Volwassenen- en ouderenmonitor GGD Gelderland-Zuid Een gezondheidsonderzoek onder volwassen inwoners van regio Gelderland-Zuid naar gezondheid, welzijn, wonen, zorg en leefstijl Auteur Datum Afdeling Meta Moerman, Jolanda Terpstra (GGD Gelderland-Zuid) Esther Poort, Annemarie Venemans (De Onderzoekerij) maart 2014 Onderzoek, Innovatie, Gezondheidsbevordering en Beleid (OIBG) 3 van 81 Voorwoord Voor u ligt het eerste monitorrapport van GGD Gelderland-Zuid! Voor mij is dit bijzonder, omdat ik vanuit het RIVM aan de basis stond van dit eerste landelijke volwassenen en ouderenmonitoronderzoek dat samen door alle GGD’en en het RIVM en het CBS is uitgevoerd. Voor gemeenten is inzicht in de gezondheidssituatie van de inwoners belangrijk om hun beleid op te kunnen baseren. De onderwerpen die aan bod komen in dit onderzoek zijn samen met de gemeenten opgesteld. Zo biedt dit onderzoek, met het oog op de transities in het sociale domein, veel inzicht in onderwerpen die voor gemeenten van belang zijn. Dat bleek ook uit de presentaties aan wethouders en ambtenaren Volksgezondheid. Het gesprek ging over mantelzorg geven en mantelzorg krijgen, wel of niet kunnen uitvoeren van de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen en ondersteuning bij bijvoorbeeld financiële zaken. Gemeenten realiseren zich dat preventie bespaart op kosten en dat ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers steeds belangrijker wordt. In dit rapport is de sociale uitsluitings-index opgenomen, is de kwetsbaarheid van ouderen in beeld gebracht en is gevraagd naar leefstijl en omgeving. Gezondheidswinst is te behalen door verandering van leefstijl. Opvallend is dat gemiddeld nog bijna een kwart van de bevolking rookt. Bijna de helft van de inwoners heeft overgewicht. Aangezien dit een zelf gerapporteerd overgewicht is, is het aantal inwoners met overgewicht waarschijnlijk hoger. Bemoedigend hierbij is dat veel rokers en te dikke mensen aangeven hulp te willen hebben bij het veranderen van hun gedrag/gewoonte. In deze rapportage zijn, voor het eerst, de uitkomsten van de 18 gemeenten die het verzorgingsgebied van GGD Gelderland-Zuid vormen bij elkaar gezet. Opvallend zijn de grote verschillen tussen gemeenten. Dit vraagt om een aanpak op maat in iedere gemeente. Maar er zijn ook verschillen binnen een gemeente. Verschillen in gezondheid die vaak samenhangen met verschil in opleiding, maar ook met godsdienst of etniciteit. Tot slot is opvallend het grote aandeel volwassenen dat een verhoogd risico loopt op een depressie of angststoornis. Wetend dat psychische ongezondheid voor een groot deel van de totale ziektelast zorgt, is het van belang hier blijvende aandacht voor te hebben en preventie al op jonge leeftijd te starten. De gemeenten gebruiken deze uitkomsten als input voor hun gemeente-, wijk- en regionaal gezondheidsbeleid. Ik hoop dat ook regionaal en lokaal werkende instellingen hiermee hun voordeel doen, net als de medewerkers bij de eerstelijnsvoorzieningen. Wij gaan graag met u in gesprek over de uitkomsten van het onderzoek. Werken aan een gezonde bevolking van Gelderland-Zuid doen we immers samen! Moniek Pieters, Directeur Publieke Gezondheid GGD Gelderland-Zuid 4 van 81 Inhoudsopgave Samenvatting 7 1. Inleiding 1.1 Het wettelijk kader 1.2 De monitorcyclus van de GGD Gelderland-Zuid 1.3 Het model van Lalonde als uitgangspunt 1.4 Doelstelling gezondheidsmonitor 2012 1.5 Leeswijzer 13 13 13 14 15 15 2. Methode van onderzoek 2.1 Werkgebied GGD Gelderland-Zuid 2.2 Onderzoekspopulatie 2.3 Steekproef 2.4 Onderzoeksopzet 2.5 Vragenlijst 2.6 Gegevensverwerking en analyses 17 17 17 17 18 18 19 3. Respons 3.1 Respons 3.2 Representativiteit en weging 21 21 21 4. Algemene kenmerken 4.1 Leeftijd en geslacht 4.2 Burgerlijke staat en huishoudenssamenstelling 4.3 Etniciteit 4.4 Sociaaleconomische status 4.5 Financiën 23 23 24 25 26 27 5. Gezondheid 5.1 Gezondheid 5.1.1 Langdurige ziekten en aandoeningen 5.1.2 Valongelukken 5.1.3 Overgewicht 5.2 Functioneren en kwaliteit van leven 5.2.1 Ervaren gezondheid 5.2.2 Geluk 5.2.3 Lichamelijke beperkingen 5.3 Psychische gezondheid 5.3.1 Risico op angststoornissen en depressie 5.3.2 Vergeetachtigheid 5.3.3 Regie over eigen leven 5.3.4 Kwetsbaarheid 29 29 29 31 32 34 34 36 36 38 38 39 40 42 6. Leefstijlfactoren 6.1 Roken 6.2 Alcohol 6.3 Bewegen 6.4 Groente en fruit 6.5 Slaap- en kalmeringsmiddelen 45 45 46 47 50 51 5 van 81 7. Fysieke omgeving 7.1 Binnenmilieu 7.2 Geluid- en geurhinder 7.2.1 Geluidhinder 7.2.2 Geurhinder 7.3 Veiligheid 53 53 53 53 54 55 8. Sociale omgeving 8.1 Eenzaamheid 8.2 Huiselijk geweld 8.3 Contact buren en buurt 8.4 Sociale uitsluiting 8.5 Vrije tijd 8.6 Mantelzorg geven 8.7 Vrijwilligerswerk 57 57 58 59 60 61 62 63 9. Zorg en welzijnsvoorzieningen 9.1 Contact met de huisarts 9.2 Mantelzorg krijgen 9.3 Zelfstandigheid bij activiteiten in het dagelijks leven 9.4 Gebruik van en bekendheid met welzijnsvoorzieningen 65 65 66 67 68 10. Overzichtstabel 70 11. Conclusies en aanbevelingen 73 Bijlage 1: Wegen Bijlage 2: Tabellenboek GGD Gelderland-Zuid 19+ Bijlage 3: Vragenlijst 79 81 97 6 van 81 7 van 81 Samenvatting In dit rapport worden de resultaten beschreven van het GGD-gezondheidsonderzoek onder zelfstandig wonende volwassenen (19 tot 65-jarigen) en ouderen (65-plussers) in de regio Gelderland-Zuid. Dit onderzoek is in het najaar van 2012 uitgevoerd. In totaal hebben 22.332 personen de schriftelijke of digitale vragenlijst voor dit onderzoek ingevuld, een respons van 47%. Door weging zijn de resultaten representatief voor de inwoners van Gelderland-Zuid. In werkelijkheid zal de hier beschreven gezondheidssituatie echter iets ongunstiger zijn, omdat gezondere mensen vaker meedoen aan gezondheidsonderzoek. De onderwerpen in de vragenlijst zijn in overleg met gemeenten vastgesteld. Naast gezondheid en leefstijl is er aandacht voor onderwerpen uit de fysieke en sociale omgeving. Risicogroepen zoals kwetsbare ouderen, sociaal uitgeslotenen en mensen zonder regie over eigen leven zijn in het kader van de transities in het sociale domein in beeld gebracht. Er is gekozen voor het opstellen van een regiorapport Gelderland-Zuid waarin de resultaten van de afzonderlijke gemeenten en van de beide regio’s Rivierenland en Nijmegen worden beschreven. De tabellenboeken per gemeente met de cijfers van de volwassenen en ouderen, zijn al eerder aan gemeenten verstuurd. In dit rapport wordt de achtergrond van de cijfers geschetst. En worden de verschillen en overeenkomsten tussen de gemeenten inzichtelijk gemaakt. In het vervolgtraject zullen, in overleg met de gemeente(n), en naar aanleiding van de cijfers, factsheets worden gemaakt waarin per onderwerp, of per gebied, een verdieping van de resultaten plaatsvindt. Wie zijn de volwassenen in Gelderland-Zuid? In regio Gelderland-Zuid is 48% van de bevolking van 19 jaar en ouder een man. De volwassen bevolking bestaat voor circa 80% uit 19 tot 65 jarigen, 20% is 65 jaar of ouder. Van de inwoners van 19 jaar en ouder is 69% gehuwd of woont samen. Dit percentage is in regio Rivierenland significant hoger dan in regio Nijmegen (74% versus 66%). Gemiddeld is in de regio 16% van de volwassenen van niet-Nederlandse afkomst, vooral in het grensgebied wonen veel Duitsers. De grootste groep betreft personen van westerse herkomst (9%). In regio Nijmegen wonen meer mensen van niet-Nederlandse herkomst dan in Rivierenland (18% versus 12%). Bijna een kwart (23%) van de volwassenen in Gelderland-Zuid geeft aan moeite te hebben met rondkomen. Van de ouderen in Gelderland-Zuid moet 19% rondkomen van alleen AOW. Gezondheid: veel chronische klachten In totaal heeft 62% van de inwoners in Gelderland-Zuid minstens één chronische aandoening of klacht. Hoe ouder hoe meer klachten. Van de nagevraagde aandoeningen, komt hoge bloeddruk het meeste voor (18%), gevolgd door migraine (17%) en gewrichtsslijtage van heupen of knieën (15%). Het ministerie van VWS heeft diabetes aangewezen als een prioritaire ziekte en speerpunt voor beleid. In Gelderland-Zuid heeft 6% van de volwassen bevolking diabetes, al zitten risicogroepen hoger. Valongevallen zijn een belangrijk gezondheidsprobleem. In Gelderland-Zuid is 17% van de ouderen het afgelopen jaar gevallen, en 12% van de volwassenen. 8 van 81 Op basis van de door respondenten opgegeven waarden voor lengte en gewicht is bepaald of iemand ondergewicht of overgewicht heeft. Van de inwoners van Gelderland-Zuid heeft in totaal 47% overgewicht, waarvan 12% obesitas. In regio Rivierenland heeft 50% van de inwoners overgewicht, waarvan 14% obesitas. Deze percentages zijn significant hoger dan in regio Nijmegen waar 45% overgewicht heeft, waarvan 12% obesitas. De werkelijke percentages overgewicht kunnen hoger liggen door zelfrapportage van lengte en gewicht. Lengte wordt vaak overschat, terwijl het gewicht meestal te laag wordt ingeschat. Kwaliteit van leven; meeste mensen gelukkig De ervaren gezondheid is een samenvattende gezondheidsmaat van alle relevante gezondheidsaspecten voor de persoon in kwestie. In Gelderland-Zuid ervaart 76% de eigen gezondheid als goed tot zeer goed, 21% ervaart de eigen gezondheid als gaat wel en 3% als slecht of zeer slecht. De respondenten konden in de vragenlijst door middel van het aankruisen van een rapportcijfer (0-10) aangeven hoe gelukkig zij zich (over het algemeen) voelen. Gemiddeld voelt ruim negen van de tien inwoners zich gelukkig en geeft 7% van inwoners zich een onvoldoende als rapportcijfer voor geluk. Lichamelijk functioneren is een maat voor de kwaliteit van leven. In Gelderland-Zuid heeft 9% van de ouderen een beperking in zicht, 9% een beperking in gehoor en 22% geeft aan een beperking in mobiliteit te hebben. In totaal heeft 30% van de ouderen minstens één van deze drie lichamelijke beperkingen. Dit percentage is voor volwassenen drie keer zo laag (9% versus 30%). Geestelijke ongezondheid, grote ziektelast Psychische ongezondheid vormt een groot deel van de totale ziektelast onder de volwassen bevolking. In dit onderzoek is het risico op angststoornissen en depressie in kaart gebracht. In Gelderland-Zuid heeft 37% een matig risico op een angststoornis of depressie en 6% van de inwoners heeft een hoog risico hierop. Van de inwoners in Gelderland-Zuid vindt gemiddeld een kwart zichzelf vergeetachtig. Inwoners van 65 jaar of ouder vinden zichzelf vaker vergeetachtig dan inwoners jonger dan 65 jaar (32% versus 24%). Mensen die het gevoel hebben controle te hebben over hun leven, kunnen beter omgaan met problemen, waaronder gezondheidsproblemen. Regie over eigen leven is een beschermende factor tegen achteruitgang in lichamelijk functioneren bij mensen met chronische ziekten. Het grootste deel van inwoners heeft regie over eigen leven; gemiddeld geeft 8% aan niet de regie over het eigen leven te hebben. Kwetsbaarheid is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten. Het is op te delen in fysieke, sociale en psychische kwetsbaarheid. In Gelderland-Zuid kan ruim een kwart (27%) van de 65-plussers als kwetsbaar worden beschouwd. Bij 19% van de ouderen is er sprake van sociale kwetsbaarheid, 11% is psychisch kwetsbaar en 15% is fysiek kwetsbaar. 9 van 81 Leefstijlverandering levert gezondheidswinst op Van de inwoners van Gelderland-Zuid rookt gemiddeld bijna een kwart. Hoe ouder hoe minder vaak er (nog) gerookt wordt. Een op de drie inwoners (33%) heeft vroeger wel gerookt en 43% heeft nooit gerookt. In Gelderland-Zuid is 10% van de volwassenen een zwaar alcoholgebruiker: men drinkt dan minimaal één keer per week zes glazen of meer (mannen) of vier glazen of meer (vrouwen). Onder overmatig alcoholgebruik wordt het drinken van meer dan 21 glazen alcohol per week (mannen) of het drinken van meer dan 14 glazen alcohol per week (vrouwen) verstaan: 8% van de inwoners is een overmatig alcoholgebruiker. De norm voor gezond bewegen voor volwassenen is een half uur ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit bij volwassenen zijn wandelen met 5-6 km/uur (dus flink doorwandelen) en fietsen met 15 km/uur. In Gelderland-Zuid voldoet 66% aan de norm voor gezond bewegen. Van de inwoners in Gelderland-Zuid eet 36% dagelijks fruit en 45% eet dagelijks groente. Inwoners van regio Nijmegen eten vaker dagelijks groente dan inwoners van Rivierenland (49% versus 39%). Er is geen verschil tussen beide regio’s wat betreft het dagelijks fruit eten. Kalmerings- en slaapmiddelen zoals benzodiazepinen hebben een sterk verslavende werking. In Gelderland-Zuid heeft 6% van de inwoners de afgelopen 2 weken slaap- en kalmeringsmiddelen op doktersvoorschrift gebruikt. Hoe ouder hoe vaker deze middelen geslikt worden. Vrouwen vaker dan mannen. Fysieke omgeving ook van invloed op gezondheid In Gelderland-Zuid gaf 5% van de inwoners aan schimmel in de woon- of slaapkamer te hebben. Vier procent geeft aan dat het vaak te warm is in huis en 1% geeft aan dat het huis een geiser zonder afvoer heeft. Dit laatste geeft een verhoogd risico op koolmonoxidevergiftiging indien deze gassen niet via een schoorsteen het huis verlaten. Blootstelling aan (ongewenst) geluid en geur kan uiteenlopende effecten op de gezondheid hebben. Van de inwoners in Gelderland-Zuid geeft 12% aan ernstige geluidshinder te ondervinden. De buren vormen de belangrijkste bron van geluidshinder, gevolgd door verkeer. Daarnaast geeft 4% van de inwoners aan ernstige geurhinder te ondervinden, vooral van openhaarden/allesbranders, riolering/zuivering en landbouw/veeteelt. Inwoners van regio Rivierenland ervaren vaker geluidshinder (14% versus 10%) en ervaren ook vaker geurhinder dan inwoners van regio Nijmegen (5% versus 3%). Veiligheid en veiligheidsgevoelens kunnen een aspect zijn waardoor men minder tevreden is over de woonomgeving. In Gelderland-Zuid geeft 5% van de volwassenen aan zich wel eens onveilig te voelen overdag en 18% voelt zich ’s avonds of ’s nachts wel eens onveilig. 10 van 81 Sociale omgeving Eenzaamheid wordt gedefinieerd als het negatief ervaren verschil tussen de gewenste en gerealiseerde relaties. Zowel het aantal sociale contacten als de ervaren kwaliteit van de sociale contacten zijn bepalend voor gevoelens van eenzaamheid. Langdurige eenzaamheid heeft directe gevolgen voor de kwaliteit van leven en heeft een negatieve invloed op de gezondheid. Van de inwoners in Gelderland-Zuid is in totaal 38% eenzaam: 30% is matig eenzaam, 5% is ernstig eenzaam en 3% is zeer ernstig eenzaam. Ouderen zijn vaker eenzaam dan 19 tot 65 jarigen (46% versus 36%). Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Van de inwoners in Gelderland-Zuid geeft 8% aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Het gaat in de meeste gevallen om ‘psychisch en/of emotioneel geweld’ gevolgd door lichamelijk geweld. De sociale omgeving kan de gezondheid van een persoon zowel positief als negatief beïnvloeden. Als onderdeel van de sociale omgeving, is in de vragenlijst aandacht besteed aan de buurt. Driekwart van de inwoners in Gelderland-Zuid ziet de buren regelmatig (64% minstens één keer per week en 11% drie keer per maand). Zeven op de tien inwoners in Gelderland-Zuid doen ook wel eens iets voor de buren. Sociale uitsluiting is een belangrijke indicator van risicogroepen op het gebied van geestelijke gezondheid. In dit onderzoek is dit in kaart gebracht aan de hand van de sociale uitsluitingsindex. Deze index beslaat vier dimensies: sociale participatie, materiële deprivatie, toegang tot sociale rechten en normatieve integratie. Op basis van deze sociale uitsluitingsindex is in Gelderland-Zuid 9% van de inwoners enigszins sociaal uitgesloten en 4% is matig tot sterk sociaal uitgesloten. In Gelderland-Zuid geeft 10% van de inwoners langer dan drie maanden minstens acht uur per week mantelzorg. Ouderen en vrouwen geven vaker mantelzorg. Een op de drie inwoners doet vrijwilligerswerk. Dit werk kan zin geven aan het leven en brengt mensen met elkaar in contact, waardoor de kans op eenzaamheid verkleind wordt. Gebruik en behoefte aan zorg en welzijnsvoorzieningen De huisarts is een belangrijke schakel binnen de eerstelijn en het eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen of problemen over gezondheid en ziekte. Gemiddeld heeft in Gelderland-Zuid 73% van de inwoners het afgelopen jaar contact gehad met een huisarts. Het voorgaande jaar heeft 6% van de inwoners mantelzorg ontvangen. Vrouwen vaker dan mannen en ouderen vaker dan 19-65 jarigen. Mantelzorg wordt vooral gegeven door de echtgenoot/partner of door kinderen. 11 van 81 Om zicht te krijgen op de mate van zelfstandigheid is voor acht activiteiten die regelmatig uitgevoerd moeten worden, gevraagd in hoeverre men hier moeite mee heeft. Van de 65-plussers kan 19% geen zware huishoudelijke werkzaamheden verrichten, kan 17% geen bedden opmaken/verschonen, 15% niet wassen of strijken en 13% kan geen gebruik maken van eigen of openbaar vervoer. Hoe ouder, hoe meer mensen de activiteiten niet kunnen uitvoeren. Gemeenten zijn steeds vaker verantwoordelijk voor de financiering en organisatie van de welzijnsvoorzieningen in een gemeente. Van de inwoners maakt 32% gebruik van sport of bewegingsactiviteiten in de eigen gemeente en 8% zou deze willen gebruiken. 14% wil hulp bij het afvallen, 11% wil hulp bij spanning of stress en 7% wil hulp bij het stoppen met roken. Conclusies en aanbevelingen De bevindingen van dit gezondheidsonderzoek in Gelderland-Zuid onderstrepen het belang van de landelijke speerpunten voor gezondheidsbeleid (Roken, Overmatig alcoholgebruik, Overgewicht, Bewegen, Depressie en Diabetes). Binnen de regio Gelderland-Zuid zijn er daarnaast grote gezondheidsverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden. Maar gezondheidsverschillen zijn er ook tussen de diverse gemeenten in Gelderland-Zuid. En de gezondheid in beide voormalige GGD regio’s verschilt op diverse punten; zo hebben in Rivierenland meer inwoners overgewicht en voldoen minder inwoners aan de norm gezond bewegen. Inwoners van regio Nijmegen ervaren minder geluid- en geurhinder. Rivierenlanders doen vaker vrijwilligerswerk. Het is van belang de gemeentelijke cijfers goed te duiden, betekenis te geven, en na te gaan op welke manier een probleem aangepakt kan worden. Regionaal, gemeentelijk, maar vooral ook lokaal, in de wijk of ‘op het dorp’. Het verdient daarbij aanbeveling aan te sluiten bij de vele goede initiatieven die al lopen in het kader van Gezonde wijk/dorp, Gezonde gemeente en Rivierenland Gezond en de vele initiatieven in het hele zorg en welzijnsveld. Daarnaast is het belangrijk gebruik te maken van de kracht die al aanwezig is en deze, door verbindingen te leggen, te versterken. Denk hierbij aan verbindingen tussen preventie en curatie. Ofwel de thuiszorg en huisarts die samenwerkt met de gemeente, de GGD en welzijnsinstellingen. Aandacht voor lage SES groepen blijft enorm belangrijk, dit om verschillen in gezondheid niet groter te laten worden. Aandacht is ook belangrijk voor risicogroepen om te zorgen dat iedereen mee blijft doen en mee kán doen. 12 van 81 13 van 81 1. Inleiding 1.1 Het wettelijk kader Op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) hoort elke gemeente een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid op te stellen. Deze nota moet elke vier jaar geactualiseerd worden. De nota moet gebaseerd zijn op inzicht in de gezondheidssituatie van de lokale bevolking. De Wpg schrijft daartoe voor dat iedere vier jaar op gestandaardiseerde wijze, door epidemiologische analyse, inzicht wordt verkregen in de gezondheidssituatie van de bevolking. De gemeenten laten deze taak uitvoeren door de GGD. Op basis van de resultaten van hun onderzoek signaleert en adviseert de GGD de gemeenten bij de ontwikkeling van het gemeentelijk gezondheidsbeleid. Gemeenten en instellingen kunnen hiermee prioriteiten stellen bij de inzet van geld en menskracht voor maatschappelijk verantwoorde voorzieningen en activiteiten. Naast de algemene taak van gemeenten om inzicht te krijgen in de gezondheidssituatie van de bevolking, is in artikel 5a van de Wpg nog eens extra de taak van gemeenten over de ouderengezondheidszorg vastgelegd. In dit artikel, dat per 1 juli 2010 in werking is getreden, is de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventief gezondheidsbeleid vastgelegd. De gemeente draagt hiermee zorg voor het monitoren, signaleren en voorkomen van gezondheidsproblemen bij ouderen. 1.2 De monitorcyclus van de GGD Gelderland-Zuid GGD Rivierenland en GGD regio Nijmegen hanteren een monitorcyclus van vier jaar, waarin de gezondheid van de hele bevolking in kaart wordt gebracht. Omdat de problematiek in de verschillende leeftijdsgroepen (0-12 jaar, 12-18 jaar, 19-65 jaar, 65 jaar en ouder) verschilt, werden vier verschillende onderzoeken (monitors) uitgevoerd: elk jaar één. Door de monitors te herhalen, kunnen veranderingen in gezondheid en leefstijl van de bevolking worden gesignaleerd. De monitors zijn ook bedoeld om groepen in de bevolking te identificeren die naar verhouding een slechtere gezondheidssituatie hebben of meer risico lopen op (toekomstige) gezondheidsproblemen. Door het identificeren van deze risicogroepen kunnen beleidsmaatregelen en preventieve activiteiten gerichter plaatsvinden. De vragen in de monitors worden beïnvloed door nationale en lokale ontwikkelingen. Zo is een aantal jaren geleden gestart met een landelijk project met als doel standaardisatie van vraagstellingen. Binnen dit project genaamd ‘Lokale en Nationale Monitor’ werkt GGD Nederland samen met Actiz en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en CBS. GGD Gelderland-Zuid gebruikt zoveel mogelijk de standaardvraagstellingen van de lokale en nationale monitor. Deze vraagstellingen zijn vastgesteld op advies van (inter)nationale experts. Hierbij is gekeken naar de begrijpelijkheid van de vraag, maar vooral naar de betrouwbaarheid. Het zijn veelal gevalideerde vraagstellingen, die zo goed mogelijk de werkelijkheid weergeven. Wanneer iedereen gebruik maakt van de landelijke standaardvraagstellingen, kunnen regio’s met elkaar vergeleken worden en kunnen ook op landelijk niveau uitspraken over de gezondheidssituatie van de bevolking worden gedaan. In 2012 is voor het eerst een gezamenlijke Gezondheidsmonitor van GGD’en, RIVM en CBS uitgevoerd. GGD’en voerden de gezondheidsmonitor uit zoals ze gewend waren, waarbij de steekproef door het CBS is getrokken. CBS heeft eigen onderzoek uitgevoerd. In totaal hebben landelijk ongeveer 400 duizend personen (19 jaar en ouder) meegedaan aan het grootschalige onderzoek. 14 van 81 De resultaten van de gezondheidsmonitor worden onder meer gebruikt voor het lokale gezondheidsbeleid (gemeenten) en de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV) van het RIVM. Er is een basisvragenlijst (CBS en GGD) afgenomen met acht onderwerpen: alcoholgebruik, beperkingen, bewegen, chronische aandoeningen, ervaren gezondheid, lengte en gewicht, mantelzorg geven en roken. Daarnaast is er een vragenlijst, die alleen door GGD’en is gebruikt. Daarbij ging het om de onderwerpen: eenzaamheid, huiselijk geweld en psychische gezondheid. GGD Gelderland-Zuid heeft daarnaast nog ‘eigen vragen’ toegevoegd, deze zijn in overleg met de gemeenten bepaald. 1.3 Het model van Lalonde als uitgangspunt De Canadese minister van volksgezondheid, Lalonde, stelde al in 1974 vast dat de meeste gezondheidswinst buiten de gezondheidszorg is te behalen. Hij ging ervan uit dat factoren die de gezondheid beïnvloeden in vijf groepen zijn in te delen: - biologische factoren, - gedrag/leefstijl, - fysieke omgeving - sociale omgeving, - zorg- en welzijnsvoorzieningen (Lalonde, 1974). De gezondheidstoestand van een mens is het resultaat van de onderlinge wisselwerking tussen deze verschillende gezondheidsdeterminanten. In figuur 1.1 is het model van Lalonde, bewerkt door het RIVM, schematisch weergegeven. GGD Gelderland-Zuid streeft ernaar om in haar monitors vragen op te nemen naar al deze determinanten van gezondheid. ‘Gezondheid’ wordt dus in brede zin opgevat, vergelijkbaar aan de definitie van gezondheid die de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert (World Health Organization, 1948). De WHO definieert gezondheid als een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken. gedrag & leefstijl biologische factoren (geslacht, leeftijd etc.) zorg- en welzijnsvoorzieningen gezondheid fysieke omgeving sociale omgeving Figuur 1.1. Het model van gezondheid (Lalonde). 15 van 81 Een nieuw concept van gezondheid is opgesteld door Huber, genaamd ‘positieve gezondheid’. Hierin is gezondheid het vermogen van mensen om zich aan te passen, en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Dit concept richt zich niet alleen op de toestand van ‘compleet welbevinden’, zoals dat centraal staat in de huidige definitie van de WHO en waarbij bijna niemand gezond is. Deze WHO-definitie leidt – onbedoeldtot medicalisering. Volgens Huber stimuleert deze definitie de neiging van mensen en de zorg om voortdurend bezig te zijn met het bestrijden van ziekte en veronachtzaamt de mogelijkheden om een zinvol leven te leiden. Gezondheid is een dynamisch fenomeen en aandacht voor gezondheid moet worden gezien als een onlosmakelijk onderdeel van de levenskunst en niet als iets dat pas nodig is als zich ziekten aandienen. Ziekte moet, waar mogelijk, worden behandeld, maar daarnaast moet er ook aandacht zijn voor het versterken van veerkracht, zelfregie en health literacy - basisgezondheidsvaardigheden. In de vragenlijst van Gelderland-Zuid is geprobeerd aan te sluiten bij deze nieuwe definitie door bijvoorbeeld vragen op te nemen over regie over eigen leven, en een vraag over geluk. Ook wordt kwetsbaarheid in beeld gebracht, dat is een samengestelde variabele. 1.4 Doelstelling gezondheidsmonitor 2012 Het doel van de gezondheidsmonitor is het bieden van inzicht in de lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid en in factoren die gezondheid van de zelfstandig wonende 19-plussers in de 18 gemeenten van Gelderland-Zuid beïnvloeden. De gezondheidsmonitor draagt hiermee bij aan de ontwikkeling en evaluatie van beleid en interventies om de gezondheid van de inwoners te bevorderen, ziekten te voorkomen en de zelfredzaamheid te vergroten. 1.5 Leeswijzer In de rapportage die voor u ligt, worden de resultaten van de gezondheidsmonitor voor de regio Gelderland-Zuid gepresenteerd. Deze regio bestaat uit de gemeenten Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Groesbeek, Heumen, Lingewaal, Maasdriel, Millingen aan de Rijn, Neder-Betuwe, Neerijnen, Nijmegen, Tiel, Ubbergen, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel. Iedere gemeente heeft al een tabellenboek met de cijfers van de eigen gemeente ontvangen. In dit rapport worden de regionale resultaten gepresenteerd, indien er (opvallende) verschillen tussen de gemeenten zijn wordt dit ook gepresenteerd per gemeente. Ook wordt in deze rapportage ingegaan op verschillen tussen de twee ‘subregio’s’: regio Nijmegen en regio Rivierenland. Regio Nijmegen bestaat uit de gemeenten West Maas en Waal, Druten, Beuningen, Wijchen, Nijmegen, Heumen, Groesbeek, Ubbergen en Millingen aan den Rijn. Regio Rivierenland bestaat uit de gemeenten Culemborg, Buren, Neder-Betuwe, Geldermalsen, Tiel, Lingewaal, Neerijnen, Zaltbommel en Maasdriel. 16 van 81 In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet beschreven. De respons, representativiteit en weging worden besproken in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 komen de algemene kenmerken van inwoners aan de orde. In de hoofdstukken 5 t/m 9 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd voor achtereenvolgens gezondheid, leefstijlfactoren, fysieke omgeving, sociale omgeving en zorgen welzijnsvoorzieningen. Hoofdstuk 10 bevat een overzichtstabel van de verschillen tussen de gemeenten. Tot slot worden in hoofdstuk 11 de conclusies en aanbevelingen weergegeven. Referenties hoofdstuk 1 Lalonde M(1974). A New Perspective on the Health of Canadians. Ottawa, Ontario, Canada: Minister of Supply and Services Huber M et al. (2011). How should we define health? 2011; 343: d4163 doi; 10.1136/bmj.d4163. 243: 235-237 17 van 81 2. Methode van onderzoek 2.1 Werkgebied GGD Gelderland-Zuid Na de fusie van 1 juli 2013 bestaat GGD Gelderland-Zuid uit bovenstaande 18 gemeenten. De gemeente Mook en Middelaar is uitgetreden. In de regio wonen ruim een half miljoen inwoners (534.234). 2.2 Onderzoekspopulatie Alle inwoners van de regio die op 01-01-2013 19 jaar of ouder waren, kwamen in aanmerking voor deelname aan het onderzoek. Mensen die niet zelfstandig wonen, dat wil zeggen, mensen die wonen in een verpleegtehuis, een psychiatrisch ziekenhuis of een instelling voor verstandelijk gehandicapten, werden uitgesloten van het onderzoek. 2.3 Steekproef Door het CBS is een steekproef van 1.000 personen van 19-65 jaar per gemeente en 900 65plussers per gemeente getrokken. Zo kunnen de resultaten per doelgroep op gemeenteniveau bekeken worden. Daarnaast hebben de gemeenten Nijmegen, Groesbeek, Ubbergen en Beuningen de steekproef opgehoogd. De gemeente Nijmegen heeft dit voor de aandachtsgebieden van de stad gevraagd, de gemeente Groesbeek voor de Stekkenberg, de gemeente Ubbergen voor al haar dorpskernen en de gemeente Beuningen voor de gebieden langs de snelweg. Hiervoor komen aparte rapportages en besprekingen. 18 van 81 Door de steekproeftrekking door het CBS kon voorkomen worden dat inwoners in het onderzoek van de GGD én in het onderzoek van het CBS terecht kwamen. Met inachtneming van de inclusiecriteria (leeftijd en niet-geïnstitutionaliseerde) en benodigde aantallen per gebied is een aselecte steekproef getrokken uit de gemeentelijke basisadministratie. De respons, representativiteit en achtergrondkenmerken van de onderzoekspopulatie worden besproken in hoofdstuk 3. 2.4 Onderzoeksopzet De inwoners in de steekproef ontvingen eind september 2012 de eerste uitnodiging voor deelname aan het onderzoek. De uitnodiging bestond uit een kaart met daarbij een inlogcode, waarmee men de vragenlijst via internet kon invullen. Om de gelegenheid te geven de vragenlijst op papier in te vullen, is half oktober met de eerste herinneringsbrief een papieren versie van de vragenlijst meegestuurd. Tot slot is half november een tweede herinnering verstuurd. De herinneringsbrieven zijn niet verstuurd aan inwoners die tussentijds de vragenlijst hadden ingevuld of telefonisch hadden aangegeven niet aan het onderzoek mee te kunnen of willen doen. De ingevulde vragenlijsten zijn verwerkt tot een databestand. Dit databestand is naar het RIVM gestuurd voor een aantal analyses. Vervolgens heeft het CBS de weegfactoren en een aantal variabelen (inkomen en etniciteit), en de CBS respondenten van hun onderzoek uit deze regio toegevoegd. Het databestand wat terug is gegaan naar de GGD bevat dan alleen de antwoorden van de respondenten en dus geen naam, adresgegevens en inlogcodes. De NAW gegevens zijn na het onderzoek vernietigd. 2.5 Vragenlijst In de vragenlijst kwamen de volgende onderwerpen aan de orde: • Algemene kenmerken (geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, huishoudenssamenstelling, etniciteit, opleidingsniveau, financiële situatie); • Gezondheid (ziekten en aandoeningen, gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen, valongevallen, ervaren gezondheid, lichamelijke beperkingen, psychische gezondheid, risico op angststoornissen en depressie, regie over eigen leven, vergeetachtigheid); • • • • Biologische factoren (lengte en gewicht); Leefstijl (voeding, alcoholgebruik, roken en beweging); Fysieke omgeving (binnenmilieu, geluidshinder, vervoer en veiligheid); Sociale omgeving (contacten, eenzaamheid, tijdsbesteding, geluk, mantelzorg ontvangen en geven en huiselijk geweld); • Zorg- en welzijnsvoorzieningen (gebruik, behoefte, bekendheid en bereikbaarheid van voorzieningen). De vragenlijst is tot stand gekomen op basis van de wensen van gemeenten en ouderenorganisaties en het CBS. Daarnaast is rekening gehouden met de eisen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Ook is de vragenlijst afgestemd met de andere GGD'en in Oost Nederland. Met de vragen kunnen samengestelde variabelen berekend worden, zoals verschillende vormen van kwetsbaarheid en de sociale uitsluitingsindex. 19 van 81 De vragenlijst bestaat uit drie delen. Het eerste deel bevat de vragen over etniciteit, huishoudinkomen, opleiding, algemene gezondheid, lengte en gewicht, roken, mantelzorg geven en de belasting van de mantelzorger. Alle respondenten van het onderzoek van de GGD en van het onderzoek van het CBS hebben deze vragen ingevuld. In het tweede deel stonden de vragen over chronische aandoeningen, beperkingen, alcoholgebruik en bewegen. Alle GGD respondenten en een deel van de CBS respondenten hebben dit deel ingevuld. De overige vragen staan in deel drie, dat alleen door de GGD respondenten is ingevuld. Bij de formulering van de vragen is aangesloten bij de standaardvraagstellingen van de Lokale en Nationale Monitor. 2.6 Gegevensverwerking en analyses De resultaten in dit rapport betreffen de gehele 19 jaar en ouder doelgroep. De resultaten worden weergegeven in percentages. Het kan door afronding voorkomen dat de percentages in figuren en tabellen niet precies optellen tot 100%. Bij sommige onderwerpen kon men meerdere antwoorden aankruisen. Bij deze onderwerpen zijn de percentages bij elkaar opgeteld hoger dan 100%. In de figuren worden steeds de resultaten weergegeven voor de afzonderlijke gemeenten binnen regio Gelderland Zuid. Daarnaast staan in de figuren de gemiddelde waarden voor de regio Nijmegen en de regio Rivierenland weergegeven. Voor zover beschikbaar, worden in de tekst en figuren ook de Nederlandse cijfers vermeld. Voor een groot aantal onderwerpen (zie bijlage 2) zijn de verschillen tussen geslacht, leeftijd, opleiding en de gemeenten getoetst op statistische significantie. Hiervoor is gebruik gemaakt van een Chi-kwadraat toets. Een statistisch significant verschil betekent dat de rol van het toeval (zo goed als) uitgesloten is. Ook de verschillen tussen regio Nijmegen en regio Rivierenland zijn op deze manier getoetst. De analyses zijn gedaan binnen Complex Samples, zodat er rekening gehouden wordt met de onderzoeksopzet, met het statistisch programma IBM SPSS Statistics voor Windows versie 19.0 en versie 21. 20 van 81 21 van 81 3. Respons Dit hoofdstuk beschrijft de respons op de monitor en de mate waarin de inwoners die hebben meegedaan aan het onderzoek een goede afspiegeling zijn van de gehele bevolking van GGD Gelderland-Zuid. Ook wordt de methode van weging uitgelegd die in het kader van de representativiteit door het CBS is toegepast. 3.1 Respons Eind september 2012 hebben 49.416 zelfstandig wonende 19-plussers in de regio Gelderland-Zuid een uitnodiging gekregen om deel te nemen aan de monitor (inclusief 2.059 inwoners van de gemeente Mook en Middelaar). In de regio hebben 21.972 inwoners meegedaan aan het onderzoek (46%). Niet of zeer onvolledig ingevulde vragenlijsten zijn niet meegenomen in de analyses. Per gemeente varieert de respons van 42% tot 56%, waarbij de gemeente Heumen de hoogste respons heeft en de gemeente Groesbeek de laagste. Van het CBS zijn respondenten toegevoegd die een deel van de vragenlijst hebben ingevuld bij het onderzoek uitgevoerd door het CBS, de respons wordt dan 1% hoger. 3.2 Representativiteit en weging Om de respons zo representatief mogelijk te laten zijn voor de Nederlandse bevolking, wordt deze gewogen. Per respondent wordt een gewicht berekend, zodanig dat de achtergrondkenmerken van de gewogen respons in dezelfde verhouding zijn als de achtergrondkenmerken van de Nederlandse bevolking, die bekend zijn bij het CBS. Als er van een bepaalde bevolkingsgroep relatief weinig mensen in de respons zitten, krijgen deze een relatief hoog gewicht, en vice versa. Het CBS gebruikt het volgende weegmodel voor het gezondheidsonderzoek dat zij jaarlijks uitvoeren: Geslacht (2) x Leeftijd (17) + Burgerlijke staat (4) + Stedelijkheidsgraad (5) + Provincieplus (16) + Huishoudensgrootte (5) + Geslacht (2) x Leeftijd (3) x Burgerlijke staat (2) + Landsdeel (4) x Leeftijd (3) + Etniciteit (4) + Seizoen (4), waarbij tussen haakjes het aantal categorieën staan vermeld. Door te wegen op deze variabelen zal een selectieve respons binnen deze variabelen de resultaten niet vertekenen. Het weegmodel zal de selectieve respons bij andere achtergrondkenmerken, zoals gezondheid of opleiding, niet corrigeren. Meer informatie over het wegen staat in bijlage 1. 22 van 81 23 van 81 4. Algemene kenmerken Dit hoofdstuk beschrijft de algemene kenmerken van de inwoners van Gelderland-Zuid. Het gaat hierbij om sociaal demografische kenmerken die een belangrijke rol spelen bij het verklaren van verschillen in gezondheid, welzijn, zorgconsumptie en -behoefte. 4.1 Leeftijd en geslacht De leeftijdsopbouw en de samenstelling van de bevolking naar geslacht zijn van invloed op de gezondheid van de bevolking. Zo wordt de lichamelijke gezondheid bijvoorbeeld slechter naarmate men ouder wordt. Ook tussen mannen en vrouwen bestaan verschillen in gezondheid. Zo hebben mannen over het algemeen een slechtere leefstijl, maar vrouwen hebben vaker lichamelijke beperkingen. In regio Gelderland-Zuid is 48% van de volwassen bevolking van 19 jaar en ouder een man en 52% is vrouw. In Rivierenland is 49% man en in de regio Nijmegen betreft dit 48%. Figuur 4.1 geeft de leeftijdsopbouw naar geslacht van de volwassen bevolking voor de regio Gelderland-Zuid weer. De volwassen bevolking bestaat voor circa 80% uit 19 tot 65-jarigen; 20% is 65 jaar of ouder. 100 jaar en ouder 95 - 99 jaar 90 - 94 jaar 85 - 89 jaar 80 - 84 jaar 75 - 79 jaar 70 - 74 jaar 65 - 69 jaar 60 - 64 jaar 55 - 59 jaar 50 - 54 jaar 45 - 49 jaar 40 - 44 jaar 35 - 39 jaar 30 - 34 jaar 25 - 29 jaar 19 - 24 jaar 15 10 5 0 Vrouw Figuur 4.1: Leeftijdsopbouw naar geslacht Man 5 10 15 24 van 81 4.2 Burgerlijke staat en huishoudenssamenstelling De burgerlijke staat en de samenstelling van het huishouden zijn van invloed op de gezondheid. De kans op overlijden is voor bijna alle doodsoorzaken lager bij gehuwden dan bij niet-gehuwde, gescheiden of verweduwde mensen (Verweij, 2010). Deze verschillen in gezondheid zijn mogelijk het gevolg van verschillen in leefstijl tussen gehuwden en niet-gehuwden. Alleenstaanden leven gemiddeld genomen ongezonder en risicovoller dan gehuwden. Ook is een partner vaak een belangrijke bron van steun bij (gezondheids)problemen. Om een beeld te krijgen van de leefsituatie van de respondenten is gekeken naar de burgerlijke staat. Ook is gevraagd met wie men momenteel samenwoont: een partner/echtgenoot, kinderen, ouders of andere volwassenen of dat men alleen woont. Van de inwoners van 19 jaar en ouder in Gelderland-Zuid is 69% gehuwd of woont samen (zie tabel 4.1). Dit percentage is in Rivierenland significant hoger dan in regio Nijmegen (74% versus 66%). Ruim één op de drie (36%) inwoners van Gelderland-Zuid woont in een gezin met thuiswonende kinderen. Dit percentage is in regio Rivierenland significant hoger dan in regio Nijmegen (41% versus 33%). Zes procent van de volwassenen in Gelderland-Zuid woont in een eenoudergezin. Er is wat dit betreft geen significant verschil tussen de regio Rivierenland (7%) en de regio Nijmegen (6%). Tabel 4.1: Huishoudsamenstelling (%) naar regio Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen Gehuwd, samenwonend 69 74 66 Ongehuwd, nooit gehuwd geweest 19 14 22 Gescheiden 6 6 6 Weduwe, weduwnaar 6 6 6 In onderstaande figuur is het percentage alleenstaanden weergegeven per gemeente. Het percentage alleenstaanden in Gelderland-Zuid is 17%. In de regio Nijmegen wonen significant meer alleenstaanden dan in de regio Rivierenland (19% versus 13%). In de gemeente Nijmegen wonen significant meer alleenstaanden (23%) vergeleken met de regio. In de gemeenten Buren, Druten, Geldermalsen, Zaltbommel, West Maas en Waal, Lingewaal en Neder-Betuwe wonen significant minder alleenstaanden. 25 van 81 Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 Figuur 4.2: Percentage alleenstaanden 4.3 Etniciteit De gezondheidstoestand van allochtonen is over het algemeen minder goed dan die van autochtone Nederlanders (Verweij, 2012). Er blijken echter wel enkele uitzonderingen te bestaan, zowel wat betreft gezondheidsprobleem als herkomstgroep. Ook het zorggebruik van allochtonen wijkt af van dat van autochtone Nederlanders, maar niet altijd ten nadele van allochtonen. Verschillen in het zorggebruik tussen allochtone en autochtone Nederlanders variëren sterk tussen het soort zorgvoorziening en tussen herkomstgroepen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de definitie van het CBS om personen van nietNederlandse herkomst of Nederlandse herkomst te classificeren. Volgens die definitie wordt iemand tot de niet-Nederlandse bevolkingsgroep gerekend wanneer minstens één ouder in het buitenland is geboren. Een persoon is van Nederlandse herkomst indien beide ouders in Nederland zijn geboren ongeacht het geboorteland van de persoon zelf. In de regio Gelderland-Zuid is 16% van de volwassenen die de vragenlijst hebben ingevuld van niet-Nederlandse afkomst. De grootste groep betreft personen van westerse herkomst (9%). Daarnaast is 2% van Turkse herkomst, 1% van Marokkaanse herkomst, 0,6% van Surinaamse herkomst, 0,5% van Antilliaanse/Arubaanse herkomst en 3% heeft een andere niet-westerse herkomst. In de regio Nijmegen wonen meer mensen van niet-Nederlandse herkomst dan in de regio Rivierenland (18% versus 12%). 26 van 81 Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0% 10% 20% 30% Nederlands 40% 50% Niet-Westers 60% 70% 80% 90% 100% Westers Figuur 4.3: Percentage inwoners van Nederlandse en niet-Nederlandse (westers of niet-westers) herkomst 4.4 Sociaaleconomische status Daarnaast is de sociaaleconomische status een factor die de gezondheid kan beïnvloeden. Zo leven mensen met een laag inkomen korter en hebben mensen met een laag inkomen een minder goede ervaren gezondheid (Verweij, 2013). Het opleidingsniveau is in gezondheidsonderzoek de meest gebruikte indicator voor SES. In vragenlijstonderzoek krijgt de vraag over opleiding vaak een goede respons. Wel is het zo dat opleiding bij ouderen een minder goede afspiegeling van de sociaaleconomische status is, omdat de opleidingskansen door de jaren heen zijn toegenomen en ouderen daardoor gemiddeld lager zijn opgeleid dan jongeren. Hierdoor hebben gezondheidsverschillen tussen laagopgeleiden en hoogopgeleiden in veel gevallen voor een belangrijk deel te maken met het grote aandeel ouderen onder de groep laagopgeleiden. Dus dan is het niet duidelijk of een verschil in gezondheid door de leeftijd komt of door het opleidingsniveau. In de vragenlijst worden 10 opleidingsniveaus onderscheiden die teruggebracht worden naar 3 of 4 groepen. Laag (Lager Onderwijs (LO)), midden 1 (MAVO, LBO), midden 2 (HAVO, VWO, MBO) en hoog (HBO, WO). Indien er 3 opleidingsniveaus onderscheiden worden, dan zijn de twee laagste bij elkaar opgeteld (laag en midden 1). In dit rapport gaat het bij laag onderwijs alleen over de groep LO. 27 van 81 Onderstaand figuur 4.4 geeft het opleidingsniveau per gemeente weer. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0% Laag (LO) 10% 20% 30% Midden 1 (MAVO, LBO) 40% 50% 60% 70% Midden 2 (HAVO, VWO, MBO) 80% 90% 100% Hoog (HBO, WO) Figuur 4.4: Percentage inwoners met laag, midden of hoog opleidingsniveau 4.5 Financiën Naast opleiding is ook het inkomen een belangrijke indicator voor sociaaleconomische status. Wel dient hierbij te worden opgemerkt dat deze vraag in een enquête vaak niet wordt ingevuld, vandaar dat de inkomensgegevens van het CBS gekoppeld zijn. Het besteedbaar inkomen is met behulp van equivalentiefactoren gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Alle inkomens zijn herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden, waardoor de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar zijn. Tabel 4.2 geeft de resultaten weer. Van de inwoners in Gelderland-Zuid heeft 15% een inkomen van max € 15.200 en 24% heeft een inkomen van minimaal € 31.000. Tabel 4.2: Gestandaardiseerd huishoudensinkomen1 (%) naar regio Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen Max. 15.200 euro 15 11 17 15.200 t/m 19.400 euro 17 17 18 19.400 t/m 24.200 euro 20 20 20 24.200 t/m 31.000 euro 23 24 22 Meer dan 31.000 euro 24 27 23 1. Dit is het gestandaardiseerd inkomen dat is gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van een huishouden. CBS 2010 28 van 81 Ook is gevraagd of men in staat is om een onverwachte noodzakelijke uitgave van € 1.000 te betalen zonder daarvoor schulden te maken of leningen aan te gaan. Dit zegt iets over de ruimte die men heeft om bijvoorbeeld te sparen. Bijna een derde (31%) van de inwoners van Gelderland-Zuid geeft aan soms, meestal niet of nooit een onverwachte uitgave van € 1.000 te kunnen betalen. Bijna een kwart (23%) van de volwassenen in Gelderland-Zuid geeft aan moeite te hebben met rondkomen. Van de ouderen in Gelderland-Zuid moet 19% rondkomen van alleen de AOW. Er zijn wat dit betreft geen significante verschillen tussen Rivierenland en regio Nijmegen. Referenties hoofdstuk 4 Verweij A, Sanderse C (2010). Huishoudens: wat is de samenhang met gezondheid en zorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Verweij A, Sanderse C, Beer J de (2012). Etniciteit samengevat . In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Verweij A (2013). Sociaaleconomische status: Wat is de samenhang met gezondheid en zorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM 29 van 81 5. Gezondheid 5.1 Gezondheid 5.1.1 Langdurige ziekten en aandoeningen In dit onderzoek is het voorkomen van de belangrijkste chronische aandoeningen geïnventariseerd. Het gaat hierbij onder andere om de acht ziekten die in Nederland verantwoordelijk zijn voor het grootste gedeelte van de ziektelast (sterfte en ziekte samen): coronaire hartziekten, diabetes mellitus, beroerte, angststoornissen, COPD, longkanker, stemmingsstoornissen en nek- en rugklachten (Gommer et al., 2013). Ook is gevraagd naar minder ernstige maar toch zeer beperkende ziekten en klachten zoals migraine, astma en gewrichtsslijtage. In totaal is gevraagd naar twintig verschillende aandoeningen. Uit de cijfers van de landelijke monitor blijkt dat 60% van de volwassenen in Nederland minstens één chronische aandoening heeft (GGD'en, CBS en RIVM, 2012). In totaal heeft 62% van de inwoners in Gelderland-Zuid minstens één chronische aandoening of klacht. In regio Rivierenland heeft 64% van de 19-plussers minstens één chronische aandoening, in regio Nijmegen is dit 61% (verschil is niet significant). In de gemeente Nijmegen is het laagste percentage inwoners met minstens één chronische aandoening (zie figuur 5.1). In de gemeenten Buren, Groesbeek, Maasdriel en Ubbergen is het percentage inwoners met minimaal één chronische aandoening significant verhoogd. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Figuur 5.1: Percentage inwoners met minimaal één chronische aandoening 50 55 60 65 70 30 van 81 Laagopgeleiden hebben significant vaker chronische aandoeningen dan hoogopgeleiden (84% versus 51%). Bij inwoners van 65 jaar en ouder komen chronische ziekten significant vaker voor dan bij inwoners jonger dan 65 jaar (87% versus 57%). Ook vrouwen hebben significant vaker een chronische ziekte dan mannen (68% versus 56%). In onderstaande tabel is per aandoening het percentage inwoners weergegeven dat deze aandoening in de afgelopen 12 maanden had. Van deze aandoeningen komt in regio GelderlandZuid een hoge bloeddruk het meeste voor (18%), gevolgd door migraine (17%) en gewrichtsslijtage van heupen of knieën (15%). Tabel 5.1 Percentage inwoners met chronische aandoeningen in afgelopen 12 maanden naar regio Regio Regio Gelderland- Rivierenland Nijmegen Zuid Diabetes 7 5 6 Beroerte, hersenbloeding of herseninfarct 1 1 1 Hartinfarct <1 <1 <1 Andere ernstige hartaandoening 2 2 2 Kanker 2 2 2 Migraine 18 17 17 Hoge bloeddruk 20 18 18 Vernauwing van de bloedvaten in buik of benen 3 3 3 Astma of COPD 9 9 9 Psoriasis 3 4 3 Chronisch eczeem 5 6 6 Duizeligheid met vallen 4 4 4 Ernstige of hardnekkige darmstoornis 6 5 5 Onvrijwillig urineverlies Gewrichtsslijtage van heupen of knieën 7 7 7 16 15 15 6 5 6 Chronische gewrichtsslijtage Ernstige of hardnekkige aandoening van de rug 11 11 11 Andere ernstige of hardnekkige aandoening van de schouder 12 10 11 7 7 7 Andere ernstige of hardnekkige aandoening van elleboog, pols of hand Het aantal mensen met diabetes is sinds de tweede helft van de jaren negentig sterk gestegen (Baan & Poos, 2013). Dit komt deels door demografische ontwikkelingen maar het grootste deel van de stijging is te verklaren door epidemiologische ontwikkelingen, zoals de toename in overgewicht en een actievere opsporing door huisartsen. Het ministerie van VWS heeft diabetes aangewezen als een prioritaire ziekte en speerpunt voor beleid. Uit de landelijke cijfers blijkt dat 6% van de volwassen bevolking in Nederland diabetes heeft (GGD'en, CBS en RIVM, 2012). 31 van 81 In onderstaande figuur staat het percentage inwoners dat diabetes heeft per gemeente weergegeven. Dit betreft 6% in Gelderland-Zuid. Het percentage inwoners dat diabetes heeft is significant verhoogd in de gemeenten Buren (8%), Millingen aan de Rijn (9%) en Neder-Betuwe (9%). Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Figuur 5.2: Percentage inwoners met diabetes 5.1.2 Valongelukken Valongevallen zijn een belangrijk gezondheidsprobleem, dit geldt vooral voor ouderen. De ernst van het probleem bij het vallen van ouderen blijkt uit het grote aantal doden, ziekenhuisopnamen, spoedeisende hulpbehandelingen (SEH) en de hoge directe medische kosten (Veiligheid NL, 2013). In 2012 zijn er 84.000 65-plussers na een valongeval behandeld op de SEH-afdeling van een ziekenhuis. Per dag werden er 230 ouderen behandeld na een valongeval. In 2012 zijn er 2.503 personen van 65 jaar of ouder overleden als gevolg van een valongeval. In de monitor is aan zowel ouderen als volwassenen gevraagd hoe vaak men in de afgelopen drie maanden is gevallen: geen, één, twee, of meer dan twee keer. In onderstaande figuur is het percentage inwoners dat minimaal één keer is gevallen in de afgelopen drie maanden weergegeven. 32 van 81 Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 2 4 6 8 10 12 14 16 Figuur 5.3: Percentage inwoners dat de afgelopen drie maanden is gevallen In Gelderland-Zuid is 14% van de inwoners het afgelopen jaar gevallen. Er is wat dit betreft geen significant verschil tussen Rivierenland en de regio Nijmegen. Het percentage dat in de afgelopen drie maanden minimaal één keer is gevallen is in de gemeente Millingen aan de Rijn significant lager dan in Gelderland-Zuid. Andere gemeenten verschillen niet significant van de regio. Het percentage vrouwen dat is gevallen in de afgelopen drie maanden is hoger dan het percentage mannen dat de afgelopen 3 maanden is gevallen (15% versus 12%). Tevens vallen 65-plussers jaar significant vaker dan 19 tot 65-jarigen (17% versus 13%). Daarnaast komen valongevallen vaker voor bij laagopgeleiden dan bij hoogopgeleiden (18% versus 12%). 5.1.3 Overgewicht Op basis van de Body Mass Index (BMI) wordt bepaald of iemand ondergewicht of overgewicht heeft. De BMI wordt berekend door het gewicht (in kilogram) te delen door de lengte (in meter) in het kwadraat. Voor volwassenen wordt een BMI tussen de 20 en 25 als normaal beschouwd. Een BMI tussen de 18,5 en 20 wijst op ondergewicht, bij een BMI lager dan 18,5 wordt gesproken van ernstig ondergewicht. Bij een BMI van 25 of hoger is sprake van overgewicht. Bij een BMI van 30 of hoger spreekt men van obesitas. 33 van 81 Overgewicht is het resultaat van een verstoorde energiebalans: teveel energie-inname (voedsel) bij een te laag energieverbruik (lichamelijke activiteit) Visscher et al, 2013). Bij het ontstaan van overgewicht spelen psychische en sociale factoren zoals emoties een rol. Ook de sociale en fysieke omgeving zijn van belang. Overgewicht neemt toe in een samenleving die mensen uitnodigt tot veel eten en weinig bewegen, de zogenoemde obesogene samenleving. Mensen met ernstig overgewicht zullen gemiddeld genomen eerder overlijden dan mensen met een gezond gewicht. Voor mensen met ernstig overgewicht is dit ruim 3 jaar minder. Daarbij zullen zij meer jaren in ongezondheid doormaken, omdat chronische ziekten en lichamelijke beperkingen veel eerder optreden. Mensen met ernstig overgewicht verliezen op die manier 5,1 jaren aan gezonde levensverwachting. In totaal is ernstig overgewicht verantwoordelijk voor 5% van de sterfgevallen. Overgewicht, en vooral ernstig overgewicht (obesitas) hangt samen met tal van chronische aandoeningen waaronder diabetes mellitus type 2, hart- en vaatziekten, een aantal soorten kanker en aandoeningen aan galblaas en het bewegingsstelsel. Mensen met overgewicht hebben meer te maken met stigmatisering en lopen meer kans op psychische en psychosociale problemen als eenzaamheid, verdriet en gespannenheid. Mensen met ernstig overgewicht zijn ook vaker depressief. Overgewicht kan zowel de oorzaak zijn als het gevolg van psychische problemen. Uit de landelijke cijfers van de monitor blijkt dat 48% van de volwassen bevolking in Nederland overgewicht heeft waarvan 13% obesitas (GGD'en, CBS en RIVM, 2012). Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 10 20 matig overgewicht 30 40 ernstig overgewicht Figuur 5.4: Percentage inwoners met matig overgewicht en ernstig overgewicht 50 60 34 van 81 Van de inwoners van Gelderland-Zuid heeft 47% overgewicht waarvan 12% obesitas. In Rivierenland heeft 50% van de inwoners overgewicht, dit is significant meer dan in regio Nijmegen waar 45% overgewicht heeft. Er is tevens een significant verschil in het voorkomen van obesitas tussen regio Rivierenland en regio Nijmegen (14% versus 12%). Overgewicht komt meer voor in de gemeenten Buren, Druten, Millingen aan de Rijn, Lingewaal en Neder-Betuwe. In de gemeente Nijmegen komt significant minder overgewicht voor dan in Gelderland-Zuid. Het percentage inwoners met obesitas is significant verhoogd in Neder-Betuwe, in de gemeente Nijmegen is dit significant verlaagd. Van de mannen heeft 52% overgewicht wat significant hoger is dan het percentage vrouwen met overgewicht (41%). Vrouwen hebben echter significant vaker obesitas dan mannen (13% versus 11%). Inwoners van 65 jaar of ouder hebben vaker overgewicht of obesitas (60% en 17%) dan 19 tot 65-jarigen (44% en 11%). Tevens hebben laagopgeleiden significant vaker overgewicht en obesitas dan hoogopgeleiden (67% en 26% versus 35% en 7%). 5.2 Functioneren en kwaliteit van leven 5.2.1 Ervaren gezondheid Ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving genoemd, weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid. Ervaren gezondheid is een samenvattende gezondheidsmaat van alle relevante gezondheidsaspecten voor de persoon in kwestie (Galenkamp en Deeg, 2013). Deze onderliggende gezondheidsaspecten variëren per persoon, maar hebben vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid. Voorbeelden zijn ziekten, lichamelijke beperkingen en handicaps, fitheid, vermoeidheid en depressieve gevoelens. Ook leefstijlfactoren, zoals voeding, roken en lichamelijke activiteit kunnen het oordeel over de eigen gezondheid mede bepalen: 'Ik wandel iedere dag, dus ik ben gezond'. Hoe slechter iemand zijn of haar eigen gezondheid ervaart, hoe hoger de kans op overlijden. Dit lijkt een open deur, maar er zijn weinig maten die zo sterk voorspellend zijn voor sterfte. Van de volwassen bevolking in Nederland ervaart 77% de eigen gezondheid als goed tot zeer goed, 20% ervaart de eigen gezondheid als gaat wel en 4% als slecht of zeer slecht (GGD'en, CBS en RIVM, 2012). In de regio Gelderland-Zuid ervaart 76% de eigen gezondheid als goed tot zeer goed, 21% ervaart de eigen gezondheid als gaat wel en 3% als slecht of zeer slecht. Vrouwen rapporteren vaker een matig of slecht ervaren gezondheid dan mannen (26% versus 23%) en 65-plussers vaker dan 19 tot 65-jarigen (41% versus 20%). Met het ouder worden is er steeds een groter deel dat zijn/haar gezondheid als niet goed beschouwt. Onder de 85-plussers is het percentage met een matig of slechte ervaren gezondheid opgelopen tot 59%. Tot slot rapporteren laagopgeleiden vaker een matig of slecht ervaren gezondheid dan hoogopgeleiden (54% versus 14%). 35 van 81 In onderstaande figuur is het percentage inwoners dat zijn of haar eigen gezondheid als matig of slecht ervaart uitgesplitst naar gemeente. Geen enkele gemeente wijkt significant af van regio Gelderland-Zuid. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 5 10 Gaat wel 15 20 Slecht tot zeer slecht Figuur 5.5: Percentage inwoners dat de eigen gezondheid als matig of slecht ervaart 25 30 36 van 81 5.2.2 Geluk De respondenten konden in de vragenlijst door middel van het aankruisen van een rapportcijfer (0-10) aangeven hoe gelukkig zij zich (over het algemeen) voelen. In figuur 5.6 is aangegeven welk percentage inwoners per gemeente een onvoldoende heeft gegeven op deze vraag. In Gelderland-Zuid geeft 7% van de inwoners een onvoldoende als rapportcijfer voor geluk. In de gemeenten Geldermalsen, Heumen en Zaltbommel geeft een significant lager percentage inwoners een onvoldoende als rapportcijfer voor geluk. Het percentage met een onvoldoende lijkt op basis van de grafiek verhoogd te zijn in de gemeente Tiel. Dit is echter niet significant. Er is geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen met betrekking tot het rapportcijfer voor geluk. Hoogopgeleiden geven significant vaker aan zich gelukkig te voelen dan laagopgeleiden (96% versus 79% geeft een voldoende). Er is geen verschil gevonden tussen het ervaren geluk van 19 tot 65-jarigen en inwoners van 65 jaar en ouder. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Figuur 5.6: Percentage inwoners met een onvoldoende als rapportcijfer voor geluk 5.2.3 Lichamelijke beperkingen Lichamelijk functioneren is een maat voor de kwaliteit van leven. Lichamelijk functioneren verwijst naar het kunnen uitvoeren van lichamelijke functies en dagelijkse routine-activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn lopen, eten, aan- en uitkleden en boodschappentassen dragen. Ook de lichamelijke functies 'horen' en 'zien' zijn van belang voor het lichamelijk functioneren. Als er moeilijkheden bestaan in deze functies of activiteiten, spreken we van lichamelijke beperkingen. 37 van 81 In de vragenlijst is gevraagd of men beperkingen heeft op het gebied van gehoor, gezicht en mobiliteit (ondanks het gebruik van een hulpmiddel zoals bril of stok). In Nederland heeft 6% van de volwassenen een beperking in zicht, 4% een beperking in gehoor en 10% geeft aan een beperking in mobiliteit te hebben. In totaal geeft 15% van de Nederlandse volwassen bevolking aan minstens één van deze drie lichamelijke beperkingen te hebben (GGD’en, CBS en RIVM, 2012). In Gelderland-Zuid heeft 5% van de volwassenen een beperking in zicht, 4% een beperking in gehoor en 8% geeft aan een beperking in mobiliteit te hebben. In totaal geeft 14% van de inwoners aan minstens één van deze drie lichamelijke beperkingen te hebben. Zoals blijkt uit figuur 5.7 is het percentage inwoners met een beperking in de gemeente Tiel significant verhoogd (18%). Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 Figuur 5.7: Percentage inwoners met minstens één lichamelijke beperking in gehoor, gezicht of mobiliteit Zoals kan worden verwacht, hebben ouderen vaker minstens één beperking dan 19 tot 65-jarigen (30% versus 9%). Vrouwen hebben significant vaker minstens één lichamelijke beperking dan mannen (16% versus 11%). Tevens hebben laagopgeleiden significant vaker minstens één lichamelijke beperking dan hoogopgeleiden (44% versus 6%). 38 van 81 5.3 Psychische gezondheid Psychische ongezondheid vormt een groot deel van de totale ziektelast onder de volwassen bevolking. Psychische ongezondheid heeft vaak verstrekkende gevolgen voor de persoon zelf, maar ook voor de omgeving van de persoon en de maatschappij. Hierbij kan gedacht worden aan arbeidsongeschiktheid en daardoor verlies van werk en inkomen, maar ook aan sociale uitsluiting, fysieke klachten of zelfmoordneigingen (Driessen, 2011). Het is daarom belangrijk om psychische klachten vroegtijdig te onderkennen. Psychische klachten omvatten gevoelens van bijvoorbeeld angst, depressie, slaapverstoring en stress. Psychische stoornissen zijn o.a. dementie, schizofrenie, depressie en angststoornissen (Schoemaker, 2010). 5.3.1 Risico op angststoornissen en depressie Er is mogelijk sprake van een angststoornis indien heftige angstklachten optreden zonder dat er een reële bedreiging bestaat. Angststoornissen zijn te onderscheiden van normale gevoelens van vrees of angst door het ontbreken van die reële bedreiging. In beide gevallen zijn de symptomen hetzelfde: hartkloppingen, een droge mond, een beklemd gevoel, nerveuze spanning, prikkelbaarheid, rusteloosheid, verhoogde spierspanning en/of slaap- en concentratieproblemen (Balkom en Schoemaker, 2010). In 2007 werd het aantal personen van 18 tot 65 jaar met een angststoornis geschat op 79 per 1.000 mannen en 124 per 1.000 vrouwen (bevolkingsonderzoek NEMESIS) (de Graaf et al., 2010). Een aanhoudende neerslachtige stemming en een ernstig verlies aan interesse in bijna alle dagelijkse activiteiten zijn de belangrijkste symptomen van depressie. Iedereen ervaart wel eens neerslachtigheid, dit moet echter niet worden verward met depressie; de neerslachtigheid bij een depressie is heviger en klaart na een paar dagen niet vanzelf op (Meijer, 2012) . Volgens het bevolkingsonderzoek NEMESIS leed in 2007 naar schatting 6% van de Nederlandse bevolking van 18 tot 65 jaar aan een stemmingsstoornis (jaarprevalentie). Depressie komt tweemaal zo veel voor bij vrouwen als bij mannen. Depressie komt vooral veel voor in de leeftijdsgroep 25 tot 45 jaar en minder bij ouderen en kinderen (Schoemaker et al., 2012). In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een lijst van tien vragen (Kessler psychological distress scale, K10) die het risico op een angststoornis of een depressie in beeld brengt. De K10 bestaat uit vragen naar gevoelens in de afgelopen maand, zoals zenuwachtigheid, rusteloosheid, hopeloosheid, somberheid en depressiviteit. Uit de landelijke gegevens van de gezondheidsmonitor blijkt dat 34% van de volwassenen een matig risico op een angststoornis of depressie en 6% heeft een hoog risico (GGD’en, CBS en RIVM, 2012). In Gelderland-Zuid heeft 37% een matig risico op een angststoornis of depressie en bij 6% van de inwoners is dit risico hoog. In Rivierenland zijn deze percentages respectievelijk 35% en 6%, in de regio Nijmegen 38% en 5%. 39 van 81 Vrouwen hebben significant vaker een matig of hoog risico op een angststoornis of depressie dan mannen (48% versus 37%). Dit risico is tevens verhoogd bij laagopgeleiden ten opzichte van hoogopgeleiden (54% versus 37%). Bij 65-plussers is het percentage inwoners met een matig risico op angststoornis en depressie hoger dan bij inwoners jonger dan 65 jaar (43% versus 38%). In figuur 5.8 is het percentage inwoners met een matig of hoog risico op een angststoornis of depressie weergegeven per gemeente. Het risico op een angststoornis of depressie is significant lager in de gemeenten Geldermalsen, Heumen, Ubbergen, West Maas en Waal en Lingewaal. In de gemeente Nijmegen is het risico hoger dan gemiddeld in Gelderland-Zuid. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 5 10 15 20 matig 25 30 35 40 45 50 hoog Figuur 5.8 Percentage inwoners met een risico op angststoornis of depressie 5.3.2 Vergeetachtigheid Aan de respondenten is gevraagd of zij zichzelf vergeetachtig vinden. Als dat het geval is, kon men aangeven in hoeverre men zich daar zorgen over maakte, variërend in vijf antwoorden van ’helemaal geen zorgen’ tot ‘zeer veel zorgen’. Van de inwoners in Gelderland-Zuid vindt 25% zichzelf vergeetachtig, hierbij zit geen verschil tussen Rivierenland en regio Nijmegen. Ook is er geen verschil tussen mannen en vrouwen. Inwoners van 65 jaar en ouder vinden zichzelf vaker vergeetachtig dan inwoners jonger dan 65 jaar (32% versus 24%). Ook is er een significant verschil in vergeetachtigheid tussen de opleidingsniveaus; laagopgeleiden vinden zichzelf significant vaker vergeetachtig dan hoogopgeleiden (36% versus 21%). 40 van 81 In figuur 5.9 is het percentage inwoners met ervaren vergeetachtigheid uitgesplitst naar gemeente. In de gemeente West Maas en Waal vinden de inwoners zichzelf significant minder vergeetachtig vergeleken met de inwoners in de hele regio Gelderland-Zuid (20% versus 25%). De overige gemeenten verschillen niet significant van de totale regio. Van de inwoners van Gelderland-Zuid maakt 21% zich zorgen om zijn of haar vergeetachtigheid. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 5 10 15 20 25 30 Figuur 5.9: Percentage inwoners met ervaren vergeetachtigheid 5.3.3 Regie over eigen leven Mensen die het gevoel hebben controle te hebben over hun leven, kunnen beter omgaan met problemen, waaronder gezondheidsproblemen. Regie over eigen leven is een beschermende factor tegen achteruitgang in lichamelijk functioneren bij mensen met chronische ziekten. Het heeft ook een direct beschermend effect tegen depressieve symptomen, onafhankelijk van de aanwezigheid van één of meerdere chronische ziekten. Regie over eigen leven is vooral voor chronisch zieke ouderen belangrijk voor het behouden en bevorderen van hun welbevinden en autonomie (Bisschop, 2004). Behoud van regie over eigen leven is nodig om de zelfredzaamheid te bewaren en bij afnemende gezondheid en optredende beperkingen zich aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Op het moment dat de regiecapaciteit afneemt tot onder een kritische grens dreigt het risico van afhankelijkheid (Schuijt-Lucassen, 2006). 41 van 81 In de monitor volwassenen/ouderen wordt regie over eigen leven gemeten met de Pearlin & Schooler Mastery Scale. Deze vragenlijst bevat zeven items met antwoordcategorieën van 1 ‘helemaal mee eens’ tot 5 ‘helemaal niet mee eens’. In Gelderland-Zuid geeft 8% van de inwoners aan niet de regie over het eigen leven te hebben. In regio Rivierland is dit 8% en in regio Nijmegen is dit 7%. Inwoners van 65 jaar en ouder geven significant meer aan het gevoel te hebben niet de regie over het eigen leven te hebben dan inwoners van 19 tot 65 jaar (11% versus 7%). Tevens geven laagopgeleiden significant vaker aan niet de regie over het leven te hebben dan hoogopgeleiden (21% versus 4%). In onderstaande figuur is per gemeente het percentage inwoners weergegeven dat aangeeft geen regie over het eigen leven te hebben. In de gemeente Heumen zijn significant meer mensen die wél regie over hun eigen leven hebben vergeleken met Gelderland-Zuid. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 1 2 3 4 5 6 7 8 Figuur 5.10: Percentage inwoners dat aangeeft geen regie over het eigen leven te hebben 9 10 42 van 81 5.3.4 Kwetsbaarheid Kwetsbaarheid is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten (functiebeperkingen, opname, overlijden) (Gobbens et al., 2010). Het is op te delen in fysieke, sociale en psychische kwetsbaarheid. Bij fysieke kwetsbaarheid moet gedacht worden aan kracht, voeding, uithoudingsvermogen, mobiliteit, lichamelijke activiteit, evenwicht en zintuigelijke functies (zoals gehoor en zicht). Sociale kwetsbaarheid kent de elementen relaties en steun. Bij psychische kwetsbaarheid zijn cognitie (bijvoorbeeld geheugen), stemming en coping (bijvoorbeeld regie) meegenomen. Vragen met betrekking tot deze onderdelen zijn verspreid opgenomen in de vragenlijst. Kwetsbaarheid is op basis van bovenstaande index alleen uitgerekend voor ouderen. Onderstaande paragraaf gaat alleen over inwoners van 65 jaar en ouder. In Gelderland-Zuid kan 27% van de 65-plussers als kwetsbaar worden beschouwd, hierin is geen verschil aanwezig tussen regio Rivierenland en regio Nijmegen (zie figuur 5.11). In de gemeenten Beuningen, Heumen, Ubbergen en Lingewaal is het percentage algemene kwetsbaarheid lager dan in de regio Gelderland-Zuid. Algemene kwetsbaarheid wordt vaker ervaren door laagopgeleiden dan door hoogopgeleiden (44% versus 17%). Van de vrouwen is 36% kwetsbaar, bij mannen is dit 18%. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 5 10 15 20 25 Figuur 5.11: Percentage inwoners (65+) dat kwetsbaar is (algemene kwetsbaarheid) 30 35 43 van 81 Zoals hiervoor reeds beschreven, is algemene kwetsbaarheid op te delen in sociale, psychische en fysieke kwetsbaarheid. Bij 22% van de ouderen in Gelderland-Zuid is er sprake van sociale kwetsbaarheid, 20% is psychisch kwetsbaar en 15% is fysiek kwetsbaar. Er is een significant verschil in zowel sociale, psychische als fysieke kwetsbaarheid tussen inwoners met verschillende opleidingsniveaus. Van de laagopgeleiden ervaart 27% sociale kwetsbaarheid vergeleken met 20% van de hoogopgeleiden. Van de laagopgeleiden is 31% psychisch kwetsbaar ten opzichte van 14% van de hoogopgeleiden. Laagopgeleiden zijn ook vaker fysiek kwetsbaar dan hoogopgeleiden (27% versus 6%). Vrouwen zijn vaker sociaal, psychisch en fysiek kwetsbaar dan mannen. Referenties hoofdstuk 5 Baan CA, Poos MJJC (2013). Neemt het aantal mensen met diabetes mellitus toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Balkom AJLM van , Schoemaker C (2010). Angststoornissen samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Bisschop I (2004). Psychosocial resources and the consequences of specific chronic diseases in older age; The longitudinal Aging Study Amsterdam. Leiden: VU University Amsterdam. Driessen M (2011). Geestelijke ongezondheid in Nederland in kaart gebracht. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen Galenkamp H, Deeg DJ (2013). Wat is ervaren gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Gobbens RJ, Luijkx KG, Wijnen-Sponselee MT, Schols JM (2010). In search of an integral conceptual definition of frailty: opinions of experts. In: Journal of the American Medical Directors Association. 2010;11(5):338-43. Epub 2010/06/01. Gommer AM , Poos MJJC, Gool CH van (2013). Welke ziekten veroorzaken de grootste ziektelast (in DALY's)? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Graaf R de, Have M ten, Dorsselaer S van (2010). De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut Meijer S (2012). Depressie samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. 44 van 81 VeilgheidNL (2013). Valongevallen 65-plussers. Amsterdam: VeilgheidNL Visscher TLS, Bakel AM van, Zantinge EM (2013). Overgewicht samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Visscher TLS, Bakel AM van, Zantinge EM (2013). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van overgewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Schoemaker C (2010). Wat is psychische gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Schoemaker, Poos MJJC, Spijker J, Gool CH van, Foets M , Lucht F van der (2012). Hoe vaak komt depressie voor en hoeveel mensen sterven er aan? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Schuijt-Lucassen NY, Deeg DJ (2006). Predicting loss of mastery in older adults. Afdeling SociaalCulturele Wetenschappen, Faculteit der Sociale Wetenschappen, Vrije Universiteit, Amsterdam 45 van 81 6. Leefstijlfactoren 6.1 Roken Roken was in 2011 verantwoordelijk voor bijna 19.000 sterfgevallen in Nederland (Harbers, 2013). Bij mensen boven de twintig jaar is een groot deel van de sterfgevallen door longkanker, COPD en kanker in het hoofdhalsgebied te wijten aan roken. Roken is ook een risicofactor voor diverse andere aandoeningen, zoals aandoeningen aan hart- en bloedvaten. Behalve rokers lopen ook mensen die meeroken (passief roken) meer risico op onder meer longkanker en hart- en vaatziekten. Wanneer moeders tijdens de zwangerschap (passief) roken, lopen hun kinderen eveneens meer risico op gezondheidsproblemen. Ten opzichte van niet-rokers verliezen rokers in Nederland gemiddeld 4,1 levensjaren en 4,6 gezonde levensjaren. In vergelijking met andere risicofactoren is het verlies aan levensjaren voor roken het grootst. In de vragenlijst konden de respondenten aangeven of ze momenteel roken of dat ze vroeger gerookt hebben. In Nederland rookt in totaal 23% van de volwassenen en 33% heeft vroeger gerookt maar rookt nu niet meer (GGD’en, CBS en RIVM, 2012). Van de inwoners van Gelderland-Zuid rookt 23% wel eens, 33% rookt niet maar heeft vroeger wel gerookt en 43% heeft nooit gerookt. Er is geen verschil in rookgedrag tussen Rivierenland en regio Nijmegen. Inwoners van de gemeente Tiel roken significant vaker dan gemiddeld in de regio, 31% van de inwoners in Tiel rookt. In de gemeenten Heumen en Wijchen wordt significant minder gerookt dan in Gelderland-Zuid. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 2 4 6 Figuur 6.1: Percentage inwoners dat rookt 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 46 van 81 Mannen roken significant vaker dan vrouwen (26% versus 20%). Van de inwoners jonger dan 65 jaar rookt 25%; dit is significant meer dan inwoners ouder dan 65 jaar waarvan 13% rookt. Tevens roken laagopgeleiden significant vaker dan hoogopgeleiden (26% versus 17%). 6.2 Alcohol Het risico op gezondheidsschade door alcohol hangt af van het totale alcoholgebruik van de drinker, maar ook van het drinkpatroon dat iemand heeft (Kuunders, 2010). Het drinkpatroon houdt in hoeveel alcohol iemand per keer drinkt en hoe vaak. In het algemeen geldt: • Hoe hoger de totale consumptie van alcohol, hoe groter het risico op schade. • Hoe meer alcohol per keer wordt gedronken, des te ernstiger de schade (de aandoening of verwonding). Alcoholgebruik heeft invloed op bijna alle organen in het lichaam en hangt samen met ongeveer zestig verschillende aandoeningen. Hieronder vallen zowel chronische aandoeningen als acute aandoeningen en verwondingen. In vergelijking tot andere leefstijlfactoren draagt alcoholgebruik relatief sterk bij aan de totale ziektelast. Na roken (13%), overgewicht (10%) en verhoogde bloeddruk (8%) komt alcoholgebruik namelijk op de vierde plaats van determinanten van ziekten, met een bijdrage van 4,5%. Mensen die te veel alcohol drinken, verliezen gemiddeld genomen 0,6 levensjaren en 0,9 gezonde levensjaren. Er worden verschillende indicatoren voor alcoholgebruik gebruikt. Onder zwaar alcoholgebruik wordt het percentage mensen verstaan dat minimaal één keer per week zes glazen of meer (mannen) of vier glazen of meer (vrouwen) drinkt. Onder overmatig alcoholgebruik wordt het drinken van meer dan 21 glazen alcohol per week (mannen) of het drinken van meer dan 14 glazen alcohol per week (vrouwen) verstaan. In Nederland is in totaal van de mensen van 19 jaar en ouder 8% een overmatige drinker en 10% een zware drinker (GGD’en, CBS en RIVM, 2012). In onderstaande figuur (figuur 6.2) staat het overmatig en zwaar alcoholgebruik van inwoners van Gelderland-Zuid per gemeente weergegeven. In Gelderland-Zuid is 8% van de inwoners een overmatig alcoholgebruiker, in de regio Rivierenland is dit tevens 8% en in de regio Nijmegen is dit 9%. Het overmatige alcoholgebruik is significant hoger in de gemeente Ubbergen. Van de inwoners van Gelderland-Zuid is 10% een zwaar alcoholgebruiker. Regio Nijmegen en Rivierenland verschillen significant van elkaar met betrekking tot zwaar alcoholgebruik (11% in regio Nijmegen en 8% in Rivierenland). In de gemeente Culemborg is een significant lager percentage inwoners een zwaar alcoholgebruiker (6%) vergeleken met het percentage zwaar alcoholgebruikers in Gelderland-Zuid. In de gemeente Nijmegen zijn significant meer zwaar alcoholgebruikers (13%). 47 van 81 Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 1 2 3 4 5 6 overmatige drinker 7 8 9 10 11 12 13 zware drinker Figuur 6.2: Percentage overmatige en zware alcoholgebruikers Wanneer overmatig alcoholgebruik wordt uitgesplitst naar achtergrondkenmerken valt op dat het percentage mannelijke overmatige drinkers (10%) significant hoger is dan het percentage vrouwelijke drinkers (6%). Er is geen significant verschil in overmatig alcoholgebruik tussen 19 tot 65-jarigen en 65-plussers. Ook is er wat dit betreft geen verschil tussen laag- en hoogopgeleiden. Met betrekking tot zwaar alcoholgebruik wordt een significant verschil gezien tussen inwoners van 19 tot 65 jaar (11%) en inwoners van 65 jaar en ouder (6%). Meer mannen dan vrouwen zijn zwaar alcoholgebruiker (13% versus 7%). 6.3 Bewegen Onvoldoende bewegen is in Nederland jaarlijks verantwoordelijk voor naar schatting ruim 8.000 sterfgevallen (ofwel circa 6% van het totaal aantal sterfgevallen) en voor een aanzienlijk deel van de gevallen van coronaire hartziekten (Wendel-Vos, 2012A). Zo verliezen mensen die te weinig bewegen gemiddeld 0.9 levensjaren en 1,2 gezonde jaren. De bijdrage aan de totale ziektelast van lichamelijke inactiviteit is vergelijkbaar met die van te weinig groente en fruit en teveel verzadigd vet in de voeding. 48 van 81 Het risico op sportblessures is een nadeel van vooral intensieve lichamelijke activiteit (PAGAC, 2008). Jaarlijks zijn er circa 3,7 miljoen sportblessures, waarvan iets minder dan 40% (1,4 miljoen blessures) medisch wordt behandeld. Om te meten hoeveel Nederlanders bewegen, sporten, zitten (sedentair gedrag) of lichamelijk inactief zijn, zijn verschillende normen en richtlijnen opgesteld, waaronder de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) (Wendel-Vos, 2012B). De NNGB is vooral gericht op het onderhouden van gezondheid op de lange termijn. De norm is verschillend voor jongeren, volwassenen en ouderen. De basis voor dit verschil ligt in het feit dat activiteiten meer energie kosten naarmate iemand ouder wordt. De norm voor volwassenen is een half uur ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit bij volwassenen zijn wandelen met 5-6 km/uur (dus flink doorwandelen) en fietsen met 15 km/uur. De fitnorm is voor jong en oud gelijk en vereist tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit (Wendel-Vos, 2012B). Deze norm is vooral gericht op het onderhouden van fysieke fitheid (uithoudingsvermogen, kracht en coördinatievermogen). Een derde Nederlandse norm is de combinorm, de optelsom van de NNGB en de fitnorm. Iemand voldoet aan de combinorm wanneer hij/zij aan tenminste één van de beide normen voldoet. In Nederland voldoet 66% aan de NNGB, 25% aan de fitnorm en 68% aan de combinorm (GGD’en, CBS en RIVM, 2012). Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 Figuur 6.3: Percentage inwoners dat voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen 65 70 75 49 van 81 In Gelderland-Zuid voldoet 66% aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (figuur 6.3). In regio Rivierenland voldoet 63% aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, in de regio Nijmegen is dit 68%, dit is significant verschillend. In de gemeenten Zaltbommel en Neerrijnen voldoet een significant lager percentage aan de NNGB vergeleken bij de regio Gelderland-Zuid. In de gemeenten Nijmegen en Ubbergen daarentegen voldoen meer mensen aan de NNGB. Mannen voldoen significant vaker aan de NNGB dan vrouwen (68% versus 64%). Inwoners jonger dan 65 jaar voldoen minder vaak aan de NNGB (65%) dan inwoners van 65 jaar en ouder (68%). Ook is er een significant verschil gevonden tussen inwoners met een laag of hoog opleidingsniveau (55% versus 64%). Zoals blijkt uit figuur 6.4 voldoet 23% van de inwoners van Gelderland-Zuid aan de fitnorm (22% van de inwoners in Rivierenland en 24% van de inwoners van regio Nijmegen). In de gemeenten Neerijnen en Neder-Betuwe voldoen significant minder mensen aan de fitnorm, het omgekeerde geldt voor de gemeenten Heumen en Ubbergen. In figuur 6.5 staan de drie verschillende normen naar achtergrondkenmerken weergegeven. Uit deze grafiek blijkt het percentage inwoners dat voldoet aan de NNGB niet veel verschilt van het percentage inwoners dat voldoet aan de combinorm. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 2 4 6 8 10 12 Figuur 6.4: Percentage inwoners dat voldoet aan de fitnorm 14 16 18 20 22 24 26 28 30 50 van 81 Man Vrouw Laag (LO) Midden 1 (MAVO, LBO) Midden 2 (HAVO, VWO, MBO) Hoog (HBO, WO) 19-64 jaar 65+ jaar Totaal 0 10 20 NNGB 30 fitnorm 40 50 60 70 80 combinorm Figuur 6.5: Percentage inwoners dat voldoet aan de beweegnormen naar achtergrondkenmerken 6.4 Groente en fruit Consumptie van groente en fruit en vezelrijke graanproducten vermindert waarschijnlijk zowel het risico op hart- en vaatziekten als op sommige vormen van kanker: kanker in hoofd- en halsgebied, slokdarmkanker, maagkanker en darmkanker (Kranen et al, 2013). Echter hoe meer kwalitatief goede studies met een lange follow-up gepubliceerd worden, hoe zwakker het verband tussen voeding en hart- en vaatziekten en kanker lijkt te worden. Ook blijkt steeds vaker dat de gezondheidseffecten van groente hoger zijn dan die van fruit. Daarom is variatie in het gebruik van verschillende soorten groente en fruit aan te bevelen. Groente, fruit en volkoren graanproducten zijn belangrijke bronnen van vezels. Een vezelrijke voeding vermindert het risico op coronaire hartziekten en op darmkanker. Van de inwoners in Gelderland-Zuid eet 36% dagelijks fruit en eet 45% dagelijks groente. Inwoners van regio Nijmegen eten vaker dagelijks groente dan inwoners van Rivierenland (49% versus 39%). Er is geen verschil tussen beide regio’s wat betreft het dagelijks fruit eten. Vrouwen eten vaker dagelijks fruit dan mannen (42% versus 28%) en vrouwen eten ook vaker dagelijks groente (50% versus 40%). De groep 65-plussers eet in vergelijking met de groep 19 tot 65jarigen vaker dagelijks fruit (60% versus 30%) en eet ook vaker dagelijks groente (59% versus 42%). Hoogopgeleiden eten vaker dagelijks groente in vergelijking met laagopgeleiden (56% versus 48%). 51 van 81 Onderstaande figuur geeft de groente en fruitconsumptie per gemeente weer. Inwoners van Culemborg, Ubbergen en Zaltbommel eten vaker dagelijks fruit. Inwoners van Heumen, Ubbergen en Nijmegen eten vaker dagelijks groente. Inwoners van Lingewaal, Maasdriel, Neerijnen, NederBetuwe en Tiel eten daarentegen minder vaak dagelijks groente dan gemiddeld. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 Figuur 6.6: Percentage inwoners dat dagelijks fruit (geel) en percentage inwoners dat dagelijks groente (blauw) eet 6.5 Slaap- en kalmeringsmiddelen Kalmerings- en slaapmiddelen zoals benzodiazepinen hebben een sterk verslavende werking (van Laar et al, 2012). Verslaving aan medicijnen kan leiden tot leveraandoeningen, neurologische problemen en ongevallen. Ook ontstaan er vaak problemen als medicijnen in combinatie met andere stoffen (harddrugs, alcohol) gebruikt worden (polydruggebruik). Dit geldt vooral voor de benzodiazepinen (zoals Valium®). Het risico op intoxicaties is dan groot. In Gelderland-Zuid heeft 6% van de inwoners de afgelopen 2 weken slaap- en kalmeringsmiddelen op doktersvoorschrift gebruikt. Er is wat dit betreft geen verschil tussen Rivierenland en regio Nijmegen. Wel wijken enkele gemeenten af van dit gemiddelde: inwoners van de gemeente Neder-Betuwe hebben vaker slaap- en kalmeringsmiddelen gebruikt terwijl inwoners van Millingen aan den Rijn en Geldermalsen minder vaak slaap- en kalmeringsmiddelen hebben gebruikt (zie figuur 6.7). 52 van 81 Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Figuur 6.7: Percentage inwoners dat de afgelopen twee weken slaap- en kalmeringsmiddelen heeft gebruikt op doktersvoorschrift Referenties hoofdstuk 6 Gelder BM van, Poos MJJC, Harbers MM (2013). Wat zijn de gezondheidsgevolgen van roken? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Harbers MM (2013). Roken samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Kranen HJ van, Raaij JMA van, Bakel AM van (2013). Wat is de relatie tussen voeding en gezondheid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Kuunders MMAP, Laar MW van (2013). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Laar MW van, Harbers MM (2012). Wat is afhankelijkheid van drugs of andere middelen en wat is het beloop? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Wendel-Vos GCW (2012A). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van lichamelijke (in)activiteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Wendel-Vos GCW (2012B). Normen van lichamelijke (in)activiteit. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. 53 van 81 7. Fysieke omgeving 7.1 Binnenmilieu Gemiddeld brengen we ongeveer 85% van onze tijd binnenshuis door, waarvan 70% in de eigen woning (Zantinge et al, 2011; Jongeneel, 2010). Ouderen brengen meer tijd binnenshuis door en hebben een minder goed afweersysteem dan jongeren. Hierdoor zal een ongezond binnenmilieu voor ouderen eerder schadelijk zijn (Zantinge et al, 2011; Jongeneel, 2010). Ventilatie is belangrijk voor de luchtkwaliteit binnenshuis. Allerlei stoffen die in het binnenmilieu vrijkomen, zoals vocht bij koken en wassen, tabaksrook en vluchtige stoffen uit meubels, kunnen zich bij onvoldoende ventilatie ophopen. De concentraties stoffen zijn binnen vaak hoger dan buiten en kunnen gezondheidsproblemen veroorzaken, zoals vermoeidheid, hoofdpijn, luchtwegklachten en hart- en vaatziekten (Zantinge et al., 2011; Jongeneel, 2010). In de vragenlijst is een vraag opgenomen naar schimmelplekken in woon- en slaapkamer. In Gelderland-Zuid gaf 5% aan schimmel in de woon- en slaapkamer te hebben. Ook is gevraagd of het vaak te warm is in huis en of de geiser een afvoerpijp heeft of aangesloten is op een schoorsteen. Dit laatste in verband met risico’s op koolmonoxidevergiftiging indien deze gassen niet via een schoorsteen het huis verlaten. In Gelderland-Zuid geeft 4% aan dat het vaak te warm is in huis en 1% geeft aan dat het huis een geiser zonder afvoer heeft. 7.2 Geluid- en geurhinder 7.2.1 Geluidhinder Blootstelling aan (ongewenst) geluid kan uiteenlopende effecten op de gezondheid hebben. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen welzijnseffecten, zoals hinder en slaapverstoring, en klinische gezondheidseffecten, zoals hart- en vaatziekten (Kempen, 2011). Van de inwoners in Gelderland-Zuid geeft 12% aan ernstige geluidshinder te ondervinden van één of meer geluidsbronnen. Inwoners van regio Rivierenland ervaren vaker hinder dan inwoners van regio Nijmegen (14% versus 10%). Zoals blijkt uit figuur 7.1 is dit percentage in de gemeenten Tiel, Zaltbommel en Maasdriel hoger dan gemiddeld, terwijl inwoners van de gemeenten Millingen aan de Rijn, Druten, Ubbergen en Groesbeek minder vaak ernstige geluidshinder ervaren. Volwassenen (19 tot 65-jarigen) geven vaker aan ernstige geluidshinder te ervaren dan 65plussers (12% versus 9%). 54 van 81 Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 Figuur 7.1: Percentage inwoners dat ernstige hinder ervaart van één of meer geluidsbronnen De buren vormen de belangrijkste bron van geluidshinder (5%), gevolgd door verkeer met een snelheid kleiner dan 50 km/u (4%), verkeer met een snelheid groter dan 50 km/u (3%) en vliegtuigen (2%). Treinen en bedrijven/industrie geven de minste geluidshinder (beide <1%). 7.2.2 Geurhinder Wanneer een geur als hinderlijk wordt ervaren, is er sprake van stank. Mensen kunnen gezondheidsklachten overhouden aan stank, waaronder hoestbuien, hoofdpijn of een verstoorde ademhaling. Stankoverlast kan veroorzaakt worden door verschillende factoren, zoals industrie, verkeer, landbouw en huishoudens. De industrie en landbouw zijn daarbij vaak de grootste boosdoeners. De stankoverlast veroorzaakt door huishoudens (bijvoorbeeld door een openhaard) is in omvang de minst belangrijke bron. Maar omdat mensen vaak dicht bij elkaar wonen, kan de overlast toch groot zijn In de vragenlijst is gevraagd of men hinder ervaart van geur van riolering, openhaard, landbouw en veeteelt of andere bedrijven/industrie. In Gelderland-Zuid geeft 4% van de inwoners aan ernstige geurhinder te ondervinden van één of meer van deze geurbronnen (figuur 7.2). Inwoners van regio Rivierenland ervaren vaker geurhinder dan inwoners van regio Nijmegen (5% versus 3%). Alleen voor de gemeente Maasdriel is er sprake van een significant verschil ten opzichte van de regio, 6% van de inwoners van Maasdriel ervaart sterke geurhinder. 55 van 81 De ernstige geurhinder wordt veroorzaakt door geur van openhaarden/allesbranders, door riolering/zuivering en landbouw/veeteelt (alle drie de bronnen geven voor 1% van de inwoners ernstige geurhinder). Daarnaast ervaart <1% ernstige geurhinder door bedrijven en industrie. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 1 2 3 4 5 6 7 Figuur 7.2: Percentage inwoners dat geurhinder ondervindt van één of meer geurbronnen 7.3 Veiligheid Veiligheid en veiligheidsgevoelens kunnen een aspect zijn waardoor men minder tevreden is over de woonomgeving. Ook kan een gevoel van onveiligheid een belemmering zijn bij sociale bezigheden. Veiligheid is meer dan de afwezigheid van criminaliteit: het heeft ook te maken met het gevoel van veiligheid. Objectieve en subjectieve veiligheid hangen samen met de sociale kwaliteit in een buurt. Die wordt gevormd door formele en informele sociale contacten, gevoel van verantwoordelijkheid en gevoelens van gehechtheid. In de vragenlijst is gevraagd naar het gevoel van onveiligheid overdag en ’s avonds/’s nachts. In Gelderland-Zuid geeft 5% van de volwassenen aan zich wel eens onveilig te voelen overdag en 18% voelt zich ’s avonds of ’s nachts wel eens onveilig. Er is wat dit betreft geen verschil tussen regio Nijmegen en regio Rivierenland. 56 van 81 Figuur 7.3 geeft per gemeente het percentage inwoners weer dat zich ’s avonds of ’s nachts onveilig voelt. In de gemeente Tiel ligt dit percentage hoger dan gemiddeld, 24% van de inwoners van Tiel voelt zich ’s avonds of ’s nachts onveilig. In de gemeenten Druten, Geldermalsen, Ubbergen, Lingewaal, Heumen, Millingen aan de Rijn en Groesbeek ligt dit percentage lager dan gemiddeld. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 Figuur 7.3: Percentage inwoners dat zich ’s avonds en ’s nachts onveilig voelt Vrouwen voelen zich ‘s avonds en ’s nachts vaker onveilig dan mannen (24% versus 10%). Laagopgeleiden voelen zich vaker onveilig dan hoogopgeleiden (23% versus 15%). Referenties hoofdstuk 7 Jongeneel WP (2010). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van een slechte binnenmilieukwaliteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Kempen EEMM van (2011). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van geluid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Zantinge EM, van der Wilk EA, van Wieren S, Schoemaker CG (2011). Gezond ouder worden in Nederland. Bilthoven: RIVM 57 van 81 8. Sociale omgeving 8.1 Eenzaamheid Eenzaamheid komt voor onder mensen van alle leeftijden. Eenzaamheid wordt gedefinieerd als het negatief ervaren verschil tussen de gewenste en gerealiseerde relaties. Zowel het aantal sociale contacten als de ervaren kwaliteit van de sociale contacten zijn bepalend voor gevoelens van eenzaamheid. Langdurige eenzaamheid heeft directe gevolgen voor de kwaliteit van leven en heeft een negatieve invloed op de gezondheid (Zantinge et al., 2011). Eenzaamheid wordt vaak gemeten met de eenzaamheidsschaal van ‘De Jong-Gierveld’. Dit meetinstrument bestaat uit elf uitspraken. De respondenten wordt gevraagd aan te geven in hoeverre ze het met deze uitspraken eens zijn. Op basis van de antwoorden op de elf uitspraken wordt een somscore berekend, die dient als maat voor eenzaamheid (de Jong-Gierveld & Kamphuis, 1994). In Nederland is in totaal 39% van de volwassen bevolking eenzaam: 31% is matig eenzaam, 5% is ernstig eenzaam en 3% is zeer ernstig eenzaam (GGD’en, CBS en RIVM, 2012). Van de inwoners in Gelderland-Zuid is in totaal 38% eenzaam: 30% is matig eenzaam, 5% is ernstig eenzaam en 3% is zeer ernstig eenzaam. Er is wat dit betreft geen significant verschil tussen regio Nijmegen en Rivierenland. Wel ligt dit percentage in één gemeente significant hoger dan gemiddeld; in Tiel is 44% van de inwoners eenzaam (zie figuur 8.1). Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 5 10 15 20 25 Figuur 8.1: Percentage inwoners Gelderland-Zuid dat zich eenzaam voelt 30 35 40 45 58 van 81 Ouderen zijn vaker eenzaam dan 19 tot 65 jarigen (46% versus 36%) en laagopgeleiden zijn vaker eenzaam dan hoogopgeleiden (55% versus 32%). Binnen het begrip eenzaamheid kan onderscheid gemaakt worden tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Er is sprake van sociale eenzaamheid als contacten ontbreken met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden of vriendinnen. Emotionele eenzaamheid treedt op als iemand een hechte, intieme band mist met één ander persoon, in de meeste gevallen een levenspartner. Hierbij dient te worden opgemerkt dat iemand zich zowel sociaal eenzaam als emotioneel eenzaam kan voelen. Bij ruim een kwart (27%) van de inwoners in Gelderland-Zuid is er sprake van emotionele eenzaamheid en bij 38% is er sprake van sociale eenzaamheid. 8.2 Huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Daders zijn vaak gezinsleden, familieleden, (ex-)partners en huisvrienden. Slachtoffers en daders van geweld kunnen zowel vrouwen, kinderen als mannen zijn. Het kan gaan om: psychisch en/of emotioneel geweld (treiteren, kleineren, schelden), lichamelijk geweld (mishandeling, geschopt en geslagen worden), ongewenste seksuele toenadering (ongewenst aanraken, seksueel getinte opmerkingen) en seksueel misbruik (aanranding of verkrachting). In de vragenlijst is, na een toelichting van het concept ‘huiselijk geweld’, gevraagd of men ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Vervolgens kon men aanvinken om welke vorm van huiselijk geweld het ging en wie de dader(s) was of waren. Van de inwoners in Gelderland-Zuid geeft 8% aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Figuur 8.2 geeft dit percentage weer voor de twee regio’s en de afzonderlijke gemeenten. Er zijn wat dit betreft geen significante verschillen tussen de regio’s of tussen de gemeenten. Vrouwen zijn significant vaker het slachtoffer van huiselijk geweld dan mannen (11% versus 5%) en huiselijk geweld komt in de leeftijdsgroep 19 tot 65 jaar vaker voor dan bij 65-plussers (9% versus 4%). Het gaat in de meeste gevallen van huiselijk geweld om ‘psychisch en/of emotioneel geweld’ (regio Rivierenland 5%, regio Nijmegen 6%), gevolgd door lichamelijk geweld (beide regio’s 4%). Ongewenste seksuele toenadering en seksueel misbruik worden het minst genoemd. Deze twee vormen van huiselijk geweld komen allebei voor bij 1% van de inwoners van beide regio’s. In de meeste gevallen worden ex-partners en (stief)ouder(s) genoemd als de daders van het huiselijk geweld (deze worden allebei door 3% genoemd). 59 van 81 Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Figuur 8.2: Percentage inwoners dat ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld 8.3 Contact buren en buurt De sociale omgeving kan de gezondheid van een persoon zowel positief als negatief beïnvloeden. Als de sociale omgeving sociale steun oplevert, heeft dit een positieve invloed op de gezondheid. Wanneer de sociale omgeving stress oplevert, heeft het een negatieve invloed op de gezondheid. Als onderdeel van de sociale omgeving, is in de vragenlijst aandacht besteed aan de buurt. Er is gevraagd naar hoe men het contact met de eigen buren ervaart. Respondenten konden aangeven of hun buurtgenoten goed met elkaar kunnen opschieten en hoe vaak zij contact hebben met hun buren of de mensen die bij hen in de straat wonen. Bovendien is gevraagd of zij wel eens iets voor hun buren doen. Drie kwart van de inwoners in Gelderland-Zuid ziet de buren regelmatig (64% minstens één keer per week en 11% drie keer per maand). Zeven op de tien inwoners in Gelderland-Zuid doen ook wel eens iets voor de buren. Er is wat dit betreft geen verschil tussen de twee regio’s. Wel ligt dit percentage in twee afzonderlijke gemeenten lager dan gemiddeld, namelijk in Tiel (63%) en Nijmegen (62%). Ouderen doen vaker iets voor hun buren dan 19 tot 65-jarigen (82% versus 66%). 60 van 81 Tevens is gevraagd of men het eens is met de stelling ‘Mensen in de buurt kunnen slecht met elkaar opschieten’. Driekwart van de inwoners van Gelderland-Zuid is het hier niet mee eens. Er is wat dit betreft geen verschil tussen regio Nijmegen en regio Rivierenland. In de gemeente Tiel ligt dit percentage echter wat lager dan gemiddeld, daar is 63% van de mensen het niet eens met deze stelling. Ook is er een verschil tussen hoog- en laagopgeleiden: hoogopgeleiden zijn het hier vaker niet mee eens dan laagopgeleiden (83% versus 59%). 8.4 Sociale uitsluiting Sociale uitsluiting is een belangrijke indicator van risicogroepen op het gebied van geestelijke gezondheid. Bovendien is het een factor in het ontstaan van gezondheidsverschillen tussen groepen. De sociale uitsluitingsindex geeft een indicatie van ‘het onvermogen van bepaalde groepen of individuen om als gevolg van individuele en maatschappelijke factoren volledig deel te nemen aan het maatschappelijk leven’ (Hoff & Vrooman,2011). De index beslaat 4 dimensies: sociale participatie, materiële deprivatie, toegang tot sociale rechten en normatieve integratie. Een persoon is sociaal uitgesloten als hij of zij op meerdere dimensies uitgesloten is. Op basis van deze sociale uitsluitingsindex is in Gelderland-Zuid 9% van de inwoners enigszins sociaal uitgesloten en 4% is matig tot sterk sociaal uitgesloten. Er is wat dit betreft geen significant verschil tussen regio Nijmegen (10% enigszins, 4% matig tot sterk) en regio Rivierenland (9% enigszins, 5% matig tot sterk). Wel is er voor de gemeenten Tiel en Nijmegen sprake van een significant verschil ten opzichte van de regio (zie figuur 8.3). In de gemeente Tiel is 13% enigszins en 10% matig tot sterk sociaal uitgesloten. In de gemeente Nijmegen betreft dit 12% (enigszins) en 5% (sterk). Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 2 4 6 8 Enigzins 10 12 14 16 18 Matig tot sterk Figuur 8.3: Percentage inwoners dat enigszins of matig tot sterk sociaal uitgesloten is 20 22 24 61 van 81 Laagopgeleiden zijn significant vaker sociaal uitgesloten dan hoogopgeleiden. Van de laagopgeleiden betreft dit in totaal 35% (19% enigszins en 16% sterk) in vergelijking met 8% van de hoogopgeleiden (6% enigszins en 2% sterk). Er is geen significant verschil gevonden tussen mannen en vrouwen en tussen de leeftijdsgroepen 19 tot 65 jarigen en 65-plussers. 8.5 Vrije tijd Vrije tijd is de tijd die mensen over hebben naast het arbeidsproces of de zorg voor kinderen. Het uitvoeren van hobby, verenigingsleven of andere activiteiten kan (vooral voor gepensioneerden) zin geven aan het leven. Bovendien leidt dit vrijwel altijd tot contacten met anderen, wat de kans op vereenzaming zal verminderen. In de vragenlijst is gevraagd naar de activiteiten in de vrije tijd en wat de frequentie is van deze activiteiten. Men kon hierop reageren door een vinkje te plaatsen bij de keuzes ‘(vrijwel) dagelijks’, ‘wekelijks’, ‘een paar keer per maand’, ‘één keer per maand of minder’ of ‘(vrijwel) nooit’. Tabel 8.1 geeft het percentage inwoners weer dat de activiteit minimaal één keer per week doet. Tabel 8.1: Percentage inwoners dat minimaal één keer per week een bepaalde activiteit doet bijhouden nieuws en actualiteiten Regio Regio Gelderland- Rivierenland Nijmegen Zuid 96 97 96 contacten onderhouden via telefoon of internet 82 87 85 informatie opzoeken via internet 78 83 81 op bezoek gaan / bezoek ontvangen 70 73 72 hobby uitvoeren of cursus volgen 54 60 58 verenigingsactiviteiten doen 34 37 36 op (klein)kinderen passen 29 23 26 klusjes doen 11 9 10 naar bibliotheek 4 6 5 recreatieve of culturele activiteiten (bijv. bezoek dierentuin, 4 6 5 park, museum of bioscoop) Het percentage inwoners dat gebruik maakt van de bibliotheek is hoger dan in de tabel. Veel inwoners gaan minder vaak dan 1 keer per week naar de bibliotheek. 62 van 81 8.6 Mantelzorg geven Mantelzorg is langdurig en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, kind, ouder of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers geven deze zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie zij zorgen. Doordat de overheid inzet op het langer thuis laten wonen van ouderen wordt mantelzorg steeds belangrijker. Mantelzorgers zijn nodig om de steeds grotere groep ouderen op te vangen, maar ook aan de mantelzorgers moet aandacht worden besteed, zodat voorkomen kan worden dat deze mensen te zwaar belast worden en zelf hulp nodig krijgen. In tegenstelling tot vrijwilligerswerk is mantelzorg vaak geen bewuste keus. Het overkomt mensen. Zij kunnen de zorg vaak niet zomaar beëindigen. In Nederland kan 12% van de volwassenen als mantelzorger worden beschouwd (GGD’en, CBS en RIVM, 2012). Dit wil zeggen dat zij langer dan drie maanden minstens acht uur per dag mantelzorg bieden. In Gelderland-Zuid geeft 10% van de inwoners langer dan drie maanden minstens acht uur per week mantelzorg. Er is wat dit betreft geen significant verschil tussen regio Nijmegen (9%) en Rivierenland (10%). Wel wijkt een aantal gemeenten significant af van het regionale gemiddelde. In Nijmegen geven minder mensen mantelzorg (8%), terwijl inwoners in Maasdriel (13%) en Ubbergen (12%) vaker mantelzorg geven. Het percentage mensen dat mantelzorg geeft, lijkt ook in de gemeente Tiel lager te zijn dan gemiddeld in de regio. Dit is echter niet significant. Figuur 8.4 geeft het percentage mensen dat langer dan drie maanden minstens acht uur per week mantelzorg geeft weer naar enkele achtergrondkenmerken. Vrouwen doen dit vaker dan mannen en ouderen vaker dan volwassenen tot 65 jaar. Laagopgeleiden geven minder vaak mantelzorg dan hoogopgeleiden. man vrouw Laag (LO) Midden 1 (MAVO, LBO) Midden 2 (HAVO, VWO, MBO) Hoog (HBO, WO) 19-64 jaar 65+ jaar Totaal 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Figuur 8.4: Percentage inwoners van Gelderland-Zuid dat langer dan drie maanden minstens acht uur per week mantelzorg geeft naar achtergrondkenmerken 63 van 81 Aan degenen die mantelzorg geven, is gevraagd in hoeverre men zich hierdoor belast voelt. Hierop gaf 16% van de mantelzorgers aan zich zwaar belast te voelen en 2% voelt zich overbelast. 8.7 Vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk is werk dat, in georganiseerd verband (bijvoorbeeld sportvereniging, kerkbestuur, school), wordt uitgevoerd zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Deze toelichting is ook gegeven in de vragenlijst waarop men kon aangeven of men dat wel of niet doet. Meestal is dit werk met een maatschappelijk doel en voor anderen. Dit kunnen allerlei taken en activiteiten zijn. Vrijwilligerswerk kan zin geven aan het leven en het brengt mensen met elkaar in contact waardoor de kans op eenzaamheid verkleind wordt. In Gelderland-Zuid geeft 31% van de inwoners aan vrijwilligerswerk te doen. Zoals blijkt uit figuur 8.5 doen inwoners van regio Rivierenland dit vaker dan inwoners van de regio Nijmegen (34% versus 29%). Inwoners van de gemeente Nijmegen doen significant minder vaak vrijwilligerswerk (27%). Ook in Tiel doet 27% van de inwoners vrijwilligerswerk, dit percentage wijkt echter net niet significant af van het gemiddelde. In de gemeenten Geldermalsen, Ubbergen, Zaltbommel, Neerijnen, Lingewaal en Neder-Betuwe is het percentage inwoners dat vrijwilligerswerk doet hoger dan gemiddeld. Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Maasdriel Millingen Nijmegen Tiel Ubbergen Wijchen Zaltbommel Neerijnen WMW Lingewaal Neder-Betuwe Gelderland-Zuid Regio Rivierenland Regio Nijmegen 0 5 10 15 20 Figuur 8.5: Percentage inwoners dat vrijwilligerswerk doet 25 30 35 40 45 64 van 81 Er is geen significant verschil in het percentage mannen (32%) en vrouwen (31%) dat vrijwilligerswerk doet. Hoogopgeleiden doen vaker vrijwilligerswerk (38%) dan laagopgeleiden (14%). Referenties hoofdstuk 8 Bergen A van, Loon A van (2013) Methodologische toelichting bij Sociale Uitsluitingsindex Gezondheidsenquete. Academische werkplaats OGGZ G4-USER, Amsterdam. Hoff S, Vrooman C (2011) Dimensies van sociale uitsluiting: Naar een verbeterd meetinstrument. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau Jong-Gierveld J de, Kamphuis F (1994). Eenzaamheidsschaal. In: König-Zahn C, Furer JW, Tax B. Het meten van de gezondheidstoestand: beschrijving en evaluatie van vragenlijsten. 2. Lichamelijke gezondheid, Sociale gezondheid. Assen: Van Gorcum Zantinge EM, van der Wilk EA, van Wieren S, Schoemaker CG (2011). Gezond ouder worden in Nederland. Bilthoven: RIVM 65 van 81 9. Zorg en welzijnsvoorzieningen 9.1 Contact met de huisarts De huisarts is het eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen of problemen over gezondheid en ziekte. De huisarts, als belangrijke schakel binnen de eerstelijn, wordt gezien als aanjager van het stimuleren van een gezonde leefstijl. Hiermee kunnen chronische ziekten als COPD, diabetes en een hoge bloeddruk voorkomen of draaglijker gemaakt worden. De respondenten is gevraagd wanneer zij voor het laatst voor zichzelf contact hebben gehad met een huisarts (bezoek, huisbezoek of telefonisch consult; het aanvragen van een herhaalrecept is hierin niet ingesloten). In Gelderland-Zuid heeft 73% van de inwoners het afgelopen jaar huisartscontact gehad. Dit geldt zowel voor inwoners van regio Rivierenland als voor inwoners van regio Nijmegen. Ook is er geen significant verschil tussen de afzonderlijke gemeenten. Figuur 9.1 geeft het percentage inwoners weer dat het afgelopen jaar contact heeft gehad met de huisarts naar enkele achtergrondkenmerken. Hieruit blijkt dat vrouwen vaker contact hebben gehad dan mannen. Het percentage inwoners dat contact heeft gehad met de huisarts neemt toe met het stijgen van de leeftijd en laagopgeleiden bezochten vaker de huisarts dan hoogopgeleiden. Man Vrouw Laag (LO) Midden 1 (MAVO, LBO) Midden 2 (HAVO, VWO, MBO) Hoog (HBO, WO) 19-64 jaar 65+ jaar Totaal 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Figuur 9.1: Percentage inwoners dat het afgelopen jaar contact heeft gehad met de huisarts naar achtergrondkenmerken 90 66 van 81 9.2 Mantelzorg krijgen In de vragenlijst is niet alleen gevraagd naar mantelzorg geven (zie paragraaf 8.6). Ook is gevraagd of men in de afgelopen 12 maanden mantelzorg heeft ontvangen. Men kon aangeven waaruit de mantelzorg bestaat, van wie men mantelzorg ontvangt en hoeveel uur per week men hulp ontvangt. In Gelderland-Zuid heeft 6% van de inwoners het afgelopen jaar mantelzorg ontvangen, waarvan 5% nog steeds mantelzorg ontvangt. Er is wat dit betreft geen verschil tussen regio Nijmegen en Rivierenland. In de gemeente Millingen aan de Rijn is het percentage inwoners dat mantelzorg ontvangt significant lager, in deze gemeente heeft 3% van de inwoners het afgelopen jaar mantelzorg ontvangen. Zoals weergegeven in figuur 9.2 hebben vrouwen het afgelopen jaar vaker mantelzorg ontvangen dan mannen en ontvangen ouderen vaker mantelzorg dan volwassenen. Laagopgeleiden krijgen vaker mantelzorg dan hoogopgeleiden. Man Vrouw Laag (LO) Midden 1 (MAVO, LBO) Midden 2 (HAVO, VWO, MBO) Hoog (HBO, WO) 19-64 jaar 65+ jaar Totaal 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 Figuur 9.2: Percentage inwoners van Gelderland-Zuid dat het afgelopen jaar mantelzorg heeft ontvangen naar achtergrondkenmerken De mantelzorg wordt vooral gegeven door de echtgenoot/partner (2%) of door kinderen of een schoondochter/schoonzoon (2%). Men krijgt vooral hulp in het huishouden (4%), gevolgd door hulp bij begeleiding of vervoer (3%), hulp bij geldzaken en administratie (2%) en hulp bij de persoonlijke verzorging (2%). 67 van 81 9.3 Zelfstandigheid bij activiteiten in het dagelijks leven Om zicht te krijgen op de mate van zelfstandigheid, is in de vragenlijst voor acht activiteiten die regelmatig uitgevoerd moeten worden, gevraagd in hoeverre men hier moeite mee heeft. Het gaat hierbij om het maken van ontbijt of lunch, zware of lichte huishoudelijke werkzaamheden, het wassen en strijken van kleding, het verschonen van beddengoed, boodschappen doen en gebruik van openbaar vervoer. Van de inwoners in Gelderland-Zuid kan 9% minstens één van de nagevraagde activiteiten niet geheel zelfstandig uitvoeren. In regio Rivierenland is dit 10% en in regio Nijmegen is dit 9%. Hoewel het om een klein verschil gaat, is het wel significant. Ook is er voor een aantal gemeenten sprake van een significant verschil. In de gemeente Nijmegen ligt het percentage lager dan gemiddeld (8%), terwijl het percentage in de gemeenten Groesbeek, West Maas en Waal en Neder-Betuwe hoger dan gemiddeld is (12%). Figuur 9.3 geeft het percentage inwoners dat minstens één van de nagevraagde activiteiten niet geheel zelfstandig uitvoeren weer naar enkele achtergrondkenmerken. Zoals blijkt neemt dit percentage toe met de leeftijd en zijn laagopgeleiden vaker niet zelfstandig dan hoogopgeleiden. Man Vrouw Laag (LO) Midden 1 (MAVO, LBO) Midden 2 (HAVO, VWO, MBO) Hoog (HBO, WO) 19-64 jaar 65+ jaar Totaal 0 5 10 15 20 25 30 35 Figuur 9.3: Percentage inwoners dat minstens één van de nagevraagde activiteiten niet geheel zelfstandig kan uitvoeren naar achtergrondkenmerken 68 van 81 Tabel 9.1 geeft voor de groep 65-plussers per nagevraagde activiteit het percentage weer dat de activiteit niet geheel zelfstandig kan uitvoeren. Tabel 9.1: Percentage ouderen (65+) dat bepaalde activiteiten niet geheel zelfstandig kan uitvoeren naar leeftijdsgroep 65-74 jaar 75-84 jaar 85+ jaar <1 2 7 warm eten klaarmaken 5 10 21 lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten 2 5 18 zware huishoudelijke werkzaamheden verrichten 9 28 60 kleren wassen en strijken 9 19 38 bedden verschonen en/of opmaken 9 24 47 boodschappen doen 5 16 41 gebruik maken van eigen of openbaar vervoer 5 18 50 ontbijt of lunch klaarmaken 9.4 Gebruik van en bekendheid met welzijnsvoorzieningen Gemeenten zijn steeds vaker verantwoordelijk voor de financiering en de organisatie van de welzijnsvoorzieningen in een gemeente. Deze trend zal in de komende jaren waarschijnlijk doorzetten. Daarom is voor diverse onderwerpen aan de respondenten gevraagd of zij hulp en ondersteuning ontvangen bij de betreffende onderwerpen zoals stoppen met roken, afvallen, schulden of het geven van mantelzorg. Als men aangaf geen hulp te ontvangen, kon worden aangevinkt of er wel behoefte is aan de betreffende hulp. Tabel 9.2 geeft de beantwoording weer. Voor twee onderwerpen geeft meer dan 10% van de inwoners aan hier hulp bij te zouden willen maar deze hulp momenteel nog niet te krijgen. Dit betreft afvallen (14%) en spanning en stress (11%). Tabel 9.2: Percentage inwoners dat gebruik maakt van welzijnsvoorzieningen of hier behoefte aan heeft Hulp bij...... Maakt gebruik van Maakt geen gebruik van, heeft wel behoefte aan hulp stoppen met roken 1 7 afvallen 4 14 opvoeden van kinderen 2 3 spanning of stress 7 11 problemen met relaties of seksualiteit 3 6 schulden 2 3 aanvragen van voorzieningen) 21 7 huishouden 11 8 2 <1 2 2 administratieve of financiële activiteiten (bijv. belastingaangifte, uw persoonlijke verzorging (zoals wassen en aankleden) het geven van mantelzorg (bijv. respijtzorg, gesprek met hulpverleners) 69 van 81 Daarnaast is voor enkele voorzieningen gevraagd of men er bekend mee is en of men er gebruik van maakt of behoefte aan heeft. Tabel 9.3 geeft dit weer. Tabel 9.3: Gebruik, behoefte en bekendheid voorzieningen (%) Maakt Geen Geen Nooit van gebruik gebruik, gebruik, gehoord van wel geen behoefte behoefte sport- of bewegingsactiviteiten in de eigen gemeente 32 8 52 8 activiteiten van een buurthuis of dienstencentrum 13 4 74 9 9 3 81 7 vervoersvoorzieningen (bv. regiotaxi, vervoersdienst, boodschappentaxi) 10. Overzichtstabel Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Lingewaal Maasdriel Millingen a/dRijn Neder-Betuwe Neerijnen Nijmegen Tiel Ubbergen West Maas & Waal Wijchen Zaltbommel Gelderland-Zuid Rivierenland Regio Nijmegen Belangrijkste gezondheidsverschillen tussen gemeenten en tussen de regio’s in Gelderland-Zuid (in %) Alleenwonend 14 12 17 13 12 18 14 13 14 18 11 14 23 13 19 13 14 13 17 13 19 Eenoudergezin 8 5 8 6 6 5 6 6 5 5 6 6 5 10 4 5 6 4 6 7 6 Achtergrondkenmerken Moeite met rondkomen 21 21 22 21 16 20 17 17 24 25 24 18 25 26 21 18 20 21 23 22 23 Nederlandse etniciteit 89 93 83 90 93 87 87 92 93 80 95 93 76 74 86 94 88 91 84 88 82 Hoog opgeleid (HBO/WO) 29 26 39 25 27 25 41 25 21 21 16 25 46 26 38 23 31 25 33 26 38 Laag opgeleid (LO) 4 8 8 6 6 8 4 7 10 9 8 8 7 12 6 9 6 8 7 9 7 6 8 6 5 5 5 5 6 5 9 9 7 5 7 6 5 5 7 6 7 5 Minimaal één langdurige ziekte/aandoening 62 68 60 67 59 68 64 62 68 66 67 60 58 65 67 62 64 59 62 63 61 Gevallen in de afgelopen drie maanden 12 13 14 12 13 12 12 11 15 10 15 13 14 15 12 13 15 14 14 14 13 Overgewicht 49 53 45 55 48 51 47 53 50 57 57 48 40 47 47 51 50 52 47 50 45 Ernstig overgewicht 12 15 11 15 13 12 11 15 13 15 19 12 10 13 12 15 13 15 12 14 11 22 25 25 27 20 27 24 22 28 24 25 22 24 28 23 22 22 22 24 25 24 6 6 7 8 4 6 5 5 7 7 5 7 9 10 5 5 6 4 7 6 7 12 13 14 15 12 14 12 13 14 14 14 12 12 18 13 15 14 13 13 14 13 Matig of hoog risico angststoornis 38 41 43 43 37 42 37 35 43 43 41 40 47 43 39 33 41 42 42 41 43 Vindt zichzelf vergeetachtig 22 23 26 24 23 25 23 23 28 25 27 23 27 26 25 20 24 23 25 25 25 Gezondheid Diabetes Functioneren en kwaliteit van leven Matige tot slechte ervaren gezondheid Voelt zich ongelukkig Eén of meer lichamelijke beperkingen Psychische gezondheid Geen regie over eigen leven 7 7 6 7 9 8 5 6 7 5 9 8 8 9 7 6 7 9 8 8 7 Algemeen kwetsbaar (65+) 23 24 25 27 27 27 21 23 30 27 28 28 32 28 21 26 26 25 27 27 28 Buren Culemborg Druten Geldermalsen Groesbeek Heumen Lingewaal Maasdriel Millingen a/d Rijn Neder-Betuwe Neerijnen Nijmegen Tiel Ubbergen West Maas & Waal Wijchen Zaltbommel Gelderland-Zuid Rivierenland Regio Nijmegen 71 van 81 Beuningen pagina Roker 22 23 18 23 22 19 14 20 22 23 24 19 26 31 20 20 19 20 23 23 23 Zware drinker 10 8 6 9 7 9 8 9 9 11 7 7 13 9 12 11 11 9 10 8 11 Leefstijl Overmatige drinker 8 8 7 10 7 6 8 8 8 9 7 7 8 8 11 8 10 9 8 8 9 Voldoet aan de NNGB 64 64 64 64 62 66 69 64 65 65 63 59 70 62 69 65 64 60 66 63 68 Voldoet aan fitnorm 25 19 26 26 22 22 29 21 22 26 16 19 24 23 29 24 24 23 23 22 24 Eet dagelijks fruit 34 37 41 35 40 36 40 38 34 34 35 33 34 32 43 35 37 41 36 37 35 Eet dagelijks groente 42 41 48 44 41 44 55 37 36 45 36 37 51 36 52 45 47 40 45 39 49 5 8 8 8 4 7 6 6 6 4 10 7 5 7 5 8 7 6 6 7 6 Ernstige geluidhinder 9 11 12 7 13 8 9 13 14 5 13 13 11 18 8 12 9 14 12 14 10 Ernstige geurhinder 2 5 3 3 3 2 4 5 6 3 3 6 2 6 3 4 4 5 3 5 3 19 15 19 12 13 14 13 13 17 13 17 14 20 24 13 15 14 18 18 18 18 36 39 43 34 38 34 37 40 38 36 35 39 38 44 35 36 37 36 38 40 37 7 7 8 7 5 7 7 6 7 8 8 6 9 10 7 5 7 7 8 7 8 Gebruikt slaap- of kalmeringsmiddelen Fysieke omgeving Voelt zich wel eens onveilig ’s avonds/’s nachts Sociale omgeving Eenzaamheid Slachtoffer huiselijk geweld Matige tot sterke sociale uitsluiting 3 3 5 2 2 3 2 4 4 4 3 4 5 10 1 2 4 4 4 5 4 Mantelzorger 10 12 10 12 9 12 11 10 13 11 11 11 8 7 12 9 10 12 10 10 9 Vrijwilligerswerk 31 34 35 35 38 32 34 42 32 34 38 37 27 27 40 35 29 38 31 34 29 76 73 73 72 70 74 74 71 72 69 73 73 73 74 73 71 72 73 73 73 73 Heeft afgelopen jaar mantelzorg ontvangen 5 6 7 6 6 7 7 5 7 3 7 7 6 6 5 7 6 8 6 7 6 Kan >=1 ADL activiteiten niet zelfstandig uitvoeren 8 10 9 10 10 12 9 10 10 8 12 11 8 10 9 12 8 11 9 10 8 Zorg en welzijnsvoorzieningen Huisartscontact in afgelopen jaar Vetgedrukt is een significant verschil. Groene vakjes geven aan dat het percentage significant beter is dan gemiddeld, rode vakjes geven aan dat het significant slechter is dan gemiddeld. Datum pagina maart 2014 72 van 81 Pagina 73 van 81 11. Conclusies en aanbevelingen De resultaten van de Volwassenen- en Ouderenmonitor worden op hoofdlijnen beschreven in dit rapport en tabellenboek. Omdat dit het eerste rapport is voor de hele nieuwe regio GelderlandZuid is de nadruk gelegd op verschillen tussen gemeenten. Het onderzoek bevat een schat aan informatie die ook op andere manieren geanalyseerd kan worden. Dit rapport is daarom ook een uitnodiging om de cijfers goed te bekijken, te duiden en betekenis te geven. Bij iedere gemeente, bij iedere leeftijdsgroep, geslacht of opleidingsniveau zijn er verschillen. Soms zijn de verschillen groot. Dan is het goed om samen te kijken wie welke rol kan krijgen in het verkleinen van deze gezondheidsverschillen. Dus samen met gemeenten, de GGD, de eerstelijn, de vrijwilligers, de mantelzorgers en de instellingen in onze regio. De bevindingen van dit regionale gezondheidsonderzoek in Gelderland-Zuid onderstrepen het belang van de landelijke speerpunten (Roken, Overmatig alcoholgebruik, Overgewicht, Bewegen, Depressie (ofwel mentale gezondheid) en Diabetes), zoals genoemd in de meest recente gezondheidsnota ‘Gezondheid dichtbij’. Ook laten de resultaten duidelijk zien dat het lokale gezondheidsbeleid van de gemeenten zich op deze punten dient te (blijven) richten. Zo rookt gemiddeld nog altijd 23% van de bevolking, is er bij 10% van de bevolking sprake van zwaar alcoholgebruik, heeft 47% van de inwoners overgewicht, 42% een verhoogd risico op een depressie of angststoornis en heeft 6% diabetes. Ook de cijfers over bewegen laten zien dat hier nog gezondheidswinst te behalen is. Positief is dat uit het onderzoek blijkt dat we mensen kunnen ondersteunen. Zij hebben behoefte aan hulp bij stoppen met roken (7%), bij afvallen (14%), bij spanningen/stress (11%) en bij schulden (3%). Sociaal economische gezondheidsverschillen Naast landelijke speerpunten is het van belang om aandacht te hebben voor de sociaaleconomische gezondheidsverschillen. In Rivierenland is 44% van de inwoners laagopgeleid (t/m MAVO/LBO), in regio Nijmegen is dit 33%. Mensen met een hoog inkomen hebben ongeveer veertien gezonde jaren meer dan mensen met een laag inkomen. In Gelderland-Zuid geeft bijna een kwart van de bevolking aan moeite te hebben met rondkomen. Een lage opleiding, geen werk, arbeidsongeschiktheid, of een bijstandsuitkering zorgt voor meer gezondheidsproblemen. De inwoners in deze risicogroepen hebben vaker chronische aandoeningen en lichamelijke beperkingen en het medicijngebruik ligt hoger. Daarnaast is hun leefstijl minder gezond. Zij vormen een risicogroep op een slechtere gezondheid, waardoor hun zelfredzaamheid vermindert en ze, naast een minder goede gezondheid, minder kunnen bijdragen aan de maatschappij. Bijvoorbeeld met vrijwilligerswerk en mantelzorg. Transities in het sociale domein Nu gemeenten met ingang van 2015 verantwoordelijk zijn voor taken zoals ondersteuning van inwoners op de gebieden wonen, werken, inkomen, opvoeden en gezondheid, wordt preventie (van gezondheidsproblemen) steeds belangrijker. Dit zijn veelal taken die nu nog door het Rijk en Provincie worden uitgevoerd. Gezonde burgers zijn van belang voor een gemeente, want gezonde burgers zijn zelfredzaam, voeren regie en hebben minder hulp nodig op tal van gebieden. Pagina 74 van 81 Daarnaast verdient ondersteuning van mantelzorgers de aandacht. De groep mantelzorgers is veelal de groep die ook vrijwilligerswerk verricht, nog thuiswonende kinderen heeft en volop deelneemt aan de arbeidsmarkt. Het is dus belangrijk dat mantelzorgers kunnen blijven zorgen. In het nieuwe concept van gezondheid wordt meer aandacht besteed aan de mogelijkheid om mee te doen aan de maatschappij, ondanks allerlei beperkingen die iemand kan hebben. Belangrijk hierbij is het vermogen van mensen zich aan te passen aan veranderingen, veerkracht te hebben, eigen regie te voeren en een zinvol leven te leiden. Een positieve gezondheid is hierbij cruciaal, en het is dus van belang zo’n positieve gezondheid te krijgen of te behouden. Van belang bij de komende transities is het zo klein mogelijk houden van de doelgroep van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). Doel van de OGGZ is het voorkomen en verminderen van sociale uitsluiting en dakloosheid van de doelgroep en het realiseren van een aanvaardbare kwaliteit van leven voor kwetsbare mensen. Risicofactoren voor OGGZ zijn bijvoorbeeld het hebben van schulden of niet kunnen rondkomen, huisuitzetting, zwaar alcoholgebruik, ernstige depressiestoornissen, sociaal isolement en problemen met (huiselijk) geweld. De sociale uitsluitingsindex meet het percentage mensen wat buiten de boot (dreigt) te vallen. Dat is de (mogelijke) OGGZ doelgroep. Regionaal en lokaal gezondheidsbeleid De meeste gemeenten hebben in hun lokale gezondheidsbeleid gekozen voor het terugdringen van gezondheidsachterstanden en voor één of meer landelijke speerpunten. Preventief gezondheidsbeleid bij ouderen is gericht op het zolang mogelijk zelfstandig blijven wonen en participeren in de samenleving. Het wordt door gemeenten bijvoorbeeld ingevuld met cursussen valpreventie, proberen eenzaamheid te verminderen en het samenwerken met Ouderbonden door middel van ouderenadviseurs. Hoe preventief gezondheidsbeleid voor volwassenen eruit kan zien is beschreven in het kader van een project van de academische werkplaats Amphi (Fransen en Molleman, 2013). Kerndomeinen waar kansen bij preventie liggen zijn bijvoorbeeld: • Helpen bij het waarmaken van intenties om gezonder te gaan leven. • Stimuleren van participatie en zelfredzaamheid. • Interventies via werk, vrije tijd, gezin, wonen en zorg. De genoemde strategie daarbij bevat de volgende onderdelen: opstellen gezondheidsagenda, infrastructuur voor preventie versterken, onder andere in de 1e lijn, in gesprek gaan met stakeholders en het vieren en zichtbaar maken van successen. De landelijke speerpunten krijgen in beide regio’s aandacht binnen verschillende projecten, op scholen, in wijken, dorpen en gemeenten. Bij een gezonde wijkaanpak werken gemeenten vraaggericht en sluiten ze aan bij wensen van bewoners of professionals en ondersteunen ze burgerinitiatieven, waarbij vrijwilligers een belangrijke rol spelen. Er wordt meer verantwoordelijkheid bij de burger gelegd, bijvoorbeeld het beheer van een wijkcentrum of dorpshuis. Pagina 75 van 81 In Gelderland-Zuid wordt bij preventie-activiteiten samengewerkt met de regionaal werkende instellingen met preventieve taken, zoals NIM, STMR, STMG, ZZG, OCE, Iriszorg en Indigo. Ook is er samenwerking met St. OOGG en Robuust. Handreikingen voor lokaal gezondheidsbeleid voor elk speerpunt Het Centrum Gezond Leven (CGL) van het RIVM heeft voor de meeste landelijke speerpunten handreikingen gemaakt voor het maken, uitvoeren en evalueren van lokaal gezondheidsbeleid op deze terreinen. Deze zijn te vinden op de website www.loketgezondleven.nl. Daarnaast is er ook een handleiding letselschade (over valpreventie) en nieuw is de integrale aanpak van drugsproblemen. Roken Het gemeentelijk beleid dient in te spelen op de verschillende factoren die (mee)roken veroorzaken. Dit betekent dat gemeenten niet alleen moeten inzetten op maatregelen vanuit gezondheidsbeleid, maar ook vanuit andere gemeentelijke beleidsterreinen. Op de site www.loketgezondleven.nl staat beschreven wat de mogelijkheden voor gemeenten zijn ten aanzien van een integrale aanpak van roken. Hierbij worden de volgende drie punten uitgelicht: voorkomen van meeroken, stoppen met roken en voorkómen van roken. In veel gemeenten, wijken of dorpen zijn (of worden) afspraken gemaakt met huisartsen over het geven van stopmet-roken-cursussen. Alcohol Voor een effectieve alcoholpreventie is integraal beleid nodig. Dat betekent dat gemeenten beleid ontwikkelen dat inspeelt op verschillende factoren die het alcoholgebruik beïnvloeden: maatschappelijke normen, persoonlijke motivatie, toezicht en beschikbaarheid van alcohol. Er zijn maatregelen op verschillende beleidsterreinen nodig, zoals openbare orde en veiligheid, verkeersveiligheid, onderwijs, jeugdbeleid, horecabeleid, toerisme en sportbeleid. Voor de doelgroep ouderen verscheen onlangs een advies van het Trimbos-instituut en Victas in opdracht van de Stichting Resultaten Scoren betreffende ouderen en verslaving. De nieuwe drank- en horecawet gaat niet alleen over het verhogen van de leeftijd naar 18 jaar. Ook de beschikbaarheid en het verstrekken van alcohol is van groot belang, zowel in de horeca, sport als supermarkt. Het gaat daarbij niet alleen om handhaving van regels, maar ook om de opstelling van ouders en volwassenen. Overgewicht Gemeenten kunnen veel doen om overgewicht te voorkomen en terug te dringen. Vooral door het stimuleren van een gezonde en gevarieerde voeding en door mensen in beweging te krijgen en te houden. Voor een effectieve preventie van overgewicht is integraal beleid nodig. Gemeenten ontwikkelen hiervoor beleid dat overgewicht vanuit verschillende invalshoeken aanpakt. Belangrijk uitgangspunt hierbij is: zorg dat mensen een gezonde keuze kunnen maken op het gebied van voeding en beweging. Zorg dat alle partners die iets met (over)gewicht te maken hebben samenwerken. Pagina 76 van 81 Mentale gezondheid Een groot deel van de ziektelast wordt veroorzaakt door psychische aandoeningen. Het gaat hier niet alleen om depressie maar ook om angststoornissen, suïcide en verslavingsproblematiek. Het bevorderen van een goede mentale gezondheid is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid en controle bij mensen. Bij de taken van de gemeente past preventie gericht op mensen die (nog) geen klachten hebben, maar wel tot de risico- of kwetsbare groepen behoren. Hier liggen ook relaties met andere beleidssectoren, zoals de Wmo, welzijn, onderwijs, jeugd en sport. Het Wmo-beleid vormt een belangrijke schakel omdat veel interventies in het kader van het bevorderen van mentale gezondheid in dit beleid kunnen worden geplaatst. De gemeente kan prioriteit geven aan bepaalde risicogroepen. In de handreiking van het RIVM voor depressiepreventie staat een overzicht van bruikbare indicatoren die gebruikt kunnen worden om risicogroepen te identificeren in bepaalde gebieden of wijken. Het betrekken van burgers bij activiteiten vergroot de kans op doelmatigheid en effectiviteit. Bewegen Bewegen is goed voor zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid en hangt positief samen met de andere speerpunten. Ongezonde leefgewoonten komen namelijk vaak in combinatie voor: mensen die minder bewegen eten vaker ongezond, roken vaker en drinken vaker excessief alcohol. Bewegen leidt ook tot minder depressie en diabetes. Ook voor een effectieve stimulering van sport en bewegen is integraal beleid nodig. Dat betekent dat gemeenten beleid ontwikkelen dat inspeelt op verschillende factoren die lichamelijke activiteit stimuleren. De omgeving speelt hierbij een centrale rol, dus ook de afdeling ruimtelijke ordening. Diabetes De preventie van diabetes richt zich vooral op leefstijlfactoren, met name gezonde voeding en bewegen. De handreikingen met betrekking tot bewegen en overgewicht bieden daarom ook handvatten voor de preventie van diabetes. Diabetes als medisch probleem hoort bij de huisarts en zorgverzekeraar, en niet bij de gemeente. De preventie van diabetes (overgewicht voorkomen, gezond eten en voldoende bewegen) hoort echter wél bij de gemeente en de GGD. De kunst is om deze twee (preventie en zorg) goed aan elkaar te verbinden. Tot slot In het bepalen van preventief gezondheidsbeleid heeft de gemeente de regie, maar samendoen is hierbij essentieel. Samen met relevante stakeholders en de doelgroep is het zaak tot een gemeenschappelijk gedragen gezondheidsagenda voor volwassenen en ouderen te komen. Samen kan dan een strategie bepaald worden, waarbij planmatig maar flexibel en goed getimed gehandeld moet worden. Dit geeft ruimte om in te kunnen gaan op mogelijkheden die zich aandienen (bijvoorbeeld in de vorm van financiering/menskracht/etc.) en op onderwerpen/ activiteiten waar energie zit bij relevante stakeholders. Het beleid moet daarbij ingebed zijn in een breder beleid en worden vormgegeven met zorgverzekeraars en zorgverleners, zowel over het vormgeven van voorzieningen en netwerken dicht in de buurt als over afstemming van taken op het gebied van preventie. Pagina 77 van 81 Het verdient aanbeveling aan te sluiten bij de vele initiatieven die al lopen in het kader van Gezonde wijk, dorpskern, gemeente en Rivierenland Gezond en de vele initiatieven in het hele zorg en welzijnsveld. En gebruik te maken van de kracht die hier al aanwezig is en deze, door slimme verbindingen te leggen, te versterken. Aandacht voor lage SES groepen blijft enorm belangrijk, om verschillen in gezondheid niet groter te laten worden en iedereen mee te kunnen laten doen/participeren. Aandacht voor de lokale situatie is daarbij van belang. Dan kunnen we, samen met relevante partners, de burger lang gezond houden. Dat is goed voor de burger én de gemeente. Referenties Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011). Landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid dichtbij, Den Haag, 2011. Fransen G, Molleman M. Hoe kan preventief gezondheidsbeleid voor volwassenen in de leeftijd 30 tot 65 jaar in Wijchen eruit zien? Amphi, 2013 www.loketgezondleven.nl Pagina 78 van 81 Bijlage 1: Wegen Om de respons zo representatief mogelijk te laten zijn voor de Nederlandse bevolking, wordt deze gewogen. Per respondent wordt een gewicht berekend, zodanig dat de achtergrondkenmerken van de gewogen respons in dezelfde verhouding zijn als de achtergrondkenmerken van de Nederlandse bevolking, die bekend zijn bij het CBS. Als er van een bepaalde bevolkingsgroep relatief weinig mensen in de respons zitten, krijgen deze een relatief hoog gewicht, en vise versa. Het CBS gebruikt het volgende weegmodel voor het gezondheidsonderzoek dat zij jaarlijks uitvoeren: Geslacht (2) x Leeftijd (17) + Burgerlijke staat (4) + Stedelijkheidsgraad (5) + Provincieplus (16) + Huishoudensgrootte (5) + Geslacht (2) x Leeftijd (3) x Burgerlijke staat (2) + Landsdeel (4) x Leeftijd (3) + Etniciteit (4) + Seizoen (4), waarbij tussen haakjes het aantal categorieën staan vermeld. Een enkelvoudige term, bijvoorbeeld Burgerlijke staat (4), houdt in dat de verhoudingen van iedere categorie binnen de respons door de weging gelijk worden getrokken aan verhoudingen binnen de populatie. Als er bijvoorbeeld relatief weinig gescheiden mensen in de respons zitten, krijgt deze groep een relatief hoog gewicht. Voorwaarde is wel dat er per categorie genoeg mensen in de respons moeten zitten, zodat deze als representatief kunnen worden geschouwd. Een gekruiste term, bijvoorbeeld Geslacht (2) x Leeftijd (17) houdt in dat de verhoudingen van iedere geslacht-leeftijd combinatie in de respons door de weging gelijk worden getrokken met die in de populatie. Weging Gezondheidsmonitor (GM) Voor de GM zijn drie wegingen uitgevoerd. De eerste weging heeft betrekking op de vragen die in deel 1 zitten en in alle GGD-enquêtes. Alle respondenten die in de GM zitten krijgen hierbij een gewicht. De doelpopulatie is 19+ jaar en in enkele GGD’en 17+ jaar. De tweede weging heeft betrekking op de vragen die in GEZO deel 2 zitten en in alle GGD-enquêtes. Het deel van de GEZO respondenten dat wel deel 1 heeft ingevuld, maar niet deel 2, valt hierbij weg. Alle overgebleven respondenten, worden opgehoogd naar dezelfde doelpopulatie als in de eerste weging. De derde weging heeft betrekking op alleen de GGD enquêtes VGZ en GZO. Voor de drie wegingen is hetzelfde weegmodel gebruikt. Voor consistentie met de GEZO is het bovenstaande weegmodel als basis genomen voor het opstellen van het weegmodel voor de GM. Er zijn echter enkele punten waar het weegmodel is aangepast. Ten eerste zijn alle termen (extra) gekruist met tenminste een GGD regio. Dit komt erop neer dat iedere GGD afzonderlijk is gewogen. Hierdoor worden de schattingen binnen een bepaalde GGD niet beïnvloed door enquêtedata van de overige GGD’en. Dit heeft als grote voordeel dat GGD’en onderling te vergelijken zijn. Verder is de term primaire eenheid toegevoegd. De categorieën van deze term komen overeen met de steekproefstrata. Van enkele categoriale variabelen, zoals leeftijd en burgerlijke staat, zijn de categorieën heringedeeld. De reden is dat er anders te weinig respondenten in een bepaalde categorie zitten. De laatste term, Seizoen (4), is weggelaten. Binnen de GEZO heeft deze term betrekking op mogelijke seizoenseffecten. Echter, omdat de GGD’en alleen in de herfst en in een deel van de winter hebben geworven, kan niet voor seizoenseffecten worden gecorrigeerd. Tenslotte is Inkomen(5) meegenomen. Dit is het gestandaardiseerd huishoudinkomen uit 2010, ingedeeld in vijf kwintielen. Deze variabele is meegenomen als sociaal-economische indicator. Het weegmodel dat is toegepast is: Primaire eenheid (2128) + GGD(28) x Geslacht (2) x Leeftijd (12) + GGD(28) x Burgerlijke staat (4) + Gemeente ingedikt (391) x Burgerlijke staat (2) + Gemeente ingedikt (391) x Geslacht (2) + GGD(28) x Stedelijkheidsgraad (5) + GGD(28) x Huishoudgrootte (5) + GGD(28) x Geslacht (2) x Leeftijd (3) x Burgerlijke staat (2) + GGD(28) x Etniciteit (3)+ GGD(28) x Inkomen(5). Bij de variabele Gemeente ingedikt (391) is iedere gemeente met minstens 100 respondenten als een aparte categorie opgenomen. De overige gemeenten zijn in één restcategorie gestopt. Deze indikking is uitgevoerd om voor de gemeenten met voldoende respons extra uitsplitsingen te maken naar geslacht en burgerlijke staat. Op verzoek zijn de GGD data ook gewogen met een eenvoudig weegmodel: Primaire eenheid (2128) + GGD(28) x Geslacht (2) x Leeftijd (6). Dit weegmodel zal de selectiviteit van de respons met betrekking tot andere achtergrondkenmerken dan geslacht en leeftijd niet corrigeren. Daarom is het gebruik van dit weegmodel niet aan te bevelen (CBS, Memo weging gezondheidsmonitor). Bijlage 2: Tabellenboek GGD Gelderland-Zuid 19+ Tabellenboek GZ uitgesplitst naar: geslacht, 6 leeftijdsgroepen, 4 opleidingsniveaus, regio Nijmegen, regio Rivierenland, (Oost) NL.