Korte geschiedenis van de weergave van geluid Rond het jaar 1860 wordt geluid voor het eerst met succes opgeslagen. De Fransman Léon Scott slaagt erin, geluidstrillingen met een naald in een laag roet te krassen, die is aangebracht op een rol papier. Hij noemt zijn vinding de phonautographe, zie Afbeelding 1: Afbeelding 1: De phonautographe (deze is te zien in Teylers museum Haarlem) Je moest in een soort ton schreeuwen, terwijl iemand anders aan een zwengel de rol beroet papier liet ronddraaien. Scott was tevreden met het opslaan van geluid; hij bekommerde zich niet om de vraag of hij het wel weer kon laten afspelen, omdat hij dacht dat hij dat later wel zou oplossen. Dat was een misrekening: pas in 2007 lukte het een team van Amerikaanse wetenschappers om een opname van Scott ten gehore te brengen. Het bleek een vrouwenstem te zijn, die het liedje Au clair de la lune zingt. In het jaar 1877 deed de Amerikaan Thomas Alva Edison, op basis van de vinding van Scott, een nieuwe uitvinding. Hij verving het papier in eerste instantie door een laag folie en later door een laag was. De naald trok een spoor van meer en minder diepe putjes in dit laagje. Dit had het voordeel dat het spoor opnieuw kon worden afgetast door een naald, waardoor het geluid weer af te spelen was. Edison noemde zijn uitvinding de phonograph, zie Afbeelding 2: Afbeelding 2: De phonograph (collectie Museon) 1 Het eerste bewaard gebleven geluidsfragment dat met deze machine werd gemaakt is het liedje Mary had a little lamb, dat door Edison persoonlijk werd ingezongen. Meer dan een eeuw lang is dit fragment beroemd gebleven als de eerste succesvolle geluidsopname, totdat de opnamen van Scott konden worden ontcijferd. Met de techniek van de phonograph ontwikkelde Edison ook de eerste sprekende pop, die hij vanaf 1890 op de markt bracht. Zie Afbeelding 3: Afbeelding 3: De sprekende pop van Edison (mechanisme links) De pop moest worden opgewonden, waarna het rolletje in het mechaniek werd afgespeeld. Jammer genoeg was het geluid niet erg fraai, zoals zelfs Edison moest toegeven. Bovendien was het rolletje al na een paar keer spelen versleten. In de negentiger jaren van de 19e eeuw kwam de naar Amerika geëmigreerde Duitser Emile Berliner met een geheel nieuw principe. Volgens dit principe werd een ronddraaiende schijf afgetast met een naald. Berliner noemde zijn vinding de grammofoon, zie Afbeelding 4: Afbeelding 4: De grammofoon volgens Berliner (collectie Museon) Het bijzondere van de grammofoon was, dat de naald horizontale bewegingen in de groef maakte. De geluidskwaliteit werd beter en de naalden en de platen gingen langer mee. Het principe van de grammofoon heeft het volgehouden tot de komst van de CD in de tachtiger jaren van de vorige eeuw; en zelfs nu nog zijn er mensen die de grammofoon beter vinden dan de CD-speler. 2 Men ging ook al snel experimenteren met heel andere manieren om geluid op te slaan. Een belangrijke vinding was, dat je voor het opslaan van geluid ook een draad van staal kon gebruiken. Daarbij werd dan het staal van de draad magnetisch gemaakt. De apparaten waarmee dat voor eerst (rond 1930) lukte worden draadrecorders genoemd, zie Afbeelding 5: Afbeelding 5: Een draadrecorder met (detail rechts) staaldraad (collectie Museon) De draad draait tussen twee spoelen, waarvan de ene spoel opgerold wordt terwijl de andere juist afgerold wordt. De magnetisch geworden draad geeft bij het afspelen een elektrisch signaal, dat na versterking naar een luidspreker wordt gestuurd. Omstreeks dezelfde tijd (1930) lukte het de eerste bandrecorder te maken. In principe werkt een bandrecorder precies hetzelfde als een draadrecorder. Alleen wordt de rol van de draad hier overgenomen door een band waarin losse, in de band opgesloten ijzerdeeltjes magnetisch worden gemaakt. Ook de band draait tussen twee spoelen, waarvan de ene spoel opgerold wordt terwijl de andere juist afgerold wordt. De magnetisch geworden ijzerdeeltjes geven bij het afspelen een elektrisch signaal, dat na versterking naar een luidspreker wordt gestuurd. Zie Afbeelding 6: Afbeelding 6: Een bandrecorder (collectie Museon) De bandrecorder wordt nog steeds wel gebruikt, al geven veel geluidstechnici tegenwoordig de voorkeur aan digitale bestanden, omdat die gemakkelijker naar elkaar door te sturen zijn en heel eenvoudig per computer kunnen worden bewerkt. Vooral na de Tweede Wereldoorlog (vanaf omstreeks 1950) kwam de elektrische grammofoon in opmars, zie Afbeelding 7: 3 Afbeelding 7: Elektrische grammofoon (collectie Museon) Bij deze grammofoon is zowel de aandrijving van de plaat, als de weergave van de door de naald opgepikte geluidstrillingen elektrisch geregeld. De aandrijving vindt plaats met een elektromotor, de weergave van de trillingen met een versterker en een luidspreker. In 1962 kwam de industrie met een kleine compacte bandrecorder, waar de band niet meer met de hand op hoefde te worden gelegd omdat deze permanent in een cassette zat. Dit was de cassetterecorder, zie Afbeelding 8: Afbeelding 8: Een cassetterecorder met (detail rechts) cassette (collectie Museon) Een cassette is een klein doosje dat de spoelen van de cassetterecorder beschermt, waardoor deze gemakkelijk gelijktijdig verwisseld kunnen worden zonder de band te beschadigen. In het jaar 1982 lanceerde Philips een nieuw systeem, de Compact Disc- of CDspeler. Het revolutionaire aan dit systeem was, dat het geluid niet langer werd opgepikt enkel door de beweging van de geluidsdrager, maar dat het digitaal gecodeerd was, d.w.z. in de code van computers. Dankzij de digitale codering was de kans op fouten bij beschadiging kleiner, en kon bovendien veel meer geluid worden opgeslagen. Zie Afbeelding 9: 4 Afbeelding 9: Een CD-speler met (detail rechts) CD (collectie Museon) De CD heeft een patroon van putjes, dat terwijl de schijf ronddraait door een laser (een soort heel precies lampje) wordt afgetast. De putjes geven een digitate code af die weer in geluid wordt vertaald. In 1984 introduceerde Sony een draagbare CD-speler, die je overal mee naar buiten kon nemen om van muziek of ander geluid te genieten. Dit was de Discman, een variant op de eerder geïntroduceerde Walkman die in feite een draagbare cassetterecorder was geweest. Zie Afbeelding 10: Afbeelding 10: Discman van Sony (collectie Museon) Het grootste voordeel van de Discman ten opzichte van de eerdere Walkman was natuurlijk hetzelfde als het belangrijkste voordeel van de CD ten opzichte van de cassette: veel meer muziek of geluid op één CD dan op één cassette. In 1991 kwam computerfabrikant Apple met een heel nieuwe digitale techniek om geluid en muziek op te slaan. Dit was de MPEG-1 Audio Layer 3, ofwel de mp3techniek. Zie Afbeelding 11: Afbeelding 11: De mp3-speler (collectie Museon) Sinds de mp3-techniek is de weergave van geluid niet meer gebonden aan vaste geluidsdragers als platen, bandjes of schijfjes, maar is het vastgelegd in digitale 5 bestanden. Deze bestanden kunnen niet alleen gemakkelijk op elke computer worden bewaard en afgespeeld, maar ook eenvoudig via het internet over de gehele wereld worden verstuurd. Bovendien lenen digitale bestanden zich ook gemakkelijk voor bewerking met behulp van uitgekiende computerprogramma’s. 6