Fysische processen tijdens een onweersbui Vorming van stapelwolken Vorming van onweerswolken Detectie van onweer Levenscycli Soorten onweer Tornado’s, bliksem, hagel 1 Luchtvochtigheid Stabiliteit VORMING VAN STAPELWOLKEN 2 Luchtvochtigheid Lucht bevat waterdamp Temperatuursafhankelijk Relatieve vochtigheid: RH als waterdamp en/of T 3 Luchtvochtigheid situatie 1 T = 20 °C situatie 2 situatie 3 T = 15 °C T = 10 °C Wmax = 17 gr Waanw = 13 gr Wmax = 13 gr Waanw = 13 gr Wmax = 9 gr Waanw = 9 gr RV = 75 % RV = 100% RV = 100% Dauwpunt = temperatuur waarbij de RV 100 % is + energie + waterdruppels 4 Temperatuurverval troposfeer Temperatuurprofiel v/d troposfeer T daalt aan gem. 6,5 °C per 1 km Erg variabel Hoogte 6000 m 1500 m -30°C 8,5°C Temperatuur 5 Temperatuurverval luchtbel Adiabatisch proces Als de luchtdruk daalt, neemt het volume toe en daalt de temperatuur Temperatuursverval Droog Adiabatisch Lapse rate DAR 10 °C per 1 km Γ 6,5 °C per 1 km 6 T = 20,0 °C T = 20,0 °C Adiabatisch proces: Geen temperatuursuitwisseling Wolkenvorming wordt tegengewerkt. Grote T = 30,0 °C T = 26,5 °C onweerswolken bestaan niet! 7 8 Adiabatisch temperatuurverval Adiabatisch proces Als de luchtdruk daalt, neemt het volume toe en daalt de temperatuur Temperatuursverval Droog Adiabatisch Lapse rate DAR 10 °C per 1 km Γ 6,5 °C per 1 km Nat adiabatisch SAR 5-6 °C per 1 km 9 Atmosferische stabiliteit Stabiliteit? ◦ De temperatuur van de “omgeving” ◦ Ontstaan wolken Wanneer stabiel? ◦ Luchtbel kan niet stijgen ◦ Wolkenvorming wordt tegengewerkt 10 Stabiel Hoogte Temperatuur 11 Onstabiel Hoogte Temperatuur 12 stratosfeer tropopauze troposfeer 13 Ontwikkeling van Cumulonimbus Stabiliteitsparameters VORMING VAN ONWEERSWOLKEN 14 Synoptische situatie bij hevig onweer Divergentie Koude, droge lucht Warme, vochtige lucht 15 Convectieve destabilisering hoogte y’ x’ y x temperatuur 16 17 Stabiliteitsparameters CAPE: Convective Available Potential Energy CIN: Convective Inhibition CAPE (J/Kg) CAPE (J/Kg) 0 Stabiel 0 – 50 Zwak 0 – 1000 Licht onstabiel 51 – 200 Matig 1000 – 2500 Onstabiel > 200 Sterk 2500 – 3500 Heel onstabiel > 3500 Extreem onstabiel CIN nodig voor zwaar onweer 18 Trigger Zonder trigger, geen onweer Voorbeelden: ◦ Reliëf ◦ Atmosferische storing (convergentiezone, trog, …) Komt de trigger op het juiste tijdstip? Waar zal het onweer ontstaan? 19 ONWEER DETECTEREN 20 Onweer detecteren (1) 21 Onweer detecteren (2) 22 23 24 25 Bliksemdetectie Bliksem zendt enkele karakteristieke frequenties uit Storing op radio-ontvangst Uit verloop van de golfvorm kan eigenschappen van de ontlading bepaald worden (positieve/negatieve) 26 SOORTEN ONWEER + LEVENSCYCLUS 27 Levenscyclus van onweer (1) Cumulus stadium ◦ Convectie ◦ Condensatie ◦ Updraft ◦ Neerslagproces: waterdruppeltjes botsen met ijsdeeltjes Levenscyclus van onweer (2) Volwassen stadium ◦ Cumulonimbus (eventueel met aambeeld) ◦ 6 tot 18 km hoog ◦ Actief ◦ downdraft 29 Lt col Rankin Levenscyclus van onweer (4) Oplosstadium ◦ Updraft zwakt af door downdraft ◦ Voedingsbron weg ◦ Wolk lost op Soorten onweer: eencellig onweer 32 33 Soorten onweer: meercellig onweer Trekrichting van het onweer 34 35 Levenscyclus van onweer (3) ◦ Gustfront ◦ Shelfcloud ◦ Wallcloud: sterkste updraft 36 Shelfcloud + Gustfront (www.skystef.be) 37 38 TORNADO’S, BLIKSEM EN HAGEL 39 Windshear 6 km 4 km 2 km 0 km 40 Vorming tornado Wallcloud 41 42 44 45 Schaal van Fujita: F1 46 Schaal van Fujita: F5 47 Processen bij onweer (1) Bliksemgenese ◦ Temperatuursverschil tussen hagelstenen en kleinere ijsdeeltjes ◦ Bij botsing een ladingsverschil ◦ Hagelstenen (-) in onderkant wolk, kleinere ijsdeeltjes (+) in bovenkant ◦ 3 miljoen volt per meter ◦ Bliksemschicht Processen bij onweer (2) Ontstaan van donder ◦ Flits verhit lucht tot 30 000 °C ◦ Ontploffing ◦ Schokgolf Hagel 50 Onweer van 25-26 mei 2009 Wolkentoppen tot 16 km Hagel tot 10 cm doorsnede Eeklo 10 september 53 Vragen? Bronnen ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ Meteorology Today, Ahrens, 2008 buienradar.nl Sat24.com KMI deredactie.be skystef.be weather.uwyo.edu 54