havo Economie voor havo & vwo bovenbouw Economie voor havo & vwo bovenbouw Deze zesde editie van Praktische Economie voor havo & vwo bovenbouw bestaat uit acht modules havo: Praktische Economie voor havo & vwo bovenbouw Schaarste, geld en handel Vraag en aanbod Markt en overheid Heden, verleden en toekomst Speltheorie Risico en rendement Economische groei Conjunctuur en economisch beleid Speltheorie ISBN 978 94 020 0606 3 563399 Speltheorie havo prof. dr. J. Hinloopen • drs. P. Adriaansen Werken met Praktische Economie Praktische Economie, de titel van dit boek, geeft meteen de essentie weer van deze methode: vanuit de praktijk kennismaken met economie. Je ontdekt dat economie overal om je heen is. Je gaat economische principes herkennen en inzien dat situaties die verschillend lijken, toch dezelfde economische logica kennen. Je gaat begrijpen dat economie overal om je heen is en dat het juist daarom zo’n actief en boeiend vak is. Werken vanuit concepten In de economie vormen acht concepten de basis van het vak. Om het vak economie te leren beheersen, moet je met deze acht basisconcepten goed kunnen omgaan. De acht concepten zijn: Schaarste, Ruil, Markt, Ruilen over de tijd, Samenwerken en onderhandelen, Risico en informatie, Welvaart en groei, Goede tijden, slechte tijden. In elke module van Praktische Economie behandelen we één concept. De concepten Schaarste en Ruil zijn zo nauw met elkaar verbonden dat deze twee concepten zijn samengevoegd in de module Schaarste, geld en handel. Het concept Markt is het grootste concept. Dit concept behandelen we in twee modules. Praktische Economie bestaat uit de volgende acht modules: Module Concepten Schaarste, geld en handel Schaarste en Ruil Vraag en aanbod Markt Markt en overheid Markt Heden, verleden en toekomst Ruilen over de tijd Speltheorie Samenwerken en onderhandelen Risico en rendement Risico en informatie Economische groei Welvaart en groei Conjunctuur en economisch beleid Goede tijden, slechte tijden Opbouw Praktische Economie Hoofdstuk 1 1.1 Van spel naar theorie Speltheorie Een module bestaat uit drie of vier hoofdstukken, opgebouwd rond een economisch concept. 1.1 Van spel naar theorie Bij de bespreking van het oligopolie in de module Markt en overheid heb je gezien dat producenten rekening houden met elkaar. Er is sprake van wederzijdse afhankelijkheid: wat de ene aanbieder doet heeft invloed op wat de andere aanbieder doet. Als een aanbieder bijvoorbeeld zijn prijzen verandert, zullen de andere aanbieders daarop reageren. Maar hoe zullen ze reageren? Wat zijn de gevolgen daarvan voor de winst? En is het dan nog wel verstandig om de prijzen te veranderen? Voor dit soort situaties is er een theorie ontwikkeld: de speltheorie. Met deze theorie kun je bepalen wat er gebeurt als er sprake is van wederzijdse afhankelijkheid. In bron 1 staat een aantal voorbeelden van situaties met wederzijdse afhankelijkheid. Bron 1 Situaties met wederzijdse afhankelijkheid. Elk hoofdstuk bestaat uit: • Hoofdstukopener Hier maak je kort kennis met het onderwerp van het hoofdstuk, inclusief de Kernbegrippen. Spelers Wederzijdse afhankelijkheid Keuzes Twee kroegen in dezelfde straat De prijs voor een biertje in de ene kroeg heeft invloed op het aantal bezoekers van de andere kroeg. Bierprijs Twee tennisspelers Hoe sterk de backhand en forehand zijn van de ene tennisser heeft invloed op de plek waar de andere tennisser zijn service plaatst. Plaatsing service Politici van verschillende politieke partijen Het standpunt van een politieke partij kan invloed hebben op het standpunt van een andere politieke partij. Politiek standpunt Concurrerende vliegtuigmaatschappijen De keuze van steden waarop een vliegtuigmaatschappij vliegt, heeft invloed op de vliegroutes van de concurrent. Vliegroutes Economiespel Kernbegrippen Op 13 september 2013 liet supermarktketen Jumbo weten dat het de prijzen van talloze producten verlaagt. Jumbo reageert daarmee op de prijsverlaging van duizend A-merkartikelen die concurrent Albert Heijn eerder die week had doorgevoerd. Jumbo moest wel. Als het zijn prijzen niet verlaagt, raakt het een groot deel van zijn marktaandeel kwijt. En dat zet de winst onder druk, want supermarkten hebben te maken met grote schaalvoordelen; ze maken pas winst als ze veel afzetten. Tegelijkertijd leek er voldoende ruimte te zijn om de prijzen te verlagen. In 2013, vlak voor het uitbreken van de prijzenoorlog tussen Albert Heijn en Jumbo, besteedde een gemiddeld huishouden ongeveer 450 euro per maand aan boodschappen. In 2006 was dat nog 260 euro. 6 2 • • • • • • • • • Actie Economiespel Kolomspeler Opbrengstenmatrix Rijspeler Speler Speltheorie Speluitkomst Wederzijdse afhankelijkheid Hoofdstuk 1 • Speltheorie Werken met Praktische Economie De situaties waarbij de speltheorie behulpzaam is, lijken op een spel. Er zijn spelregels, er zijn spelers, iedereen wil winnen en het spel is een keer afgelopen. Vandaar de naam speltheorie. In de economie doen zich tal van dit soort situaties voor. We spreken dan van een economiespel. De speltheorie komt niet in plaats van de economische theorie die je in de andere modules leert, maar het is een aanvulling daarop. Daarbij gebruik je een aantal specifieke woorden: vragers en aanbieders zijn spelers, de keuzes die zij maken zijn hun acties en het marktevenwicht is de speluitkomst. Hoofdstuk 1 • Speltheorie 7 1.1 Van spel naar theorie • Theorie Paragrafen met theorie en economische contexten. Hierbij onderscheiden we twee speciale rubrieken: • Uit de wetenschap: vraagstukken en discussies in de economische wetenschap; • In context: economische onderwerpen in de praktijk. Bron 3 De speltheorie voorspelt de uitkomst van situaties met wederzijdse afhankelijkheid. Bron 2 De markt heeft veel weg van een spel: er zijn spelers en spelregels, en iedereen wil zo goed mogelijk presteren. Een voorbeeld van een economiespel is de markt. Een groenteboer op die markt wil zoveel mogelijk fruit verkopen. Zijn buurman, die alleen biologisch geteelde groenten verkoopt, wil ook zoveel mogelijk afzetten. Beiden mikken ze op dezelfde consumenten: de mensen die op de markt boodschappen doen. De groenteboer en de biologische groenteboer zijn spelers. De bedoeling van het spel is om zoveel mogelijk te verkopen. Om dat te bereiken prijzen de spelers bijvoorbeeld luidkeels hun producten aan. Of ze stallen hun producten aantrekkelijk uit. Ook moeten ze goed bedenken welke prijs het meeste oplevert. Er zijn ook spelregels. Na vijf uur ’s middags houdt het spel op. Dan is de markt afgelopen. En het is niet toegestaan je marktkraam groter te maken ten koste van de plaats van je buurman. Het grote verschil met een echt spel is dat er in een economiespel vaak niet één winnaar is. Iedereen wint wat. Aan het eind van de marktdag heeft zowel de groenteboer als biologische groenteboer geld verdiend. Opdrachten 1 a Leg uit waarom supermarkten pas winst maken bij een hoge afzet. b Lees bron 4. Uit welke zin kun je opmaken dat de supermarkten ieder voor zich te kampen hebben met een hoge prijselasticiteit van de vraag naar hun producten? Verklaar je antwoord. c Bekijk bron 5. Hoe kun je uit deze bron afleiden dat supermarkten in de periode 2006-2014 te maken hadden met sterke concurrentie en (dus) geen hogere marge op hun producten aandurfden? Marktevenwicht Een economiespel heeft ook een marktevenwicht. Dat is de situatie die ontstaat als het spel gespeeld is. Om het marktevenwicht van een economiespel te bepalen, moet je voorspellen wat er gebeurt als het spel gespeeld wordt. Welke keuzes gaat iedere speler maken? Wat is dan zijn opbrengst? Zal de groenteboer bijvoorbeeld zijn andijvie in de aanbieding doen om extra klanten te lokken? Zal de biologische groenteboer hierop reageren door de prijs van zijn tomaten te verlagen? Bron 4 De paragrafen bevatten verder Bronnen en Markeerpunten en sluiten af met Opdrachten. Geen nieuwe prijzenoorlog supermarkten In de Nederlandse supermarkten valt in 2015 voorlopig geen nieuwe prijzenslag te verwachten. Hiervoor zijn de marges die de supers behalen op hun producten te krap. Anderzijds kun je zeggen dat de ‘prijzenoorlog’ die in 2003 werd gestart eigenlijk nooit is gestopt. Supers stapelen jaar in jaar uit korting op korting om de consument voor zich te winnen. Hierdoor daalde het prijspeil in de schappen fors en daarmee daalden de marges die de supers opstrijken. Mensen zijn zo gewend geraakt aan het voordelige prijsniveau dat zij het niet meer accepteren als supers hun marges iets willen opschroeven. Markeerpunt De speltheorie In de economie komen veel situaties voor met wederzijdse afhankelijkheid: wat een aanbieder doet heeft invloed op wat andere aanbieders doen. De speltheorie is ontwikkeld om voor dit soort situaties het marktevenwicht te bepalen. Deze theorie is een aanvulling op de andere economische theorie. (Vrij naar z24.nl) Om de uitkomst van een economiespel te voorspellen, moet je bekend zijn met de beginselen van de speltheorie. Die leer je in deze module. Daarvoor gaan we in de rest van dit hoofdstuk een voorbeeld uitwerken. Daarbij leer je stap voor stap hoe de speltheorie werkt. In het volgende hoofdstuk behandelen we een beroemd spel dat veel toepassingen heeft in de economie: het gevangenendilemma. In het derde hoofdstuk van deze module leer je hoe de speltheorie gebruikt kan worden in situaties met wederzijdse afhankelijkheid waarbij spelers kunnen onderhandelen over de speluitkomst. 8 Toepassen Toepassen Toepassen 10 9 Hoofdstuk 1 • Speltheorie Hoofdstuk 1 • Speltheorie 11 Lees bron 16. a Welke twee oorzaken van de prijsverlagingen kun je uit bron 16 halen? Leg bij beide oorzaken uit waarom die tot prijsverlagingen kunnen leiden. b Bekijk bron 17. Welke verschuiving op de markt past bij bron 16 nadat KLM de prijs heeft verlaagd? A van A naar B B van A naar D C van B naar C D van C naar D c De omzet van de vliegtuigmaatschappijen stijgt door de prijsverlagingen. Leg uit dat deze ontwikkeling op een prijselastische vraag duidt. d Waarom mag je in het algemeen niet concluderen dat de winst toeneemt als de prijs daalt bij een elastische vraag? e Waarom kun je verwachten dat prijsverlagingen bij een elastische vraag in de situatie van de vliegtuigmaatschappijen de winst vergroten? Bron 16 Goed nieuws voor budgetreizigers! De vliegtickets worden met de dag goedkoper! KLM was de afgelopen weken al flink aan het stunten. Maar aangezien KLM nooit bij de goedkoopste maatschappijen heeft gehoord, was deze maatschappij voor budgetreizigers vaak nog steeds niet echt interessant. Het goede nieuws is dat ook de lowbudgetmaatschappijen als easyJet en Ryanair mee gaan doen. Bron 18 Op dit moment bedraagt de omzet op de gehele markt voor fastfood € 7 miljard. Meal for You heeft zestig procent van de totale omzet, All You Can Eat heeft veertig procent van de marktomzet. (Vrij naar aroundtheglobe.nl) Als één van beide bedrijven LLB op de markt brengt, zal zijn omzet met € 500 miljoen stijgen, terwijl de omzet van de gehele markt met € 100 miljoen toeneemt. Als beide bedrijven LLB op de markt brengen, groeit de totale marktomzet met € 600 miljoen en veranderen de marktaandelen van beide bedrijven niet. Bron 17 easyJet, Ryanair en Corendon Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging Geen prijsverlaging A B Wel prijsverlaging C D • Begrippen & Samenvatting De module sluit af met Begrippen & Samenvatting, waarin je alle gemarkeerde begrippen uit de tekst aantreft met uitleg en waarin de theorie uit de hoofdstukken kort en bondig is samengevat. De twee fastfoodketens Meal for You en All You Can Eat komen tegelijk met een nieuw product op de markt: de Larger than Life Burger (LLB). Een onafhankelijk bureau doet een marktonderzoek naar de introductie van de LLB. De gegevens uit bron 18 komen uit dit marktonderzoek en worden beschikbaar gesteld aan beide bedrijven. De directie van Meal for You besluit op basis van de onderzoeksresultaten in bron 19 om LLB op de markt te brengen. a Als All You Can Eat de LLB niet op de markt brengt, daalt de omzet van All You Can Eat naar € 2.400 miljoen. Toon dit aan door in de volgende berekening de ontbrekende cijfers in te vullen. Stap 1: Meal for You had 60% van de totale omzet = 60% van € 7.000 miljoen = € … miljoen. All You Can Eat had 40% van de totale omzet = 40% van € 7.000 miljoen = € … miljoen. Stap 2: De totale omzet op de markt stijgt met € … miljoen tot € … miljoen. Stap 3: De omzet van Meal for You stijgt met € … miljoen tot € … miljoen. Stap 4: All You Can Eat heeft dus € … miljoen – € … miljoen = € 2.400 miljoen omzet. b Laat met een berekening zien dat de winst van All You Can Eat € 1.170 miljoen is, als dit bedrijf de LLB niet op de markt brengt. c Leg met behulp van bron 20 uit dat beide bedrijven de LLB op de markt zullen brengen. Turkijespecialist Corendon hanteert ‘crisisprijzen in crisistijden’ met extra vroegboekkortingen. De olieprijs is inmiddels van bijna $ 147 per vat in juli onder $ 40 dollar beland. Het lijkt erop dat deze lage olieprijs zich nog wel even blijft vertalen in lagere vliegprijzen. KLM • Toepassen In dit onderdeel pas je het geleerde uit de theorie toe op andere economische contexten. • Naar het examen In Naar het examen vind je opgaven op eindexamenniveau. Met deze opgaven combineer je verschillende concepten binnen een context, zoals dat ook tijdens het eindexamen gebeurt. Bron 19 Kosten per aanbieder per jaar. Reclamecampagne LLB € 350 miljoen Inkoopkosten fastfood 20% van de omzet Overige kosten fastfood € 750 miljoen Bron 20 Bedragen geven de totale winst bij het niet of wel op de markt brengen van LLB. All You Can Eat Meal for You Niet Wel Niet (€ 2.610 miljoen, € 1.490 miljoen) (€ 2.290 miljoen, € 1.540 miljoen) Wel (€ 2.660 miljoen, € 1.170 miljoen) (€ 2.548 miljoen, € 1.332 miljoen) Maak de Test jezelf bij dit hoofdstuk. 17 Hoofdstuk 1 • Speltheorie 18 Hoofdstuk 1 • Speltheorie Digitale leeromgeving Een belangrijk onderdeel van Praktische Economie is de digitale leeromgeving. Alle modules zijn ook volledig digitaal te bestuderen, waarbij je bovendien gebruik kunt maken van de Rekentrainer om je rekenvaardigheden te oefenen. Na elk bestudeerd hoofdstuk maak je de bijbehorende Test jezelf om een indruk te krijgen van je beheersing van de theorie. Aan het einde van de module maak je in de Examentrainer de toets met uitgebreide eindexamenvragen. Naar het examen Bron 3 Kenmerken van de markt voor schoolboeken (scholen voor voortgezet onderwijs). d Gebruik bron 7. Welke keuze zal de afdeling Verkoop maken op basis van de getallen in de matrix? Verklaar je antwoord. Gebruik bron 6 en 7. e Leg uit hoe zelfbinding door de afdeling Verkoop ervoor kan zorgen dat de toegevoegde waarde bij G-Skate daadwerkelijk zal stijgen zoals verwacht door de directie. Bron 5 Bonusregeling bij G-Skate ‘De individuele prestaties van onze werknemers of afdelingen zijn voor mij als directeur moeilijk vast te stellen en daarom kiezen wij ervoor de individuele bonus afhankelijk te maken van de toegevoegde waarde van het totale bedrijf. In het nieuwe beloningsstelsel wordt boven het vaste salaris een bonus uitgekeerd van vijf procent van de stijging van de toegevoegde waarde die ons bedrijf in een jaar realiseert. Deze bonus wordt gelijk verdeeld over alle werknemers.’ Bron 4 Prijsconcurrentie en winstverwachtingen. Rent-A-Book Boekhuur € 204 € 195 € 204 (34, 34) (19, 42) € 195 (42, 19) (31, 31) Toelichting: − De bedragen zonder €-teken geven de winst in miljoenen euro’s weer bij de gegeven prijsverhoudingen. − De prijzen gelden per schoolboekenpakket. − In elke cel is als eerste het winstbedrag van Boekhuur vermeld en als tweede het winstbedrag van Rent-A-Book. Opdracht 2 is een klassieke opgave bij het concept Speltheorie met een opbrengstenmatrix en het gebruik van het begrip ‘zelfbinding’ bij opdracht e. Bij de beantwoording van een van de vragen speelt ‘meeliftgedrag’ een rol. 2 Totaal aantal werknemers G-Skate 40 Aantal werknemers per afdeling 20 Eénmalige kosten scholing* € 600 per werknemer Verwachte stijging toegevoegde waarde G-Skate** € 800.000 op jaarbasis * Door de werknemer zelf te betalen. ** Als alle werknemers de scholing volgen. Bron 7 Matrix met de netto-opbrengst per werknemer voor de afdeling Verkoop en voor de afdeling Productie. Productie Verkoop Voor wat hoort wat! G-Skate produceert wintersportkleding voor enkele grote winkelketens. G-Skate is een onderneming met twee afdelingen. De directie besluit om de beloning voor de werknemers deels afhankelijk te maken van de geleverde prestaties: een bonusregeling (bron 5). De directeur van G-Skate stelt: ‘Wij hebben drie redenen om een bonusregeling in te stellen. – Ten eerste kan een bonus helpen om sneller te voorzien in vacatures. In onze bedrijfstak zijn bonusregelingen immers niet gebruikelijk. – Ten tweede kan een bonus onze werknemers prikkelen om hun productiviteit en daarmee de productiviteit van hun afdeling te verhogen. – Ten derde stimuleert het onze werknemers om zelf te investeren in kennis en vaardigheden en op die manier de productiviteit te vergroten.’ a Leg uit hoe de bonusregeling in het geval van G-Skate kan bijdragen om beter personeel aan te trekken. b Leg uit hoe de bonusregeling in het geval van G-Skate ook kan leiden tot het aantrekken van minder gemotiveerd personeel. Productie en Verkoop zijn de twee afdelingen van G-Skate. Nadat alle werknemers zijn geïnformeerd over de bonusregeling, bespreken de medewerkers van de afdeling Verkoop de mogelijkheid om op eigen kosten scholing te volgen die hen in staat zal stellen de productiviteit te vergroten. De werknemers van de afdeling Productie doen dit ook, onafhankelijk van de collega’s van Verkoop. Gebruik bron 5, 6 en 7. c Bereken, uitgaande van getallen in de matrix, hoe hoog de verwachte groei van de toegevoegde waarde zal zijn als alleen de werknemers van de afdeling Productie de scholing volgen. 54 Bron 6 Kengetallen G-skate en de verwachting van de directie. Naar het examen Wel scholing Geen scholing Wel scholing (€ 400, € 400) (–€ 600, € 0) Geen scholing (€ 500, –€ 100) (€ 0, € 0) Toelichting: – Netto-opbrengst per werknemer = individueel te ontvangen bonus minus individuele kosten van scholing. Ga ervan uit dat: – er geen overleg is tussen de afdelingen; – binnen elke afdeling alle werknemers dezelfde keuze maken; – als alleen de werknemers van Verkoop een scholing volgen, de toegevoegde waarde van G-Skate niet zal toenemen; – als alleen de werknemers van Productie een scholing volgen, de groei van de toegevoegde waarde lager zal zijn dan verwacht (bron 6). Wij wensen je een boeiende en uitdagende tijd met Praktische Economie! Opdracht 3 bevraagt een klassiek voorbeeld van een gevangenendilemma: het bestrijden van de (verdere) opwarming van de aarde. 3 In 2009 kwamen op de klimaattop in Kopenhagen meer dan honderd landen bijeen om tot een akkoord te komen over de maatregelen die genomen moeten worden om de verdere opwarming van de aarde tegen te gaan. Helaas kwam het niet tot een bindend akkoord. Het probleem van de klimaattop is een bekend gegeven in de economische wetenschap: het gevangenendilemma bij een collectief goed. Bij deze opdracht horen bron 8 tot en met 13. a Lees bron 8. Leg uit dat klimaatstabiliteit een collectief goed is. b Geef twee voorbeelden van schade of kosten als gevolg van de opwarming van de aarde. Naar het examen De samenstellers 55 Werken met Praktische Economie 3 Module Speltheorie 4 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Speltheorie 1.1 Van spel naar theorie 6 7 1.2 Een economiespel: Jumbo en Albert Heijn 11 Toepassen 17 Hoofdstuk 2 Samenwerken 19 2.1 Het gevangenendilemma 20 2.2 Collectieve goederen en het gevangenendilemma 22 2.3 Oplossingen voor het gevangenendilemma 26 Toepassen 33 Hoofdstuk 3 Onderhandelen 36 3.1 Meerdere evenwichten 37 3.2 Verzonken kosten 42 Toepassen 45 Begrippen & Samenvatting 51 Naar het examen 53 Register 64 5 Hoofdstuk 2 Samenwerken Kernbegrippen Op 29 augustus 2005 kwam orkaan Katrina vanaf de Golf van Mexico aan land bij het Amerikaanse plaatsje Biloxi in de staat Mississippi, even ten oosten van de miljoenenstad New Orleans. De orkaan was er een van de zwaarste categorie en pakte verwoestend uit, vooral in New Orleans. Hij richtte voor ruim $ 153 miljard schade aan en had 3.576 doden tot gevolg. Een belangrijke reden voor de enorme schade en het hoge dodental was de gebrekkige kustbewaking. Vier jaar eerder was besloten om fors te bezuinigen op het dijkonderhoud. Bovendien waren de dijken niet van het niveau zoals in Nederland. De productie van het collectieve goed ‘kustbewaking’ was niet goed ter hand genomen. Het gevolg laat zich raden: bij een zware orkaan was het land reddeloos verloren. • Collectief belang • Collectief goed • Collectieve dwang • Extern effect •Geloofwaardige zelfbinding •Gevangenendilemma •Meeliftgedrag • Sociale norm •Zelfbinding Inmiddels is de kustbewaking in de Golf van Mexico veel beter op orde. Toch besloot de Wereld Meteorologische Organisatie in 2006 geen enkele orkaan nog de naam Katrina te geven. Hoofdstuk 2 • Samenwerken 19 2.1 Het gevangenendilemma 2.1 Het gevangenendilemma In bron 1 staat de opbrengstenmatrix van twee kledingwinkels, Boerkoel en Van Erp, die de keuze hebben om wel of geen uitverkoop te houden. Als beide winkels niet meedoen met de uitverkoop, verdienen beide € 5.000. Als één van de twee winkels de kleding in de uitverkoop doet, stijgt de winst van € 5.000 naar € 7.000. Dit gaat ten koste van de winst van de ander. Zijn winst daalt van € 5.000 naar € 2.000. Als beide kledingwinkels hun kleding in de uitverkoop doen, verdienen beide € 4.000. Bron 1 De opbrengstenmatrix voor het economiespel van Boerkoel en Van Erp. Boerkoel Geen uitverkoop Van Erp Wel uitverkoop Geen uitverkoop (€ 5.000, € 5.000) (€ 2.000, € 7.000) Wel uitverkoop (€ 7.000, € 2.000) (€ 4.000, € 4.000) Je lost het spel op door de opbrengsten die bij de beste actie horen te onderstrepen. Dit is gedaan in bron 2. Als Boerkoel geen uitverkoop houdt, doet Van Erp dat wel. Zijn winst neemt dan toe van € 5.000 tot € 7.000. Als Boerkoel wel uitverkoop houdt, doet Van Erp dat ook. Zijn winst stijgt dan van € 2.000 naar € 4.000. Dus wat Boerkoel ook doet, Van Erp zal altijd uitverkoop houden. Hetzelfde geldt voor Boerkoel. Of Van Erp nu wel of geen uitverkoop houdt, Boerkoel gaat er altijd op vooruit door zelf wel uitverkoop te houden. Het marktevenwicht bestaat dus uit de volgende acties: {wel uitverkoop, wel uitverkoop}. Bron 2 De oplossing van het economiespel van Boerkoel en Van Erp. Boerkoel Van Erp Geen uitverkoop Wel uitverkoop Geen uitverkoop (€ 5.000, € 5.000) (€ 2.000, € 7.000) Wel uitverkoop (€ 7.000, € 2.000) (€ 4.000, € 4.000) Dit economiespel is een bijzonder spel. Het marktevenwicht pakt voor beide spelers slecht uit. Als Van Erp en Boerkoel geen uitverkoop houden, verdient ieder € 5.000. In het marktevenwicht, waar beide spelers wel uitverkoop houden, verdienen beiden minder, namelijk € 4.000. Anders gezegd: beide spelers gaan erop vooruit als ze geen uitverkoop houden, terwijl ze dat allebei toch doen. Afspraak: geen uitverkoop! Boerkoel en Van Erp kunnen met elkaar afspreken dat ze geen uitverkoop zullen houden. Maar houdt die afspraak wel stand? Het antwoord is: nee. Als Boerkoel zich aan de afspraak houdt, kan Van Erp zijn winst verhogen door de afspraak te schenden en wel uitverkoop te houden. Zijn winst stijgt dan van € 5.000 tot € 7.000. En als Boerkoel zich niet aan de afspraak houdt, vergroot Van Erp zijn winst ook door zich niet aan de afspraak te houden. Zijn winst neemt dan toe van € 2.000 tot € 4.000. Kortom, of Boerkoel zich nu aan de afspraak houdt of niet, het loont voor Van Erp altijd om de afspraak te schenden. Precies hetzelfde geldt voor Boerkoel. Onafhankelijk van wat Van Erp doet, het is voor Boerkoel altijd lonend om de afspraak te schenden. Bron 3 Een afspraak tussen winkeliers om geen uitverkoop te houden, houdt geen stand. 20 Hoofdstuk 2 • Samenwerken in context Het economiespel van Boerkoel en Van Erp is een voorbeeld van het gevangenendilemma. In de economie komt dit dilemma veel voor. Het ontstaat door de tegenstelling tussen het individuele belang en het collectieve belang. Boerkoel en Van Erp streven elk hun eigenbelang na, gegeven de keuze van de ander. Daardoor komen ze in een marktevenwicht terecht dat voor beiden slecht is. Ze gaan er beiden op vooruit als ze vanuit de situatie {wel uitverkoop, wel uitverkoop} terugkeren naar de situatie {geen uitverkoop, geen uitverkoop}. Maar zolang beide spelers alleen denken aan hun eigenbelang bij het gegeven gedrag van de ander, is dat niet mogelijk. Wat de ander ook doet, iedere speler kiest voor de actie {wel uitverkoop}. Het gevangenendilemma Cafébaas Eduard de Roos is op klaarlichte dag in zijn café doodgeschoten. De politie heeft twee verdachten gearresteerd. Beide verdachten zijn bekenden van De Roos en hadden nog een schuld met hem te vereffenen. De twee verdachten, Theo G. en Robert H., droegen bij hun aanhouding een wapen waarvoor ze geen vergunning hadden. Daar staat twee jaar gevangenisstraf op. De politie vermoedt dat een van de verdachten De Roos heeft vermoord, maar weet niet wie het fatale schot gelost heeft. Er is onvoldoende bewijs om de verdachten te veroordelen voor de moord. Daar is een bekentenis voor nodig. Om die bekentenis af te dwingen worden beide verdachten naar een aparte verhoorkamer gebracht. Vervolgens wordt hen twee keuzes voorgelegd: de ander aangeven of de ander niet aangeven. De gevolgen van de gemaakte keuze zijn voor beide verdachten dezelfde. Voor Theo G. betekent dit het volgende. Als hij en Robert H. blijven zwijgen, moeten ze allebei twee jaar de gevangenis in voor verboden wapenbezit. Als Theo G. Robert H. aanwijst als moordenaar, wordt hem in ruil voor deze bekentenis de twee jaar gevangenisstraf kwijtgescholden. Robert H. moet dan veertien jaar de cel in. Maar als Robert H. Theo G. aanwijst als moordenaar, moeten beide verdachten tien jaar de gevangenis in. De straf valt dan lager uit, omdat in dat geval niet met zekerheid te zeggen is wie het fatale schot gelost heeft. Wanneer Theo G. en Robert H. met deze keuzes geconfronteerd worden, wijzen beide verdachten de ander aan als moordenaar. Beiden gaan dan voor tien jaar de gevangenis in, terwijl dat maar twee jaar geweest zou zijn als beiden geen bekentenis hadden afgelegd. Bron 4 In de economie komt het gevangenendilemma vaak voor. Hoofdstuk 2 • Samenwerken 21 2.2 Collectieve goederen en het gevangenendilemma Opdrachten 1 Lees In context ‘Het gevangenendilemma’. a Neem bron 5 over. Vul de matrix verder in. b Geef met het onderstrepen van de beste keuzes aan waar het evenwicht ligt. c Vul bij A, B en C de ontbrekende woorden in. De kern van het gevangenendilemma is: 1 Iedere speler volgt bij elke keuze van de ander altijd zijn …A…. 2 Deze dwingende situatie is voor beide spelers …B…. Deze twee conclusies vormen de kern van het …C…. Bron 5 Robert H. De ander niet aangeven Theo G. 2 De ander niet aangeven De ander wel aangeven (2 jaar cel, 2 jaar cel) De ander wel aangeven Welke drie eerder genoemde voorbeelden zijn juiste voorbeelden van het gevangenendilemma? Verklaar je antwoord. I Albert Heijn en Jumbo (hoofdstuk 1) II Bakker Ertürk en bakker Hanssen (hoofdstuk 1) III Footfeel en Schoenengigant (hoofdstuk 1) IV Schilder A en B (hoofdstuk 1) V Meal for You en All You Can Eat (hoofdstuk 1) VI Boerkoel en Van Erp (hoofdstuk 2) 2.2 Collectieve goederen en het gevangenendilemma In hoofdstuk 3 van de module Markt en overheid heb je gezien dat de overheid moet zorgen voor de productie van collectieve goederen. De reden is dat er geen aanbieders te vinden zijn die het collectieve goed willen produceren. Consumenten kunnen niet uitgesloten worden van consumptie als het collectieve goed er eenmaal is. Er kan daarom geen winst mee worden gemaakt. De productie van collectieve goederen is een voorbeeld van het gevangenendilemma: in het marktevenwicht wordt het collectieve goed niet geproduceerd, terwijl iedereen erop vooruitgaat als het wel wordt geproduceerd. Hoe dat werkt, leggen we in deze paragraaf uit. Positieve externe effecten In hoofdstuk 3 van de module Markt en overheid hebben we ook besproken dat collectieve goederen een positief extern effect hebben: een positief effect van productie dat buiten de markt om werkt. Door dit positieve externe effect ontstaat het gevangenendilemma. In bron 6 staat de opbrengstenmatrix voor de productie van een collectief goed. Voor beide spelers is de opbrengst van het collectieve goed 10. Productie van het collectieve goed kost 14. Als maar één speler bijdraagt aan de kosten van het collectieve goed, is voor deze speler de netto-opbrengst gelijk aan 10 – 14 = –4. De andere speler heeft dan een netto-opbrengst van 10 – 0 = 10. Hij kan niet worden uitgesloten van consumptie als het collectieve goed er eenmaal is. Dat levert hem 10 op. Dit is ook zijn netto-opbrengst, omdat de andere speler de productie van het collectieve goed betaalt. 22 Hoofdstuk 2 • Samenwerken Bron 6 De opbrengstenmatrix met oplossing voor het economiespel van collectieve goederen. Kolomspeler Rijspeler Wel bijdragen Niet bijdragen Wel bijdragen (3, 3) (–4, 10) Niet bijdragen (10, –4) (0, 0) Als de rijspeler bijvoorbeeld niet bijdraagt en de kolomspeler doet dat wel, zitten ze in de situatie {niet bijdragen, wel bijdragen}, met opbrengst (10, –4). Als beide spelers bijdragen, zijn de kosten per speler 7. De netto-opbrengst voor iedere speler is dan 10 – 7 = 3. Dit is de cel linksboven in bron 6. Als het collectieve goed niet wordt geproduceerd, kost dat beide spelers niets, maar het levert hen ook niets op. Bij de situatie {niet bijdragen, niet bijdragen} hoort dus een netto-opbrengst van (0, 0), de cel rechtsonder in bron 6. Marktevenwicht in context De oplossing van het economiespel in bron 6 is dat beide spelers niet bijdragen aan de kosten van productie van het collectieve goed: {niet bijdragen, niet bijdragen}. Dat volgt uit het onderstrepen van de opbrengsten die horen bij de beste acties. Maar beide spelers zouden erop vooruitgaan als ze wel zouden bijdragen aan het collectieve goed. Doordat hier het gevangenendilemma speelt, zal dat niet gebeuren. Iedere speler jaagt zijn eigenbelang na. Hierdoor ontstaat een marktevenwicht dat voor beide spelers niet het beste is. De productie van straatverlichting De straatverlichting in de straat van Boerkoel en Van Erp wordt door de gemeente betaald. Maar de gemeente vindt het te duur. Ze wil dat Van Erp en Boerkoel de straatverlichting zelf gaan betalen. Zij hebben er ook het meeste voordeel van; op koopavonden trekken ze er meer klanten door en het houdt inbrekers buiten de deur. De kosten van straatverlichting bedragen € 1.000 per maand. Boerkoel en Van Erp schatten hun voordeel van brandende straatverlichting op € 700 per maand. Geen van beiden zal de kosten van straatverlichting voor zijn rekening willen nemen, want dat zou € 300 verlies opleveren. Tegelijkertijd gaan beiden erop vooruit als de straatverlichting brandt. Bron 7 Straatverlichting is een collectief goed dat onderworpen is aan het gevangenendilemma. Hoofdstuk 2 • Samenwerken 23 2.2 Collectieve goederen en het gevangenendilemma Meeliftgedrag uit de wetenschap Het positieve externe effect van een collectief goed lokt meeliftgedrag uit. Iemand die niet betaalt voor het collectieve goed, maar wel van de opbrengsten geniet als het er eenmaal is, lift mee op de productie van het collectieve goed door iemand anders. In bron 6 zie je dit meeliftgedrag. Als de rijspeler niet bijdraagt aan het collectieve goed en de kolomspeler doet dit wel, stijgt de opbrengst van de rijspeler van 0 naar 10. De rijspeler lift mee op de bijdrage van de kolomspeler aan het collectieve goed. Meeliften is altijd mogelijk als er een positief extern effect is. En vanwege meeliftgedrag ontstaat er een marktevenwicht dat voor alle spelers slechter is dan wat mogelijk is. Anders gezegd: als iedereen alleen zijn eigenbelang najaagt, worden collectieve goederen niet geproduceerd. Vrijwillige bijdragen aan een collectief goed Vanwege het gevangenendilemma betalen spelers niet voor de productie van een collectief goed. Twee economen van de Universiteit van Arizona en de Universiteit van Indiana vroegen zich nu het volgende af: willen spelers wel betalen voor de productie van een collectief goed als ze er met elkaar over praten? Om deze vraag te beantwoorden voerden ze een economisch experiment uit. Vereenvoudigd werkte het experiment als volgt: vijf deelnemers kregen ieder tien fiches. Vervolgens werd iedere deelnemer gevraagd om fiches af te staan. Daarbij mochten ze zelf bepalen hoeveel fiches dat zouden zijn, variërend van nul tot tien. Hoeveel fiches iemand afstond, bleef voor de andere deelnemers onzichtbaar. Daarna volgde de ‘uitbetaling’. Die was gelijk aan het aantal fiches dat iemand nog had plus tweemaal het aantal fiches dat in totaal was opgehaald. Fiches afstaan komt zodoende overeen met het vrijwillig bijdragen aan een collectief goed. Als in een groep van vijf deelnemers iedereen al zijn fiches afstaat, worden er vijftig fiches opgehaald. Iedereen heeft dan een opbrengst van 50 × 2 = 100. Als niemand zijn fiches afstaat, is de opbrengst van iedere deelnemer aan het eind van het experiment slechts de tien fiches die aan het begin werden uitgereikt. Volgens het gevangenendilemma zal niemand fiches afstaan, terwijl iedereen erop vooruitgaat als iedereen al zijn fiches afstaat. Wat gebeurt er nu als dit spel wordt gespeeld met echte deelnemers en echt geld? Dan blijkt dat deelnemers nauwelijks fiches afstaan. Gemiddeld staan deelnemers ongeveer twee fiches af en worden er in totaal tien fiches opgehaald. De opbrengst voor iedere deelnemer is dan 8 + 10 × 2 = 28. Maar wat gebeurt er nu als deelnemers er met elkaar over mogen praten? Dan schiet het aantal afgestane fiches omhoog tot wel tien en heeft iedereen een opbrengst van honderd. Dit experiment laat zien dat communicatie het gevangenendilemma kan oplossen, maar alleen als spelers kunnen zien dat andere spelers zich aan de afspraak houden. (Bron: Isaac, Mark R. & Walker, James M. (1988). ‘Communicaton and free-riding behavior: the voluntary contribution mechanism.’ Economic Inquiry 26(4), 585–608.) Markeerpunt Het gevangenendilemma Het gevangenendilemma is een economiespel waarbij het marktevenwicht voor beide spelers slecht uitpakt. Dat komt doordat iedere speler zijn eigenbelang najaagt. Een afspraak om dat niet te doen kan moeilijk stand houden. Dat de markt geen collectieve goederen voortbrengt, is een voorbeeld van het gevangenendilemma. 24 Hoofdstuk 2 • Samenwerken Opdrachten 3 4 5 Geef de juiste voorbeelden van een collectief goed. I een zeedijk II defensie (de verdediging van Nederland tegen invallen van vreemde legers) III bewaking van gebouwen IV een rivierdijk V straatverlichting op de openbare weg VI verlichting bij de voordeur van een particulier huis Leg bij de voorbeelden die je in opdracht 3 niet gekozen hebt uit waarom er daarbij geen sprake is van een collectief goed. Bij een collectief goed, zoals de kustbewaking in Amerika, is ook sprake van het gevangenendilemma als de financiering door burgers op vrijwillige basis is. a Vul bron 8 verder in zodat de bron een goed cijfervoorbeeld geeft van het gevangenendilemma bij de aanleg van dijken. b Hoe kan de overheid de oplossing bieden bij het gevangenendilemma bij de aanleg van dijken? Bron 8 De eurobedragen zijn het saldo van het nut van de dijk minus de financiële bijdrage aan de dijk. Amerikaan Maureen Whiteboord Amerikaan Jack Johnson 6 7 Wel meebetalen Niet meebetalen Wel meebetalen (€ 5.000, € 5.000) (€ …C…, € …D…) Niet meebetalen (€ …A…, € …B…) (€ 0, € 0) Lees In context ‘De productie van straatverlichting’. In deze context wil de gemeente dat Boerkoel en Van Erp de straatverlichting bij hun winkels gaan betalen. a Hoe verdedigt de gemeente deze beslissing? b Zet de context ‘De productie van straatverlichting’ om in een opbrengstenmatrix. Geef met het onderstrepen van de beste individuele keuzes aan waar het evenwicht ligt. Als beide spelers niet meebetalen aan de verlichting, is de opbrengst (0, 0). c Waarom is de kans groot dat de twee winkeliers niet bereid zijn om voor de verlichting te betalen? d Geef kritiek op de verdediging van de gemeente. Lees bron 9. Welk begrip is op plaats A weggelaten? Verklaar je antwoord. Bron 9 Fiscale optimalisatie Het is al jaren bekend dat ondernemingen gebruikmaken van wat ‘fiscale optimalisatie’ wordt genoemd. Door gebrek aan afspraken binnen de EU en mazen in de belastingstelsels van de lidstaten kunnen vooral grote bedrijven hun belastingafdrachten tot het minimum beperken. Ze kiezen gewoon voor het land met het laagste tarief. Bijvoorbeeld voor Nederland, want wij ‘stunten’ met een zeer laag belastingtarief. Let wel: niet voor de gewone Nederlander, wel voor multinationals. Landen belanden zo in een …A…, want als de buren het doen, moeten wij wel mee. (Vrij naar fd.nl) 8 Lees Uit de wetenschap ‘Vrijwillige bijdragen aan een collectief goed’. Leg uit dat de laatste zin ook verband houdt met het gegeven dat financiering van collectieve goederen door de overheid nauwelijks of geen weerstand oproept bij de bevolking. Hoofdstuk 2 • Samenwerken 25 2.3 Oplossingen van het gevangenendilemma 9 Lees bron 10. a Leg uit waarom tip 4 meeliftgedrag kan beperken. b Leg uit hoe tip 7 meeliftgedrag kan beperken. c Wat vind jij de beste tip? Verklaar je antwoord. d Wat vind jij de slechtste tip? Verklaar je antwoord. Bron 10 Tips tegen meeliftgedrag De onderwijsinspectie geeft tips aan docenten om meeliftgedrag van leerlingen bij een groepsopdracht tegen te gaan: 1 Geef een groepscijfer én individueel cijfer. 2 Verdeel de taken over de groepsleden binnen één opdracht. 3 Formuleer contextgebonden en individugerelateerde eindopdrachten. 4 Begeleid de opdracht intensief. 5 Laat de leerlingen een individueel logboek bijhouden. 6 Zorg voor individuele verantwoording en houd een groepsbespreking. 7 Laat bij een groepspresentatie at random iemand presenteren. (Vrij naar onderwijsinspectie.nl) 2.3 Oplossingen van het gevangenendilemma Het evenwicht dat ontstaat bij het gevangenendilemma is voor beide spelers slechter dan wat mogelijk is. In bron 2 is het marktevenwicht {uitverkoop, uitverkoop}, terwijl beide spelers meer voordeel hebben bij het marktevenwicht {geen uitverkoop, geen uitverkoop}. En in bron 6 gaan beide spelers erop vooruit als ze allebei bijdragen aan het collectieve goed, maar het marktevenwicht is {niet bijdragen, niet bijdragen}. De vraag is nu deze: zijn er mogelijkheden om uit het slechte marktevenwicht te komen? Ja, dat kan, en wel op vier manieren: 1 Spelers kijken naar collectieve opbrengsten. 2 Spelers gedragen zich volgens een sociale norm. 3 Spelers binden zichzelf. 4 Spelers worden onderworpen aan collectieve dwang. Collectieve opbrengsten De oplossing van het gevangenendilemma verandert als beide spelers niet kijken naar hun eigenbelang, maar uitgaan van het collectieve belang. In bron 11 staat de opbrengstenmatrix van het economiespel waar Van Erp en Boerkoel in verwikkeld zijn. In bron 11 gaan beide spelers uit van de collectieve winst, en niet van de individuele winst zoals in bron 2. Voor iedere speler is de collectieve winst gelijk aan de som van alle winsten die ontstaan bij de gekozen acties. Als Boerkoel geen uitverkoop houdt en Van Erp doet dat ook niet, is voor beide spelers de collectieve winst € 5.000 + € 5.000 = € 10.000. Als Boerkoel geen uitverkoop houdt en Van Erp doet dat wel, dan stijgt de winst van Van Erp met € 2.000. Maar de winst van Boerkoel daalt met € 3.000. De collectieve winstverandering is dus: € 2.000 – € 3.000 = –€ 1.000. Door te beginnen met de uitverkoop verlaagt Van Erp de collectieve winst van € 10.000 naar € 9.000. Voor beide spelers is dit de opbrengst die hoort bij de acties {wel uitverkoop, geen uitverkoop}, en {geen uitverkoop, wel uitverkoop}. Als Boerkoel en Van Erp allebei hun kleding in de uitverkoop doen daalt voor beiden de collectieve winst tot € 8.000. 26 Hoofdstuk 2 • Samenwerken Bron 11 De opbrengstenmatrix met oplossing voor het economiespel van Boerkoel en Van Erp wanneer beide spelers uitgaan van de collectieve winst. Boerkoel Van Erp Geen uitverkoop Wel uitverkoop Geen uitverkoop (€ 10.000, € 10.000) (€ 9.000, € 9.000) Wel uitverkoop (€ 9.000, € 9.000) (€ 8.000, € 8.000) Als Van Erp niet alleen kijkt naar wat er met zijn eigen winst gebeurt door zijn actie {wel uitverkoop}, maar ook kijkt naar de winstverandering bij Boerkoel, zal hij concluderen dat hij geen uitverkoop moet houden. Hetzelfde geldt voor Boerkoel. Afgaande op zijn eigen winst zal Boerkoel wel uitverkoop willen houden, maar kijkend naar de collectieve winst doet hij dat niet. Als het economiespel nu wordt opgelost, is het marktevenwicht {geen uitverkoop, geen uitverkoop}. Het gevangenendilemma is dan opgelost. Beide spelers kiezen voor de actie die hen uiteindelijk allebei het meeste voordeel oplevert. in context Bron 12 Spelers die samenwerken kijken naar het collectieve belang. Coöperaties In een coöperatie of coöperatieve vereniging wordt vanzelf gekeken naar het algemene belang en niet naar het individuele belang. Leden van een coöperatie moeten contributie betalen en voldoen aan andere eisen die een coöperatie stelt. Zo zal een coöperatie van melkveehouderijen bepalen dat ieder lid ook melkveehouder is. Coöperaties regelen bijvoorbeeld de gezamenlijke inkoop en verkoop of zorgen voor een verzekering voor iedereen die is aangesloten. De coöperatie handelt in opdracht van al haar leden. Op ledenvergaderingen worden de standpunten bepaald, waarbij ieder lid stemrecht heeft. Uiteindelijk wordt er gekozen voor die acties die in het algemeen belang zijn, ook al hadden sommige leden graag iets anders gezien. Door te handelen in het collectieve belang van haar leden kan een coöperatie helpen bij het oplossen van het gevangenendilemma. Bron 13 Coöperaties gaan uit van het collectieve belang. Hoofdstuk 2 • Samenwerken 27 2.3 Oplossingen van het gevangenendilemma Sociale normen Het gevangenendilemma kan ook opgelost worden als spelers er een bepaalde sociale norm op nahouden. Van Erp en Boerkoel zijn bijvoorbeeld lid van dezelfde biljartvereniging. Leden van deze vereniging gaan vriendschappelijk met elkaar om. Daardoor zijn Van Erp en Boerkoel minder geneigd om met elkaar te concurreren. De sociale norm binnen de vereniging is dat je elkaar klanten gunt. Een uitverkoop houden om daarmee klanten weg te halen bij je concurrent, gaat in tegen deze norm. Beide spelers zien er daarom vanaf. De sociale norm beperkt de keuzevrijheid van de spelers. En daarom zal geen van beide spelers de actie {wel uitverkoop} kiezen. Bron 14 Het bestaan van sociale normen kan het gevangenendilemma oplossen. Als er een sociale norm is, weten spelers hoe de ander zich over het algemeen zal gedragen. ‘Bij ons in het dorp wordt niet geconcurreerd. We gunnen elkaar de klanten.’ Maar of een speler zich ook houdt aan de sociale norm is afwachten. Als Van Erp bijvoorbeeld plannen heeft om te verhuizen, kan hij in zijn laatste seizoen wel uitverkoop houden. Dat is dan tegen de sociale norm. Maar die norm geldt niet meer als hij verhuisd is. Het bestaan van een sociale norm is geen zekerheid dat het gevangenendilemma opgelost wordt. Zelfbinding Een andere manier om uit het gevangenendilemma te komen is zelfbinding. Hierbij maakt een speler een bepaalde actie voor zichzelf onaantrekkelijk of zelfs onmogelijk. De speler bindt zichzelf om die actie niet te kiezen. Als juist deze actie de uitkomst zou zijn geweest bij het gevangenendilemma, wordt dat dilemma opgelost; door zelfbinding kiezen spelers een andere actie dan de actie van de speluitkomst. Van Erp kan bijvoorbeeld de volgende aankondiging op zijn winkelruit plakken: ‘Als wij de kleding die u vandaag bij ons koopt in de toekomst in de uitverkoop doen, krijgt u het verschil in prijs van ons terug.’ Dit is goed nieuws voor de consumenten. Niemand vindt het leuk als de kleding die je net gekocht hebt een week later in de uitverkoop gaat. Als je even met je aankoop had gewacht, zou je de kleding voor een veel lagere prijs hebben kunnen kopen. Het is dan prettig om te weten dat je het prijsverschil terugkrijgt mocht de kleding in de uitverkoop gaan. Tegelijkertijd maakt Van Erp het voor zichzelf een stuk duurder om zijn kleding in de uitverkoop te doen. Want de lagere prijs die hij dan voor zijn kleding vraagt, moet hij ook verrekenen met al die klanten die zijn kleding eerder voor de hogere prijs gekocht hebben. Dit is een vorm van zelfbinding: Van Erp creëert extra kosten voor de actie {wel uitverkoop} waardoor deze actie voor hem minder aantrekkelijk wordt. 28 Hoofdstuk 2 • Samenwerken In bron 15 staat het economiespel van Boerkoel en Van Erp dat zo ontstaat waarbij Boerkoel dezelfde belofte op zijn winkelruit heeft geplakt. Als Van Erp zijn kleding in de uitverkoop doet, haalt hij een deel van de klanten weg bij Boerkoel. De winst van Boerkoel daalt hierdoor van € 5.000 naar € 2.000. Maar de winst van Van Erp daalt ook, tot € 3.000. Dat komt doordat hij zijn lagere prijzen ook moet doorberekenen aan de klanten die de kleding eerder voor de hogere prijs hebben gekocht. Al deze klanten krijgen een deel van hun aankoopbedrag terug. Deze extra kosten zorgen ervoor dat het voor Van Erp niet voordelig is om als enige zijn kleding in de uitverkoop te doen. Bron 15 laat zien dat hetzelfde geldt voor Boerkoel. Ook hij zal niet als enige zijn kleding in de uitverkoop doen. Bron 15 De oplossing van het economiespel van Boerkoel en Van Erp bij zelfbinding. Boerkoel Van Erp Geen uitverkoop Wel uitverkoop Geen uitverkoop (€ 5.000, € 5.000) (€ 2.000, € 3.000) Wel uitverkoop (€ 3.000, € 2.000) (€ 1.000, € 1.000) Bron 16 Door kinderen naar een internaat te sturen, binden ouders zichzelf: ze kunnen niet afgeleid worden door hun kinderen en kunnen al hun tijd aan hun werk besteden. Als beiden hun kleding in de uitverkoop doen, gaat het nog meer mis. In dat geval lokken Boerkoel en Van Erp geen klanten bij elkaar weg, want de ander heeft zijn prijzen ook verlaagd. Het enige wat gebeurt is dat beiden voor dezelfde kleding een lagere prijs vragen. En bovendien moeten ze aan alle klanten die hun kleding eerder voor een hogere prijs gekocht hebben het prijsverschil terugbetalen. Het gevolg laat zich raden: een grote daling van de winst. Bron 15 laat zien dat als ze allebei hun kleding in de uitverkoop doen, beiden slechts € 1.000 verdienen. De uitkomst van het economiespel tussen Boerkoel en Van Erp met zelfbinding staat ook in bron 15: {geen uitverkoop, geen uitverkoop}. Door zichzelf te binden maken Boerkoel en Van Erp de actie {wel uitverkoop} onaantrekkelijk. Op deze manier komen ze uit het gevangenendilemma; de actie {wel uitverkoop} wordt door geen van beiden nog gekozen. Hoofdstuk 2 • Samenwerken 29 in context 2.3 Oplossingen van het gevangenendilemma Lenen voor een huis Iemand die een huis koopt, leent daarvoor geld bij een bank. Banken lenen consumenten geld om een huis te kopen waarbij het aangekochte huis dient als onderpand; als de consument de lening niet op tijd terugbetaalt, wordt de bank eigenaar van het huis. Een belangrijk onderdeel van de lening is de hoogte van de te betalen rente. Hoe lager deze rente, hoe minder kosten een consument maakt. Maar een lagere rente bekent ook dat de bank minder aan de hypotheek verdient. De hoogte van de hypotheekrente is een belangrijk onderdeel van de concurrentie tussen banken. Hypotheken worden vaak een paar maanden eerder afgesloten dan de dag waarop het huis wordt aangekocht. Op deze manier is het zeker dat de huizenkoper op tijd over het geld voor de aankoop van het huis beschikt. Bij het afsluiten van de hypotheek wordt ook de hoogte van de rente vastgesteld. Maar banken gebruiken de periode tussen het afsluiten van de hypotheek en de dag waarop het huis wordt aangekocht om hun hypotheek in de ogen van de consument aantrekkelijker te maken. Daarbij hanteren ze de volgende regel: als de rente daalt in de periode tussen het afsluiten van de hypotheek en het aankopen van het huis, dan wordt deze renteverlaging alsnog doorgevoerd. Voor consumenten is dit aantrekkelijk; op het moment dat ze het huis kopen betalen ze misschien wel een lagere rente dan de rente die ze eerder met de bank afgesproken hadden. Tegelijkertijd is dit ook een vorm van zelfbinding door banken. Door een renteverlaging ook door te geven aan consumenten die al een hypotheek hebben afgesloten maar nog wachten op de overdracht van hun huis, wordt het voor banken duurder om de rente te verlagen. Ze moeten die renteverlaging immers ook doorberekenen aan consumenten die de hypotheek tegen een hogere rente hadden afgesloten. Banken zullen dan minder snel geneigd zijn om renteverlagingen door te voeren. Bron 17 Banken kunnen door zelfbinding uit het gevangenenprobleem komen. Zelfbinding werkt alleen als deze geloofwaardig is. Als Van Erp alleen de prijs van kleding verlaagt die hij nog niet eerder verkocht heeft, kost een prijsverlaging hem niks extra. Want er zijn dan geen consumenten aan wie hij het prijsverschil alsnog moet terugbetalen. De actie {wel prijsverlaging} wordt er niet onaantrekkelijker door en het oorspronkelijke marktevenwicht zal alsnog gespeeld worden. Alleen geloofwaardige zelfbinding is een manier om uit het gevangenendilemma te komen. 30 Hoofdstuk 2 • Samenwerken Collectieve dwang De vierde oplossing van het gevangenendilemma is de meest vergaande. Spelers worden simpelweg gedwongen om een bepaalde actie te kiezen. Deze collectieve dwang zorgt er altijd voor dat het gevangenendilemma wordt opgelost. Een voorbeeld van collectieve dwang is belasting heffen. In de vorige paragraaf zagen we dat door het gevangenendilemma collectieve goederen niet worden geproduceerd. De overheid moet daarvoor zorgen. Daarvoor heft ze belasting en met de belastingopbrengst brengt ze collectieve goederen voort. Deze manier van doen kun je zien als een oplossing van het gevangenendilemma door collectieve dwang. In het economiespel van collectieve goederen in bron 6 is het marktevenwicht {niet bijdragen, niet bijdragen}. Dit marktevenwicht levert beide spelers 0 op terwijl beide spelers een opbrengst van 3 hebben als ze beiden wel bijdragen. Als de overheid nu beide spelers belast voor een bedrag van 7, dan schakelt ze de actie {niet bijdragen} uit. Beide spelers worden immers verplicht de belasting te betalen. Het is alsof ze gedwongen worden de actie {wel bijdragen} te spelen. Op deze manier komen de spelers uit het gevangenendilemma doordat de overheid dat afdwingt. Dit voorbeeld laat ook zien dat het heffen van belasting voor de productie van collectieve goederen beide spelers voordeel oplevert. Bron 18 Tolheffing dwingt een bijdrage aan het collectieve ‘wegonderhoud’ af. in context Spelers kunnen ook een contract opstellen waarmee ze uit het gevangenendilemma komen. Het contract dwingt dan beide spelers om bepaalde acties niet te kiezen en andere acties juist wel. Het is daarmee ook weer een vorm van collectieve dwang: het contract dwingt het spelen van bepaalde acties af. Boerkoel en Van Erp kunnen bijvoorbeeld een contract afsluiten waarin staat dat beiden nooit meedoen met de uitverkoop. Als een van beiden dan toch een uitverkoop houdt, kan de ander naar de rechter stappen. Overigens is dat in dit geval geen optie: het maken van prijsafspraken is bij wet verboden. Het betalen van straatverlichting De gemeente begrijpt dat Boerkoel en Van Erp niet vanzelf bijdragen aan de kosten van straatverlichting. Daarom gaat ze dit afdwingen. De gemeente legt daarvoor beide winkeliers een maandelijkse belasting op van € 500. Met de € 1.000 aan belastingopbrengst betaalt de gemeente de straatverlichting. Dit levert Van Erp en Boerkoel iedere maand € 700. Door de belasting gaan beide winkeliers er € 200 per maand op vooruit. Anders gezegd: door collectieve dwang heeft de gemeente ervoor gezorgd dat Boerkoel en Van Erp uit het gevangenendilemma komen. Markeerpunt Oplossingen van het gevangenendilemma Spelers kunnen uit het gevangenendilemma komen door naar de collectieve opbrengsten te kijken, door sociale normen, door zelfbinding en door collectieve dwang. Zelfbinding werkt alleen als deze geloofwaardig is. Belastingheffing is een vorm van collectieve dwang. Door iedere speler een belasting op te leggen waarmee collectieve goederen worden betaald, zorgt de overheid ervoor dat ze uit het gevangenendilemma komen. Een contract kan spelers ook collectief dwingen bepaalde acties niet te spelen en zodoende uit het gevangenendilemma te komen. Hoofdstuk 2 • Samenwerken 31 2.3 Oplossingen van het gevangenendilemma Opdrachten 10 Lees bron 19. Welk begrip uit deze paragraaf past op plaats A? Verklaar je keuze. Bron 19 Wie zet er geen geld opzij voor een groter doel in de toekomst? Een verbouwing, auto, huwelijk of pensioen. Een paar tips: 1 Bepaal het doel Met een van de vele online rekentools is snel uit te rekenen hoeveel u opzij moet zetten om een financieel doel te halen. 2 Deel op in stapjes Het helpt om een groot en ogenschijnlijk onhaalbaar doel op te splitsen in kleinere, meer behapbare delen. Het opbouwen van € 10.000 aan vermogen over vijf jaar oogt immens, maar het sparen van € 200 per maand is voor de meeste mensen te doen. 3 Zorg voor …A… Maak het jezelf extreem moeilijk om onverstandige beslissingen te nemen. Bijvoorbeeld door maandelijks op de dag dat het loon wordt gestort automatisch geld naar een spaar- of beleggingsrekening te laten overboeken. (Vrij naar rtlnieuws.nl) 11 Lees bron 20. Komt de betekenis van ‘zelfbinding’ in de psychiatrie overeen met de betekenis bij economie? Verklaar je antwoord. Bron 20 Wat is zelfbinding? Sommige mensen weten dat ze een psychiatrische stoornis hebben waarbij ze goede, maar ook minder goede periodes kennen. In de periodes dat het goed gaat, weten ze dat ze in behandeling moeten blijven en bijvoorbeeld medicatie moeten nemen. Zonder het zelf tegen die tijd door te hebben, gaat het in andere periodes minder goed. Dat inzicht komt pas later weer, maar dan is er al vaak veel verloren. Met het instrument zelfbinding kan iemand zelf van tevoren aangeven wat hij vindt dat er moet gebeuren wanneer het weer minder goed met hem gaat. We spreken van zelfbinding wanneer een patiënt zich uitdrukkelijk verplicht tot het ondergaan van een bepaalde behandeling in een bepaalde situatie, ook al verzet hij zich tegen die behandeling op het moment dat die situatie zich voordoet. Het idee bij zelfbinding is dat de bewuste keuze van de patiënt op een moment dat hij goed in zijn vel zit, voorrang heeft op een weigering die het gevolg is van zijn ziekte, omdat die ziekte zijn wil en ziekte-inzicht aantast. Zelfbinding moet blijken uit een verklaring waarbij de patiënt zich verbindt tot het ondergaan van die behandeling in de in die verklaring omschreven situatie. (Vrij naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) 32 Hoofdstuk 2 • Samenwerken Toepassen Toepassen 12 Lees bron 21. Vul de laatste regel aan zodat een logisch eind van het artikel ontstaat. Bron 21 Twee kinderen laten tijdens het spelen wat kopjes vallen. Iemand ziet de scherven en vraagt hen wat er is gebeurd. De kinderen antwoorden dat het de wind was. Houden ze dat ook vol als ze apart ondervraagd worden? Als ze allebei blijven liegen, komen ze weg zonder straf. Maar als een van hen bekent, wordt zijn eerlijkheid beloond en moet de ander alles alleen opruimen. Moeten ze dan maar allebei bekennen en samen opruimen? Deze variant van het beruchte gevangenendilemma zag ik in de jeugdvoorstelling Het verhaal van de getallen door Maas theater en dans. Als de twee kinderen zouden mogen overleggen, zullen ze waarschijnlijk besluiten dat ze het best allebei kunnen zwijgen. Maar als ze gescheiden verhoord worden, bestaat toch de kans dat …, omdat …. (Vrij naar de Volkskrant) 13 De wijk Zonneburg in een grote stad in Nederland is tamelijk onveilig. De politie is niet in staat om de openbare orde voldoende te handhaven. De bewoners overwegen een particuliere veiligheidsdienst in te huren die in de wijk surveilleert. a Welke moeilijkheid kun je verwachten bij dit plan? b Waarom is de kans op succes bij dit plan groter naarmate de wijk kleiner is? Gebruik het begrip ‘sociale norm’. c Leg uit op welke manier de initiatiefnemers aan zelfbinding kunnen doen. d Waarom is collectieve dwang geen voor de hand liggende oplossing bij het oplossen van het probleem in de wijk? 14 In het dorpje Noordheim zijn twee snackbars gevestigd: Van Vliet en Jonker. Tussen beide snackbars is tot nu toe sprake van een stilzwijgende afspraak om de prijzen van hun meest verkopende product, Vlaamse friet, niet te wijzigen. Van Vliet overweegt om de frietprijzen toch met 5% te verlagen om zijn omzet te laten groeien. Hij gaat er in eerste instantie van uit dat Jonker hetzelfde overweegt. Van Vliet stelt in bron 22 een matrix op om zijn strategie te bepalen. Is er in de analyse van Van Vliet sprake van een gevangenendilemma? Verklaar je antwoord. Bron 22 Weekomzet. Jonker Van Vliet Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging Geen prijsverlaging (€ 5.000, € 2.000) (€ 4.800, € 2.140) Wel prijsverlaging (€ 5.200, € 1.870) (€ 5.100, € 2.050) 15 Lees bron 23. Vul de volgende matrix verder in met fictieve bedragen die bij deze bron passen. Geef met onderstrepingen aan waar het evenwicht ligt. Rotterdam bouwt Amsterdam bouwt Rotterdam breekt af (–€ 2 miljoen, –€ 2 miljoen) Amsterdam breekt af Hoofdstuk 2 • Samenwerken 33 Toepassen Bron 23 Bouwen of breken? Al jarenlang kampt de kantorenmarkt met leegstand. Deze is onder meer ontstaan doordat gemeenten tegen elkaar opbieden om bedrijven te lokken of er alles aan doen om grote bedrijven te behouden. Gemeenten die in een gevangenenprobleem zijn verstrikt, dat vraagt om coördinatie op een hoger niveau. Gelukkig heeft de Nederlandse regering een belangrijke stap gezet op weg naar een betere afstemming. Maar er zitten zwakke schakels in de onderlinge afspraken: het is te vrijblijvend. Bijvoorbeeld: gemeenten die volgens de afspraken moeten slopen en niet mogen bouwen, lopen mogelijk aanzienlijke inkomsten mis. In een wereld van vrijblijvendheid zullen de verleidingen voor deze gemeenten toch heel groot blijven, alle goede bedoelingen ten spijt. (Vrij naar de Volkskrant) 16 Lees bron 24. a Geef vier oorzaken voor de overbevissing van de reuzentonijn. b Leg uit dat Mitsubishi Corporation beseft dat zij zich in het gevangenenprobleem bevindt. c Leg uit dat de overbevissing in het algemeen een goed voorbeeld van het gevangenenprobleem is. Bron 24 Requiem voor de reuzentonijn Thunnus Thynnus, de reuzentonijn, is al een aantal keer bedreigd met uitsterven door overbevissing. Deze bedreiging geldt als een rampzalig voorbeeld van mondiaal onvermogen de oceanen op duurzame wijze te beheren. Japanse sushi en sashimi, kleine hapjes aan de andere kant van de aardbol, zijn er de oorzaak van dat de tonijn dreigt uit te sterven. Een hypermoderne vloot van tonijnschepen met een enorme capaciteit vist de tonijn weg voor de Japanse markt. De handel, waarmee vele honderden miljoenen euro’s gemoeid zijn, ontketent een race om zoveel mogelijk tonijn zo goedkoop mogelijk uit de zee te vissen. Fraude en bedrog werken de snelle plundering van de tonijnvoorraad verder in de hand. Internationaal vastgestelde vangstquota in de Middellandse Zee worden op grote schaal ontdoken. Landen houden zich regelmatig niet aan de internationaal overeengekomen visquota. Volgens schattingen vangt men in sommige jaren tot drie keer zoveel tonijn als officieel wordt aangemeld. Al sinds eind jaren zestig van de vorige eeuw waakt de Internationale Commissie voor het beheer van de Atlantische Tonijn, de ICCAT, over de stand van de blauwvintonijn. Maar de ICCAT staat ook onder invloed van andere belangen. De ICCAT heeft onlangs beslist dat de totale toegestane vangst in de Middellandse Zee 22.000 ton mag zijn. Dat was 7.000 ton hoger dan haar eigen deskundigen hadden vastgesteld als maximaal acceptabele vangst. De milieu- en natuurbewegingen spraken schande van het besluit. Zelfs Mitsubishi Corporation, de grootste Japanse importeur van tonijn, was tegen het besluit. Maar stopzetten deed Mitsubishi de handel niet. Ze wilde alleen meewerken aan een complete stopzetting als iedereen zou meewerken aan het stopzetten van de visserij. (Vrij naar NRC Handelsblad) 34 Hoofdstuk 2 • Samenwerken 17 Lees bron 25. a Welk deel in de tekst maakt duidelijk dat er bij de onderhandeling over de prijs van een nieuwe keuken marktsurplus verdeeld wordt? Verklaar je antwoord. b Waarom lopen de acties van veel keukenfirma’s vaak op korte termijn af? c Verdedig met twee argumenten de mening van de Consumentenbond dat het verstandig is om je niet te laten opjagen. d Keukenfirma’s houden elkaar gevangen met tijdelijke acties aan beide kanten, terwijl het afzien van permanente acties voor beide partijen beter zou zijn. Vul in bron 26 op plaats A, B, C en D bedragen in waardoor de matrix overeenkomt met het gevangenenprobleem op de keukenmarkt. Bron 25 Opdringerige keukenboeren Vandaag ga ik op zoek naar een nieuwe keuken. Bij de eerste winkel krijg ik kwijlende verkopers op mijn hielen. En dan krijg ik zomaar een televisie cadeau en ook nog alle apparatuur, maar dan wel als ik nu bestel. Wat ik, met alle moed die ik heb, net niet doe. De volgende keukenboer kijkt me veel en diepzinnig aan, maar zijn concurrerende prijs prijsgeven doet ie niet, moet ie de regiomanager voor hebben en die zit waarschijnlijk aan zee. Het blijft maar koffie, koekies, water en laten zien en rekenen en computers en prijzen en deuren. Gedrieën stuwen we ons enthousiasme op en allemaal erkennen we bij de prijs: dat is wat te hoog gegrepen. Maar als we nou … en zo begint De Onderhandeling. Slopen wil ik wel zelf met hulp, maar die kwaliteit wil ik inmiddels houden. Zij willen ook best wijn bij de water doen, maar blijven grote kasten schetsen en blijven me bezweren me hoe gelukkig ik ben dat IK juist vandaag langskom in verband met die hoge sloopkorting. Die opeens aftrekbaar blijkt, van de prijs. Het gaat de goede kant op, maar nog niet genoeg en ik neem afscheid. Voorlopig. Het is laat, mijn besluit is nog niet genomen. De Consumentenbond steunt me op de achtergrond als ik het Stappenplan Keuken Kopen lees. Want het blijkt ook een hele klus en ‘u moet u vooral niet laten opjagen door opdringerige verkopers’. Morgen weer een dag, de laatste van Het Grote Voordeel, als ik alle boys die ik vandaag zag mag geloven. Want al die acties houden toevallig na het weekend op. Jammer hè? (Vrij naar webregio.nl) Bron 26 Keukenboer 2 Keukenboer 1 Geen permanente ‘tijdelijke’ acties Wel permanente ‘tijdelijke’ acties Geen permanente ‘tijdelijke’ acties (€ 5 miljoen, € 5 miljoen) (€ ...A... miljoen, € ...B... miljoen) Wel permanente ‘tijdelijke’ acties (€ ...C... miljoen, € ...D... miljoen) (€ 2 miljoen, € 2 miljoen) Maak de Test jezelf bij dit hoofdstuk. Hoofdstuk 2 • Samenwerken 35