Visie op het sociale domein in het Westerkwartier Het wenkend perspectief in 2016 Februari 2014 Samen aan de slag We hebben als vier gemeenten in het Westerkwartier besloten om binnen het sociale domein zoveel als mogelijk samen op te trekken. Vanuit het Rijk staan tot 2016 drie transities op stapel waarmee gemeenten een groot aantal nieuwe taken krijgen toebedeeld. Gemeenten krijgen daarbij de opdracht mee deze taken anders op te pakken dan dat onder de bestaande regelingen wordt gedaan: dichter in de buurt van de inwoners en met minder middelen. Transitie vraagt dus om transformatie. Om de nieuwe taken die op ons afkomen goed op te kunnen pakken, is het werken in congruente samenwerkingsverbanden tevens een voorwaarde die door de rijksoverheid aan gemeenten wordt gesteld. Het Westerkwartier is een samenwerkingsverband waar op verschillende sociale dossiers al vele jaren wordt samengewerkt. Naar aanleiding van de nieuwe ontwikkelingen hebben we daarom besloten één gezamenlijke visie op het hele sociale domein te ontwikkelen. Onder het sociale domein verstaan wij het overheidsbeleid dat gericht is op de verschillende levensgebieden van onze inwoners. Deze levensgebieden betreffen: werk en inkomen, onderwijs, vrije tijd, maatschappelijke en sociale participatie, opvoeden en opgroeien, fysieke en geestelijke gezondheid, veiligheid, wonen en mobiliteit. Onder invloed van verschillende factoren zijn inwoners in de loop van de tijd steeds afhankelijker geworden van ondersteuning en zorg die georganiseerd wordt vanuit de overheid. Het is van belang deze trend te doorbreken. De transitie vraagt dus ook om transformatie: de dagelijkse leefwereld van de inwoner en de eigen kracht van de inwoner moeten weer centraal staan. Dat versterkt de eigen regie en eigenwaarde van inwoners, en maakt wederkerige verantwoordelijkheid binnen de samenleving weer vanzelfsprekend. Alleen dan bloeit de maatschappij op en blijft zorg en ondersteuning aan kwetsbare inwoners betaalbaar. Het Rijk hevelt zorg­ en ondersteuningstaken over naar de gemeenten omdat zij effectiever kunnen werken: gemeenten weten beter wat er speelt bij hun inwoners, zijn op de hoogte van aanwezige voorzieningen en kunnen beter inspelen op de ondersteuningsbehoefte. De transitie van taken op diverse leefgebieden naar gemeenten, maakt dat gemeenten in staat zijn om budgetten te ontschotten. Dit leidt ertoe dat de ondersteuningsbehoefte van de burger meer integraal en efficiënt kan worden ingevuld: één gezin, één plan, één zorgcoördinator en één werk­ wijze. Er wordt een nieuwe rol en werkwijze van alle betrokkenen gevraagd: meer inzet van eigen kracht van de burger, hun omgeving en vrijwilligers, voordat of terwijl professioneel georganiseerde ondersteuning wordt geboden. Dit vraagt een kanteling in denken en doen bij inwoners, gemeenten en maatschappelijke partners; ook wel ‘transformatie’ genoemd. Hierbij moeten fundamentele keuzes worden gemaakt en dit vereist visie: � � Hoe ziet het Westerkwartier er in 20161 uit, als de transformatie is geslaagd? Hoe kijken de gemeenten aan tegen de mens in de maatschappij? Wat is precies ‘Eigen kracht, regie oppakken'? 1 Onze visie beschrijft de gewenste situatie in 2016. We hebben voor deze termijn gekozen omdat – zoals het nu lijkt – de decentralisaties op dat moment gerealiseerd zijn. 1 � Welke rollen moeten de gemeenten vervullen richting inwoners en maatschappelijke partners? � En welke mijlpalen zijn vereist om dit te realiseren? Met een dergelijke visie kunnen de gemeenten vervolgens doelgericht aan de slag bij het verder uitwerken en vormgeven van taken en verantwoordelijkheden, efficiënte en effectieve werkwijzen, ambtelijke organisatie en besturing, en samenwerking met ketenpartners. Dit visiedocument dient als basis voor de maatschappelijke dialoog die wij in de komende periode met de betrokken gemeenteraden, adviesraden en maatschappelijke partners willen gaan voeren. Met vriendelijke groet, de colleges van burgemeester en wethouders van het Westerkwartier 2 Inhoudsopgave 1 2 Pilaren van de visie .........................................................................................................4 1.1 De situatie in 2013 ..................................................................................................4 1.2 Het toekomstig speelveld........................................................................................5 1.3 Onze kernwaarden ..................................................................................................5 1.4 De belangen van betrokkenen.................................................................................6 Visie sociale domein in het Westerkwartier ....................................................................7 2.1 Zelfredzame inwoners, ingebed in sociale omgeving...............................................7 2.2 Professioneel georganiseerde ondersteuning..........................................................8 2.3 Rol van de maatschappelijke organisaties ...............................................................8 2.4 Rol van de gemeenten ............................................................................................9 3 Mijlpalen.......................................................................................................................12 Bijlage 1: Externe ontwikkelingen .........................................................................................14 Bijlage 2: Belangen van betrokkenen ....................................................................................16 Bijlage 3: Ordening van het lokale sociale domein ................................................................18 3 1 Pilaren van de visie De visie op het sociale domein in het Westerkwartier is gebaseerd op een fundament van vier pilaren die richting geven aan de koers van de vier gemeenten: � De situatie in 2013: het vertrekpunt dat van invloed is op de mijlpalen die de regio moet realiseren bij het verwezenlijken van de visie; � Het toekomstig speelveld: de externe omgeving waarop de regio in de visie moet anticiperen; � Onze kernwaarden: de diepere drijfveren die de cultuur bepalen van de spelers in het sociale domein; � De belangen van betrokkenen: om in de toekomst succesvol te kunnen zijn, moet in de visie rekening worden gehouden met deze belangen. 1.1 De situatie in 2013 In de huidige situatie is er in het Westerkwartier een kleurrijke lappendeken aan vormen van samen­ werking. Men is zich ervan bewust dat een goed georganiseerde samenwerking vereist is. Het sociale domein is er klaar voor en gaat aan de slag. Kleurrijke lappendeken aan vormen van samenwerking De vier gemeenten in het Westerkwartier werken al enige jaren samen op het brede terrein van het sociale domein. Soms is die samenwerking intensief en strekt deze zich uit over het gehele Westerkwartier, soms is de samenwerking incidenteel en ad hoc en zijn niet alle vier gemeenten even intensief betrokken bij de samenwerking. Naast gemeenschappelijke regelingen, convenanten en programma's zijn er ook gelegenheidscoalities, deels gebaseerd op een gunstig moment (zoals het gezamenlijk verkrijgen van subsidies), goede persoonlijke verhoudingen tussen medewerkers en/of bestuurders of acute win­win situaties op welk terrein dan ook. De lappendeken is weliswaar kleurrijk en levert op afzonderlijke dossiers meerwaarde op, maar kost ook veel tijd en energie en vereist zorgvuldige afstemming op alle niveaus. Goed georganiseerde samenwerking vereist Het sociale domein strekt zich uit over gemeentegrenzen heen; zowel inwoners als instellingen houden zich niet aan gemeentegrenzen. Het is daarom voor de hand liggend om de beleidstaak in regionaal verband op te pakken, ook met het oog op de op handen zijnde decentralisaties en de discussie over intergemeentelijke samenwerking en herindeling. Dit vereist minimaal nauwe samenwerking op Westerkwartierniveau. Deze samenwerking moet gestructureerd, efficiënt en effectief worden georganiseerd. Het sociale domein is er in 2013 klaar voor en gaat aan de slag Er is alom een gevoel van urgentie om de handen ineen te slaan. Dat is zichtbaar bij: � De gemeenten en maatschappelijke partners. Zij vinden elkaar steeds beter op de inhoudelijke vraagstukken. Het besef dringt door dat een slag gemaakt kan worden in het meer effectief en efficiënt opereren in het sociale domein. � Bestuur en management van de vier gemeenten. De gemeenten beseffen dat samenwerking op regionaal niveau noodzakelijk is. Bestuurlijk functioneert op Westerkwartierniveau al enige jaren een afstemmingsoverleg tussen de portefeuillehouders welzijn van de vier gemeenten. De aanstaande decentralisaties vormen een belangrijk onderwerp voor dit bestuurlijk platform. Ook op ambtelijk niveau (secretarissen, managers en beleidsmedewerkers) wordt steeds meer ingezet op (formele) samenwerking. Daarbij zijn het geven van sturing en richting en het scheppen van randvoorwaarden belangrijke zaken voor de secretarissen en de managers. 4 � Het rapport ‘Grenzeloos gunnen’. Het rapport van de visitatiecommissie ‘Bestuurlijke Toekomst Groningen’ (“Grenzeloos gunnen”, 28 februari 2013) geeft een denkrichting aan voor een extra impuls aan de samenwerking in de provincie Groningen. De identiteit en de schaal van het Westerkwartier, en de intergemeentelijke samenwerking tot nu toe worden (h)erkend als sterke pijlers voor een nieuwe eenheid in het Westerkwartier. Al deze ontwikkelingen leiden ertoe dat betrokkenen het moment aangrijpen. Er is voldoende draagvlak bij inwoners, maatschappelijke partners, ambtenaren, bestuurders en tot slot de bestuurlijke moed om door te pakken. Het sociale domein is er in 2013 klaar voor en gaat aan de slag! 1.2 Het toekomstig speelveld Er is een aantal externe ontwikkelingen dat het toekomstig speelveld bepaalt (zie bijlage 1) en daarmee invloed heeft op het sociale domein. De belangrijkste ontwikkelingen zijn: � de verzorgingsstaat met een groeiende vraag naar zorg en voorzieningen; � medicalisering; � demografische ontwikkelingen (vergrijzing, krimp); � scheiden van wonen en zorg; � toenemende kosten; � overheveling taken en verantwoordelijkheden met minder budget; � toenemende onbalans van minder budget en meer kosten en taken; � herindeling gemeenten. De impact ervan voor gemeenten is: � balans hervinden tussen eigen kracht en professioneel georganiseerde ondersteuning; � meer en ander werk: nieuwe rolbepaling, regie nemen; � meer inzet op preventie (voorkomen), minder op curatie (genezen); � groter gebied, meer diversiteit en complexiteit; � toenemend belang van eigen netwerk bij inwoners; � zakelijker opereren: meer afstemming, goed communiceren. 1.3 Onze kernwaarden De derde pilaar voor de visie zijn onze kernwaarden: Vertrouwen, Kwaliteit en Verbinding. Deze kernwaarden bepalen de cultuur: het systeem van (on)geschreven regels, afspraken en overtuigingen die het gedrag van de gemeenten, de maatschappelijke partners en hun medewerkers bepalen. Vertrouwen Het begrip vertrouwen is in 2016 diep geworteld in het Westerkwartier. De gemeenten en hun maatschappelijke partners stralen ‘vertrouwen’ uit: vertrouwen in de eigen organisatie, de collega’s, de inwoners en de maatschappelijke partners. Dit vertrouwen is wederzijds. Kwaliteit Het Westerkwartier straalt in 2016 kwaliteit uit. Er is kwaliteit van leven voor de burger: een plezierige woon­ en werkomgeving, goed voorzieningenniveau en gevoel van veiligheid en geborgen­ heid. De dienstverlening van de gemeenten en de maatschappelijke partners is van hoge kwaliteit: 5 integrale oplossingen, maatwerk, duidelijke informatievoorziening, snelle levering en adequate controle, evaluatie en vervolgacties. Verbinding Verbinding is het antwoord op de trend van individualisering en het ‘ieder­voor­zich’ opereren van zorgverleners. Inwoners voelen zich verbonden met hun omgeving door gezamenlijke acties/ initiatieven. Maatschappelijke partners ontmoeten elkaar, weten van elkaar wat zij doen en werken nauw samen. Organisaties en medewerkers voelen zich verbonden met het gebied en hebben oog voor de omgeving. 1.4 De belangen van betrokkenen De vierde pilaar voor de visie zijn de betrokkenen en hun belangen (zie bijlage 2). Met deze belangen moet rekening worden gehouden om in de toekomst succesvol te zijn. De voornaamste belangen zijn: Belangen van inwoners � welbevinden; � beschikken over sociaal netwerk; � goede woon­/leefomgeving met voldoende voorzieningen; � gehoord/serieus genomen worden door de gemeenten en de maatschappelijke partners; � ondersteuning om te kunnen participeren; � beschikbaarheid van een vangnet (wanneer het eigen sociale netwerk niet volstaat). Belangen van Raad en College � mooie, leefbare gemeenten met tevreden inwoners; � duidelijke visie; � professioneel apparaat; � binnen financiële kaders; � kanteling van ‘voorzieningen’­gericht naar ‘eigen kracht’­gericht. Belangen van instellingen/aanbieders/maatschappelijke organisaties � goede ondersteuning/zorg; � toegevoegde waarde voor inwoners/cliënten; � constructieve samenwerking met gemeenten; � duidelijke opdracht, professionele opdrachtgever/regievoerder; � goede relatie met politiek/ambtenaren; � heldere visie bij gemeenten en heldere kaders waarbinnen samenwerking (met professionals én vrijwilligers) moet plaatsvinden; � voldoende mandaat en financiële middelen om hun werk te kunnen (blijven) doen; � werkgelegenheid. 6 2 Visie sociale domein in het Westerkwartier In deze visie beschrijven wij onze maatschappelijke ambitie, het wenkend perspectief in 2016: � Zelfredzame inwoners, ingebed in sociale omgeving � Professioneel georganiseerde ondersteuning met integrale benadering � Rol van de maatschappelijke organisaties � Rol van de gemeenten 2.1 Zelfredzame inwoners, ingebed in sociale omgeving Uitgangspunt is dat de inwoners van het Westerkwartier zoveel mogelijk zelfstandig en zelfredzaam zijn. Ze voeren zelf de regie op hun eigen leven en organiseren zelf de verschillende aspecten in het sociale domein zoals inkomen, wonen, vrije tijd, werk, etc. (zie figuur 1). Inwoners hebben oog voor hun leefomgeving, zowel voor de fysieke leefomgeving (de buurt/wijk) als voor de sociale leefomgeving (de mensen om hen heen). Zij voelen zich verantwoordelijk voor die leefomgeving, helpen elkaar en spreken elkaar ook aan op ieders verantwoordelijkheden. Inwoners zijn tolerant. Zij accepteren dat er verschil is in datgene wat iemand kan bijdragen aan de samenleving. Inwoners beschikken over een eigen netwerk in de sociale omgeving, bestaande uit familieleden, vrienden, kennissen, collega’s, buurtgenoten, clubgenoten, etc. Op dit netwerk wordt een beroep gedaan op momenten dat de zelfredzaamheid in de knel dreigt te komen. Bijvoorbeeld als er oppas voor de kinderen geregeld moet worden, de hond moet worden uitgelaten of iemand een lift naar het ziekenhuis nodig heeft, maar ook bij meer structurele ondersteuningsvragen, zoals de begelei­ ding van iemand met een verstandelijke beperking, hulp bij huishoudelijke klussen of de verzorging van een dementerende. Inwoners doen mee. Ze participeren in en leveren een zinvolle bijdrage aan de gemeenschap. De gemeenschap is ‘samen voorzienend’: mensen bundelen hun krachten om gezamenlijk te zorgen voor een aangename leefomgeving. Wederkerigheid is vanzelfsprekend: door iets voor een ander of het collectief te betekenen, zal het collectief op zijn beurt ook voor het individu klaar staan. Er is geen schroom om daadwerkelijk hulp te vragen wanneer dat nodig is. Daarnaast halen mensen er voldoening uit dat zij van betekenis zijn voor hun omgeving. Niet iedere inwoner kan zelfstandig functioneren in de gemeenschap. Voor deze mensen is het sociale netwerk extra belangrijk. Familie, vrienden, kennissen en buurtgenoten bieden díe onder­ steuning die nodig is om – naar vermogen – te kunnen blijven participeren in de gemeenschap. 7 Alleen als in enig stadium blijkt dat de zelfredzaamheid van een inwoner en diens netwerk ontoereikend is, kan het nodig zijn uit preventieve overwegingen professioneel georganiseerde ondersteuning in te zetten. 2.2 Professioneel georganiseerde ondersteuning Soms is het noodzakelijk dat de ondersteuning door het eigen netwerk wordt aangevuld met profes­ sioneel georganiseerde ondersteuning. Deze ondersteuning sluit aan bij de mogelijkheden van de inwoner en diens netwerk. De inwoner en/of diens netwerk houdt de regie. De ondersteuning is er primair op gericht dat mensen weer zelfstandig/zelfredzaam worden of zelfstandig te laten blijven. De eigen kracht wordt optimaal benut en versterkt. Dit betekent dat er verschillen kunnen bestaan in de manier waarop en de mate waarin ondersteuning wordt geboden aan inwoners. Iedere inwoner heeft immers andere mogelijkheden, zowel individueel (fysiek en mentaal) als met betrekking tot zijn/haar netwerk. De professioneel georganiseerde ondersteuning kent 0de, 1ste, 2de en 3de lijns voorzieningen (zie bijlage 3). De professioneel georganiseerde ondersteuning wordt aanvullend aan de informele ondersteuning ingezet, daar waar de ondersteuning uit de sociale omgeving (de 0de lijn) niet toereikend is. Integrale benadering Het leven van onze inwoners speelt zich af op meerdere leefgebieden. In 2016 wordt door alle betrokken maatschappelijke partners een integrale benadering gehanteerd. Dit betekent dat de scheidslijnen tussen de domeinen zijn vervaagd in de leefwereld van de burger, maar met name in de aanpak door de gemeenten en in de professioneel georganiseerde ondersteuning. De leefwereld van de inwoner is het uitgangspunt. Een integrale benadering betekent daarom niet alleen samenwerking op de verschillende domeinen, maar ook dat er één integraal plan wordt gemaakt met het hele gezin. Deze integrale benadering, gericht op de leefwereld van de inwoner, heeft gevolgen voor de rol van maatschappelijke organisaties en gemeenten. Als de zelfredzaamheid van inwoners in de knel komt, doen ze een beroep op hun sociale netwerk (de mensen om hen heen, zoals familieleden, vrienden, kennissen en buurtgenoten). Het komt voor dat het eigen netwerk nog niet of niet meer aanwezig of niet toereikend en is het noodzakelijk dat professioneel georganiseerde ondersteuning of hulp geboden wordt. Die is er primair op gericht dat mensen weer zelfredzaam worden en op eigen kracht kunnen meedoen aan de samenleving. De gemeentelijke voorzieningen vormen een vangnet voor de mensen: bieden ondersteuning wanneer inwoners er zelf en/of binnen hun sociale omgeving niet uitkomen. 2.3 Rol van de maatschappelijke organisaties De maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol bij het bevorderen van de zelfredzaam­ heid van de inwoners. Hun medewerkers bewegen zich op het snijvlak van de ‘leefwereld’ van 8 inwoners en de ‘systeemwereld’ waarin de professioneel georganiseerde ondersteuning is georganiseerd. Na jaren van professionalisering is het sociale domein in 2013 uit balans geraakt: maatschappelijke ondersteuning is hierdoor vooral een taak geworden van professionals en problemen zijn, onder invloed van diverse factoren, te veel gemedicaliseerd. Het proces van wederkerige verantwoordelijkheid tussen inwoners onderling zal door alle betrok­ kenen moeten worden gestimuleerd. De professional vormt het schakelpunt om deze verandering in denken en doen bij inwoners en zichzelf tot stand te brengen. Dit betekent een verschuiving van taken en rollen: in plaats van het zelf bieden van ondersteuning, krijgen professionals meer en meer de taak om met de burger te zoeken naar hulpbronnen en oplossingen in de eigen leefomgeving en het afstemmen van de professionele aanvullende ondersteuning. Maatschappelijke organisaties zijn proactief in hun samenwerking. Zij weten elkaar te vinden, kennen elkaar en elkaars expertise en mogelijkheden/beperkingen. Maatschappelijke organisaties zoeken elkaar op om samen integrale oplossingen te ontwikkelen en uit te voeren. De overgang van een verzorgingsstaat naar een veel dynamischer vorm van civil society2 vraagt om beleidsmatige lenigheid, goede communicatie tussen gemeenten en organisaties en duidelijke sturing van gemeenten op wat zij verwachten van de eigen inbreng van organisaties en welke ruimte organisaties krijgen om gemeentelijke beleidsdoelen te realiseren. 2.4 Rol van de gemeenten De gemeenten sluiten aan bij en werken in opdracht van de gemeenschap. De gemeenschap is op sociaal gebied ‘samen voorzienend’ en de gemeenten en maatschappelijke organisaties houden voeling met de gemeenschap om eventuele signalen op te pikken. Zij bemoeien zich er alleen mee als die gemeenschap er zelf niet goed uit komt. De inzet van de gemeenten draagt bij aan het bereiken van het doel ‘elke inwoner doet mee’: elke inwoner is – naar vermogen – zelfredzaam, met een stevige verankering in zijn sociale omgeving. De gemeenten bieden maatwerk. Dit betekent dat hun rol sterk afhankelijk is van de situatie die zich op dat moment voordoet. De rol van de gemeenten is daarom flexibel en wisselt. Dit betekent dat op het ene moment een sterk sturende rol gewenst is, terwijl op andere momenten een meer facilite­ rende rol wordt opgepakt. De gemeentelijke rol laat zich omschrijven aan de hand van diverse taken en bevoegdheden, waaronder: � Regisseren van het transformatieproces; � Toegang verlenen tot voorzieningen; � Organiseren van voorzieningen; � Optreden als maatschappelijk partner; � Toezicht houden, handhaven, controleren en evalueren; � Samenwerken met andere regisseurs. 2 De civil society (of burgermaatschappij) is de totale samenleving met authentieke inwoners, hetzij individueel, hetzij als een organisatie of netwerk, die hun kracht en inzicht aanwenden ten behoeve van die samenleving. In een civil society wordt de zelfsturende en authentieke kracht van de mens weer gezocht. 9 Regie van het transformatieproces Er is in 2013 een veranderproces gaande. Niet alleen de opvattingen en werkwijze van de gemeenten moeten veranderen, ook van de burgers en maatschappelijke organisaties verwachten wij een ‘change of mindset’. Om dit te bereiken moet de dialoog op gang komen tussen alle betrokken partijen in het maatschappelijke veld. Er moet een gezamenlijk gedragen visie worden ontwikkeld. De gemeenten hebben hierin een voortrekkersrol en regisseren de dialoog: komen alle aspecten aan bod, welke ruimte is nodig om te komen tot vernieuwing, welke stappen moeten worden gezet om de visie te kunnen uitvoeren, wie speelt welke rol, etc. Daarnaast spelen de gemeenten een belangrijke faciliterende rol: de gemeenten stellen partijen in staat om daadwerkelijk anders te gaan denken en handelen. Met andere woorden: de gemeenten stellen inwoners, maatschappelijke organisaties en zichzelf in staat om uitvoering te geven aan de visie. Het transformatieproces vraagt van maatschappelijke instellingen, gemeente en inwoners dat oude patronen die passen bij een verzorgingsstaat worden losgelaten om te kunnen groeien naar een 'samenredzame samenleving'. Dit is een cultuuromslag die veel tijd vraagt. Het transformatieproces zal zich dan ook uitstrekken over een periode van meer dan twee jaar en na 2016 nog doorontwikkeling vragen. Tijd, ruimte, bouwen aan wederzijds vertrouwen en aansluiten bij wat mensen zelf kunnen zijn daarbij belangrijke sleutelbegrippen. Echt kwetsbare inwoners mogen in dit proces niet tussen wal en schip raken. Toegang verlenen tot voorzieningen In 2015 worden diverse taken naar de gemeenten overgeheveld. Daarmee krijgen de gemeenten een grotere rol met betrekking tot de toegang tot voorzieningen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inrichting van deze toegang. Bijvoorbeeld in de vorm van een loket waar inwoners terecht kunnen voor informatie, advies en/of ondersteuningsaanvragen. Maar onder de toegang wordt – in voorkomende situatie – ook verstaan ‘indicatiestelling’: wie bepaalt welke ondersteuning geboden wordt en op welke manier is dit georganiseerd. Organiseren van voorzieningen De gemeentelijke taak beperkt zich tot het bieden van een vangnet3 en de inzet op preventie om eventuele problemen te voorkomen. De gemeenten zorgen voor voorzieningen die aansluiten bij de vraag van inwoners. Door inwoners te stimuleren meer gebruik te maken van hun eigen kracht en de mogelijkheden van hun sociale netwerk, ziet deze vraag er in 2016 anders uit dan in 2013. Dit betekent dat de gemeenten goed op de hoogte moeten zijn van de behoefte van de inwoners en de mogelijkheden in hun directe omgeving. Met betrekking tot de organisatie van voorzieningen hebben de gemeenten verschillende rollen: � Inkoper/opdrachtgever: de gemeenten geven heldere opdrachten die gestoeld zijn op de visie. Zij bewaken de gemaakte afspraken, maar daarnaast stimuleren, initiëren en helpen de gemeenten ontwikkelen. � Regisseur: de gemeenten bewaken de samenhang in de voorzieningen, de afstemming tussen partijen (benodigde ondersteuningsstructuur) en de kwaliteit van zorg en ondersteuning. � Makelaar: de gemeenten creëren bewustwording bij spelers in de civil society en verbinden (professionele) partijen aan elkaar. 3 Onder een vangnet wordt verstaan: ondersteuning die wordt geboden wanneer inwoners er zelf en/of binnen hun sociale omgeving niet uitkomen. 10 � � Facilitator: de gemeenten zorgen voor het mogelijk maken van de uitvoering van de visie door o.a. vermindering/versoepeling/aanpassing van regels, opheffing van de ‘verkokering’, aanpassing van vergunningen en het leggen van verbanden. Uitvoerder: de gemeenten zijn tevens uitvoerders van een aantal taken binnen het sociale domein. Voorbeelden hiervan zijn de sociale dienst4, het zorgloket, leerplicht en RMC5. Optreden als maatschappelijk partner De ontwikkelingen in het sociale domein zorgen voor een dynamisch krachtenveld met nieuwe rollen die op verschillende manieren ingevuld kunnen worden. Gemeenten en maatschappelijke organi­ saties hebben elkaar nodig om de ondersteuning binnen het nieuwe sociale domein tot een succes te maken en een nieuwe balans te vinden tussen 'eigen kracht' en professioneel georganiseerde ondersteuning. Er wordt veranderingsbereidheid en flexibiliteit van gemeenten en maatschappelijke organisaties gevraagd om echt te kunnen inzetten op versterking van burgerkracht en informele ondersteuning. Samenwerken met andere regisseurs Hoewel er de komende jaren veel taken en verantwoordelijkheden bij gemeenten worden ondergebracht, zijn er binnen het sociale domein nog tal van partijen actief die niet onder (directe) regie van de gemeenten staan, zoals het onderwijs, zorgverzekeringsmaatschappijen, huisartsen, etc. Daarnaast werken we ten behoeve van het sociale domein in het Westerkwartier ook met andere overheden samen: allereerst op gemeentelijk niveau met de centrumgemeente Groningen, de VGG, de VNG maar ook met de de provincie Groningen. Soms is de samenwerking ook provinciegrens overschrijdend. Voor het Westerkwartier zijn ook de ministeries van met name VWS en BZK partners in ons gezamenlijk transitieproces. Toezicht houden en handhaven Op grond van verschillende wetten binnen het sociale domein, hebben gemeenten ook een rol als bevoegd gezag. Zij zijn daarom tevens actief als toezichthouder en handhaver, bijvoorbeeld op het gebied van leerplicht en RMC, kinderopvang en kwaliteitscontrole. Ook deze rol moet gestoeld zijn op de visie zoals in de voorgaande paragrafen is geschetst. 4 De gemeenten Marum en Leek voeren deze taak niet zelf uit, maar besteden hem uit aan de ISD Noorderkwartier 5 Regionaal meld­ en coördinatiepunt voortijdig schoolverlaten 11 3 Mijlpalen De gemeenschappelijke visie vraagt om uitwerking en implementatie binnen het sociale domein. De visie beschrijft het sociale domein zoals dat er in 2016 uit moet gaan zien. Lokale samenleving, ondersteuningsstructuur en werkprocessen zullen daarbij anders moeten worden ingericht. Het verwezenlijken van de visie op het sociale domein betekent vooral een cultuurverandering voor alle betrokkenen. De mijlpalenplanning is de routekaart waarin de stappen worden benoemd om de gewenste verandering te realiseren. De mijlpalen worden vertaald in actieplannen, waarin wordt vastgelegd welke stappen er (wanneer en door wie) gezet zullen worden om de betreffende mijlpaal te realiseren. Dit veranderingsproces is een dynamisch proces. De mijlpalen functioneren daarom als leidraad en niet als harnas: gaandeweg kunnen stappen worden toegevoegd/weggelaten als blijkt dat dit voor het proces nodig is. Mijlpalen 1. Conceptvisie is vastgesteld door de colleges van B&W � � 2. Besproken in breed POW door de vier colleges van B&W vastgesteld Alle betrokkenen (inwoners, gemeenten, maatschappelijke partners) zijn zich bewust van de noodzaak van de transformatie � Actieplan ‘bewustwording’ is opgesteld, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen: Activiteiten tijdens het visievormingsproces (t/m januari 2014) o visie is intern gecommuniceerd bij gemeenten o visie is besproken met de Wmo adviesraden o visie is besproken met maatschappelijke partners o visie is vastgesteld door gemeenteraden Activiteiten na vaststelling van de visie (jan 2014 – dec 2016) o visiedocument staat op de website van de gemeenten o er is een gezamenlijke persconferentie belegd o inwoners zijn geïnformeerd over de visie en de gevolgen o Structurele communicatie over het veranderproces (aan de hand van ‘investeringsplan civil society’) Gerealiseerd juni 2013 7 mei 2013 29 mei 2013 december 2016 oktober 2013 oktober 2013 oktober 2013 november 2013 januari 2014 januari 2014 januari 2014 januari 2014 december 2016 12 3. De visie is geïmplementeerd binnen de gemeenten � Actieplan ‘implementatie binnen de gemeenten’ is opgesteld, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de gemeentelijke organisatie en de gemeentelijke verantwoordelijkheden. januari 2015 januari 2014 Gemeentelijke organisatie: o Competenties en functieprofielen zijn ontwikkeld o Werkprocessen en organisatie zijn aangepast Gemeentelijke verantwoordelijkheden; o 1­loket functie en Toegang gerealiseerd o Aanbod voorzieningen geactualiseerd o Toezicht en handhaving vastgelegd o Veiligheidsbeleid/Huiselijk Geweld aangepast o Subsidievoorwaarden/­beleid is geactualiseerd o Integraal cliënt­volgsysteem operationeel o Visie is doorvertaald in ondersteuningsplan passend onderwijs 4. De visie is geïmplementeerd bij de maatschappelijke partners � 5. Actieplan ‘implementatie bij maatschappelijke partners’ is gereed, aan de hand waarvan: o Wijze van samenwerken en rolverdeling is vastgesteld o Ondersteuningsstructuur is operationeel � OGGz­netwerk en coördinatie geïntegreerd � CJG geïntegreerd � Ondersteuningsplan passend onderwijs gereed � Zorgroutes vastgesteld o Prestatie­indicatoren zijn vastgesteld o Kwaliteitsnormen zijn vastgesteld o Dienstenovereenkomsten zijn geactualiseerd o Integraal cliënt­volgsysteem is geïmplementeerd o Methodiek één gezin, één plan is geïmplementeerd o Eigen Kracht benadering is geïmplementeerd o Samenwerkingsafspraken zijn geformaliseerd/convenant ondertekend De visie is geborgd en actieplannen zijn uitgevoerd � � januari 2015 januari 2014 januari 2016 De randvoorwaarden voor borging zijn gerealiseerd o Er is voldoende capaciteit o Er is voldoende competentie o Er is voldoende financiële ruimte (o.a. voor experimenten) Er wordt samengewerkt met andere overheden en partnerregisseurs 13 Bijlage 1: Externe ontwikkelingen De belangrijkste externe factoren zijn: � crisis / beperkte middelen � overheveling taken en verantwoordelijkheden � complexe samenleving � demografische ontwikkeling (vergrijzing, krimp) � herindeling gemeenten � medicalisering � scheiden van wonen en zorg De impact van deze externe factoren is: Impact van crisis / beperkte middelen � minder budget: - versobering / bezuinigingen - anders denken, creatief zijn - keuzes maken - faillissementen � minimalisering: - afbouw voorzieningen - behoefte andere voorzieningen (voedselbank) Impact van overheveling taken en verantwoordelijkheden � meer en ander werk: - meer verantwoordelijkheid - nieuwe rolbepaling, regie nemen - nieuwe competenties/vaardigheden - andere doelgroepen (kwetsbare doelgroep zonder professionele begeleiding) - meer kansen - werk/taken anders organiseren - nieuwe competenties � zakelijker: - grotere budgetverantwoordelijkheid (maar wel meer doen met minder middelen) - grotere regio's / schaalvergroting - voorzieningenveld opnieuw inrichten - meer samenwerken, meer samenhang Complexe samenleving � goed communiceren: - het verkondigen van de boodschap - andere ‘mindset’ bij inwoners, ketenpartners, medewerkers en gemeenten - belang van sterk netwerk bij inwoners en het netwerk te gebruiken � gedifferentieerd denken: maatwerk, oog voor verschillen / zwakkeren Demografische ontwikkelingen (vergrijzing, krimp) � straks ander ‘soort’ ouderen dan nu: langer fit, maar ook... langer ziek � meer aanspraak op voorzieningen/meer vraag naar zorg/hogere kosten � toenemend belang van eigen netwerk 14 � � � minder werknemers met ervaring groter potentieel aan vrijwilligers minder leeftijdsdifferentiatie in netwerken Herindeling gemeenten � moeilijke gezamenlijke besluitvorming tot 2018, makkelijker gezamenlijke besluitvorming na 2018 � meer afstemming - groter gebied, meer diversiteit - meer afstand tot inwoner � grotere gesprekspartner � zakelijker � minder voorzieningen 15 Bijlage 2: Belangen van betrokkenen Door de deelnemers aan de visieontwikkeling zijn de volgende belangen van betrokkenen benoemd: (dit is geen limitatieve opsomming) Belangen van inwoners � welbevinden: zelfredzaamheid en zingeving ervaren � goed leven, welzijn, gezondheid: - goede woon­/leefomgeving, leefbaarheid - goede zorg � gehoord worden/ serieus genomen worden / geholpen worden � aangepast werk dan wel dagbesteding � onderwijs � voldoende goede voorzieningen � betaalbaarheid � snelle hulp, dicht bij huis � ondersteuning om te kunnen participeren: o.a. genoeg middelen voor levensonderhoud, dagbesteding, sociaal netwerk. � keuzes kunnen maken � duidelijkheid � werk/inkomen � rolverdeling (soms als mantelzorger/vrijwilliger, ander moment als hulpvrager) Belangen van Raad en College � mooie/leefbare gemeente � tevreden inwoners � voldoende voorzieningen � duidelijke visie: keuzes kunnen maken en uitleggen, moeilijke beslissingen nemen � budgetteren � kiezers � professioneel apparaat � positie tegenover instellingen � geen escalaties � betaalbaar � balans � professionele ambtenaren � partijideologie � macht � groter verband (provincie/regio) Belangen van instellingen / aanbieders / maatschappelijke organisaties � Marktaandeel/continuïteit /medewerkers aan het werk � goede zorg leveren � goede werknemers � vertrouwen krijgen � tevreden klanten � duidelijke opdracht, professionele opdrachtgever / regievoerder � constructieve samenwerking � goede relatie met politiek/ ambtenaren 16 � � � � � � professioneel apparaat interne kwaliteit Professionele aanbiedingen Antwoorden formuleren op de vraag Duidelijkheid Gemeente(n) en maatschappelijke organisaties hebben elkaar nodig als samenwerkingspartner in de uitvoering van de ondersteuning aan inwoners. De gemeente heeft de regierol en is verantwoordelijk voor een duidelijke visie en heldere kaders waarbinnen deze samenwerking (met professionals én vrijwilligers) plaats moet vinden. Daarnaast hebben maatschappelijke organisaties voldoende mandaat en financiële middelen nodig om hun werk te kunnen (blijven) doen. 17 Bijlage 3: Ordening van het lokale sociale domein Nulde lijn Van de nulde lijn wordt gesproken als niet­professionele hulpverleners zorgbehoevenden op weg helpen naar de eigenlijke zorg/hulpverlening of elkaar ondersteunen in de zorg. Bijvoorbeeld een turnleerkracht die problemen met de motoriek van een kind vermoedt en ouders aanzet tot raadplegen van een arts, of een jongerenwerker die samen met een jongere meegaat naar een intake bij verslavingszorg. Of een pastoraal werkster die bij een huisbezoek psychische problemen vermoedt en aanzet om de GGz te raadplegen. Ook vrijwilligersorganisaties en zelfhulpgroepen worden tot de nulde lijn gerekend. Eerste lijn De eerstelijns hulp is de rechtstreeks toegankelijke hulp. Elke zorgzoekende kan zonder beperking een beroep doen op een hulpverlener. Dit kan een huisarts zijn, een thuisverplegende, de tandarts, de arts van een consultatiebureau, algemeen maatschappelijk werk e.d. Tweede lijn De tweedelijns hulp wordt gevormd door hulpverleners die slechts na verwijzing kunnen worden geconsulteerd. Bijvoorbeeld een gespecialiseerd arts waarnaar de huisarts doorverwijst, of een therapeut­psycholoog waarnaar een consultatiebureau doorverwijst. Derde lijn De derdelijns hulp is de dienstverlening waar professionele hulpverleners beroep op kunnen doen voor hun zorgverstrekking, zoals gespecialiseerde laboratoria of een expertisecentrum van een academisch ziekenhuis. De grens tussen deze niveaus is niet steeds duidelijk. Zo kunnen sommige gespecialiseerde artsen rechtstreeks bezocht worden, of kan men als (familie van een) patiënt zelf naar een psychiatrische kliniek stappen, waar men in de regel pas na doorverwijzing komt. 18