Van E=mc2 tot moleculaire beeldvorming voor vroegtijdige ziektedetectie en geneesmiddelenontwikkeling Prof. dr. Koen Van Laere, KU Leuven en UZ Leuven Diensthoofd Nucleaire Geneeskunde en Moleculaire Beeldvorming 29 oktober 2013 Onze biomedische kennis heeft een enorme evolutie ondergaan in de laatste decennia. We zijn gegaan van de ontdekking van de basisstructuur van DNA tot in kaart brengen van volledige genomen van verschillende species, waaronder de mens. We zagen ook een geweldige vooruitgang in medische beeldvorming, vertrekkend vanaf de ontdekking van X-stralen een eeuw geleden, met ontwikkeling van de computer tomografie (CT), en ook van de magnetische resonantie beeldvorming (MRI) scanner. De laatste 20 jaar is er, naast deze anatomische of structurele beeldvorming, ook een snelle evolutie van functionele, moleculaire beeldvorming. De technieken van moleculaire beeldvorming zijn gebaseerd op natuurkundige wetmatigheden die niet alleen de levensloop van sterren mee bepalen in de kosmos, maar microscopisch op subatomair niveau de samenstelling van atomen regelen. Positron emissie tomografie (PET) is een techniek die toelaat om radioactief gemerkte moleculen in het lichaam te bepalen, deze driedimensionaal beeld te brengen, en in functie van de tijd dynamisch en kwantitatief te meten, wat toelaat een hele reeks van fysiologische processen te volgen en zeer vroegtijdig afwijkingen bij ziekten op te sporen. De radioactieve stoffen die hierbij gebruikt worden, zijn veelal kortlevende varianten of ‘isotopen’ van chemische elementen zoals koolstof, zuurstof, fluor en stikstof, die in lichaamseigen stoffen voorkomen. Deze isotopen worden gemaakt met versnellers, zoals cyclotrons, die in ziekenhuizen kunnen worden uitgebaat om ter plekke deze stoffen produceren. In een (radio)farmaceutisch laboratorium worden deze isotopen ingebouwd in moleculen die specifiek een lichaamsfunctie in beeld brengen, zoals suiker (glucose), wat toelaat de groei van tumorcellen te meten, maar ook werking van cellen in het hart of in de hersenen. Zo zijn er ondertussen vele honderden gemerkte moleculen gekend die zeer specifiek een bepaalde lichaamsfunctie meten. De gebruikte isotopen gaan in een periode van enkele minuten (zuurstof-15) tot hooguit een paar uur (fluor-18) een signaal uitsturen wat door een camera kan gemeten worden. Dit signaal bestaat voor deze stoffen uit de uitzending van een positron. Een positron is een deeltje antimaterie, namelijk het antideeltje van een elektron. Dit gaat volgens de wet van Einstein, E=mc2, bij het in contact komen met een naburig elektron versmelten en onmiddellijk vernietigd worden : ‘annihilatie’, en hierbij omgezet worden tot energie. Dit laatste gebeurt onder vorm van twee gammastralen, die als specifieke eigenschap hebben dat ze in diametraal tegenovergestelde richting worden verstuurd. Speciale kristallen in een PET-camera kunnen deze gammastralen opvangen en zo meten waar deze omzetting gebeurd is en dus de activiteit van de gemerkte molecule lokaliseren, dit met een nauwkeurigheid van een paar millimeter. De medische toepassingen van deze techniek zijn de laatste 10-15 jaar doorgebroken en zijn verbluffend. Het meest gebruikte onderzoek in routinematig klinisch verband, is het meten van dit glucoseverbruik in het lichaam door middel van totale lichaamsscans (zgn. fluorodeoxyglucose of fluor-18-FDG PET scans), om zo de vroegtijdige detectie van kanker, de uitbreiding ervan en respons op behandeling te meten. Groeiende tumorcellen hebben immers energie nodig om te delen, en de meeste sneldelende tumoren kunnen op die manier zeer snel opgespoord worden over het ganse lichaam. Behandeling, door middel van chemotherapie of uitwendige bestraling, kan zo eveneens beter gevolgd worden. Na één tot enkele weken kan men reeds zien of de tumor goed reageert op de behandeling, wat ook toelaat om sneller van type behandeling om te schakelen indien er onvoldoende antwoord op de behandeling zou zijn. Bij enkel meten van de grootte van de tumor door structurele beeldvorming, kan dit kostbare maanden duren vooraleer het effect van de behandeling gezien wordt. Andere eigenschappen van tumoren kunnen eveneens gebruikt worden, wanneer glucose verbruik niet optimaal is. Zo zijn prostaattumoren beter meetbaar, tumoren van het maag-darmcellen die voornamelijk hormonen in overmaat produceren, of hersentumoren, beter en sneller aantoonbaar. Talrijke studies hebben ondertussen aangetoond dat dergelijke strategie een betere oncologische behandeling toelaat, en dit is ook de reden waarom het ministerie van volksgezondheid een stijging van het aantal ziekenhuis-PET-scanners zal voorzien de komende jaren. Maar er zijn vele andere processen kunnen zeer vroegtijdig gemeten worden : infecties en ontstekingen, hartaandoeningen, schildklierlijden, hersenaandoeningen en zelfs nieuwe therapieën zoals gentherapie en stamceltherapie. Bijvoorbeeld, hersenaandoeningen worden meestal gekenmerkt door te weinig of teveel stoffen die gevormd worden. De ziekte van Parkinson wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door te weinig dopamine aanmaak. Deze hoeveelheid dopamine kan rechtstreeks in beeld gebracht worden, wat vroegtijdige en nauwkeurige diagnose toelaat. Alzheimer dementie wordt veroorzaakt door eiwitten (bijvoorbeeld amyloid), die verkeerdelijk overmatig in de hersenen opgestapeld worden, en zo leiden tot afsterven van signalisatie en cellen in specifieke hersengebieden. Gemerkte moleculen die ook op dit eiwit binden, laten toe om dit proces in beeld te brengen en de hoeveelheid van bijvoorbeeld amyloid te bepalen. Dit laat betere en snellere diagnose toe, tot zelfs 10-15 jaar vooraleer de eerste symptomen van de ziekte zich vertonen. Dit geeft uiteraard een nieuwe en unieke manier om medicatie die de opstapeling van dit eiwit tegengaat zeer vroegtijdig te gaan testen, vooraleer het zijn schade kan aanrichten. Meer algemeen is het voordeel van specifieke en vroegtijdige diagnose dan ook om op individuele basis de ontwikkeling van geschikte geneesmiddelen te onderzoeken of die personen die op een bepaald medicament zullen reageren te identificeren. De kost voor de ontwikkeling van een nieuw medicijn wordt momenteel op 1 a 2 miljard Euro geraamd. Hoe sneller men weet of en bij wie dit medicijn kan werken, hoe meer kosten bespaard kunnen worden. Door middel van gemerkte versies van deze medicijnen of hun doelwitten (veelal eiwitten die voor signaaloverdracht zorgen), kan bepaald worden hoeveel van het medicijn nodig is, wat de beste doseringstijdstippen zijn, en of een medicijn beter werkt als een ander. In de lezing zal op een begrijpelijke wijze de wonderlijke toepassing van deze omzetting van positronen, zoals voorspeld door Einstein, naar medische beeldvorming uitgelegd worden, en zullen enkele voorbeelden van gebruik van medische beeldvorming en geneesmiddelenontwikkeling bij ziektebeelden zoals kanker, hartziekten, ontstekingen en hersenaandoeningen getoond worden. Hierbij zal ook een inschatting gemaakt worden van wat we in de komende jaren mogen verwachten van deze moleculaire beeldvorming in de geneeskunde.