Vraag 1.A Classicisme: Vanaf 1750: individuele auteur door

advertisement
Vraag 1.A
Classicisme: Vanaf 1750: individuele auteur door genootschap erkend als literator maar
moet zich wel nog onderwerpen aan de normen en de regels opgelegd door de sociëteit.
Vanaf 1780 persoonlijke zeggingskracht van de dichter wordt belangrijker dan de regels en
normen van de groep.
Verlichting: spectators. Schrijver verbergt zich achter figuur van spectator. Zijn meestal
onbekende broodschrijvers. Spectator is werk van 1 enkele schrijver. Vaak ook predikanten
( predikantenliteratuur)
Sentimentalisme: Genootschappen blijven belangrijke rol spelen, leggen classicistische
regels op. Meeste dichters behoren tot een genootschap maar de men wil eerder subjectief
zijn ipv de opgelegde regels te krijgen. Dichter wordt meer en meer een genie, een grote
persoonlijkheid die zich niet laat inperken door de onpersoonlijke regels van
genootschappen.
Romantiek: Dichter blijft genie en profeet. Maar groep is nog steeds belangrijker dan individu
 sociale, dienende functie. Echtheid en waarachtigheid moeten aangegeven worden=;
Realisme: Groep is ook nog steeds belangrijker dan individu  sociale, dienende functie.
Naturalisme: natuur ‘niet alleen gezien maar ook gekozen door de kunstenaar’
1.B
- de tekst is een satire
- feodale structuur:
1) de tekst ondergraaft de pijlers van de feodale orde, namelijk eer en trouw. Reinaert kent
totaal geen eer en trouw: hij bedriegt zijn leenheer en medevazallen en verraadt zelfs zij
eigen familie om zich van de strop te redden. Maar ook alle andere personages zijn zonder
eer en trouw. Ze worden stuk voor stuk gedreven door opportunisme.
2) de tekst ondergraaft de pijlers van de feodale rechtspraak  basis van het feodale
systeem. De rechtsprocedure wordt wel gevolgd maar ze leidt tot chaos ipv orde & rede:
* de hofdag verloopt volgens gepaste procedures. Probleem is dat de beklaagde (Reinaert)
er niet aanwezig is. Pas bij de derde daging gaat hij mee met zijn medebaron Grimbeert,
anders is hij schuldig.
* tijdens proces geldt dat beklaagde onschuld moet bewijzen. Reinaert beschuldigt anderen
zodat zij ook hun onschuld moeten bewijzen  gevolg: als koning Reinaert wil straffen moet
hij ook de rest straffen, systeem wankelt.
* Reinaert wordt niet beschuldig maar in ere hersteld. Dit komt omdat hij zijn vader en oom
(grimbeert) verraad door te vertellen over de schat ‘der coninx Hermeliken’  wijst erop dat
hij de waarheid spreekt. De hebzucht van de koning & koningin doet de rest. Resultaat:
dankzij verraad en winstbejag wordt de hele rechtsprocedure onderuit gehaald.
* nadat bleek dat de vrijspraak onjuist was  nieuwe immorele vrijspraak: Belijn = zoenoffer,
wolf & beer mogen jagen op schapen & vossen.
- tekst ondergraaft de pijlers van de hoofse code:
* de mesure, de maar die de kern in de hoofsheid vormt, wordt ontmaskerd als hypocrisie.
De personages zijn mateloos & de ironie bestaat erin dat de dichter deze via hoofse formules
formuleert.
- de term hoofs wordt gebruikt voor volstrekt niet-hoofse termen: vb overspelige relatie
tussen Reinaert en vrouw van Ysengrijn: wordt hoofs genoemd.
- de vrouw is niet hoogstaand en onbereikbaar, normaal zou dit volgens de hoofse code wel
zo moeten zijn: vb hebzucht koningin.
2.A
Classicisme: moraliserende en kritische commentaar op sociale klassen
Verlichting: burgerlijke verlichtingsideologie: burgerlijke natuur en werkelijkheid. Objectieve
spiegel
Sentimentalisme: ?
Romantiek: vlucht weg van de werkelijkheid maar burgerlijke idealisering
Realisme: idealiserend (burgerlijk), bestudeert werkelijkheid
2.B
Aristoteles
1) wet van de 3 eenheden:
- eenheid van handeling, er is eenheid van handeling hoewel hierover gediscussieerd kan
worden: naast de opstand en val der engelen is er nog de nevenintrige van da val van de
mensheid.
- plaats: speelt zich af ‘in den hemel’
- tijd: alle acties volgen elkaar op zonder een sprong in de tijd.
2) verheven personage dat fout begaat: lucifer is 1 van de hoogste engelen die 1 fatale
zwakte heeft nl staatszucht die hem doet twijfelen en hem naar de foute beslissing voert.
3) samenvallen inzicht en wending: vallen niet helemaal gelijk: inzicht gaat even aan de
wending vooraf (de strijd)
4) herkenbaar & geloofwaardige werkelijkheid: maar toch idealisme: engelen zijn
psychologisch ‘als mensen’ getekend maar God regeert
5) vijf bedrijven:
- miscere ulti et dulce: Vondel pendelt voortdurend tussen religie en kunst. Als het religieus
inhoudelijk twijfelachtig wordt, zoekt hij legitimatie in eisen van de kunstwerken
- geloofwaardigheid: de realiteit wordt op een goede manier voorgesteld  toeschouwer
herkenning  les indringender
- movere: het movere zorgt ervoor dat het publiek een spiegel wordt voorgehouden en de
staatszuchtigen worden afgeschilldert (= docere)
- Decorum: alle onderdelen zijn zeer goed op elkaar afgestemd  betere overdracht van de
moraal  regels van de klassieke tragedie kracht bijzetten
vb: lucifer moet voorgesteld worden als een verheven personage  wordt ook zo gedaan
3.A
Van Effen: types, sjablonen van burgerlijk fatsoen, geen complexe figuren. Worden
psychologisch uitgediept. Evolueren nauwelijks, want hun goede aard is van in begin
aanwezig en wordt steeds duidelijker (kobus en agnietje)
Feith: geïdealiseerde personages, geen geloofwaardige handelende instanties, maar
wandelende sentimenten
Potgieter: personages zijn allegorisch, symbolisch.
Beets: ?
3.B
1) op politiek en economisch vlak wordt de periode gekenmerkt door de eindfase van het
feodale systeem. Dat betekent dat er nog wel degelijk sporen van dat systeem blijven
bestaan maar tegelijkertijd vallen nieuwe ontwikkelingen op. De vorsten proberen hun macht
uit te breiden en te centraliseren waardoor verschillende feodale regio’s geïntegreerd worden
tot 1 staat. Deze centralisatie & staatsvorming leidden tot heel wat conflicten:
- vorst & adel  zagen hun macht terugschroeven
- vorst & stad  wouden meer autonomie
op economisch gebied ontstond een nieuwe klasse: internationale handelaars  tegen
centralisering van de vorsten
2) de religiositeit veranderde van vorm maar verdween niet naar achtergrond. In het
algemeen verliest de kerkelijke religiositeit aan macht, terwijl de buitenkerkelijke religiositeit
groet. De kerk zat nog vast aan de feodale structuur terwijl de maatschappij weg evolueerde
van die structuur. Kerk probeerde macht te vrijwaren door corruptie en geweld
 reformatie
 moderne devotie
3) het wereldbeeld is dubbelzinnig: aan de ene kant is de tijdsgeest doordrongen in de
ijdelheid en eindigheid van het menselijke bestaan  oorlogen en epidemieën en armoede.
Aan de andere kant wordt de Bourgondische tijd geassocieerd met levensvreugde en
zinnelijk genot. Religie= lijden zinvol. Humanisme: leven van hier en nu zin geven.
Geen eenzijdig & zwartgallig wereldbeeld
Elckerlijc is een typisch rederijkersverhaal dat dichter bij de vorige periode aanleunt omdat
het religieuze en feodale wereldbeeld overheerst en de nadruk ligt op het verval en
eindigheid van het leven.
4.A
Middeleeuwen: intertekstualiteit is gevolg van de orale letterkunde. Men maakt inhoudelijke
en stilistische (= citaten) verwijzingen naar andere teksten: typische verhaalpatronen- en
conventies. Dit merkt men ook in de topoi en de aansprekingen Herhaling is bvb een topoi
(hofdag) of aansprekingen  herkenning, legitimatie. Variatie zijn vertalingen bvb,
aanpassingen van bepaalde teksten  auteur is een bewerker.
LME & humanisme :
Renaissance & barok:
4.B
Spectatoriale geschriften zijn er in alle soorten en voor alle gezinde. Ze willen het
rationalistische & empiristische wereldbeeld van de verlichting populariseren. In hun ijver de
kennis toegankelijk maken voor een groot publiek. Ze gebruiken van compromissen:
- religieus vlak: verzet tegen extreem gelovigen en ongelovigen  middenweg tussen geloof
& rede
- sociaal vlak: lofzang op middenklasse  sociale kritiek zelden scherp of cynisch,
accepteren standen en verdedigen grenzen ertussen. Toch: aristocratie= verfransing en lui.
Armen= gebrek aan beschaving.
- op gebied individueel en onafhankelijk denken: middenweg
* niet slaafs navolgen van geopenbaarde waarheden
* verzet tegen eigenzinnige denken
 tegen deugden burgerzin en gehoorzaamheid
! onverbloemd patriottisme  internationale machtspositie Ned begint uit te breiden 
spanning
5.A
In het Classicisme: Belang aan het volgen van regels, wie de regels volgt kan kunstenaar
worden. Deze regels gaan voor deel terug naar het verleden, naar Horatius, Aristoteles en
Heinsius. Zeker de poëzie en het toneel zijn in het begin v/d 18e eeuw vereenvoudigde
voortzettingen v/d renaissancistische regelskunst.
In het journalistieke spectatoriale proza is originaliteit geen criterium. De ene spectator
vertaalde en excerpteerde de andere spectator.
In het Sentimentalisme: Poëzie is een onzuivere tussenvorm. Het hangt nog steeds vast aan
de classicistische/retorische regels terwijl de inhoud meer naar romantiek neigt. Er komt ook
een steeds grotere roep om subjectiviteit, de dichter komt los te staan van de
genootschappen en word teen genie.
In de Romantiek: Het concept van originaliteit wordt belangrijk
In het Realisme: Nieuw tijdschrift, De Gids. Dit spiegelde de buitenlandse literatuur a/d
Nederlandse literatuur en toonde aan dat die laatste tekort schoot. Om het vroegere niveau
te herstellen was scherpe kritiek noodzakelijk.
5.B
1) orale letterkunde: verhalen worden mondeling overgeleverd. Schrijvers= clerici of literati
vb Hendrik van Veldeke
Gevolgen orale traditie:
- intertekstualiteit, inhoudelijk en stilistische verwijzingen naar andere teksten  combinatie
herkenning & variatie (topoi)
vb: VdVR die hofdag parodieert
- Middelnederlandse auteur = bewerker, geen creator ex nihilo vaak anoniem in dienst van
mecenas
- geen 2 identieke manuscripten of ultiem manuscript
vb Karel ende elegast
- teksten werden voorgelezen  relatieve eenvoud inhoud en stijl  gevolg: onze kennis van
de Middelnederlandse literatuur toont veel leemten: geen originaliteit + wegsmijten
2) nut en vermaak: miscere utile & dulce. Goed literair werk = esthetisch en ethisch  geen
realistische weergave van de werkelijkheid maar idealiserende spiegel
vb Karel ende elegast= vorstenspiegel, hoe moet vorst regeren
Bij al die idealen, religie= ultieme referentie & bijbel= finale voorbeeld.
3) evolutie:
- toenemende secularisering: de toenemende invloed van de religie in de laatmiddeleeuwse
letteren druist in tegen het clichébeeld en sluit aan bij de poging die de kerk ondernam om
haar tanende invloed weer te vergroten
vb: opkomst moderne devotie & mystiek. Volgens traditionele opvatting religie afzwakken
- volgens traditionele opvatting: laatmiddeleeuwse literatuur= toenemende moalisering tov de
vroegere literatuurvormen van didactisch opzet
vb ridderromans
Latere literatuur= via lachen  belang waarden illustreren
vb kluchten en abele spelen.
6.A
Middeleeuwen: idealiserende spiegel. Karel ende elegast: vorstenspiegel, hoe een goede
vorst zich gedraagt. Arturroman gesymboliseerd in de ronde tafel, geen hiërarchie. Van de
vos reynaerde: satirische spiegel op feodale code.
LME & humanisme: elckerlijc, spiegel der zaligheid (hoe mens zalig wordt)  niet
idealiserend
Renaissance en barok: lucifer: spiegel van herkenbare morele patronen. Algemene morele
principes duiken steeds op in de meest uiteenlopende stukken van deze tijd.
6.B
Overeenkomsten: dichter wordt genie, roman blijft belangrijkste genre
Verschillen: wereldbeeld: binnenwereld tov buitenwereld, pessimisme tov optimisme, mens
van nature goed mr verknoeid tov maakbaarheid van de mens. Roman: meer introspectief
ipv sectatoriaal. Verbeelding, droom en mysterie tov sociale realieit, verstand, nuchter,
helderheid
(nog aanvullen)
7.A
Traditionele opvatting:
romantiek= einde 18e E  1840
Realisme= 1840-1870
Traditionele verschilpunten: Romantiek tov realisme = binnenwereld tov buitenwereld
Romantiek:
- bovennatuurlijke
- kunstenaar= genie
- erfgenaam sentimentalisme
- Weltschmerz
- nationalisme, belang verleden
Realisme:
- kunstenaar= observator
- erfgenaam empirisme
- nuchterheid
Deze traditionele opvatting= stereotypering die vele raakpunten tussen 2 bewegingen
miskent
Waarom?
1) romantiek is geen eenzijdige aanval op Verlichting, veel elementen Verlichting in de
romantiek
2) realisme is geen afrekening met romantiek, heeft nog heel wat romantische elementen in
zich: idealisering + belangstelling voor individu
Bovendien was Ned. Lit : idealiseren realisme  tegen eigen principes
De reden waarom de 2 in 1 adem genoemd worden is omdat de romantiek niet sterk
vertegenwoordigd was in de Nederlandse literatuur. Ze was een gefatsoeneerde positieve
romantiek en bevat 2 elementen die romantische verzuchtingen nuchterder maken en zo
fungeren als overstap van romantiek naar realisme. Die 2 bruggen: burgerlijke mentaliteit eist
idealisering en humor
7.B
KEG: niet veel personages en worden erg sober voorgesteld. Afgezien van de 3 hoofdfiguren
zijn er nog 2 handelende personages
- zus van Karel= vrouw niet centraal in voorhoofse literatuur maar toch belangrijke rol
- hertog van beieren: typisch voorhoofse ridder, raadt Karel aan Egh. en gezellen af te
slachten
Ondanks spanning schijn en zijn is ware aard van de personages redelijk stabiel en
onveranderlijk. Elegast= trouw, Egh= vals, Karel= bevestiging ware aard.
 verhaal= ophemeling van de feodale pijlers, eer en trouw
moraal: trouw wordt beloond, valsheid wordt bestraft.
VdVR: Reinaert kent totaal geen trouw en eer: hij bedriegt zijn leenheer en medevazallen en
verraad zelfs zijn eigen familie om zich van de strop te redden. Maar ook alle andere
personages zijn zonder eer en trouw, ze worden gedreven door opportunisme. Vb: koning
Nobel & koningin die Reinaert in ere herstellen voor hun hebzucht te bevredigen.
 de tekst ondergraaft de pijlers van de feodale orde: eer en trouw
moraal: aanklagers zijn even schuldig als de beklaagde waardoor feodale rechtssysteem
wordt geridiculiseerd.
8.A
Raakpunten: schrijven wordt beroep in verlichting, bij RR was het al een ambacht.
Genootschappen lijken op kamers, geloof in maakbaarheid van de mens, kunst is studie van
regels, gedragen door burgerlijk ethos van beschaving. Genootschappen.
Verschilpunten: auteur wilt zelfstandig werken ipv in groep.
Sociale klasse: RR: de betere burgerij, elite tov verlichting: betere middenklasse.
8.B
Realisme. 1839. Wil afrekenen met de romantische tijd maar eigenlijk nog altijd romantische
elementen in zijn realisme. Is een verzameling losse teksten in verschillende edities
uitgebreid. Het is geen kopieerkunst, niet oblectief realisme.
Potgieter?
9.A
Van Effen: verteller = observator en spectator: is een buitenstaander die mensen observeert,
wel gerelativeerd: verdedigt burgelijke waarden en evalueert vanuit die waarden zijn
personages, geeft mening weer via expliciete tussenkomst, niet-onbelangrijke rol want
bemiddelt immers tussen 2 families, verteller leert iets (hier: natuurlijke ongedwongen liefde,
liefde op haar best als het verstand en conventies niet tussenbeide komen)
Feith: ?
Potgieter: Betogende verteltrant, verteller komt herhaaldelijk tussenbeide en beoordeelt wat
hij beschrijft. Spreekt zijn lezers toe.
Beets: ikverteller en heet Hildebrand (pseudoniem van beets), indruk dat het waargebeurd
verhaal is en indruk auteur zelf heeft meegemaakt, citeert personages letterlijk. Gekleurde
weergave van feitelijke werkelijkheid: subjectieve aangelegenheid, verteller evalueert
voortdurend (heeft medelijden, voelt schaamte), laat lezer zelf niet beslissen ( staat in
tegenstelling met objectieve cameraverteller), wie andere interpretatie van feiten heeft is
slechte lezer , plaatst zich tussen gebeuren en de lezer. Karakter van de verteller: nooit
scherp of kwetsend, niet eenzijdig (vermeldt ook goede punten)
9.B
De ridderoman behoort tot de profane epiek dwz dat het een genre is dat verhalend is en
gebeurtenissen & ontwikkelingen uit de buitenwereld vertelt. We kunnen 2 soorten
onderscheiden:
- voorhoofse of karelroman
- hoofse romans
De hoofse ridderroman bevat 3 soorten:
- arturroman:
* niet-historische (versvorm)
* historische (proza)
 via queeste, evolutie  hoofs
- oosterse roman: bekering heidenen, idealiseren. Oosterse culturen.
- klassieke roman: hoofsheid in de klassieke verhaallijnen ontwikkelen
HOOFSHEID: mesure + vrouw onbereikbaar
Karel ende Elegast  voorhoofse ridderroman of karelroman
Kenmerken:
- spelen zich af rond Karel De Grote
- vermenging feit en fictie
- ridderadel gebruiken Karel De Grote om zichzelf aanzien te verlenen  projecteren eigen
problemen en verwachtingen in de tijd van Karel De Grote
- oervorm: franse chanson de geste
- centraal= feodaliteit, niet cruciaal: liefde en de vrouw
- structuren: chronologisch en epische concentratie
- evolutie: lang populair
10.A
Voorlopers: schelmenstreken, los en episodisch van structuur bv Ulenspieghel : hoofdfiguur
is oneerbiedige schelm. Schelmenroman of picareske roman. Ook avonturiers: episodische
structuur, vaak moraliserend en kritische commentaar (ook in travestieverhalen, erotische
romans). Proza: volks en onfatsoenlijk + ongeloofwaardig, bvb reisbeschrijvingen. Imaginaire
reisverhalen: menselijke zoektocht naar geluk en wijsheid. In de ikvorm, waarachtige
verslagen, verslagstijl.
Spectatoriale geschriften pad geëffend voor roman: de zedenschetsen hebben invloed
uitgeoefend.
Tweeheid & eenheid van Lucifer: Mensen worden voorgesteld als de belichaming van God.
Dit is net iets waar de Calvinisten en protestanten zo fel tegen waren.
Ook in de voorstelling van ‘het licht’ zit een maatschappelijk element. Lucifer was heerser
maar het licht werd gedoofd. Dit kwam door de staatzucht. Wanneer lucifer sterft sleurt hij de
mens daarin mee. Zodra de mensen hun ogen opendoen verliezen de mensen hun zicht. Er
is dus aanvaardbare en zondige kennis. Dit sluit aan bij de problematiek van de renaissance:
de mens werd de bron van alle kennis maar mocht hier niet te ver in gaan want dan overtrad
hij de goddelijke orde
10.B
Ik denk de staatzucht van adam en eva?
11.A
Middeleeuwen: Onbekende schrijver. Middeleeuwen worden gekenmerkt door de orale
traditie. Verhalen worden mondeling overgeleverd en zelden opgeschreven. De auteur was
voor de middeleeuwer geen belangrijk begrip, in de meeste gevallen schreef hij trouwens in
opdracht van iemand anders.
Dit weerspiegelde het feodale wereldbeeld van leenman en leenheer. De leenman kreeg zijn
leen van de leenheer en diende dus ook trouw te zijn aan de leenheer.
Factor (Rederijkers): De factor stond aan het hoofd van een rederijkers kamer. Voor de
rederijkers was kunst een ambacht. Kunst kon je dus leren en het was vooral een kwestie
van het volgen van regels.
Bekend & Echt individu (Barok): De auteur moest zich weliswaar wel nog houden aan regels
en nog steeds heerste de opvatting dat kunst een ambacht was die je kon leren.
11.B
12. A
Periode van ca 1050 – ca 1250
Al heel wat zogenaamde typische renaissancistische kenmerken aanwezig in de ME:
1) wedergeboorte van de klassieken:
- ME maatschappij gegroeid uit de romeinse
- religieuze wereldopvatting van Plat, later Aristoteles
- kerk centrum geleerdheid: Latijn voertaal  klassieke teksten
- keizerlijke hof, model van de romeinen  Karolingische renaissance
-  onderbouw en bovenbouw
Alle belangrijke klassieke auteurs bekend
2) Uitbreiding profane kennis:
- contact Arabische wereld  meer inzicht in wetenschappen  kritischer voor eigen
lezingen
- toenemende belang volkstaal  verspreiding wetenschappelijke kennis
3) groei van de steden:
- handel neemt toe  bevordering ontstaan en groei van steden  ontstaan burgerij:
legitimeren = combinatie: aansluiten & distantiëren
4) hoofse mensbeeld: ontplooiing en verfijning van de mens maar rekening houden met
anderen  mesure
= basis humanisme
Verschillen van echte Renaissance?
 kritisch op zoek gaan naar bronnen uit oudheid en benaderen met methoden ontleend
aan de klassieken zelf
 kennis verlegt de grenzen
 individu minder religieus en autoritair beperkt
 vertaling Chr.wereldbeeld naar achtergrond
12.B
13.A
13.B
14.A
14.B
1) elckerlijc laat zien hoe de mens zalig kan worden. Dat wordingsproces wordt uitgebreid als
een pelgrimstocht die op vele vlakken zorgt voor een spiegeling: vb initiële toestand (zonde)
wordt gespiegeld tot zijn tegendeel (vroomheid)  moraal
2) elckerlijcs evolutie van buiten naar binnen
begin: elckerlijc leeft buiten al wat goddelijk en goed is
eind: elckerlijc staat binnen die werled
 wordt o verschillende domeinen verduidelijkt:
- angst: Elck. leeft in begin buiten de angst voor God  dood ontbiedt hem  Elck. bang
moraal: mens moet God vrezen
- schuld: Elck. heeft in begin geen besef van schuld, Geselschap plus Maghe & Neve
beschuldigen hem ook niet  ontmoeting Goet & Deugd, beschuldigen hem wel  door
Kenisse besef van schuld  straft zich zelf
- lichaam en geest: Elck leeft in het begin zondig, in het teken van het lichamelijke, wordt
duidelijk gemaakt door allegorische personificaties:
* Gheselschap: zijn vrienden blijken laf en ontrouw, alleen op lichamelijke genot gericht
* Neve & Maghe: geïnteresseerd in feesten en lichamelijk genot, gaan niet mee want tocht
stelt geen feesten in vooruitzicht
* tGoet: materieel bezit  aarde  ondermijnt de ziel en al het geestelijke want hij verknoeit
zijn zintuigen die niet gericht zijn op het hogere
 Elck. leeft binnen het lijfelijke. Door kenisse beseft hij dat het lichaam zetel is van de
zonde  straffen spirituele vooruitgang  ontmoet allegorische personificaties die
mengvorm zijn van het lichamelijke en het geestelijke: Vroetscap, Cracht, Schoonheid en Vijf
zinnen
Niet voldoende, Elck moet volledig loskomen van lichamelijke  sacramenten van de kerk
nodig: de biecht, brood en wijn, en de olie
Bij zijn door verdwijnen alle allegorische personificaties die nog iets lijfelijks hebben, alleen
deugd blijft over
Evolutie is rond, begon bij lichamelijke eindigt bij het geestelijke.
begin: allegorische personages die extern zijn
eind: allegorische personages die intern zijn
Begin: buiten zorgen  deugd verzwakt daardoor  binnen zorgen  Elck. verzorgt zijn
deugd
Evolutie: tweevoudig proces:
1) kennis  zorgt voor inzicht  keerpunt
2) proces van zuivering: pelgrimstocht= aanzuivering van een rekening
15.A
- opkomst boekdrukkunst vanaf ca 1425 blokboeken daarna vanaf 1455 metalen letters door
Gutenberg. Door de humanisten winnen de boeken aan prestige, het boek was een
statussymbool. Ze vonden deze uitvinding zo belangrijk omdat hun leer dan makkelijker kon
verspreid geraken. Gaandeweg krijgen boeken een karakter dat verschilt met dat van
handschriften: titel, illustraties, leerhandleiding.
- boekconsumptie: verspreiding van de verlichte ideeën is ondenkbaar zonder steeds groter
wordende boekproductie. Voor 1700, centrum: Venetië. Na 1700, N-Ned centrum (tolerantie)
- zorgt voor stijgend aanbod  stijgende vraag groep die kan lezen
 gunstig financieel klimaat (burgerij). Burgerij vraagt ontspannende maar ook betekende
teksten  ontstaan journalistiek: beroep tov de rederijkers: ambacht
Evolutie:
- ME: anoniem (clerici)
- rederijkers: ambacht, regels, mecenas
- Barok: individualistisch, geen regels
- 18e E: journalistiek, beroep en regels
15.B
1)
- De staatszucht verwijst naar het ongeoorloofde verlangen een hogere status te bekleden
- de traditionele lezing van lucifer gaat ervan uit dat lucifer te veel wil: als God de mensen
boven lucifer verheft, neemt deze laatste dat niet Hij wil hoger staan dan de mensen en
daardoor valt hij de goddelijke orde aan. In de renaissance zag men het als een
ondermijning van de harmonie en een verstoring van de kosmologische orde. Lucifer=
negatief personage.
- Niet-traditionele interpretatie vertrekt niet vanuit de theologische opvattingen maar vanuit
de sociale. Dan wordt lucifer een verscheurd personage met overwegend positieve
eigenschappen. God herkent de orde niet meer, lucifer wil de orde herstellen.
2) op het politieke vlak waren er heel wat vrijheids- en burgeroorlogen waarbij de vorst vaak
tegen zijn naaste medewerker moest strijden.
-zoals Gods leger tegen Lucifer moet vechten.
Dat was een concrete invulling van het algemenere conflict tussen centralisering en
vrijheidstreven, gehoorzaamheid en grensverleggende nieuwsgierigheid. Op het religieuze
vlak was de strijd tussen de kerk en de reformatie een uiting van datzelfde conflict.
3) als we kijken naar de lange inleidende teksten die Vondel aan zijn lucifer liet voorafgaan,
is het erg waarschijnlijk dat hij met deze literaire tekst balanceerde op de rand van
hoogmoed. Inleidingen zijn legitimaties van een literair project en anticiperen op mogelijke
kritiek die ze al op voorhand proberen te weerleggen. Teneur is steeds dezelfde: vondel =
geen staatszuchtige tov lucifer.
Tenminste dat wil hij lezer doen geloven.
Download