke experimenten om de samenhang tussen de open opstelling en de overige (digitale) collectie te versterken en het gebruik ervan te blijven stimuleren. 10 BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEK Sinds enkele decennia hebben studenten en medewerkers van de Universiteit Utrecht (UU) direct toegang tot een deel van de papieren collectie van de Universiteitsbibliotheek Utrecht (UBU), opgesteld in kasten. Wanneer studenten en wetenschappers wordt gevraagd naar hun mening over deze zogenaamde ´open opstelling´, dan roept dat heel uiteenlopende reacties op: “[Books] give atmosphere, although I don’t really use them.” “I never search for a book at the library. I always search online.” “Don’t you dare remove actual books from the library.” “Create more study spots.” “I can’t study without my handbooks and the literature in the library.” ”Though I don’t make use of them [i.e. books] that much, I would prefer staying them were they are.” “Don’t even think about creating more study places by removing books. Instead, remind people that books are awesome.” “If you are considering taking away books and making more space for study spots, that’s a brilliant plan.” “At the end it is the main function of the library. So they [i.e. books] should be there.” “I think most of the visitors of the library use the library for a desk to study. It would be great if more places are arranged for desks instead of books.” “I like the books are being there. I find them stimulating. However, for many studies I mostly use electronic journals.” “I think books are an essential element of a library. It is good to have them on screen as well, but I wouldn’t want to miss them. It creates an intellectual stimulating environment. Digitization is a good thing, but should never replace paper.” “I study at desks from my own study books” “I always search online and let the books come to the library for me. Great service!” “Please, don’t take the books away!!!” “Although many students do not utilize the library to check out books, I think the presence of books lend a certain charm to this place.” “It makes the library, a library.”2 In het beleidsplan van de UBU staat dat de bibliotheek een ‘inspirerende omgeving’ wil bieden, waar studie en ontmoeting plaatsvindt. Er wordt nagedacht over de inrichting van de bibliotheekgebouwen, om deze te laten voldoen aan de uiteenlopende wensen van gebruikers. Om aan de wens voor meer studieplekken tegemoet te komen, is bijvoorbeeld de keus gemaakt dat “de omvang van de fysieke collectie in de open opstelling [geleidelijk daalt] ten gunste van de inrichting van studieplaatsen,” vooral in de UB Uithof.3 Maar ook het beschikbaar stellen van de fysieke en digitale collectie is één van de kerntaken van de UBU. De aanwezigheid van de collectie in het bibliotheekgebouw speelt daarbij een wezenlijke rol. Zoals in het beleidsplan verwoord is “de bibliotheek […] het laboratorium van de Geesteswetenschappen.”4 2 Willekeurige bloemlezing van reacties van gebruikers uit de survey over de open opstelling in de UBU, gehouden in 2015. 3 http://www.uu.nl/sites/default/files/ubu_beleidsplan2015-2017_nl.pdf 26-27. 4 Idem, 5. 11 AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK Rond de open opstelling in de UBU zijn de afgelopen decennia twee belangrijke ontwikkelingen gaande. Ten eerste worden sinds de jaren tachtig van de 20ste eeuw de bibliotheken en collecties van de UU gecentraliseerd. Er waren aanvankelijk 145 instituutsbibliotheken. Nu resteren er drie bibliotheeklocaties: de UB Uithof (sinds 2004), de UB Binnenstad (sinds 2009) en de bibliotheek Wiskunde in het Hans Freudenthalgebouw op De Uithof. Ten tweede zijn sinds eind jaren negentig van de 20ste eeuw de bibliotheekcollecties steeds digitaler geworden. Eerst kwamen vooral tijdschriften in elektronische vorm beschikbaar en sinds 2010 koopt de UBU ook e-books. Als gevolg van deze twee ontwikkelingen bevindt de collectie van de UBU zich nu in de open opstelling van de drie bibliotheeklocaties, in het magazijn in de UB Uithof en in ‘the cloud’. De kwaliteit van de open opstelling staat onder druk. Lang was het voor studenten en medewerkers van de UU de voornaamste plek om informatie te vinden. Maar hoewel het grootste deel van de UBU-collectie nog altijd uit papieren materiaal bestaat, ontbreken door de voortschrijdende digitalisering steeds vaker belangrijke werken in de open opstelling. Hierdoor is de vraag steeds urgenter geworden wat in de toekomst de functie zal zijn van de open opstelling is. Hoe gaat de open opstelling eruit zien, hoe is deze samengesteld, met welk doel en voor wie? Hoe breed is bijvoorbeeld de behoefte aan het ‘browsen’ langs de open opstelling en hoe zal deze behoefte zich gaan ontwikkelen in een alsmaar digitaler wordend tijdperk? Wat zijn de consequenties daarvan voor de inrichting van de UBU? Dit alles maakt dat met de opkomst van de digitalisering van wetenschappelijke literatuur opnieuw nagedacht moeten worden wat de inhoud, vorm en functie van de (papieren) open opstelling moet zijn, in relatie tot de digitale collectie en het magazijn. Er moet daarbij rekening worden gehouden met de verschillen tussen faculteiten, zowel qua samenstelling van de collectie als het gebruik daarvan. Hiertoe heeft de bibliothecaris Anja Smit opdracht gegeven voor een onderzoeksproject, getiteld ‘Functie Open Opstelling UB Utrecht’. Het is de bedoeling een toekomstverwachting uit te spreken over hoe de functie van de open opstelling zich de komende 10 jaar (tot 2025) gaat ontwikkelen. Het project moet uiteindelijk als een basis dienen voor het ontwikkelen van een visie voor een coherente open opstelling, die wat betreft vorm en inhoud voldoet aan de behoeften van de gebruikers. Daarnaast zal het onderzoek mede als uitgangspunt kunnen dienen voor een plan om te kunnen inspelen op toekomstige ontwikkelingen rond de inrichting van de UBU-locaties. DOEL VAN HET ONDERZOEK De opdrachtgever heeft zijn opdracht als volgt geformuleerd: Doel is het uitvoeren van een onderzoek naar (1) de ontwikkeling van de samenstelling van de UBU-collecties en (2) naar het gebruik van deze collecties, in het bijzonder naar de functie van de open opstelling. Het beoogde resultaat is een onderzoeksverslag waarin de volgende onderzoeksvragen beantwoord worden: 1 12 1) Wat is de verwachte ontwikkeling van de collectie van de UBU voor de komende 10 jaar met betrekking tot de vorm waarin deze beschikbaar zal komen (fysiek en digitaal)? Deze verwachting moet gebaseerd zijn op de verwachting van wat er beschikbaar komt in papieren en digitale vorm, op de ontwikkeling van de beschikbare budgetten voor de papieren en digitale collectie en op de ontwikkeling van de aanwas van papieren en digitale collecties. 2) Hoe worden de collecties gebruikt en welke functie heeft de open opstelling van fysieke materialen? Dit moet gebaseerd zijn op gebruikcijfers en op het gedrag van gebruikers. 3) Welke conclusies kunnen worden getrokken op basis van deze ontwikkelingen (vraag 1 en 2) over de inhoud, vorm en functie van de open opstelling van fysieke collecties? Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt, namelijk formats (onderscheid tussen boeken en e-books, tijdschriften en e-journals), disciplines (onderscheid tussen faculteiten en eventueel daarbinnen (waar mogelijk en gewenst) tussen departementen), gebruikersgroepen (onderscheid tussen wetenschapper, BA-student en MA-student) en locaties (onderscheid tussen de UB Uithof, de UB Binnenstad en het depot). AFBAKENING In het projectvoorstel is vastgelegd waartoe het project zich zal beperken. Het project richt zich op de fysieke collectie in de open opstelling van de UB Utrecht, in de locaties UB Binnenstad en UB Uithof, op de fysieke collectie in het depot en op de digitale collectie. Daarnaast beperkt de scope zich tot gebruik en gedrag van studenten en medewerkers van de UU. Buiten het project valt het ontwikkelen van een visie (of visies) op de open opstelling, het maken van keuzes over de inhoud, vorm en functie van de open opstelling en het ontwikkelen van ideeën en activiteiten over de inrichting van de bibliotheeklocaties. Daarnaast blijven grotendeels buiten beschouwing de open opstelling van de locaties Universiteit van Humanistiek, Diergeneeskunde, Wiskunde en UMC Utrecht, het materiaal gepubliceerd vóór 1900 (Bijzondere Collecties), evenals alle mogelijke gebruikersgroepen die geen wetenschapper of student zijn van de UU. GEBRUIKTE ONDERZOEKSMETHODEN Om antwoord te kunnen geven op de geformuleerde onderzoeksvragen, zijn er in de periode juni 2015 tot en met maart 2016 kwantitatieve en kwalitatieve gegevens verzameld, door middel van (1) het in kaart brengen van bestaande gegevens in de registratiesystemen van de UBU, (2) een literatuuronderzoek, (3) een papieren survey onder gebruikers van UBU en een online survey onder medewerkers, (4) interviews met uitgevers en (5) een gestructureerd groepsproces met focusgebruikersgroepen. De uiteenlopende methodes worden hierna toegelicht. VERZAMELEN BESTAANDE GEGEVENS De projectgroep heeft met medewerking van de afdeling ICT-beheer veel gegevens verzameld als het gaat (1) om de acquisitie voor de UBU collecties en (2) het gebruik van de UBU-collecties (vooral de papieren collectie). Hierbij is vooral, maar niet alleen, 13 gebruik gemaakt van kengetallen en de benchmark-rapporten, Aleph-uitvoerrapporten en acquisitierapporten. De verzamelde kwantitatieve data zijn vervolgens bewerkt en per faculteit verwerkt in grafieken. Deze grafieken zijn voor iedere faculteit afzonderlijk besproken met de vakspecialisten, vooral om trends in de samenstelling van de collecties (in het bijzonder de open opstelling) te kunnen duiden. In dit kader is ook aan de vakspecialisten gevraagd hoe zij de toekomstige acquisitie(budgetten) van de faculteiten zien ontwikkelen. Belangrijke beperking: Als het gaat om het gebruik van digitaal materiaal, kan er binnen de registratiesystemen waarover de UBU beschikt geen onderscheid gemaakt worden tussen gebruikersgroepen en disciplines. De gebruikersstatistieken van e-journals en e-books zijn voor het overgrote deel alleen UU-breed te genereren. LITERATUURONDERZOEK Om de ontwikkelingen rond de samenstelling en het gebruik van de UBU-collecties in breder perspectief te plaatsen, is er systematisch literatuuronderzoek gedaan. Hierbij is gebruik gemaakt van de databases Library and Information Science Abstracts (LISA), Scopus en Google Scholar, om literatuur te vinden die betrekking heeft op te verwachten toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijke publicatiecultuur (vooral de voortschrijdende digitalisering), het gebruik van de collecties (vooral de open opstelling) en de inrichting van universiteitsbibliotheken (vooral de open opstelling en studieplekken). Er is gebruik gemaakt van zogenaamde search chains, waarna de zoekresultaten handmatig zijn gefilterd op relevantie. De zoekresultaten zijn via de sneeuwbalmethode aangevuld met andere relevante literatuur. NB. Doel van het literatuuronderzoek was niet zozeer om alle publicaties te omvatten, als wel om een goed beeld te krijgen van de huidige stand van zaken van het onderzoek. PAPIEREN SURVEY IN DE UB-LOCATIES Om goed zicht te krijgen op het huidige gebruik van de open opstelling is er een papieren survey verspreid in de UB Binnenstad en UB Uithof. Doel van deze survey was om kwantitatieve gegevens te verzamelen, zeker over onderwerpen waarbij de registratiesystemen ontoereikend zijn, zoals het gebruik niet-uitleenbaar materiaal of de open opstelling als intellectueel stimulerende omgeving. De korte vragenlijst behandelde achtereenvolgens de achtergrond van de bezoeker (gebruikersgroep en faculteit), welke UB-locatie het meest wordt bezocht, wat tijdens het bezoek wordt gedaan, waarvoor men al dan niet de open opstelling gebruikt en wat de open opstelling voor de gebruiker betekent. De vragenlijst werd uitgedeeld door medewerkers van PD en ingevuld op statafels bij de ingang van de beide UB-locaties. Hierbij werd geselecteerd op studenten en medewerkers van de UU. Bezoekers mochten de vragenlijst maar één keer invullen. Om zoveel mogelijk een bias te voorkomen, mochten per sessie (van twee uur) hoogstens 50 vragenlijsten ingevuld worden per locatie. In totaal zijn er 810 vragenlijsten ingevuld, 402 in de UB Binnenstad en 408 in de UB Uithof. 14 Belangrijke beperking: Met deze methode is er geen zicht gekregen op het UU-brede gebruik van de UBUlocaties en de open opstelling. De uitkomsten gelden vooral voor bezoekers van de UBUlocaties. ONLINE SURVEY Omdat de verwachting was dat met een papieren survey in de UBU-locaties het wetenschappelijk personeel minder goed bereikt zou worden, omdat deze de bibliotheek minder vaak bezoeken dan studenten, is er gekozen voor een aanvullende online survey, gericht op docenten en onderzoekers. Het was niet mogelijk de survey breed onder het wetenschappelijk personeel te verspreiden. Aan de faculty liaisons en vakspecialisten is daarom gevraagd om onder hun bestaande contacten de online survey te verspreiden. Zij moesten ervoor zorgen dat de samenstelling van de responsegroep zou bestaan uit een gevarieerde groep wetenschappers. De vragen van de online survey waren hetzelfde als van de papieren survey, behalve dat er een extra vraag was toegevoegd over welk belang het wetenschappelijk personeel ziet van de open opstelling voor studenten. In totaal hebben 176 leden van het wetenschappelijk personeel de online survey ingevuld (en 12 wetenschappers de papieren survey). De data van de papieren en online survey zijn in de analyse samengevoegd, in samenwerking met het Loket Gebruikersonderzoek. De responsegroep waarop het onderzoek gebaseerd is, bestond uit 831 respondenten, waarvan 365 BA-studenten, 285 MA-studenten en 181 docenten en/of onderzoekers.5 Faculteit Bètawetenschappen Diergeneeskunde Geesteswetenschappen Geneeskunde Geowetenschappen Recht, Economie en Bestuur en Organisatie Sociale Wetenschappen BAstudenten 31 2 100 13 33 78 MAstudenten 45 6 47 17 56 50 Docent/ Onderzoeker 18 1 73 16 30 15 Totaal 108 64 28 200 94 9 220 46 119 143 Belangrijke beperking: Het gegeven dat de selectie van mogelijke respondenten plaatsvond door de faculty liaisons en vakspecialisten heeft ervoor gezorgd dat de responsegroep niet willekeurig tot stand is gekomen. Met deze methode is niet gestreefd naar een representatief beeld van het wetenschappelijk personeel, maar naar een goede afspiegeling van voor de UBU belangrijke gebruikersgroepen. 5 Respondenten die aangaven dat zij niet tot een van de gebruikersgroepen (BA-studenten, MA-studenten of wetenschappelijke medewerker) van een van de zeven UU faculteiten behoorden, zijn buiten beschouwing gelaten. 15 INTERVIEWS MET UITGEVERS Om zicht te krijgen op de toekomst van de wetenschappelijke publicatiecultuur, vooral als het gaat om het digitaal beschikbaar komen van wetenschappelijke publicaties, zijn interviews afgenomen met in totaal zeven uitgevers en twee leveranciers. Het streven was om algemene tendensen in kaart te brengen, zodat (op facultair niveau) een gefundeerde uitspraak gedaan kan worden over in hoeverre de literatuur (vooral boeken) die de UBU aanschaft in de toekomst (2025) digitaal beschikbaar zal zijn. Tijdens de interviews is ingegaan op de huidige en de te verwachten situatie binnen de leverancier c.q. uitgeverij en de representativiteit daarvan voor bredere ontwikkelingen binnen de wetenschappelijke publicatiecultuur. Ter versterking van de interne validiteit van het onderzoek is voor de interviews een instructie geschreven, die ervoor zorgde dat de interviews vergelijkbaar verliepen. De bevindingen hebben vervolgens hun neerslag gekregen in gespreksverslagen. Bij de keuze voor met welke leveranciers en uitgevers gesproken zou worden was leidend of de gesprekspartners een brede blik hebben op de uitgeverswereld. Hierbij werd aanvankelijk vooral uitgegaan van een spreiding over disciplines. Daarnaast is rekening gehouden met de schaal en taalgebied van uitgevers, omdat dit bepalend bleek voor de mate waarin e-books beschikbaar komen. Uiteindelijk zijn interviews gehouden met de volgende personen: Leveranciers: - Erasmus Boekhandel: Dirk Raes (Managing Director), Maarten Hepp (Operations Manager) en Beate A Jahnel (Projectleider) Yankee Book Peddler: Michael Zeoli (Vice President, YBP Strategic eContent Development and Partner Relations) Uitgevers: - Boom: Wirt Soetenhorst (Directeur, divisie Den Haag) Brepols Publishers: Patrick Daemen (Marketing Manager) Edward Elgar Publishing: Tim Williams (Managing Director) Olms Verlag: Mirjam Burgdorf (Verantwoordelijk voor e-books) en Bruno Vogel (Verantwoordelijk voor contact met bibliotheken en personen) Springer Nature: Wim van der Stelt (Executive Vice President Corporate Strategy) Uitgeverij Verloren: Tys Verloren van Themaat (Uitgever) Wiley: Lisa Nachtigall (Director of Business Development, Digital Books) NB. Met alle gesprekspartners is afgesproken dat in het onderzoeksverslag niet verwezen zal worden naar de specifieke situatie bij leveranciers of uitgeverijen, noch dat de gesprekspartners geciteerd zullen worden. Drie uitgevers hebben niet gereageerd op ons verzoek tot een interview, namelijk Cambridge University Press, Oxford University Press en Kluwer. GESTRUCTUREERD GROEPSPROCES MET FOCUSGEBRUIKERSGROEPEN Om de verzamelde kwantitatieve data over het gebruik van de open opstelling goed te kunnen duiden zijn vier bijeenkomsten georganiseerd met focusgebruikersgroepen. Via 16 een gestructureerd groepsproces is ernaar gestreefd de mening van individuen in groepsverband te expliciteren en in kwalitatieve termen weer te geven. Hierbij is het groepsproces zo gestructureerd dat is voorkomen dat dominante persoonlijkheden of gevestigde belangen de overhand krijgen en de resultaten vertekenen. Er is uitgegaan van de ‘seriële verklarende techniek’, waarbij de kwantitatieve data die binnen het project verzameld zijn via kwalitatieve data geduid zijn. Hiertoe hebben in een gestructureerde procedure “gebruikers” in een aantal rondes een aantal opdrachten uitgevoerd. Hiermee is zicht verkregen op mogelijke verklaringen voor de tendensen in het gebruik van de open opstelling. Bij de samenstelling van de focusgebruikersgroepen zijn disciplines die grote overeenkomsten vertonen zoveel mogelijk samengevoegd. Daarnaast is ernaar gestreefd om elke focusgroep te laten bestaan uit een BA-student, MA-student, PHD-student, UD, UHD en een hoogleraar. Maar in de praktijk bleek dit streven niet haalbaar. Uiteindelijk zijn de volgende groepen gevormd: Sociale Wetenschappen en Geowetenschappen (6 personen), Bètawetenschappen, Diergeneeskunde en Geneeskunde (6 personen), Geesteswetenschappen (7 personen) en REBO (2 personen). Van elke bijeenkomst is een verslag gemaakt, dat gebruikt is bij het interpreteren van de kwantitatieve data rond het gebruik van de open opstelling. Belangrijke beperking: De focusgroepen vormen geen representatie van alle gebruikersgroepen van de UBU. Zeker de focusgroep REBO is daarvoor helaas te klein geweest. De uitkomsten geven wel een belangrijke indicatie voor wat volgens gebruikers de tendensen in het gebruik van de open opstelling verklaart. 17 BOEKEN EN DE OPEN OPSTELLING IN BREDER PERSPECTIEF Wereldwijd ontwikkelen bibliotheken nieuwe vormen om informatie beschikbaar te maken aan lezers. Dat is niet nieuw. In de geschiedenis hebben bibliotheken zich onder meer moeten aanpassen aan de opkomst van de codex (ruim 2000 jaar geleden), de boekdrukkunst (ongeveer 500 jaar geleden) en digitale media (ongeveer 100 jaar geleden). Het instituut universiteitsbibliotheek (UB) is in dat opzicht nog een relatief nieuw verschijnsel, met haar opkomst vooral in de negentiende eeuw en verdere professionalisering in de twintigste eeuw. Net als andere bibliotheken moeten UB’s nadenken over wat hun rol zal zijn in de digitale eenentwintigste eeuw. 6 Eén van de belangrijkste vragen die momenteel binnen UB’s speelt is hoe de fysieke bibliotheek zich zal gaan verhouden tot de digitale bibliotheek. Hoewel veel bibliotheken hiermee bezig zijn, is er slechts weinig literatuur beschikbaar waarin concrete toekomstverwachtingen op dit gebied worden uitgesproken. Deels komt dat doordat het e-book nog een relatief nieuw verschijnsel en nog sterk in ontwikkeling is.7 Er is al wel veel geschreven over hoe collecties zich aan het ontwikkelen zijn, in het bijzonder over de snelheid waarmee literatuur digitaal beschikbaar komt en onder welke voorwaarden dat gebeurt. Bovendien is er steeds meer bekend over de manier waarop fysieke en vooral digitale collecties worden gebruikt. ACQUISITIE VAN DIGITALE LITERATUUR IN UB´S In Nederland verscheen in 2011 het UKB8-beleidsplan met de veelzeggende titel ‘De wetenschappelijke bibliotheek op weg naar ‘the cloud’’. 9 UB’s zijn onderdeel van een wetenschappelijk communicatiesysteem dat in toenemende mate digitaliseert. In deze tendens gaan de UB’s mee.10 Van oudsher hebben zij als taak het beschikbaar maken en houden van publicaties, zowel als het vindbaar maken ervan, welke zich nu vertaalt naar het digitale tijdperk.11 UB’s schaffen een steeds groter deel van de wetenschappelijke publicaties in elektronische vorm aan, als e-journal of e-book. De belangrijkste reden die UB’s daarvoor geven is dat gebruikers in toenemende mate verwachten dat zij 24/7 en overal toegang hebben tot informatie. Digitale publicaties kunnen beter dan papieren publicaties aan deze verwachting voldoen.12 Daarnaast sluiten UB’s met digitale collecties aan bij ontwikkelingen binnen het universitaire onderwijs, rond bijvoorbeeld ‘distance learning’ , waarbij online materiaal een grote rol speelt. Digitale publicaties zijn 6 Paulus Jr, “Reconceptualizing Academic Libraries and Archives in the Digital Age.” (Mincic-Obradovic, 2010) 16. Over wat een e-book precies is en wat niet, wordt veel gediscussieerd. In dit stuk wordt uitgegaan van de definitie van Mincic-Obradovic die een e-book beschouwt als iedere monografie die in elektronische vorm beschikbaar is gemaakt, ongeacht de vorm en samenstelling. 8 Het UKB is het samenwerkingsverband tussen Nederlandse universiteitsbibliotheken en de Koninklijke bibliotheek. 9 (Smit, 2011) 10 (Parks & Geller, 2012) 11 (Sewell, 2013) 44-45; (R. Anderson, 2011b). Anderson wijst er terecht op dat de positie van de bibliotheek aan het veranderen is; zij is met de komst van het Internet voor academici niet meer de belangrijkste toegang tot informatie. 12 (McMullen, 2012); (Proctor, 2013) 7 18 bovendien meestal full-tekst doorzoekbaar en bieden mogelijkheden om teksten te verrijken.13 De bibliotheken zien de aankoop van digitaal materiaal ook als een manier om efficiënter te collectioneren. Bibliotheken kampen met krimpende budgetten, wat ertoe leidt dat steeds minder bibliotheken zich kunnen veroorloven een omvangrijke collectie op te bouwen en stringentere keuzes moeten maken bij de aanschaf van literatuur.14 Bovendien hebben al decennialang veel bibliotheken overvolle depots, waardoor zij ook uit ruimtegebrek selectiever met de aankoop van papieren materiaal moeten omgaan.15 Daartegenover staat een wereldwijde stelregel dat ongeveer 20% van de collectie zorgt voor 80% van het gebruik, al zijn er ook cijfers die suggereren dat het percentage veelgebruikt materiaal nog veel lager is.16 In het licht van deze ontwikkelingen is het voor bibliotheken interessant dat met de aankoop van digitaal materiaal er niet alleen op ruimte wordt bespaard, maar digitale collectiemethoden het ook mogelijk maken literatuur eerst tijdelijk beschikbaar te stellen en vervolgens aan te kopen op basis van gebruikcijfers. Dergelijke vormen van zogenaamd Demand Driven Acquisition (DDA) maken dat bibliotheken publicaties steeds vaker Just in Time in plaats Just in Case kopen, oftewel op het moment dat een titel gebruikt wordt en niet zekerheidshalve voor het geval het gebruikt gaat worden.17 Bovendien is het, anders dan bij papieren materiaal, relatief eenvoudig e-books en e-journals in pakketvorm aan te schaffen, wat bibliotheken in staat stelt meer materiaal aan te bieden dan ooit in gedrukte vorm mogelijk was geweest.18 De digitalisering van de universitaire collecties is gaande sinds de jaren 1990. Eerst werden veel referentiewerken zoals bibliografieën en encyclopedieën in elektronische vorm aangeboden, waarna de tijdschriften volgden.19 Sindsdien is het overgrote deel van alle wetenschappelijke tijdschriften (ook) als e-journal beschikbaar gekomen. Dit was mede te danken aan gunstige economische omstandigheden, waardoor er veel investeringen konden worden gedaan in de technologische infrastructuur voor e-journals en in zoekmachines. Er kwam een goede, breed geaccepteerde standaard voor artikelen (pdf) en steeds meer aanschaf vond plaats via licenties voor grote pakketten e-journals. Bovendien werd ook het bewaren van digitale publicaties steeds beter geregeld, wat het vertrouwen in dit medium deed toenemen. Dit alles maakt dat toen in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw de eerste academische e-books beschikbaar kwamen, de brede verwachting was dat boeken van de ontwikkelingen rond e-journals zouden profiteren en op relatief korte termijn digitaal beschikbaar zouden komen. Die verwachting bleek onjuist.20 In 2009 gaven Amerikaanse UB’s ongeveer 6,6% van boekbudget aan e-books uit, in 2013 was dit 18,8%.21 Er wordt steeds meer aan e13 (Mincic-Obradovic, 2010); (Moore, 2015) 128. (R. Anderson, 2011a). 15 (Mincic-Obradovic, 2010); (Acadia, 2015) 16 (Moore, 2015) 128; (Ward, Freeman, & Nixon, 2015) 127-145. Bij bepaalde bibliotheken werd wel dertig procent van de aangekochte titels überhaupt nooit gebruikt. 17 (Sharp & Thompson, 2010); (Ferris & Buck, 2014); (Seger R. & Allen, 2015) 18 (Wells & Sallenbach, 2015) 3. 19 (Ford, O’Hara, & Whiklo, 2009) 251-252. 20 (Malpas, 2013); (Heath, 2007); (Ryder, 2013); (Medeiros, 2010) 21 (Ward et al., 2015) 21-28. 14 19 books besteed, maar de omslag van papier naar digitaal gaat bij boeken niet zo snel als verwacht. Er zijn factoren die ervoor zorgen dat de opkomst van het e-book wordt geremd. Ebooks kwamen op tijdens de economische recessie van de afgelopen jaren, waardoor niet alleen bibliotheken te maken kregen met sterk krimpende budgetten, maar er ook buiten bibliotheken minder geïnvesteerd werd in het beschikbaar stellen en faciliteren van e-books. Er zijn nog altijd verschillende e-bookstandaarden die met elkaar concurreren, waarvan de belangrijkste ePub, PDF en HTML. Daarnaast zijn uitgevers nog altijd druk aan het experimenteren onder welke voorwaarden e-books beschikbaar gesteld moeten worden, met uiteenlopende gebruikersvoorwaarden tot gevolg. Via Digital Rights Management (DRM) zorgen uitgevers ervoor dat een beperkt aantal lezers het e-book (tegelijkertijd) kunnen raadplegen en slechts een deel ervan kunnen printen, downloaden of kopiëren, om zo hun omzet te beschermen.22 Al deze beperkingen en onzekerheden kunnen voor bibliotheken overwegingen zijn om publicaties niet in digitale vorm te kopen.23 Sterker nog, in een aantal bibliotheken vormt DRM aanleiding om aangekochte e-books te deselecteren.24 Niet alle e-books die gepubliceerd worden bleken voor bibliotheken geschikt om beschikbaar te stellen. Er zijn ook twijfels over de haalbaar- en wenselijkheid van de acquisitiemodellen waarmee bibliotheken e-books aanschaffen. Uitgevers luiden de noodklok over ontwikkelingen rond DDA-programma’s, omdat deze hen te weinig zekerheid bieden over hun inkomsten. De marges als het gaat om het uitgeven van boeken zijn klein en uitgevers kunnen het zich met DDA nauwelijks meer veroorloven titels uit te geven die wellicht niet direct een groot publiek trekken. Juist veel academische boeken zijn gericht op een specialistisch publiek.25 Maar ook binnen bibliotheken is niet iedereen overtuigd van het idee om boeken vooral Just in Time te kopen, bijvoorbeeld omdat dit model volgens sommigen te weinig recht doet aan het belang van boeken die gevonden worden omdat ze in het verleden door de bibliotheek zijn aangekocht. 26 De brede aanschaf van literatuur via grote e-bookpakketten zou hierbij uitkomst kunnen bieden. Maar doordat literatuur in toenemende mate via pakketten wordt aangekocht, zijn UB’s bij tijdschriften met enorme prijsstijgingen geconfronteerd. Het is volgens sommigen de vraag of het ook op de lange termijn financieel verstandig is om ook boeken vooral in pakketvorm aan te gaan kopen.27 Onzekerheid over het business model rond e-books zorgt ervoor dat veel academische uitgevers vooralsnog vooral papieren boeken publiceren.28 In 2008 suggereerde onderzoek dat ongeveer dertig procent van de boeken als e-book beschikbaar is.29 Dit percentage stijgt niet snel. Uit onderzoek in 2012 en 2013 kwamen vergelijkbare 22 (Guthrie, 2012); (Magdalini Vasileiou, Hartley, & Rowley, 2012); (Magdalini Vasileiou, Rowley, & Hartley, 2012). 23 (LaMagna, Hartman-Caverly, & Danowitz, 2015). 24 (Waugh, Donlin, & Braunstein, 2015); (Miller, 2015). 25 (Seger R. & Allen, 2015). 26 (Bird, 2015). 27 (Proctor, 2013). 28 (Dewan, 2012) 30-31. 29 (Price & McDonald, 2008). 20 percentages naar voren en soms ligt het aandeel titels dat digitaal beschikbaar is zelfs lager of bleek dat de elektronische variant pas drie tot achttien maanden na de papieren variant verschenen.30 Daarbij is interessant dat de meeste particulieren nog altijd papieren boeken kopen. Als het gaat om inkomsten van academische uitgevers uit boeken dan bestond in 2013 in de Verenigde Staten 7,6% uit de verkoop van e-books, 50,9% uit hardbacks en 40,8% uit paperbacks.31 Deze lage verkooppercentages voor ebooks zorgen ervoor dat veel uitgevers de investering in e-books uitstellen. Voor bibliotheken is bovendien een complicerende factor dat e-books voor hen tot nu toe veel duurder zijn dan gedrukte boeken.32 In 2015 is er onderzoek gedaan aan de universiteit van Montgomery, waaruit bleek dat dit prijsverschil geldt voor alle disciplines en ongeacht of de titel werd gepubliceerd bij een commerciële uitgever of een universiteitsuitgever.33 Over het algemeen is op dit moment een single user e-book voor bibliotheken net zo duur als een hardback en een multi-user e-book kost ongeveer 150% van de hardback prijs.34 Uitgevers verklaren deze prijsontwikkeling door erop te wijzen dat met een e-book in een bibliotheek er meervoudige toegang tot een titel wordt verleend, waardoor de verwachting is dat er minder exemplaren worden verkocht. 35 Al deze ontwikkelingen zijn er debet aan dat de verwachtingen over e-books bij bibliotheken zijn getemperd. Uit een survey in 2012 bij 32 Engelse UB’s over de toekomst van het e-book bleek dat veel bibliotheken zichzelf vooralsnog geplaatst zien in een spagaat tussen de verwachtingen rond de beschikbaarheid van e-books van gebruikers en het daadwerkelijke aantal titels dat beschikbaar gesteld wordt door uitgevers. De meeste UB’s voorzien een toename van het belang van het e-book, maar de mate waarin verschilt erg per bibliotheek. Enkele UB’s verwachtten een dramatische toename, maar de meesten verwachten dat er vooral grote verschillen zullen ontstaan tussen disciplines.36 In 2013 voorspelde de Australian Library Information Association (ILIA) dat in 2020 de bibliotheekcollecties voor ongeveer vijftig procent uit digitaal materiaal zal bestaan, een situatie die zich daarna voorlopig zou consolideren. Het voornaamste argument voor deze consolidatie is dat de komende vijftig jaar nog veel gebruikers opgegroeid zijn in een tijdperk waarin gedrukt materiaal (grotendeels) de norm is. Deze “print-generation” zal in 2070 tachtig jaar zijn. Er is volgens hen vooralsnog geen reden om aan te nemen dat deze generatie volledig zal willen overgaan op digitaal materiaal. In plaats daarvan zouden veel gebruikers materiaal graag zowel in gedrukt als digitaal format willen hebben.37 Hierop hebben Wells en Sallenbach van Curtin University Library, Perth, gereageerd. Hun verwachting is dat naarmate er meer elektronisch materiaal wordt gekocht, de acceptatie ervan ook zal toenemen, totdat er een omslag plaatsvindt. Zij voorspellen dat in 2050 10-20% van de titels in papieren vorm zal worden 30 (F. E. Link, 2012); (F. Link, Tosaka, & Weng, 2012); (C. Anderson & Pham, 2013) i.h.b. 42; (Walters, 2013). (Ward et al., 2015) 21-28. 32 (Ryder, 2013). 33 (Bailey, Scott, & Best, 2015). 34 (Lippincott et al., 2012) 4. 35 (Ward et al., 2015) 24-27. 36 (M. Vasileiou, Rowley, & Hartley, 2012). 37 (Lodge, 2015) 31 21 aangeboden.38 De grote verschillen tussen beide toekomstvoorspellingen laten zien hoe moeilijk het is concrete verwachtingen uit te spreken rondom e-books, zeker op korte termijn. HET GEBRUIK EN FUNCTIE VAN DE OPEN OPSTELLING IN UB’S Uit een grootschalige survey in Engelse UB’s in 2008 bleek dat 87 procent van de studenten naar een bibliotheek kwam om boeken te lenen of te lezen. Op gepaste afstand, op 54 procent, stond dat zij er kwamen om rustig te kunnen studeren. 39 Dit is deels onder invloed van de voortschrijdende digitalisering van de collectie aan het veranderen.40 De komst van digitale literatuur heeft tot gevolg dat het gebruik van papieren materiaal daalt.41 Mede als gevolg daarvan is de focus bij de inrichting van bibliotheken verschoven van collecties naar gebruikers. Bibliotheken proberen aan te blijven sluiten bij de behoeften van gebruikers, die heel uiteenlopend zijn, afhankelijk van de verschillende vormen van leergedrag en van verschillende soorten gebruikers.42 Veel UB’s kiezen ervoor een “sociale hub” te worden, met ruimten voor studie, samenwerking en andere activiteiten.43 Bij veel UB’s dalen de leencijfers, maar neemt het bezoek (door studenten, maar niet door onderzoekers) toe, vooral in die bibliotheken die inzetten op een hoogwaardig gebouw met tal van studiefaciliteiten.44 Hierbij worstelen bibliotheken met de vraag wat de toegevoegde waarde is van de open opstelling. Enkele technische universiteiten zijn of worden geheel boekloos en richten zich op het creëren van plekken voor samenwerken en online faciliteiten.45 Anderen wijzen erop dat de boeken in open opstelling overgebracht kunnen worden naar het depot, zolang klanten indien gewenst snel bij hun materiaal kunnen.46 Maar over het algemeen staan in de meeste UB’s nog veel boekenkasten.47 Deels komt dat doordat veel bibliotheken een grote papieren collectie bezitten die voor studenten en wetenschappers (nog altijd) van belang is.48 Onderzoek laat bovendien zien dat de leerervaring van studenten in bibliotheken over het algemeen heel positief is, niet alleen omdat ze er kunnen studeren en samenwerken, maar ook omdat ze er toegang hebben tot informatie. De fysieke aanwezigheid van boeken zorgt ervoor dat studenten geëngageerd raken met literatuur.49 Boekenkasten worden door studenten niet alleen gezien als een bron van informatie, maar ook als een wezenlijk onderdeel van de ambiance van een bibliotheek waar rustig gestudeerd wordt. 50 38 (Wells & Sallenbach, 2015) (Nicholas et al., 2008) 329. 40 (Kao & Chen, 2011). 41 (Bradford, 2005). 42 (Montgomery, 2014) 43 (J. Beard & Dale, 2010); (C. Beard & Bawden, 2012). 44 (Bailin, 2011) 343-345. 45 (McAdams, 2011); (Cha & Kim, 2015). 46 (Haapanen, Kultamaa, Ovaska, & Salmi, 2015). 47 (Smith, Kinash, & Brand, 2013). 48 (Massis, 2011); Keller, “The Future of Books, Research Libraries, and Scholarly Publishing: An Insider’s View TT - L'avenir des livres, des bibliotheques de recherche et de l'edition intellectuelle: speculations d'un praticien.”. 49 (Pennington, 2012); (Wayne, 2015). 50 (Andrews, Wright, & Raskin, 2015). 39 22 Directe toegang tot fysieke boeken speelt een rol bij het selecteren bij van literatuur.51 Bij tijdschriften is het lezen van de samenvatting vaak doorslaggevend bij het bepalen of een publicatie relevant is, iets wat online goed gefaciliteerd kan worden. Bij boeken speelt, naast de inhoud en auteur, ook het uiterlijk van een boek een grote rol. Lezers bepalen de relevantie van een boek door een snelle blik op de voor- en achterkant en op de inhoudsopgave van een papieren boek.52 Gebruikers zien op de omslag in één oogopslag of het boek behoort tot een bepaalde uitgever of serie, maar zien ook gelijk de omvang van het boek, wat helpt bepalen of de gebruiker een boek wil raadplegen.53 Vooralsnog kunnen fysieke bibliotheken dit beter faciliteren dan digitale bibliotheken. Lezers kunnen voor een kast staan, snel een overzicht krijgen van de boeken die er staan (en hun uiterlijk), boeken uit de kast nemen en erin neuzen, om zo boeken met elkaar te vergelijken en te selecteren op relevantie.54 Maar in een fysieke bibliotheek ervaren gebruikers ook belemmeringen bij het raadplegen van literatuur. Afgezien van het feit dat een gebruiker er heen moet en gebonden is aan openingstijden, zijn kasten in bibliotheken vaak te hoog of te laag voor gebruikers en is er vaak te weinig ruimte om literatuur uitgebreid te bestuderen. Bovendien is het in een fysieke bibliotheek niet mogelijk om de ordening van de boeken aan te passen aan de informatiebehoefte van de klant, zoals in een digitale bibliotheek wel kan.55 Daarnaast is de vindbaarheid van materiaal in een fysieke bibliotheek vaak een groot probleem. Veel gebruikers hebben moeite om snel bij hun materiaal te komen, vooral door onvoldoende duidelijke, eenduidige bewegwijzering.56 Bij de overweging wat het belang is van een open opstelling wordt er vaak op gewezen dat doordat in veel open opstellingen de boeken op onderwerp staan, serendipiteit wordt bevorderd. Lezers zoeken het ene papieren boek op in de kast en vinden vervolgens een andere relevante publicatie. Na de Tweede Wereldoorlog zijn steeds meer bibliotheken ingericht om deze manier van zoeken in de kasten te faciliteren, iets wat daarvoor – zeker voor studenten – nauwelijks bestond.57 De afgelopen decennia is daardoor het zoeken in de kasten in een UB een belangrijk onderdeel geworden van het zoeken naar wetenschappelijke informatie.58 Veel onderzoekers geven aan dat zij door een onverwachte vondst van literatuur op nieuwe gedachten werden gebracht. 59 Bovendien kan een lezer door het browsen langs een kast waarop boeken op onderwerp staan bewuster worden van de bredere context van een werk.60 Maar de browsefunctie van de open opstelling staat met de komst van het e-book onder grote druk, doordat steeds 51 (Rowlands, Nicholas, Jamali, & Huntington, 2007). (McKay et al., 2012) 14-15. 53 (Lynema, Lown, & Woodbury, 2012); (Peterson, 2008). 54 (Lynema et al., 2012). 55 (Hinze, McKay, Vanderschantz, Timpany, & Cunningham, 2012). 56 (Schoonover & Kinsley, 2014); (Hahn & Zitron, 2011); (Li & Klippel, 2012); (Jones, McCandless, Kiblinger, Giles, & McCabe, 2011); (Stempler, 2013) Met aanpassing van de fysieke inrichting van open opstelling kan het gebruik van de open opstelling sterk gestimuleerd worden. 57 (Barclay, 2010). 58 (Ross, 1983); (Rowlands et al., 2007); (Lynema et al., 2012); (McKay et al., 2012); (Lynema et al., 2012); (Peterson, 2008); (Lynema et al., 2012). 59 (Bird, 2015). 60 (Sewell, 2013) 46; (Martin & Quan-Haase, 2013). 52 23 vaker recente werken niet meer in de kasten staan, omdat deze louter in digitale vorm worden gekocht. Serendipiteit bij digitaal browsen faciliteren blijkt lastig, omdat gebruikers in online zoekmachines vaak heel specifiek (moeten) zoeken om het (enorme) aantal zoekresultaten behapbaar te maken. De afgelopen jaren zijn er verschillende initiatieven genomen die zoeken in boekenkasten ook virtueel mogelijk zouden moeten maken.61 Al vanaf 2009 is serendipiteit bij digitaal zoeken naar informatie bevorderd door bijvoorbeeld tags aan boeken toe te kennen en door suggesties te laten verschijnen bij het browsen in bibliografieën en catalogi.62 Daarnaast zijn er pogingen om het fysieke browsen langs de kast in digitale vorm te gieten, zoals het Explore the Stacks System, een interface waarbij de gebruiker digitaal browset langs een kast om zo digitale publicaties te verkennen aan de hand van titels, keywords en zoekvragen. 63 Een ander voorbeeld is de Open Library64 of de Infinite Digital Bookcase65 van Google, waarbij je langs e-books kan browsen alsof zij in een kast staan. Ook zijn er ideeën rond het ontwikkelen van een Blended Shelf, waarin digitaal en fysiek materiaal wordt gecombineerd.66 Maar vooralsnog staan de meeste van deze initiatieven nog in de kinderschoenen. GEBRUIK VAN E-BOOKS VERSUS PAPIEREN BOEKEN Hoewel de verschillen tussen bibliotheken groot zijn, is onmiskenbaar dat het gebruik van e-books toeneemt. Voor een belangrijk deel hangt dat samen met de groeiende beschikbaarheid van e-books.67 Daarbij is het interessant dat desgevraagd de meeste gebruikers nog altijd een voorkeur voor het gedrukte boek hebben. Sterker nog, recent onderzoek laat zien dat als het gaat om monografieën gebruikers eerder meer dan minder de papieren variant boven de digitale versie lijken te prefereren. 68 Tegelijkertijd laten gebruikersstatistieken meestal ook zien dat als van een boek zowel een papieren als digitaal exemplaar beschikbaar is, het digitale alternatief meer gebruikt wordt, althans dat het aantal online raadplegingen hoger is dan het aantal uitleningen.69 Bovenal blijkt dat de voorkeur voor een digitaal of papieren boek sterk afhankelijk is van het type boek en onderwerp, van de leeftijd en academische status van de gebruiker en van het doel waarmee het boek wordt gelezen.70 Een voorkeur voor papier of digitaal materiaal hangt vooral samen met verschillende manieren van lezen. Over het algemeen worden de volgende leesvormen onderscheiden: (1) receptief, lineair lezen van begin tot eind met weinig tempoverschillen, om te weten wat een auteur te zeggen heeft, (2) responsief lezen, waarbij er actieve interactie met 61 (Lynema et al., 2012); (Lynema et al., 2012);(Peterson, 2008); (Hahn, 2012). (Ford et al., 2009). 63 (Hall, 2014). 64 https://openlibrary.org/. 65 http://bookcase.chromeexperiments.com/. 66 (Kleiner, Rädle, & Reiterer, 2013); (Kleiner & Schäfer, 2012). 67 (Nicholas et al., 2008); (Dewan, 2012). 68 (Wolff, Rod, & Schonfeld, 2015) 69 (Kimball, Ives, & Jackson, 2010). 70 (Moore, 2015) 129-131. 62 24 de tekst plaatsvindt en delen worden herlezen, (3) het scannen van teksten, waarbij een publicatie snel wordt doorgenomen om te kijken of het nuttige informatie bevat en (4) het zoeken naar een antwoord op een vraag of (5) het zoeken naar een specifiek woord of fragment. Uit recent onderzoek blijkt dat receptief lezen minder goed gaat in elektronische vorm en dat e-books vooral gebruikt worden voor responsief lezen, scannen en zoeken.71 E-books hebben vaak een goede zoekfunctionaliteit, wat naast hun online (24/7) toegankelijkheid de belangrijkste meerwaarde is.72 Daarentegen vinden veel studenten wetenschappers lang lezen op een scherm onwenselijk. 73 Sommigen stellen: e-books worden gebruikt, niet gelezen.74 Het is gebleken dat het lezen van een gecompliceerde tekst (vooralsnog) beter gaat op papier dan op een scherm.75 Zelfs bij relatief korte, gecompliceerde teksten van 12002000 woorden kunnen lezers de tekst veel beter op papier doorgronden dan op een scherm.76 Dit komt doordat het voor lezers (vooralsnog) eenvoudiger is om met een papieren tekst te interacteren, bijvoorbeeld via het maken van aantekeningen of onderstrepen, waardoor een tekst beter internaliseert.77 Daarnaast vinden veel gebruikers dat het navigeren door een e-book onvoldoende wordt ondersteund en zien dat afbeeldingen, tabellen, grafieken en e-readers vaak op schermen niet goed worden weergegeven.78 Ook blijkt het voor lezers moeilijker de structuur van een tekst op een scherm te doorgronden en dus ook hoe informatie (in een betoog) zich in een elektronische publicatie tot elkaar verhoudt.79 Tenslotte is het voor lezers moeilijker om in te schatten wat de status is van een online tekst, omdat de vorm ervan vaak weinig zegt over de kwaliteit en inhoud ervan.80 Bij minder gecompliceerde teksten zijn de verschillen qua tekstbegrip tussen lezen op scherm en op papier minder evident.81 Recent onderzoek suggereert bovendien dat degenen die meer vertrouwd zijn met elektronische media er betere leer- en leesresultaten mee behalen. Waar eerder bijvoorbeeld bleek dat lezen op een scherm wel 10-30% langzamer gaat dan op papier, lijken deze verschillen kleiner te worden. Hoe vaker men digitale literatuur gebruikt, des te langer lezen mensen op een scherm.82 Dit zou erop kunnen duiden dat voor toekomstige gebruikers, bij grotere vertrouwdheid met het medium, het gebruik van e-books minder problematisch wordt. Bovendien is er een direct verband tussen de omvang van een e-bookcollectie en het gebruik. Hoe groter de collectie, des te groter het gebruik, ook in relatief opzicht.83 Ook de vindbaarheid van 71 (Ward et al., 2015) 221-244. (Mincic-Obradovic, 2010). 73 (Borchert, Hunter, Macdonald, & Tittel, n.d.); (Ahmad, Brogan, & Johnstone, 2014); 74 (Staiger, 2012) 357-358; (Nicholas et al., 2008) 332. 75 (Tanner, 2014). 76 (Mangen, Walgermo, & Brønnick, 2013). 77 (Stoop, Kreutzer, & G. Kircz, 2013; Stoop, Kreutzer, & Kircz, 2013); (LaMagna et al., 2015); (Estelle & Milloy, 2009) 106. 78 (Aaltonen, Mannonen, Nieminen, & Nieminen, 2011) 24-25. 79 (Dyson & Haselgrove, 2000). 80 (Young, 2014). 81 (Porion, Aparicio, Megalakaki, Robert, & Baccino, 2016); (Sackstein, Spark, & Jenkins, 2015). 82 (Ahmad et al., 2014). 83 (Lamothe, 2010); (Lamothe, 2013). 72 25 e-books is belangrijk.84 Het is voor bibliotheken de moeite waard om in de bekend- en vertrouwdheid met de digitale collectie te investeren, om het gebruik ervan te stimuleren.85 Op langere termijn is het wellicht problematischer dat gebruikers bij e-books veel beperkingen ervaren als gevolg van DRM en een gebrek aan standaardisatie. In dat opzicht is er de afgelopen jaren nauwelijks vooruitgang geboekt. 86 De invloed van DRM op het gebruik van e-books wordt wellicht het best onderstreept door onderzoek dat suggereert dat als e-books minder DRM bevatten zij meer gebruikt worden. Op dit moment vinden gebruikers vooral het kunnen printen van belang, omdat zij de optie willen hebben om een digitale tekst ook in papieren vorm te raadplegen. 87 Daarbij houden auteurs en uitgevers nog onvoldoende rekening met de mogelijkheden en beperkingen van e-books om de leesbaarheid te bevorderen. Vooralsnog zijn e-books vaak slechts de digitale versie van het gedrukte boek, zonder aanpassing van de vorm, de inhoud of de structuur. Bovendien zal de techniek van de apparaten waarop de ebooks geraadpleegd verbeterd (moeten) worden, evenals de ondersteunende software, om de leer- en leeservaring te verbeteren.88 Sommigen wijzen erop dat een bibliotheek vooralsnog zou moeten inzetten op een hybride collectie, om verschillende vormen van lezen (en leren) te ondersteunen. 89 Een roman vereist een andere vorm van lezen dan een academische tekst, net zoals een boek anders is dan een artikel.90 Bibliotheken zouden daarmee rekening kunnen houden bij de overweging of zij literatuur in papieren of digitale vorm aanschaffen. Zo geven veel gebruikers de voorkeur voor een papieren versie als het gaat om tekstboeken en handleidingen en wordt een elektronische variant geprefereerd bij onderzoeksprotocollen en referentiewerken. 91 Een interessant initiatief is de Espresso Book Machine, waarmee gebruikers in een bibliotheek e-books binnen een paar minuten kunnen printen. Het stelt gebruikers in staat te kiezen tussen een digitale en papieren variant, zonder dat de bibliotheek gedwongen wordt om beide varianten aan te schaffen. 92 VERSCHILLENDE GEBRUIKERSGROEPEN VAN E-BOOKS Als het gaat om de acceptatie en het gebruik van digitale literatuur zijn er grote verschillen tussen gebruikersgroepen. Het overgrote deel van de academici zien lezen als een heel belangrijk onderdeel van hun academisch bestaan en vinden beschikbaarheid van materiaal en eenvoudige, snelle toegang tot literatuur cruciaal.93 E-journals zijn inmiddels algemeen geaccepteerd, binnen alle disciplines en door zowel studenten als 84 (Bierman, Ortega, & Rupp-Serrano, 2010) 71; (Barsky, Dooley, Mawhinney, Peterson, & Spence, 2013); (Calvert, 2015). 85 (Lonsdale & Armstrong, 2010). 86 (Bierman et al., 2010) 71; (Ward et al., 2015) 207-218; (Ahmad et al., 2014). 87 (Lamothe, 2013). 88 (Ball & Hourcade, 2011); (Myrberg, C.; Wiberg, 2015); (Freund, Kopak, & O’Brien, 2016). 89 (Durant, 2015). 90 (Hillesund, 2010). 91 (De Oliveira, 2012); (Costello, 2014). 92 (Arlitsch, 2011). 93 (Volentine & Tenopir, 2013). 26 medewerkers.94 Sterker nog, de meeste gebruikers vinden papieren tijdschriften geen goed alternatief, in het geval er geen elektronische variant beschikbaar is. Bij boeken ligt dit gecompliceerder.95 Studenten hebben over het algemeen een sterkere voorkeur voor e-books dan wetenschappers. Vaak gebruiken studenten meer e-books dan papieren boeken, omdat toegang tot literatuur bij hen van doorslaggevende betekenis is bij het selecteren ervan. Ondanks dat studenten de beperkingen van e-books hinderlijk vinden, zijn zij over het algemeen tevreden over het gebruik ervan. 96 Hierbij is relevant dat studenten slechts zelden een boek van kaft tot kaft lezen, waardoor zij minder last hebben van beperkingen die (lang) lezen op een scherm met zich meebrengt.97 Toch geven veel studenten aan graag nog gebruik te maken van papieren boeken, zeker als zij lang moeten lezen.98 Maar vooral veel wetenschappers raadplegen teksten graag nog (ook) ok papier.99 Een deel van de wetenschappers heeft een sterke voorkeur voor de fysieke bibliotheek. Anderen willen het liefst het materiaal snel online vanuit hun werkplek inzien.100 Als het gaat om een voorkeur voor e-books of papieren boeken, dan is er een groot onderscheid tussen disciplines.101 Over het algemeen zijn geesteswetenschappers en sociale wetenschappers veel ontevredener over e-books dan gebruikers uit andere disciplines. Dit hangt sterk samen met het gegeven dat er in deze disciplines veel meer en langer wordt gelezen, waardoor men meer hinder ondervindt van het lezen op een scherm.102 In 2011 is er in Engeland een grote studie gedaan naar leesgedrag van in totaal 2.000 wetenschappers. Aantal Aantal Aantal andere artikelen boeken publicaties Social Sciences 21 9 11 41 Sciences 27 3 8 38 Humanities 28 21 9 58 Engineering/technology 28 5 9 42 Medical/health 31 4 10 45 Discipline Totaal Hieruit bleek dat binnen alle disciplines wetenschappers ongeveer evenveel artikelen lezen, maar dat daarnaast geesteswetenschappers ook nog veel (meer) boeken lezen.103 Bovendien brengen bijvoorbeeld geschiedkundigen en linguïsten, maar ook wiskundigen, meer tijd door op een pagina dan veel andere lezers, omdat in dergelijke disciplines 94 (Dewan, 2012) 27. (C. Beard & Bawden, 2012) 444-445. 96 (Rojeski, 2012). 97 (De Oliveira, 2012). 98 (Smyth & Carlin, 2012) 188-189; (Dewan, 2012) 29; (Jacoby, 2013); (Poe, 2011); (Marques de Oliveira, 2012). 99 (Dinkins, Kirkland, & Wald, 2014). 100 (C. Beard & Bawden, 2012) 444; (Tenopir, Volentine, & King, 2012). 101 (Woolwine, 2015). 102 (Staiger, 2012) 357-358. 103 (Tenopir et al., 2012). 95 27 tekstdetails van groot belang zijn, evenals reflectie op teksten. Hun manier van lezen sluit vooralsnog beter aan bij het papieren boek.104 Los daarvan neemt ook onder geesteswetenschappers het gebruik van e-books toe. Voor een belangrijk deel komt dat doordat het aanbod van e-books toeneemt en doordat een deel van de titels niet langer als papieren boek beschikbaar is. 105 Maar uit een grote survey in 2014 blijkt dat binnen de Geesteswetenschappen de acceptatie van e-books ook afhankelijk is van het soort boek. Als het gaat om bijvoorbeeld referentiewerken lezen veel geesteswetenschappers bij voorkeur een e-book. Over monografieën en bundels zijn de meningen verdeeld.106 Veel geesteswetenschappers zien elektronisch materiaal als een mooie aanvulling op gedrukt materiaal en zijn tevreden over het brede aanbod van boeken in e-bookpakketten.107 Interessant is ook dat de toenemende interdisciplinariteit binnen de Geesteswetenschappen via de elektronische weg beter gefaciliteerd kan worden. Van oudsher waren bibliotheken vaak disciplinair georganiseerd. Met e-books zijn dergelijke grenzen in het aanbod van literatuur aan het vervagen.108 Naast het onderzoek dat zich richt op de tamelijk uitzonderlijke positie van de Geesteswetenschappen, zijn er veel andere casestudies die laten zien dat in de meeste andere disciplines het e-book sterk aan populariteit wint. Dat geldt bijvoorbeeld voor Rechten, waarin het gebruik van elektronische bronnen sterk toeneemt. 109 Vooral vanuit studenten is er een groeiende vraag naar digitale literatuur.110 De toenemende vraag naar e-books komt mede voort uit het feit dat referentiewerken binnen Rechten erg belangrijk zijn. Hierbij heeft het digitale format een groot voordeel, vanwege de toegankelijkheid en de doorzoekbaarheid ervan.111 Tegelijkertijd is de vindbaarheid van digitaal materiaal (en vooral van kwalitatief goed materiaal) juist ook binnen Rechten een groot probleem. Niet alleen leveren zoeksystemen vaak een overvloed aan resultaten op, maar belangrijk is vooral ook dat wetteksten zich in digitale vorm niet altijd eenvoudig laten onderscheiden van andere documenten.112 De ontwikkelingen rond het gebruik van e-books binnen de Sociale Wetenschappen, is in veel opzichten vergelijkbaar met die in de Geesteswetenschappen. Ook hier lopen de meningen over e-books uiteen en is de aard van de publicatie in hoge mate bepalend voor of een gebruiker een e-book of een papieren exemplaar wenst. Referentiewerken kunnen volgens de meeste sociaal-wetenschappers digitaal beschikbaar worden gesteld, maar over monografieën zijn de meningen verdeeld.113 Ook binnen disciplines als Bedrijfskunde114 of Onderwijskunde115 lopen het gebruik en de preferenties zeer uiteen, 104 (Ward et al., 2015) 221-244. (Chrzastowski, 2015). 106 (Corlett-Rivera & Hackman, 2014). 107 (Rowlands et al., 2007); (Dahl, 2013) 108 (Dahl, 2013). 109 (Ashokbhai Bhatt, 2014). 110 (Soetenhorst, 2014). 111 (Peterson, 2008). 112 (Outler, 2015). 113 (Corlett-Rivera & Hackman, 2014) 114 (Simon, 2011); (Costello, 2014). 115 (Rupp-Serrano & Robbins, 2013). 105 28 al wint de acceptatie van e-books er langzaam terrein. Binnen de Geowetenschappen zijn zowel medewerkers als studenten over het algemeen enthousiast over e-books, vooral ook over de mogelijkheden die het format biedt voor gebruik binnen het onderwijs en bij het doen van onderzoek. Al zijn er binnen dit vakgebied ook zorgen over de problemen rond (de kwaliteit van) afbeeldingen in e-books. Als de beperkingen rond het gebruik van e-books verkleint worden, zal de populariteit van het e-book binnen Geowetenschappen ongetwijfeld verder toenemen. 116 Binnen de Bètawetenschappen en (Dier)geneeskunde is de voorkeur voor het elektronische format het sterkst. Ook binnen deze disciplines worden de beperkingen van e-books gevoeld, maar lijken de voordelen van het digitale medium over het algemeen zwaarder te wegen. Het specifieke leesgedrag van gebruikers uit deze disciplines speelt hierbij een rol. Niet alleen zijn binnen deze disciplines artikelen van relatief groter belang dan boeken, maar ook wordt er veelal minder tijd besteed om literatuur te lezen.117 Bij Diergeneeskunde speelt daarnaast mee dat het belangrijk is ook snel off-campus, buiten een bibliotheekcontext, toegang te kunnen krijgen tot informatie, vanwege het veldwerk of onderzoek in een laboratorium.118 Bovendien speelt binnen deze disciplines vertrouwdheid met het gebruik van digitale media als bron van informatie een rol. Ejournals zijn er al relatief lang een vertrouwd verschijnsel en de positieve ervaring die wetenschappers met dit medium hebben, zorgt ervoor dat zij sneller de stap naar het ebook zetten. 119 Dit is een indicatie dat als de beperkingen op het gebruik van e-books verdwijnen, evenals de nadelen van het lezen op een scherm, ook binnen andere disciplines e-books (nog) meer gewaardeerd zullen worden. 116 (Foote & Rupp-Serrano, 2010). (Belefant-Miller & King, 2000). 118 (Hunter Marshall, 2014). 119 (Bierman et al., 2010) 76-78. 117 29 VERWACHTINGEN VAN UITGEVERS 120 Het overgrote deel van de wetenschappelijke boeken verschijnt op dit moment alleen in papieren vorm. Als het gaat om Engelstalige literatuur is naar schatting ongeveer de helft van de titels zowel in gedrukte als digitale vorm beschikbaar, daarbuiten ligt het aantal lager. Als boeken zowel in papieren als digitale vorm uitgegeven worden, dan verschijnen deze formats in toenemende mate tegelijk. Aanvankelijk hadden uitgevers de strategie om eerst papieren boeken te laten verschijnen en enkele maanden later het e-book, maar dat is nog slechts bij een kleine minderheid van de uitgevers het geval. Eonly is volgens de uitgevers niet tot nauwelijks aan de orde. De opkomst van het e-book sinds het begin van het millennium heeft grote gevolgen voor wetenschappelijke uitgevers, zo benadrukken zij. Het aanbieden van e-books vraagt een grote investering, zowel qua techniek als qua kennis. De productie- en vooral de distributiekosten van e-books zijn weliswaar over het algemeen lager dan bij papieren boeken, maar de opbrengsten van e-books zijn dat voor uitgeverijen meestal ook. Dit alles speelt zich af tegen de achtergrond van krimpende bibliotheekbudgetten: uitgeverijen ervaren dat bibliotheken de laatste jaren minder besteden aan de acquisitie van papieren boeken en zien dat de stijgende verkoop van e-books dat verlies niet goedmaakt. Daarbij daalt de verkoop van academische monografieën al ruim anderhalf decennium (dus ook al voor de opkomst van het e-book), mede doordat bibliotheken een steeds groter deel van hun budget aan tijdschriften besteden. 121 WAT BEPAALT OF EEN UITGEVER E-BOOKS PUBLICEERT? De mate waarin boeken als e-book verschijnen loopt sterk uiteen. Binnen de Bètawetenschappen is het deel dat verschijnt als e-book hoger dan binnen de Geesteswetenschappen of Rechten. Bovendien zijn er grote verschillen tussen taalgebieden. Engelstalige boeken zijn veel vaker beschikbaar als e-book dan boeken in het Nederlands, Duits, Frans of in andere talen. Uitgevers verklaren deze verschillen door te wijzen op een aantal zaken: schaal, soorten klanten en het gebruik van afbeeldingen. SCHAAL Volgens uitgevers is “schaal” van doorslaggevend belang of zij in staat zijn e-books te publiceren. Naarmate een uitgeverij groter is, dan is de kans dat het e-books uitgeeft groter. Naarmate een boek verschijnt in groter taalgebied, is de kans groter dat het digitaal is uitgegeven. Maar ook naarmate het vakgebied breder of groter is, zijn de boeken in dat vakgebied eerder als e-book beschikbaar. De reden daarvoor is dat het uitgeven van e-books om een aanzienlijke investering vraagt. Het maken van e-books zelf is weliswaar steeds eenvoudiger geworden, maar veel uitgevers ontbeert het (nog) aan de expertise om deze op een juiste manier te distribueren en op een klantvriendelijke wijze beschikbaar te stellen. Dit vraagt onder meer kennis van standaardisering, formats en metadatering, naast kennis van (of zelfs het hebben van 120 Dit hoofdstuk over de verwachtingen van uitgevers is gebaseerd op de interviews die zijn gehouden met de leveranciers Erasmus en Yankee Book Peddler en met de uitgeverijen Boom, Brepols, Edward Elgar Publishing, Olms Verlag, Springer Nature, Uitgeverij Verloren en Wiley. 121 (Steele, 2008) 30 een eigen) platform(s). Hoe groter de schaal, des te beter is deze investering op te brengen. Het gegeven dat e-books bij voorkeur via een platform gedistribueerd moeten worden, stelt veel uitgevers voor enorme uitdagingen. Grote uitgevers kunnen het zich veroorloven een eigen platform te (laten) bouwen waarop zij e-books beschikbaar stellen aan klanten. Voor kleine(re) uitgeverijen, die bijvoorbeeld minder dan 100 titels per jaar uitgeven, is dit meestal onhaalbaar. Als zij overgaan tot het uitgeven van e-books, dan besteden zij de distributie van e-books meestal uit aan zogenaamde aggregators. Deze aggregators stellen hen in staat om hun e-books op een goede manier breed te verspreiden. Nadeel voor uitgeverijen is dat aggregators een deel van de (vaak toch al beperkte) winst vragen in ruil voor hun diensten. Bovendien vrezen veel uitgevers dat zij hun identiteit verliezen als hun boekaanbod wordt aangeboden via aggregators. Deze factoren maken dat veel uitgevers proberen klanten te verleiden e-books rechtstreeks bij hen te bestellen. Zij doen dit bijvoorbeeld door e-books op hun eigen platform DRM-vrij te verkopen, dus los van beperkingen in gebruik wat betreft printen, kopiëren of simultaan gebruik, of door e-books vertraagd via aggregators aan te bieden. Daarnaast zijn er uitgeverijen die inzetten op het bouwen van een eigen platform, waarop ze hun materiaal gebundeld (al dan niet via een licentie) gebundeld aanbieden, verrijkt met extra tools. Daarbij vindt binnen de wetenschappelijke publicatiecultuur in toenemende mate schaalvergroting plaats, welke het mogelijk maakt meer boeken als e-book uit te geven. Bovenal is er sprake van samenvoeging (door fusie of overname) van uitgeverijen. In een markt van krimpende bibliotheekbudgetten hebben veel wetenschappelijke uitgevers het moeilijk. In de concurrentieslag om het beperkte bibliotheekbudget zien uitgeverijen zich gedwongen om e-books te gaan verkopen. De investeringen die uitgeverijen daarvoor moeten doen kunnen zij vaak alleen terugverdienen als zij over voldoende schaal beschikken. In de praktijk blijkt dat vooral middelgrote uitgevers het hierdoor moeilijk hebben. Zij verliezen de concurrentieslag en worden overgenomen. Kleine uitgevers kunnen zich naar eigen zeggen eenvoudiger aan de tendens richting het ebook onttrekken, omdat zij veelal een specifieke markt bedienen waar lezers bereid zijn papieren boeken te kopen of minder behoefte hebben aan e-books. Daarnaast wordt de markt voor Engelstalige publicaties alsmaar dominanter als het gaat om wetenschappelijke publicaties, zeker bij boeken die primair verschijnen om verkocht te worden aan universiteitsbibliotheken. Los van het feit dat Engels zich steeds meer heeft ontwikkeld tot de lingua franca van de wetenschap, is de Engelstalige markt door zijn omvang een interessant afzetgebied voor uitgevers, die om die reden auteurs vragen om in het Engels te publiceren. In deze internationale markt is het relatief eenvoudiger om de investering in e-books terug te verdienen, niet in de laatste plaats omdat er met e-books juist in deze markt sterk wordt bespaard op distributiekosten. Door de krimpende bibliotheekbudgetten zijn namelijk de afgelopen jaren veel (vooral ook Amerikaanse) universiteitsbibliotheken in eerste instantie gaan bezuinigen op de aanschaf van niet-Engelstalige publicaties. Hierdoor is de Engelstalige markt vooral ook relatief sterker geworden ten opzichte van de anderstalige markten. Tegen deze algemene tendens naar schaalvergroting in zijn er zeker binnen de geesteswetenschappen nog veel uitgeverijen die vooral papieren boeken in “lokale talen” uitgeven, voor een lokale markt. Bij de keus om wel of niet e-books uit te geven, spelen behalve schaal vaak ook andere, specifieke zaken mee. Zo is de uitgeverswereld in 31 Romaanse taalgebieden over het algemeen minder goed georganiseerd, waardoor ebookplatforms er minder snel van de grond komen. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld vooral in Duitsland zorgen rondom de privacy van gebruikers een reden dat e-books minder in trek zijn. Al met al is het overheersende beeld dat buiten de Engelstalige wereld veel uitgevers nog (vaak fraai vormgegeven) papieren publicaties uitgeven. Het boek is volgens deze uitgevers behalve een bron van informatie ook een luxeartikel, waarvoor een specifiek publiek bereid is te betalen. Zolang er (buiten de universiteitsbibliotheken) voldoende vraag is naar dit type papieren boeken, kunnen deze veelal kleinere uitgeverijen zich aan de schaalvergrotingstendens onttrekken. DE KLANT BEPAALT: BIBLIOTHEKEN EN NIET-BIBLIOTHEKEN Uitgevers laten zich bij het besluit om titels als e-book uit te geven ook in hoge mate leiden door de vraag vanuit de markt. Als klanten behoefte hebben aan e-books en bereid zijn ervoor te betalen, dan zullen de meeste uitgeverijen overgaan tot het publiceren van e-books. Daarbij is er een verschil tussen uitgeverijen die primair voor wetenschappelijke bibliotheken publiceren en uitgeverijen die vooral een breder publiek willen bereiken. Uitgeverijen die primair publiceren voor wetenschappelijke bibliotheken, geven aan eerder over te gaan tot het publiceren van e-books, gewoonweg omdat er vanuit universiteitsbibliotheken veel vraag naar is. Of het beschikbare e-book vervolgens ook wordt gekocht door de bibliotheek hangt volgens deze uitgevers in hoge mate af van de prijs en DRM. Momenteel is het e-book gemiddeld zo’n 1 tot 1,2 keer de prijs van een hardback. Om hun omzet te beschermen zullen uitgevers over het algemeen veelgebruikte titels alleen in papieren vorm aanbieden, of digitaal via een licentie, of als los e-book met veel DRM of tegen een hoge prijs. Dit geldt vooral voor tekst- en handboeken die primair bedoeld zijn voor onderwijs, waarvan er veel exemplaren aan studenten worden gekocht. Behalve aan bibliotheken, worden veel wetenschappelijke boeken ook verkocht aan particulieren of professionals. Zeker binnen de geesteswetenschappen zijn er veel uitgeverijen voor wie het bredere publiek een belangrijke, zo niet de belangrijkste klant is. Binnen dit bredere publiek is de vraag naar e-books volgens uitgevers niet groot. Minder dan 10% van de boeken die op dit moment aan particulieren worden verkocht zijn e-book. Uitgevers vinden het voor een dergelijke markt (nog) niet interessant om ebooks te gaan uitgeven, omdat de investering die hiervoor noodzakelijk is niet snel wordt terugverdiend. Daarbij zijn e-books voor particulieren over het algemeen goedkoper dan de papieren versie, in flagrante tegenstelling tot e-books die voor bibliotheken beschikbaar gesteld worden. Uitgevers krijgen vooral van geesteswetenschappers te horen dat hun voorkeur nog erg uitgaat naar een papieren versie. Dit komt volgens uitgevers omdat deze vakgebieden narratief van aard zijn, wat gevolgen heeft voor de manier waarop boeken geraadpleegd worden. Er wordt binnen de geesteswetenschappen veel en lang gelezen. Veel klanten vinden het, volgens de uitgevers, onaantrekkelijk om veel en lang op een scherm te lezen. Hoewel dit bij de jongere generatie een minder grote rol speelt dan bij de oudere generatie, is het voor veel uitgevers reden om juist voor deze belangrijke doelgroep papieren boeken te blijven produceren. 32 KOSTEN EN KWALITEIT VAN AFBEELDINGEN Een derde belangrijke afweging voor uitgevers om boeken al dan niet als e-book te publiceren zijn de kosten en de gevraagde kwaliteit van afbeeldingen. Als uitgeverijen zowel in de papieren als de elektronische versie van een boek een afbeelding willen plaatsen, dan schrijft het auteursrecht voor dat daarvoor dubbel moet worden betaald. Bovendien kampen veel uitgeverijen met het probleem dat het lastig is om e-books met afbeeldingen van voldoende kwaliteit te produceren. Als een e-book vol afbeeldingen in hoge resolutie staat, dan werken de apparaten waarop ze geraadpleegd worden vaak nog onvoldoende: e-readers zijn gemaakt voor de beste leeservaring, maar ongeschikt voor de weergave van (kleuren)afbeeldingen. Computers en tablets zijn geschikt voor de weergave van kwalitatief hoogwaardige afbeeldingen, maar minder geschikt voor intensief lezen. Als gevolg hiervan is het onder uitgevers gangbaar om e-books met afbeeldingen in lage resolutie te publiceren en lezers die hoogwaardige afbeeldingen wensen een papieren boek aan te bieden. Of wanneer afbeeldingen van ondergeschikt belang zijn, e-books te publiceren waarin de afbeeldingen zijn weggelaten. De problematiek rondom het opnemen van afbeeldingen in e-books heeft op dit moment volgens uitgevers een remmende werking op het digitaal beschikbaar komen van boeken in disciplines waarbinnen afbeeldingen belangrijk zijn (o.a. kunstgeschiedenis en archeologie) en van boeken die rijk geïllustreerde zijn en bedoeld voor een breed publiek. DE TE VERWACHTEN SITUATIE IN 2025 ROND E-BOOKS Uitgeverijen verwachten dat over tien jaar nagenoeg alle nieuwe wetenschappelijke boeken zowel in digitale als papieren vorm zullen verschijnen. De uitgevers twijfelen er niet aan dat het boek an sich een belangrijk publicatiemedium zal blijven binnen die disciplines waarin dat nu ook het geval is. Maar de krimpende bibliotheekbudgetten zullen er volgens hen voor zorgen dat er wel minder boeken voor die markt gepubliceerd zullen gaan worden. In die zin zullen uitgevers in toenemende mate niet langer alleen kijken naar wat de te verwachten verkoop is van een individuele titel, maar vooral ook wat de meerwaarde ervan is voor het totale aanbod van een uitgever dat als pakket of via een licentie wordt aangeboden. Binnen de Bètadisciplines zal nog meer dan nu de nadruk liggen op e-books, waarbij het papieren boek bijvoorbeeld als Printing on Demand(POD)-alternatief wordt aangeboden. Binnen de Geestes- en aanverwante wetenschappen is het beeld wat dat betreft diffuser. Alleen kleine, gespecialiseerde uitgevers zullen hun materiaal alleen in papieren vorm blijven aanbieden, gesteld dat zij zich kunnen handhaven in de markt. Net als nu zullen boeken waarschijnlijk nauwelijks e-only verschijnen. Maar uitgevers wijzen er ook op dat het moeilijk is om de huidige ontwikkelingen rond e-books door te trekken naar de toekomst, omdat e-books een relatief nieuw verschijnsel zijn. Dat de wetenschappelijke wereld in toenemende mate zal digitaliseren is evident, maar de snelheid waarmee dit zal gebeuren is minder goed voorspelbaar. VERWACHTINGEN ROND PAPIEREN BOEKEN EN E-BOOKS Uitgevers hebben een aantal redenen om aan te nemen dat (vrijwel) alle boeken over tien jaar in papieren en digitale vorm beschikbaar zullen zijn. Technische ontwikkelingen 33 zullen voor hen de drempel verlagen om e-books te publiceren. Het zal eenvoudiger worden om aan te sluiten bij grote, internationale platforms om er hun e-books te distribueren, ook binnen een niet-Engelstalige markt. Sommige uitgevers verwachten dat het gangbaarder zal worden om eigen platforms te bouwen, via tools die daarvoor beschikbaar komen. Anderen verwachten dat het eenvoudiger zal worden om aan te sluiten bij grote platforms. De distributiekosten van e-books zullen steeds schriller afsteken tegenover die van papieren boeken, wat het alsmaar aantrekkelijker zal maken om e-books te gaan uitgeven. Bovendien zullen de e-books van steeds hogere kwaliteit zijn, vooral ook als het gaat om afbeeldingen. De rekenkracht van apparaten neem toe, evenals de kwaliteit van schermen en software, wat het raadplegen van teksten en afbeeldingen in digitale vorm beter mogelijk maakt. Behalve deze technische ontwikkelingen, verwachten uitgevers dat over tien jaar ook steeds meer particulieren en klanten van bibliotheken zullen vragen om e-books, of in ieder geval de optie willen hebben om daartoe toegang te krijgen. De huidige generatie studenten zijn erg op e-books georiënteerd en dat zal in 2025 (of eerder) ook voor een groter deel van de medewerkers gelden. Op een vergelijkbare manier zal volgens uitgevers waarschijnlijk ook het algemene publiek steeds meer een voorkeur krijgen voor digitaal materiaal. Als de vraag toeneemt zullen ook uitgevers die niet primair voor wetenschappelijke bibliotheken produceren, zich steeds meer gaan richten op het uitgeven van e-books. Uitgevers geven ook aan dat het papieren boek vermoedelijk niet zal verdwijnen, alleen al omdat het voor hen vrij eenvoudig is om naast een elektronische versie een papieren boek aan te blijven bieden (bijvoorbeeld in een POD-variant). Een deel van de gebruikers zal over tien jaar nog steeds een papieren exemplaar willen, omdat zij de voorkeur geven aan het lezen op papier. In die zin blijft het papieren boek alleen al als “luxeartikel” bestaan. Ook vanuit auteurs gezien zal er waarschijnlijk een vraag om papieren boeken blijven. Een boek heeft voor hen grote emotionele waarde, omdat er vaak jarenlang werk in zit. Velen willen dat hun werk uitmondt in een mooi, tastbaar papieren exemplaar dat ze in de kast kunnen zetten. Bovendien zal het in “lokale markten” voor uitgevers relatief aantrekkelijk blijven om papieren boeken te produceren, omdat in die markten distributiekosten een minder grote rol spelen, gewoonweg doordat de afstanden er minder groot zijn. VOORWAARDEN WAARONDER E-BOOKS BESCHIKBAAR ZULLEN KOMEN Vooralsnog is de manier waarop e-books door uitgevers worden aangeboden aan bibliotheken nog verre van uitgekristalliseerd. Daarbij geven uitgevers aan dat de belangen tussen uitgeverijen en bibliotheken uiteenlopen. Bibliotheken willen volgens hen maximale keuzevrijheid bij aanschaf op basis van gebruik, maar hebben een beperkt budget die zij in veel gevallen zien krimpen. Uitgevers willen hun inkomsten zo voorspelbaar mogelijk willen maken en willen ook met e-books hun inkomsten op peil houden. Zeker de voorwaarden die gelden voor e-books met een hoge oplage, zoals bij studieboeken, zullen voor bibliotheken nog lange tijd ongunstig blijven, omdat veel uitgevers het zich vooralsnog niet kunnen veroorloven om op dat vlak concessies te doen. Bibliotheken en uitgevers vinden elkaar in het feit dat schaalvergroting kostenbesparing oplevert. Veel grote uitgeverijen kiezen ervoor om e-books in pakketvorm aan te bieden, 34 omdat de verkoop van individuele titels relatief duur is en zij met pakketten verzekerd zijn van een bepaalde afname en dus van inkomsten. Uitgevers zien de pakketten ook als aantrekkelijk voor bibliotheken, omdat deze hierdoor gebruikers kunnen voorzien van een ruim aanbod, op een manier die hen weinig overhead vraagt. Kleine(re) uitgevers, die vooral voor de geesteswetenschappen van belang zijn, vragen zich ondertussen af hoe zij in deze tendens tot schaalvergroting het hoofd boven water gaan houden. De meningen van uitgevers lopen uiteen over de vraag hoe de prijs van e-books zich zal gaan ontwikkelen. Het valt niet uit te sluiten dat de prijs van individuele e-books zal blijven stijgen, omdat uitgevers het risico lopen dat ze minder exemplaren van een titel verkopen als het als e-book beschikbaar is via een UB. Maar als onderdeel van een pakket zullen zij per stuk mogelijk goedkoper worden, omdat vanwege de schaalgrootte de kosten per e-book voor uitgevers relatief lager zijn. Ook de voorwaarden waaronder e-books verschijnen zullen volgens uitgevers voorlopig nog sterk in ontwikkeling blijven Volgens uitgevers is het niet ondenkbaar dat veel ebooks in de toekomst DRM zullen blijven bevatten, zeker de e-books die via aggregatorplatforms worden aangeboden. Uitgevers proberen bibliotheken te verleiden rechtstreeks bij hen te bestellen door DRM-vrije e-books aan te bieden. Bibliotheken vinden het juist aantrekkelijk om bestellingen via grote leveranciers te laten lopen. Ook hier is de uitkomst onzeker. Leveranciers zijn begonnen met de verkoop van boeken op uitgeversplatforms aan bibliotheken, maar de vraag is hoe interessant deze modellen zijn voor zowel leveranciers, uitgeverijen als bibliotheken. Overigens, in het kielzog van al deze ontwikkelingen zal open access van e-books de komende tien jaar slechts een beperkte rol spelen, zeker in vergelijking met tijdschriften. Het grote probleem dat uitgevers signaleren is dat de kosten van een enkele boek veel hoger zijn dan die van een artikel in een tijdschrift. Daardoor zal het meest gangbare open access-model – namelijk het Article Processing Charge-model, waarbij de auteur (of diens instelling of financier) deze kosten voor zijn rekening neemt bij boeken volgens uitgevers vermoedelijk niet gaan werken. Een duurzaam alternatief, zeker als het gaat om studieboeken met een hoge oplage, zien de uitgevers (nog) niet. 35 SAMENSTELLING EN GEBRUIK VAN DE UBU COLLECTIE Voornaamste bevindingen: Als het gaat om de samenstelling en het gebruik van de open opstelling zijn er grote verschillen tussen faculteiten, waarbij vooral de Geesteswetenschappen in het oog springen. Het overgrote deel van het acquisitiebudget van de UBU wordt besteed aan digitaal materiaal, waarvan het gebruik de laatste jaren snel toeneemt. Ondertussen worden er steeds minder papieren boeken en tijdschriften aangeschaft en ook het gebruik ervan daalt. Dat heeft zich vertaald in een steeds kleiner wordende open opstelling. Het grootste deel van de papieren boeken die nog wel worden gekocht, zijn bestemd voor de Geesteswetenschappen. De open opstelling van deze faculteit vormt ongeveer de helft van de totale open opstelling van de UBU. Bovendien lenen de studenten en medewerkers van deze faculteit in totaal, maar vooral ook gemiddeld, veel meer dan die van andere faculteiten. De verwachting is dat in de toekomst eigenlijk alleen de open opstelling van Geesteswetenschappen nog veel gebruikt zal worden, al zal bij alle faculteiten het gebruik van de open opstelling afnemen. Er is een groot verschil tussen studenten en medewerkers als het gaat om de open opstelling van de UBU. Studenten komen over het algemeen veel vaker dan medewerkers in de UBU, maar zij komen er vooral om gebruik te maken van studieplekken en het raadplegen van online literatuur. Slechts een klein deel van hen zegt er vaak gebruik te maken van de open opstelling. Toch vinden zij dat de kasten een toegevoegde waarde hebben, als bron van informatie, maar vooral als intellectueel stimulerende omgeving. Op hun beurt hechten vooral medewerkers aan de open opstelling, maar ook zij gebruiken deze weinig. Velen van hen vinden dat de open opstelling in de UBU te ver van hun werkplek staat. Ook komen zij überhaupt weinig in de UBU, omdat zij de bibliotheek als het domein van studenten beschouwen. Bovendien ondervinden zij praktische bezwaren bij het raadplegen van de open opstelling, zoals een gebrek aan raadpleegplekken, wat zij (noodgedwongen) oplossen door een groot deel van de papieren boeken via de afhaalkast te lenen. De verwachting is dat als deze trends zich voortzetten de open opstelling in de UBU steeds meer alleen nog de functie zal hebben van een intellectueel stimulerende omgeving voor studerende studenten. SAMENSTELLING VAN DE COLLECTIES EN DE OPEN OPSTELLING Het acquisitiebudget van de UBU wordt aangewend voor de aankoop van heel divers materiaal, al gaat de meerderheid ervan naar digitale publicaties en databases. Het gaat om papieren boeken en e-books, tijdschriften en e-journals, audiovisueel materiaal, kaarten, microfiches, en manuscripten. Het budget dat voor de aankoop van dit materiaal beschikbaar is, groeit jaarlijks, grotendeels dankzij een inflatiecorrectie: van 5,6 miljoen in 2007 naar 7,4 miljoen in 2014. Deze stijging is vergelijkbaar met de budgettaire ontwikkelingen van vergelijkbare universiteitsbibliotheken in Nederland. 122 Maar per student en medewerker gaf de UU bovengemiddeld veel uit aan acquisitie. De UBU had zelfs het hoogste acquisitiebudget van alle Nederlandse 122 Bij het vergelijken met andere universiteitsbibliotheken is uitgegaan van de gegevens uit de benchmark van UKB bibliotheken voor de jaren 2007-2014. De Universiteitsbibliotheek Utrecht mag geen data delen van andere UKB-bibliotheken. Daarom is ervoor gekozen de cijfers van de UU af te zetten tegen het gemiddelde cijfer van een groep vergelijkbare universiteiten, te weten de Universiteit van Amsterdam, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Leiden, Vrije Universiteit en Radboud Universiteit Nijmegen. Deze universiteiten zijn van alle Nederlandse universiteiten qua omvang en disciplines het meest vergelijkbaar met de UU. 36 universiteitsbibliotheken. Daarbij ging in 2014 91% van het acquisitiebudget van de UBU naar digitaal materiaal. Van de 7,4 miljoen die de UBU toen ter beschikking had, werd er 4,7 miljoen aan e-journals uitgegeven, 1,1 miljoen aan databestanden en 0,8 miljoen aan e-books. De resterende 0,8 miljoen werd vooral uitgegeven aan papieren boeken (0,45 miljoen) en papieren tijdschriften (0,21 miljoen). Figuur 8: acquisitiebudget van de faculteiten van de UU, in de periode 2007-2014. Het acquisitiebudget van de UBU is verdeeld in een Big Deals-budget en in facultaire budgetten. Het Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en Springer. Bij de invoering van dit budget in 2011 is er budget overgeheveld van de facultaire budgetten, die bestaan uit middelen die door de zeven faculteiten van de UU ter beschikking worden gesteld (zie figuur 8). De hoogte van de facultaire acquisitiebudgetten loopt sterk uiteen, van Geowetenschappen (165 duizend) tot Geneeskunde (1,1 miljoen). Wat dat betreft is van belang dat vooral van de faculteiten Bètawetenschappen, Geneeskunde en Diergeneeskunde in 2011 een groot deel van het budget is overgeheveld naar het Big Deals-budget. UITGAVEN AAN DIGITALE EN PAPIEREN TIJDSCHRIFTTITELS Het overgrote deel van het budget van de UBU gaat naar digitaal materiaal, terwijl de uitgaven aan papieren materiaal afnemen (zie figuur 9). Veruit het grootste deel van de tijdschrifttitels waarvoor de UBU betaalt, wordt alleen als e-journal beschikbaar gesteld. De UBU besteedde in 2014 ruim 30 keer meer budget aan e-journals dan aan papieren tijdschriften. Sterker nog, de UBU geeft het meeste uit aan digitale tijdschriften van alle Nederlandse universiteitsbibliotheken.123 Opvallend is daarom dat de UBU het op een na 123 Figuur 10, in: UKB-Benchmarkv0.2: O:\UBU\Projecten\Collectie 2020 UB Utrecht\Onderzoek\Fase 1 Verzamelen bestaande gegevens\Resultaten\2-Benchmark. 37 laagste aantal digitale tijdschriften heeft van alle vergelijkbare Nederlandse universiteitsbibliotheken. Dat de UBU blijkbaar relatief duur uit is als het gaat om ejournals, komt doordat de kosten voor tijdschriftenpakketten doorgaans gerelateerd zijn aan de omvang van een instelling en de UU de grootste Nederlandse universiteit is. Bovendien is de kostenverdeling voor Big Deals binnen UKB-verband deels gebaseerd op de omvang van het beschikbare acquisitiebudget, wat voor Utrecht nadelig uitvalt. De UBU had in 2014 17.586 abonnementen op e-journals. Figuur 9: verdeling van de uitgaven aan elektronische en fysiek materiaal door de UBU, in de periode 2007-2014. Het aantal abonnementen op papieren tijdschriften loopt al sinds de eeuwwisseling terug en steekt inmiddels schril af tegen het aantal e-journals. Binnen de UBU is er beleid dat tijdschriften indien mogelijk (alleen) in elektronisch format worden aangeschaft. Papieren tijdschriften worden dan opgezegd en in de meeste gevallen worden de oudere jaargangen verplaatst naar het depot. Inmiddels zijn veruit de meeste tijdschriften als ejournal beschikbaar gekomen, maar nog altijd neemt het aantal papieren tijdschriften in de UBU af: sinds 2011 met 40%, tot 1.795 abonnementen in 2014. De UBU volgt daarbij de trend van vergelijkbare Nederlandse universiteiten. UITGAVEN AAN DIGITALE EN PAPIEREN BOEKEN De laatste jaren ging ongeveer 20% van het acquisitiebudget van de UBU naar de aanschaf van boeken, waarbij er steeds meer e-books werd besteed (zie figuur 9). Sinds 2010 koopt de UBU e-books. Sindsdien stegen de uitgaven aan e-books van ruim 3,1 ton naar ruim 8,3 ton in 2014. In vergelijking met andere Nederlandse universiteitsbibliotheken is dat veel. Sterker nog, de UBU geeft meer uit aan e-books dan welke Nederlandse universiteitsbibliotheek dan ook. Het resultaat was dat de meeste recente titels die in 2014 toegankelijk waren via de UBU e-books waren. Tot de meerderheid daarvan had de UBU alleen tijdelijk toegang, via bijvoorbeeld Evidence Based Selection, een model waarbij uitgevers grote hoeveelheden e-books ter beschikking stellen aan gebruikers, waarna een UB op basis van gebruik e-books aankoopt. E-books die niet gekocht worden, verdwijnen weer uit de catalogus. Zo kon het gebeuren dat er in 2013 meer e-books in de catalogus zaten dan in 2014. Dankzij deze tijdelijke deals kon de UBU een ongekend groot deel van de recent gepubliceerde boeken ter beschikking stellen aan de studenten en medewerkers van de UU. De stijgende uitgaven aan e-books gingen weliswaar ten koste van de aanschaf van papieren boeken, maar in 2014 ging nog altijd een derde van het boekenbudget hieraan op. In de periode 2010-2014 daalde de uitgaven aan papieren boeken van ruim 8,7 ton naar ruim 4,5 ton. Dit bedrag was vergelijkbaar met wat andere Nederlandse 38 universiteiten gemiddeld in 2014 aan papieren boeken uitgaven. Opvallend genoeg leidde dit bij de UBU tot relatief weinig aanwinsten. Dit komt mogelijk doordat de UBU vooral hardbacks en wetenschappelijke boeken koopt en minder de doorgaans goedkopere literaire werken. Bovendien is de UBU erg terughoudend met het accepteren van geschenken. Maar een echte aanwijsbare reden voor het relatief lage aantal aanwinsten is er niet. In de periode 2007-2014 daalde het aantal papieren boeken dat de UBU kocht van 15.295 naar 5.551, een afname van 64%. Een dergelijke daling is bij alle Nederlandse universiteitsbibliotheken waarneembaar. Er zijn verschillende redenen dat de UBU nog altijd duizenden papieren boeken per jaar koopt. De belangrijkste is dat veel titels alleen nog in papieren vorm beschikbaar waren. Dit hangt sterk samen met de vele taalgebieden die de UBU met haar collectie bestrijkt. Meer dan 60% van de papieren boeken die door de UBU werd aangeschaft, zijn Engelstalig, zo’n 20% Nederlandstalig, zo’n 10% Duitstalig en in mindere mate worden er ook papieren boeken in het Frans, Italiaans en Spaans gekocht. In de nietEngelstalige taalgebieden gaat de opkomst van het e-book relatief traag, of, zoals in de Romaanse taalgebieden, moet nog grotendeels van de grond komen. Daarnaast speelt mee dat veel e-books relatief duur zijn of ongunstige gebruiksvoorwaarden hebben, wat voor de UBU reden kan zijn om een titel in papieren vorm te bestellen, ook als er wel een e-book beschikbaar is. Bovendien kan het zijn dat een gebruiker expliciet vraagt om een papieren exemplaar. Figuur 10: aantal bestelde papieren boeken per faculteit, in de periode 2005-2014. Er zijn wat betreft het aantal papieren boeken dat gekocht wordt grote verschillen tussen faculteiten, waarbij vooral de Geesteswetenschappen erbovenuit steekt. Bij Bétawetenschappen, Diergeneeskunde, Geneeskunde, Geowetenschappen en Sociale Wetenschappen worden om uiteenlopende redenen steeds minder papieren boeken gekocht. Over het algemeen voeren de digitale tijdschriften in deze vakgebieden de boventoon. De boeken die nog worden gekocht worden over het algemeen alleen in digitale vorm gekocht, uitzonderingen daar gelaten (zoals boeken voor Wiskunde). Dat 39 ligt anders bij de faculteiten REBO en Geestesteswetenschappen. Bij REBO ging in 2014 bijna 80% van de uitgaven aan boeken naar papieren boeken. Maar in dat jaar werden veruit de meeste papieren boeken gekocht voor Geesteswetenschappen: van de ongeveer 5.500 aanwinsten waren er zo’n 4.000 bestemd voor deze collectie (zie figuur 10). Daarbij is van belang dat binnen de UU 19,9% van de studenten en 10,4% van de medewerkers tot de faculteit Geesteswetenschappen behoorden (zie figuur 11). Figuur 11: Aantallen studenten en medewerkers van de UU, uitgesplitst per faculteit, in 2014, met daarachter telkens weergegeven welk percentage dit aantal van het geheel vormt. 2014 Aantal studenten % Aantal medewerkers % Faculteit Bètawetenschappen 4.841 16,7% 921 18,7% Faculteit Diergeneeskunde 1.429 4,9% 432 8,8% Faculteit Geesteswetenschappen 5.790 19,9% 515 10,4% Faculteit Geowetenschappen 2.930 10,1% 451 9,1% Faculteit REBO 5.342 18,4% 374 7,6% Faculteit Sociale Wetenschappen 5.436 18,7% 572 11,6% Faculteit Geneeskunde 3.278 11,3% 1.671 33,9% Totaal 29.046 4.936 OMVANG EN INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING Nagenoeg de hele open opstelling van UBU bevindt zich op dit moment op twee locaties, de UB Uithof en de UB Binnenstad. De UB Uithof werd in 2004 geopend en biedt naast Algemene en Bijzondere Collecties vooral plaats voor de open opstellingen van de faculteiten Bètawetenschappen, Diergeneeskunde, Geneeskunde, Geowetenschappen en Sociale Wetenschappen. De UB Binnenstad werd in 2009 geopend met het inhuizen van het grootste deel van de open opstelling voor Geesteswetenschappen, twee jaar later gevolgd door die van de faculteit Rechten, Economie, Bestuurskunde en Organisatie (REBO). Daarbij staat een deel van de collectie Geesteswetenschappen in De Uithof. Daarnaast is er in het Hans Freudenthal nog een bibliotheek Wiskunde, welke onderdeel is van de collectie Bètawetenschappen. Ook zijn er nog kleine opstellingen in het Studielandschap in het Androclusgebouw en in het UMC voor respectievelijk Diergeneeskunde en Geneeskunde. In 2014 was de open opstelling in totaal 25.412 meter groot, waarvan 13.375 meter in de UB Uithof en 12.037 meter in de UB Binnenstad. De omvang van de open opstelling in de UBU is de afgelopen tien jaar sterk teruggelopen, waarbij er grote verschillen waren tussen faculteiten. Het aantal banden in open opstelling op De Uithof liep terug van 866.838 in 2005 naar 398.428 in 2014, een afname van 54%. In dezelfde periode liep de open opstelling in de Binnenstad terug van 551.850 naar 403.037 banden, een afname van 27%. Vooral de open opstellingen van Diergeneeskunde, Geneeskunde en Geowetenschappen zijn de laatste jaren veel kleiner geworden (zie figuur 12). De open opstellingen die minder snel krompen, namen als gevolg een steeds groter deel van de totale open opstelling in: in 2005 besloegen die van Geesteswetenschappen en REBO nog 51% van de totale open opstelling voor faculteiten, wat in 2014 was opgelopen tot 66%.124 De open opstelling Geesteswetenschappen was veruit het grootst, met in totaal 11.539 meter, verspreid 124 Zie in dit kader ook figuur 11. 40 over beide UBU-locaties. Die van Diergeneeskunde was met 551 meter het kleinst. In totaal was de open opstelling van de UBU één van de grootste, zo niet de grootste, van alle Nederlandse universiteitsbibliotheken. Figuur 12: aantal banden in de open opstelling per faculteit, in de periode 2005-2014. Een steeds kleiner deel van de collectie staat in de open opstelling, de rest staat in het depot. Ondanks de omstandigheid dat steeds meer publicaties in digitale vorm worden aangeschaft, groeit de fysieke collectie natuurlijk nog steeds, in de periode 2005-2014 van ongeveer 3,50 naar 3,64 miljoen banden. In 2005 stond nog 41% van de banden in de open opstelling, wat in 2014 was gedaald naar 22% - wat in vergelijking met andere Nederlandse universiteitsbibliotheken bovengemiddeld was. Er vindt een voortdurende doorstroom plaats van de open opstelling naar het depot, waarbij oudere publicaties die minder gebruikt worden uit de open opstelling verwijderd worden. Er wordt over het algemeen gestreefd naar een bezettingsgraad van de open opstelling van rond de 90%.125 De afgelopen jaren werden er naast oudere boeken vooral ook tijdschriften uit de open opstelling naar het depot verplaatst. Als gevolg bestaat de open opstelling momenteel vooral uit boeken. GEBRUIK VAN DE COLLECTIES EN DE OPEN OPSTELLING De omstandigheid dat de een steeds groter deel van de collectie in digitale vorm wordt aangeschaft en dat een steeds kleiner deel van de papieren collectie in de open opstelling staat, heeft effect op het gebruik van de collectie. 125 De UBU Algemene Collecties zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. 41 GEBRUIK VAN DIGITALE PUBLICATIES Het is evident dat de laatste jaren het gebruik van e-journals binnen de UBU sterk is toegenomen, maar wie de gebruikers precies zijn is onbekend. Anders dan bij de papieren collectie, houdt de UBU bij digitaal materiaal weinig gebruikcijfers zelf bij en vertrouwt op de cijfers die leveranciers en uitgevers aanleveren. Deze geven geen compleet beeld, zeker niet op het niveau van faculteiten of andere gebruikersgroepen. Toch is duidelijk dat het gebruik van digitaal materiaal sterk stijgt. Het aantal raadplegingen van artikelen van de top 5 van meest gebruikte platforms van e-journals (Elsevier, HighWire Press, Wiley en Springer) is in tien jaar tijd bijna twee-en-een-half keer zoveel geworden en gestegen naar 5,2 miljoen raadplegingen (zie figuur 13). Dit hangt vooral sterk samen met het groeiende aanbod van e-journals, want het gemiddeld aantal raadplegingen per tijdschrift steeg in de periode 2010-2014 veel minder sterk: het gemiddelde nam in de periode 2010-2012 sterk toe van 193 naar 314, maar daalde daarna tot 218 raadplegingen per jaar, per tijdschrift. Figuur 13: aantal geraadpleegde artikelen in digitale tijdschriften bij top-5 platforms, evenals het totaal daarvan, in de periode 2005-2014. Ook het gebruik van e-books nam de laatste jaren sterk toe, maar het meten ervan ligt nog veel gecompliceerder dan bij e-journals. Het aantal raadplegingen van e-books binnen de UBU stijgt sterk, van ruim 230 duizend tot meer dan 817 duizend raadplegingen in 2014. Bij deze cijfers moeten een aantal kanttekeningen geplaatst worden. De belangrijkste is dat waar het bij raadplegingen van e-journals altijd gaat om het aantal artikelen dat bekeken is, het bij e-books kan gaan om een raadpleging op titelniveau, hoofdstukniveau of soms zelfs paginaniveau. Het is daarom moeilijk om het aantal raadplegingen van e-books te duiden. Daarnaast bevatten de cijfers die door platforms worden aangeleverd soms onverklaarbare schommelingen of gaten. Maar wat duidelijk is, is dat het gebruik van e-books binnen de UBU in 2013 en 2014 in hoge mate werd bepaald door enkele grote e-bookpakketten van Springer die toen waren aangekocht: in 2014 was zelfs meer dan 2 van de 3 e-books die geraadpleegd werden 42 een e-book van Springer. De andere e-books die gebruikt werden, waren vooral e-books die tijdelijk beschikbaar waren gesteld door deals met EBL, Elseiver, Wiley en Cambridge. AANTAL UITLENINGEN VAN PAPIEREN BOEKEN Het gebruik van papieren publicaties daalt de laatste tien jaar sterk, vooral in de UB Uithof. In 2005 stonden de meeste papieren boeken die geleend werden in De Uithof. Tien jaar later stonden veruit de meeste in de open opstelling van de UB Binnenstad (zie figuur 14). In 2014 waren 28,6% van de uitleningen banden uit de open opstelling in de UB Uithof en 46,2% uit die in de UB Binnenstad. Daarnaast was ongeveer een kwart van de uitleningen materiaal uit het depot. Ook deze uitleningen dalen sinds 2010, hoewel er steeds meer materiaal in het depot kwam te staan. Hierbij is opmerkelijk dat het depot staat in de UB Uithof, maar sinds 2011 het meeste materiaal uit het depot wordt afgehaald in de UB Binnenstad. Figuur 14: aantal uitleningen van papieren banden per UBU-locatie, in de periode 2005-2014. Gekeken naar het aantal uitleningen zijn er grote verschillen tussen faculteiten, waarbij vooral Geesteswetenschappen afwijkt. De studenten en medewerkers van Geesteswetenschappen zijn de laatste jaren verantwoordelijk voor meer dan 50% van de uitleningen, op gepaste afstand gevolgd door de faculteit REBO met minder dan 20% van de uitleningen.126 De sterke daling in het aantal uitleningen binnen de UBU is dan ook vooral het gevolg van een daling in het aantal uitleningen aan geesteswetenschappers (zie figuur 15). Vooral studenten Geesteswetenschappen zijn in totaal minder papieren boeken gaan lenen. Voor een deel komt dat doordat zij meer digitaal materiaal zijn gaan gebruiken. Maar vooral ook hangt dit samen met de 126 Hierbij is van belang dat in 2014 van de UU-medewerkers 10,4 bij Geesteswetenschappen werkte en bij REBO 7,6%. Bij de UU-studenten was dit respectievelijk 19,9% en 18,4% (zie figuur 11). 43 omstandigheid dat het aantal studenten Geesteswetenschappen sterk is afgenomen in de periode 2010-2014.127 Figuur 15: totaal aantal uitleningen per faculteit, in de periode 2010-2014. Gekeken naar het gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker valt opnieuw op dat die van Geesteswetenschappen veel meer lenen dan die van andere faculteiten (zie figuur 16 en 17). Bovendien blijkt dat medewerkers over het algemeen meer lenen dan studenten, op de faculteiten Geneeskunde en Diergeneeskunde (in 2014) na. Een vergelijkbaar beeld komt naar voren als er per faculteit wordt gekeken naar het percentage leners dat in een jaar minimaal één publicatie leende. In 2014 was dat bij medewerkers van Geesteswetenschappen rond de 100%. Bij medewerkers van andere faculteiten liep dat zeer uiteen, van REBO (57%) tot Geneeskunde (2%). Bij studenten lag dit percentage bij Geesteswetenschappen rond de 70% en liep het bij de overige faculteiten uiteen van REBO (41%) tot Diergeneeskunde (25%).128 127 Zie hoofdstuk 6. Deze percentages zijn indicatief. Het aantal leners wordt gemeten over een heel jaar, terwijl het aantal studenten en medewerkers een momentopname is. 128 44 Figuur 16: gemiddeld aantal uitgeleende banden per jaar aan medewerkers, in de periode 20102014. Figuur 17: gemiddeld aantal uitgeleende banden per jaar aan studenten, in de periode 2010-2014. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING In de UBU bestaat de mogelijkheid om banden naar een zogenaamde afhaalkast bij de balie van de beide UBU-locaties te laten komen, door ze via de catalogus te reserveren. De student of medewerker gaat dan niet zelf de open opstelling in, maar laat ze door een medewerker van de UB ophalen, net als voor papieren boeken uit het depot geldt. In 45 2014 werd in de UB Uithof ruim 50% van de uit de open opstelling geleende papieren boeken zelf door gebruikers uit de kasten werden gehaald. In de UB Binnenstad was dat minder dan 40%. Voor zowel de UB Binnenstad als UB Uithof geldt dat het percentage papieren boeken dat door klanten zelf uit de collectie wordt gehaald om te lenen sinds 2011 weer iets toeneemt. Daarbij is opmerkelijk dat rond de 20% van de papieren boeken die in de UB Binnenstad via de afhaalkast geleend werden, exemplaren uit de open opstelling van de UB Uithof waren. Dit hangt waarschijnlijk nauw samen met de plaatsing van de collectie Religiewetenschappen in de UB Uithof, waarvan de meeste gebruikers in de binnenstad van de stad Utrecht zitten. Over het algemeen maken vooral medewerkers gebruik van de afhaalkast: bijna de helft van de medewerkers zegt vaak tot altijd papieren boeken via de catalogus aan te vragen. Dit percentage lag bij BA-studenten (17%) en MA-studenten (30%) veel lager. Dit verschil hangt sterk samen met de mate waarin er überhaupt gebruik wordt gemaakt van de papieren collectie. Studenten zijn primair digitaal georiënteerd en vinden snelle toegang tot hun literatuur belangrijk. Medewerkers laten zich veel sterker leiden door de inhoud van literatuur bij de selectie van literatuur. Zij lenen papieren boeken als er een papieren boek beschikbaar is. Dat wil niet zeggen dat zij geen praktische bezwaren ondervinden bij het lenen van papieren boeken, zoals de omstandigheid dat er fysiek naar de UBU gegaan moet worden om materiaal te raadplegen. Een deel van de medewerkers lost dit deels door op banden naar de afhaalkast te laten komen, wat door hen als een efficiënte manier wordt ervaren om het materiaal in handen te krijgen. Maar dit wordt vooral ook gezien als een noodgedwongen alternatief, omdat het volgens medewerkers niet goed mogelijk is literatuur in de UBU zelf te raadplegen, onder meer door een gebrek aan raadpleegplekken. Vooral binnen de Geesteswetenschappen ervaren medewerkers dit als een groot gemis. Medewerkers komen over het algemeen niet vaak in de UBU, maar als ze er komen dan maakt een vrij groot deel van hen gebruik van de open opstelling. Ongeveer 60% van de medewerkers geeft aan slechts maandelijks of zelfs nooit in de UBU te komen. Het feit dat zij er vrij weinig komen wordt voor een belangrijk deel ingegeven door praktische overwegingen, zoals de tijdsinvestering die het vraagt om naar de UBU te komen. Maar zeker ook speelt mee dat een groot deel van de medewerkers de UBU-locaties als het domein van studenten beschouwen, gericht op studieplekken. Voor een studieplek of het raadplegen van online literatuur komen de meesten medewerkers nooit naar de UBU, laat staan om er samen te werken met anderen. Voor al deze zaken hebben zij de bibliotheek als fysieke ruimte niet nodig. Medewerkers maken in de UBU wel vrij intensief gebruik van de bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren, iets wat meer dan de helft van hen frequent tot altijd zegt te doen. Maar wat medewerkers in vergelijking met studenten vooral veel vaker doen is het zoeken en lezen van papieren boeken in de open opstelling: ruim 40% van de medewerkers geeft aan dit frequent tot altijd te doen (zie figuur 18). 46 Figuur 18: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature from the bookshelves (all respondenten, weergegeven in percentages, N=800). Het gebruik van de medewerkers die de open opstelling raadplegen loopt uiteen. De meesten zoeken vooral naar specifieke boeken. Velen van hen (44%) gebruiken de open opstelling daarnaast vaak of altijd om er te zoeken op onderwerp, maar ook ongeveer een derde zegt dat zelden tot nooit te doen. Ook het gebruik maken van tijdschriften loopt onder medewerkers erg uiteen. Ongeveer een derde van de medewerkers geeft aan vaak tot altijd op zoek te gaan naar specifieke tijdschriften. Een vergelijkbaar deel zegt dit zelden of nooit te doen, wat ongetwijfeld samenhangt met hoeveel tijdschriften er in papieren vorm beschikbaar zijn in een vakgebied. Op soortgelijke wijze verschilt ook het zoeken naar recente literatuur en het gebruik maken van materiaal dat nietuitleenbaar is uit de open opstelling onder medewerkers, al is dit gebruik over het algemeen veel minder groot. Hoewel studenten veel vaker dan medewerkers in de UBU komen, ligt het gebruik van de open opstelling veel lager. Ongeveer 85% van de studenten die de bibliotheek bezoeken doen dat eenmaal per week of vaker. De meeste studenten maken er altijd gebruik van studieplekken en veel van hen lezen er online literatuur. Naar de UBU gaan om er samen te werken met anderen is onder studenten minder populair, al zegt ongeveer een derde van hen dat frequent tot vaak te doen. Daarnaast geeft ongeveer de helft van de studenten aan gebruik te maken van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren. Slechts ongeveer 10% van de studenten zegt de open opstelling vaak of altijd te gebruiken en 30-40% van hen geeft aan dat zij de open opstelling nooit raadplegen (zie figuur 18). De studenten die de open opstelling wel raadplegen, doen dat, net als medewerkers, vooral om op zoek te gaan naar specifieke boeken. Ongeveer een derde deel van hen gaat er ook op zoek op onderwerp. Meer dan de helft van de studenten zegt zelden tot nooit op zoek gaat naar specifieke tijdschriften, wat niet verwondert omdat het overgrote deel daarvan digitaal beschikbaar is. Maar ook spreekt hier een grote voorkeur voor het gebruik van digitaal materiaal uit, want ook in vakgebieden waarin er nog wel papieren tijdschriften zijn, geven veel studenten aan deze zelden of nooit te gebruiken. Op zoek gaan naar recente literatuur of gebruik maken van materiaal dat nietuitleenbaar is doen de meeste studenten zelden. 47 Figuur 19: what do the books in the library bookshelves mean to you? Answer: to me, books on the bookshelves create an intellectually stimulating and supportive environment (alle respondenten, weergegeven in percentages, N=676). Gezien het verschil tussen studenten en medewerkers als het gaat om het gebruik van de open opstelling, is het opvallend dat beide groepen de open opstelling waarderen als bron van informatie en als intellectueel stimulerende omgeving. Ongeveer 59% van de BA-studenten, 60% van de MA-studenten en 71% van de medewerkers is het er (sterk) mee eens dat de literatuur in de open opstelling voor hen een belangrijke bron van informatie is. Dat kan wellicht deels verklaard worden doordat, ook als ze de open opstelling niet vaak gebruiken, ze er wel soms belangrijke literatuur uit halen. Maar bovenal zien studenten en medewerkers de open opstelling van de UBU als een inspirerende, stimulerende omgeving. Slechts een heel klein deel is het hiermee niet (sterk) eens (zie figuur 19). Ook al worden de kasten vooral gebruikt door een deel van de medewerkers, vrijwel alle bezoekers vinden dat de papieren boeken rust creëren voor studeren en kennis uitstralen. VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR Gezien de voortschrijdende digitalisering van de collectie en de daling van zowel het aantal papieren publicaties dat wordt aangeschaft als het aantal uitleningen dat wordt gedaan, is de verwachting dat de open opstelling in de toekomst steeds minder gebruikt zal worden. Toch zijn er redenen om aan te nemen dat dit beeld genuanceerd moet worden en vooral dat er grote verschillen zullen blijven tussen disciplines. AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN Er is een dalende trend in het aantal papieren boeken dat in de afgelopen jaren voor de UBU-collectie is aangeschaft. Het aantal gekochte papieren boeken was tot 2010 stabiel of steeg zelfs. Maar sinds de UBU begon met de aankoop van e-books daalt het aantal gekochte papieren boeken sterk. Het is de vraag hoe deze trend zich zal voortzetten. In figuur 20 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. In alle gevallen zal het aantal nieuwe papieren boeken voor de collectie de komende tien jaar steeds verder afnemen, maar als wordt uitgegaan van de meest recente jaren vlakt de tendens het meeste af. 48 Figuur 20: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken door de UBU. Een factor die invloed zal blijven hebben op de acquisitie van papieren boeken is het feit dat zo’n 40% van de titels die door de UBU worden gekocht niet-Angelsaksisch is. Buiten het Engelse taalgebied loopt de beschikbaarheid van e-books achter, al is de verwachting dat dit de komende tien jaar zal rechttrekken. Uitgevers denken dat pas rond 2025 alle boeken in zowel papieren als digitale vorm beschikbaar zullen zijn. Daarnaast is de vraag hoe aantrekkelijk de e-books in de toekomst zullen zijn, zeker als het gaat om onderwijsmateriaal: het is niet ondenkbaar dat, net als nu, uitgevers voor dergelijke e-books zo’n hoge prijs zullen vragen dat de papieren variant aantrekkelijker is om te kopen. Bovendien zal een deel van de gebruikers de komende jaren blijven vragen om bepaalde publicaties in papieren vorm te kopen, zeker zolang lang lezen op een scherm als onaantrekkelijk wordt ervaren. Deze factoren zullen er vermoedelijk voor zorgen dat er weliswaar jaarlijks minder papieren boeken aan de open opstelling toegevoegd zullen worden, maar ook dat de dalende trend zal afvlakken. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING Het feit dat een steeds groter deel van de literatuur digitaal beschikbaar zal komen en de open opstelling steeds minder nieuwe titels zal bevatten, zal ongetwijfeld een versterkend negatief effect hebben op het gebruik ervan. Een indicatie dat dit effect al gaande is, blijkt uit de trendlijnen in het aantal uitleningen van de open opstelling zoals deze in figuur 21 zijn weergegeven. Hierbij is met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde genomen van het aantal uitleningen van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.129 Net als bij het aantal gekochte papieren boeken het geval is, is er sprake van een dalende trend, die afvlakt als wordt uitgegaan van de recente jaren. 129 Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in plaats van 10) jaar genomen. 49 Figuur 21: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling van de UBU. Een deel van de papieren boeken die nu in de open opstelling staan, zal over tien jaar nog altijd relevant zijn en dus waarschijnlijk ook gebruikt worden. De studenten en medewerkers gebruiken weliswaar vooral recente literatuur, maar voor een deel van hen zijn ook oudere boeken van belang. Daarbij geldt dat binnen het ene vakgebied een publicatie veel sneller veroudert dan in het andere. Binnen Geneeskunde kan een onderzoek al binnen enkele jaren achterhaald zijn. Binnen Geesteswetenschappen blijven titels vaak decennialang (of zelfs altijd) relevant. Dit betekent dat een deel van de titels dat nu in de open opstelling staan in 2025 nog geleend zullen worden, vooral als zij een geesteswetenschappelijke signatuur hebben. Maar veel andere titels zullen over tien jaar waarschijnlijk niet of nauwelijks meer geleend worden. Doordat er daarnaast naar verwachting steeds minder nieuwe papieren boeken door de UBU wordt gekocht, mag verwacht worden dat zowel bij studenten als medewerkers het gemiddeld aantal uitleningen jaarlijks verder zal dalen. Daarbij zal de uitzonderlijke positie van de Geesteswetenschappen waarschijnlijk gehandhaafd blijven. Als de trend in het gebruik van de open opstelling sinds 2010, het jaar waarin de UBU begon met het aankopen van e-books, wordt doorgetrokken, valt op dat in de toekomst uit alle open opstellingen minder boeken geleend zullen worden. Maar ook dat de verschillen tussen de faculteiten groot zullen zijn (zie figuur 22). Als de trend wordt doorgetrokken zullen er in 2025 uit sommige open opstellingen nog nauwelijks papieren boeken geleend worden, zoals van Diergeneeskunde, Geowetenschappen, Sociale Wetenschappen en Bètawetenschappen. De collectie van Geesteswetenschappen en in mindere mate die van REBO zouden vermoedelijk nog wel relatief veel gebruikt worden. 50 Figuur 22: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling van de faculteiten, gebaseerd op de trend sinds 2010. 51 COLLECTIES VAN DE FACULTEIT BÈTAWETENSCHAPPEN Voornaamste bevindingen Binnen de Bètawetenschappen zijn er twee open opstellingen, namelijk die voor Wiskunde in het Hans Freudenthal-gebouw en die in de UB Uithof, die qua samenstelling en gebruik heel verschillend zijn. Het budget dat voor Bètawetenschappen beschikbaar is wordt vooral besteed aan digitale tijdschriften. Maar voor de bibliotheek Wiskunde worden er nog relatief veel boeken in gedrukte vorm aangeschaft, mede op verzoek van de gebruikers die een voorkeur hebben voor het gebruik van papier boven elektronisch. In deze open opstelling staan ook relatief veel oudere publicaties, zeker in vergelijking met die in de UB Uithof. De open opstelling in de UB Uithof is gericht op de overige disciplines binnen de Bètawetenschappen. Afgezien van de boeken die worden gekocht over de geschiedenis en didactiek van de Natuurwetenschappen, worden er voor deze collecties amper papieren publicaties gekocht. De gebruikers uit deze disciplines hebben een sterke voorkeur voor digitaal materiaal, vooral voor e-journals. Daarbij zijn de verschillen binnen de Bètawetenschappen groot: zo’n 75% van de studenten en medewerkers leent nooit een papieren band bij de UBU, maar de 25% die dat wel doen, leent bovengemiddeld veel. Medewerkers en studenten van deze faculteit gebruiken de open opstelling verschillend. Het gemiddeld aantal uitleningen van zowel medewerkers als studenten Bètawetenschappen is laag, omdat zij over het algemeen vooral digitaal materiaal gebruiken. Veelzeggend is dat de open opstelling van deze faculteit relatief het laagste aantal uitleningen kende. Maar studenten Bètawetenschappen zijn de laatste jaren niet veel minder gaan lenen en medewerkers van deze faculteit zelfs meer. Een deel van de medewerkers heeft een sterke voorkeur voor het raadplegen van literatuur in papieren vorm, hoewel de meesten digitaal prefereren. De meeste medewerkers gebruiken de open opstelling echter nauwelijks, vooral omdat zij om praktische redenen weinig de UBU bezoeken. Daarbij speelt mee dat wiskundigen, voor wie er relatief veel papieren publicaties beschikbaar zijn, over een eigen open opstelling beschikken in het Hans Freudenthal-gebouw. De UBU wordt vooral bezocht door studenten, die op hun beurt aangeven een voorkeur voor digitaal materiaal te hebben. Zij waarderen de open opstelling vooral als intellectueel stimulerende omgeving. In die zin heeft de open opstelling voor Bètawetenschappen in de UBU vooral een functie voor studenten, om voor hen een omgeving te creëren waar rustig kan worden gestudeerd. Als gezegd zijn er binnen de Bètawetenschappen grote verschillen tussen disciplines, maar ook is de open opstelling voortdurend aan verandering onderhevig. Deze verschillen zijn geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over de Bètawetenschappen als geheel. In 2015 is de open opstelling Bètawetenschappen in de UB Uithof echter herzien. Er is ongeveer 650 meter vooral ouder materiaal verplaatst naar het depot, ongeveer een derde deel van de collectie, om plaats te maken voor studieplekken. Overigens, ook de open opstelling Wiskunde in het Hans Freudenthal-gebouw is in 2015 sterk gekrompen in verband met een verbouwing. Er is daar nu nog 576 meter open opstelling beschikbaar, oftewel 45% van de capaciteit in 2014. Omdat de collectie Wiskunde onderdeel is van UBU-collectie Bètawetenschappen, is de open opstelling in het Hans Freudenthal-gebouw meegenomen in het onderzoek. 52 SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING Het overgrote deel van het budget dat voor Bètawetenschappen beschikbaar is, wordt besteed aan digitale tijdschriften (zie figuur 23). In 2014 werd er op een totaal van €681.361,- aan papieren tijdschriften €31.919,- uitgegeven en aan papieren boeken €26.228. Deze uitgaven aan papieren publicaties steken schril af tegenover de uitgaven aan e-journals (€518.653) en aan e-books (€5.261). Het laat zien dat binnen Bètawetenschappen niet alleen papieren publicaties, maar ook boeken in het algemeen, van ondergeschikt belang zijn. NB. De scherpe daling in het facultaire acquisitiebudget in 2011 is een gevolg van de overheveling van budget naar het Big Deals-budget.130 Figuur 23: gerealiseerde uitgaven voor Bètawetenschappen per materiaalsoort, in de periode 20072014. AANSCHAF VAN PAPIEREN MATERIAAL In samenspraak met de faculteit Bètawetenschappen worden sinds 2010 veel minder papieren boeken gekocht. Tot dat jaar schommelde het aantal aangeschafte papieren boeken jaarlijks sterk, maar sindsdien daalde het geleidelijk van 297 naar 214 (in 2014) per jaar. Ter vergelijking: in 2005 bedroeg het aantal papieren boeken dat voor Bètawetenschappen werd gekocht nog 736. Daarbij zijn de verschillen tussen disciplines groot. Zo worden er voor Wiskunde wel papieren boeken gekocht en voor Farmacie, Biologie en Scheikunde nauwelijks. Ondanks de dalende trend in de aanschaf van papieren materiaal, werden voor de collectie Bètawetenschappen tot en met 2014 meer papieren boeken gekocht dan ebooks. Daarmee week het beeld voor Bètawetenschappen af van de UU-brede trend, waar het aantal e-books dat van papieren boeken oversteeg. Dit heeft vooral te maken met de behoeften van een deel van de gebruikers. Vooral binnen Wiskunde en de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen is er onder gebruikers een sterke voorkeur voor het papieren boek. Ook als er een e-book beschikbaar is, wordt er daarom voor Wiskunde vaak een papieren boek gekocht. Daarnaast speelt de vraag of boeken überhaupt als e-book beschikbaar zijn. Vooral boeken die voor onderwijs bedoeld zijn, blijken regelmatig alleen in papieren vorm beschikbaar. Dit is aan het veranderen. Veruit 130 Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en Springer. Daarbij valt wat betreft Bètawetenschappen op dat de gerealiseerde uitgaven structureel lager zijn dan het beschikbare budget, waardoor de schommelingen in uitgaven minder groot zijn dan die n het budget. 53 de meeste van de papieren boeken die worden gekocht zijn Engelstalig, het taalgebied waarin de opkomst van het e-book het snelst gaat. Aanvankelijk werden jaarlijks nog enkele tientallen Nederlandse en ook Duitse papieren boeken gekocht, maar daarvan is nauwelijks meer sprake. Daarnaast daalde ook het aantal abonnementen op papieren tijdschriften en boeken, van 760 in 2005 naar 160 in 2014. De daling van het aantal gedrukte abonnementen is het gevolg van een e-preferred beleid waarbij indien mogelijk papieren abonnementen in digitale tijdschriften worden omgezet, maar ook van het opzeggen van abonnementen. Ook het ontdubbelen van abonnementen in 2006-2007 naar aanleiding van het inhuizen van delen van de collectie Bètawetenschappen in de UB Uithof speelt een rol bij de daling van het aantal papieren abonnementen. De abonnementen die op dit moment nog in gedrukte vorm voor Bètawetenschappen lopen, zijn vooral publicaties over de geschiedenis of didactiek van de Natuurwetenschappen en verenigingstijdschriften. OMVANG EN INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING De papieren boeken die voor Bètawetenschappen worden gekocht, worden over het algemeen geplaatst in de open opstelling. Deze opstelling staat op dit moment op Wiskunde na in de UB Uithof.131 De open opstelling van Bètawetenschappen is in de afgelopen 10 jaar gekrompen, met name in het jaar 2007, toen de collecties van de bibliotheken Natuur- en Sterrenkunde (FYSST) en Informatica (INFOR) werden opgenomen in de UB Uithof. Een groot deel van die collecties kwam namelijk niet in de open opstelling, maar werd ondergebracht in de depots. In mindere mate was dit ook in 2006 het geval toen de collecties van de bibliotheek Farmacie, Scheikunde en Biologie (FSB) werd opgenomen in de UB Uithof. Het aantal banden in de open opstelling liep terug van 185.360 in 2005 tot 97.383 in 2014, een teruggang van 47%. Uiteraard werden in deze periode nieuw aangekochte banden in de open opstelling geplaatst, maar het aantal banden dat naar het magazijn werd verplaatst was groter. De omstandigheid dat er jaarlijks minder papieren publicaties worden gekocht voor de collectie Bètawetenschappen, vertaalde zich tot 2014 niet in een daling van het aantal beschikbare boekenplanken voor de open opstelling. In de periode 2010-2014 was er in UB Uithof 1.281 meter boekenplank voor Bètawetenschappen beschikbaar. Omdat ondertussen meer materiaal naar het depot werd verplaatst dan er werd gekocht, werden de kasten in deze open opstelling langzaam leger, van 33 banden per meter in 2010 naar 31 banden in 2014. Momenteel wordt voor Bètawetenschappen in de UB Uithof een plankvulling van 90% aangehouden. Deze bezettingsgraad is gemiddeld in vergelijking met die van de open opstelling van andere faculteiten. In de open opstelling Bètawetenschappen stonden in 2014 papieren boeken die gepubliceerd zijn vanaf 1900, maar vooral vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw. De oudere publicaties zijn vooral wiskundige titels, opgesteld in het Hans Freudenthalgebouw. Voor de meeste deelcollecties die in de UB Uithof staan, geldt namelijk een jaargrens rond het jaar 2000, waarbij ouder materiaal naar het depot wordt verplaatst. Ook is er binnen de meeste deelcollecties van de open opstelling Bètawetenschappen een sterke daling van het aantal titels gepubliceerd na 2000, zeker vanaf 2010, die sterk 131 De collectie Wiskunde bevindt zich op de zevende verdieping van het Hans Freudenthal-gebouw op De Uithof. 54 samenhangt met de omstandigheid dat er sinds die jaren minder papieren boeken worden gekocht. GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de open opstelling Bètawetenschappen terug. In dit specifieke geval is er sprake van een afname van 12.561 uitleningen in 2006 naar 5.054 in 2014, een verschil van 60%. Voor een deel komt dat doordat er minder titels in de open opstelling Bètawetenschappen zijn komen te staan. Maar vooral ook relatief worden de publicaties in deze open opstelling minder geleend, zeker de laatste jaren. In de periode 2010-2014 is het aantal uitleningen als percentage van het aantal banden in deze open opstelling gedaald van 8% naar 5% en daalde het aantal uitleningen per meter boekenplank van 4,5 naar 2,7. Daarmee was in 2014 de open opstelling Bètawetenschappen van alle faculteiten degene waaruit relatief het minste aantal titels werd geleend.132 LEENGEDRAG VAN BÈTAWETENSCHAPPPERS Hoewel de open opstelling Bètawetenschappen zeker niet alleen door bètawetenschappers gebruikt wordt, zijn de studenten en medewerkers van deze faculteit wel de voornaamste doelgroep. Binnen deze faculteit Bètawetenschappen leent ongeveer een kwart van de studenten en medewerkers vrij veel papieren banden. Driekwart van hen doet dat nooit. In de periode 2010-2014 steeg het percentage studenten dat minimaal één papieren band per jaar leende van 17,1% naar 28,5%. Maar het aantal uitleningen aan deze groep daalde in de jaren van 6.447 tot 5.838. In diezelfde periode daalde het percentage medewerkers van deze faculteit dat jaarlijks minimaal één titel leende van 32,5% naar 26,6%, al bleef het aantal titels dat zij leenden constant rond de 3.300. Er is binnen de Bètawetenschappen een grote groep die nooit titels leent, maar degenen die dat wel doen, zijn inmiddels verantwoordelijk voor bijna 10% van het aantal uitleningen in de UBU en in absolute aantallen na REBO en GW de grootste lenersgroep.133 Uit het gemiddeld aantal uitleningen door bètawetenschappers valt niet af te leiden dat de komst van het e-book in 2010 invloed heeft gehad op het gebruik van de fysieke collectie (zie figuur 24).134 Voor een deel komt dat doordat voor veel bètawetenschappers het boek überhaupt geen belangrijk bron van informatie is, omdat zij vooral gebruik maken van tijdschriften. In welke vorm een boek wordt aangeschaft is dan minder van belang. Bovendien, de bètawetenschappers die wel papieren boeken gebruiken, zoals vermoedelijk veel wiskundigen, lenen niet alleen recente, maar ook oudere publicaties, die tot dusver meestal alleen in papieren vorm beschikbaar zijn. Gekeken naar het aantal uitleningen in 2014, uitgesplitst op publicatiejaar, blijkt dat bètawetenschappers papieren boeken lenen die soms al decennia oud zijn – al zijn de 132 Ter volledigheid, het aantal niet-uitleenbare werken in de open opstelling Bètawetenschappen is met 7% het laagste van alle faculteiten 133 Zie in dit kader ook figuur 11. 134 Wat betreft het gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker behoort de faculteit Bètawetenschappen in vergelijking tot andere faculteiten tot de middengroep (Geesteswetenschappen buiten beschouwing gelaten). 55 exemplaren uit de periode 2005-2010 het meest gebruikt.135 Vooral uit de deelcollecties Wiskunde en Geschiedenis van de Natuurwetenschappen worden nog veel oudere papieren boeken geleend, overigens de voornaamste deelcollecties van de open opstelling Bètawetenschappen waarin überhaupt nog oudere titels staan. Figuur 24: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Bètawetenschappen, in de periode 2010-2014. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING De studenten van de faculteit Bètawetenschappen bezoeken vooral de UB Uithof en velen van hen doen dat tweemaal of vaker per week. De meeste medewerkers bezoeken de bibliotheek eenmaal per maand of zelfs nooit. Voor beide groepen geldt dat de UBU slechts zelden wordt bezocht om er papieren literatuur uit de open opstelling te zoeken of te lezen (zie: figuur 25). Een factor die hierbij meespeelt is dat veel wiskundigen, voor wie papieren boeken belangrijk zijn, waarschijnlijk vooral gebruik maken van de open opstelling in het Hans Freudenthal-gebouw. Over het algemeen bezoeken bètawetenschappers (maar vooral de studenten van deze faculteiten) de UBU om er online naar literatuur te zoeken of gebruik te maken van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren. Maar bovenal komen studenten in de UBU om er gebruik te maken van een computer of studieplek. Medewerkers komen er vooral om samen te werken. Dat de open opstelling slechts voor een beperkt deel van de bètawetenschappers een reden is om de UBU te bezoeken, komt in hoge mate doordat de meeste literatuur die zij gebruiken digitaal beschikbaar is. Maar er spelen ook andere zaken mee. Voor veel medewerkers is belangrijk dat zij de afstand van hun werkplek tot de open opstelling te groot vinden en dat het volgens hen teveel tijd kost om de UB te bezoeken. Sommige belangrijke tijdschriften willen zij in papieren vorm raadplegen, om er doorheen te bladeren, maar alleen als deze tijdschriften dichtbij staan. De open opstelling in de UBU wordt niet de moeite waard gevonden om naar toe te komen, mede omdat deze als verouderd wordt gezien. Dit speelt ook mee bij studenten, maar bij hen is veel belangrijker dat ze snel, plaatsonafhankelijk toegang willen hebben tot literatuur en daarom de voorkeur geven aan digitaal materiaal. 135 Bètawetenschappers zijn meer literatuur gaan lenen die in het depot staat, wat samenhangt met het gegeven dat er steeds meer (oudere) titels uit de collectie in het magazijn staan 56 Figuur 25: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature from the bookshelves (Bètawetenschappen, weergegeven in percentages, N=83). Figuur 26: what do the books in the library bookshelves mean to you? Answer: to me, books on the bookshelves create an intellectually stimulating and supportive environment (Bètawetenschappen, weergegeven in percentages, N=63). De bètawetenschappers die de open opstelling wél gebruiken, doen dat vooral om specifieke papieren boeken of tijdschriften te raadplegen. Een deel van vooral de masterstudenten (21%) en wetenschappers (22%) zoekt daarnaast frequent in de open opstelling op onderwerp. Voor de meeste bètawetenschappers heeft de open opstelling bovenal een bredere functie, die los staat van het gebruik. De open opstelling wordt als bron van informatie heel uiteenlopend gewaardeerd. Vooral studenten zien het als een intellectueel stimulerende omgeving (zie figuur 26). Zij vinden het fijn om tussen papieren boeken te studeren, omdat het volgens hen voor rust zorgt (ook qua geluidsdemping) en voor concentratie. VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR Gezien de voortschrijdende digitalisering van de collectie en de daling van het aantal papieren publicaties dat wordt aangeschaft, is de verwachting dat de open opstelling in de toekomst steeds minder belangrijk zal worden. 57 AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN De afgelopen tien jaar heeft het aantal papieren boeken dat voor Bètawetenschappen is aangeschaft erg gewisseld. De laatste jaren neemt het geleidelijk af. Het is de vraag hoe deze trend zich zal voortzetten. In figuur 27 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. In alle gevallen zal het aantal nieuwe papieren boeken voor de collectie de komende tien jaar steeds verder afnemen, maar als wordt uitgegaan van de meest recente jaren vlakt de tendens het meest af. Figuur 27: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor Bétawetenschappen. Er zijn verschillende redenen om aan te nemen dat het totaal aantal papieren boeken dat in de toekomst voor Bètawetenschappen gekocht wordt klein zal zijn, maar dat er voor bepaalde disciplines papieren publicaties aangeschaft zullen blijven worden. Voor de collectie Bètawetenschappen worden op dit moment vrijwel alleen maar Engelstalige papieren boeken gekocht, wat het aannemelijk maakt dat de komende jaren een steeds groter deel van de nieuwe titels die voor deze collectie relevant zijn als e-book beschikbaar zal komen - los van de vraag of deze e-books qua prijs en gebruiksvoorwaarden aantrekkelijk zullen zijn. De meeste gebruikers binnen de Bètawetenschappen zijn erg tevreden over het feit dat literatuur vooral in digitale vorm wordt aangeschaft. Maar er is binnen deze faculteit ook een groep gebruikers, vooral de wiskundigen, die expliciet vragen om de aanschaf van papieren boeken. Vooralsnog is er geen reden om aan te nemen dat dit op korte termijn zal veranderen. Als de huidige trends zich voortzetten en de omstandigheden ongewijzigd blijven, dan zal de open opstelling Bètawetenschappen jaarlijks in toenemende mate verouderen, al zal dat vooral gelden voor de open opstelling in de UB Uithof. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING De omstandigheid dat er binnen Bètawetenschappen ongeveer een kwart van de studenten en medewerkers vaak papieren boeken lenen en driekwart van hen nooit, zal invloed hebben op het toekomstig gebruik van de open opstelling. Hoewel de open opstelling zeker door meer dan alleen gebruikers van deze faculteit gebruikt wordt, 58 vormen de bètawetenschappers toch de voornaamste doelgroep. De algemene verwachting is dat het aantal uitleningen aan bètawetenschappers steeds verder zal dalen. Een indicatie daarvoor is zichtbaar in figuur 28. Hierin staan drie lijnen, waarbij met ingang van 2015 jaarlijks de gemiddelde afname is genomen van het aantal uitleningen van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.136 Ook hier is er sprake van een dalende trend, die afvlakt als men uitgaat van de recente jaren. Figuur 28: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling Bétawetenschappen. Er zijn verschillende redenen om aan te nemen dat een deel van de bètawetenschappers de open opstelling zal blijven gebruiken en het grootste deel niet. De meeste studenten en medewerkers gebruiken vooral digitaal materiaal en er is geen reden om aan te nemen dat zij in de toekomst meer papieren publicaties zullen gaan gebruiken. De bètawetenschappers die wel papieren boeken lenen, zoals de wiskundigen of degenen die de geschiedenis van de natuurwetenschappen bestuderen, gebruiken relatief veel oudere papieren boeken, wat betekent dat het feit dat de open opstelling jaarlijks verouderd minder snel effect zal hebben op het gebruik ervan. Het gegeven dat er waarschijnlijk steeds minder papieren boeken bij zullen komen, zal uiteindelijk wel een versterkend effect hebben op de dalende trend in het aantal uitleningen. Hoewel een deel van de oudere titels ongetwijfeld nog decennialang relevant zal blijven, worden over het algemeen de nieuwe papieren boeken het meest gebruikt. De verwachting is dat de open opstelling in de UB Uithof de komende tien jaar nog slechts weinig gebruikt zal worden. Het gebruik van de open opstelling Wiskunde in het Hans Freudenthal-gebouw zal hoger zal liggen, maar ook geleidelijk afnemen. 136 Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in plaats van 10) jaar genomen. 59 COLLECTIES VAN DE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Belangrijkste bevindingen: De open opstelling Diergeneeskunde is de afgelopen tien jaar sterk aan verandering onderhevig geweest. Binnen Diergeneeskunde wordt al jarenlang vooral budget besteed aan digitale tijdschriften. Op verzoek van de faculteit wordt een relatief klein aantal papieren boeken gekocht, waarbij het vooral gaat om studiemateriaal of om publicaties bestemd voor gebruik in klinieken. Hierbij geldt dat de meeste niet-uitleenbare publicaties worden geplaatst in het Studielandschap in het Androclusgebouw, waar de verplichte en aanbevolen studieboeken staan en de referaten. De rest staat in de UB Uithof, waar sinds 2012 de collectie Diergeneeskunde is ingehuisd. Daarbij is de open opstelling de laatste jaren meermaals verplaatst, waarbij de omvang van de open opstelling Diergeneeskunde met 39% is afgenomen, in lijn met de krimp van de aanschaf van papieren boeken en tijdschriften. De open opstelling Diergeneeskunde was in 2014 de kleinste van alle faculteiten. Het gebruik van de open opstelling in de UBU door studenten en medewerkers van Diergeneeskunde is over het algemeen laag. De veterinairen lenen weinig papieren publicaties, gemiddeld 1 of 2 per jaar. Dit komt doordat zij vooral digitaal materiaal gebruiken. Maar ook andere factoren spelen mee. De meeste medewerkers bezoeken de UBU nauwelijks, vooral om praktische redenen. Studenten komen vaker in de bibliotheek, maar dat leidt niet tot veel gebruik van de open opstelling. Zij waarderen de open opstelling vooral als intellectueel stimulerende omgeving. De verwachting is dat de komende jaren nauwelijks nog nieuwe titels aan de open opstelling Diergeneeskunde in de UBU toegevoegd zullen worden en het gebruik ervan alsmaar verder zal dalen. De hiernavolgende observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over de open opstelling in de UBU. Deze bevindingen zeggen niets over het gebruik van de open opstelling het Androclusgebouw, het zogenaamde Studielandschap. NB. Doordat aan de survey gehouden in het kader van dit onderzoek te weinig studenten en medewerkers van Diergeneeskunde hebben deelgenomen, is het helaas niet mogelijk om een representatief beeld te geven van hoe de open opstelling in de UBU precies wordt gebruikt. De hiernavolgende analyse beperkt zich tot de aspecten waarover wel voldoende cijfers beschikbaar zijn. SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING Het overgrote deel van het budget dat voor aankoop van de literatuur voor Diergeneeskunde beschikbaar is, wordt besteed aan digitale tijdschriften en databestanden (zie figuur 29). Sinds 2011 wordt het vooral aangewend voor de vakspecifieke tijdschriften (kleine pakketten en losse abonnementen) en voor een aantal vakgebiedoverstijgende pakketten die gezamenlijk met Bètawetenschappen en Geneeskunde worden betaald. Aan papieren boeken en tijdschriften wordt van het facultaire budget voor Diergeneeskunde slechts een klein deel uitgegeven. Diergeneeskunde past wat dat betreft in het UBU-brede beeld dat er steeds een groter deel van het budget aan digitale content (e-journals, e-books en databases) wordt 60 uitgegeven. NB. De daling het budget in 2011 is te verklaren uit de overheveling van het budget voor de Big Deals.137 Figuur 29: gerealiseerde uitgaven voor Diergeneeskunde per materiaalsoort, in de periode 20082014.138 DE OMVANG EN LOCATIE VAN DE OPEN OPSTELLING De omvang van de open opstelling Diergeneeskunde is in de loop der jaren sterk afgenomen, zeker in vergelijking met de situatie van vóór 2007. Tot 2006 was er sprake van een facultaire ‘bibliotheek Diergeneeskunde’ met een zeer uitgebreide open opstelling van papieren boeken, vrij veel speciale studieboeken en talloze bijzondere monografieën (zoals alle Utrechtse en duizenden andere Europese veterinaire dissertaties). Ook stonden van de meeste tijdschriften nog vele jaargangen op de plank. Daarnaast was er nog een eigen magazijn met vooral overige ingebonden tijdschriften en ander ouder materiaal. Alles bij elkaar stonden er toen meer dan 125.000 items, waarvan ruim 83.000 uitleenbaar. In 2006-2007 werd de bibliotheek Diergeneeskunde door de faculteit omgevormd in een Studielandschap. Voorafgaand aan de herinrichting verhuisde het complete magazijn naar het depot van de UBU, net als de dissertaties en een groot aantal tijdschriftbanden. Voor de boekencollectie werd een nieuw plaatsingssysteem ontworpen. Ook werd de collectie opgeschoond op basis van relevantie en actualiteit, waardoor van de papieren boeken ongeveer de helft eveneens verplaatst werd naar UB-depot. Zo keerden in 2007 slechts zo’n 33.000 items terug in het nieuwe Studielandschap. In de drie jaar daarna nam de omvang van de open opstelling een klein beetje af. Tegenover de toename van het aantal papieren boeken stond een verdere afname van het aantal losse en ingebonden tijdschriften, door het overzetten van abonnementen van papier in digitaal. 137 Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en Springer. Afgezien van de overheveling van facultair budget naar het Big Deals-budget, is het acquisitiebudget voor Diergeneeskunde is in de periode 2007-2010 en 2011-2014 jaarlijks licht gestegen met de inflatiecorrectie. In 2014 is het budget met ca. 22% afgenomen ten opzichte van het jaar daarvoor. Deze herziening van het acquisitiebudget hield verband met overschotten in de voorgaande jaren. 138 Deze grafiek is gebaseerd op de cijfers aangeleverd door de faculty liaison Diergeneeskunde. 61 In 2012 moest de uitleenbare collectie definitief wijken uit het Androclusgebouw, vanwege nieuwe plannen van de faculteit met het Studielandschap. In verband met de beschikbare ruimte in de UB Uithof werd de collectie voorafgaand aan en gelijktijdig met de uithuizing verder afgeslankt. De deelcollectie Utrechtse proefschriften werd in zijn geheel afgestoten, omdat deze ook al compleet in depot aanwezig was. Daarnaast werd de collectie ingekrompen door aanpassing van de jaargrens voor tijdschriftbanden. In 2012 verhuisden in totaal ongeveer 14.000 items naar de open opstelling in de UB Uithof. In het Studielandschap resteerden daarna nog 6.000 items, bestaande uit de verplichte en aanbevolen studieboeken, referaten en een kleine hoeveelheid naslagwerken. Al met al is het aantal banden in de open opstelling Diergeneeskunde, die eerst vooral in het Androclus-gebouw en daarna vooral in de UBU stonden, met 39% gedaald, van 33.267 in 2005 naar 20.292 in 2014. Sinds de open opstelling Diergeneeskunde zich in 2011-2012 grotendeels verplaatste naar de UB Uithof is het aantal beschikbare meters teruggelopen van 1.069 naar 680. Het totaal aantal beschikbare meters voor deze collectie, inclusief de studiecollectie en de collectie Lacerta, is nu in de UB Uithof 562 meter en in het Studielandschap 118 meter. Omdat de collectie navenant kromp is de bezettingsgraad niet veel veranderd in de loop der jaren, namelijk rond de 37 titels per meter. Daarmee was in 2014 de open opstelling Diergeneeskunde de kleinste, maar ook één van de meest compacte van alle faculteiten.139 INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING In de open opstelling Diergeneeskunde staan banden die gepubliceerd zijn vanaf 1900, maar gekeken naar het publicatiejaar neemt vooral vanaf eind jaren zestig het aantal publicaties toe. Het zwaartepunt van de open opstelling ligt tussen 1985 en 2010, met veel standaardwerken op het gebied van onder meer anatomie, fysiologie en microbiologie, maar ook over de geschiedenis van Diergeneeskunde. Titels gepubliceerd na 2011 staan veel minder in de open opstelling. Dat komt omdat boeken na 2011 in principe als e-book worden aangeschaft. Hierdoor daalde het aantal papieren boeken dat werd gekocht van 222 in 2005 tot 77 in 2014.140 Acquisitie van papieren boeken vindt eigenlijk alleen nog plaats op speciaal verzoek van de faculteit. Deze exemplaren komen dan doorgaans niet in de UBU te staan, maar in het Studielandschap of in de klinieken. Daarbij is van belang dat ongeveer 20% van de titels die in papieren boeken vorm worden aangeschaft niet-Engelstalig zijn. Vooral ook Nederlandstalige publicaties worden voor Diergeneeskunde gekocht, maar ook Duitstalige werken. In deze taalgebieden gaat de opkomst van het e-book minder snel dan in het Engelse. De papieren tijdschriftencollectie voor Diergeneeskunde groeit niet meer doordat tijdschriften die digitaal beschikbaar zijn, alleen nog in elektronische vorm worden aangeschaft. Na de grote digitaliseringslag rond de eeuwwisseling is het aantal gedrukte tijdschriften geleidelijk verder afgenomen. In 2008 waren er nog 379 papieren abonnementen, in 2014 nog maar 168.141 Ongeveer een derde deel daarvan bestaat uit 139 Hierbij is de open opstelling voor de UBU Algemene collecties buiten beschouwing gelaten. Het aantal aangeschafte titels staat niet helemaal gelijk aan het aantal items dat is gekocht. Vooral bij Diergeneeskunde ligt het aantal titels hoger aangezien er voor deze collectie relatief veel (studie)boeken in meervoud worden aangeschaft. 141 Figuur 2, in Bijlage 1 - Analyse Collectie Diergeneeskunde + RG: O:\UBU\Projecten\Collectie 2020 UB Utrecht\Onderzoek\Fase 1 - Verzamelen bestaande gegevens\Resultaten\1-Diergeneeskunde. 140 62 ruil- en geschenkabonnementen, inclusief de collectie Lacerta. 142 De collectie papieren tijdschriften in de open opstelling bestaat momenteel nog uit de lopende jaargang van ruim honderd door de faculteit expliciet gewenste titels (de vijf meest actuele ingebonden jaargangen daarvan). GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de open opstelling Diergeneeskunde terug. In dit specifieke geval is er sprake van een afname van 3.456 uitleningen in 2007 naar 1.264 in 2014, een verschil van ruim 65%.143 Deze terugloop is deels te verklaren uit de toenemende beschikbaarheid van ebooks sinds 2010, maar ook de verhuizing van de uitleenbare collectie van het Androclusgebouw naar de UB Uithof in 2012 zorgde voor een scherpe daling in het gebruik. Het aantal uitleningen in relatie tot de omvang van de collectie is laag. In de periode 2012-2014 (dus na de verhuizing) daalde deze van 10% naar 6%. Daarmee was in 2014 deze open opstelling op die van Bètawetenschappen na degene waaruit relatief het minste aantal titels werd geleend. NB. De werken in het Studielandschap in het Androclusgebouw zijn niet-uitleenbaar en zijn bij deze telling niet meegenomen. Hoewel de banden uit de open opstelling Diergeneeskunde zeker niet alleen door veterinairen worden geleend, vormen de studenten en medewerkers van deze faculteit wel de voornaamste doelgroep van deze open opstelling. Als gekeken wordt naar het gemiddeld aantal papieren boeken dat studenten en medewerkers Diergeneeskunde lenen, dan valt vooral op dat ze dat allebei nauwelijks doen (zie figuur 30). In 2014 leende 28,5% van de veterinaire studenten en 17,6% van de medewerkers minimaal één papieren band per jaar. Net als het totaal aantal leningen dat zij deden is dit percentage erg laag in vergelijking met de meeste andere faculteiten. Het meest intensief lenen zij nog papieren banden uit de jaren 2006-2013, al worden ook oudere publicaties geleend. De publicaties die zij lenen staan in steeds minder mate in de open opstelling, maar relatief vaker in het depot (vooral als het gaat om oudere tijdschriftbanden) of in andere collecties (zoals de naslagcollectie in de UBU). De veterinairen zijn verantwoordelijk voor het laagste aantal uitleningen van alle faculteiten. Het onderstreept dat de papieren collectie voor veterianairen niet van groot belang is. Medewerkers komen nauwelijks naar de UBU om de gedrukte publicaties te raadplegen, omdat de meeste literatuur die zij gebruiken digitaal beschikbaar is. Maar hierbij spelen ook andere zaken mee. Voor veel medewerkers is belangrijk dat zij de afstand van hun werkplek tot de open opstelling te groot vinden en dat het volgens hen teveel tijd kost om de UBU te bezoeken. Sommige belangrijke tijdschriften willen zij in papieren vorm raadplegen, om er doorheen te bladeren, maar alleen als deze tijdschriften dichtbij staan. Zij zien de open opstelling in de UBU hooguit als een intellectueel stimulerende omgeving. Studenten vinden het wel fijn om tussen papieren boeken te studeren, omdat het volgens hen voor rust zorgt (ook qua geluidsdemping) en voor concentratie. 142 De collectie Lacerta heeft betrekking op Herpetologie en Terrariumkunde Veterinairen zijn vooral minder gaan lenen uit de open opstelling, terwijl het aantal uitleningen uit het depot licht daalde. 143 63 Figuur 30: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Diergeneeskunde, in de periode 2010-2014. VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR Gezien de inmiddels uitgebreide en waarschijnlijk nog toenemende beschikbaarheid van digitale boeken en tijdschriften voor het vakgebied Diergeneeskunde, valt te verwachten dat de open opstelling in de UB Uithof eerder zal krimpen dan groeien. Niettemin is er nog steeds vraag naar actuele gedrukte boeken, ook náást de digitale versies. Er zal dus nog wel actualisering van de boekencollectie Diergeneeskunde blijven plaatsvinden, maar vermoedelijk op een veel lager niveau dan voorheen. Ook de papieren tijdschriften zijn nog steeds gewenst door de faculteit, vooral in het kader van valorisatie en als backup van de niche-vakbladen (waarvan recente afleveringen meestal wel in de faculteit aanwezig zijn, maar oudere na verloop van tijd worden weggegooid). Figuur 31: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor Diergeneeskunde. 64 Het is de vraag hoe de trend van het aantal papieren boeken dat wordt gekocht zich wat betreft Diergeneeskunde zal voortzetten. In figuur 31 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. In alle gevallen zal het aantal nieuwe papieren boeken voor de collectie de komende tien jaar steeds verder afnemen, maar naarmate wordt uitgegaan van recentere jaren vlakt de tendens meer af. Het gegeven dat de open opstelling Diergeneeskunde in de UBU de komende jaren vermoedelijk steeds minder nieuwe titels zal bevatten, zal ongetwijfeld gevolgen hebben voor het gebruik ervan. Een indicatie dat dit effect al gaande is, is zichtbaar in de trend in het aantal uitleningen van de open opstelling Diergeneeskunde (zie figuur 32).144 Er is duidelijk sprake van een afname van het aantal leningen uit de open opstelling voor Diergeneeskunde, maar het laat zich moeilijk voorspellen of die daling versneld of juist geleidelijk zal doorzetten. Het is niet ondenkbaar dat de daling zal afvlakken tot een laag, maar stabiel leenpeil. Dit zal ook afhangen van de mate waarin de papieren collectie nog actueel wordt gehouden, aangezien er toch vooral recente papieren boeken geleend worden. NB. Hiermee zijn geen verwachtingen uitgesproken over het gebruik van de specifieke studiecollectie in het Studielandschap. Figuur 32: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling Diergeneeskunde. 144 Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in plaats van 10) jaar genomen. 65 COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GEESTESWETENSCHAPPEN Voornaamste bevindingen: Hoewel er sinds 2010 van het budget Geesteswetenschappen steeds meer aan e-books wordt besteed en minder aan papieren boeken, worden de papieren boeken door geesteswetenschappers nog altijd relatief veel gebruikt. Gemiddeld lenen zij in vergelijking met andere faculteiten nog altijd veel, al neemt dit gemiddelde langzaam af. Het totaal aantal uitleningen aan geesteswetenschappers daalde wel sterk, maar dat hangt vooral ook samen met dalende studentenaantallen. Veel van de publicaties die geesteswetenschappers lenen zijn alleen in papieren vorm beschikbaar. Terwijl de UBU sinds 2010 e-books koopt, is ruim de helft van de boeken die aan geesteswetenschappers werden uitgeleend twintig jaar en ouder. Daarnaast speelt mee dat ongeveer een derde van de aangeschafte papieren boeken verschijnt in taalgebieden waar de opkomst van het e-book traag gaat. Ook bepaalde typen publicaties verschijnen nog uitsluitend in gedrukte vorm. Bovendien blijven veel geesteswetenschappers vragen om aanschaf van papieren boeken, omdat ze bepaalde publicaties liever niet van een scherm lezen: over het algemeen prefereren ze tijdschriften en bronnen in digitale vorm en boeken in papieren vorm. Om al deze reden valt te verwachten dat ook in 2025 de open opstelling nog veel boeken zal bevatten die door studenten en medewerkers gebruikt gaan worden. Medewerkers en studenten hechten een verschillend belang aan de open opstelling. Momenteel onderstrepen vooral de medewerkers het belang ervan. De browsefunctie van de open opstelling vinden zij van grote waarde bij het zoeken naar literatuur. Toch maken zij steeds minder gebruik van deze functie, volgens hen vooral omdat er in de UBU onvoldoende gelegenheid is om papieren boeken te raadplegen. Medewerkers vragen om die reden relatief vaak papieren boeken via de afhaalkast aan, om de exemplaren vervolgens op hun werkplek te raadplegen. Studenten zijn wel vaak in de UBU, maar zij maken veel minder gebruik van de open opstelling. Bij de keuze van literatuur speelt bij hen het snel en eenvoudig toegang krijgen tot publicaties een grote rol en zij geven daarom vaak de voorkeur aan digitaal materiaal – behalve als ze veel of aandachtig moeten lezen. Als deze trend zich voortzet en er geen raadpleegruimte voor docenten gecreëerd wordt, zal de browsefunctie van de open opstelling steeds minder gebruikt worden. Ondanks dat de open opstelling Geesteswetenschappen nog veel relevant materiaal bevat, krijgt deze geleidelijk aan steeds meer alleen de functie van een intellectueel stimulerende omgeving voor studerende studenten. Daarbij zijn er binnen de Geesteswetenschappen grote verschillen tussen disciplines. Deze verschillen zijn geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over de Geesteswetenschappen als geheel. DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING Van het voor Geesteswetenschappen beschikbare budget wordt in vergelijking met andere faculteiten een relatief groot deel uitgegeven aan de aanschaf van boeken (zie figuur 33). Daarbij stijgt sinds 2010 het bedrag dat aan e-books wordt besteed en dalen de uitgaven aan papieren boeken, al waren tot aan 2014 de uitgaven aan papieren boeken hoger dan aan e-books. In dat jaar werd er op een totaal van €825.900,- voor €266.593,- aan papieren boeken gekocht en voor €192.822,- aan e-books. Ter 66 vergelijking: de UBU als geheel besteedde in datzelfde jaar €451.714,- aan papieren boeken. Oftewel, van elke euro die er in 2014 door de UBU aan papieren boeken werd uitgegeven, ging er ongeveer 59 cent naar een exemplaar voor de collectie Geesteswetenschappen. Figuur 33: gerealiseerde uitgaven voor Geesteswetenschappen per materiaalsoort, in de periode 2007-2014. In de periode 2007-2013 heeft er tweemaal een bezuiniging plaatsgevonden op het acquisitiebudget van Geesteswetenschappen, in 2012 en 2014. In de overige jaren steeg het budget met de inflatiecorrectie, die overigens ook werd toegepast bij de structurele bezuiniging van circa €100.000 euro in 2014. De daling van uitgaven in 2011 is te verklaren uit de overheveling van het budget voor de Big Deals. 145 OMVANG EN LOCATIE VAN DE OPEN OPSTELLING De papieren boeken die voor Geesteswetenschappen worden gekocht, worden over het algemeen geplaatst in de open opstelling. Sinds 2009 staan de meeste van deze collecties in de UB Binnenstad. Belangrijke uitzondering daarop is de collectie Religiewetenschap, die in 2004 in de UB Uithof werd geplaatst. Dat gold aanvankelijk ook voor de collectie Wijsbegeerte, maar deze staat sinds 2012 in de UB Binnenstad. Daarnaast was de collectie Islamitische en Arabische studies tot 2014 onderdeel van de collectie Religiewetenschap in De Uithof, maar deze staat sindsdien ook in de UB Binnenstad. De open opstelling van Geesteswetenschappen is veruit de grootste van alle faculteiten, ondanks dat deze is gekrompen de afgelopen jaren. In 2005 besloeg deze open opstelling rond de 40% van de totale open opstelling van de UBU, wat in 2014 zelfs was opgelopen tot boven de 50%.146 Maar in totaal liep in de afgelopen 10 jaar het aantal banden in de open opstelling Geesteswetenschappen terug: van 536.956 banden in 2005 145 Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en Springer. 146 Hierbij is de open opstelling voor de UBU Algemene collecties buiten beschouwing gelaten. Zie in dit kader ook figuur 11. 67 tot 383.485 banden in 2014 (een afname van 29%). Deze terugloop hing vooral samen met het inhuizen van de Letterenbibliotheek (2009) en de collectie Wijsbegeerte (2012) in de nieuwe UB Binnenstad en met een inkrimping van de collectie Religiewetenschappen (2012) in de UB Uithof. Het aantal meters boekenplanken dat beschikbaar was voor de open opstelling Geesteswetenschappen daalde eveneens, in de periode 2009-2014 met 9%, van 12.711 meter naar 11.539 meter. 147 Doordat zowel het aantal banden als plankmeters daalde bleef de bezettingsgraad redelijk stabiel, rond de 33 banden per meter. Daarmee was de bezettingsgraad van de open opstelling Geesteswetenschappen in vergelijking met die voor andere faculteiten iets bovengemiddeld. INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING In de open opstelling Geesteswetenschappen staan publicaties vanaf 1900 (en een klein aantal van daarvóór), al staan er relatief weinig echt recente werken in. Het aantal publicaties van na 1945 stijgt naarmate het publicatiejaar van papieren boeken recenter is, met een duidelijke piek in de publicatiejaren 1989-2000. Publicaties uit de jaren 2011 en later zijn minder goed vertegenwoordigd in de open opstelling. Dit laatste hangt mogelijk samen met de uitgestelde aanschaf van boeken (een boek uit bijvoorbeeld 2014 wordt niet per se in dat jaar gekocht, maar kan ook in de jaren daarna worden gekocht), maar ook met de toenemende aanschaf van e-books met ingang van 2010. Sinds 2010 daalde het aantal papieren boeken dat jaarlijks aan de collectie werd toegevoegd, van 7.646 in 2010 naar 3.949 in 2014. Een andere factor die van invloed is geweest, is dat de formatie vakspecialisten bij Geesteswetenschappen sterk afnam. Om de werkdruk het hoofd te bieden is vaker dan daarvoor besloten om geen losse papieren boeken te bestellen, maar e-bookspakketten en elektronische bestanden waarvan het bestellen aanzienlijk minder arbeidsintensief is. Ook het aantal papieren tijdschriften in de open opstelling daalt. Dit hangt samen met een terugloop in het aantal lopende papieren abonnementen, van 3.525 in 2005 naar 1.989 in 2014. Dit zijn niet alleen tijdschriften, maar ook veel inschrijvingen op boeken. Voor een deel komt deze daling door het omzetten van papieren abonnementen in digitale abonnementen (er is een e-preffered beleid) en voor een ander deel door het opzeggen van abonnementen. Toch worden er voor Geesteswetenschappen nog relatief veel publicaties in papieren vorm gekocht, vooral boeken. Deels komt dat doordat een deel van de gebruikers expliciet om papieren boeken vraagt, ook als er een e-bookversie beschikbaar is. Zo wenst de bibliotheekcommissie voor Filosofie dat er papieren boeken worden gekocht als het gaat om monografieën (die digitaal meestal veel duurder zijn dan de papieren versie en waarvan vaak grote delen gelezen worden).148 Maar ook zijn veel titels alleen in papieren vorm beschikbaar. In dit opzicht is van belang dat er voor deze collectie relatief veel niet-Engelstalige papieren boeken worden aangeschaft, zo´n 30-35%. Daarbij gaat het vooral om Duitstalige en Nederlandstalige exemplaren, maar ook om Franse, Italiaanse en Spaanse publicaties. In al deze niet-angelsaksische taalgebieden verschijnen er relatief weinig e-books (of zelfs nauwelijks e-books als het om het 147 De verhuizing van de collecties naar de UB Binnenstad vond voor deze periode plaats. Filosofische handboeken en verzamelbanden worden over het algemeen wel digitaal aangeschaft (mits de voorwaarden en rechten toereikend zijn). Zo heeft iedere collectie binnen Geesteswetenschappen vaak specifieke speerpunten in het collectioneringsbeleid. 148 68 Romaanse taalgebied gaat). Daarnaast speelt mee dat bepaalde typen publicaties, zoals muziekwetenschappelijke bladmuziekuitgaven en tentoonstellings- en oeuvrecatalogi, slechts nog in beperkte mate digitaal beschikbaar komen. HET GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de open opstelling Geesteswetenschappen terug. Het aantal daalde licht in de jaren 20062011, van 95.357 naar 90.092. Pas vanaf 2012 is er een sterker dalende trend, tot 67.908 uitleningen in 2014. Ook relatief worden de publicaties in de open opstelling Geesteswetenschappen minder geleend, zeker de laatste jaren. In de periode 2010-2014 is het aantal uitleningen als percentage van het aantal banden in de open opstelling gedaald van 21% naar 18% en daalde het aantal uitleningen per meter boekenplank van 7,2 naar 5,9.149 Daarmee behoorde in 2014 de open opstelling Geesteswetenschappen overigens samen met die van REBO (19%) en Geneeskunde (18%) tot degene die van alle faculteiten relatief het hoogste aantal uitleningen hadden. 150 LEENGEDRAG VAN GEESTESWETENSCHAPPERS Hoewel de open opstelling Geesteswetenchappen zeker niet alleen door geesteswetenschappers gebruikt wordt, zijn de studenten en medewerkers van deze faculteit wel de voornaamste doelgroep. Opnieuw valt de uitzonderlijke positie van de Geesteswetenschappen op. Hoewel het aantal uitleningen, ongetwijfeld onder invloed van de voortschrijdende digitalisering, aan geesteswetenschappers is gedaald, valt vooral op dat zij gemiddeld nog altijd veel papieren boeken lenen (zie figuur 34). In die zin hangt de sterke daling van het totaal aantal uitleningen vooral ook sterk samen met de daling van het aantal studenten Geesteswetenschappen in de periode 2010-2014, van 7.381 naar 5.790. In lijn daarmee daalde het aantal uitleningen aan studenten Geesteswetenschappen in dezelfde periode van 75.841 naar 50.667. Het gemiddeld aantal uitleningen aan geesteswetenschappers is veruit het hoogst van alle faculteiten. Ter vergelijking: nummer twee in 2014 zijn de studenten en medewerkers van de faculteit REBO, met respectievelijk gemiddeld 2,4 (GW: 8,8) en 9,1 (GW: 28,9) uitleningen per jaar. Veelzeggend is ook dat het percentage studenten Geesteswetenschappen dat jaarlijks minimaal één papieren band leent weliswaar geleidelijk daalt, maar met 70% nog altijd veel hoger is dan dat van andere faculteiten. Onder medewerkers van de faculteit Geesteswetenschappen is het percentage nietactieve leners zelfs verwaarloosbaar. Studenten en medewerkers Geesteswetenschappen zijn de afgelopen jaren verantwoordelijk geweest voor meer dan 50% van de uitleningen binnen de UBU. NB. In 2014 behoorde 10,4% van de UU-medewerkers en 19,9% van de UU-studenten tot de faculteit Geesteswetenschappen. 149 Daarbij daalt ook het aantal uitleningen door geesteswetenschappers van (de veelal oudere) titels uit het depot. 150 Ter volledigheid: Het percentage niet-uitleenbare werken in de open opstelling Geesteswetenschappen bedraagt 17% en is daarmee het hoogst van alle faculteiten. 69 Figuur 34: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Geesteswetenschappen, in de periode 2010-2014. Dat tot dusver de komst van het e-book in 2010 niet heeft geleid tot een radicale daling in het gemiddeld aantal uitleningen door geesteswetenschappers, komt deels doordat geesteswetenschappers niet alleen recente, maar ook oudere publicaties lenen. Ruim de helft van de aan geesteswetenschappers uitgeleende papieren banden is gepubliceerd na 1993, de andere (iets minder dan de) helft is van daarvoor. Veel van de oudere publicaties, die voor Geesteswetenschappen dus van groot belang zijn, zijn binnen de UBU (vooralsnog) alleen in papieren vorm beschikbaar. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING Het overgrote deel van de studenten Geesteswetenschappen dat naar de UBU (vooral de binnenstadlocatie) gaat, doet dat tweemaal per week of vaker. Maar ook ruim de helft van de wetenschappers van deze faculteit geeft aan minimaal eenmaal per week of vaker de UB Binnenstad te bezoeken en slechts weinig wetenschappers komen er nooit. Daarmee wijken de medewerkers van Geesteswetenschappen sterk af van die van andere faculteiten. Ter illustratie: de medewerkers van de faculteit REBO zijn na die van Geesteswetenschappen degenen die de UBU het intensiefst bezoeken, met ruim een kwart van hen die aangeeft er minimaal eenmaal per week of vaker te komen. Van de andere faculteiten ligt het percentage medewerkers dat minimaal wekelijks de UBU bezoekt tussen de 0 en 10 procent. De activiteiten van geesteswetenschappers in de bibliotheek zijn uiteenlopend. Studenten komen vooral naar de UBU om er gebruik te maken van studieplekken en velen van hen raadplegen er ook online literatuur. Het zoeken en lezen van papieren boeken uit de open opstelling zeggen vooral BA-studenten niet vaak te doen (zie figuur 35). Dit wijkt sterk af van de medewerkers. Zij komen zelden in de UBU om gebruik te maken van studieplekken of om online literatuur te lezen. Als het gaat om het zoeken naar en lezen van papieren boeken in de open opstelling, dan zegt een groot deel van de MA-studenten (44%) en wetenschappers (58%) dat frequent tot altijd te doen. 151 151 Alle geesteswetenschappers maken intensief gebruik van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren, terwijl zij relatief weinig in de UBU komen om samen te werken. 70 Figuur 35: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature from the bookshelves (Geesteswetenschapper, weergegeven in percentages, N=206). De medewerkers van Geesteswetenschappen geven aan dat browsen langs de kast voor hen een waardevolle zoekmethode is. Het levert hen vaak nieuwe titels op en het helpt om snel boeken op geschiktheid te beoordelen door even door fysieke exemplaren te bladeren. Elektronisch materiaal is bij een deel van de (jongere) medewerkers ook geliefd, vooral vanwege de toegankelijkheid en doorzoekbaarheid ervan. Maar als er veel gelezen moet worden, dan prefereert men papier: databases en tijdschriften heeft men graag digitaal, monografieën niet. Maar bij het raadplegen van de papieren boeken in de open opstelling ervaren medewerkers knelpunten. Niet iedereen vindt het eenvoudig om er boeken te vinden, onder meer door onduidelijke signaturen. Ook de onderwerpsindeling van de open opstelling is niet voor iedereen relevant en de plaatsing van boeken wordt soms arbitrair gevonden. Het belangrijkste struikelblok voor het gebruik van de open opstelling voor medewerkers Geesteswetenschappen is volgens hen echter het gebrek aan plaatsen om literatuur uit de open opstelling te raadplegen. De studieplekken zijn vrijwel voortdurend bezet door studenten en er zijn bijvoorbeeld weinig uitschuifplanken om een papieren boek op te leggen om het (desnoods staand) door te bladeren. Om deze reden vragen veel wetenschappers papieren boeken via de catalogus aan in plaats van zelf de open opstelling in te gaan. Dat vooral BA-studenten de open opstelling minder gebruiken dan wetenschappers, komt doordat er volgens hen veel praktischer alternatieven zijn. Papieren boeken die nodig zijn voor de studie worden gemakshalve via de catalogus aangevraagd. Bovendien gaat de voorkeur van studenten vaak uit naar digitaal materiaal, vanwege de toegankelijkheid ervan. Maar ook voor studenten geldt dat als er veel gelezen moet worden zij dat niet graag van een scherm doen. Over het algemeen vinden zij het geen probleem als de UBU een digitaal exemplaar bezit, maar zij willen dan wel de optie om digitaal materiaal te printen, zodat ze eventueel op papier aantekeningen kunnen maken bij literatuur die ze raadplegen. 71 Figuur 36: what do you do if you browse the library bookshelves? Answer: search by subject (Geesteswetenschappen, weergegeven in percentages, N=203). De manieren waarop geesteswetenschappers de open opstelling gebruiken loopt uiteen. De meesten zoeken in de open opstelling naar een specifiek boek, maar ook het zoeken op onderwerp komt relatief vaak voor (zie: figuur 36). Het zoeken naar een specifiek tijdschrift komt minder vaak voor, wat niet verbaast omdat deze in toenemende mate alleen digitaal beschikbaar zijn. Daarnaast gebruiken geesteswetenschappers de open opstelling minder vaak om recente literatuur te zoeken of om gebruik te maken van nietuitleenbaar materiaal. Binnen de Geesteswetenschappen wordt de open opstelling als bron van informatie gewaardeerd. Maar ook zien zowel studenten als medewerkers van deze faculteit de open opstelling als een intellectueel stimulerende omgeving, waar prettig gestudeerd kan worden. VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR Gezien de voortschrijdende digitalisering van de collectie, de daling van het aantal papieren publicaties dat wordt aangeschaft en het gegeven dat geesteswetenschappers langzaam gemiddeld minder gaan lenen, is de verwachting dat de open opstelling in de toekomst steeds minder gebruikt zal worden. Toch zal de Geesteswetenschappen vermoedelijk nog lang een uitzonderlijke positie hebben als het gaat om de samenstelling en het gebruik van de collectie. AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN De afgelopen tien jaar was het aantal papieren boeken dat voor Geesteswetenschappen is aangeschaft erg wisselvallig. De laatste jaren neemt het geleidelijk af. Het is de vraag hoe deze trend zich zal voortzetten. In figuur 37 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor.152 Gezien deze trends ligt het in de lijn der verwachting dat het aantal 152 Tabblad ‘Toekomstvoorspellingen’, invoices2005-2014-versiezonderformules.xlsx, in: O:\UBU\Projecten\Collectie 2020 UB Utrecht\Onderzoek\Fase 1 - Verzamelen bestaande gegevens\Resultaten\0-Data 72 papieren boeken dat jaarlijks wordt gekocht steeds verder zal afnemen. Maar er zijn factoren die dit tegenspreken of deze tendens in ieder geval zullen afremmen. Een factor die invloed kan hebben op de toekomstige verhouding tussen papieren en digitale boeken die worden aangeschaft, is dat er binnen de faculteit Geesteswetenschappen op langere termijn een bevriezing (en mogelijk zelfs ombuiging) wordt voorzien van het budget. Dit kan gevolgen hebben voor de aanschaf van gedrukte boeken wanneer bij stagnatie of krimp van het budget kritischer gekeken gaat worden naar de prijsverhouding van papieren boeken en e-books. In de periode 2010-2014 is er steeds meer aan e-books besteed. Maar als er inderdaad sprake zal zijn van krimpend budget en de e-books veel duurder blijven, dan is het niet ondenkbaar dat er relatief meer papieren boeken gekocht moeten worden, om toegang te blijven bieden tot de nieuwste literatuur. Figuur 37: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor Geesteswetenschappen. Een andere factor die meespeelt is dat bij de toekomstige acquisitie 30-35% van de titels die voor de collectie Geesteswetenschappen worden gekocht niet-Engelstalig is, uit taalgebieden waar de opkomst van het e-book relatief traag gaat. Er is vooralsnog weinig reden om aan te nemen dat dit ingrijpend zal veranderen. Bovendien zullen veel Geesteswetenschappers blijven vragen om papieren boeken, zeker zolang lang lezen op een scherm als onaantrekkelijk wordt ervaren. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING De verwachting is dat de komende jaren het gebruik van de open opstelling Geesteswetenschappen geleidelijk zal dalen. Hiervoor zijn een aantal redenen. Hoewel in vergelijking met andere faculteiten er nog veel papieren boeken gekocht zullen worden, zal de open opstelling de komende jaren steeds meer oudere titels gaan bevatten. Deze titels worden over het algemeen minder gebruikt. Daarnaast zal het feit dat een steeds groter deel van de literatuur digitaal beschikbaar zal komen, ongetwijfeld een negatief effect hebben op het gebruik van de open opstelling. Deze gevolgen zullen waarschijnlijk slechts heel geleidelijk merkbaar worden. De papieren titels in de open opstelling voor 73 Geesteswetenschappen worden relatief goed gebruikt. Bovendien, het gegeven dat op dit moment ongeveer de helft van de titels die door Geesteswetenschappers worden geleend ruim 20 jaar en ouder is, doet vermoeden dat ook in 2025 veel titels die in de open opstelling staan voor studenten en medewerkers relevant zullen zijn. Figuur 38: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling Geesteswetenschappen. Ook over tien jaar zal een groot deel van de uitleningen binnen de UBU papieren boeken uit de open opstelling Geeswetenschappen betreffen. Een indicatie hoe hoog dit aantal uitleningen zou kunnen zijn, is weergegeven in figuur 38. Hierin staan drie lijnen, waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van het aantal uitleningen van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.153 Hoe de trend zich zal voortzetten is sterk afhankelijk van de voornaamste lenersgroep van deze open opstelling, de geesteswetenschappers. Doordat het gemiddeld aantal papieren boeken dat zij lenen zo hoog is, zal de trend in het aantal uitleningen meer dan bij andere faculteiten beïnvloed worden door het aantal studenten en medewerkers. De sterk dalende trend die in 2010 is ingezet in het aantal uitleningen wordt namelijk niet alleen veroorzaakt doordat een toenemend aantal e-books wordt gekocht (in plaats van papieren boeken), maar vooral ook doordat het aantal studenten Geesteswetenschappen is teruggelopen. In dat opzicht is het interessant dat de faculteit voor de komende jaren inzet op groei van de instroom. Mede om die reden valt het gebruik van de open opstelling op dit moment moeilijk te voorspellen, maar zeker zal deze in vergelijking met andere faculteiten hoog zijn. 153 Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in plaats van 10) jaar genomen. 74 COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GENEESKUNDE Voornaamste bevindingen: De open opstelling Geneeskunde is de afgelopen tien jaar sterk gekrompen en wordt niet meer intensief geactualiseerd. Binnen Geneeskunde wordt de laatste jaren vooral budget besteed aan digitale tijdschriften. Papieren publicaties, maar vooral ook boeken, zijn binnen dit vakgebied van ondergeschikt belang. Het aantal papieren boeken dat voor de collectie Geneeskunde wordt gekocht is dan ook laag en betreft vooral literatuur voor studenten die (nog) niet online beschikbaar is. Alle publicaties staan sinds 2010 in de UB Uithof, op enkele (circa 760) aanbevolen studieboeken na, die in het Studielandschap in het UMC staan. Daarbij geldt dat de omvang van de open opstelling Geneeskunde de afgelopen jaren sterk gekrompen, met 62%. In 2014 was deze op die van Diergeneeskunde na het kleinst van alle faculteiten. Over het algemeen gebruiken de studenten en vooral de medewerkers de open opstelling weinig, omdat zij vooral digitaal georiënteerd zijn. Doordat het aantal geneeskundigen zo groot is en de omvang van de open opstelling Geneeskunde relatief klein is, wordt deze verhoudingsgewijs goed gebruikt. Maar gemiddeld ligt per student en medewerker het gebruik laag. Medewerkers van het UMC bezoeken de UBU weinig. Studenten komen er veel vaker, maar dat wil niet zeggen dat zij de open opstelling veel meer gebruiken. Zij waarderen de open opstelling vooral als intellectueel stimulerende omgeving, waar prettig gestudeerd kan worden. De verwachting is dat de open opstelling Geneeskunde in de UBU op korte termijn al (veel) minder gebruikt gaat worden, omdat geneeskundigen in sterkere mate dan andere faculteiten vooral recent werken lenen. Steeds minder daarvan zal in de open opstelling komen te staan en steeds meer zal digitaal beschikbaar komen, waardoor de open opstelling snel zal verouderen. De hiernavolgende observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en op trends in de samenstelling en het gebruik van de open opstelling in de UBU. Daaruit kan niet geconcludeerd worden dat een open opstelling met specifieke literatuur zoals deze nu in het Studielandschap staat in de toekomst niet gewenst zal zijn. Daarbij geldt dat in maart 2010 de open opstelling Geneeskunde van het UMC naar de UB Uithof verhuisde. In het UMC is daarnaast een collectie in het studielandschap gehuisvest, in het Hijmans van den Bergh-gebouw, met ongeveer 760 niet-uitleenbare titels. Omdat dit studielandschap door de UBU slechts in beperkte mate wordt beheerd,154 is het niet in het onderzoek meegenomen. Dit geldt ook voor de circa 40 werkcollecties in het UMC, die in 2011 uit de catalogus van de UBU zijn verwijderd en nu worden beheerd door de afdelingen zelf. Tenslotte bevindt zich in het UMC een naslagcollectie, maar deze zal in de loop van 2016 eveneens in de UB Uithof worden opgenomen, voor zover deze niet al digitaal beschikbaar is. DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING Het overgrote deel van het budget dat voor de collectie Geneeskunde beschikbaar is, wordt besteed aan digitale tijdschriften (zie figuur 39). Het aandeel dat wordt uitgegeven aan gedrukte publicaties was klein en neemt steeds verder af. In 2014 werd er €2.472,(op een totaal van €1.109.926,-) aan papieren tijdschriften en seriewerken uitgegeven 154 Het beheer bestaat er vooral uit dat jaarlijks wordt gekeken of alle titels er nog staan, naast het aanvullen van de collectie, wat in een enkel geval gebeurt op uitdrukkelijk verzoek. 75 en €6.429,- aan papieren boeken. Dat steekt schril af ten opzichte van de hoge uitgaven aan e-journals (€797.688,-) en aan e-books (€106.858,-). Meer dan 99% van het budget van Geneeskunde gaat naar digitaal materiaal. NB. De scherpe daling in het facultaire acquisitiebudget in 2011 is een gevolg van de overheveling van budget naar het Big Deals-budget.155 Figuur 39: gerealiseerde uitgaven voor Geneeskunde per materiaalsoort, in de periode 2007-2014. Het aantal papieren boeken dat voor Geneeskunde wordt gekocht is de laatste jaren sterk gedaald, waardoor er nog maar weinig publicaties aan de open opstelling worden toegevoegd. Naslagwerken zijn over het algemeen nauwelijks betaalbaar in e-format en worden daarom zelden aangeschaft (ook niet in gedrukte vorm). Andere werken worden in principe alleen aangeschaft wanneer deze digitaal beschikbaar zijn. In 2005 werden er nog 481 papieren boeken voor deze faculteit gekocht en in 2014 waren dat er nog maar 33. Deze kleine hoeveelheid papieren boeken wordt bij voorkeur geplaatst in de open opstelling in de UB Uithof en in een enkel geval en alleen op uitdrukkelijk verzoek in het studielandschap in het UMC. De papieren boeken zijn zowel Engelstalig en Nederlandstalig, met de afgelopen jaren vaak iets meer Nederlandstalige werken. In de meeste gevallen gaat het hier om verplichte of aanbevolen boeken voor de opleiding Geneeskunde. De verplichte literatuur wordt in vijfvoud in de UB Uithof geplaatst en aanbevolen boeken in drievoud in het studielandschap, in overleg met de faculteit. Daarnaast is het aantal abonnementen op papieren publicaties voor Geneeskunde inmiddels vrijwel verwaarloosbaar. Het aantal abonnementen op papieren tijdschriften en boeken is sterk gedaald, van 334 in 2005 naar slechts 5 in 2014. Voor het grootste deel is deze daling het gevolg van het omzetten van papieren abonnementen in digitale abonnementen. Daarnaast komt de daling voor een klein deel door het opzeggen van abonnementen bij het uithuizen van de collectie van de Medische Bibliotheek. Titels van uitgevers die hun materiaal niet online aanbieden, zijn in veel gevallen opgezegd, omdat het te verwachten gebruik van papieren materiaal te laag was: binnen het UMC is er een sterke voorkeur voor digitaal materiaal. 155 Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en Springer. Het totaal beschikbare acquisitiebudget voor Geneeskunde is tot 2014 jaarlijks geïndexeerd. 76 In lijn met het gegeven dat er steeds minder papier werd aangeschaft, is de open opstelling de afgelopen tien jaar sterk gekrompen. In de open opstelling Geneeskunde stonden in 2014 voornamelijk nog publicaties uit de periode 2005-2010. Ouder materiaal is overgeplaatst naar het magazijn. Het aantal banden nam als gevolg daarvan af met 62%, van 77.888 in 2005 naar 29.829 in 2014. Deze krimp heeft vooral plaatsgevonden in de periode 2007-2010 en was met name het gevolg van het bind- en bewaarbeleid, waarbij de gedrukte tijdschriften met digitale beschikbaarheid zijn afgestoten. Sinds de collectie naar de UB Uithof is verhuisd, is de omvang vrij stabiel gebleven.156 Dat geldt ook voor het aantal beschikbare plankmeters voor deze collectie, sinds 2010 768 meter. Op die van Diergeneeskunde na was in 2014 de open opstelling Geneeskunde het kleinste van alle faculteiten. GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de open opstelling Geneeskunde terug. In de periode van sterke krimp van de open opstelling in aanloop naar de verhuizing van de collectie naar de UB Uithof daalde het aantal uitleningen het snelst, van 27.019 in 2006 naar 7.439 in 2010. Opvallend is dat daarna het aantal uitleningen veel geleidelijker afnam, tot 5.276 in 2014. Daarbij geldt vooral ook dat sinds de publicaties in de UB Uithof staan ook relatief steeds minder geleend worden. In de periode 2010-2014 is het aantal uitleningen als percentage van het aantal banden in de open opstelling Geneeskunde gedaald van 24% naar 18% en daalde het aantal uitleningen per meter boekenplank van 9,7 naar 6,9. Deze daling is aanzienlijk. Maar alleen de open opstelling van de faculteiten Geesteswetenschappen (18%) en REBO (19%) in 2014 werden in gelijke mate gebruikt en die van de andere faculteiten veel minder. LEENGEDRAG VAN DE GENEESKUNDIGEN Hoewel de open opstelling Geneeskunde niet alleen door geneeskundigen gebruikt wordt, zijn de studenten en medewerkers van deze faculteit wel de voornaamste doelgroep. Dat de open opstelling Geneeskunde in vergelijking met die van andere faculteiten relatief goed gebruikt wordt, heeft dan ook vooral te maken met het grote aantal geneeskundigen. Als er gekeken wordt naar hoeveel deze gemiddeld lenen, dan valt bovenal op dat dit gemiddelde laag is (zie figuur 40). De geneeskundigen gebruiken vooral digitale publicaties. Uitgesplitst op publicatiejaar blijkt bovendien dat geneeskundigen vooral papieren boeken lenen die heel recent zijn. Papieren publicaties die ouder zijn, worden veel minder geraadpleegd. Al met al heeft de faculteit Geneeskunde op Diergeneeskunde na het laagste aantal uitleningen in de UBU, minder dan 5% van het totaal aantal uitleningen.157 156 Overigens waren tot 2013-2014 in de catalogus ook de titels van de leeszaalcollectie in het WKZ opgenomen. Deze zijn inmiddels helemaal losgekoppeld van de UBU. 157 Zie in dit kader ook figuur 11. 77 Figuur 40: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Geneeskunde, in de periode 2010-2014. Hoewel het gemiddeld aantal uitleningen aan zowel medewerkers als studenten laag is, zijn er toch opvallende verschillen. Opvallend is dat binnen Geneeskunde studenten gemiddeld (iets) meer lenen dan medewerkers, wat binnen geen enkele andere faculteit het geval is, behalve in 2014 binnen Diergeneeskunde. Het gebruik van studenten Geneeskunde wordt voor een belangrijk deel verklaard doordat de verplichte literatuur voor hun studie in de collectie staat.158 Voor medewerkers is er minder reden de papieren collectie te raadplegen. Veelzeggend is dat in 2014 slechts 2% van de medewerkers Geneeskunde minimaal één papieren band leende, veruit het laagste percentage van alle faculteiten. Dat steekt schril af bij het percentage studenten Geneeskunde dat minimaal één papieren boek leende, namelijk 36%, wat ten opzichte van de andere faculteiten overigens een gemiddeld percentage was. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING De studenten Geneeskunde bezoeken vooral de UB Uithof en degenen die dat doen, doen dat tweemaal of vaker per week. De meeste medewerkers van deze faculteit bezoeken de bibliotheek eenmaal per maand of zelfs nooit. Voor beide groepen geldt dat slechts zelden de UBU wordt bezocht om er papieren literatuur uit de open osptelling te zoeken of te lezen (zie: figuur 41). Studenten Geneeskunde komen er vooral om online literatuur te lezen, samen te werken met anderen of gebruik te maken van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren. Maar bovenal maken zij er gebruik van een computer of studieplek. De medewerkers Geneeskunde ontplooien vergelijkbare activiteiten in de UBU, maar in veel mindere mate dan de studenten. 158 Vermoedelijk maken geneeskundigen ook veel gebruik van de collectie Bètawetenschappen, maar dat valt niet met cijfers te onderbouwen. 78 Figuur 41: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature from the bookshelves (Geneeskunde, weergegeven in percentages, N=35). Dat de open opstelling slechts voor een beperkt deel van de geneeskundigen een reden is om de UBU te bezoeken, komt vooral doordat de meeste literatuur die zij gebruiken digitaal beschikbaar is. Sterker nog, materiaal dat niet digitaal beschikbaar is, wordt slechts in beperkte mate aangeschaft omdat het te verwachten gebruik laag is. Maar er spelen ook andere zaken mee. Voor veel medewerkers is belangrijk dat zij de afstand van hun werkplek tot de open opstelling te groot vinden en dat het volgens hen teveel tijd kost om de UBU te bezoeken. Sommige belangrijke tijdschriften willen zij in papieren vorm raadplegen, om er doorheen te bladeren, maar alleen als deze tijdschriften dichtbij staan. De open opstelling wordt nauwelijks de moeite waard gevonden om naar de UBU te komen, mede omdat deze als verouderd wordt gezien. Dit speelt ook mee bij studenten, maar bij hun is veel belangrijker dat ze snel, plaats onafhankelijk toegang willen hebben tot literatuur en daarom de voorkeur geven aan digitaal materiaal. Daarbij kopen studenten de meeste literatuur die zij nodig hebben voor hun studie zelf, in gedrukte vorm, ook als de bibliotheek het digitaal heeft. Tijdens colleges (anatomie bijvoorbeeld) gebruiken ze het e-book dat wordt aangeboden door de UBU. De geneeskundigen die de open opstelling wél gebruiken, doen dat vooral om specifieke boeken te raadplegen. Een deel van hen (25-30%) maakt soms gebruik van materiaal dat niet-uitleenbaar is en sommige medewerkers (28%) zoeken daarnaast frequent in de open opstelling op onderwerp. Andere vormen van gebruik van de open opstelling liggen beduidend lager. De meeste geneeskundigen geven aan zelden of nooit op zoek te gaan naar specifieke tijdschriften of recente literatuur, omdat de meeste van deze literatuur alleen in digitale vorm beschikbaar is en men zichzelf laat attenderen via alerts en emailnotifications (PubMed). De open opstelling wordt als bron van informatie zeer uiteenlopend gewaardeerd. Studenten Geneeskunde, maar ook de meeste medewerkers, zien het vooral als een intellectueel stimulerende omgeving (zie figuur 42). Zij vinden het fijn om tussen papieren boeken te studeren, omdat het volgens hen voor rust zorgt (ook qua geluidsdemping) en voor concentratie. 79 Figuur 42: what do the books in the library bookshelves mean to you? Answer: to me, books on the bookshelves create an intellectually stimulating and supportive environment (Geneeskunde, weergegeven in percentages, N=37). VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR Gezien de kleine hoeveelheid papieren publicaties die nog aangeschaft worden en het feit dat de meeste geneeskundigen nog slechts weinig papieren boeken lenen, is de verwachting dat de open opstelling steeds minder gebruikt zal worden. AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN Voor Geneeskunde is het aantal aangeschafte titels de afgelopen tien jaar zo sterk gedaald dat als deze trend wordt doorgetrokken er weldra geen papieren titels meer voor deze collectie worden aangeschaft. Maar de vraag is hoe deze trend zich zal voortzetten. In figuur 43 zouden drie lijnen moeten staan waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. Alle drie de jaargemiddelden komen erop neer dat vanaf 2015 er geen papieren boeken meer gekocht zouden worden (de lijn van de 5- en 10-jarige gemiddelden zitten in de grafiek ‘verborgen onder’ de lijn van het 3-jarige gemiddelde). Toch zijn er redenen om aan te nemen dat ook in de toekomst nog papieren boeken voor de collectie Geneeskunde aangeschaft zullen worden, hoewel dit aantal laag zal zijn. Voor de collectie Geneeskunde wordt op dit moment vooral studiemateriaal in papieren vorm aangeschaft, waaraan een expliciete wens vanuit de faculteit ten grondslag ligt. Het is niet ondenkbaar dat ook de komende jaren een deel van de verplichte en aanbevolen literatuur (in veelvoud) in papieren vorm wordt gekocht, niet in de laatste plaats omdat de kans reëel is dat de digitale versie onbetaalbaar dan wel nog niet beschikbaar is. Net als nu zal het vermoedelijk gaan om een klein aantal papieren boeken, waardoor de open opstelling Geneeskunde in de UB Uithof de komende jaren snel zal verouderen. 80 Figuur 43: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor Geneeskunde. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING Het gegeven dat de open opstelling Geneeskunde in de UBU de komende jaren vermoedelijk nauwelijks nog nieuwe titels zal bevatten, zal gevolgen hebben voor het gebruik ervan. In figuur 44 staan drie lijnen, waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van het aantal uitleningen uit de open opstelling Geneeskunde van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.159 Er is duidelijk sprake van een dalende trend, die afvlakt als men uitgaat van de recente jaren. Figuur 44: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling Geneeskunde. 159 Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in plaats van 10) jaar genomen. 81 Gezien het huidige gemiddelde leengedrag van geneeskundigen is er vooralsnog geen reden om aan te nemen dat op korte termijn het aantal uitleningen versneld zal dalen. Het gemiddelde is en blijft laag. Het gegeven dat de open opstelling tot dusver relatief goed gebruikt wordt, heeft vooral te maken met het grote aantal geneeskundigen en ook daarin zal in de toekomst vermoedelijk weinig veranderen. Maar het feit dat geneeskundigen alleen recente werken lenen en de open opstelling in de UBU relatief snel zal verouderen, doet vermoeden dat binnen enkele jaren de trend in het aantal uitleningen sterker zal dalen. Hoewel een klein deel van de oudere titels ongetwijfeld nog lang gebruikt zal blijven, als naslagwerk, mag verwacht worden dat de open opstelling Geneeskunde in de UBU over tien jaar slechts heel beperkt gebruikt zal worden. NB. Daarmee is niet gezegd dat een open opstelling met specifieke literatuur, zoals deze nu in het Studielandschap staat, dan niet gewenst zal zijn. 82 COLLECTIES VAN DE FACULTEIT GEOWETENSCHAPPEN Voornaamste bevindingen: De omvang van de open opstelling Geowetenschappen is de laatste jaren sterk teruggelopen, doordat er veel materiaal naar het depot is verplaatst en er steeds minder publicaties in papieren vorm worden aangeschaft. Sinds 2010 worden er voor deze collectie alleen naar aanleiding van een aanschafwens papieren boeken gekocht. Als dit beleid zich voortzet, dan zal het aantal papieren boeken dat aan de open opstelling Geowetenschappen wordt toegevoegd de komende jaren steeds verder teruglopen. Daarbij moet er wel rekening mee worden gehouden dat een deel van de publicaties voor Geowetenschappen vooralsnog niet als e-book beschikbaar is. Het is niet onwaarschijnlijk dat er in 2025 om die reden nog steeds boeken in papieren vorm aangekocht (moeten) worden voor Geowetenschappen, maar dit aantal zal vermoedelijk klein zijn. Het gebruik van de open opstelling Geowetenschappen is in vergelijking met die van andere faculteiten laag en neemt de laatste jaren ook nog eens sterk af. Voor een belangrijk deel komt dat doordat de geowetenschappers steeds meer digitale literatuur zijn gaan raadplegen. De open opstelling is daardoor voor hen als bron van informatie minder interessant geworden. Vooral studenten Geowetenschappen zijn gemiddeld minder papieren boeken gaan lenen. Zij bezoeken vaak de UBU, maar lezen überhaupt weinig boeken (en vooral digitale tijdschriften) en zien daarom geen reden de open opstelling te raadplegen. Medewerkers op hun beurt lenen nog relatief veel papieren boeken, maar geven aan dat de open opstelling te ver van hun werkplek staat, dat zij de literatuur die erin staat als verouderd beschouwen en de UBU vooral zien als het domein van studenten. Als deze trend zich voortzet, dan heeft de open opstelling voor Geowetenschappen in de toekomst alleen nog een functie voor studenten, om voor hen een omgeving te creëren waar rustig kan worden gestudeerd. Daarbij zijn er binnen Geowetenschappen grote verschillen tussen disciplines. Deze verschillen zijn geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over de Geowetenschappen als geheel. In 2015 is de open opstelling van Geowetenschappen echter gehalveerd, om ruimte te maken voor studieplekken. NB. De kaartencollectie is in 2010 onderdeel geworden van Bijzondere Collecties en is om die reden buiten beschouwing gelaten. DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING De laatste jaren is ongeveer de helft van het budget voor de collectie Geowetenschappen naar papieren boeken en vooral e-books gegaan (figuur 45). Opvallend is dat al in het eerste jaar waarin UBU-breed e-books werden aangeschaft de uitgaven aan e-books bij Geowetenschappen hoger waren dan die aan gedrukte boeken. In 2014 werd er op een totaal van €165.441,- voor €17.349,- aan papieren boeken gekocht en voor €65.105,aan e-books. Daarnaast werd er in dat jaar aan papieren tijdschriften €10.939 uitgegeven. NB. De sterke daling in het facultaire budget voor Geowetenschappen in 2011 wordt veroorzaakt door de overheveling van het budget voor Big Deals. 160 160 Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en Springer. Het totaal beschikbare acquisitiebudget voor Geowetenschappen stijgt jaarlijks op basis van een 83 Figuur 45: gerealiseerde uitgaven voor Geowetenschappen per materiaalsoort, in de periode 20072014. AANSCHAF VAN PAPIEREN PUBLICATIES De laatste jaren worden er steeds minder papieren publicaties gekocht voor Geowetenschapppen. In 2010 werden er nog 412 papieren boeken aangeschaft voor deze collectie. In 2014 waren dat er nog maar 101. Dit komt vooral doordat sinds 2010 boeken die niet digitaal beschikbaar zijn alleen nog op basis van een aanschafwens worden aangeschaft en niet meer op eigen initiatief van de vakspecialist. Daarnaast is ook het aantal papieren abonnementen op tijdschriften en boeken sterk teruggelopen, van 708 in 2008 tot 205 in 2014. Zeker tijdschriften die digitaal beschikbaar zijn, worden alleen in elektronische vorm aangeschaft, al zijn er ook een flink aantal abonnementen opgezegd. De collectie Geowetenschappen past zo in het UBU-brede beeld dat er steeds een groter deel van het budget aan digitale content (e-journals, e-books en databases) wordt uitgegeven. Dat er ondanks een duidelijke e-preffered beleid toch nog papieren boeken worden gekocht heeft een aantal redenen. Behalve klantbehoefte speelt ook de beschikbaarheid van e-books een rol bij de aanschaf van papieren rol. Een relatief groot deel van de papieren boeken die voor Geowetenschappen worden aangeschaft is niet-Engelstalig en niet als e-book beschikbaar. Tot 2011 lag het aandeel Engelstalige papieren boeken dat werd gekocht voor Geowetenschappen rond de 80%. In 2014 was dat teruggelopen tot iets boven de 50%. Vooral ook Nederlandstalige publicaties worden in papieren vorm aan de collectie toegevoegd. In dit taalgebied gaat de opkomst van het e-book minder snel dan in het Engelse. Daarnaast speelt mee dat veel van de Nederlandstalige boeken niet puur wetenschappelijk zijn. De e-books van deze publicaties zijn vaak alleen voor de particuliere consument beschikbaar en niet voor bibliotheken. OMVANG EN INHOUD VAN DE OPEN OPSTELLING prijsindicatie. In 2008 heeft de faculteit op verzoek van de bibliotheek het budget verhoogd, welke tot en met 2010 opliep tot €342.480,-. Sinds de overheveling van het budget voor budget in 2011 stijgt het facultaire budget jaarlijks weer met een prijsindicatie – al zijn 2012 enkele onderzoeksgroepen verhuisd van de faculteit Bètawetenschappen naar de faculteit Geowetenschappen en is hun budget voor de collectie meegekomen. 84 De papieren boeken die voor de collectie Geowetenschappen worden gekocht, worden over het algemeen geplaatst in de open opstelling. Deze staat sinds 2004 in de UB Uithof en was in 2014 na die van Geneeskunde en Diergeneeskunde de kleinste van alle faculteiten. Als percentage van de totale open opstelling van de UBU is zij in de afgelopen tien jaar bovendien steeds kleiner geworden, tot minder dan 7% van het totaal.161 Ook het aantal banden in de open opstelling voor Geowetenschappen is in de afgelopen tien jaar gedaald, van 143.162 in 2005 naar 48.268 in 2014. Voor een belangrijk deel komt dit door het opheffen van de bibliotheeklocatie van Aardwetenschappen in 2009. Maar ook is er materiaal naar het depot verplaatst. Vooral in 2010 daalde het aantal banden in de open opstelling heel sterk, doordat er in dat jaar een grote hoeveelheid rapporten en ander materiaal uit de open opstelling naar het depot werd verplaatst. Wat resteerde waren voornamelijk publicaties uitgegeven vanaf 1989, met een piek in 1996. Vooral het aantal banden met publicatiejaren vanaf 2011 was in deze open opstelling laag. De kasten in de open opstelling Geowetenschappen werden tot aan 2014 steeds leger, doordat de omvang in plankmeters nagenoeg gelijk bleef. In de periode 2009-2014 daalde het aantal beschikbare boekenplanken v van 2.390 meter naar 2.226 meter. Omdat het aantal banden in de open opstelling harder daalde dan het aantal beschikbare meters, nam het aantal banden per meter af van 51 in 2010 naar 26 banden in 2014. Daarmee was in 2014 de bezettingsgraad van de open opstelling Geowetenschappen na die van Sociale Wetenschappen de laagste van alle faculteiten binnen de UBU. GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de open opstelling Geowetenschappen terug: in dit specifieke geval van 12.533 in 2006 naar 3.648 in 2014, een afname van maar liefst 66%. Voor een deel komt dat doordat er minder titels in de open opstelling zijn komen te staan. Maar ook relatief worden de publicaties in deze open opstelling minder geleend, zeker na 2011. In 2010 steeg het aantal uitleningen als percentage van het totaal aantal banden in de open opstelling tot 14%. Hierna zakte dit percentage tot beneden de 8%. Op vergelijkbare wijze daalde ook het aantal uitleningen per meter boekenplank, van 3,8 in 2010 naar 2,0 in 2014. Het relatieve gebruik van de open opstelling Geowetenschappen was in 2014 op die van Bètawetenschappen (5%) en Diergeneeskunde (6%) na het laagste van alle faculteiten.162 LEENGEDRAG VAN GEOWETENSCHAPPERS Hoewel de open opstelling Geowetenschappers door meer dan alleen geowetenschappers gebruikt wordt, zijn de studenten en medewerkers van deze faculteit de voornaamste doelgroep. De geowetenschappers waren in 2014 verantwoordelijk voor iets meer dan 6% van het totale aantal uitleningen in de UBU. Daarbij daalde het aantal uitleningen dat zij deden. Vooral uit de open opstelling leenden zij minder papieren banden. Het aantal 161 Hierbij is de open opstelling voor de UBU Algemene collecties buiten beschouwing gelaten. Zie in dit kader ook figuur 11. 162 Het percentage niet-uitleenbare werken in de open opstelling Geowetenschappen bedroeg in 2014 14%, wat binnen de UBU gemiddeld is. 85 uitleningen uit het depot bleef de laatste jaren vrij stabiel. Dit hangt samen met het feit dat geowetenschappers vooral recente publicaties raadplegen die alleen digitaal beschikbaar zijn en in de open opstelling ontbreken. Geowetenschappers lenen daarnaast ook oudere publicaties, die alleen in papieren vorm beschikbaar zijn en voor een deel in het depot staan. Het is opvallend dat het aantal uitleningen aan studenten Geowetenschappen sterk daalt en medewerkers de laatste jaren wat meer zijn gaan lenen. Studenten van deze faculteit leenden in 2010 nog 7.539 banden, wat in 2014 was teruggelopen tot 3.618. In dezelfde periode ging het aantal uitleningen aan medewerkers van 1.524 naar 2.600 banden. Ook gemiddeld zijn in deze faculteit studenten minder en medewerkers meer gaan lenen (zie figuur 46). Het gemiddelde van de studenten was vergelijkbaar met die van de andere faculteiten op De Uithof. Medewerkers leenden opvallend meer: na de faculteiten REBO (9,1) en Geesteswetenschappen (28,9) gemiddeld het meeste van alle faculteiten. Een mogelijke verklaring voor de stijging van het gemiddeld aantal uitleningen aan medewerkers Geowetenschappen is dat in 2014 de aardwetenschappers naar het Van Unnikgebouw zijn verhuisd, waarmee ze veel dichter bij de UBU zijn komen te zitten. De drempel om naar de UBU te komen is daarmee voor deze groep lager geworden. Maar omdat het met de verzamelde gegevens niet mogelijk is om het aantal uitleningen op dit niveau uit te splitsen, kan dit vermoeden niet onderbouwd worden. Figuur 46: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Geowetenschappen, in de periode 2010-2014. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING Gezien de tegenstelling in het leengedrag tussen studenten en medewerkers Geowetenschappen, is interessant te kijken naar wat deze groepen doen als zij de UBU bezoeken en naar welke rol de open openstelling daarbij speelt. Het overgrote deel van de studenten van deze faculteit die naar de UBU (vooral de locatie op De Uithof) gaan, doet dat tweemaal per week of vaker. De meeste medewerkers komen er hoogstens eenmaal per maand. Studenten gaan er eerder heen om online literatuur te raadplegen, gebruik te maken van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren, en met anderen samen te werken, maar bovenal om er gebruik te maken van een studieplek. Onder medewerkers zijn al deze activiteiten veel minder populair – zeker het online raadplegen 86 van literatuur en het gebruik maken van een studieplek. Alleen het zoeken of lenen van literatuur uit de open opstelling doen zij vaker dan studenten. 163 Al met al gaat slechts een minderheid van de geowetenschappers naar de UBU om er papieren boeken te lezen of te zoeken afkomstig uit de open opstelling (zie figuur 47). Figuur 47: what do you do when you visit the university library? Answer: search or read literature from the bookshelves (Geowetenschappen, weergegeven in percentages, N=107). Opmerkelijk genoeg geeft een deel van de studenten en medewerkers Geowetenschappen aan dat als ze literatuur bestuderen of vergelijken, ze dat graag in papieren vorm doen. Ze vinden het over het algemeen prima dat veel van de recente literatuur digitaal beschikbaar is, zolang er een optie is om deze desgewenst te printen. De open opstelling wordt daarbij niet als een goed alternatief gezien om literatuur in handen te krijgen. Het browsen langs de kasten in de UBU wordt weliswaar gemist omdat serendipiteit bij het gebruik van digitale zoeksystemen veel minder is, doordat er snel te gericht gezocht moet worden om bruikbare zoekresultaten te krijgen - maar is geen reden om regelmatig naar de bibliotheek te komen. Medewerkers vinden dat de afstand tot hun werkplek te groot is en stellen dat het aanbod in de bibliotheek niet actueel genoeg is. Veel papieren boeken worden door hen zelf aangeschaft of geleend van collega’s. Veel medewerkers zien de UBU bovendien vooral als het domein van studenten. Op hun beurt geven studenten aan nauwelijks meer de tijd te nemen om een boek te lezen. Ook in het onderwijs wordt volgens hen het gebruik van boeken nauwelijks gestimuleerd. Zij zien daarom nauwelijks reden de open opstelling te raadplegen. Bovendien neemt binnen Geowetenschappen het belang van het boek af: de meest actuele informatie staat vooral in artikelen. Van de studenten en medewerkers van Geowetenschappen die de open opstelling wél gebruiken, gaan er relatief veel op zoek naar specifieke boeken. Althans, ongeveer een derde van zowel de medewerkers, BA- en MA-studenten doet dat frequent tot altijd (zie figuur 48). Zoeken op onderwerp in de open opstelling gebeurt veel minder, zeker door studenten. Maar vooral zoeken geowetenschappers er over het algemeen zelden naar recente literatuur of naar papieren tijdschriften, omdat recente publicaties en tijdschriften vooral digitaal beschikbaar zijn Ook maken ze er nauwelijks gebruik van niet-uitleenbaar materiaal. Gezien dit vrij beperkte gebruik van de open opstelling is het 163 Onder zowel studenten als medewerkers loopt het gebruik van bibliotheekdiensten als printen en kopiëren erg uiteen (van altijd tot nooit). 87 opvallend dat ongeveer de helft van de studenten en medewerkers Geowetenschappen de literatuur in de boekenkasten van de UBU een belangrijke bron van informatie vinden. Maar vooral zien geowetenschappers de open opstelling als een intellectueel stimulerende omgeving, waar prettig gestudeerd kan worden. Ook degenen die de papieren boeken weinig gebruiken vinden dat ze autoriteit uitstralen, het idee geven omringd te zijn door kennis en stilte creëren. Figuur 48: what do you do if you browse the library bookshelves? Answer: search for specific books (Geowetenchappen, weergegeven in percentages, N=105). VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR Gezien de kleine hoeveelheid papieren publicaties die nog aangeschaft worden het feit dat vooral de meeste studenten Geowetenschappen nog slechts weinig papieren boeken lenen, is de verwachting dat de open opstelling in de toekomst steeds minder gebruikt zal worden. AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN De afgelopen tien jaar was het aantal papieren boeken dat voor Geowetenschappen is aangeschaft erg wisselvallig. De laatste jaren neemt het sterk af. De vraag is hoe deze trend zich zal voortzetten. In figuur 49 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. Daarbij valt op dat als de trends worden doorgetrokken, het in alle gevallen ertoe zouden leiden dat er binnen enkele jaren geen papieren boeken meer toegevoegd zouden worden aan de collectie Geowetenschappen. 88 Figuur 49: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor Geowetenschappen. Er zijn een aantal redenen om aan te nemen dat het aantal papieren boeken dat de komende tien jaar voor Geowetenschappen gekocht zal worden klein zal zijn. Door het beleid om voor de collectie Geowetenschappen alleen papieren boeken aan te schaffen als daarom gevraagd wordt door klanten, zal het relatief vaak voorkomen dat titels die alleen in papieren vorm beschikbaar zijn niet gekocht worden. Dit zal overigens steeds minder vaak voorkomen, doordat de beschikbaarheid van e-books toeneemt. Er zullen de komende tien jaar ongetwijfeld gebruikers zijn die blijven vragen om papieren boeken, maar als de huidige trends zich voortzetten dan zal dat telkens verder afnemen. De open opstelling Geowetenschappen zal vermoedelijk de komende tien jaar jaarlijks verder verouderen. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING De omstandigheid dat waarschijnlijk een steeds groter deel van de literatuur voor Geowetenschappen digitaal beschikbaar zal komen en de open opstelling zal verouderen, zal ongetwijfeld een negatief effect hebben op het gebruik ervan. Een indicatie dat dit nu al gaande is, blijkt uit de trend van het aantal uitleningen van de open opstelling Geowetenschappen, zoals weergegeven in figuur 50. Hierin staan drie lijnen, waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van het aantal uitleningen van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.164 164 Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in plaats van 10) jaar genomen. 89 Figuur 50: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling Geowetenschappen. Een deel van de papieren boeken die nu in de open opstelling staan, zal over tien jaar nog altijd relevant zijn en dus waarschijnlijk ook gebruikt worden. Maar alleen de medewerkers van Geowetenschappen lenen op dit moment gemiddeld veel titels. Bij hen is er nog behoefte aan de papieren publicaties die de UBU in haar bezit heeft. Veruit de meeste papieren boeken die nu in de open opstelling staan, zullen echter in 2025 niet tot nauwelijks meer geleend worden. Doordat het aantal nieuwe titels in de open opstelling steeds verder zal afnemen, zal het aantal uitleningen waarschijnlijk steeds sneller gaan dalen. Ongetwijfeld zullen er over tien jaar nog altijd titels geleend worden, maar over het algemeen zal de open opstelling Geowetenschappen heel weinig gebruikt worden. 90 COLLECTIES VAN DE FACULTEIT REBO Voornaamste bevindingen: De afgelopen tien jaar is de omvang van de open opstelling REBO sterk gekrompen en wordt er van het budget van deze faculteit steeds minder aan papieren boeken besteed. Hoewel dit voor een deel samenhangt met het feit dat een steeds groter deel van het budget naar digitaal materiaal gaat, hangt dit in sterke mate ook samen met het feit dat het budget van REBO de afgelopen jaren is gekrompen. De krimp is vooral ten koste gegaan van papieren tijdschriften en van (papieren en elektronische) boeken. Hierbij is van belang dat er in de nabije toekomst geen verdere bezuinigingen worden voorzien. Maar er spelen ook andere factoren mee die bepalen hoe snel de papieren collectie van REBO zal digitaliseren. Op dit moment verschijnt ongeveer de helft van de voor REBO aangeschafte papieren boeken in het Nederlands, een taalgebied waarin de opkomst van het e-book traag gaat. Bovendien maakt een deel van vooral de medewerkers van REBO graag gebruik van papieren boeken, vooral als er veel gelezen moeten worden in de (soms lijvige) handboeken, hoewel men over het algemeen ook tevreden is over ebooks. Deze factoren zullen er vermoedelijk voor zorgen dat weliswaar jaarlijks minder papieren boeken aan de REBO collectie zullen worden toegevoegd, maar ook dat het er in vergelijking met de meeste andere faculteiten nog altijd veel zullen zijn. Op dit moment wordt de open opstelling goed gebruikt, al zal dat naar verwachting vooral onder studenten, maar ook onder medewerkers, gaan afnemen. Met het inhuizen van de collectie REBO in de UB Binnenstad in 2012 is veel materiaal naar het depot verplaatst. Het deel dat in de open opstelling is blijven staan, wordt goed gebruikt: in 2014 relatief het vaakst van alle faculteiten. Doordat bovendien de studenten en medewerkers van REBO nog veel titels gebruiken die tot en met een decennium of zelfs langer geleden gepubliceerd zijn, valt te verwachten dat ook de komende jaren deze open opstelling veel publicaties zal bevatten die gebruikt gaan worden. Daarbij is van belang dat medewerkers de open opstelling meer (willen) gebruiken dan studenten, maar vooral vanwege tijdsgebrek niet veel in de UBU komen. Studenten van REBO bezoeken wel veel de bibliotheek, maar maken er vooral gebruik van studieplekken. De literatuur die studenten gebruiken is vaak voorgeschreven door docenten en digitaal beschikbaar, waardoor zij niet de noodzaak voelen om veel gebruik te maken van de open opstelling. Als deze tendens zich voortzet dan zal de browsefunctie van de open opstelling steeds minder gebruikt worden. Ondanks dat de open opstelling REBO nog veel relevant materiaal bevat, krijgt deze steeds meer alleen nog de functie van een intellectueel stimulerende omgeving voor studerende studenten. Daarbij zijn er binnen REBO grote verschillen tussen disciplines. Deze verschillen zijn geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over REBO als geheel. DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING Voor de faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie (REBO) zijn er een flink aantal deelcollecties in de UBU aanwezig. Van het voor deze deelcollecties beschikbare budget wordt in vergelijking met andere faculteiten een relatief groot deel besteed aan de aanschaf van papieren boeken (zie figuur 51), na Geesteswetenschappen het meest. Sinds 2009 daalt echter vrijwel jaarlijks het budget waarvoor papieren boeken worden gekocht. Opvallend is vooral dat er slechts in beperkte mate e-books in plaats van 91 papieren boeken worden gekocht: er wordt vooral steeds minder aan boeken uitgegeven. In 2014 werd er op een totaal van €500.250,- voor €89.322,- aan papieren boeken gekocht en voor €26.390,- aan e-books. REBO steekt vooral steeds meer budget in databases. Dat is te verklaren doordat veel tijdschriften, handboeken en naslagwerken op het gebied van Recht als integraal onderdeel van databanken worden aangeboden. Een belangrijk deel van de uitgaven aan publicaties is daarom “verborgen” in de uitgaven aan databanken. Figuur 51: gerealiseerde uitgaven voor REBO per materiaalsoort, in de periode 2007-2014. AANSCHAF VAN PAPIEREN PUBLICATIES Het aantal papieren publicaties dat voor REBO wordt aangeschaft is weliswaar relatief hoog, maar daalt. In 2014 was ongeveer 20% van alle papieren boeken die door de UBU werden gekocht, bestemd voor de collectie REBO. Het ging daarbij om 1.131 papieren boeken. Dit waren 43% minder papieren boeken dan vier jaar daarvoor. In 2010 werden er nog 1.991 papieren boeken aan de REBO-collectie toegevoegd. Op vergelijkbare wijze is ook het aantal papieren abonnementen op tijdschriften en boeken binnen REBO gedaald, van 1.167 in 2007 naar 289 in 2014. Deze afname hangt sterk samen met bezuinigingen. Het totaal beschikbare acquisitiebudget voor REBO schommelde in de jaren 2007-2013. In tegenstelling tot veel andere faculteiten, waar het budget meesteeg met de inflatie, is er sinds 2010 bij REBO sprake van een lichte afname van het budget. In 2011 is een klein deel van het budget overgeheveld naar het Big Deals-budget. Drie jaar later, in 2014, is het budget door bezuinigingen sterk verlaagd, met 22%.165 Doordat een groot deel van het budget van REBO vastligt in een aantal dure, onmisbare databestanden is de afname in het budget deels opgevangen door het opzeggen van papieren abonnementen. Daarnaast is de bezuiniging ten koste gegaan van de aanschaf van boeken, waarbij er niet alleen minder papieren boeken, maar ook minder e-books zijn gekocht. Dit verklaart ook waarom REBO afwijkt van het UU-brede beeld dat er jaarlijks meer aan e-books wordt besteed. Het gegeven dat er voor de collectie REBO weliswaar steeds minder, maar toch nog altijd behoorlijk veel papieren boeken worden gekocht, hangt sterk samen met de beperkte beschikbaarheid van e-books binnen vooral het Nederlands Recht. De aanschaf van 165 Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en Springer. 92 gedrukte boeken uitgesplitst naar taal van publicatie laat zien dat de aanschaf van nietEngelstalige boeken bij REBO hoog is, tussen de 40% en 55%. Het gaat hierbij vooral om Nederlandstalige exemplaren en in mindere mate om Duitse en Franstalige. Het relatief grote aandeel Nederlandstalige publicaties is het gevolg van de belangrijke positie van het Nederlands Recht in het onderwijs en onderzoek van deze faculteit. Binnen dit taalgebied loopt de beschikbaarheid van e-books sterk achter bij het Engelse. Overigens, ook het prijsverschil tussen papier en digitaal zorgt ervoor dat er soms gekozen wordt voor een gedrukt exemplaar in plaats van voor een e-book. OMVANG EN INHOUD OPEN OPSTELLING De papieren boeken die wel voor REBO worden gekocht, worden over het algemeen geplaatst in de open opstelling, die de afgelopen jaren sterk is krompen. Sinds 2012 staat deze in de UB Binnenstad. Daarvoor stond deze in de Juridische Bibliotheek, die met het inhuizen van de REBO-collectie in de UBU werd opgeheven. De open opstelling REBO vormde de afgelopen tien jaar ongeveer 12% van de totale open opstelling van de UBU.166 Net als de totale open opstelling, is deze in de periode 2005-2014 gekrompen, van 146.775 banden in 2005 tot 96.024 banden in 2014, een afname van 35%. Vooral in 2010 was de afname sterk. Toen bekend werd dat de collectie zou verhuizen naar de UB Binnenstad bleek dat daar maar liefst 42% minder boekenplanken beschikbaar zouden zijn, 3.051 in plaats van 5.237 meter. In reactie daarop werd ongeveer een derde deel van de titels van de open opstelling naar het magazijn verplaatst. 167 Door deze ontwikkeling wisselde de bezettingsgraad van de planken in de open opstelling REBO de afgelopen jaren sterk.168 In 2014 stonden er 31 banden per meter boekenplank, wat in vergelijking met die voor andere faculteiten gemiddeld is. In de open opstelling REBO staan vooral publicaties uit de tweede helft van de twintigste eeuw, waarvan het aantal toeneemt naarmate het publicatiejaar recenter is, met een piek in de publicatiejaren 1993-2010. Het aantal publicaties uitgegeven na 2010 ligt lager. Dit komt vooral doordat er sinds die tijd minder papieren boeken worden gekocht, als gevolg van de aankoop van e-books, het gegeven dat titels in toenemende mate via databanken beschikbaar komen en de afname van het budget. TENDENSEN ROND HET GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de open opstelling REBO terug (van 33.888 in 2008 tot 18.203 in 2014), maar relatief gezien wordt deze open opstelling nog goed gebruikt. Sterker nog, sinds de open opstelling in de UB Binnenstad staat is het aantal uitleningen als percentage van het aantal banden in de open opstelling gestegen van 18% naar 19% en het aantal uitleningen per meter boekenplank van 5,3 naar 6,0.169 Daarmee was in 2014 de open opstelling van REBO degene die van alle faculteiten relatief het meest intensief gebruikt 166 Hierbij is de open opstelling voor de UBU Algemene Collecties buiten beschouwing gelaten. Zie in dit kader ook figuur 11. 167 De verhuizing van de collecties naar de UB Binnenstad vond voor deze periode plaats. 168 In de aanloop naar de verhuizing van de collectie UB Binnenstad zijn papieren boeken naar het magazijn verplaatst, waardoor het aantal banden per meter flink afnam tot 22 banden per meter boekenplank. In 2012 werd de collectie ingehuisd en stonden er 35 banden per meter. Omdat de kasten daarmee te vol stonden is vervolgens nog extra materiaal naar het magazijn afgestoten, waardoor het aantal in 2014 daalde tot 31. 169 Figuur13 en 14, in Bijlage 1 - Analyse Collectie REBO: O:\UBU\Projecten\Collectie 2020 UB Utrecht\Onderzoek\Fase 1 - Verzamelen bestaande gegevens\Resultaten\1-REBO. 93 werd, (alleen) op de voet gevolgd door die van Geesteswetenschappen en Geneeskunde (beide 18%).170 De hoge gebruikcijfers hebben te maken met de omstandigheid dat met het inhuizen van de collectie in de UB Binnenstad de omvang van de open opstelling sterk is gedaald en minder courant materiaal naar het depot is verplaatst. 171 LEENGEDRAG VAN MEDEWERKERS EN STUDENTEN VAN REBO Hoewel de open opstelling voor REBO door meer dan alleen medewerkers en studenten van deze faculteit wordt geraadpleegd, vormen zij wel de voornaamste doelgroep. REBO was in 2014 verantwoordelijk voor 15,2% van alle uitleningen binnen de UBU. Studenten en medewerkers van REBO lenen niet alleen recente, maar ook oudere publicaties, bijvoorbeeld in verband met commentaren op wetten en rechtelijke uitspraken uit oudere jaren. De open opstelling bevat gekeken naar publicatiejaar vanaf de jaren ’60 van de twintigste eeuw steeds meer publicaties. Maar pas vanaf publicatiejaar 1985 neemt het aantal uitleningen door REBO jaarlijks sterk toe, vooral vanaf 2004, met een piek in 2012. Figuur 52: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker REBO, in de periode 20102014. Het gegeven dat de omvang van de open opstelling is gekrompen en de UBU sinds 2010 vooral e-books koopt, heeft vooralsnog vooral invloed gehad op het leengedrag van studenten en minder op dat van medewerkers. Gekeken naar het gemiddeld aantal uitleningen van studenten en medewerkers REBO sinds 2010, valt namelijk op dat alleen studenten gemiddeld minder zijn gaan lenen (zie figuur 52). In lijn daarmee daalde het aantal uitleningen aan studenten REBO in dezelfde periode van 21.523 naar 12.889. Daarentegen heeft het gemiddeld aantal leningen door medewerkers de afgelopen jaren gevarieerd en is niet gedaald. Het totaal aantal uitleningen aan medewerkers daalde licht, van 3.533 in 2010 tot 3.391 in 2014. Een vergelijkbare situatie komt naar voren als er wordt gekeken naar het percentage studenten en medewerkers van REBO dat 170 Ter volledigheid: Het percentage niet-uitleenbare werken in de open opstelling REBO bedraagt 14%, wat gemiddeld is ten opzichte van andere faculteiten. 171 Veelzeggend is dat medewerkers van REBO in totaal sinds 2010 vooral minder zijn gaan lenen uit de open opstelling en het aantal uitleningen uit het depot nagenoeg gelijk bleef. Relatief gezien zijn de publicaties in het depot ten opzichte van die in de open opstelling steeds meer gebruikt. 94 jaarlijks minimaal één papieren band leent: bij studenten daalde dat in de periode 20102014 van 53,8% naar 41,4%. Bij medewerkers nam dat veel minder af, van 61,8% naar 56,7%. Daarmee was het gemiddeld aantal uitleningen door studenten en medewerkers van REBO het op een na hoogste van alle faculteiten, op gepaste afstand van die van Geesteswetenschappen. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING Er is een groot verschil tussen studenten en medewerkers van REBO als het gaat om het gebruik van de open opstelling. Het overgrote deel van de studenten (rond de 80%) van deze faculteit die naar de UBU (vooral de binnenstadlocatie) gaat, doet dat minimaal wekelijks. De medewerkers van REBO bezoeken de UBU over het algemeen veel minder: ongeveer een kwart van hen doet dat wekelijks of vaker, maar de meesten (67%) maandelijks of minder. Daarbij zegt meer dan de helft van de studenten zelden of nooit tijdens hun bezoek aan de UBU de papieren literatuur in de open opstelling te zoeken of te lezen. De helft van de medewerkers geeft juist aan dat frequent of altijd te doen (zie: figuur 53). Veelzeggend is dat 80% van de studenten REBO in de UBU gebruik maakt van studieplekken en bijna 70% van de medewerkers dat zelden of nooit doet: er zijn grote verschillen tussen wat studenten en medewerkers van REBO in de UBU (willen) doen.172 Figuur 53: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature from the bookshelves (REBO, weergegeven in percentages, N=130). Het feit dat medewerkers van REBO relatief weinig naar de UBU gaan, verklaren zij zelf vooral door te wijzen op tijdgebrek. Om dezelfde reden vragen veel wetenschappers van deze faculteit (62%) de papieren boeken aan via de catalogus in plaats van zelf de open 172 Hieruit komen ook een aantal andere opvallende zaken naar voren over de activiteiten die studenten ren medewerkers van REBO ontplooien in de UBU: Tijdens een bezoek aan de UBU wordt vooral door een meerderheid van de MA-studenten gezocht naar online literatuur. Ongeveer een derde van de BA-studenten en medewerkers doet dat ook, maar ook ongeveer de helft van hen doet dat nauwelijks of nooit. De meeste MAstudenten en medewerkers (en slechts een derde deel van de BA-studenten) maken in de UBU frequent tot altijd gebruik van bibliotheekdiensten, zoals printen en kopiëren. Daarnaast werkt in de UBU ongeveer een derde van de studenten samen, al doet ook ongeveer een even groot deel van hen dat zelden tot nooit. Medewerkers doen dat in de UBU slechts heel zelden. 95 opstelling in te gaan. Toch waarderen zij de open opstelling, omdat het vaak toevallige vondsten oplevert. Bovendien is het volgens hen staand voor een kast betrekkelijk eenvoudig om snel een overzicht te krijgen van titels die binnen een bepaald onderwerp beschikbaar zijn. Maar ook ervaren de wetenschappers van REBO dat de open opstelling daarvoor steeds minder toereikend is, omdat veel recente titels alleen digitaal door de UBU beschikbaar worden gesteld en dus ontbreken in de kasten. Dat is voor hen overigens geen aanleiding om de UBU te vragen meer papieren boeken te kopen, om zo de browsefunctie van de open opstelling in stand te houden. Over het algemeen zijn ze tevreden over de e-books die door de UBU beschikbaar zijn gesteld. Alleen als ze langer moeten lezen, bijvoorbeeld in het geval van lijvige handboeken, willen ze graag de papieren versie van een boek. Dat studenten veel minder gebruik maken van de open opstelling wordt door de medewerkers van REBO op twee manieren verklaard. Allereerst wordt er door studenten, net als door medewerkers, intensief gebruik gemaakt van digitaal materiaal. E-books worden binnen REBO als heel aantrekkelijk ervaren, onder meer vanwege de doorzoekbaarheid ervan. Veel docenten schrijven daarnaast juist ook digitaal materiaal voor in het onderwijs, omdat door de gegarandeerde beschikbaarheid ervan docenten hogere eisen kunnen stellen aan studenten. Ten tweede wordt veel van de literatuur die studenten gebruiken voorgeschreven. Sterker nog, veel BA-studenten maken louter gebruik van publicaties die hen door docenten worden aangedragen en die veelal in databanken zijn opgenomen. Hierdoor maken zij nauwelijks gebruik van de open opstelling om op zoek te gaan naar literatuur.173 Figuur 54: what do you do if you browse the library bookshelves? Answer: search for specific books (REBO, weergegeven in percentages, N=129). De verschillen tussen medewerkers en studenten REBO zijn ook zichtbaar in de manier waarop ze de open opstelling gebruiken. Van alle vormen van informatie die zij in de open opstelling kunnen vinden, komt het zoeken van een specifiek boek onder zowel studenten als medewerkers het vaakst voor. BA-studenten doet dat opvallend minder vaak dan MA-studenten en medewerkers. Een groot deel van hen (44%) doet dat zelfs zelden tot nooit (zie: figuur 54). Eenzelfde beeld komt naar voren als wordt gekeken 173 Helaas was van de samenstelling van deze focusgroep REBO beperkt, waardoor de uitkomsten slechts beperkt representatief voor de studenten en medewerkers van deze faculteit zijn. 96 naar wie er op zoek gaan naar specifieke tijdschriften en recente literatuur, of wie er in de open opstelling op onderwerp zoekt. Globaal gezien doet een meerderheid van de BAstudenten dat zelden tot nooit en zegt iets minder dan de helft van de medewerkers dat frequent tot altijd te doen. De MA-studenten zitten er qua gebruik tussen. Het gebruik maken van materiaal dat niet-uitleenbaar is, komt overigens onder zowel studenten als medewerkers het minst vaak voor. Gezien het uiteenlopende gebruik van de open opstelling is het niet verrassend dat binnen REBO de open opstelling als bron van informatie wisselend gewaardeerd wordt. Ongeveer de helft van de BA-studenten is het er (sterk) mee eens dat de open opstelling voor hun een belangrijke bron van informatie is. Bij MA-studenten is dat 70% en bij medewerkers zelfs 100%. Dat wil niet zeggen dat een deel van de BA-studenten meent dat de open opstelling geen waardevolle functie heeft in het gebouw. Vrijwel alle studenten vinden, net als medewerkers overigens, dat de open opstelling een intellectueel stimulerende omgeving is, waar prettig gestudeerd kan worden, vooral door de rust die het creëert. VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR Gezien de voortschrijdende digitalisering van de collectie, de daling van het aantal papieren publicaties dat wordt aangeschaft en het gegeven dat vooral studenten van REBO gemiddeld minder zijn gaan lenen, doet vermoeden dat de open opstelling in de toekomst minder gebruikt zal worden. Maar er zijn ook redenen om aan te nemen dat binnen REBO deze ontwikkelingen afgeremd zullen worden. AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN Voor REBO was het aantal papieren boeken dat werd aangeschaft tot 2010 vrij stabiel, maar het neemt de laatste jaren sterk af. De vraag is hoe deze trend zich zal voortzetten. In figuur 55 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. In alle gevallen zal het aantal nieuwe papieren boeken voor de collectie de komende tien jaar steeds verder afnemen, maar als wordt uitgegaan van de meest recente jaren vlakt de tendens het meeste af. Er zijn ook argumenten die ervoor pleiten dat deze ontwikkeling zal afvlakken. Ten eerste zullen naar verwachting budgettaire redenen er minder voor zorgen dat er noodgedwongen minder papieren publicaties worden gekocht. Als gezegd is de sterk dalende trend in de aanschaf van het aantal papieren boeken in de afgelopen jaren vooral ook het gevolg van het feit dat het budget van REBO is gekrompen, wat vooral ook ten koste is gegaan van de aanschaf van papieren publicaties. De verwachting is dat het budget dat voor REBO beschikbaar is de komende jaren min of meer gelijk zal blijven en met de inflatiecorrectie zal stijgen. Hoewel daardoor naar verwachting het grootste deel van dit budget naar digitaal materiaal zal blijven gaan, in het bijzonder naar databases, ligt het niet voor de hand dat om budgettaire redenen er minder aan papieren boeken besteed zal hoeven worden. Wel zal vermoedelijk, mede ook gezien de tevredenheid binnen REBO over het digitale materiaal, een steeds groter deel van dit boekenbudget naar e-books gaan. 97 Figuur 55: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor REBO. Ten tweede zal de beschikbaarheid van e-books binnen REBO vermoedelijk slechts geleidelijk toenemen. Bij de toekomstige acquisitie zal meespelen dat ongeveer de helft van de titels die voor de collectie REBO worden gekocht niet-Engelstalig is. Dit geldt vooral voor Nederlands Recht, ook in de toekomst een belangrijke discipline binnen REBO. Dat betekent dat er de komende jaren nog veel publicaties aangeschaft zullen worden die zijn geschreven in het Nederlands, een taalgebied waarin de opkomst van het e-book relatief traag gaat. Daarnaast speelt mee dat de vraag is hoe aantrekkelijk de e-books zijn die worden uitgegeven. Zeker ook binnen bijvoorbeeld Rechten zullen publicaties die voor de vele rechtenstudenten interessant zijn vooralsnog vaak alleen tegen een hele hoge prijs digitaal beschikbaar zijn. Bovendien bieden de Nederlandse juridische uitgevers hun e-books in veel gevallen (nog) niet aan via (betaalbare) platforms, waardoor de e-books vaak één gelijktijdige gebruiker hebben. Hierdoor ligt het in de lijn der verwachting dat er de komende tien jaar weliswaar steeds minder papieren boeken aan de open opstelling worden toegevoegd, maar ook dat de sterk dalende trend van de afgelopen jaren zal afvlakken doordat veel boeken al dan niet noodgedwongen in papieren vorm door de UBU gekocht worden. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING Het gegeven dat er (geleidelijk aan) minder papieren boeken aan de open opstelling van REBO worden toegevoegd, zal ongetwijfeld effect hebben op het gebruik ervan. Dat dit effect al gaande is, blijkt uit figuur 56. Hierin staan drie lijnen, waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van het aantal uitleningen van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor.174 Ook hier is er sprake van een dalende trend, die afvlakt als men uitgaat van de recente jaren. Hierbij moet er vooral ook rekening mee worden gehouden dat de open opstelling voor REBO op dit moment relatief goed gebruikt wordt – sterker nog, het beste van alle faculteiten. Bovendien lenen studenten en medewerkers van REBO ook veel oudere titels. Vanwege commentaren op wetgeving en jurisprudentie ‘verouderen’ de juridische boeken niet zo snel: tot 10 jaar na publicatie 174 Omdat voor het jaar 2005 geen leengegevens beschikbaar zijn, is het gemiddelde van de afgelopen 9 (in plaats van 10) jaar genomen. 98 worden papieren boeken uit de open opstelling relatief goed gebruikt, maar ook daarna blijven in vergelijking met veel andere faculteiten de titels lang gebruikt worden. Dit doet vermoeden dat in 2025 het aantal uitleningen uit de open opstelling REBO weliswaar lager zal liggen dan nu, maar ook dat er nog veel titels in zullen staan die voor studenten en medewerkers relevant zijn. Figuur 56: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling REBO. 99 COLLECTIES VAN DE FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN Voornaamste bevindingen: De laatste tien jaar krimpt de omvang van de open opstelling Sociale Wetenschappen en wordt er een steeds kleiner deel van het budget van de faculteit aan papieren publicaties besteed. Vermoedelijk zal het aantal papieren boeken dat aan de open opstelling wordt toegevoegd langzaam afnemen. Maar er moet rekening mee worden gehouden dat een aanzienlijk deel van de papieren publicaties voor Sociale Wetenschappen Nederlandstalig is, waarbij het vaak om studiemateriaal gaat. Het is de vraag hoe lang het zal duren voordat in dit taalgebied alle boeken in elektronische vorm beschikbaar zullen zijn. Bovendien is studiemateriaal vaak alleen tegen een hoge prijs digitaal beschikbaar. Het is niet onwaarschijnlijk dat er in de toekomst nog steeds boeken in papieren vorm aangekocht (moeten) worden voor de collectie, maar dat aantal zal vermoedelijk klein zijn. Het gebruik van de open opstelling Sociale Wetenschappen is in vergelijking met die van andere faculteiten gemiddeld, maar neemt de laatste jaren sterk af. Relatief gezien worden de titels in de open opstelling minder gebruikt en ook de sociale wetenschappers zelf zijn gemiddeld minder papieren boeken gaan lenen. Voor een belangrijk deel komt dat doordat zij steeds meer digitale literatuur zijn gaan raadplegen. De open opstelling is daarbij voor hen als bron van informatie steeds minder interessant geworden. Hierbij spelen ook andere factoren een rol. Medewerkers geven bijvoorbeeld aan graag papieren publicaties te gebruiken, maar vinden dat de open opstelling te ver van hun werkplek staat, de literatuur die erin staat verouderd is en de UBU vooral te ervaren als het domein van studenten. Studenten op hun beurt bezoeken wel vaak de UBU, maar zeggen überhaupt weinig boeken (en vooral digitale tijdschriften) te lezen en daarom geen reden te zien om de open opstelling te raadplegen. Als deze trend zich voortzet dan heeft de open opstelling voor Sociale Wetenschappen in de toekomst alleen nog een functie voor studenten, om voor hen een inspirerende omgeving te creëren waar rustig kan worden gestudeerd. Binnen de Sociale Wetenschappen zijn er grote verschillen tussen disciplines. Deze verschillen zijn geen onderwerp van onderzoek geweest. De hiernavolgende observaties zijn vooral gebaseerd op de periode 2005-2014 en gaan over de Sociale Wetenschappen als geheel. DE SAMENSTELLING VAN DE OPEN OPSTELLING Het grootste deel van het budget voor Sociale Wetenschappen gaat naar digitaal materiaal. Ongeveer een derde van het acquisitiebudget gaat naar boeken, maar het grootste deel daarvan is bestemd voor e-books (figuur 57). In 2014 werd er op een totaal van €191.432,- voor €10.585,- aan papieren boeken gekocht en voor €49.299,aan e-books. Daarnaast werd in dat jaar aan papieren tijdschriften €5.657 uitgegeven. Wat betreft deze uitgaven aan papieren materiaal past de collectie Sociale Wetenschappen in het UBU-brede beeld dat er steeds een groter deel van het budget naar digitale content (e-journals, e-books en databases) gaat.175 NB. De daling van uitgaven in het facultaire budget van Sociale Wetenschappen in 2011 is te verklaren uit 175 De toename van de uitgave aan databases in 2014 wordt verklaard doordat in dat jaar PsycArticles is afgeboekt onder databases, terwijl deze in andere jaren onder digitale tijdschriften stonden geboekt. 100 de overheveling van het budget voor de Big Deals. Sindsdien stijgt het facultaire budget jaarlijks met een prijsindicatie van 6%.176 Figuur 57: gerealiseerde uitgaven voor Sociale Wetenschappen per materiaalsoort, in de periode 2007-2014. De papieren boeken die voor Sociale Wetenschappen worden gekocht, worden over het algemeen geplaatst in de open opstelling. Deze staat sinds 2004 in de UB Uithof en nam in 2014 minder dan 8% van de totale open opstelling van de UBU in beslag. Het aantal banden in de open opstelling Sociale Wetenschappen is de afgelopen tien jaar met 52% gedaald, van 116.830 in 2005 naar 56.062 in 2014. Ook het aantal beschikbare boekenplanken nam af, in de periode 2009-2014 met 24%, tot 2.263 meter. Omdat echter het aantal banden in de open opstelling Sociale Wetenschappen harder daalde dan het aantal beschikbare meters, zijn de boekenplanken in deze open opstelling geleidelijk leger geworden: van 32 banden per meter in 2009 naar 25 banden in 2014. Daarmee was in 2014 de bezettingsgraad van de open opstelling Sociale Wetenschappen de laagste van alle faculteiten binnen de UBU. De kasten in de open opstelling Sociale Wetenschappen werden leger doordat er veel ouder materiaal naar het depot werd verplaatst en er ondertussen steeds minder nieuwe titels werden gekocht om deze ruimte op te vullen. Zo is het aantal papieren abonnementen op tijdschriften en boeken teruggelopen, van 174 in 2008 tot 54 in 2014. Zeker tijdschriften die digitaal beschikbaar zijn, worden alleen in nog elektronische vorm aangeschaft, maar ook zijn er een flink aantal abonnementen opgezegd. Vooral ook worden er de afgelopen jaren steeds minder papieren boeken gekocht voor de collectie Sociale Wetenschappen. Aanvankelijk liep vanaf 2005 het aantal juist op, met een grote piek in 2008 (846 titels), maar daarna is er sprake van een dalende trend: van 256 in 2009 naar 158 in 2014. 176 Het UU Big Deals-budget valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur en wordt vooral gebruikt voor licenties op grote digitale tijdschriftenpakketten bij uitgevers als Taylor&Francis, Elsevier en Springer. 101 Opmerkelijk genoeg vlakt de laatste jaren de dalende trend van het aantal aangeschafte titels in papieren vorm af. Dit komt deels doordat een deel van de publicaties niet als (aantrekkelijk) e-book beschikbaar is. Dit hangt samen met het feit dat een vrij groot deel van de literatuur die voor deze collectie wordt aangeschaft Nederlandstalig is, een taalgebied waarin de opkomst van het e-book minder snel gaat dan in het Engels. In 2014 was ongeveer 65% van de papieren boeken die voor Sociale Wetenschappen werd aangeschaft Engelstalig (115 titels). Daarnaast werden er 60 Nederlandstalige en 2 Duitstalige papieren boeken gekocht. Al met staan in de open opstelling voor Sociale Wetenschappen voornamelijk publicaties uitgegeven na 1945, met een duidelijke piek voor de periode 1985-1997. Vooral voor de publicatiejaren vanaf 2010 loopt het aantal banden in open opstelling sterk terug, omdat sinds die tijd e-books worden gekocht. GEBRUIK VAN DE PAPIEREN COLLECTIE Zoals voor alle collecties in de UBU geldt, loopt het aantal uitleningen van banden uit de open opstelling Sociale Wetenschappen terug: van 21.728 in 2006 naar 7.258 in 2014, een afname van maar liefst 67%. Voor een deel komt dat doordat er minder titels in de open opstelling zijn komen te staan. Maar ook relatief worden de publicaties in de open opstelling Sociale Wetenschappen minder geleend, zeker na 2011. Was het aantal uitleningen als percentage van het totaal aantal banden in de open opstelling in 2006 nog 20%, in 2014 was dit gezakt naar 13%. Op vergelijkbare wijze daalde ook het aantal uitleningen per meter boekenplank, van 5,4 in 2010 naar 3,2 in 2014. Het relatieve gebruik van de uitleenbare titels open opstelling Sociale Wetenschappen was gemiddeld, dat wil zeggen duidelijk meer dan Bètawetenschappen (5%), Diergeneeskunde (6%) en Geowetenschappen (8%), maar ook duidelijk minder dan Geneeskunde en Geesteswetenschappen (beide 18%) en REBO (19%). 177 LEENGEDRAG VAN SOCIALE WETENSCHAPPERS Hoewel de open opstelling Sociale Wetenschappen door meer dan alleen sociale wetenschappers wordt gebruikt, vormen de medewerkers en studenten van deze faculteit wel de voornaamste doelgroep. In dat opzicht is interessant dat in lijn met de dalende trend van het totale aantal uitleningen uit de open opstelling, ook het gemiddeld aantal uitleningen door studenten Sociale Wetenschappen daalde. Maar vooral ook medewerkers van deze faculteit zijn minder gaan lenen (zie figuur 58).178 Het percentage sociale wetenschappers dat jaarlijks minimaal een papieren band leende, lag rond de 40%, wat gemiddeld was ten opzichte van de andere faculteiten. In vergelijking met andere faculteiten leenden de sociale wetenschappers echter weinig, vergelijkbaar met de studenten van Diergeneeskunde en Geneeskunde. 177 Het percentage niet-uitleenbare werken in de open opstelling Sociale Wetenschappen bedraagt 8% en is daarmee lager dan in de meeste andere collecties. 178 Daarbij zijn Sociale Wetenschappers minder gaan lenen uit zowel de open opstelling als uit het depot. 102 Figuur 58: gemiddeld aantal uitleningen per student en medewerker Sociale Wetenschappen, in de periode 2010-2014. Dat het aantal uitleningen van papieren boeken onder sociale wetenschappers laag is en daalt, hangt samen met het feit dat een steeds groter deel van het nieuwe materiaal digitaal beschikbaar is. Bovendien worden studenten vooral gestimuleerd om artikelen te gebruiken. Toch lenen sociale wetenschappers ook nog behoorlijk veel oudere publicaties, boeken die alleen in papieren vorm beschikbaar zijn. Gekeken naar het aantal uitleningen in 2014, uitgesplitst op publicatiejaar, valt op dat ruim de helft van de papieren boeken die aan sociale wetenschappers zijn uitgeleend, gepubliceerd zijn na 1998, de andere (iets minder grote helft) is van daarvoor. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING Gekeken naar wat sociale wetenschappers doen als zij de UBU bezoeken en welke rol de open opstelling daarbij speelt, valt vooral op dat er een grote tegenstelling is tussen studenten en medewerkers. Het overgrote deel van de studenten van deze faculteit die naar de UBU (vooral de locatie op De Uithof) gaat, doet dat tweemaal per week of vaker. De meeste medewerkers van Sociale Wetenschappen komen er slechts eenmaal per maand of zelfs nooit. Studenten komen er vooral om gebruik te maken van een studieplek, maar ook om samen te werken of online literatuur te raadplegen. Medewerkers doen dit verhoudingsgewijs veel minder (of zelfs nooit). Daarnaast geeft ongeveer 80% van de studenten aan in de UBU zelden of zelfs nooit literatuur te zoeken of te lezen die afkomstig is uit de open opstelling. Van de medewerkers zegt 34% dat regelmatig of zelfs altijd te doen als zij de bibliotheek bezoeken. 179 Al met al gaat slechts een minderheid van de sociale wetenschappers naar de UBU om de open opstelling te raadplegen (zie: figuur 59). 179 Onder zowel studenten als medewerkers loopt het gebruik van bibliotheekdiensten als printen en kopiëren erg uiteen (van altijd tot nooit). 103 Figuur 59: what do you do when you visit the University Library? Answer: search or read literature from the bookshelves (Sociale Wetenschappen, weergegeven in percentages, N=181). Figuur 60: what do you do if you browse the library bookshelves? Answer: search for specific books(Sociale Wetenschappen, weergegeven in percentages, N=170). Gezien het beperkte gebruik van de open opstelling is het opmerkelijk dat zowel studenten als medewerkers aangeven dat als ze literatuur intensief bestuderen ze over het algemeen een voorkeur hebben voor papier. Dat veel van de recente literatuur digitaal beschikbaar is, is prima zolang er een optie is om het te printen. Om literatuur in handen te krijgen wordt de open opstelling niet als goed alternatief gezien. Het browsen langs de kasten in de UBU wordt weliswaar gemist - omdat serendipiteit bij het gebruik van digitale zoeksystemen veel minder is, doordat er snel te gericht gezocht moet worden – maar is geen reden om regelmatig naar de bibliotheek te komen. Medewerkers vinden dat de afstand tot hun werkplek te groot is en vinden dat het aanbod in de UBU niet actueel genoeg is. Veel papieren boeken worden door hen zelf aangeschaft of geleend van collega’s. Bovendien zien veel medewerkers de UBU vooral als het domein van studenten. Op hun beurt geven studenten aan nauwelijks meer de tijd te nemen om een boek te lezen. Ook in het onderwijs wordt het gebruik van boeken volgens hen nauwelijks gestimuleerd. Er is dus voor hen nauwelijks reden de open 104 opstelling te raadplegen. Bovendien neemt het belang van het boek binnen de Sociale Wetenschappen af: de meest actuele informatie staat vooral in artikelen. De sociale wetenschappers die de open opstelling wel gebruiken, doen dat over het algemeen om op zoek te gaan naar specifieke boeken – al neemt dit type gebruik vooral toe naarmate de gebruiker in academisch opzicht meer senior wordt (zie figuur 60). Daarnaast zegt ongeveer een derde deel van de sociale wetenschappers die de open opstelling gebruiken er frequent tot altijd te zoeken op onderwerp. Bovendien geeft een deel van de medewerkers (31%) aan nog vaak papieren tijdschriften uit de open opstelling te raadplegen of er op zoek te gaan naar recente literatuur, al is de groep studenten en medewerkers die zegt dat nooit te doen veel groter. Materiaal dat nietuitleenbaar is wordt nóg minder gebruikt. Binnen de Sociale Wetenschappen wordt de open opstelling als bron van informatie verschillend gewaardeerd. Vooral medewerkers, maar ook veel studenten, geven aan het (sterk) eens te zijn met de stelling dat voor hen de papieren boeken in de boekenkasten van de UBU een belangrijke bron van informatie zijn. Maar ruim een derde van de medewerkers en ruim de helft van de studenten twijfelt of ze het hiermee eens zijn of zijn het er zelfs (sterk) mee oneens. Sociale wetenschappers zien de open opstelling vooral als een intellectueel stimulerende omgeving, waar prettig gestudeerd kan worden. Ruim tachtig procent van hen is het hiermee (sterk) eens. Ook als de papieren boeken minder gebruikt worden, hebben ze wel meerwaarde in de bibliotheek: ze stralen volgens hen autoriteit uit, ze geven je het idee omringd te zijn door kennis en ze creëren stilte. VERWACHTINGEN KOMENDE TIEN JAAR Gezien de kleine hoeveelheid papieren publicaties die nog aangeschaft worden en het feit dat de meeste sociale wetenschappers nog slechts weinig papieren boeken lenen, is de verwachting dat de open opstelling Sociale Wetenschappen steeds minder gebruikt zal worden. AANSCHAF VAN PAPIEREN BOEKEN De afgelopen tien jaar heeft het aantal papieren boeken dat voor Sociale Wetenschappen is aangeschaft erg gevarieerd. De laatste jaren neemt het geleidelijk af. De vraag is hoe deze trend zich zal voortzetten. In figuur 61 staan drie lijnen waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van respectievelijk de 10, 5 en 3 jaar daarvoor. De enorme piek in het aantal gekochte papieren in 2008 vertekent het tienjarig gemiddelde. In alle gevallen zal echter het aantal nieuwe papieren boeken voor de collectie de komende tien jaar steeds verder afnemen, maar als wordt uitgegaan van de meest recente jaren vlakt de tendens het meeste af. Er zijn een aantal redenen om aan te nemen dat de aanschaf van papieren publicaties weliswaar zal dalen, maar dat deze ontwikkeling ook zal afvlakken. De laatste jaren zijn de uitgaven aan papier (bij zowel tijdschriften als boeken) niet meer sterk gedaald. Daarbij speelt mee dat ongeveer een derde deel van de titels die voor de collectie Sociale Wetenschappen worden gekocht Nederlandstalig is. Binnen dit taalgebied loopt de beschikbaarheid van e-books achter op het Engelstalige taalgebied, al is de verwachting dat dit de komende tien jaar zal rechttrekken. Uitgevers denken dat rond 105 2025 alle boeken zowel in papieren als digitale vorm beschikbaar zullen zijn. De vraag is hoe aantrekkelijk deze publicaties in digitale vorm zullen zijn, zeker als het gaat om onderwijsmateriaal dat gebruikt gaat worden voor de grootschalige cursussen binnen Sociale Wetenschappen. Het is niet ondenkbaar dat uitgevers voor dergelijke e-books zo’n hoge prijs zullen vragen dat de papieren variant aantrekkelijker is om te kopen. Ondanks deze kanttekeningen zullen er jaarlijks vermoedelijk nog maar weinig papieren titels aan de open opstelling toegevoegd worden. Figuur 61: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de aanschaf van papieren boeken voor Sociale Wetenschappen. GEBRUIK VAN DE OPEN OPSTELLING Het feit dat een steeds groter deel van de literatuur digitaal beschikbaar zal komen en de open opstelling dus zal verouderen, zal ongetwijfeld een versterkend negatief effect hebben op het gebruik van de open opstelling. Een indicatie dat dit effect al gaande is, blijkt uit de trendlijnen in het aantal uitleningen van de open opstelling Sociale Wetenschappen zoals deze in figuur 62 zijn weergegeven, waarbij met ingang van 2015 jaarlijks het gemiddelde is genomen van het aantal uitleningen van respectievelijk 9, 5 en 3 jaar daarvoor. Net als bij het aantal gekochte papieren boeken is er sprake van een dalende trend, die afvlakt als wordt uitgegaan van de recente jaren. 106 Figuur 62: mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het aantal uitleningen uit de open opstelling Sociale Wetenschappen. Een deel van de papieren boeken die nu in de open opstelling staan, zal over tien jaar nog altijd relevant zijn en dus waarschijnlijk ook gebruikt worden, maar dat aantal zal laag zijn. De studenten en medewerkers van Sociale Wetenschappen gebruiken weliswaar vooral recente literatuur, maar ook oudere boeken. Een deel van de titels die nu in de open opstelling staan, zal over tien jaar nog geleend worden, maar vooral ook zullen veel van de huidige titels dan niet of nauwelijks meer gebruikt zullen worden. Doordat er steeds minder titels bij komen, mag verwacht worden dat zowel bij studenten als medewerkers het gemiddeld aantal uitleningen jaarlijks verder zal dalen en in 2025 de open opstelling Sociale Wetenschappen nauwelijks nog gebruikt zal worden. 107 LITERATUURLIJST Aaltonen, M., Mannonen, P., Nieminen, S., & Nieminen, M. (2011). Usability and compatibility of e-book readers in an academic environment: A collaborative study. IFLA Journal, 37(1), 16–27. http://doi.org/10.1177/0340035210396775 Acadia, S. (2015). Books Be Gone! Reducing an Academic Library’s Print Collection by Half to Meet Strategic Planning Initiatives and Participate in a Joint Library Resource-Sharing Facility. Journal of Library Administration, 56(2), 144–157. http://doi.org/10.1080/01930826.2015.1105668 Ahmad, P., Brogan, M., & Johnstone, M. N. (2014). The E-book Power User in Academic and Research Libraries: Deep Log Analysis and User Customisation. Australian Academic & Research Libraries, 45(1), 35–47. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1541990424?accountid=14772 Anderson, C., & Pham, J. (2013). Practical overlap: The possibility of replacing print books with e-books. Australian Academic & Research Libraries, 44(1), 40–49. http://doi.org/10.1080/00048623.2013.773866 Anderson, R. (2011a). Collections 2021: the future of the library collection is not a collection. Serials: The Journal for the Serials Community, 24(3), 211–215. http://doi.org/10.1629/24211 Anderson, R. (2011b). The Crisis in Research Librarianship. Journal of Academic Librarianship, 37(4), 289–290. Andrews, C., Wright, S. E., & Raskin, H. (2015). Library Learning Spaces: Investigating Libraries and Investing in Student Feedback. Journal of Library Administration, 1– 26. http://doi.org/10.1080/01930826.2015.1105556 Arlitsch, K. (2011). The Espresso Book Machine: a change agent for libraries. Library Hi Tech, 29(1), 62–72. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/07378831111116903 Ashokbhai Bhatt, A. (2014). Information needs, perceptions and quests of law faculty in the digital era. The Electronic Library, 32(5), 659–669. http://doi.org/10.1108/EL11-2012-0152 Bailey, T. P., Scott, A. L., & Best, R. D. (2015). Cost Differentials between E-Books and Print in Academic Libraries. College & Research Libraries, 76(1), 6–18. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.5860/crl.76.1.6 Bailin, K. (2011). Changes in academic library space: A case study at the University of New South Wales. Australian Academic and Research Libraries, 42(4), 342–359. Ball, R., & Hourcade, J. P. (2011). Rethinking Reading for Age From Paper and Computers. International Journal of Human-Computer Interaction, 27(11), 1066– 1082. http://doi.org/10.1080/10447318.2011.555319 Barclay, D. . (2010). The Myth of Browsing. American Libraries, 41(6), 52–54. Retrieved from http://americanlibrariesmagazine.org/2010/05/19/the-myth-of-browsing/ Barsky, E., Dooley, S. J., Mawhinney, T., Peterson, Z., & Spence, M. (2013). Influence of discovery search tools on science and engineering e-books usage. In ASEE Annual Conference and Exposition, Conference Proceedings. Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.084884330285&partnerID=tZOtx3y1 Beard, C., & Bawden, D. (2012). University libraries and the postgraduate student: 108 physical and virtual spaces. New Library World, 113(9/10), 439–447. http://doi.org/10.1108/03074801211273911 Beard, J., & Dale, P. (2010). Library design, learning spaces and academic literacy. New Library World, 111(11/12), 480–492. http://doi.org/10.1108/03074801011094859 Belefant-Miller, H., & King, D. W. (2000). How, What, and Why Science Faculty Read. Science & Technology Libraries, 19(2), 91–112. http://doi.org/10.1300/J122v19n02_08 Bierman, J., Ortega, L., & Rupp-Serrano, K. (2010). E-book Usage in Pure and Applied Sciences. Science & Technology Libraries, 29(1-2), 69–91. http://doi.org/10.1080/01942620903579393 Bird, R. (2015). Libraries - The value of just in case, not just in time. SLAW. Retrieved from http://www.slaw.ca/2015/07/29/libraries-the-value-of-just-in-case-not-justin-time/ Borchert, M., Hunter, A., Macdonald, D., & Tittel, C. (n.d.). A study on student and staff awareness, acceptance and usage of e-books at two Queensland universities. Information Online 2009, 14th ALIA Exhibition and Conference, 20-22 Jan 2009, Sydney, Australia. Retrieved from http://eprints.usq.edu.au/4876/ Bradford, J. T. (2005). What’s coming off the shelves? A reference use study analyzing print reference sources used in a University Library. Journal of Academic Librarianship, 31(6), 546–558. Calvert, K. (2015). Maximizing Academic Library Collections: Measuring Changes in Use Patterns Owing to EBSCO Discovery Service. College & Research Libraries, 76(1), 81–99. http://doi.org/10.5860/crl.76.1.81 Cha, S. H., & Kim, T. W. (2015). What matters for students’ use of physical library space? Journal of Academic Librarianship, 41(3), 274–279. Chrzastowski, T. E. (2015). E-book Use and Value in the Humanities: Scholars’ Practices and Expectations. Library Resources & Technical Services, 59(4). Retrieved from https://journals.ala.org/lrts/article/view/5784/7248 Corlett-Rivera, K., & Hackman, T. (2014). E-Book Use and Attitudes in the Humanities, Social Sciences, and Education. Portal: Libraries and the Academy, 14(2), 255–286. http://doi.org/10.1353/pla.2014.0008 Costello, B. K. (2014). Does Book Subject Influence Format Preference? Survey Results From a Sample of Graduate Business School Students, Staff, and Faculty. Journal of Business & Finance Librarianship, 19(4), 319–332. http://doi.org/10.1080/08963568.2014.946375 Dahl, C. (2013). PDA and the humanities. The Electronic Library, 31(6), 745–752. http://doi.org/10.1108/EL-05-2012-0051 De Oliveira, S. (2012). E-textbooks usage by students at Andrews University: A study of attitudes, perceptions, and behaviors. Library Management, 33(8-9), 536–560. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/01435121211279894 Dewan, P. (2012). Are books becoming extinct in academic libraries? New Library World, 113(1/2), 27–37. http://doi.org/10.1108/03074801211199022 Dinkins, D., Kirkland, L. N., & Wald, J. P. (2014). An uneasy but powerful alliance: Faculty use of e-books. International Journal of the Book, 11(3), 11–25. Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.0109 84946179438&partnerID=tZOtx3y1 Durant, D. M. (2015). The future of Reading in Academic Libraries. Libraries and the Academy, 15(1), 5–27. Retrieved from DOI: 10.1353/pla.2015.0013 Dyson, M. C., & Haselgrove, M. (2000). The effects of reading speed and reading patterns on the understanding of text read from screen. Journal of Research in Reading, 23(2), 210. Retrieved from http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=aph&AN=10452915&site= ehost-live Estelle, L., & Milloy, C. (2009). JISC national e-books observatory: initial findings from the project and how we might use them. Serials: The Journal for the Serials Community, 22(2), 104–107. http://doi.org/10.1629/22104 Ferris, K., & Buck, T. H. (2014). An Ethos of Access: How a Small Academic Library Transformed Its Collection-Building Processes. Collection Management, 39(2-3), 127–144. http://doi.org/10.1080/01462679.2014.900732 Foote, J. B., & Rupp-Serrano, K. (2010). Exploring E-book Usage Among Faculty and Graduate Students in the Geosciences: Results of a Small Survey and Focus Group Approach. Science & Technology Libraries, 29(3), 216–234. http://doi.org/10.1080/0194262X.2010.497716 Ford, L., O’Hara, L. H., & Whiklo, J. (2009). Shelflessness as a Virtue: Preserving Serendipity in an Electronic Reference Collection. Journal of Electronic Resources Librarianship, 21(3), 251–262. http://doi.org/10.1080/19411260903466558 Freund, L., Kopak, R., & O’Brien, H. (2016). The effects of textual environment on reading comprehension: Implications for searching as learning. Journal of Information Science , 42 (1 ), 79–93. http://doi.org/10.1177/0165551515614472 Guthrie, K. M. (2012). Will books be different? Journal of Library Administration, 52, 353–369. Retrieved from http://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/01930826.2012.700805 Haapanen, M., Kultamaa, P., Ovaska, T., & Salmi, K. (2015). Reducing library space can promote the shift from storage of print-collections towards a learning-centre without limiting the access to information. Library Management, 36(8/9), 685–689. http://doi.org/10.1108/LM-06-2015-0051 Hahn, J. (2012). Mobile augmented reality applications for library services. New Library World, 113(9/10), 429–438. Retrieved from http://dx.doi.org/10.1108/03074801211273902 Hahn, J., & Zitron, L. (2011). How First-Year Students Navigate the Stacks. Reference & User Services Quarterly, 51(1), 28–35. http://doi.org/10.5860/rusq.51n1.28 Hall, M. M. (2014). Explore the stacks: A system for exploration in large digital libraries. In 2014 14th IEEE/ACM Joint Conference on Digital Libraries, JCDL 2014 (pp. 417– 418). Institute of Electrical and Electronics Engineers Inc. Heath, F. (2007). The Impact of Evolving Information-Seeking Behaviors Upon Research Libraries. Journal of Library Administration, 46(2), 3–16. http://doi.org/10.1300/J111v46n02_02 Hillesund, T. (2010). Digital reading spaces: How expert readers handle books, the Web and electronic paper abstract HTML. First Monday, 15(4). Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.077953566580&partnerID=tZOtx3y1 110 Hinze, A., McKay, D., Vanderschantz, N., Timpany, C., & Cunningham, S. J. (2012). Book selection behavior in the physical library. In Proceedings of the 12th ACM/IEEE-CS joint conference on Digital Libraries - JCDL ’12 (p. 305). New York, New York, USA: ACM Press. http://doi.org/10.1145/2232817.2232874 Hunter Marshall, D. (2014). Digital collection development for unique users: a veterinary medicine library’s approach. Interlending & Document Supply, 42(4), 171–175. http://doi.org/10.1108/ILDS-09-2014-0041 Jacoby, B. E. (2013). Biz of Acq - Student Attitudes Toward Academic Use of eBooks. Against the Grain, 25(5), 62–64. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1650141819?accountid=14772 Jones, D. Y., McCandless, M., Kiblinger, K., Giles, K., & McCabe, J. (2011). Simple Marketing Techniques and Space Planning to Increase Circulation. Collection Management, 36(2), 107–118. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1080/01462679.2011.553774 Kao, P., & Chen, K. (2011). A park in the library. New Library World, 112(1/2), 76–85. http://doi.org/10.1108/03074801111100472 Keller, M. A. (2011). The Future of Books, Research Libraries, and Scholarly Publishing: An Insider’s View TT - L'avenir des livres, des bibliotheques de recherche et de l'edition intellectuelle: speculations d'un praticien. Bulletin des Bibliotheques de France, 56(6), 6–26. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1010627688?accountid=14772 Kimball, R., Ives, G., & Jackson, K. (2010). Comparative Usage of Science E-book and Print Collections at Texas A&M University Libraries. Collection Management, 35(1), 15–28. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/57740213?accountid=14772 Kleiner, E., Rädle, R., & Reiterer, H. (2013). Blended Shelf: Reality-based Presentation and Exploration of Library Collections. In CHI ’13 Extended Abstracts on Human Factors in Computing Systems (pp. 577–582). Kleiner, E., & Schäfer, B. (2012). Augmented Shelf: Digital Enrichment of Library Shelves. In Mensch & Computer 2012 – Workshopband: interaktiv informiert – allgegenwärtig und allumfassend!? (pp. 541–544). LaMagna, M., Hartman-Caverly, S., & Danowitz, E. S. (2015). Integrating e-Books into Academic Libraries: A Literature Review. Internet Reference Services Quarterly, 20(1-2), 19–32. http://doi.org/10.1080/10875301.2015.1049396 Lamothe, A. R. (2010). Electronic Book Usage Patterns as Observed at an Academic Library: Searches and Viewings. The Canadian Journal of Library and Information Practices and Research, 5(1). Retrieved from https://journal.lib.uoguelph.ca/index.php/perj/article/view/1071#.Vq9byrIrKUk Lamothe, A. R. (2013). Comparing usage between selective and bundled e-monograph purchases. Collection Building, 32(3), 116–121. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/CB-03-2013-006 Li, R., & Klippel, A. (2012). Wayfinding in Libraries: Can Problems Be Predicted? Journal of Map & Geography Libraries, 8(1), 21–38. http://doi.org/10.1080/15420353.2011.622456 Link, F. E. (2012). Are we there yet? An analysis of e-book equivalent coverage in highly-circulated titles at The College of New Jersey Library. Collection Building, 31(4), 132–135. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/01604951211274034 111 Link, F., Tosaka, Y., & Weng, C. (2012). Employing Usage Data to Plan for an E-book Collection: Strategies and Considerations. Library Resources & Technical Services, 56(4), 254–265. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1496969427?accountid=14772 Lippincott, S. K., Brooks, S., Harvey, A., Ruttenberg, J., Swindler, L., & Vickery, J. (2012). Librarian, Publisher, and Vendor Perspectives on Consortial E-Book Purchasing: The Experience of the TRLN Beyond Print Summit. Serials Review, 38(1), 3–11. http://doi.org/10.1016/j.serrev.2011.12.003 Lodge, D. (2015). 50:50 by 2020. The Australian Library Journal, 64(3), 165–167. Retrieved from doi:10.1080/00049670.2015.1041217 Lonsdale, R., & Armstrong, C. (2010). Promoting your e-books: lessons from the UK JISC National e-Book Observatory. Program: Electronic Library and Information Systems, 44(3), 185–206. http://doi.org/10.1108/00330331011064212 Lynema, E., Lown, C., & Woodbury, D. (2012). Virtual browse: Designing user-oriented services for discovery of related resources. Library Trends, 61(1), 218–233. Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.084866410124&partnerID=tZOtx3y1 Malpas, C. (2013, April). The state of scholarly e-books today and tomorrow. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1650141725?accountid=14772 Mangen, A., Walgermo, B. R., & Brønnick, K. (2013). Reading linear texts on paper versus computer screen: Effects on reading comprehension. International Journal of Educational Research, 58, 61–68. http://doi.org/10.1016/j.ijer.2012.12.002 Marques de Oliveira, S. (2012). E‐textbooks usage by students at Andrews University. Library Management, 33(8/9), 536–560. http://doi.org/10.1108/01435121211279894 Martin, K., & Quan-Haase, A. (2013). Are e-books replacing print books? Tradition, serendipity, and opportunity in the adoption and use of e-books for historical research and teaching. Journal of the American Society for Information Science and Technology, 64(5), 1016–1028. Massis, B. E. (2011). “Serendipitous” browsing versus library space. New Library World, 112(3), 178–182. McAdams, J. (2011). A library instead of a lab: Forging a space partnership in a new building. In ASEE Annual Conference and Exposition, Conference Proceedings. Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.080051890041&partnerID=tZOtx3y1 McKay, D., Hinze, A., Heese, R., Vanderschantz, N., Timpany, C., & Cunningham, S. J. (2012). Theory and Practice of Digital Libraries. (P. Zaphiris, G. Buchanan, E. Rasmussen, & F. Loizides, Eds.)Lecture Notes in Computer Science (including subseries Lecture Notes in Artificial Intelligence and Lecture Notes in Bioinformatics) (Vol. 7489). Berlin, Heidelberg: Springer Berlin Heidelberg. http://doi.org/10.1007/978-3-642-33290-6 McMullen, A. (2012). Judging books by their (lack of) covers. The Bottom Line, 25(2), 41–43. http://doi.org/10.1108/08880451211256324 Medeiros, N. (2010). Every (e)book its (e)reader: book collections at a crossroads. OCLC Systems & Services: International Digital Library Perspectives, 26(4), 229–231. http://doi.org/10.1108/10650751011087576 112 Miller, R. E. (2015). Academic libraries should consider deselection of some electronic books. Evidence Based Library and Information Practice, 10(3), 93–95. Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.084947049374&partnerID=tZOtx3y1 Mincic-Obradovic, K. (2010). E-books in Academic Libraries. Jordon Hill: Elsevier Science. Retrieved from http://uunl.eblib.com.proxy.library.uu.nl/patron/FullRecord.aspx?p=1584470 Montgomery, S. E. (2014). Library Space Assessment: User Learning Behaviors in the Library. Journal of Academic Librarianship, 40(1), 70–75. Moore, K. B. (2015). Are We There Yet? Moving to an E-Only Collection Development Policy for Books. The Serials Librarian, 68(1-4), 127–136. http://doi.org/10.1080/0361526X.2015.1016836 Myrberg, C.; Wiberg, N. (2015). Screen vs. paper: what is the difference for reading and learning? Insights, (2), 49–54. Retrieved from http://doi.org/10.1629/uksg.236 Nicholas, D., Rowlands, I., Clark, D., Huntington, P., Jamali, H. R., & OllE, C. (2008). UK scholarly e-book usage: a landmark survey. Aslib Proceedings, 60(4), 311–334. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/00012530810887962 Outler, E. (2015). Mapping the Achieved Values of Legal Reference Books onto the Digital Future. Legal Reference Services Quarterly, 34(3), 177–195. http://doi.org/10.1080/0270319X.2015.1081006 Parks, B., & Geller, M. (2012). Books at JSTOR: An Interview with Bruce Heterick. Serials Review, 38(4), 262–265. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1541990477?accountid=14772 Paulus Jr, M. J. (2011). Reconceptualizing Academic Libraries and Archives in the Digital Age. Portal: Libraries and the Academy, 11(4), 939–952. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/914764909?accountid=14772 Pennington, T. M. (2012). Third space: creating a library environment that opens doors for collaboration, value, and student achievement. Retrieved from http://centralspace.ucmo.edu/handle/10768/119 Peterson, E. (2008). Browsing the Virtual Stacks: Making Electronic Reference Tools More Visible to Users. Public Services Quarterly, 4(3), 261–268. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/57680730?accountid=14772 Poe, F. (2011). UC Libraries Academic Ebook Usage Survey. Retrieved from http://www.scribd.com/doc/61482909/Academic-eBook-Usage-Survey Porion, A., Aparicio, X., Megalakaki, O., Robert, A., & Baccino, T. (2016). The impact of paper-based versus computerized presentation on text comprehension and memorization. Computers in Human Behavior, 54, 569–576. http://doi.org/10.1016/j.chb.2015.08.002 Price, J., & McDonald, J. (2008). To Supersede or Supplement: Profiling E-book Aggregator Collections vs. Our Print Collections. In Paper presented at the XXVIII Annual Charleston Conference, Charleston, North Carolina. Retrieved from http://ccdl.libraries.claremont.edu/ cdm/singleitem/collection/lea/id/161 Proctor, J. (2013). Avoiding ebook “big deals”: alternatives to ebook backlists. New Library World, 114(7-8), 301–307. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/NLW02-2013-0018 113 Rojeski, M. (2012). User perceptions of ebooks versus print books for class reserves in an academic library. Reference Services Review, 40(2), 228–241. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/00907321211228291 Ross, J. (1983). Observations of browsing behaviour in an academic library. College and Research Libraries, 44(4). Retrieved from http://search.proquest.com/docview/57083075?accountid=14772 Rowlands, I., Nicholas, D., Jamali, H. R., & Huntington, P. (2007). What do faculty and students really think about e‐books? Aslib Proceedings, 59(6), 489–511. http://doi.org/10.1108/00012530710839588 Rupp-Serrano, K., & Robbins, S. (2013). Information-Seeking Habits of Education Faculty. College & Research Libraries, 74(2), 131–141. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1417518602?accountid=14772 Ryder, V. (2013, April). The state of scholarly e-books today and tomorrow. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1650140628?accountid=14772 Sackstein, S., Spark, L., & Jenkins, A. (2015). Are e-books effective tools for learning? Reading speed and comprehension: iPad®i vs. paper. South African Journal of Education, 35(4). http://doi.org/10.15700/saje.v35n4a1202 Schoonover, D., & Kinsley, K. M. (2014). Stories From the Stacks: Students Lost in the Labyrinth. Journal of Access Services, 11(3), 175–188. Seger R. & Allen, L. (2015). STL: A Publisher’s Perspective. Against the Grain, 27(5), 28–30. Sewell, B. B. (2013). A Bookless Library, Part I: Relocating Print Materials to Off-Site Storage. Journal of Access Services, 10(1), 43–50. http://doi.org/10.1080/15367967.2013.738392 Sharp, S., & Thompson, S. (2010). “Just in case” vs. “Just in time”: e‐book purchasing models. Serials: The Journal for the Serials Community, 23(3), 201–206. Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.078149375886&partnerID=tZOtx3y1 Simon, C. (2011). Just the Facts: An Examination of E-Book Usage by Business Students and Faculty. The Reference Librarian, 52(3), 263–273. http://doi.org/10.1080/02763877.2011.556561 Smit, A. (e. a. . (2011). UKB Beleidsplan 2011-2015, De wetenschappelijke bibliotheek op weg naar “the cloud.” Retrieved from https://www.ukb.nl/sites/ukb/files/docs/bp1115.pdf Smith, D., Kinash, S., & Brand, J. (2013). Are the library shelves empty now that digital books have arrived? Education Technology Solutions, 54, 68–72. Retrieved from http://epublications.bond.edu.au/cgi/viewcontent.cgi?article=1048&context=tls Smyth, S., & Carlin, A. P. (2012). Use and Perception of Ebooks in the University of Ulster: A Case Study. New Review of Academic Librarianship, 18(2), 176–205. http://doi.org/10.1080/13614533.2012.719851 Soetenhorst, W. (2014). Law Publishers in the Twenty-First Century: Part of the Problem or Part of the Solution? or The Need for a Paradigm Shift in Publishing for the Legal Education Market. Legal Information Management, 14, 74–79. Retrieved from http://journals.cambridge.org/action/displayAbstract?fromPage=online&aid=920223 2&fileId=S1472669614000176 114 Staiger, J. (2012). How E-books Are Used: A Literature Review of the E-book Studies Conducted from 2006 to 2011. Reference & User Services Quarterly, 51(4), 355– 365. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1512200831?accountid=14772 Steele, C. (2008). Scholarly monograph publishing in the 21st century: The future more than ever should be an open book. Journal of Electronic Publishing, 11(2). Retrieved from http://www.scopus.com/inward/record.url?eid=2-s2.048749083473&partnerID=tZOtx3y1 Stempler, A. F. (2013). Navigating circular library stacks: a case study on signage. Reference Services Review, 41(3), 503–513. http://doi.org/10.1108/RSR-02-20130006 Stoop, J., Kreutzer, P., & G. Kircz, J. (2013). Reading and learning from screens versus print: a study in changing habits. New Library World, 114(9/10), 371–383. http://doi.org/10.1108/NLW-04-2013-0034 Stoop, J., Kreutzer, P., & Kircz, J. (2013). Reading and learning from screens versus print: a study in changing habits. New Library World, 114(7/8), 284–300. http://doi.org/10.1108/NLW-01-2013-0012 Tanner, M. J. (2014). Digital vs. Print: Reading Comprehension and the Future of the Book. iSchool Student Research Journal, 4(2). Retrieved from http://scholarworks.sjsu.edu/slissrj/vol4/iss2/6/ Tenopir, C., Volentine, R., & King, D. W. (2012). Scholarly Reading and the Value of Academic Library Collections: results of a study in six UK universities. Insights: The UKSG Journal, 25(2), 130–149. http://doi.org/10.1629/2048-7754.25.2.130 Vasileiou, M., Hartley, R., & Rowley, J. (2012). Choosing e-books: a perspective from academic libraries. Online Information Review, 36(1), 21–39. http://doi.org/http://dx.doi.org/10.1108/14684521211206944 Vasileiou, M., Rowley, J., & Hartley, R. (2012). Perspectives on the future of e-books in libraries in universities. Journal of Librarianship and Information Science, 44(4), 217–226. http://doi.org/10.1177/0961000611434759 Vasileiou, M., Rowley, J., & Hartley, R. (2012). The e-book management framework: The management of e-books in academic libraries and its challenges. Library & Information Science Research, 34(4), 282–291. http://doi.org/10.1016/j.lisr.2012.06.005 Volentine, R., & Tenopir, C. (2013). Value of academic reading and value of the library in academics’ own words. Aslib Proceedings, 65(4), 425–440. http://doi.org/10.1108/AP-03-2012-0025 Walters, W. H. (2013). E-books in Academic Libraries: Challenges for Acquisition and Collection Management. Portal: Libraries and the Academy, 13(2), 187–211. http://doi.org/10.1353/pla.2013.0012 Ward, S. M., Freeman, R. S., & Nixon, J. M. (2015). Academic E-Books : Publishers, Librarians, and Users. Purdue University Press. Waugh, M., Donlin, M., & Braunstein, S. (2015). Next-Generation Collection Management: A Case Study of Quality Control and Weeding E-Books in an Academic Library. Collection Management, 40(1), 17–26. http://doi.org/10.1080/01462679.2014.965864 Wayne, T. (2015). Our (Bare) Shelves, Our Selves. Retrieved from 115 http://www.nytimes.com/2015/12/06/fashion/our-bare-shelves-ourselves.html?action=click&pgtype=Homepage&region=CColumn&module=MostEmail ed&version=Full&src=me&WT.nav=MostEmailed&_r=2&utm_content=buffer7c107& utm_medium=social&utm_source=twitter.com Wells, D., & Sallenbach, A. (2015). Books and ebooks in an academic library. The Australian Library Journal, 64(3), 168–179. http://doi.org/10.1080/00049670.2015.1041216 Wolff, C., Rod, A. B., & Schonfeld, R. C. (2015). UK Survey of Academics 2015. Woolwine, D. E. (2015). Deaccession of Print Books in a Transitional Age II: Business, Sciences, and Interdisciplinary Studies. Library Philosophy and Practice, 0_1,1–18. Retrieved from http://search.proquest.com/docview/1749912220?accountid=14772 Young, J. (2014). A study of print and computer-based reading to measure and compare rates of comprehension and retention. New Library World, 115(7/8), 376–393. http://doi.org/10.1108/NLW-05-2014-0051 116