Beleidsplan 2010 Stichting A+O fonds Rijk

advertisement
Beleidsplan 2010
Stichting A+O fonds Rijk
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
blz.
3
2.
Beleid
4
3.
Organisatie
9
4.
Financiële middelen
14
Bijlagen:
Subsidievoorwaarden 2010:
• voor arbeidsmarktprojecten
• voor werkervaringsplaatsen
• voor personele inzet SCO
2
1.
Inleiding
Het jaar 2010 is voor het A+O fonds Rijk het jaar van de nieuwe weg. Medio 2009 heeft het
bestuur besloten de innovatieve rol van het A+O fonds Rijk meer te verbinden met de
initiatieven, die de werkgever en werknemers in het Sectoroverleg Rijk nemen om een
moderne en inspirerende visie te ontwikkelen op “werken bij het Rijk”. Het A+O fonds Rijk
wordt daardoor beter en sterker gepositioneerd als het samenwerkingsverband van de
vakorganisaties en de werkgever Rijk, die “werk maken” van hun gezamenlijke én hun
afzonderlijke – complementaire – doelen op het terrein van arbeidsmarkt en opleidingen.
Daarmee wordt de statutaire doelstelling1 van het fonds gerichter vorm gegeven. Deze
doelstelling is uitgewerkt in de volgende activiteiten:
• het financieren van eigen activiteiten en activiteiten op verzoek van het SOR;
• het op verzoek van het SOR verlenen van subsidie aan gerelateerde sectoren en andere
(internationale) instellingen;
• het verlenen van subsidies aan die diensten van de Rijksoverheid welke vallen onder het
regime van het SOR.
Op dit laatste punt zal het fonds in 2010 binnen zijn mogelijkheden onverminderd de
ministeries en rijksdiensten financiëel steunen, wanneer zij met hun
medezeggenschapsorganen gezamenlijk initiatieven nemen voor arbeidsmarktprojecten,
werkervaringsplaatsen en projecten die bijdragen aan de doelstelling van het fonds. .
Daarnaast voert het fonds eigen projecten uit, in het nabije verleden bijvoorbeeld op het
gebied van leeftijdsbewust personeelbeleid, coaching en diversiteit.
Mede onder invloed van het Visietraject Personeels- en Organisatiebeleid Rijk wil het
fondsbestuur zich in 2010 en volgende jaren richten op het positioneren van het fonds in een
integrale relatie met het beleid, dat de sociale partners voor de sector Rijk beogen te
ontwikkelen op het gebied van personeel en organisatie, arbeidsomstandigheden,
arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Daarom zal in 2010 en volgende jaren worden
gestreefd naar:
• het optimaliseren van de betrokkenheid van de sociale partners bij de activiteiten van het
fonds;
• het vergroten van de bekendheid van het fonds bij de doelgroep van werknemers in de
sector Rijk;
• het meer recht doen aan de ondersteunende rol van het fonds ten opzichte van de
arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector zoals die in het SOR tussen sociale
partners wordt gesloten;
• het versterken van de beheersbaarheid van de activiteiten en het verminderen van de
beheerslast.
Deze herprofilering van het fonds binnen de sector Rijk heeft naar het inzicht van het bestuur
gevolgen voor zowel het beleidsprogramma als voor de organisatie. Daarop wordt
achtereenvolgens ingegaan in paragraaf 1 (Beleid) en paragraaf 2 (Organisatie).
1
Statutair heeft het fonds als doelstelling: het initiëren, coördineren en stimuleren van vernieuwende activiteiten
op het gebied van arbeidsmarkt-, werkgelegenheids- en scholingsbeleid van de sector Rijk en het uitvoeren van
andere activiteiten op verzoek van het Sectoroverleg Rijkspersoneel (SOR), die rechtstreeks verband houden met
de arbeidsvoorwaardenovereenkomst.
3
2.
Beleid
2.1
Een nieuwe weg
De missie2 van het A+O fonds Rijk is gebaseerd op een brede taakopvatting. Deze missie
staat centraal in de wijze waarop het bestuur in 2010 en volgende jaren het fonds wil inzetten
voor de sector. Daarbij zal worden aangesloten bij de onderwerpen, die in het Sectoroverleg
Rijk (SOR) aan de orde zijn.
Naar het zich laat aanzien, zijn de in het oog springende thema’s:
1. Flexibilisering van de rijksdienst
Bedrijven, instellingen en burgers verwachten van de rijksdienst een leidende rol bij de
aanpak van de steeds complexer wordende financiële en maatschappelijke vraagstukken. De
politiek bepaalt welke vraagstukken aandacht verdienen, waarbij zij opereert in een context,
waarin veranderingen elkaar steeds sneller opvolgen.
Hoe kan de rijksdienst ervoor zorgen dat de ambtelijke organisatie kan anticiperen en snel kan
reageren op de wisselende politieke agenda? En, hoe zorgen we ervoor dat de benodigde
interdepartementale expertise en ervaring bij elkaar komt?
Hoe zorgt de rijksdienst voor een kwalitatief goede én flexibele workforce? Welke typen
arbeidsrelaties passen erbij? Welke type medewerkers dient de overheid aan zich te binden?
Welke kennis kan beter worden ingekocht? Hoe verhoudt de rijksdienst zich tot de stijging
van het aantal ZZP’ers?
2. Vakmanschap, professionaliteit, sturen op de factor kennis
Bedrijven, instellingen en burgers verwachten van de rijksoverheid een leidende rol bij de
aanpak van de steeds complexer wordende financiële en maatschappelijke vraagstukken. Dit
vraagt kennis van zaken en professionele ruimte voor medewerkers. Hoe gaan we om met
deze facetten om?
De variëteit aan werk binnen de rijksdienst is groot, waarbij elk werk zijn eigen complexiteit
kent in een telkens wisselende context. Hoe kunnen medewerkers hun werk goed doen? Aan
hoeveel professionele ruimte hebben zij behoefte? Hoe blijven zij zich ontwikkelen?
Anderzijds is er de factor kennis in een tijd waarin vrijwel alle informatie vrij toegankelijk en
beschikbaar is? Welke soorten kennis zijn er? Hoe behoudt de rijksdienst in combinatie met
de gewenste wendbaarheid, een goede, actuele kennisbasis, waardoor ze een betrouwbare
gesprekspartner is en blijft? Hoe wordt de continuïteit van de (kennis)relaties met de
buitenwereld gegarandeerd? Hoever gaat ‘brede inzetbaarheid’ voor kenniswerkers?
3. Omgaan met variatie
De rijksdienst is de grootste werkgever in Nederland en heeft een blijvende behoefte aan
gekwalificeerde medewerkers.
Wat betekenen de demografische ontwikkelingen voor de rijksdienst als werkgever? Hoe
verscheiden wordt het personeelsbestand van de overheid en wat is de betekenis daarvan?
2
De missie van het fonds luidt: Het A+O fonds Rijk stimuleert vernieuwende activiteiten die er voor zorgen dat
rijksambtenaren kunnen beschikken over een topconditie op de interne en externe arbeidsmarkt, dat zij
realistische loopbaanwensen kunnen ontwikkelen en realiseren en dat de werkgever steeds kan beschikken over
voldoende, gekwalificeerde, gemotiveerde medewerkers en dat het personeelsbestand evenwichtig is
samengesteld, waarbij diversiteit een belangrijk aspect is.
4
Denk aan verschillen tussen generaties, culturele achtergrond, sexe-verschillen. Wat
betekenen deze verschillen voor de arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden? Welke
wensen leven er?
Maar ook: Is er op termijn voldoende kwaliteit beschikbaar en welke invloed heeft de
opkomst van nieuwe economieën op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van de overheid?
Welke betekenis hebben deze ontwikkelingen voor de ambtelijke status en het imago van de
rijksdienst?
4. Duurzame inzetbaarheid
Bedrijven, instellingen en burgers verwachten van de rijksoverheid een
leidende rol bij de aanpak van de steeds complexer wordende financiële en maatschappelijke
vraagstukken. Daarnaast vragen zij om een servicegerichte en efficiënte overheid die
kwalitatieve goede diensten verleent. Verwachtingen die er zijn in een tegelijkertijd complexe
en steeds veranderende samenleving. Daarmee heeft de rijksdienst een blijvende behoefte aan
hoogstaande gekwalificeerde medewerkers.
Wat betekenen deze opgaven aan de rijksdienst voor de individuele medewerker, zijn
manager en de organisatie van het werk?
Hoe kan de medewerker in zijn huidige en toekomstige functie met plezier werken, vitaal
blijven en goede prestaties blijven leveren? Wat zijn zijn/haar verwachtingen en behoeften?
Zijn er groepsverschillen?
Aan het begin van 2010 zullen de inzichten van de sociale partners over deze specifieke
onderwerpen beschreven zijn in het zogeheten Visietraject en leiden tot de bespreking van
vervolginitiatieven in het Sectoroverleg Rijk. Dan kan ook de inbreng van het fonds daarbij
worden bepaald. Door aan te sluiten bij de dynamiek van het overleg tussen werkgever en
werknemers, wordt een optimale verbinding aangebracht bij het beleid dat op de cao-tafel
wordt ontwikkeld en overeengekomen.
2.2
De bekende weg
De gerichtheid van het fonds op een nieuwe weg, betekent niet dat de lopende eigen projecten
worden afgesloten voordat zij zijn afgerond.. Het is goed denkbaar, dat ook lopende projecten
op een natuurlijk moment kunnen worden ingebed in nieuwe ontwikkelingen. Vooralsnog zal
het fonds in 2010 een vervolg geven aan de projecten, die betrekking hebben op:
• Arbo-catalogus
• EVC
• DIV-medewerkers
• Loopbaanscan
• Loopbaanpaden
• Professionele ruimte
• Pilots werkdruk
• Medezeggenschap.
2.3
Subsidies
Zoals ook in voorgaande jaren gebruikelijk, zal een deel van de middelen van het A+O fonds
Rijk beschikbaar zijn voor subsidiëring van projecten uit de sector. Het gaat dan allereerst om
arbeidsmarktprojecten met een innovatief karakter, die van belang kunnen zijn (als
pilotproject) voor de gehele Rijksdienst. De ministeries, diensten en Hoge Colleges van Staat
5
brengen deze voor subsidie in aanmerking bij het bestuur. Op de tweede plaats gaat het om
werkervaringsplaatsen.
2.3.1 Arbeidsmarktprojecten
Het doel van de subsidieverlening voor arbeidsmarktprojecten is vernieuwingen te bevorderen
en activiteiten te stimuleren, die buiten de gebaande paden gaan. Het begrip “arbeidsmarkt”
wordt hierbij breed gezien: het kan ook gaan om initiatieven op het gebied van
werkgelegenheid of scholing, of combinaties daarvan. Andere criteria voor de beoordeling
van deze aanvragen zijn:
• Aanvullend karakter:
Het project moet een aanvulling zijn op de werkgeverstaak, dat wil zeggen dat het geen
activiteiten mogen zijn, die gerekend worden tot de reguliere bedrijfsvoering. Reguliere
scholingstrajecten komen niet voor subsidiëring in aanmerking;
• Overdraagbaarheid:
De resultaten van het project moeten zo veel mogelijk overdraagbaar zijn naar andere
onderdelen van de sector. De aanvrager geeft aan welke onderdelen van het project
overdraagbaar zijn en hoe deze overdracht kan plaatsvinden.
• Evaluatiemogelijkheid:
Daarnaast is vereist dat het project wordt geëvalueerd. De subsidieaanvraag moet voorzien in
een evaluatie, waarbij getoetst wordt in hoeverre de doelstellingen van het project zijn bereikt
en waarin wordt onderzocht tot welke leereffecten het project heeft geleid. Het
evaluatierapport wordt ter beschikking gesteld aan het A+O fonds Rijk. Het A+O fonds kan
de aanvrager verzoeken actief mee te werken aan de verspreiding van de resultaten van het
project, bijvoorbeeld door een presentatie te houden of mee te werken aan een publicatie.
• Draagvlak:
Het project dient voldoende draagvlak te hebben binnen de organisatie. Bij departementale
projecten komt dit tot uitdrukking door de ondertekening van de aanvraag door zowel de
werkgevers- als werknemersvertegenwoordiging. Aan deze eis wordt bij departementale
aanvragen voldaan door ondertekening van de aanvraag door het DGO (respectievelijk de
werkgever en de werknemersvertegenwoordiging in het DGO) of door ondertekening van de
aanvraag door werkgever en OR gezamenlijk. Over interdepartementale projecten kan het
SOR, dan wel kunnen ICPO en SCO afzonderlijk een uitspraak doen.
Door het subsidiebeleid van het A+O fonds Rijk wordt externe inhuur zoveel mogelijk
beperkt en worden ministeries gestimuleerd hun eigen medewerkers zoveel mogelijk in te
zetten, zodat de kennis die wordt opgedaan, ook behouden blijft voor de ministeries. De
aanvragende ministeries mogen daarom sinds 2009 nog maar 50% van de kosten voor externe
inhuur opvoeren op de begroting van de arbeidsmarktprojecten. Indien een eigen medewerker
aantoonbaar bovenformatief wordt ingezet voor een arbeidsmarktproject, én activiteiten niet
regulier zijn én het project overdraagbaar is naar andere departementen, dan mogen de
loonkosten van deze medewerker voor 75% opgenomen worden op de begroting van het
arbeidsmarktproject. 75% van de totale begroting is subsidiabel. De overige 25% van de
begroting wordt gefinancierd door de aanvrager.
2.3.2 Werkervaringsplaatsen
Werkervaringsplaatsen hebben tot doel zwakkere groepen op de arbeidsmarkt werkervaring te
laten opdoen bij de sector Rijk om zo hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
6
Een voorwaarde om in aanmerking te komen voor subsidie is dat deelnemers aan een
werkervaringsproject minimaal zes maanden geregistreerd staan als werkloos werkzoekend
bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).
Daarnaast kunnen ook arbeidsgehandicapten, jongeren tot 23 jaar, vluchtelingen,
nieuwkomers en herintreders deelnemen.
Voor herintreders dient vooraf een verzoek tot ontheffing te worden gevraagd met vermelding
van het arbeidsverleden van betrokkene.
Jongeren tot 23 jaar hoeven niet zes maanden als werkloos werkzoekend geregistreerd te
staan.
Leidt het werkloosheidscriterium tot belemmeringen of onbillijkheden, dan is het bestuur van
het A+O fonds Rijk bevoegd om de bestaande regels soepel te hanteren.
De deelnemers aan de werkervaringsprojecten worden bovenformatief aangesteld.
De subsidie voor werkervaringsplaatsen is een combinatie van een loonkostensubsidie en
scholingssubsidie. De loonkostensubsidie bedraagt maximaal € 12.000 en de
scholingssubsidie € 3.000 per deelnemer. Voor deze subsidieaanvragen geldt geen
minimumomvang. Wel wordt het bedrag voor loonkostensubsidie naar rato aangepast bij een
betrekkingsomvang minder dan 32 uur.
Om voor de volledige € 12.000 loonkostensubsidie in aanmerking te komen moet de
aanvrager in samenspraak met de deelnemer een ontwikkelingsplan opstellen. Voor de
uitvoering van het ontwikkelingsplan wordt een scholingssubsidie van maximaal € 3.000
verstrekt. In het ontwikkelingsplan staat hoe de deelnemer geschoold en begeleid wordt naar
een volgende functie binnen de organisatie of, indien dit niet mogelijk is, buiten de
organisatie. Dit ontwikkelingsplan moet uiterlijk 6 maanden na indiensttreding van de
kandidaat worden aangeleverd bij het A+O fonds Rijk. Het A+O fonds verstrekt bij de
subsidietoekenning een eenvoudig format. Wanneer de aanvrager geen ontwikkelingsplan
indient of wanneer de aanvrager het ontwikkelingsplan niet uitvoert, wordt de
loonkostensubsidie vastgesteld op maximaal € 6.000.
Vanaf 2009 is het ook mogelijk om voor een half jaar een werkervaringsplaats te creëren.
Voor een dergelijke werkervaringsplaats geldt dat de verstrekte subsidies voor de loonkosten
en scholing evenredig wordt verminderd. Indien de aanvrager geen ontwikkelingsplan indient
of dit plan niet uitvoert, wordt de loonkostensubsidie vastgesteld op maximaal € 3.000.
De eindrapportage dient informatie te bevatten over wat er na afloop van de werkervaringsperiode met de deelnemers is gebeurd: zijn ze ingestroomd in de eigen organisatie of zijn ze
elders aan het werk gekomen en zo ja, waar?
2.3.3 Algemeen
Aanvragen kunnen het gehele jaar worden ingediend. Hierdoor is het voor aanvragers
mogelijk om in te spelen op de actualiteit. De ingediende aanvraag wordt beoordeeld door het
bestuur van het A+O fonds Rijk op advies van het secretariaat. Het secretariaat kan hulp
bieden bij het opstellen van de subsidieaanvraag en kan een indicatie geven of het idee
aansluit bij de beleidslijnen van het A+O fonds Rijk. De aanvragen worden behandeld in de
vergadering van het bestuur. De data waarop deze vergaderingen plaatsvinden, staan vermeld
op de website van het fonds.
Het blijft mogelijk dat de aanvrager voor (onderdelen van) projecten ook subsidie aanvraagt
bij andere subsidiegevers. Het secretariaat kan aanvragers desgewenst informeren over de
7
mogelijkheden van relevante subsidieregelingen. Er mag echter geen sprake zijn van dubbele
financiering van activiteiten.
8
3.
Organisatie
3.1
Projectuitvoering
Binnen de bestaande doelstellingen van het fonds wordt een nieuwe systematiek ingericht
voor de toekenning en uitvoering van projecten. In die systematiek wordt onderscheid
gemaakt tussen:
3.1.1 SOR-projecten
3.1.2 subsidieprojecten en werkervaringsplaatsen
3.1.3 gezamenlijke projecten van de vakorganisaties en de werkgever Rijk
3.1.4 projecten die door de vakorganisaties of de werkgever Rijk worden geïnitieerd
op basis van de middelen die het fonds voor de partijen beschikbaar houdt.
Achtereenvolgens worden deze categorieën toegelicht.
3. 1.1 SOR-projecten
In het SectorOverleg Rijkspersoneel worden afspraken gemaakt over de partij(en) die op
onderwerpen actie ondernemen:
• de werkgever, die (op grond van eigen beschikbare middelen) een beleid inzet om een
SOR-afspraak uit te voeren;
• de vakorganisaties en de werkgever Rijk in een gezamenlijke aanpak; deze
gezamenlijke acties worden voor financiering in aanmerking gebracht door het A+O
fonds Rijk.
Doordat de implementatie van het project plaatsvindt onder de supervisie van het SOR, is de
betrokkenheid van werkgevers en werknemers verzekerd.
Samenvattend:
Initiëring
SOR
Vorm
Opdrachtverstrekking
Aansturing
Stuurgroep per project
Potentiële
- werkgever Rijk of
uitvoerders - werkgever Rijk gezamenlijk met vakorganisaties
3.1.2 Subsidieprojecten incl. werkervaringsplaatsen
De ministeries, diensten en Hoge Colleges van Staat brengen werkervaringsplaatsen en
projecten voor subsidie in aanmerking. Het gaat dan om (innovatieve) projecten, die van
belang kunnen zijn (als pilotproject) voor de gehele Rijksdienst. Er gelden
subsidievoorwaarden, die vrijwel volledig zullen overeenkomen met de huidige.
De uitvoering vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de subsidiënt. Het bureau van het
A+O fonds Rijk draagt zorg voor advisering en administratief en financieel beheer.
Samenvattend:
Initiëring
Ministeries, diensten, Hoge Colleges van
Staat (d.m.v. subsidieaanvraag)
Vorm
Subsidieverlening
Aansturing
Door de gesubsidieerde9
Uitvoering
Door de gesubsidieerde
Bureau A+O fonds Rijk beheert de relatie met en de geldstroom
3.1.3 Gezamenlijke projecten van de vakorganisaties en de werkgever Rijk
Zoals ook nu gebruikelijk is, kan het bestuur van het A+O fonds Rijk het initiatief nemen tot
een gezamenlijk project wanneer de vakorganisaties en de werkgeversvertegenwoordigers een
(gezamenlijk) belang willen benadrukken. In zo’n geval zal een stuurgroep worden ingesteld
die richting geeft aan de ontwikkeling en uitvoering van het project. De uitvoering kan
worden opgedragen aan de meest gerede partij.
Samenvattend:
Initiëring
Bestuur A+O fonds Rijk
Vorm
Opdrachtverstrekking
Aansturing
Stuurgroep per project
Potentiële
- Werkgever Rijk en/of vakorganisaties
uitvoerders - of ieder die zij daartoe aanzoeken
3.1.4 Projecten van vakorganisaties of de werkgever Rijk
Met deze categorie projecten wordt een ingrijpende wijziging aangebracht. De kern van de
benadering is, dat jaarlijks een bijdrage uit het fonds wordt vastgesteld, die binnen zekere
grenzen inzetbaar is als “vrije ruimte” voor de gezamenlijke vakorganisaties c.q. voor de
minister van BZK als sectorwerkgever Rijk. De hoogte van deze bijdrage voor de werkgever
Rijk en de vakorganisaties wordt tussen de partijen overeengekomen in het fondsbestuur.
De intentie is om met de bijdrage uit het fonds een impuls te geven aan de zichtbaarheid van
de vakorganisaties en aan de voortgang, die door de vakorganisaties wordt geboekt op de
onderwerpen die deel uitmaken van het werkprogramma van het A+O fonds Rijk. De
verwachting is, dat deze impuls ook uitstraling heeft naar de voortgang op relevante
onderwerpen in het SOR.
Door middel van een informatiebrief wordt aan de vakorganisaties en aan de werkgever Rijk
het toegekende bedrag meegedeeld. Dit bedrag blijft het gehele kalenderjaar beschikbaar.
Investeringen worden – zoals in de huidige situatie - toegerekend aan het jaar, waarin de
verplichting wordt aangegaan. Tussen de werkgevers- en de werknemersgeleding kan een
overdracht van budget worden overeengekomen, desgewenst met verrekenafspraken voor
volgende jaren. Voor het jaar 2010 gaat het om een beschikbaar subsidiebedrag van €
750.000, waarmee naar verwachting ca. 7 fte personeel, inclusief overhead, door de
vakorganisaties kan worden bekostigd. De vakorganisaties maken onderling een afspraak over
de verdeling van het subsidiebedrag.
10
Binnen de omvang van de bijdrage stellen de vakorganisaties en de werkgever Rijk plannen
op, die zij indienen bij het bestuur van het fonds. Het bestuur beoordeelt de plannen op de
bijdrage, die ze zullen leveren binnen de doelstelling van het fonds en op de toekomstige
borging van het resultaat binnen de organisatie van de rijksoverheid.
Om dit mogelijk te maken zijn nieuwe subsidievoorwaarden vastgesteld (opgenomen in de
bijlage). In de subsidievoorwaarden wordt tevens geregeld, dat voor de uitvoering van deze
projecten personeel bij de betrokken organisaties volledig mag worden bekostigd ten laste van
het budget dat uit het A+O fonds Rijk ter beschikking is gesteld.
Samenvattend:
Initiëring
Werkgever Rijk
Vakorganisaties
Vorm
Initiatief
Initiatief
Aansturing Werkgever Rijk
Vakorganisaties
Potentiële
- Werkgever Rijk of
uitvoerders - ieder die zij daartoe
aanzoekt
- Vakorganisaties of
- ieder die zij daartoe
aanzoeken
Schematisch voorgesteld, onderscheidt het A+O fonds Rijk dan de volgende varianten in
projecten:
Type
project
1.
2.
3.
4.
SOR-projecten
Subsidieprojecten en
werkervaringsplaatsen
Gezamenlijke
projecten A+O
fonds Rijk
Projecten van vakorganisaties of de
werkgever Rijk
Initiëring
SOR
Ministeries,
diensten, Hoge
Colleges van
Staat (d.m.v.
subsidieaanvraag)
Bestuur A+O fonds
Rijk
Werkgever Rijk
Vakorganisaties
Vorm
Opdrachtverstrekking
Subsidieverlening
Opdrachtverstrekking
Initiatief
Initiatief
Aansturing
Stuurgroep per
project
Door de
gesubsidieerde
Stuurgroep per
project
Werkgever Rijk
Vakorganisaties
Uitvoering
- werkgever Rijk of
Door de
gesubsidieerde
- werkgever Rijk en
vakorganisaties
- werkgever Rijk
of
- vakorganisaties
of
(Secretariaat
A+O fonds Rijk
beheert de relatie
en de geldstroom
naar de
gesubsidieerde)
- of ieder die zij
daartoe aanzoeken
- ieder die zij
daartoe aanzoekt
- ieder die zij
daartoe
aanzoeken
Rollen
- werkgever Rijk
gezamenlijk met
vakorganisaties
De voorgestelde aanpak geldt voor een periode van 5 jaar, te weten van 1 januari 2010 tot 1
januari 2015. Een periode van deze lengte waarborgt de werkbaarheid en de continuïteit van
de regeling die het fonds treft. In het najaar van 2014 evalueren sociale partners de opzet en
werking van de nieuwe opzet van het A+O fonds Rijk, tenzij er tussentijds eerder aanleiding
11
is om de afspraken te heroverwegen. In verband hiermee krijgt de voor 2011 voorgenomen
evaluatie van het fonds het karakter van een tussenevaluatie.
3.2
Secretariaat
Het A+O fonds Rijk heeft als bestuurlijke entiteit ondersteuning nodig voor het
bestuurssecretariaat, beleidsontwikkeling en –signalering, financieel beheer, externe
communicatie, secretariële en logistieke ondersteuning.
Hiervoor wordt een bedrag uitgetrokken van ca. k€ 250 (inclusief huisvesting, automatisering,
overhead). Het CAOP zal een scenario met kostenraming leveren voor de gewenste
ondersteuning.
3.3
Communicatie
De communicatie van het A+O fonds Rijk zal zich in 2010 speciaal richten op het informeren
van de doelgroepen over de gewijzigde aanpak van projecten en de gevolgen hiervan voor de
betrokken partijen. Onder deze doelgroepen worden enerzijds (vertegenwoordigers van) de
rijksorganisatieonderdelen verstaan, anderzijds in sterkere mate dan voorheen werknemers- en
werkgeversvertegenwoordigers binnen de rijksoverheid (OR’en, vakbonden, ICOP).
Daarnaast richt de communicatie zich op het vergroten van de bekendheid van het fonds bij
de doelgroep van werknemers in de sector Rijk.
Met de communicatie wil het A+O fonds Rijk verder bereiken, dat:
- de doelgroepen bekend zijn met het A+O fonds Rijk en weten waarvoor ze bij dit
fonds terecht kunnen.
- de bekendheid van de activiteiten wordt vergroot: de doelgroep weet wat, en
waarvoor, de activiteiten van het fonds bedoeld zijn (de toegevoegde waarde) en waar
ze de informatie kan vinden.
- kennisuitwisseling tussen de rijksonderdelen wordt bevorderd evenals het verspreiden
van kennis die voortkomt uit activiteiten.
In 2010 wil het A+O fonds Rijk op de volgende manieren communiceren met de doelgroepen:
- Rechtstreekse communicatie:
Rechtstreeks contact met leden in het netwerk om op de hoogte te blijven van de
ontwikkelingen in de sector en de bekendheid van de activiteiten van het A+O fonds Rijk te
vergroten. Tegelijkertijd de doelgroep faciliteren en prikkelen zelf informatie in te winnen bij
het A+O fonds Rijk.
- Ambassadeurs inzetten:
Door ambassadeurs in te zetten voor het A+O fonds Rijk is het mogelijk positieve ervaringen
te creëren door middel van mond op mond reclame. Ambassadeurs kunnen eerdere
gebruikers, contactpersonen op ministeries (herkenbaar voor de doelgroep) of bijvoorbeeld de
bestuursleden zijn.
De kanalen die hiervoor gebruikt kunnen worden zijn: de eigen middelen (zoals website,
digitale en papieren nieuwsbrief, brochures), de communicatiemiddelen van de Rijksoverheid
(intranetten, magazine BinnenBerijk), communicatiemiddelen van vakorganisaties, de
werkgever Rijk en individuele deelnemers (bijvoorbeeld gericht communiceren via brieven
vanuit een OR, leidinggevende, ICOP, BZK), de landelijke en regionale media.
12
Los van de communicatie over het A+O fonds Rijk zoals hierboven staat beschreven, staat
projectcommunicatie. Het betreft de communicatieactiviteiten voor de diverse projecten die al
dan niet gezamenlijk worden uitgevoerd door de werkgever Rijk en de vakorganisaties.
Omdat deze projecten vanaf 2010 niet meer vanaf één punt gecoördineerd worden, is de
borging van communicatie over de verschillende projecten niet meer gegarandeerd. Centraal
beleggen van de communicatie over projecten bij het secretariaat van het A+O fonds Rijk
biedt een oplossing.
Eén centraal communicatiepunt/de communicatiemedewerker van het secretariaat van het
A+O fonds Rijk kan, indien gewenst, de communicatie van gezamenlijke projecten verzorgen.
In het geval van afzonderlijke projecten kan het secretariaat de gehele communicatie
verzorgen, maar eventueel ook deels faciliteren via de bestaande kanalen via algemene teksten
of specifieke middelen, zoals de nieuwsbrief en de website. Een communicatiepunt zorgt voor
een eenduidige manier van communiceren, draagt bij aan de herkenbaarheid van A+O fonds
Rijk en zorgt voor een overzicht van projecten. Indien het communicatiepunt gewenst is, zal
verdere invulling van dit punt moeten worden besproken en is een aanvullend budget
noodzakelijk.
13
4.
Financiële middelen
4.1
Middelen
Het A+O fonds Rijk beschikt op jaarbasis over € 3,55 mln aan structurele bijdrage van het
ministerie van BZK. Dit betreft arbeidsvoorwaardengeld, dat in de vorm van een
subsidieregeling van het ministerie van BZK jaarlijks aan het fonds ter beschikking wordt
gesteld.
Het fonds realiseert jaarlijks rentebaten (in 2008 k€ 337), zodat kan worden uitgegaan van een
besteedbaar bedrag van tegen de € 4 mln. Evt. oneffenheden kunnen worden opgevangen door
inzet van gelden uit de bestemmingsreserve (thans € 1,1 mln). In het onderstaande wordt
daarom gerekend met een beschikbaar jaarbedrag van € 4 mln.
4.2
Aansluiting taken en middelen
De eerdergenoemde (en nog overeen te komen) opgaven vergen een specifieke inspanning bij
de vakorganisaties. Als tegemoetkoming in de benodigde capaciteit wordt op jaarbasis een
inzet van ca. 7 fte met een contante waarde van in totaal k€ 750 (inclusief huisvesting,
automatisering, overhead) uit de gelden van het A+O fonds Rijk ter beschikking gesteld aan
de SCO. Daarnaast zetten de SCO capaciteit in vanuit eigen middelen. Over de besteding van
de middelen, die zij ontvangen uit het A+O fonds Rijk, leggen de SCO jaarlijks
verantwoording af.
Voor het bestuurssecretariaat, beleidsontwikkeling en –signalering, financieel beheer,
externe communicatie als beschreven in paragraaf 3.3, secretariële en logistieke
ondersteuning wordt een bedrag uitgetrokken van ca. k€ 250 (inclusief huisvesting,
automatisering, overhead). Het CAOP zal een scenario met kostenraming leveren voor de
gewenste ondersteuning.
Hierdoor is een bedrag van ca. € 3 mln inzetbaar voor de projectkosten. Op basis van de inzet
van middelen in het jaar 2009 worden voor 2010 indicatieve bedragen beschikbaar gehouden
voor:
Arbeidsmarktprojecten en werkervaringsplaatsen
€ 1.000.000
Projecten op initiatief van SOR en bestuur
€ 1.900.000
Communicatie (zoals website, [digitale] nieuwsbrieven)
€ 100.000
14
Download