VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR

advertisement
VLAAMS
VERBOND
VAN HET
SECUNDAIR
KATHOLIEK
ONDERWIJS
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
FYSICA
Tweede graad TSO
TECHNIEK-WETENSCHAPPEN
Licap - Brussel
D/2001/0279/019 september 2001
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
3
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Deze brochure bevat de volgende leerplannen
AV
FYSICA
TV TOEGEPASTE FYSICA - LABORATORIUM
2de graad TSO ‘Techniek-wetenschappen’
1ste leerjaar: 4 uur /week
2de leerjaar: 4 uur /week
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
4
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
ALGEMENE
INHOUD
VISIE OP DE VERWERKING VAN DE LEERPLANNEN AV FYSICA EN
TV TOEGEPASTE FYSICA TWEEDE GRAAD KSO EN TSO................
5
AV ...........................................................
FYSICA
TV ...........................................................
TOEGEPAS
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
5
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
6
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
7
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
VISIE OP DE VERWERKING VAN DE LEERPLANNEN AV FYSICA EN
TV TOEGEPASTE FYSICA TWEEDE GRAAD KSO EN TSO
Toelichti
ng
De verschillende studierichtingen TSO en KSO krijgen in de
tweede graad inhoudelijk nagenoeg
dezelfde leerinhouden AV Fysica en TV Toegepaste fysica
aangeboden (kennis als doel). Naast
kleine verschillen wordt eenzelfde leerstofpunt nu eens als
basisleerstof dan weer als herhalingsleerstof aangeboden.
De eerste werkelijke differentiatie ligt op het vlak van de
verwerking van de fysicaleerstof. De studierichtingen kunnen
worden ingedeeld volgens het beheersingsniveau van de leerstof
die de leerling en moeten bereiken.
Voor lesgroepen met 1 uur/week AV Fysica of TV Toegepaste fysica
en 3 uur/week wiskunde hebben we niveau I. Op dit niveau zijn
het concreet denken, het kwalitatief toepassen van kennisfeiten,
bv. via denkvragen of via op de leefwereld gerichte contexten,
en het oplossen van standaardproblemen aan de orde.
Voor lesgroepen met 1 uur/week AV Fysica en TV Toegepaste fysica
en 5 uur/week wiskunde hebben we een niveau II. Hier wordt via
theoretische afleidingen en verklaringen een meer ab-stracte
benadering van de leerstof nagestreefd en leert men planmatig
probleemopdrachten oplossen met behulp van uitgebreider
rekenwerk.
Het verschil tussen niveau I en niveau II hangt dus nauw samen
met het aantal uren wiskunde
(3 uur/week of 5 uur/week), waardoor kwantitatieve problemen
diepgaander kunnen worden aangepakt. Daarenboven zal de opgedane kennis hier ook gebruikt
worden om nieuwe situaties kwalitatief te verklaren (kennis als
gereedschap).
Voor de lesgroepen met 2 uur/week AV Fysica of TV Toegepaste
fysica is er een niveau III. Hier houden we rekening met het
feit dat deze leerlingen in de derde graad van het secundair
onderwijs hoofdzakelijk voor een technisch-wetenschappelijke
studierichting kiezen. Om met succes de vervolgopleidingen uit
het domein van de exacte wetenschappen of toegepaste
wetenschappen te kunnen volgen, moeten de leerlingen over een
behoorlijk uitgebreide kennisbasis beschikken, in zekere mate
abstract en formeel kunnen denken en probleemopdrachten kunnen
oplossen. De leerinhouden worden voor die groep dan ook
uitgebreid en uitgediept. Het uitvoeren van praktische
opdrachten (leerlingenproeven) moet het kennen (begripsvorming)
en het kunnen (leren onderzoeken) van fysica in de hand werken.
De studierichtingen 'Industriële wetenschappen' en 'Bouw- en
houtkunde' (niveau II, b) sluiten qua leerinhouden ongeveer aan
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
8
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
bij niveau II (1 uur/week), maar qua doelstellingen en verwerkingsniveau wordt getracht zoveel als mogelijk aan te sluiten
bij niveau III.
Studierichtingen met 2 uur/week AV Fysica of TV Toegepaste
fysica en 3 uur/week wiskunde (niveau III, b) krijgen voldoende
tijd om de doelstellingen en het verwerkingsniveau van niveau II
te bereiken.
Een tweede differentiatie gebeurt tussen de industriële en de
niet-industriële richtingen.
Bij de niet-industriële studierichtingen wordt gestreefd naar
een sterke wisselwerking tussen de leefomgeving en de
leeromgeving, waardoor de maatschappelijke relevantie van de
toegepaste fysica voor die groep leerlingen sterker tot uiting
komt. Dit betekent dat contexten, toepassingen of voorbeelden
inhoudelijk moeten motiveren doordat ze functioneel en op de
leefwereld gericht zijn of maatschappelijk-cultureel zijn.
De industriële richtingen (-technieken) streven eveneens naar
een sterke wisselwerking tussen leefomgeving en leeromgeving.
Dit betekent voor hen dat de contexten, toepassingen of
voorbeelden hier bij voorkeur toegepast-praktisch zijn of
zoveel mogelijk uit de techniek moeten komen of aansluiten bij
praktijksituaties.
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
9
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
10
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
11
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Schematisch overzicht van de structuur van de leerinhouden
de leerinhouden
Schematisch overzicht van de structuur van
de leerinhouden
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
12
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV
Fysica
TV
Toege
paste
fysica
Labor
atoriu
m
13
Niveau I: 1 uur/week AV Fysica of
TV Toegepaste fysica
(3 of 4 [*] uur/week wiskunde)
D/200
1/027
9/019
2de
graad
TSO
a) Groep 1
R
I
C
H
T
I
N
G
E
N
b) Groep 2
TSO
Brood- en banket
Creatie en mode
Elektrotechnieken
Fotografie
Handel [*]
Handel-talen
Hotel
Slagerij en vleeswaren
STW
Textieltechnieken
KSO
Beeldende en
architecturale kunsten
Muziek
Woordkunst-drama
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
Techniek-wetenschappen
Niveau II: 1 uur/week AV Fysica of
TV Toegepaste fysica
(5 uur/week wiskunde)
Niveau III: 2 uur/week AV
Fysica of
TV Toegepaste fysica
a) Elektriciteit-elektronica
Elektromechanica
Grafische communicatie
a) Richtingen met 5 wiskunde
Bouwtechnieken
Glastechnieken
Houttechnieken
Mechanische technieken
13
D/2001/0279/019
b) Niveau II+:
Industriële wetenschappen
Bouw- en houtkunde
Beeldende en
architecturale vorming
Biotechnische
wetenschappen
Techniek-wetenschappen
b) Richtingen met 3 wiskunde
Lichamelijke opvoeding en
sport
Landbouwtechnieken
Tuinbouwtechnieken
Audiovisuele vorming
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
1
Metrologie (5)
Algemene eigenschappen van de materie (4)
Deeltjesmodel (poneren en illustreren met toepassingen)
(3)
Optica (13)
L
P
E
E
E
R
R
I
L
N
E
H
E
O
R
U
J
D
A
E
A
F, W, P en E (7)
Herh.: F, W, P en E (4)
Druk ( + BoyleDruk ( + BoyleNDruk (7)
R 2
Gaswetten (6) Mariotte) (9)
Mariotte) (9)
-------Temperatuur, warmte,
Temperatuur
energietransport
en warmte (6)Temperatuur., warmte en
-----(5)condenseren (4)
energietransport (8)
(Koken,
): verdampen,
Koken, verdampen en
Koken, verdampen en
aantal
condenseren (4)
condenseren (4)
uren
Druk (7)
Gaswetten (6)
Temperatuur, warmte, energietransport (7)
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
14
D/2001/0279/019
a) Herh.:F, W, P en E (2)
b) F, W, P en E (5)
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Metrologie (10)
Algemene eigenschappen van de
materie (4)
Deeltjesmodel (opstellen en
illustreren met toepassingen)
(8)
Optica (20)
Krachten (8)
Herhaling meetnauwkeurigheid
(2)
F (herh), W, P en E (8)
Druk (10)
Gaswetten (9)
Temperatuur, warmte en
energietransport (9)
Faseovergangen (12)
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
15
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV
Fysica
TV
Toege
paste
fysica
Labor
atoriu
m
Didactische aspecten bij de verwerking van
de leerinhouden
7
Techniek-wetenschappen
D/200
1/027
9/019
2de
graad
TSO
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
16
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
17
D/2001/0279/019
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Niveau I: 1 uur/week AV Fysica of
TV Toegepaste fysica
(3 uur/week wiskunde)
Kenmerken
van het
didactisch
aanbrengen
Beheersingsniveau
-basisvorming (= elementaire kennis van
fysische feiten, van de wetenschappelijke
methode en van vaardigheden)
-concrete voorbeelden
-uit de omgevingswereld (a)
-uit de techniek (b)
-concrete modellen
-kwalitatief
“Wetenschappelijke geletterdheid”
-concreet-operationeel
-omgaan met informatie uit grafieken
-beschrijvend
-toepassen van de leerstof in gekende
situaties
-uit de leefwereld (a)
-uit de techniek (b)
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
18
D/2001/0279/019
Niveau II: 1 uur/week AV Fysica of
TV Toegepaste fysica
(5 uur/week wiskunde)
Niveau III: 2 uur/week AV Fysica
of
TV Toegepaste fysica
a)
a)
-basisvorming
-concrete voorbeelden bij
voorkeur uit de
techniek
-concrete modellen
-kwalitatief en kwantitatief
b) IW + HoBo: zie niveau III
-basisvorming + uitbreiding
-concrete voorbeelden
-concrete en formele modellen
-kwalitatief en kwantitatief
-nadruk op bouwwerk van de
fysica
b) 3 uur wiskunde: zie niveau I
a)
a)
-concreet en formeel
operationeel
-omgaan met informatie uit
grafieken en tabellen
-beschrijvend en verklarend
-toepassen van de leerstof in
gekende situaties bij voorkeur uit de
techniek
b) IW + HoBo: zie niveau III
-concreet en formeel
operationeel
-omgaan met informatie uit
grafieken en tabellen
-beschrijvend en verklarend
-toepassen van de leerstof in
gekende en
nieuwe situaties
b) 3 uur wiskunde: zie niveau I
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Experimenten
Opdrachten en
vaardigheden
Contexten
demonstratieproeven: waarnemingsproeven
-reproductie
-standaardopgaven: gebruik van formule
-kwalitatief eenvoudige opdrachten, die
de begripsvorming aanscherpen
-herkennen van fysische principes in
concrete situaties
a) Maatschappelijke-cultureel (leefwereld
gebonden)
b) Praktisch-toegepast (technische
toepassingen)
AV Fysica
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
19
D/2001/0279/019
demonstratieproeven:
waarnemingsproeven en meet proeven
(kwantitatief)
demonstratieproeven en
leerlingenproeven
(minimum 4 per leerjaar, behalve
TW,
want 2 uur/week practicum)
a)
a)
-reproductie
-standaardopgaven + inzichtelijk
omgaan met
formules
-kwalitatief eenvoudige
opdrachten, die de
begripsvorming aanscherpen
-herkennen van fysische
principes in concrete
situaties
b) IW + HoBo: zie niveau III
-reproductie
-standaardopgaven +
inzichtelijk omgaan
met formules +
probleemoplossende
opdrachten
-onderzoekend leren
-herkennen van fysische
principes in
concrete situaties
b) 3 uur wiskunde: zie niveau I
a)
a)
-bij voorkeur praktischtoegepast (technische
toepassingen)
-eventueel ook maatschappelijk
cultureel
b) IW + HoBo: zie niveau III
-praktisch-toegepast
-maatschappelijk cultureel
-wetenschappelijk
-cultuur-historisch
b) 3 uur wiskunde: zie niveau I
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV Fysica
D/2001/0279/019
9
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV FYSICA
Tweede graad TSO
TECHNIEK-WETENSCHAPPEN
Eerste leerjaar: 2 uur/week
Tweede leerjaar: 2 uur/week
D/2001/0279/019
AV Fysica
D/2001/0279/019
10
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
INHOUD
1 .................................................................
BEGIN
2 .................................................................
2.1 ...............................................................
2.2 ...............................................................
ALGEM
Inlei
Algem
3 .................................................................
3.1 ...............................................................
3.2 ...............................................................
3.3 ...............................................................
3.4 ...............................................................
3.5 ...............................................................
3.6 ...............................................................
3.7 ...............................................................
ALGEM
Inlei
Werkv
De ja
Toepa
Conte
Infor
Veili
4
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN EN
DIDACTISCHE WENKEN ....................................... 18
EERSTE LEERJAAR ................................................ 18
4.1 ...............................................................
4.2 ...............................................................
4.3 ...............................................................
4.4 ...............................................................
TWEEDE LEERJAAR ................................................ 27
4.5 ...............................................................
4.6 ...............................................................
4.7 ...............................................................
4.8 ...............................................................
4.9 ...............................................................
4.10 ..............................................................
Metro
Algem
Optic
Krach
Herha
Arbei
Druk
Gaswe
Tempe
Faseo
5 .................................................................
EVALU
6 .................................................................
MINIM
7 .................................................................
BIBLI
AV Fysica
D/2001/0279/019
11
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
1
BEGINSITUATIE
Heel wat leerlingen hebben in het tweede leerjaar van de eerste
graad kennis gemaakt met het vak Fysica langs het vak
Natuurwetenschappen of het vak Wetenschappelijk werk. Deze vakken
waren in de eerste plaats bedoeld om belangstelling en
enthousiasme op te wekken voor de natuurwetenschappen. Ze hebben
dan reeds kennisgemaakt met elementaire begrippen van
elektriciteit, mechanica, chemie en biologie.
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
2.1
Inle
iding
De natuurwetenschappen in het algemeen en de fysica in het
bijzonder moeten kennis, inzichten, vaardigheden en attituden
aanbrengen die in principe door elke leerling kunnen verworven
worden.
Het fysicaonderwijs moet eveneens een bijdrage leveren
tot de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid van de
leerling. Het moet de leerling elementen aanreiken om adequaat en
zelfstandig te functioneren in de samenleving.
In die zin is
fysica ook buiten het eigen specifieke domein, cultuurscheppend en
-bepalend.
In onze tijd is de wisselwerking met ethiek en
levensbeschouwing zeker aanwezig.
Voor zover dit mogelijk en
relevant is kunnen zinsvragen en ethische vragen, die aansluiten
op het christelijk opvoedingsproject, aandacht krijgen.
Bovendien is fysica geen louter theoretische wetenschap. In haar
technologische component heeft de fysica een enorme impact op mens
en
maatschappij.
Daarom
moeten
leefwereld
en
technische
toepassingen in de lespraktijk voldoende aandacht krijgen.
De gemeenschappelijke eindtermen zoals weergegeven in rubriek 8
moeten aan de hand van de algemene doelstellingen in de vakken AV
Biologie, AV Chemie, AV Fysica en TV Toegepaste biologie, TV
Toegepaste chemie en TV Toegepaste fysica gerealiseerd worden. De
nummers
volgend
op
doelstellingen
verwijzen
naar
de
overeenstemmende eindtermen.
De attitudinale eindtermen moeten
door alle leerlingen nagestreefd worden.
De overige eindtermen
moeten op het einde van de tweede graad gerealiseerd zijn.
2.2
Algemene doelstellingen en
vaardigheden
De leerling bereikt ‘Algemene doelstellingen en vaardigheden‘ als
hij over een hoeveelheid relevante fysische feitenkennis en
vaardigheden beschikt en hij gemotiveerd deze kennis en
vaardigheden kan toepassen in nieuwe situaties.
2.2.1
Algemene doelstellingen
AV Fysica
D/2001/0279/019
12
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
De algemene doelstellingen die worden nagestreefd zijn gericht op
het vak, op de persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke
vorming en op de vervolgopleiding.
GERICHT OP HET VAK
De leerlingen verwerven natuurkundige feitenkennis en inzicht in
de natuurwetenschappelijke methode.
De leerlingen kunnen:
- uit waarnemingen bij demonstratieproeven geldige conclusies
trekken (3),
-hun kennis en inzicht in de natuurwetenschappelijke methode
gebruiken om
 verzamelde gegevens te ordenen volgens gemeenschappelijke
eigen kenmerken,
 te analyseren door onderlinge verbanden,
 en mogelijke veralgemeningen op te sporen (1, 12),
-een fysisch model toepassen op een nieuwe situatie en via
logische redenering komen tot nieuwe kennis (2, 3, 10),
-de natuurkundige feitenkennis gebruiken om eenvoudige
theoretische problemen, standaardproblemen, contextgebonden
problemen en probleemoplossende vraagstukken op te lossen (2,
3),
-de natuurkundige feitenkennis gebruiken om problemen op te
lossen,
- natuurkundige verschijnselen uit hun ervarings- en
omgevingswereld met deze feitenkennis beschrijven en eventueel
verklaren (5),
-een bewering of hypothese toetsen aan nieuwe waarnemingen of
experimenten en waar mogelijk aanvaarden als een nieuwe
beschrijving of nieuw model van de werkelijkheid (2, 10).
GERICHT OP PERSOONLIJKE ONTWIKKELING EN MAATSCHAPPELIJKE VORMING
Het fysicaonderwijs richt zich eveneens op attitudevorming: de
leerling maakt zich de wetenschappelijke grondhouding eigen als
één van de wezenlijke componenten van het oordelen en het handelen
van de hedendaagse mens. Het fysicaonderwijs levert een bijdrage
tot een objectief en eerlijk leren oordelen en handelen. Daardoor
kunnen de leerlingen:
-een oordeel vormen over het doelmatig gebruik van apparatuur en
materialen uit oogpunt van gezondheid en milieu (21, *30, *23),
-kritisch staan ten opzichte van resultaten van experimenten
(4),
-op basis van argumenten een eigen standpunt innemen ten
opzichte van een geschreven of een gesproken bewering (*28,
*27),
-mondeling of schriftelijk waarnemingen beschrijven of
resultaten van experimenten weergeven (7,8),
AV Fysica
D/2001/0279/019
13
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-met anderen samenwerken, naar anderen luisteren, de standpunten
van anderen respecteren (*23, *25),
-verwondering opbrengen voor de harmonie en de complexiteit die
schuilt in fysische verschijnselen,
- een aantal fysische principes, regels, wetten en technische
toepassingen in een historisch perspectief plaatsen (13),
-de positieve en negatieve invloeden van de natuurwetenschappen
onderkennen in technologische ontwikkelingen, op economisch,
sociaal en ecologisch gebied en daarover ethisch reflecteren
(14, 15, 16, 17, 19),
- de maatschappelijke betekenis inschatten van technologische
ontwikkelingen, waaronder moderne informatie- en
communicatietechnologie (ICT) als materiële culturele
verworvenheid (18).
GERICHT OP HET VERVOLGONDERWIJS
De fysische feitenkennis is geen doel meer op zich. Gezien de
hedendaagse technologisch gerichte maatschappij moet het
fysicaonderwijs er eveneens naar streven om belangstelling te
wekken, informatie te verstrekken en een basisvorming te geven
voor een verdere studie in wetenschap en techniek.
De leerlingen kunnen:
-in relevante situaties een relatie leggen met de praktijk van
verschillende beroepen (20),
-mogelijkheden ontdekken eigen aan fysica die belangrijk zijn
voor het kiezen van een vervolgopleiding (20).
2.2.2 Vaardigheden
De leerlingen zullen zich een aantal algemene en vakspecifieke
vaardigheden moeten eigen maken waardoor ze in staat zijn om
zelfstandiger en efficiënter fysica te leren ‘leren’. De
ontwikkeling van fysisch inzicht en van vaardigheden rond de
natuurwetenschappelijke methode gaan hand in hand. De
vaardigheden die hier volgen zijn door de meerderheid van
leerlingen te verwerven tegen het einde van de tweede graad. Ze
zullen tijdens de twee leerjaren van de tweede graad geïntegreerd
in de leerstof besproken of ingeoefend worden.
ALGEMENE VAARDIGHEDEN
De leerlingen kunnen:
- rekenvaardigheden toepassen bij het maken van opdrachten (*29),
-schriftelijk en mondeling een wetenschappelijke tekst weergeven
in correct Nederlands (7),
-eenvoudige strategieën gebruiken voor het aanleren van nieuwe
kennis zoals memoriseren, aantekeningen maken, schematiseren,
AV Fysica
D/2001/0279/019
14
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
verbanden leggen, hoofd- en bijzaken onderscheiden ...
- resultaten van zelfstandige opdrachten objectief voorstellen
(*24),
-op een doordachte wijze een probleem oplossen (2),
-de maatschappelijke betekenis inschatten van technologische
ontwikkelingen, waaronder de moderne informatie- en
communicatietechnologie (ICT) (17),
- eigen werk presenteren (8, *22),
-verschillen in meningen en opvattingen hanteren onder andere
bij samenwerkend leren of bij een klassengesprek (*23),
-door te reflecteren op het eigen functioneren, zicht krijgen op
en sturing geven aan het eigen leerproces (*28),
- efficiënt en veilig demonstratie- en practicummateriaal hanteren
(*30, *31, *32).
SPECIFIEKE VAARDIGHEDEN
De leerlingen kunnen:
-uit informatie, in de vorm van tekst, tekeningen, foto’s,
tabellen, grafieken en schema’s relevante gegevens selecteren en
objectief voorstellen, eventueel met behulp van ICT
(1, 9, *25, *26),
- een fysicavraagstuk planmatig oplossen (*31),
- een bekende relatie tussen fysische grootheden juist gebruiken.
Bij de berekening rekening houden met de benaderingsregels en
het resultaat van de correcte SI-eenheid voorzien (*29),
-bij het verloop van een demonstratieproef relevante
waarnemingen doen. Deze waarnemingen en resultaten vastleggen
in woorden, tabellen, diagrammen, grafieken en/of schema’s (6),
- meetapparatuur voor lengte, tijd, massa, volume en temperatuur
op een correcte manier hanteren en aflezen (11).
3
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Tijdens het behandelen van de leerinhouden moet ook gezorgd worden
voor het verwerven van de algemene doelstellingen en vaardigheden.
Het fysicaonderwijs streeft ernaar om de kennisfeiten
ervaringsgericht en ervaringsbetrokken aan te brengen en toe te
passen. De toepassing van de kennis en vaardigheden moet waar
mogelijk in een leefwereld of technische context gebeuren.
3.1
Inle
iding
Leren is een taak van de leerling. Leren is een actief proces,
waarbij de leerling onder bege-leiding actie onderneemt. Het is de
verantwoordelijkheid van de leraar dat dit in optimale
omstandigheden gebeurt. In het traditionele onderwijs stond de
leraar centraal, hij was diegene die onderwees.
AV Fysica
D/2001/0279/019
15
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
In een leerlingactief onderwijs is dit een onmogelijke taak, de
leraar speelt hier een andere rol. De leraar wordt
procesbegeleider binnen een leeromgeving waarvan hij zelf deel
uitmaakt. Hij schept een sfeer, een klimaat waarin leerlingen
graag en goed werken. Hij zorgt voor afwisseling die functioneel
is voor het leren. De onderwijspraktijk wordt gekenmerkt door een
goed evenwicht tussen enerzijds het actief deelnemen aan een
onderwijsleergesprek of het zelfstandig werken van leerlingen aan
leertaken en anderzijds het geven van de nodige informatie en
instructie door de leraar. De leraar is diegene die voor die
werkvormen motiveert en die de motivatie op peil houdt maar er
tegelijk over waakt dat sommige leerlingen niet afhaken.
Ook binnen het fysicaonderwijs kan dit gerealiseerd worden onder
andere bij het uitvoeren van demonstratieproeven en
leerlingenproeven (zie TV Toegepaste fysica Laboratorium), door
het geven van directe instructie, het voeren van een actief
onderwijsleergesprek en het planmatig leren oplossen van
vraagstukken. Tijdens een demonstratieproef worden een reeks
vragen gesteld, waarop de leerling het antwoord moet vinden door
waarnemen en nadenken. Het is een aangewezen middel om leerlingen
in denksituaties te plaatsen met behulp van concreet materiaal.
Demonstratieproeven krijgen een meerwaarde in zover ze gepaard
gaan met het stellen van een reeks vragen.
Het is vanzelfsprekend dat er een verticale samenwerking is met
collega’s fysica. Er worden horizontale afspraken gemaakt over
vaardigheden en leerinhouden die op het snijvlak liggen van twee
vakken bv. met de collega’s wiskunde (gebruik van sinusfunctie in
de optica, tekenen van grafieken, vaardigheden in verband met
rekentechnieken ...), chemie (beschrijving en gebruik van het
deeltjesmodel, milieu-aspecten bij energie) en biologie (werking
van het oog).
3.2
Werkvormen
We pleiten er voor de leerstof op een gevarieerde manier aan te
brengen en op voorhand geen enkele werkvorm uit te sluiten. Er
zijn randvoorwaarden zoals de beschikbare lestijd, het vaklokaal,
het didactisch materiaal en de hulpmiddelen die mede de gebruikte
werkvorm bepalen. Maar leerlingen moeten in de les meer doen dan
luisteren en noteren. We geven er de voorkeur aan voor die
werkvormen te kiezen die het ‘effectief’ leren in de les
bevorderen zoals de directe instructie, het samenwerkend leren,
het gesloten of open onderwijsleergesprek ... Een open
onderwijsleergesprek is een goed voorbeeld van een interactieve
lessituatie onder leiding van de leraar. Door een grotere
activiteit van leerlingen is de kans op betrokkenheid groter en
worden de denkprocessen gestimuleerd. Bovendien wordt het
denkproces ‘zichtbaar’ gemaakt omdat de leerling zijn denken moet
verwoorden. Foute redeneringen, valse voorstellingen, verkeerd
woordgebruik kunnen meteen gecorrigeerd en eventueel door een
medeleerling aangevuld worden. Daarmee wordt het leren
effectiever en kan het ontwikkelen van het denken plaatsvinden.
AV Fysica
D/2001/0279/019
16
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
De leerlingen zelf proeven laten uitvoeren verhoogt op
verschillende vlakken (ondersteuning theorie, leren gebruiken van
materiaal, motiveren van leerlingen, betekenis laten zien van
fysica als “experimentele” wetenschap, het leren van de
natuurwetenschappelijke methode ...) de betrokkenheid van de
leerlingen en hun effectief leren. Leerlingenproeven worden
uitgevoerd in TV Toegepaste fysica Laboratorium (2 uur/week),
maar een geïntegreerde aanpak kan ook.
3.3
De
jaarplannin
g
Het afwerken van het leerplan is een dwingende plicht. Het
behoort echter tot de pedagogische vrijheid van de leraar eigen
accenten te leggen. Gezien de verbreding van de doelstellingen
moet een leraar, die wat meer aandacht heeft voor contextfysica,
dit wil zeggen minder nadruk legt op het bouwwerk van de theorie
of zorgt voor een experimentele aanpak, niet in tijdnood komen.
De als uitbreiding aangeduide leerstofpunten zijn te beschouwen
als niet verplicht. De leraar oordeelt zelf, rekening houdend met
allerlei factoren, in welke mate hij bepaalde leerstofpunten in
uitbreiding behandeld.
Om te helpen bij de jaarplanning kan onderstaand schema
richtinggevend zijn:
Eerste leerjaar
Aantal uren
1 Metrologie
2 Algemene eigenschappen van de
materie
- Algemene eigenschappen
- Inleiding tot het deeltjesmodel:
fenomenologisch
- Opstellen en toepassen van het
deeltjesmodel
3 Optica
- Lichtbronnen en donkere lichamen
- Terugkaatsing bij vlakke spiegels
- Lichtbreking
- Optische toestellen
4 Krachten
10
12
4
4
4
20
4
4
9
3
8
Totaal:
50
Tweede leerjaar
AV Fysica
D/2001/0279/019
Aantal uren
17
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
5 Herhaling meetnauwkeurigheid
6 Arbeid, energie en vermogen
7 Druk
8 De gaswetten
9 Temperatuur, warmte en inwendige
energie
10 Faseovergangen
2
8
10
9
9
12
Totaal
50
3.4
Toepassingen vraagstukken
Bij het oplossen van een standaardprobleem kan de oplossingsweg
volstaan met: gegevens noteren, vraag formuleren en de oplossing
neerschrijven (toepassen van een formule). Niet alle problemen
zijn echter zo eenvoudig. Voor sommige opdrachten heb je meer
gereedschap nodig: daar moet je eerst via een tussenstap
ontbrekende gegevens zoeken. De leerlingen worden op deze
opdrachten voorbereid door ze uit te laten gaan van elementaire
problemen, die ze moeten leren combineren (voorbereiding). De
oplossingen en de nieuwe denkpatronen worden door de leraar niet
aangeboden maar moeten door de leerling zelf geconstrueerd worden
(aanpak en uitwerking). Er kunnen wel hints worden gegeven om hen
daarbij te helpen. Dit garandeert dat leerlingen zich deze
denkpatronen eigen maken en later in nieuwe situaties kunnen
toepassen. Dit veronderstelt dat leerlingen kunnen uitleggen hoe
ze tewerk zijn gegaan bij het oplossen van problemen en welk
denkpatroon ze gehanteerd hebben (ontwikkelen van metacognitieve
vaardigheden). Eveneens wordt de leerlingen bijgebracht de
oplossing aan een controle te onderwerpen (inschatten van de
grootteorde van een resultaat, aantal beduidende cijfers,
eenheid).
Bij het oplossen van vraagstukken zal het SI-eenhedenstelsel
gebruikt worden. Er zijn uiteraard ook niet SI-eenheden die
toegelaten zijn zoals bar, °C ...
Voor de naam, het symbool en de eenheid van de grootheden
verwijzen we naar de Belgische normen (NBN) die hieromtrent worden
uitgevaardigd. Men kan zich hiervoor wenden tot: BIN (Belgisch
Instituut voor Normalisatie), Brabançonnelaan 31 - 1040 Brussel.
Het inoefenen van rekenvaardigheden in verband met het metriek
stelsel staat niet op het programma vermeld. Er wordt
verondersteld dat dit tot de parate kennis van de leerlingen
behoort. Leraren die vaststellen dat dit niet zo is, zullen voor
enige herhaling en inoefening moeten zorgen.
AV Fysica
D/2001/0279/019
18
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Leerlingen moeten met een elementair besef van nauwkeurigheid de
resultaten van berekeningen kunnen weergeven. Het toepassen van
de benaderingsregels gebeurt consequent bij alle berekeningen.
3.5
Contex
ten
Fysica onderzoekt en beschrijft verschijnselen door middel van een
bepaald soort regels, die we fysische wetten noemen. Als we deze
regels en wetten onderwijzen zonder ze nadrukkelijk te betrekken
op de werkelijkheid bestaat het gevaar dat leerlingen fysica als
een abstracte wetenschap ervaren.
Het fysicaonderwijs moet daarom in de toepassingen ook
leefwereldgericht zijn. Werkelijke of leefwereldsituaties zijn
voor de leerlingen herkenbaar, geven betekenis en zijn bij een
goede keuze naar niveau en inhoud ten zeerste bruikbaar.
Dergelijke situaties worden in vaktaal aangeduid als context.
Contexten zijn praktijksituaties uit het dagelijkse leven en de
maatschappij, waarin leerlingen fysische principes en wetten
herkennen en toepassen. Contexten moeten aansluiten bij de
vakinhoud, maar zijn zelden puur fysisch. Bijna altijd zijn er
raakvlakken met andere vakken. Contexten geven de leerlingen ook
inzicht in het toepassen van de leerstof in hun dagelijkse
omgeving, in het milieu, in de praktijk of de techniek. Bovendien
verhogen ze de motivatie bij de leerlingen omdat de leerstof
‘betekenis’ krijgt en zinvoller overkomt. Voorbeelden van bronnen
voor contexten zijn artikels in tijdschriften en kranten. Deze
laatsten vindt men ook terug in het Nederlands tijdschrift voor
Natuurkundeonderwijs ‘Exaktueel’ (zie bibliografie).
In deze optiek is het eveneens aangewezen de zaken eens historisch
te situeren.
Een context die ontleend is aan de ervaring of de leefwereld van
de leerlingen biedt eveneens de mogelijkheid om de leerlingen
problemen te laten oplossen in een realistische situatie.
3.6
Informatie- en
communicatietechnologie (ICT)
ICT krijgt in ons onderwijs steeds meer aandacht. Terecht, want
overal in onze samenleving is de evolutie op het vlak van de
micro-elektronica zichtbaar (het Internet, cd-rom, DVD ...).
Het
gebruik van de computer in de lessen fysica sluit dus niet alleen
aan bij een dagelijkse realiteit maar levert ook een bijdrage tot
goed onderwijs. Bij een correcte didactische implementatie wordt
het leerproces ondersteund, is er variatie in de werkvorm en
worden leerlingen gemotiveerd. De computer biedt bovendien nieuwe
didactische mogelijkheden zoals informatie verzamelen, meten en
verwerken van meetgegevens, presenteren van meetgegevens via
tabellen en grafieken. Daarnaast is de computer voor simulatie
van modellen en processen goed te gebruiken. Hiervoor zijn een
aantal systemen beschikbaar, zoals Inventa, Coach Lab, Pasco ...
AV Fysica
D/2001/0279/019
19
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Het VVKSO biedt een aantal computerprogramma’s aan zoals het kader
labsoft en de basis-experimenten gaswetten en warmte. Leraars die
in de fysicaklas een computer met interfacekaart, meetpaneel en
sensoren ter beschikking hebben, kunnen vanaf het tweede leerjaar
van de tweede graad van dit meetapparaat gebruikmaken om
demonstratieproeven uit te voeren. Zowel bij het opstellen als
het uitvoeren van een demonstratieproef moet de aandacht vooral
uitgaan naar de fysische aspecten van de proef en niet naar de
registratie en de verwerking. Zo kan men de invloed van de
verschillende factoren op korte tijd onderzoeken.
In de nabije toekomst zullen er waarschijnlijk voldoende computers
in de klas voor de leerlingen ter beschikking zijn. Didactische
vernieuwingen zoals het werken met modellen zouden dan in de
klaspraktijk een kans moeten krijgen. Het toetsen met modellen en
deze vergelijken met resultaten uit experimenten brengen een
verbinding tot stand tussen het fysisch fenomeen en hoe men denkt
het te kunnen omschrijven. Pakketten die dit toelaten of andere
interactieve programma’s creëren een nieuw type leeromgeving. Er
kunnen veel meer open vragen worden gesteld, waar de leerling de
computer kan inschakelen om er het antwoord op te vinden.
Bij onderzoekend leren zijn contextrijke leersituaties belangrijk.
Moderne media, zoals de cd-rom, kunnen in dit verband realistische
beelden van fysische verschijnselen in de klas brengen. Hetgeen
hierboven vermeld werd voor de computer, geldt ook in zekere mate
voor andere audiovisuele media zoals beeldplaat en video. Vrijwel
alle school-tv-programma’s evenals een groot aantal instructieve
programma’s kunnen zinvol in klassituaties aangewend worden.
Alhoewel videobeelden nooit de werkelijkheid kunnen vervangen,
kunnen enkele minuten van een goed videoprogramma soms beter
inzicht bijbrengen dan uren frontaal lesgeven, zonder te spreken
van de erbij horende tijdwinst.
Het gebruik van een retroprojector met goed leesbare of duidelijke
transparanten beschouwen we als een verworvenheid.
Ieder ICT-middel bezit zijn sterke en minder sterke punten. Het
gebruik van een dergelijk middel om een verschijnsel te tonen of
een bepaald resultaat te bereiken vereist van de leraar een goede
kennis, planning, voorbereiding en vaardigheden die nog
onvoldoende gewaardeerd worden. Er dient wel gewaarschuwd voor
overdrijving.
3.7
Veiligheid en milieuaspecten
We leven in een maatschappij die steeds meer de invloed ondergaat
van de technologie en de producten en toestellen die deze
technologie voortbrengt. Deze producten en apparaten houden
gevaren in. Aandacht voor veiligheid zou moeten behoren tot de
courante burgerzin van elk lid van onze maatschappij.
Voor de exacte wetenschappen is er dus een taak weggelegd op dit
domein want fysica, chemie en biologie leveren de basiskennis in
AV Fysica
D/2001/0279/019
20
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
dit verband.
Het fysisch begrippenkader is aanwezig om de leerlingen
verantwoorde informatie in verband met veiligheid in de domeinen
mechanica, druk, gassen en warmte te geven.
Telkens wanneer men chemicaliën gebruikt wijst men de leerlingen
zo nodig op allerlei veiligheidsaspecten in verband met het veilig
omgaan met stoffen (R- en S- zinnen, een goede etikettering). Het
opbergen van de chemicaliën gebeurt in daartoe aangepaste en af te
sluiten kasten.
Binnen het kader van de veiligheid speelt de goede inrichting van
het vaklokaal een cruciale rol. Vooral de elektrische installatie
en een eventuele gasinstallatie vragen een bijzondere aandacht.
De elektrische installatie wordt zeker beveiligd met een
automatische verliesstroomschakelaar en eventueel met een
noodstop. Veiligheid vereist orde en netheid binnen het
vaklokaal, zoals geen jassen en tassen laten rondslingeren.
4
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN EN DIDACTISCHE
WENKEN
(U) staat voor uitbreiding.
EERSTE LEERJAAR
4.1
Metrol
ogie
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Het
onderscheid
aangeven
tussen
'grootheid'
en
'eenheid'.
-De gepaste toestellen
kiezen om de grootheden
lengte,
massa,
tijd,
volume, temperatuur te
meten.
-De
SI-eenheden
samen
met hun respectievelijke
veelvouden en delen van
hoger
vermelde
grootheden gebruiken.
Grootheden,
eenheden,
meettoestellen:
lengte-, massa- ,volume-,
tijd-, temperatuurmeting
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Sommige leerlingen hebben in het tweede leerjaar van de eerste
graad de grootheden lengte, tijd, temperatuur, volume en massa
AV Fysica
D/2001/0279/019
21
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
leren kennen samen met hun SI-eenheden. Zij kennen meettoestellen
en hebben zelf metingen uitgevoerd. Zij hebben waarschijnlijk de
meetresultaten in tabellen en diagrammen voorgesteld. Voor hen is
een deel van deze leerstof een herhaling waarbij aan verdieping
moet gedaan worden. Voor anderen is deze leerstof volkomen nieuw.
Een grootheid is een meetbaar begrip. Wat de eenheden betreft
moet worden aangegeven dat ze deel uitmaken van een coherent
eenhedenstelsel, het SI-eenhedenstelsel.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Uitgaande
van
de
schaalverdeling,
de
meetnauwkeurigheid
van
het
meetinstrument
aangeven.
-Meetresultaten op een
correcte wijze noteren,
rekening houdend met de
nauwkeurigheid
van
metingen.
-Het
juiste
aantal
beduidende
cijfers
bepalen in een resultaat
via
de
benaderingsregels.
Meetnauwkeurigheid
-rechtstreekse metingen
-werken met beduidende
cijfers
-berekeningen
met
meetresultaten:
benaderingsregels
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
De leerlingen beseffen mogelijks intuïtief dat een meetfout
inherent is aan elke meting (uit vergelijkende metingen). Dan
verstaan ze ook dat de nauwkeurigheid van een meting afhangt van
het gebruikte meettoestel en begrijpen ze de betekenis van
beduidende cijfers. Een meetfout geeft de mogelijke afwijking
weer ten gevolge van de beperkingen van het toestel en de
meetmethode. Een vergissing bij de waarneming is bijgevolg geen
meetfout. Bij berekeningen met meetresultaten worden de
benaderingsregels gebruikt: één voor som en verschil, en één voor
product en deling.
Er mag zeker niet overdreven worden met ellenlange reeksen
oefeningen, waarbij gezocht is naar uitzonderlijke gevallen. Het
toepassen van de benaderingsregels is een opgave die bij elke
berekening gedurende het jaar (en vooral in het tweede leerjaar
van de tweede graad) altijd maar opnieuw wordt ingeoefend.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
AV Fysica
D/2001/0279/019
LEERINHOUDEN
22
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-Meetresultaten grafisch
voorstellen
in
een
diagram
waarbij
zeker
aandacht gaat naar
 het correct benoemen
van de assen en de
eenheden aangeven,
 de
schaal
en
schaalaanduidingen
juist kiezen,
 de
meetresultaten
correct aanbren-gen in
het rooster,
 het verloop van een
grafiek
doorzien,
ondanks meetfouten.
-Evenredige
verbanden
herkennen
vanuit
grafieken.
Grafische voorstelling:
recht evenredigheid
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Uit het experiment volgen meetresultaten die in een tabel
geplaatst worden. Met de meetresultaten (getallenkoppels) wordt
een grafiek getekend (de onafhankelijk veranderlijke komt
horizontaal, de afhankelijk veranderlijke verticaal). Het
opstellen van grafieken is zeer belangrijk. Het is de visuele
voorstelling van de meetresultaten. Bij grafieken dient
bijzondere aandacht te gaan naar het benoemen van de assen en de
bijbehorende eenheden. De aandacht zal gevestigd worden op het
tekenen van de trend (er liggen meetpunten boven en onder de lijn,
wat voor leerlingen soms onbegrijpelijk is en totaal verschillend
van wat ze in de wiskunde doen). In het eerste leerjaar van de
tweede graad blijft dit beperkt tot het recht evenredig verband
(de rechte door de oorsprong). Uit de vaststelling van een rechte
door de oorsprong volgt de conclusie van een constante verhouding.
Het is vanzelfsprekend dat al deze leerinhouden voortdurend
geïntegreerd zullen worden in de behandeling van andere
leerstofonderdelen, bv. bij massadichtheid.
Daarenboven is het belangrijk hierover verticaal vakoverleg te
plegen, zodat vanaf het eerste leerjaar afspraken kunnen gemaakt
worden die ongewijzigd worden meegenomen tot het laatste leerjaar.
AV Fysica
D/2001/0279/019
23
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.2
4.2.1
Algemene eigenschappen en deeltjesmodel
van de materie
Algemene eigenschappen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Beschrijven
hoe
de
relatie
tussen
massa,
volume
en
dichtheid
experimenteel
bepaald
wordt.
-Vanuit
bovenvermelde
relatie
een
bruikbare
formule
voor
massadichtheid opstellen
en dit omschrijven.
-Verwoorden hoe men te
werk
gaat
bij
het
bepalen
van
de
massadichtheid van een
vaste
stof,
een
vloeistof, een gas.
-De dichtheid van een
vaste
stof,
een
vloeistof of een gas
experimenteel bepalen.
-Opdrachten
over
massadichtheid oplossen
op
rekenkundige
en
grafische wijze.
Massa, volume,
massadichtheid
Opdrachten
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Volume en massa werden waarschijnlijk in het tweede leerjaar van
de eerste graad experimenteel aangebracht voor vaste stoffen en
vloeistoffen. Men moet de leerlingen ook bijbrengen dat een gas
of een gasmengsel (bv. lucht) eveneens een massa heeft en dus ook
een massadichtheid. Veel leerlingen realiseren zich dat niet.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
AV Fysica
D/2001/0279/019
LEERINHOUDEN
24
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-De
drie
aggregatietoestanden
waarin
een
stof
kan
voorkomen benoemen en ze
onderscheiden met behulp
van
uitwendig
waarneembare
kenmerken
(vorm,
volume,
samendrukbaarheid).
-De
faseovergangen
benoemen.
-Een
smelten
een
stolcurve aflezen
en
interpreteren.
Aggregatietoestanden en
faseovergangen
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Samen met de aggregatietoestanden zal men de faseovergangen
bestuderen en zal men hier gebruikmaken van temperatuur(tijd)diagrammen.
Bij het verdampen beperkt men zich hier tot de verdamping binnen
de vloeistof (kookverschijnsel).
AV Fysica
D/2001/0279/019
25
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.2.2 Inleiding tot het deeltjesmodel: fenomenologische benadering
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Uit de deelbaarheid van
de stof afleiden dat de
stof is opgebouwd uit
uiterst kleine deeltjes.
-Oplossen uitleggen als
het delen van een stof.
-Uit
de
samendrukbaarheid
afleiden dat er tussen
die deeltjes ruimte is.
-Uit het verschil in
deelbaarheid
tussen
stoffen afleiden dat er
krachten werkzaam zijn
tussen de deeltjes.
-De begrippen cohesieen
adhesiekracht
omschrijven.
-Voorbeelden
uit
het
dagelijks
leven
herkennen
als
toepassingen van cohesie
en adhesie en ze als
dusdanig verklaren.
-Verschillen
in
aggregatietoestanden
verklaren
met
de
verschillen
in
cohesiekracht tussen de
deeltjes.
-Beschrijven
dat
deeltjes
bij
een
vloeistof en/of een gas
geen
vaste
plaats
innemen.
-Het
begrip
diffusie
omschrijven.
-De temperatuur als een
belangrijke factor bij
de snelheid van diffusie
toelichten.
-Voorbeelden
uit
het
dagelijks
leven
herkennen
als
toepassingen
van
diffusie
en
ze
als
dusdanig verklaren.
Deelbaarheid en
oplosbaarheid van stoffen
Samendrukbaarheid
Cohesie en adhesie
Diffusie
Opdrachten
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
AV Fysica
D/2001/0279/019
26
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
De bedoeling hier is via een aantal verschijnselen te komen tot
enkele kenmerken, die in het volgend punt als uitgangspunt gaan
dienen voor het opstellen van het deeltjesmodel van de materie.
Bij deelbaarheid hebben we het over uiterst kleine deeltjes, maar
we behandelen dit niet als een bijkomend kenmerk. Dit om te
vermijden dat de leerlingen de rode draad door de redenering
verliezen.
Zo behandelen we kenmerken als ondoordringbaarheid en poreusheid
niet. Ze dragen immers niets essentieels bij tot het opstellen
van het deeltjesmodel. Bij poreusheid gaat men soms de poriën in
een voorwerp verkeerdelijk gebruiken om de (intermoleculaire)
ruimte tussen de deeltjes te illustreren.
De manier van voorstellen van de deeltjes heeft geen belang. Soms
worden ze wat al te nadrukkelijk als bolletjes voorgesteld, wat
tot verkeerde voorstellingen kan leiden. De studie van de aard
van de deeltjes gebeurt in de chemie.
Bij cohesie en adhesie maakt men gebruik van een intuïtief
krachtbegrip.
AV Fysica
D/2001/0279/019
27
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.2.3
Opstellen en toepassen van het deeltjesmodel van de
materie
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Het
deeltjesmodel
afleiden uit een aantal
fenomenen
en
dit
beschrijven.
-Enkele
fysische
verschijnselen met het
deeltjesmodel verklaren.
Het deeltjesmodel
materie
van
de
Aggregatietoestanden,
brownse beweging
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Uit vaststellingen van voor de leerlingen waarneembare feiten komt
men tot het opstellen van het deeltjesmodel. Dit is voor de
leerlingen een goede oefening in het wetenschappelijk denken.
Hierbij zal de leraar uiteraard moeten helpen. Er wordt verwacht
dat men tot volgende kenmerken komt:
-de materie is opgebouwd uit zeer kleine deeltjes (via
deelbaarheid),
-er is ruimte tussen de deeltjes (via samendrukbaarheid),
-de deeltjes bewegen (via diffusie),
-de snelheid van de deeltjes neemt toe met de temperatuur (via
diffusie),
-er werken krachten tussen de deeltjes (via cohesie en adhesie).
Men kan hier uitweiden over het modelconcept en over de
beperkingen van de modelvoorstelling.
Daarna kunnen een aantal verschijnselen verklaard worden met dit
deeltjesmodel: de aggregatietoestanden, de brownse beweging,
kristalvorming (bij oplosbaarheid moet dan wel het begrip
concentratie aangebracht worden). Verdamping aan het vrij
vloeistofoppervlak en thermische uitzetting komen in het tweede
leerjaar van de tweede graad aan bod.
4.3
Opt
ica
4.3.1
Lichtbronnen en donkere lichamen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
AV Fysica
D/2001/0279/019
LEERINHOUDEN
28
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-De begrippen lichtbron
en
donker
lichaam
omschrijven.
-Het
verschil
tussen
natuurlijke
en
kunstmatige lichtbronnen
omschrijven.
-Enkele
lichtbronnen
opnoemen.
-De
begrippen
lichtstraal
en
lichtbundel omschrijven.
-De
drie
soorten
lichtbundels herkennen,
benoemen en tekenen.
-Het onderscheid tussen
ondoorschijnende,
doorschijnende
en
doorzichtige
lichamen
toelichten.
Kunstmatige en natuurlijke
lichtbronnen
-De
rechtlijnige
voortplanting
van
het
licht
in een homogeen
midden toelichten.
-Schaduwvorming
verklaren
als
een
toepassing
van
de
rechtlijnige
voortplanting
van
het
licht.
-Het onderscheid tussen
de
schaduwvorming
bij
een puntvormige en een
niet-puntvormige
lichtbron
kunnen
verwoorden
en
voorstellen
op
een
figuur.
-De
begrippen
halfschaduw
en
kernschaduw herkennen en
omschrijven.
-De
maanfasen,
de
maansverduistering en de
zonsverduistering
schematisch voorstellen.
Rechtlijnige voortbeweging
van het licht
Lichtstraal en lichtbundel
Verschil in
lichtdoorlaatbaarheid
Toepassing: schaduwvorming
(maanfasen, aard- en
maansverduistering)
Opdrachten
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
De leraar zal een zekere ordening van lichtbronnen en donkere
lichamen opstellen uitgaande van voorbeelden, die door de
leerlingen worden aangebracht.
AV Fysica
D/2001/0279/019
29
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
De rechtlijnige voortplanting van licht zal besproken worden samen
met het principe van de "camera obscura".
Schaduwvorming en verduistering van hemellichamen zullen
gepresenteerd worden uitgaande van bijvoorbeeld kartonnen modellen
of computeranimaties.
4.3.2
Weerkaatsing bij vlakke spiegels
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-De
begrippen
verstrooiing
en
terugkaatsing
omschrijven.
-De
bredere
betekenis
van het begrip spiegel
in de fysica dan in het
dagelijks
leven
toelichten.
-De weerkaatsingswetten
van een
lichtstraal
bij
een
vlakke
spiegel
experimenteel afleiden.
-De
drie
terugkaatsingswetten
weergeven
en
ze
toepassen.
-De beelden construeren
die
bij
een
vlakke
spiegel gevormd worden.
-Virtuele
en
reële
beelden
van
elkaar
onderscheiden.
AV Fysica
D/2001/0279/019
Terugkaatsingswetten
Beeldvorming
Reële en virtuele beelden
30
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-In concrete of
leefwereldsituaties het
gezichtsveld van een
vlakke spiegel bepalen.
-Totale terugkaatsing
toelichten via de
stralengang.
-Sferische spiegels
onderscheiden in holle
en bolle spiegels en het
verschil tussen beiden
omschrijven. (U)
-De meetkundige
kenmerken van een
sferische spiegel
omschrijven en aanduiden
op een schematische
voorstelling van een
holle en bolle spiegel.
(U)
-Het begrip brandpunt
toelichten en de
daarbijhorende
bijzondere stralengangen
bij sferische spiegels
gebruiken. (U)
-Het beeld construeren
van voorwerpspunten bij
sferische spiegels,
gebruikmakend van de
bijzondere
stralengangen, evenals
van willekeurige
stralengangen. (U)
-Eigenschappen van het
gevormde beeld bij
terugkaatsing op
sferische spiegels
opnoemen. (U)
-Uit beeldconstructies
de spiegelformule bij
sferische spiegels
afleiden.
(U)
Het gezichtsveld bij
autospiegels, spiegels op
straathoeken, ... :
opdrachten
Totale terugkaatsing en
grenshoek
Gebogen spiegels (U)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Lichtweerkaatsing kan aangebracht worden door de werking en de
beeldvorming bij een vlakke spiegel uit te leggen. Deze leerstof
wordt enkel kwalitatief gegeven.
Bij de beeldconstructies mag men het niet laten voorkomen dat er
alleen maar karakteristieke stralen zijn. Zeer essentieel is dat
AV Fysica
D/2001/0279/019
31
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
leerlingen experimenteel vaststellen dat bij één voorwerpspunt één
beeldpunt hoort. Dit wil zeggen dat alle stralen die van het
voorwerpspunt vertrekken, na terugkaatsing door het beeldpunt
gaan. Voor de constructies gebruikt men wel de karakteristieke
stralen, omdat men die gemakkelijk kan tekenen. Daarna zal men
ook willekeurige lichtstralen laten tekenen.
Reële beelden kan men opvangen op een scherm. Bij leerlingen
ontstaat het idee dat dit beeld er maar is zolang het scherm er
is. Hierbij kan benadrukt worden dat het scherm dient om licht te
verstrooien naar alle richtingen zodat meerdere leerlingen
gelijktijdig dit beeld kunnen waarnemen. Men kan maar "iets" zien
als men van dat "iets" licht in het oog krijgt.
AV Fysica
D/2001/0279/019
32
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.3.3 Lichtbreking
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-De begrippen grensvlak,
invallende
straal,
invalspunt,
normaal,
invalshoek,
gebroken
straal,
brekingshoek
omschrijven.
-Experimenteel
de
brekingswetten
tussen
twee
homogene
middens
terugvinden
-De
brekingswetten
weergeven en toepassen.
-Met
behulp
van
de
gegeven brekingsindex de
stralengang construeren
van een lichtbreking van
de ene middenstof naar
de andere.
-De
verschillende
soorten lenzen herkennen
en tekenen.
-De beelden construeren
die door een bolle lens
gevormd worden.
-Berekeningen maken met
optische gegevens over
voorwerps-,
beeld-,
brandpuntsafstand
en
vergroting.
-Het beeld bij holle
lenzen construeren voor
verschillende
voorwerpsafstanden. (U)
-De
lichtbreking
door
een prisma beschrijven.
-De
lichtbreking
door
een planparallelle plaat
toelichten (U)
Terminologie
Brekingswetten
Totale
grenshoek
terugkaatsing,
Bolle
lenzen
en
beeldvorming
bij
bolle
lenzen,
lenzenformule,
lineaire vergroting
Opdrachten
Holle
lenzen
beeldvorming
bij
lenzen (U)
en
holle
Prisma
Planparallelle plaat (U)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Bij breking maakt men gebruik van het sinusbegrip dat op een
eenvoudige meetkundige manier dient te worden aangebracht.
Bij de wet van Snellius wordt de brekingsindex gegeven als een
verhouding van twee sinussen. De brekingsindex van een bepaald
midden is gedefinieerd als de verhouding van de lichtsnelheid in
het luchtledige tot die in het beschouwde midden.
Bij bolle lenzen bedoelen we met de lenzenformule
1 over v ~ + ~
In verband met lenzen bestaan er heel wat animaties
1 over b ~ = ~
1 over f
AV Fysica
D/2001/0279/019
33
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
voor pc (freeware), die de beeldvorming mooi laten zien.
Eventueel kan dergelijke software geïntegreerd worden in de
oefeningen.
AV Fysica
D/2001/0279/019
34
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.3.4 Optische toestellen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Een
eenvoudige
voorstelling
van
enkele
optische toestellen en de
beeldvorming
kunnen
omschrijven.
Het
oog:
bijziend,
verziend, accommodatie
Optische toestellen
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Bij de keuze van optische toestellen neemt men minstens één
voorbeeld met een reëel beeld en één met een virtueel beeld. Er
is keuze uit de loep, diaprojector, overheadprojector, microscoop,
fototoestel, verrekijker, sterrenkijker ...
De leerlingen vernemen best iets over de optische werking van het
oog. Men maakt afspraken met de leraar biologie ten einde
overlappingen te vermijden. Het is de bedoeling in te gaan op
enkele afwijkingen van het oog, zoals onder andere bijziendheid,
verziendheid en oudverziendheid.
4.4
Krach
ten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
AV Fysica
D/2001/0279/019
LEERINHOUDEN
35
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-Krachten herkennen als
oorzaak van vervorming.
-Voorbeelden
geven
waarbij kracht optreedt
als
oorzaak
van
vervorming.
-Het
belang
van
het
vectorieel karakter van
kracht toelichten.
-Een kracht meten door
gebruik te maken van een
dynamometer.
-Uit de massa van een
voorwerp
de
zwaartekracht
op
dat
voorwerp bepalen.
-Het onderscheid tussen
massa, zwaartekracht en
gewicht omschrij-ven.
-De krachtconstante van
een veer experimenteel
bepalen.
-De
wet
van
Hooke
toepassen.
-Op een grafische wijze
krachten samenstellen en
ontbinden,
indien
ze
hetzelfde
aangrijpingspunt hebben.
Kracht
als
vervorming
oorzaak
van
Vectoriële
voorstelling
van een kracht.
Eenheid van kracht
Meten van krachten met de
dynamometer
Twee voorbeelden
.
zwaartekracht
en
gewicht
. veerkracht
Wet van Hooke: grafische
voorstelling en opdrachten
Samenstellen en ontbinden
van krachten met zelfde
aangrijpingspunt.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Van krachten kan men enkel de uitwerking waarnemen. Vanuit
voorbeelden door de leerling aangebracht (eventueel aangevuld met
voorbeelden uit de sportwereld) kan men er vlug toe komen dat we
die uitwerkingen kunnen opdelen in een statische en een
dynamische.
AV Fysica
D/2001/0279/019
36
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
In het eerste leerjaar van de tweede graad wordt er nu enkel
dieper ingegaan op de statische uitwerking van een kracht.
De eenheid van kracht kan op dit ogenblik niet wetenschappelijk
ingevoerd worden. De eenheid Newton zal dus zonder meer gegeven
worden.
De zwaartekracht is een veldkracht omdat er krachtwerking is op
afstand. Met de dynamometer kan aangetoond worden dat de
zwaartekracht op een voorwerp recht evenredig is met de massa van
dit voorwerp. De waarde van het constant quotiënt Fz / m
karakteriseert de sterkte van dit veld. Die constante
(evenredigheidsfactor) wordt voorgesteld door
g (Fz = m.g). De eenheid van g is de N/kg. De waarde van g
is plaatsafhankelijk. Voor oefeningen nemen we de waarde aan het
aardoppervlak, nl. 9,81 N/kg.
g wordt veldsterkte of zwaarteveldsterkte genoemd. We spreken
niet van valversnelling, omdat het begrip versnelling nog niet
bekend is (de eenheid m/s2 is trouwens ook nog niet gekend).
Het gewicht van een lichaam is de kracht die het uitoefent op zijn
ondersteuning of ophan-ging. Vallende voorwerpen zijn dus
gewichtloos.
TWEEDE LEERJAAR
4.5
Herhaling
meetnauwkeurigheid
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Meetresultaten
juist
aflezen met het correct
aantal
beduidende
cijfers.
-Bij
berekeningen
met
meetresultaten
en
in
oefeningen
de
benaderingsregels
toepassen.
Herhaling
- Beduidende cijfers
meetresultaten
- Beduidende cijfers
berekeningen
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
bij
bij
WENKEN
Het gaat hier om herhaling van vorig jaar, zodat dit niet
afzonderlijk, maar eerder geïntegreerd in de loop van het jaar kan
behandeld worden. Bij elke berekening bij opdrachten of practica
is het de bedoeling deze benaderingsregels te gebruiken en zo
verder in te oefenen.
Aangezien de meeste formules producten of quotiënten zijn kan bij
de leerlingen de indruk ontstaan dat in alle gevallen het aantal
beduidende cijfers van belang is. Bij som en verschil speelt de
rangorde van het laatste cijfer een rol.
AV Fysica
D/2001/0279/019
37
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.6
Arbeid, energie en
vermogen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Voorbeelden geven dat
kracht zowel vervorming
als verandering van de
bewegingstoestand
kan
veroorzaken.
Kracht
-oorzaak van vervorming
(herhaling)
-oorzaak van verandering
van bewegingstoestand
AV Fysica
D/2001/0279/019
38
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-De
arbeid
van
een
constante
kracht
berekenen als kracht en
verplaatsing evenwijdig
zijn.
-Energie omschrijven in
relatie met het begrip
arbeid.
-Voorbeelden
geven
en
herkennen
van
verschillende
energievormen.
Het beginsel van behoud
van energie weergeven.
-Het
begrip
vermogen
omschrijven.
-Het rendement van een
energieomzetting
bepalen.
-Met een kwalitatief of
kwantitatief experiment
de
begrippen
arbeid,
vermogen
of
energie
illustreren.
-Ethische
en
milieuaspecten, die in
de
energiesector
optreden, aangeven.
Arbeid geleverd
constante kracht
door
een
behoud
van
Energie
Energievormen,
energie
Vermogen
Rendement
Opdrachten in verband met
arbeid,
energie en vermogen.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Aangezien dat we bij de definitie van arbeid kracht als een
oorzaak van verandering van bewegingstoestand nodig hebben is dit
een uitstekende gelegenheid om de definitie van
kracht te herhalen.
Arbeid kan experimenteel ingeleid worden via een hellend vlak: het
product van kracht en verplaatsing is even groot voor een massa
die we verticaal of langs een hellend vlak optillen.
Er moet duidelijk gemaakt worden dat het begrip arbeid in de
fysica iets anders betekent dan in het dagelijks leven. In de
fysica is er kracht en beweging nodig om over arbeid te kunnen
spreken. Als je een boekentas boven het hoofd houdt verricht je
volgens de fysica geen arbeid. Toch kost het moeite, want energie
wordt omgezet in thermische energie.
De relatie tussen arbeid, kracht en verplaatsing wordt gegeven in
de eenvoudigste vorm, namelijk in het geval kracht en verplaatsing
dezelfde richting en zin hebben.
Bij de eerste kennismaking met het begrip energie moet het de
leerlingen duidelijk zijn welke belangrijke rol het begrip energie
speelt in allerlei fysische verschijnselen. Verschillende
verschijningsvormen van energie zoals bewegingsenergie, thermische
energie, chemische energie, elektrische energie, gravitatieenergie ... moeten bondig besproken worden.
AV Fysica
D/2001/0279/019
39
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Men zal het feit vermelden dat daar waar energieomzettingen
plaatsvinden, er arbeid verricht wordt.
Bij het begrip vermogen zal men de leerlingen attent maken op het
feit dat deze grootheid werd ingevoerd om arbeidsprestaties te
vergelijken. Dan wordt ook duidelijk waarom vermogen is
gedefinieerd als arbeid per tijdseenheid. Een contextuele
behandeling (bv. vermogen ontwikkeld bij het fietsen) is hier
mogelijk.
Het gebruik van elektrische energie wordt in de praktijk gemeten
met een kWh-teller. Via dit toestel kan het vermogen van enkele
elektrische toestellen gemeten worden.
Het beginsel van behoud van energie wordt als een beginsel (een
axioma) aangebracht. In verband met energieomzettingen kan men
ook inspelen op wat de leerlingen aan voorkennis meebrengen vanuit
Technologische opvoeding (eerste graad). Men kan hier ook wijzen
op een milieuvriendelijke energieomzetting en de ethische reflex
die dit oproept (bv. STEG-centrale, windmolenpark). Het rendement
van energieomzettingen kan geïllustreerd worden via eenvoudige
kwantitatieve opdrachten.
AV Fysica
D/2001/0279/019
40
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.7
Druk
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Het
begrip
druk
afleiden uit kracht en
oppervlakte
en
de
grootte ervan berekenen.
-Kracht
berekenen
uit
druk en oppervlakte.
-Het beginsel van Pascal
formuleren en aan de
hand hiervan praktische
toepassingen verklaren.
-De
formule
van
de
hydrostatische
druk
geven en de druk in een
vloeistof berekenen.
-De wet van Archimedes
geven en toepassen.
-De wet van de verbonden
vaten
verklaren
en
concrete
toepassingen
hiervan geven.
-Omschrijven hoe je de
druk van een gas meet.
-De begrippen boven- en
onderdruk van een gas
uitleggen.
-Omschrijven hoe je de
luchtdruk meet.
Druk op vaste stoffen,
definitie en eenheid en
opdrachten
Druk op en in vloeistoffen
-beginsel van Pascal en
toepassingen:
hydraulische pers,
rempedaal
-hydrostatische druk en
toepassingen: verbonden
vaten, wet van
Archimedes
en opdrachten
Druk in gassen
-druk in gassen, meten
van drukken, over- en
onderdruk
-luchtdruk en
luchtdrukmetingen
en opdrachten
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Men start met de studie van druk op vaste stoffen (praktische
voorbeelden, zoals bv. funde-ringen van een gebouw, dienen als
uitgangspunt). Bij het aanbrengen van de SI-eenheden, kan men
best direct het verband leggen met bar en mbar die nog bij heel
wat manometers gebruikt wordt. Men vestigt er de aandacht op dat
druk een scalaire grootheid is in tegenstelling tot kracht.
Men kan de invloed van de druk op een vloeistof behandelen met bv.
een hydraulische pers, een hydraulisch remsysteem ....
Een praktische toepassing van verbonden vaten is bijvoorbeeld de
pasdarm (of flesjeswater-pas).
Bij de wet van Archimedes zal men spreken over zinken, zweven,
stijgen en drijven. Dit sluit nauw aan bij de realiteit. Wat het
toepassen van de wet betreft, behandelt men naast enkele
kwantitatieve opdrachten ook enkele kwalitatieve problemen en
denksituaties. Er zijn hier heel wat voorbeelden die de
leerlingen kunnen boeien: waarom een schip niet zinkt, de
luchtballonnen, zwemmen in de Dode Zee ...
De begrippen onderdruk en overdruk zijn belangrijke begrippen.
Onderdruk speelt een rol bij vacuümverpakking van voedingswaren,
AV Fysica
D/2001/0279/019
41
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
bij implosie van tv-buizen (veiligheid), in laboratoria en in het
reactorgebouw van een kerncentrale, bij een koelkast ... Bij
overdruk kan ingegaan worden op het veiligheidsaspect, bv. bij een
“lege” gasfles. Deze is immers niet leeg, aan-gezien ze nog gas
onder atmosferische druk bevat.
4.8
Gaswe
tten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-De gaswetten geven en
gebruiken.
-Recht
evenredige
en
omgekeerd
evenredige
verbanden
herkennen
vanuit de grafiek.
-Voor
een
vaste
hoeveelheid
gas
experimenteel
het
verband
tussen
twee
toestandsgrootheden
verifiëren als de derde
constant gehouden wordt.
-Vraagstukken in verband
met gassen oplossen.
-De
universele
gasconstante
en
de
specifieke gasconstante
berekenen.
-De
wet
van
Dalton
afleiden en toepassen.
(U)
-Het begrip partieeldruk
toelichten. (U)
Gaswet bij constante
temperatuur
Gaswet bij constante druk
Gaswet bij constant volume
Algemene gaswet,
universele gasconstante,
specifieke gasconstante
Opdrachten in verband met
de gaswet(ten)
Wet van Dalton (U)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
De gaswetten worden experimenteel afgeleid. Hierbij moet men
duidelijk vermelden welke grootheden constant blijven
(geldigheidsvoorwaarde). Het is tevens de ideale gelegenheid om
de grafische voorstelling van meetresultaten zinvol aan te wenden
en te wijzen op de beperktheid van het ideaalgasmodel. Bij de
gaswet bij constante temperatuur wordt stilgestaan bij het
omgekeerd evenredig verband en hoe dit grafisch te herkennen is.
De volumewet bij constante druk is bijzonder interessant om aan te
tonen hoe men met een eenvoudig experiment tot een belangrijk
inzicht kan komen, namelijk het bestaan van een absoluut nulpunt.
Elk van de gaswetten kan via het deeltjesmodel worden toegelicht.
Bij de universele gasconstante maakt men gebruik van het molair
volume bij standaardom-standigheden. Horizontaal vakoverleg met
AV Fysica
D/2001/0279/019
42
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
de collega chemie is hier aangewezen.
4.9
Temperatuur, warmtehoeveelheid en
inwendige energie
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Het begrip temperatuur
in verband brengen met
de
kinetische
energie
van de deeltjes.
-Het
verschijnsel
uitzetting verklaren via
het deeltjesmodel.
AV Fysica
D/2001/0279/019
Het begrip temperatuur
Uitzetting
43
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-Het
begrip
uitzettingscoëfficiënt
interpreteren
en
toepassen.
-Het
verband
tussen
warmtehoeveelheid
en
inwendige
energie
verwoorden.
-Het
ontstaan
van
thermisch
evenwicht
toelichten en het gevolg
ervan verwoorden.
-Warmtehoeveelheid
en
temperatuurverandering
van elkaar onderscheiden.
-De
factoren
die
de
temperatuurverandering
van een vaste stof of
vloeistof
beïnvloeden
toelichten.
-Bij warmteuitswisseling
de
energiebalans
toepassen,
zowel
kwalitatief
als
kwantitatief.
-De
begrippen
soortelijke
warmtecapaciteit van een
stof en warmtecapaciteit
van
een
lichaam
omschrijven.
-De
specifieke
warmtecapaciteit van een
vaste stof of vloeistof
bepalen.
-Aan de hand van het
deeltjesmodel
de
verschillende
mechanismen
van
energietransport
omschrijven.
-Toelichten
waarom
er
bij gassen zowel een
specifieke
warmtecapaciteit
bij
constant volume als bij
constante druk is. (U)
Uitzettingscoëfficiënt van
vaste
stoffen
en
vloeistoffen en opdrachten
Het begrip warmte en het
begrip inwendige energie
Specifieke
(soortelijke)
warmtecapaciteit bij vaste
stoffen en vloeistoffen en
opdrachten
Warmtecapaciteit
calorimeter
van
een
Energietransport:
geleiding,
stroming
straling
en
Specifieke
warmtecapaciteit
gassen.
(U)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
bij
WENKEN
Bij de studie van de warmte moet zeker gesproken worden over de
inwendige energie van de lichamen. Deze inwendige energie kan op
AV Fysica
D/2001/0279/019
44
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
verschillende manieren overgedragen worden op andere lichamen.
Warmte is dus een transportvorm van energie.
Het is niet de bedoeling alle mogelijke formules in verband met de
uitzetting van vaste stoffen en vloeistoffen af te leiden. Het
begrip uitzettingscoëfficiënt komt wel aan bod en er zal gewezen
worden op het verschil in grootteorde tussen de
uitzettingscoëfficiënt bij vaste stoffen en vloeistoffen. Het
verschijnsel thermische uitzetting kan vanuit het deeltjesmodel
worden toegelicht. Naast enkele technische toepassingen en
gevolgen van de uitzetting kan eveneens het bijzonder
uitzettingsverloop van water besproken worden.
Langs eenvoudige experimentele weg (met de calorimeter) is het
mogelijk de formule voor de warmtehoeveelheid af te leiden,
waarbij c als de specifieke warmtecapaciteit van een stof wordt
gedefinieerd.
De specifieke warmtecapaciteit van vaste stoffen kan worden
gemeten.
Het is hierbij nodig de warmtecapaciteit C van een lichaam, in
het bijzonder de calorimeter, te definiëren en eventueel
experimenteel te bepalen.
AV Fysica
D/2001/0279/019
45
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
In dit kader kan een eenvoudige benadering van de drie
transportfenomenen gebeuren. Men kan goede en slechte geleiding
bij vaste stoffen, vloeistoffen en gassen met behulp van het
deeltjesmodel verklaren. Hierbij kan men beroep doen op allerlei
kleine demonstratieproeven. De dagelijks realiteit en talrijke toepassingen kunnen
hierbij betrokken worden. Hetzelfde geldt uiteraard voor stroming
en straling.
4.10
Faseoverga
ngen
4.10.1
Smelten en stollen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-Smelten
en
stollen
toelichten
vanuit
het
deeltjesmodel.
-Het
verschil
tussen
merkbare
en
latente
warmte toelichten.
-Het begrip specifieke
smeltwarmte
(en
stollingswarmte)
definiëren en gebruiken.
-Experimenteel
de
specifieke smelt-warm te
van een stof bepalen.
-De
gelijkheid
van
smelten
stoltemperatuur
bij
gelijke
druk
beschrijven.
-De invloed van de druk
op de smelttemperatuur
toelichten
en
illustreren
via
de
smeltlijn.
-De
verschillende
gebieden typisch voor de
vaste
en/of
vloeibare
toestand van de stof in
het
p(T)-diagram
aanduiden.
Overgangen
tussen
verschillende
toestanden beschrijven.
-IJs als een belangrijke
uitzondering
op
de
algemene
regel
beschrijven.
AV Fysica
D/2001/0279/019
Het smelt- en stolproces
Specifieke
smeltstollingswarmte
en
Invloed van de druk op de
smelttemperatuur
p(T)-grafiek: smeltlijn
46
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Door een temperatuurstijging gaan de deeltjes niet alleen sneller
bewegen, maar ook verder van elkaar komen te zitten, waardoor de
cohesiekrachten kleiner worden en de vaste structuur wordt
verbroken. Bij het dichtheidsmaximum van water bij 4 °C kan het
overleven van vissen onder een dikke ijslaag als illustratie
aangehaald worden.
AV Fysica
D/2001/0279/019
47
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.10.2
Verdampen, koken en condenseren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
AV Fysica
D/2001/0279/019
LEERINHOUDEN
48
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-Aan de hand van het
deeltjesmodel een aantal
factoren aangeven die de
verdamping
in
de
dampkring beïnvloeden.
-Het
verdampingsverschijnsel
in
een
afgesloten
luchtledige ruimte beschrijven.
-Het onderscheid tussen
een
onverzadigde
en
verzadigde
damp
toelichten.
-Het dynamisch evenwicht
vloeistof-damp verklaren
aan de hand van het
deeltjesmodel.
-De
vorm
van
de
maximumdampdrukcurve in
het
p(T)-diagram van
een
verzadigde
damp
verantwoorden.
-De
verschillende
gebieden in het
p(T)diagram aanduiden.
-Het
kookverschijnsel
beschrijven.
-De invloed van de druk
op
de
kooktemperatuur
beschrijven
en
verklaren.
-Enkele toepassingen van
de invloed van de druk
op
de
kooktemperatuur
toelichten
met
behulp
van de
maximumdampdrukcurve.
-Het
condensatieverschijnsel
beschrijven
en
toelichten.
-De
definitie
van
soortelijke
of
specifieke verdampingsen
condensatiewarmte
geven en toepassen.
-De betekenis van de
begrippen
kritische
temperatuur
en
druk
toelichten
en
het
kritisch punt aanduiden
op
de
maximumdampdrukcurve.
AV Fysica
(U)
D/2001/0279/019
Verdamping in de dampkring
Verdamping in een
afgesloten luchtledige
ruimte
Onderscheid tussen
onverzadigde en verzadigde
damp
Het begrip maximumdampdruk
De maximumdampdrukcurve
Het kookverschijnsel
Drukafhankelijkheid van
het kookpunt
-koken onder verlaagde
druk
-koken onder verhoogde
druk
Het
condensatieverschijnsel
De specifieke verdampingsen condensatiewarmte
Kritisch punt (U)
49
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Bij de studie van verdamping en condensatie kan hygrometrie en/of
distillatie (beginsel van Watt) als toepassing gegeven worden.
Zweten is een middel van ons lichaam om af te koelen. De
verdamping bij het transpireren onttrekt warmte aan het lichaam.
Het leveren van inspanningen bij hoge luchtvochtigheid is
bijgevolg een probleem.
De invloed van de druk op het koken kan worden onderzocht en
verklaard. Ook hier zijn belangrijke toepassingen (o.a. de
snelkookpan). Op grote hoogte neemt de luchtdruk af, met een
lager kookpunt tot gevolg, waardoor het voor alpinisten langer
duurt vooraleer hun potje gaar is.
AV Fysica
D/2001/0279/019
50
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.10.3
Sublimeren (U)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-De invloed van de druk
op
de
sublimatietemperatuur
toelichten en verklaren.
-De
sublimatielijn
schetsen
(algemene
vorm).
-De
verschillende
gebieden typisch voor de
vaste
toestand,
verzadigde
en
onverzadigde damp in het
p(T)-diagram aanduiden.
De
overgangen
tussen
verschillende toestanden
beschrijven.
Drukafhankelijkheid van de
sublimatietemperatuur
4.10.4
De sublimatielijn
Toestandsdiagram: p(T)-diagram en tripelpunt
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-De smelt-, kook- en
sublimatielijn
voorstellen
in
één
diagram.
-De
verschillende
gebieden
aanduiden
in
het toestandsdiagram en
de overgangen tussen de
verschillende toestanden
beschrijven.
-Het
tripelpunt
toelichten.
-Verklaren
waarom
bij
normtoestand
vaste
stoffen
al
of
niet
sublimeren.
Het toestandsdiagram van
een zuivere stof
Het tripelpunt
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE
WENKEN
Het toestandsdiagram is een mooie synthese van het
leerstofonderdeel faseovergangen. Het is een gelegenheid om de
leerlingen via de grafische voorstelling te wijzen op de
harmonische samenhang in de natuur.
De ligging van het tripelpunt tegenover de atmosferische druk
verklaart waarom wij water kennen als een stof met een normaal
smelt- en kookpunt en waarom wij koolstofdioxide kennen als een
stof met een normaal sublimatiepunt.
AV Fysica
D/2001/0279/019
51
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
5
EVALUATIE
Met het invoeren van de algemene eindtermen heeft AV Fysica als
vak een bredere betekenis gekregen en zijn de na te streven
doelstellingen verruimd: het vak niet als doel, maar als middel,
de inhouden van het vak als gereedschap om iets met die kennis,
inzichten, attitudes en vaardigheden te doen in andere domeinen,
ook buiten de school. Niet enkel als voorbereiding op een
vervolgopleiding, maar ook om beter te functioneren in de
leefwereld.
AV Fysica
D/2001/0279/019
52
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
De nadruk ligt op het aanleren van cognitieve vaardigheden
(structureren, analyseren, kritisch verwerken, plannen,
oriënteren, reflecteren). Deze vaardigheden moeten we vertalen
naar het eigen vakgebied. Ze inoefenen en toepassen heeft zijn
gevolgen voor de vraagstelling bij zelfstandige opdrachten,
toetsen en proefwerken. Ze vergroten de betrokkenheid van de
leerlingen bij het leerproces (leerstof verwerken en het
leerproces sturen) en kunnen een bijdrage leveren aan het leren
leren. Het voortdurend opvolgen en remediëren van het leerproces
is hierbij aangewezen.
Zo kan men bij het geven van huiswerk een onderscheid maken tussen
opdrachten en studiewerk en bij het opstellen van toetsen naast
de schoolse opgaven (open vragen, denkvragen, meerkeuzetoetsen,
vraagstukken) gebruikmaken van contexten. Een context beschrijft
een actuele en herkenbare praktijksituatie. Uit zo een
situatiebeschrijving halen leerlingen informatie, waarop ze
aangeleerde vaardigheden kunnen toepassen, vragen kritisch
beantwoorden (bv. ethische aspecten) en opdrachten afwerken.
Dergelijke huiswerken of toetsen worden als een zinvolle
inspirerende uitdaging ervaren.
Bij de proefwerken gaat het niet om de controle van de
leerprestaties, maar om het vaststellen in welke mate de
leerlingen de vakspecifieke doelstellingen beheersen. Daarom
moeten de vragen en opdrachten zo goed mogelijk verdeeld zijn over
alle mogelijke combinaties van leerstof en vaardigheden die door
de leerplandoelstellingen worden nagestreefd. Indien we het
experimentele belangrijk vinden, dan moet er toch iets van terug
te vinden zijn in de proefwerken.
Proefwerken dienen gevarieerd te zijn naar vorm en inhoud
(reproductie, denkvragen, vraagstukken, meerkeuzetoetsen ...) en
zo opgesteld te worden dat iedereen kan scoren maar het geheel
toch voldoende discriminerend werkt om een betrouwbaar inzicht in
de mogelijkheden van de leerlingen te krijgen.
Minstens zo belangrijk als de inhoud van een proefwerk, is de
wijze waarop het wordt in- gericht. Men dient te voorkomen dat
leerlingen het gevoel krijgen dat het allemaal ‘buiten hen om
gebeurt’. De leerlingen moeten weten wat van hen verwacht wordt.
Zo moeten ze vooraf op de hoogte zijn van de beschikbare
hulpmiddelen (tabellen, formularia, rekentoestel) en van de
puntenverdeling. De leerlingen moeten ook weten dat er punten
gegeven worden voor het aantal beduidende cijfers, voor de
eenheden, voor de redenering ...
Om na te gaan in welke mate deze doelstellingen door de leerlingen
bereikt zijn, mag de evaluatie praktisch permanent gebeuren.
Zowel hun werk in de klas (de actieve deelname aan de
onderwijsleergesprekken, het oplossen van vraagstukken en
denkvragen) en de resultaten bij mondelinge of schriftelijke
beurten komen voor de eindevaluatie in aanmerking.
Problemen in verband met het bereiken van sociale vaardigheden
(sociaal contact, samenwerking ...) en
persoonlijkheidsontwikkeling (beheersing, doorzettingsvermogen,
handigheid, coördinatie ...) moeten door observatie worden
vastgelegd.
AV Fysica
D/2001/0279/019
53
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Tot slot kunnen bij de argumenten die tot de eindevaluatie hebben
geleid, aanwijzingen en suggesties gegeven worden die het verdere
leerproces van de leerling bevorderen.
6
MINIMALE MATERIELE VEREISTEN
Het noodzakelijke materiaal kan men opsplitsen in twee groepen. De
infrastructuur van het gebruikte vaklokaal en het proevenmateriaal
voor demonstratieproeven.
6.1
Inrichting van het
lokaal
De leraar beschikt over een ruime demonstratietafel met water en
energievoorziening. Er is een afvoerbak vooraan.
AV Fysica
D/2001/0279/019
54
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Er is eveneens een overheadprojector en projectiescherm voorzien
voor het gebruik van transparanten.
Het lokaal moet verduisterd kunnen worden in verband met proeven
optica en projectie. Binnen het lokaal of aangrenzend, moet
voldoende bergingsmogelijkheid aanwezig zijn voor het
proevenmateriaal.
6.2
Basismater
iaal
-Computer met aangepaste software
-Statieven
-Glaswerk (bekers en dergelijke)
-Verwarmingselementen
-Thermometers
6.3
6.3.1
Specifiek
materiaal
Metrologie
Meettoestellen voor lengte-, volume-, massa-, tijd- en
temperatuurmeting
6.3.2
Algemene eigenschappen van de materie
Materiaal voor het bepalen van de massadichtheid bij vaste
stoffen, vloeistoffen en gassen
Voorwerpen en producten ter illustratie van de algemene
eigenschappen van de materie en het deeltjesmodel
6.3.3
Optica
Basismateriaal voor het uitvoeren van proeven in verband met
rechtlijnige voortplanting, terugkaatsing en breking van het
licht, met onder andere vlakke spiegel, bolle lenzen, prisma, twee
optische toestellen
6.3.4
Krachten
Spiraalveer, dynamometers, massa’s
6.3.5
Herhaling meetnauwkeurigheid
6.3.6
Arbeid -
energie - vermogen
Materiaal waarbij energieomzettingen kunnen worden aangetoond,
zoals bijvoorbeeld wiel van Maxwell (jojo), lichtmeter van
Crookes, zonnecel, dynamo
AV Fysica
D/2001/0279/019
55
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
6.3.7
Druk
Toestellen en voorwerpen om de druk aan te tonen bij vaste
stoffen, in en op vloeistoffen en gassen, met inbegrip van het
meten van de luchtdruk
Materiaal om het beginsel van verbonden vaten te illustreren
AV Fysica
D/2001/0279/019
56
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Materiaal om wet van Archimedes aan te tonen en om de
verschijnselen zinken, zweven, stijgen en drijven te illustreren
6.3.8
Gaswetten
Materiaal voor het verifiëren van de gaswetten.
6.3.9
Temperatuur, warmtehoeveelheid en inwendige energie
Calorimeter
Materiaal om uitzetting te illustreren
6.3.10
Faseovergangen
Materiaal om de specifieke smeltwarmte en de specifieke
verdampingswarmte van water te bepalen
Materiaal om het onderscheid tussen een verzadigde en een
onverzadigde damp aan te tonen
Materiaal om de maximumdampdrukcurve van water op te meten
7
BIBLIOGRAFIE
7.1
Schoolbo
eken
De leraar zal de verschillende catalogi van de verschillende
uitgeverijen raadplegen.
7.2
-
Tabellenboeken,
vademecums
INAV, Informatie Natuurwetenschappen Vlaanderen, Plantyn,
Antwerpen.
Wetenschappelijk Vademecum, Pelckmans.
Werken met Grootheden en Wettelijke eenheden, ir. A. Angenon,
Die Keure, Brugge.
Cahiers voor didactiek, Tijd voor fysicavraagstukken,
Wolters/Plantyn, 1999.
7.3
Uitgaven van pedagogisch-didactische centra en
navormingscentra
-DINAC, Bonnefantenstraat 1, 3500 Hasselt.
-Eekhoutcentrum, KULAK, Universitaire Campus, 8500 Kortrijk.
-PEDIC, Coupure Rechts 314, 9000 Gent.
-Vliebergh-Sencieleergangen: Fysica, Naamsestraat 61, 3000
Leuven.
AV Fysica
D/2001/0279/019
57
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
-Syllabi Navorming VVKSO, Integratie van de computer in de
fysica.
-en andere.
7.4
Tijdsch
riften
Onder andere:
-Exaktueel, Tijdschrift voor Natuurkundeonderwijs, Afdeling
Didactiek Natuurkunde KUN, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen.
-Archimedes, Drukkerij ten Brink Meppel B.V., Postbus 1064,
7940 K.B. Meppel.
-NVOX, Tijdschrift voor Natuurwetenschappen op school, Westerse
Drift 77, 9752 LC Haren.
-VeLeWe, Tijdschrift van de Vereniging van Leraars in de
Wetenschappen, Mollenveldwijk 30, 3271 Zichem.
7.5
Interne
tsites
Bij het zoeken naar contextrijke en technische toepassingen kan de
leraar het Internet raadplegen. Daarnaast hebben een aantal
didactische centra hun eigen website, waar interessante links,
data van bijscholingen, nuttige adressen ... te vinden zijn.
AV Fysica
D/2001/0279/019
58
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
AV Fysica
D/2001/0279/019
59
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
TV TOEGEPASTE FYSICA - LABORATORIUM
Tweede graad TSO
TECHNIEK-WETENSCHAPPEN
Eerste leerjaar: 2 uur/week
Tweede leerjaar: 2 uur/week
D/2001/0279/019
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
60
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
INHOUD
INLEIDING: WAAROM LEERLINGENPROEVEN? ...........................
41
1 .................................................................
2 .................................................................
2.1 ...............................................................
2.2 ...............................................................
2.3 ...............................................................
3 .................................................................
3.1 ...............................................................
3.2 ...............................................................
3.3 ...............................................................
4 .................................................................
EERSTE LEERJAAR ................................................ 46
4.1 ...............................................................
4.2 ...............................................................
4.3 ...............................................................
4.4 ...............................................................
TWEEDE LEERJAAR ................................................ 48
4.5 ...............................................................
4.6 ...............................................................
4.7 ...............................................................
4.8 ...............................................................
4.9 ...............................................................
4.10 ..............................................................
5 .................................................................
6 .................................................................
7 .................................................................
8
LIJST VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE EINDTERMEN VOOR
WETENSCHAPPEN ............................................
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
61
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
54
INLEIDING: WAAROM LEERLINGENPROEVEN ?
We stellen deze vraag omdat het antwoord ons moet toelaten om
vanuit de algemene doelstellingen de leerlingenproeven
doelgerichter te kunnen laten verlopen.
Vanuit het
vak
Fysica wordt in de praktijk theoretisch en experimenteel bedreven.
Dit betekent dat men de natuurwetenschappelijke methode toepast.
In een eenvoudig educatief model kan dit als volgt worden
weergegeven: waarneming (nieuwsgierigheid, vragen stellen),
hypothese (veronderstelling over het antwoord), vertaling in
meetbare grootheden, experiment beden-ken, uitvoeren van metingen,
verwerken van resultaten, besluiten trekken (discussie, logisch
redeneren, theorie). Dit houdt in dat leerlingen in het secundair
onderwijs naast het aanleren van theorieën ook kennis moeten maken
met het experiment en eigen ervaringen moeten opdoen.
Het staat vast dat men door het zelf uitvoeren van proeven het
specifieke van de fysica ervaart. Wat is Fysica dan wel? Het is
meer dan de formule Q = m.c.T of het opstellen van de
lenzenformule. Het gaat om de relaties tussen grootheden die een
rol spelen bij een bepaald verschijnsel. Formules zijn slechts het
resultaat van een heel proces van waarnemen, experimenteren en
denken, om structuur aan te brengen in een complexe veelheid aan
verschijnselen uit de leefwereld. Juist dat proces is eigen aan
de fysica. Dat proces van het onderzoeken van verschijnselen
proberen we de leerlingen door hen zelf proeven te laten
uitvoeren, bij te brengen.
Vanuit de
didactiek
Leren van fysica is een actief proces; dit kan niet overeenkomen
met het passief opnemen van een hoeveelheid kennis. Deze visie
van leren kent aan het laten uitvoeren van proeven in het
fysicaonderwijs een belangrijke plaats toe. Ook speelt het
practicum een rol in de noodzakelijke afwisseling van de
onderwijssituaties en verhoogt het de betrokkenheid van de
leerling bij het leren door hem een stuk eigen
verantwoordelijkheid te geven. Practicum is voor leerlingen nu
eenmaal aangenamer dan oefeningen maken of luisteren en opletten.
Een uniforme onderwijsaanpak is eigenlijk niet meer mogelijk.
Practicum biedt dus uitstekende mogelijkheden om de leerinhouden
over de volle breedte te leren. Bij goed georganiseerde
leerlingenproeven verloopt het aanleren van fysische begrippen,
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
62
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
wetten en principes natuurlijkerwijs en functioneel. Practicum kan
worden gezien als een krachtige leeromgeving.
1
BEGINSITUATIE
De leerlingen van het eerste leerjaar van de tweede graad in de
studierichting ‘Techniek- wetenschappen’ kunnen een sterk
verschillende achtergrond hebben. Ze zullen waarschijnlijk niet
allemaal de basisoptie ‘Techniek-wetenschappen’ gevolgd hebben in
het tweede leerjaar. Er zullen dan ook verschillen optreden op
het vlak van de kennis en van de vaardigheden.
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
63
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
In het vak Natuurwetenschappen (5 uur/week) werden de volgende
fysicaonderwerpen behandeld:
-meettechnieken,
inleiding tot elektrische verschijnselen,
warmte en verbranden.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN EN VAARDIGHEDEN
2.1
Eindter
men
De eindtermen, zoals weergegeven in rubriek 8, zijn onderverdeeld
in drie rubrieken: onderzoekend leren, wetenschap en samenleving
en attitudes. Te samen vormen ze de ‘gemeenschappelijke
eindtermen voor wetenschappen’. De gemeenschappelijke eindtermen
gelden voor biologie, chemie, fysica en natuurwetenschappen en
worden daarom in onderlinge afspraak over de verschillende vakken,
die in het curriculum voorkomen, verdeeld. Ze moeten gerealiseerd
worden op het einde van de tweede graad. Deze gemeenschappelijke
eindtermen zijn derhalve opgenomen in de algemene doelstellingen
van dit leerplan en worden er samen mee verwezenlijkt. De nummers
achter de basisdoelstellingen verwijzen naar de overeenstemmende
eindtermen. Daarnaast zijn er ook nog de attitudinale eindtermen
die zijn aangegeven door bv. (*27) en moeten worden nagestreefd.
2.2
Algemene
doelstellingen
Enerzijds kan experimenteren gezien worden als een werkvorm die de
leerlingen helpt bij het zich eigen maken van de leerstof fysica
in al haar aspecten zoals:
- het verhogen van de motivatie voor en het plezier in het leren
van fysische kennisfeiten,
begrippen, wetten ...,
- het ontwikkelen van meetvaardigheden (11),
- het stimuleren van accurate waarnemingen en zorgvuldige
verslaggeving (7, *29),
uit waarnemingen geldige conclusie trekken (*28),
een bewering of een hypothese via een experiment toetsen (4,6),
- het ontwikkelen van de wetenschappelijke onderzoeksmethode (2),
- het ondersteunen van de begripsvorming of het verhelderen van de
theorie,
- het verifiëren van eerder geleerde feiten en principes,
- het meer op de werkelijkheid betrekken van fysische
verschijnselen door daadwerkelijke
ervaring (5).
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
64
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Anderzijds kan experimenteren als een activiteit worden beschouwd
die ook bijdraagt tot het bereiken van meer algemene
onderwijsdoelen, zoals:
- het leren samenwerken en de taken leren verdelen (8, *23, *25),
- het ontwikkelen van een eigen creativiteit,
- het leren kennen van de eigen mogelijkheden (*27),
- het doorlopen van een leerproces waarbij het vinden van feiten
door onderzoek leidt tot
besluiten en principes (*28),
- een oordeel vormen over het doelmatig gebruik van apparatuur en
materialen uit oogpunt
van gezondheid en milieu (21, *30, *32).
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
65
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
2.3
Vaardighed
en
Leerlingenproeven zijn meer dan andere werkvormen gericht op het
verwerven van vaardigheden.
De vaardigheden die hier volgen zijn door de meerderheid van de
leerlingen te verwerven tegen het
einde van de tweede graad.
De leerlingen kunnen:
- uit informatie, in de vorm van tekst, tekeningen, foto’s,
tabellen, grafieken en schema’s
relevante gegevens selecteren en objectief voorstellen (1, *26),
- bij de beschrijving van een experiment de benodigdheden en de te
verrichten waarnemingen
aangeven (*31),
nauwkeurig een proef uitvoeren,
- bij het verloop van een experiment relevante waarnemingen doen.
Deze waarnemingen en
resultaten vastleggen in woorden, afbeeldingen, tabellen,
diagrammen, grafieken en/of schema’s (6, 9, 12),
- de basistechnieken van verwarmen en meten beheersen (11),
- proeven uitvoeren volgens een gegeven instructieblad (*31),
- bij het uitvoeren van proeven efficiënt en veilig gebruikmaken
van practicummaterialen
(*30, *32),
de experimentele gegevens van een zelf uitgevoerde proef
ordenen, overzichtelijk weergeven en
er conclusies uit trekken (4, 12, *24),
- schriftelijk een verslag maken van zelf uitgevoerde proeven aan
de hand van concrete
instructies (8),
resultaten van zelf uitgevoerde proeven toelichten en/of
verklaren (7),
de benodigdheden ophalen en ordelijk wegbergen.
3
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
3.1 Algemene wenken in verband met organisatie
en uitvoering
Om leerlingenpractica optimaal te laten renderen mag de klasgroep
niet te groot zijn. De praktijk wijst uit dat 16 leerlingen in
dat verband als een maximum kan beschouwd worden.
Hierbij wordt van de fysicaleraar een realistische en eventueel
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
66
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
over meerdere jaren gespreide inspanning verwacht om financieel
verantwoorde voorstellen te doen naar zijn of haar directie toe en
om eventueel, indien mogelijk, zelf eenvoudig en goedkoop
materiaal te verzamelen. Raadpleging van vakbegeleiding, syllabi
van allerlei navormingen, handboeken, werkschriften en catalogi
van firma's van didactisch materieel zijn hierbij belangrijke
hulpmiddelen.
Het doel van leerlingenexperimenten is te vaak eenzijdig gericht
op het goed hanteren van meetapparatuur, het verwerken van
meetresultaten en het tekenen van grafieken.
Maar er is meer. De leraar zal dus nadenken over de rol van de
uit te voeren experimenten in de leerstofopbouw van AV Fysica.
Het is wenselijk dat hij/zij zich hierbij volgende vragen stelt.
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
67
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
1
2
3
4
5
6
7
Waarom laat je leerlingen deze proef uitvoeren? Hoe maak je
de leerlingen dat duidelijk?
Waar plaats je deze proef in de leerstofordening:
instrumenteel, onderzoekend, verifiërend of als uitgangspunt
van een les in AV Fysica? Is de instructie daarmee in
overeenstemming?
Sluit de proef aan bij de beginsituatie van de leerlingen:
- wat betreft hun voorkennis fysica en wiskunde?
- wat betreft hun ontwikkelingsniveau: kunnen ze de proef als
zinvol ervaren?
Is het mogelijk met deze proef aan te sluiten op de leefwereld
van de leerlingen, kunnen er technische toepassingen mee in
verband gebracht worden en zo ja, hoe ga je dat doen?
Hoe kun je leerlingen voor deze proef motiveren? Zou het
uitvoeren van deze proef een gunstig effect hebben op hun
interesse voor fysica?
Biedt deze proef voldoende mogelijkheden, zowel aan zwakkere
als aan betere leerlingen? Is er een gradatie in
moeilijkheidsgraad, bijvoorbeeld eerst enkele eenvoudige
gesloten opdrachten en aan het eind iets wat ook voor de beste
leerlingen een uitdaging vormt?
Ligt de proef een beetje in de sfeer van het echte
experimenteel onderzoek?
Van leerlingen in de tweede graad kan nog niet verwacht worden dat
ze volledig zelfstandig de uitwerking van een practicum in een
verslag kunnen neerschrijven. We geven daarom de voorkeur aan het
gesloten practicum met bijbehorende werk- of instructiebladen.
Het blijkt dat in veel van die handleidingen de denkopdrachten
doorgaans aan het eind komen, terwijl juist het van te voren
formuleren van verwachtingen en voorspellingen en het nadenken
over de meetmethode een experiment tot echte natuurkunde maken.
Als van leerlingen nooit wordt geNist om een voorspelling te doen
of om een verklaring te geven, een bekomen resultaat te evalueren
of zelf een proefje te bedenken, hoe kan je dan verwachten dat ze
de onderzoeksvaardigheden aanleren? (geen kookboekprocédJ)
Bij een gesloten practicum is het wenselijk dat in de
instructiebladen volgende rubrieken aan bod komen.
1
2
3
4
5
6
7
8.
Probleem - of doelstelling (onderzoeksvraag)
Benodigdheden
Theoretische voorbereiding (formules e.d.)
Experimentele voorbereiding (maken van de opstelling)
Uitvoering of metingen
Verwerking van meetresultaten (berekeningen, grafieken)
Besluiten en evaluatie van de resultaten
(Eventueel) denkopdrachten.
Een denkopdracht vraagt de leerling de geordende waarnemingen en
metingen nader te over- denken, uit te diepen en besluiten te
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
68
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
vormen. De antwoorden op de denkopdrachten moeten dan ook meer
inhouden dan het invullen van een woord. Hiermee wordt vermeden
dat de leerlingen een laboratorium los van de leerstof zien of als
een opeenvolging van instructies zonder enige samenhang. Ze
worden gestimuleerd na te denken over wat ze uitvoeren of hebben
uitgevoerd, waardoor de aansluiting met de leerstof gemaakt wordt
en het rendement van leerlingenproeven toeneemt. Eventueel kunnen
die ook middenin het instructieblad voorkomen als een soort van
leidraad om het practicum uit te voeren.
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
69
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Voor de praktische uitvoering van de laboratoriumproeven in de
tweede graad is het aan te bevelen om alle leerlingen dezelfde
opdracht te laten uitvoeren. Dit kan omdat de meeste proeven
eenvoudige toestellen vragen en deze dus in veelvoud kunnen worden
aangeschaft. De voorbereiding beperkt zich dan telkens tot één
experiment.
Indien dit toch niet mogelijk is, kan met een rotatiesysteem
worden gewerkt, zodat verschillende proeven tezelfdertijd worden
uitgevoerd. Klassikale ondersteuning bij het uitvoeren van de
proeven wordt dan moeilijker. De voorbereiding van deze proeven
vraagt dan ook speciale aandacht.
Leerlingen moeten geleerd worden zelf de toestellen te halen en na
afloop van de proef terug weg te bergen.
De leraar zal er tevens op toezien dat ieder lid van de groep (bij
voorkeur per twee) actief deelneemt aan het experiment en dat er
binnen elke groep voldoende afwisseling van taken gebeurt.
3.2
Informatie- en
communicatietechnologie (ICT)
Een belangrijk aspect dat een verrijking vormt voor het
laboratorium, is de integratie van ICT. In het dagelijks leven
worden de leerlingen geconfronteerd met de computer in allerlei
domeinen en veel leerlingen beschikken thuis zelf over een
computer en zijn daar heel handig
in. Via een rekenblad kunnen de meetresultaten op een moderne
manier gepresenteerd worden in tabellen en grafieken. Daarenboven
kan gebruikgemaakt worden van de vele regressiemogelijkheden, die
een spreadsheet levert.
Zo kan je bijvoorbeeld een lineaire regressie uitvoeren, of kan je
via een machtsregressie bij de gaswet bij constante temperatuur
direct de hyperbool bekomen (exponent = -1).
Er zijn ook specifieke programma’s voor het verwerken van
meetgegevens. Deze programma=s bieden meer specifieke
mogelijkheden en zijn minder op het boekhoudkundige gericht, zoals
een klassieke spreadsheet. Het voordeel van een klassieke
spreadsheet is echter, dat quasi elke bezitter van een computer er
één ter beschikking heeft.
Indien je in het fysicalab beschikt over een internetaansluiting,
dan kan je een leerling, bijvoorbeeld bij een rotatiepracticum,
een zoekopdracht op het Internet laten uitvoeren, die aansluit bij
de leerstof. Hierbij kan de leraar één of enkele internetadressen
opgeven, waarbinnen een concrete zoekopdracht wordt gerealiseerd.
Het spreekt vanzelf dat dit ook geldt voor andere elektronische
informatiedragers, zoals cd-rom, diskette ...
Bovendien kan via interactieve simulaties de invloed van bepaalde
parameters onderzocht
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
70
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
worden. Dit gebeurt bij voorkeur aan de hand van concrete
opdrachten, onder andere met behulp van een instructieblad.
3.3
Specifieke wenken in verband met
veiligheid
Het laten uitvoeren van leerlingenproeven moet vallen binnen het
kader van de eisen die op het vlak van de veiligheid worden
gesteld (bv. in groepjes van bij voorkeur twee leerlingen). De
risico’s die proeven eventueel kunnen meebrengen, moeten door de
leraar worden afgewogen tegen de aanwezige voorzieningen, de
praktische ervaring van de leerlingen, en de didactische waarde
van de proef.
Leerlingen moeten worden geVnformeerd over de betekenis van de
veiligheidssignalisering (bv. aanduiding van de vluchtwegen) en
over veiligheidsaspecten bij het uitvoeren van practica. Enkel een
blad met veiligheidsvoorschriften bij het begin van het jaar is
daarbij zeker niet voldoende. Als leraren hebben wij tijdens de
lespraktijk in het volgen van veiligheidsvoorschriften een
voorbeeldfunctie. Dan pas kun je erop rekenen dat leerlingen dat
ook doen.
Binnen het kader van de veiligheid speelt de goede inrichting van
het vaklokaal een cruciale rol. Vooral de elektrische installatie
en een eventuele gasinstallatie vragen bijzondere aandacht. De
elektrische installatie wordt zeker beveiligd met een automatische
verliesstroomschakelaar en eventueel met een noodstop. Veiligheid
vereist orde en netheid binnen het vaklokaal, zoals geen jassen en
tassen laten rondslingeren.
De leerlingen mogen zelf geen kwik manipuleren. Zo mogen ze bij
proeven met een kwikmanometer die zelf niet vullen.
Binnen het laboratorium fysica hanteert men ook soms chemicaliNn.
Telkens wanneer dit gebeurt wijst men de leerlingen zo nodig op
allerlei veiligheidsaspecten in verband met het veilig omgaan met
stoffen (R- en S- zinnen, een goede etikettering). Het opbergen
van de chemicaliNn gebeurt in daartoe aangepaste en af te sluiten
kasten.
Als leraar moeten we de leerlingen regelmatig wijzen op milieuaspecten waardoor een milieubewust gedrag wordt bevorderd. Indien
een demonstratie- of leerlingenproef zich daartoe leent, mag niet
worden nagelaten de milieuaspecten aan de orde te stellen.
Voorbeelden hiervan zijn: geen overdadig gebruik van chemicaliNn
of materialen, zuinig gebruik van energie, beperking van het
lawaai, verantwoorde afvalverzameling (chemicaliNn, batterijen,
papier, eventueel glas ...) enz.
4
LEERINHOUDEN
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
71
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Uit de volgende laboratoriumproeven kan een keuze gemaakt worden,
eventueel aangevuld door andere zinvolle proeven die aansluiten
bij de leerstof. Hierbij moet er naar gestreefd worden dat alle
leerstofonderdelen op een min of meer evenwichtige manier
vertegenwoordigd zijn.
EERSTE LEERJAAR
4.1
Metrol
ogie
- Meten en berekenen van lengten
-Schatten en meten van lengten van gebruiksvoorwerpen
- Dikte bepalen van 1 blad papier
- Grote afstanden meten en berekenen
- Kleine afstanden meten (schuifmaat)
- Oppervlaktemetingen ( en gebruik van de benaderingsregels)
-enz.
4.2
4.2.1
Algemene eigenschappen van de
materie
Algemene eigenschappen
-Volumebepaling door rechtstreekse meting (vloeistoffen), door
onrechtstreekse meting (regelmatige lichamen), door
onderdompeling (onregelmatige lichamen)
- Massabepaling: gebruik van balans
- Relatie tussen massa en volume bij een vaste stof, vloeistof, gas
(lucht)
Voorstelling in een m(V) - diagram
- Dichtheidsbepaling van vaste stoffen met schuifmaat en balans
-Lichtheidsbepaling van vloeistoffen met maatcilinder en balans
-Invloed van de temperatuur op stoffen (aggregatietoestanden en
hun kenmerken)
- Experimentele bepaling van smelt- , stol- en kookcurve
- Opstellen van een stolcurve
4.2.2
Fenomenologische benadering van het deeltjesmodel
- Olievlekproef
- Waarnemingsproeven rond het deeltjesmodel
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
72
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.3
Opt
ica
4.3.1
Lichtbronnen en donkere lichamen
-Rechtlijnige voortplanting van het licht als verschijnsel
- Camera obscura en factoren die de beeldvorming beVnvloeden
-Schaduwvorming bij een puntvormige lichtbron, bij een nietpuntvormige lichtbron en onderzoek van de kern- en de bijschaduw
4.3.2
Terugkaatsing van licht
-Terugkaatsingswetten bij vlakke spiegels. Draaiende spiegels
- Beeldvorming bij vlakke spiegels
- Controle van de terugkaatsingswetten bij sferische spiegels
4.3.3
Lichtbreking
- Onderzoek van het brekingsverschijnsel: brekingswettenTotale
terugkaatsing en grenshoek
- Breking bij bolle lenzen, bepalen van het brandpunt,
karakteristieke stralengangen
- Beeldvorming bij bolle lenzen, afleiding van de lenzenformule,
lineaire vergroting
- Brekingsindex van een prisma bepalen
- Breking door een planparallelle plaat
4.3.4
-
Optische toestellen
Bepaling van de brandpuntsafstand van de lens van een
retroprojector.
4.4
Krachten
leer
- Verband tussen massa en zwaartekracht. Invoeren van de
zwaarteveldsterkte
- Experimentele afleiding van de wet van Hooke
- Constructie van een dynamometer
- Bepalen van het zwaartepunt van voorwerpen
- Bepalen van het zwaartepunt van het menselijk lichaam
- Samenstellen van krachten met hetzelfde aangrijpingspunt
- Samenstellen van samenlopende krachten
TWEEDE LEERJAAR
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
73
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
4.5 Herhaling
meetnauwkeurigheid
- Bepalen van de massadichtheid van een vloeistof:
 met een pipet
 met een pyknometer
-Bepalen van de massadichtheid van lucht
 door het creëren van een vacuüm
 door middel van een PVC-bus met ventiel en fietspomp
-Bepalen van de massadichtheid van een frisdrank en zijn
lightversie
4.6 Arbeid, energie en
vermogen
-
-Bepaling van de arbeid bij een hellend vlak
Bepaling van arbeid en vermogen bij een persoon die een trap
oploopt en opstapt, bij een
draaiende motor, bij een auto die van een helling rolt
Bepaling van het vermogen van elektrische toestellen met behulp
van de kWh-teller
Vergelijken van het verbruik van een gewone gloeilamp met een
spaarlamp
Omzetting van potentiële energie in kinetische energie met behulp
van luchtkussenbaan
4.7
Druk
- Bepaling van de hydrostatische druk in water, petroleum (of
alcohol) en CaCl2-oplossing
door middel van een gevoelige metaalmanometer of via pc
- Bepaling van de dichtheid van niet-mengbare vloeistoffen met
behulp van verbonden
vaten
- Bepaling van de dichtheid van mengbare vloeistoffen uit de
stijghoogte via onderdruk of
overdruk
- Afleiden van de wet van Archimedes
 met behulp van een dynamometer
 met behulp van een trebuchetbalans
 met behulp van een bovenweger
-Bepaling van de massadichtheid van vaste stoffen en vloeistoffen
met behulp van de wet van Archimedes
- Bepaling van de massadichtheid van vloeistoffen met de balans van
Westphal (Mohr)
- Bepaling van de massadichtheid van vloeistoffen met densimeters
- Zelf maken van densimeters met een proefbuis en loodkorreltjes
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
74
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
- Bepaling van het hoogteverschil met een barometer
4.8 De
gaswetten
-Onderzoek van het verband tussen druk en volume bij constante
temperatuur
 met meetspuit en metaalmanometer (of via pc en druksensor)
 met een kwikmanometer
 met het boylebuisje
- Onderzoek van het verband tussen volume en temperatuur bij
constante druk
 met meetspuit en metaalmanometer (of via labsoft en druksensor)
 met het boylebuisje
 met kwik in een horizontale capillaire buis
- Onderzoek van het verband tussen druk en temperatuur bij
constant volume
 met een metaalmanometer (of via labsoft en druksensor)
 met een kwikmanometer
- Controle van de algemene gaswet met meetspuit, metaalmanometer
en thermometer
4.9
Temperatuur, warmte en
inwendige energie
- IJken van thermometer
- Bepalen van de uitzettingscoëfficiënt van een vaste stof en/of
vloeistof
- Onderzoek van de temperatuurverandering bij verwarmen
- Bepaling van de warmtecapaciteit van een calorimeter
- Bepaling van de specifieke warmtecapaciteit van vaste stoffen
(Fe, Al, Cu ... )
Bepaling van het rendement van een gloeilamp
-Emissie en absorptie van warmtestraling door water in een mat
zwart en een blinkend
lichtgekleurd busje
4.10
Faseoverga
ngen
-Bepaling van de specifieke smeltingswarmte van ijs
Met behulp van een calorimeter
-Met behulp van een dompelkoker met gekend vermogen
- Bepaling van de specifieke verdampingswarmte van water met behulp
van een dompelko-
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
75
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
ker met gekend vermogen
- Bepaling van de specifieke condensatiewarmte van water met behulp
van een calorimeter
- Bepaling van de maximumdampdrukcurve van water met behulp van
vacuhmpomp en
metaalmanometer (bij stijgende temperatuur)
5
5.1
EVALUATIE
Waarom
beoordelen?
Het evalueren van practica is geen eenvoudige zaak en dikwijls erg
tijdrovend. Leraren discussiëren dikwijls over objectieve
cijfergeving bij het practicum. Het beoordelen van een verslag of
de organisatie van een practicumproefwerk onder ‘haalbare’ en
>controleerbare> omstandigheden en het direct en per leerling
observeren van handelingen vormen daarbij vaste onderwerpen. Uit
allerlei onderzoek blijkt voortdurend dat een objectieve
beoordeling van vaardigheden zeer moeilijk is. Dit is echter geen
voldoende reden om de beoordeling achterwege te laten! Leren kan
niet zonder (zelf)evaluatie.
Een van de centrale doelen van het fysicaonderwijs is de
zelfactiviteit of het zo zelfstandigmogelijk leren >leren= van de
leerling bevorderen. Bij zelfstandigheid hoort dan ook jezelf
kunnen beoordelen. De leraar moet de leerling in staat stellen
zichzelf te beoordelen. Dat kan door de leerlingen proeven te
laten uitvoeren en per proef aan te geven waarop de leerlingen
moeten letten. Door per practicum het zwaartepunt te leggen bij
JJn of twee vaardigheden (bv. werken met beduidende cijfers,
tekenen van grafieken, afleiden van een nieuw begrip) kan men deze
van de andere vaardigheden of doelen loskoppelen en leert de
leerling deze te onderscheiden. Door te werken in groepjes van
twee of drie leert de leerling ook zijn eigen kennen en kunnen met
die van anderen te vergelijken en zo de medeleerlingen en zichzelf
beter beoordelen. Daarnaast is het oordeel van de leraar
onmisbaar. De leraar stelt de norm.
5.2
Hoe
beoordelen?
Hoe kan je leerlingenproeven bij de uitvoering beoordelen? Met
weglating van de nuances kan je spreken over formeel en informeel
beoordelen.
Formele beoordeling geschiedt na het uitvoeren van de proef en aan
de hand van het verslag volgens vaste regels (correctiemodel) voor
de inhoud en het resultaat van de proef, de scoring van de
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
76
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
leerlingenantwoorden en de interpretatie van de resultaten
(grafieken, besluiten).
De informele beoordeling geschiedt tijdens het uitvoeren van de
proef en is weinig gereglementeerd of vooraf vastgelegd. De
vormingsdoelen (attitudes) en handelingsvaardigheden laten zich
moeilijk via een formele procedure beoordelen. Veel leraren
zouden het echter onjuist vinden indien het creatief zoeken naar
een oplossing bij een proef, het zelfstandig uitvoeren, de inzet,
het enthousiasme en het doorzettingsvermogen, de aandacht voor
veiligheid en de zin voor nauwkeurigheid van leerlingen bij het
uitvoeren van proeven niet meer zouden meetellen. Ze vinden dit
belangrijk genoeg en geven er een cijfer aan. Het nadeel hiervan
is dat via een informele procedure een cijfer totstandkomt waaraan
een formele status wordt toegekend. Zo=n resultaat, waar voor
leerlingen soms belangrijke gevolgen aan vastzitten, kan het
voorwerp uitmaken van kritiek. Volgens sommige betrokkenen
(leerlingen, ouders, inspectie ...) is informele evaluatie
moeilijk controleerbaar en onvoldoende gevrijwaard van
subjectieve invloeden van de leraar. Dit is vooral het geval
indien men enkel permanente evaluatie als beoordelingsvorm toepast
(geen afzonderlijk practicumproefwerk).
Een hulpmiddel om de leraar bij het informeel beoordelen een
houvast te geven is het opstellen van een criteriumlijst waarin
wordt aangegeven welke vaardigheden een rol spelen en hoeveel
punten er maximaal worden aan toegekend.
De maximale score voor het informeel beoordelen bedraagt dan
bijvoorbeeld de helft of een derde van het totaal aantal punten.
De rest van de punten (formele beoordeling) staat dan op de
beoordeling van het verslag.
Een tweede beoordelingsvorm steunt op permanente evaluatie via de
uitvoering van de proeven en het verslag (zie hierboven) en een
practicumproefwerk (afzonderlijke experimentele opdracht). Aan de
practicumtoets moeten op het vlak van de opgave (eenvoudige
uitwerking) en het gebruikte materiaal bijzondere eisen worden
gesteld. Het is bijvoorbeeld niet altijd mogelijk een gemaakte
opstelling te controleren en bij te sturen. De opdrachten en
metingen moeten zo worden geformuleerd dat uit de schriftelijke
antwoorden blijkt of aan de opdracht is voldaan. De leraar moet
in het geval van een proefwerk hints voorzien om vastgelopen
leerlingengroepjes verder op weg te helpen.
Een vroeger uitgevoerde proef als proefwerk laten overdoen is te
mijden. Het reproduceren van verworven kennis op het vlak van
proeven laat onvoldoende toe te toetsen in welke mate een leerling
de aangeleerde cognitieve en praktische vaardigheden via het
practicum werkelijk bezit.
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
77
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
De hierboven beschreven werkwijzen zijn niet meer dan een aanzet.
Ze zijn bedoeld om de leraar bij te brengen dat >verantwoord
beoordelen= van leerlingenproeven zeker niet het synoniem is van
>formeel beoordelen=. Het moet hem ook informeren over de
problemen die een evaluatie van practica kan meebrengen en hoe men
ze best enigszins kan voorkomen. Het moet duidelijk zijn dat de
leraar de pedagogische vrijheid bezit om andere (te verantwoorden)
evaluatiemethodes te hanteren op basis van de doelen die men met
leerlin-genproeven wenst te bereiken.
6
MINIMALE MATERIELE VEREISTEN
6.1
Basisinfrast
ructuur
-
Voldoende werktafels met water en energievoorziening en
afvoerbakken
Het lokaal moet verduisterd kunnen worden in verband met
proeven optica
Binnen het lokaal of aangrenzend, moet voldoende
bergingsmogelijkheid aanwezig zijn
voor het proevenmateriaal
Beschikbaarheid in het lab van een pc, met software voor
grafische gegevensverwerking
6.2
Basismat
eriaal
6.3
Statieven en toebehoren
Glaswerk
Bunsenbranders en toebehoren of elektrische
verwarmingselementen
Thermometers
Specifiek
materiaal
De leerlingenpractica vermeld bij de leerinhouden vormen geen
lijst van verplicht uit te voeren practica, maar laten de leraar
toe die practica te kiezen, waarmee het best de doelstellingen
kunnen gerealiseerd worden, rekening houdend met de materiNle
situatie in het lab.
Er werd wel als eis gesteld dat de gekozen practica voldoende
verspreid zijn over het geheel van de leerstof. Niet vermelde
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
78
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
practica, die aansluiten bij de leerstof, zijn vanzelfsprekend ook
toegelaten.
In die optiek kan de uitrusting van verschillende laboratoria
nogal verschillen. Niettemin kunnen een aantal zaken toch als
vanzelfsprekend beschouwd worden.
Vermits de leerlingen in groepjes van 2 (maximum 3) werken, zullen
een aantal zaken in meervoud moeten aanwezig zijn. Voor de
duurdere apparaten kan de leraar zich afhankelijk van de
klasgrootte beperken tot 1 B 2 exemplaren, die dan gebruikt worden
in een circuitpracticum.
6.3.1
-
Metrologie
Schuifmaten
6.3.2
-
Algemene eigenschappen van de materie
Maatcilinders, snelweegbalans
Regelmatige en onregelmatige lichamen
Materiaal om de stolcurve te bepalen
Materiaal om het deeltjesmodel te onderzoeken
6.3.3
Optica
-Basismateriaal (opticaset) dat toelaat leerlingenproeven uit te
voeren in verband met rechtlijnige voortplanting, terugkaatsing
en breking van het licht, met onder andere lichtbron, vlakke
spiegel, bolle lenzen, prisma
6.3.4
Krachtenleer
-Massa=s, veren, dynamometers
6.3.5
Herhaling meetnauwkeurigheid
-Materiaal ter bepaling van de dichtheid van vloeistoffen, bv.
pyknometer, pipet ...
6.3.6
-
Arbeid, energie en vermogen
-Hellend vlak, wagentje en dynamometer
kWh-teller
6.3.7
Druk
-Materiaal om druk te meten: metaalmanometer en U-buis
Materiaal om de wet van Archimedes te verifiëren of in te
oefenen
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
79
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
6.3.8
De gaswetten
- Materiaal om de gaswetten te verifiNren
6.3.9
-
Temperatuur, warmte en inwendige energie
-Calorimeter met verwarmingsspiraal of dompelkoker, thermometer
Enkele metalen om de specifieke warmtecapaciteit te bepalen
6.3.10
Faseovergangen
-Materiaal om de specifieke verdampingswarmte en
condensatiewarmte van water
te bepalen.
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
80
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
7
BIBLIOGRAFIE
7.1
Schoolbo
eken
De leraar zal de verschillende catalogi van de verschillende
uitgeverijen raadplegen.
7.2
Tabellenboeken,
vademecums
- INAV, Informatie Natuurwetenschappen Vlaanderen, Plantyn,
Antwerpen.
- Wetenschappelijk Vademecum, Pelckmans
- Werken met Grootheden en Wettelijke eenheden, ir. A. Angenon,
Die Keure, Brugge.
7.3 Uitgaven van pedagogisch-didactische centra en
navormingscentra
-
Eekhoutcentrum, KULAK, Universitaire Campus, 8500 Kortrijk.
PEDIC, Coupure Rechts 314, 9000 Gent.
LICO, Bonnefantenstraat 1, 3500 Hasselt.
Vliebergh-Sencieleergangen: Fysica, Naamsestraat 61, 3000
Leuven.
- Syllabi Navorming VVKSO, Integratie van de computer in de
fysica.
- en andere.
7.4
Tijdschri
ften
Onder andere:
-Exaktueel, Tijdschrift voor Natuurkundeonderwijs, Afdeling
Didactiek Natuurkunde KUN, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen.
- Archimedes, Drukkerij ten Brink Meppel B.V., Postbus 1064, 7940
K.B. Meppel.
-NVOX., Tijdschrift voor Natuurwetenschappen op school, Westerse
Drift 77, 9752 LC Haren.
-VeLeWe, Tijdschrift van de Vereniging van Leraars in de
Wetenschappen, Mollenveld-wijk, 30, 3271 Zichem.
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
81
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
7.5
Interne
tsites
Bij het zoeken naar contextrijke en technische toepassingen kan de
leraar het Internet raadplegen. Daarnaast hebben een aantal
didactische centra hun eigen website, waar interessante links,
data van bijscholingen, nuttige adressen ... te vinden zijn.
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
82
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
8
8.1
LIJST VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE EINDTERMEN VOOR
WETENSCHAPPEN
Onderzoekend
lere
n
Met betrekking tot een concreet natuurwetenschappelijk of
toegepast natuurwetenschappelijk
probleem, vraagstelling of fenomeen, kunnen de leerlingen
1
relevante parameters of gegevens aangeven en hierover
doelgericht informatie opzoeken.
2 een eigen hypothese (bewering, verwachting) formuleren en
aangeven waarop deze steunt.
3 omstandigheden die een waargenomen effect kunnen beVnvloeden
inschatten.
4 resultaten van experimenten en waarnemingen afwegen tegenover
de verwachte resultaten,
rekening houdende met omstandigheden die de resultaten kunnen
beVnvloeden.
5 experimenten of waarnemingen in klassituaties met situaties uit
de leefwereld verbinden.
6 doelgericht, vanuit een hypothese of verwachting, waarnemen.
7 alleen of in groep waarnemings- en andere gegevens mondeling of
schriftelijk verwoorden.
8 alleen of in groep, een opdracht uitvoeren en er verslag van
uitbrengen.
9 informatie op elektronische dragers raadplegen en verwerken.
10 een fysisch, chemisch of biologisch verschijnsel of proces met
behulp van een model
voorstellen en uitleggen.
11 in het kader van een experiment een meettoestel aflezen.
12 samenhangen in schema=s of andere ordeningsmiddelen weergeven.
8.2 Wetenschap en
samenleving
De leerlingen kunnen
13 voorbeelden geven van mijlpalen in de historische en
conceptuele ontwikkeling van de
natuurwetenschappen en ze in een tijdskader plaatsen.
14 de wisselwerking tussen de natuurwetenschappen, de
technologische ontwikkeling en de
leefomstandigheden van de mens met een voorbeeld illustreren.
15 een voorbeeld geven van nadelige (neven)effecten van
natuurwetenschappelijke toepassingen.
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
83
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
16 met een voorbeeld sociale en ecologische gevolgen van
natuurwetenschappelijke toepas
singen illustreren.
17 met een voorbeeld illustreren dat economische en ecologische
belangen de ontwikkeling
van de natuurwetenschappen kunnen richten, bevorderen of
vertragen.
18 met een voorbeeld verduidelijken dat natuurwetenschappen
behoren tot cultuur, namelijk verworven opvattingen die door meerdere personen worden
gedeeld en die aan anderen overdraagbaar zijn.
19 met een voorbeeld de ethische dimensie van natuurwetenschappen
illustreren en een
eigen standpunt daaromtrent argumenteren.
20 het belang van biologie of chemie of fysica in het beroepsleven
illustreren.
21 natuurwetenschappelijke kennis veilig en milieubewust toepassen
bij dagelijkse activiteiten en observaties.
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
84
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
8.3
Attit
udes
De leerlingen
*22 zijn gemotiveerd om een eigen mening te verwoorden.
*23 houden rekening met de mening van anderen.
*24 zijn bereid om resultaten van zelfstandige opdrachten
objectief voor te stellen.
*25 zijn bereid om samen te werken.
*26 onderscheiden feiten van meningen of vermoedens.
*27 beoordelen eigen werk en werk van anderen kritisch en
objectief.
*28 trekken conclusies die ze kunnen verantwoorden.
*29 hebben aandacht voor het correcte en nauwkeurige gebruik van
wetenschappelijke
terminologie, symbolen, eenheden en data.
*30 zijn ingesteld op het veilig en milieubewust uitvoeren van
een experiment.
*31 houden zich aan de instructies en voorschriften bij het
uitvoeren van opdrachten.
*32 hebben aandacht voor de eigen gezondheid en die van de
anderen
TV Toegepaste fysica - Laboratorium
D/2001/0279/019
85
Techniek-wetenschappen
2de graad TSO
Download