1 ‘Zending is de roeping van de gemeente, met het oog op haar naaste omgeving’ Lezing van ds. M.J. Tekelenburg, voorzitter van de IZB, voor de predikantenconferentie in Matrahaza Hongarije, 11 juni 2013. De conferentie is georganiseerd door de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland, de stichting Hulp Oost Europa en de Hongaars Hervormde Kerk. Eind april was ik een paar dagen in deze regio, namelijk in Hetyen in de Oekraïne. Hetyen ligt 12 kilometer over de grens met Hongarije. De hervormde gemeente Reeuwijk, waar ik predikant ben, heeft al 10 jaar een zusterrelatie met de gemeente daar. Ik ben nog maar 8 maanden predikant in Reeuwijk en mocht mee om de gemeente en de predikant daar te ontmoeten. Zondagmiddag maakte ik er een evangelisatiedienst mee.Eens in de twee jaar verzorgt een organisatie uit de regio in gemeenten in die regio een samenkomst. Die duurde twee uur en bevatte vier getuigenissen, zang en een preek. Als ik het goed zag waren de mensen die getuigden, zongen en preekten, mensen van buiten het dorp. De plaatselijke predikant opende en sloot de viering. De organisatie heeft, vernam ik uit de getuigenissen, een opvanghuis waar mensen met allerlei problemen, zoals verslavingen een 10 daags programma kunnen volgen. Zo helpt de regionale organisatie de plaatselijke gemeenten. Ik vond het mooi om dit concrete evangelisatiewerk mee te maken. Het lijkt me goed om met dit voorbeeld hier vier uur rijden vandaan te beginnen. Zending is roeping van de gemeente. Lang is dat in de kerk zo niet gezien. Althans in Nederland was in de 19e eeuw bijvoorbeeld zendingswerk vooral een activiteit van zendingsvrienden, verenigingen en organisaties. Denk aan allerlei zendings-, zondagsschoolen diaconaal werk van en rond de beweging het Reveil. Via die wegen kwam het bij de kerk op de agenda. In veel hervormde gemeenten kwam het ook niet direct op de agenda door kerkenraadsleden zelf maar vaak door betrokken gemeenteleden. Maar zending is roeping van de kerk. Die roeping gaat al ver terug. In de gereformeerde theologie geloven we dat de christelijke gemeenten delen in Gods roeping voor Israël, die klinkt bij Abrahams roeping, Genesis 12. In vers 3 staat ‘… en in u (Abram) zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden’. God koos Israël om een licht te zijn voor de volken, (Jes. 42: 6 en 49: 6) Om tot zegen te zijn voor de omgeving. Om te laten zien dat God er is en dat het leven met en voor Hem goed is, het leven naar de Thora. Dat dit het leven is zoals de Schepper leven op deze de wereld gewild heeft. In de gereformeerde theologie geloven wij dat de christelijke gemeente als verbondsgemeente ook in die roeping staat. Zo is er meteen de verbinding van het Oude en het Nieuwe Testament. De weg van God met Israël is exemplarisch voor die van God en de gemeente. Dat betekent bijvoorbeeld meteen de oproep aan de gemeente om uniek te blijven, dus niet op te gaan in de volkeren en geen afgoden te dienen. Het betekent: Leven naar Gods geboden ook als Nieuw-Testamentische gemeente. Daarvoor is immers ook Gods Geest uitgestort, om 2 de wet te schrijven in het binnenste (Jer. 31: 33). Het betekent ook: Openstaan voor mensen buiten het volk, voor zoekers, voor mensen als bijvoorbeeld een Ruth, de Moäbitische, (Ruth 1: 16, ‘Uw volk is mijn volk en Uw God is mijn God’). Het gaat bij die roeping van de gemeente om tot zegen te zijn voor de omgeving ook om de eigen concrete plek van de gemeente. Daar ligt dus het belang van de missionaire presentie van de gemeente. Laat ondertussen duidelijk zijn: Israël blijft wel Gods bijzondere, unieke volk. Israël en Jeruzalem blijven het centrum van de wereld. Mede daarom denken we in de zending niet vanuit ieders eigen land of werelddeel. Zending vindt over en weer plaats, wereldwijd, in eigen land en erbuiten. Voor de missionaire gemeente is er, ook voor eigen land en volk, het blijvende van de zendingsopdracht, zoals we die o.a. horen in Math. 28 vers 19 ‘Gaat dan heen onderwijst al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen’. Daar wordt gesproken over de volken. In Nederland zelf, ook in Hongarije vermoed ik, hebben we dan al te maken met meerdere volken. Ik denk aan volken die in ons land kwamen en komen, aan de migranten: Turken, Marokkanen etc. Als het om het de autochtone Nederlanders gaat zijn er ook velen vandaag de dag, die het Evangelie niet eens kennen. Wij hebben bij de autochtone Nederlanders niet alleen meer te maken met mensen die het christendom verlieten. Een aantal decennia geleden was dat nog het geval. Daarom maakten we toen onderscheid tussen evangelisatie en zending. Evangelisatie gebeurde onder hen die van de kerk vervreemd waren en zending richting hen die het Evangelie niet kenden. We spreken nu ook van zending in Nederland. Zo heeft de IZB, een organisatie voor missionair werk in eigen land, nauw verwant aan de Gereformeerde Bond, de ondertitel in de naam gekregen: Vereniging voor zending in Nederland. In de gereformeerde theologie hebben we bij het zicht op de gemeente als verbondsgemeente altijd ook oog voor Gods weg door de geschiedenis en in West-Europa zeker worden we daar sterk bij bepaald. Decennialang, ja eeuwen, was het christendom in Nederland heel merkbaar aanwezig met vele gelovigen. Het was de dominant aanwezige godsdienst ook in het openbare leven. Daarin is veel veranderd. Als voorbeeld: Nu was het er bij de inauguratie van onze nieuwe koning Willem Alexander, afgelopen 30 april, nog zeker het zweren van de eed voor God, ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’, en werd ook het zesde couplet van ons volkslied gezongen ‘Mijn schild en de betrouwe zijt Gij, o God, mijn Heer’ en klonken enkele muziekstukken met christelijke inhoud, maar verwees Koning Willem Alexander in zijn toespraak niet naar God en het christelijk geloof, terwijl zijn moeder, Koningin Beatrix, dat 33 jaar geleden bij de inauguratie nog wel deed. De afgelopen decennia verlieten velen in Nederland en andere landen van Europa de kerk en kwam de kerk op veel plekken in de marge van de samenleving terecht. Dat alles door verandering in de cultuur. De Canadese filosoof Charles Taylor heeft daar een heel bekend en invloedrijke studie over geschreven, A Secular Age, 2007. Ook door verkeerde daden van 3 kerk en kerkgangers verlieten velen de kerk. Denk aan allerlei berichtgeving over seksueel misbruik binnen de Rooms Katholieke Kerk. Het is t.a.v. de gemeente en God, weer in de lijn van God en Israël: Het oordeel begint bij het huis van God (1 Petr. 4: 17). T.a.v. de cultuur speelde in Nederland en West-Europa o.a.: Geloven was achterhaald. Moderne mensen konden zonder en weten beter. Dat dachten velen en denken nog wel mensen. Ondertussen zijn er ook weer mensen uit het maatschappelijk leven, uit kringen van media en wetenschap, die open aangeven dat zij christen zijn. Dat mag weer. Prof. dr. Herman Paul, sinds september 2012 bijzonder hoogleraar secularisatiestudies aan de universiteit van Groningen, wijst er echter op niet alleen te kijken naar de grote lijnen in de geschiedenis maar ook oog te hebben voor geschiedenis van plaatselijke concrete gemeenten. Dan zie je ook plekken waar sprake is van opleving van christelijk geloof. Dan zie je in Nederland ook plekken waar gemeenten niet in de marge van de samenleving staan en waar christenen elkaar opzoeken en samen sterk staan. In Nederland is er ook het verschijnsel dat christenen vooral bij elkaar gaan wonen en daardoor heel duidelijk aanwezig zijn in de samenleving, denk aan plaatsen als: Katwijk, Barneveld, Bodegraven. Prof. dr. Paul doet vooral onderzoek naar concrete gemeenten en secularisatie. In de achterliggende jaren is er in de kerken in Nederland wel gesprek over het peilen van de geestelijke situatie van secularisatie, al proef je dat velen daar liever niet over spreken en vooral willen kijken naar: Wat kunnen we doen om de teruggang tegen te gaan en kerken weer te laten groeien. Velen proberen de kerk, de christelijke gemeenten, aan te passen aan de tijd. Anderen noemen de wijzigingen in de liturgieën van de kerkdiensten dan ‘opleuken’ van de diensten. Moeilijke elementen uit de Bijbel worden weggelaten, zoals spreken over oordeel, schuld, duivel en hel. Dan wordt in de verkondiging en in activiteiten van de gemeente heel sterk aangesloten bij het moderne levensgevoel en zeker bij het gevoel. Het geloof moet dan wat toevoegen aan het gewone leven van de individuele mensen en vooral een fijn gevoel geven. Die inzet is gevaarlijk. Al maakt het nog uit van waaruit je dit doet. Het kan ook gebeuren in het verlangen om in ieder geval enigen te behouden. Zo de Jood een Jood worden en de Griek een Griek (1 Kor. 9: 19-22) Of ben je als kerken en christenen zo door de cultuur beïnvloed dat je moeilijke tegenstemmen het zwijgen oplegt en de boodschap versmalt? Prof. Dr. A. v.d. Beek wijst profetisch op dit grote gevaar en vraagt indringend aandacht voor het unieke van de christelijke gemeente Tegelijk denken we er dan aan dat een tijdlang, in de tachtiger jaren bijvoorbeeld in gemeenten ook die zich verwant voelen met de Gereformeerde Bond, ook geloofd werd dat in het isolement de kracht lag. Maar dat isolement is heel moeilijk vol te houden. En principieel: In de weg van de navolging van Christus, als gezonden gemeente blijft de gemeente gezond. Waar de zendingsopdracht uit het vizier raakt gaat het in de gemeenten al snel over kleine dingen, over futiliteiten. 4 Was er decennia geleden bij aandacht voor missionair gemeente zijn oog voor gemeenteopbouw ten behoeve van missionair werk, in onze tijd in Nederland en breder is weer meer oog voor de individuele gelovige. Die heeft in dagelijks leven getuige van Christus te zijn in anders zijn, in leven naar de nieuwe mens (Efeze 4: 20 vv.) Die is zo als discipel van Jezus in woord en daad getuige van Hem. Chris Wright, Anglicaanse oudtestamenticus, wees op de derde Lausanneconferentie in 2010 op het grote belang in het missionaire werk van de christenen zelf. Zij dienen Gods mensen, ‘His people’ te zijn. H.i.s. staat voor humility, integrity and simplicity, ootmoed, eerlijkheid en eenvoud. In deze lijn is er veel aandacht voor discipelschap van de gelovigen en navolging van Christus en het belang om gemeenteleden daarin toe te rusten. Graag wil ik in een tiental punten richting aangeven voor wat gepast is voor de kerk in Nederland t.a.v. missionair gemeente-zijn vandaag: 1. De zendingsopdracht van Jezus blijven horen, zoals uit Math. 28. Die opdracht is niet aan tijd of plaats gebonden. En Zijn belofte daarbij blijft: ‘En zie Ik ben met U al de dagen..’. God is Dezelfde. Christus is gegeven alle macht in hemel en op aarde. 2. Meteen zicht houden op de wereldkerk en horen wat God daar doet. Je als gemeenten daardoor laten bemoedigen. Gods Koninkrijk komt. En meteen daarom blijven bidden o.a. met het Onze Vader. 3. De situatie in de eigen omgeving heel zorgvuldig en reëel onder ogen zien en proberen daarin de boodschap van God te verstaan. Is het een oordeel? Ja, wat heeft de kerk van het Westen op haar geweten, denk aan de Jodenvervolging vanuit West-Europa in de 20e eeuw? Hebben we niet teveel op onze tradities met kleine t vertrouwd? Er was arrogantie van het Westen richting de wereldkerk. God verplaatst de kandelaar, (Openbaring 2: 5). Er zijn inmiddels meer christenen in het zuiden van de wereld dan in het Noorden en Westen. 4. In gemeenten de pijn van de kerkverlating bespreekbaar maken. Zo biedt de al genoemde IZB een programma voor gemeenten aan, een avond over ‘Als kinderen andere wegen gaan…’. 5. Oog hebben voor de verscheidenheid onder autochtone en allochtone Nederlanders. Ja, ook onder autochtone Nederlanders. Nieuwe vormen van kerk-zijn komen op. Op allerlei plekken. Ook huisgemeenten. Of we willen of niet, dit gebeurt. De tijd zal leren of het uit God is. Wij krijgen dit alles nooit helemaal in handen, laat staan gedeeltelijk. Laten kerken contact zoeken om elkaar te versterken en om geen energie te verspillen aan concurrentie. 6. Kijken waar de witte vlekken zijn in Nederland. Er worden nogal eens gemeenten gesticht op plekken waar al veel kerken zijn terwijl andere plaatsen buiten beeld zijn. Ook over die plekken en vooral over de mensen daar met ontferming bewogen zijn. 7. Als gemeente de woorden van Bonhoeffer voor de kerk in onze tijd en cultuur goed horen, zoals dr. W. Dekker die o.a. in zijn boek Marginaal en missionair benoemde: ‘Bidden, wachten op God en het goede doen’. 8. Oog hebben voor de roeping van de gemeente op een bepaalde plek. God geeft die plaats, dat dorp, die stadswijk, niet voor niets een christelijke gemeente. Er is de 5 missionaire presentie van die christelijke gemeente zelf. Zo ook gericht zijn op en zorgvuldig omgaan met behoud van de christelijke gemeente in een dorp of stadswijk. Te makkelijk worden gemeenten wegbezuinigd. 9. Oog hebben niet alleen voor de gemeente maar dus ook voor de individuele gelovige. Die helpen in de navolging van Christus. Om in diens netwerk tot getuige en zo tot zegen te zijn. Gemeenteleden daarvoor toerusten en helpen in dagelijks leven christen te zijn. 10. Ook heel concreet en actief missionair bezig-zijn. Er zijn zoekers, ook in onze tijd. Zetten we de deuren open? Zetten we als gemeente en als individuele gelovigen mensen aan het denken? Nodigen wij mensen uit om mee te doen? Helpen we hen om het Evangelie te leren kennen en de christelijke gemeente binnen te komen? Welke gaven zijn er in de concrete gemeenten hierin aanwezig? Die gaven zijn door God aan de gemeente gegeven. Waarin kan de kerk de omgeving van het kerkgebouw met woord en daad van dienst zijn en zo in navolging van Christus dienstbaar zijn? De Protestantse Kerk in Nederland is als het om zending in eigen land gaat actief in de programmalijn Missionair werk en kerkgroei. O.a. wordt binnenkort gestart met een digitale gemeente, mijnkerk.nl Ook is er binnen de Protestantse Kerk in Nederland, de IZB, die ik al noemde en waar ik voorzitter van ben. Al meer dan 75 jaar zet de IZB is zich in om gemeenten te ondersteunen in de missionaire roeping. Nog even terug naar Hetyen in de Oekraïne op die zondagmiddag eind april. Mooi dat dit in die kerk, in die plaatselijke gemeente gebeurde. Dat de regio de plaatselijke gemeente ondersteunt, met zo’n viering en met zo’n programma. Er zijn ook vragen te stellen: In hoeverre was de plaatselijke gemeente er zelf bij betrokken? Waren dorpsgenoten ervan op de hoogte en uitgenodigd? Waren gemeenteleden aangemoedigd mensen mee te vragen? Was het iets van de gemeente en het dorp zelf? Was er goed gekeken of het tijdstip passend was? Kan/kon de doelgroep zo’n lange meeting aan? Laat alles erop gericht zijn dat Gods Koninkrijk wordt uitgebreid, Zijn Naam verheerlijkt en mensen voor eeuwig behouden worden! Drs. M.J. (Johan) Tekelenburg, Reeuwijk, Nederland 2013.