Diagnostiek van regionale metastasen van prostaatkanker

advertisement
O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N
Diagnostiek van regionale metastasen
van prostaatkanker
Assesment of regional lymphnode status in prostate cancer
Auteurs
W. Meinhardt en I. Cordia
Trefwoorden
diagnostiek, lymfkliermetastase, prostaatkanker, schildwachtklier
Key words
diagnosis, lymph node metastasis, prostate cancer, sentinel node
Samenvatting
Summary
De aanwezigheid van kliermetastasen bij patiënten
met prostaatkanker is een belangrijk criterium
voor een curatieve therapieopzet of een palliatieve behandeling. Oudere onderzoeksmethoden
zoals CT en MRI baseren de verdenking op een
metastase op basis van de omvang van de klier.
De uitgebreide bekkenklierdissectie lijkt de meest
betrouwbare methode maar is invasief en de
bijwerkingen zijn niet te onderschatten. De schildwachtklierprocedure heeft zich ontwikkeld tot
een erg betrouwbare techniek voor het prostaatcarcinoom. Moderne beeldvorming met behulp
van tracers is steeds beter in staat metastasen
aan te tonen. De algoritmen voor de diagnostiek
en de therapie zullen hierdoor veranderen.
The presence of lymph node metastasis in
patients with prostate cancer is an important
criteria for either curative or palliative therapy.
Staging by CT or MR judge the size of the lymph
node. The extended pelvic lymphadenectomy
appears to be the most reliable method, but the
side effects should not be underestimated. The
sentinel node procedure has developed into a
reliable technique. Modern imaging techniques
using tracers are increasingly able to detect
metastases. The decision to proceed with further
diagnostic or staging work-up and therapeutical
options will change accordingly.
(Ned Tijdschr Oncol 2010;7:13-9)
Inleiding
Voor de prognosebepaling en de therapiekeus bij
prostaatcarcinoom is het van belang de klierstatus
te kennen. De meest betrouwbare diagnostische
methode is een uitgebreide bekkenklierdissectie. Bij
de prostatectomie is dit een acceptabele uitbreiding
van de ingreep, al is er geen overeenstemming over
de consequentie die aan het vinden van aangedane
klieren moet worden verbonden. Dit varieert van direct
starten van hormoonbehandeling in combinatie met
de prostatectomie tot afwachten. Indien gekozen
wordt voor radiotherapie, dan wordt een uitgebreide
klierdissectie vaak als een te belastende ingreep gezien,
terwijl de beperkte laparoscopische klierdissectie
onvoldoende diagnostische zekerheid verschaft. Beslissingen zoals wel of niet bekkenvelden meebestralen,
wel of niet adjuvante hormoonbehandeling en indien
wel, 6 maanden of 3 jaar, worden dan ook veelal
N E D E R L A N D S
T I J D S C H R I F T
V O O R
genomen op basis van kansinschattingen met behulp
van nomogrammen of de daarvan afgeleide indeling
in risicogroepen (zie Tabel 1 op pagina 14).1
De nomogrammen voor het inschatten van het risico
op lymfkliermetastasen combineren de hoogte van het
prostaatspecifiek antigeen (PSA), de gleasonscore en
het klinische stadium.2,3 Op basis van het berekende
risico wordt vaak het beleid bepaald. Deze strategie
wordt ook aangeraden in de landelijke richtlijn.4
Helaas is de accuraatheid van deze nomogrammen
slechts 70-80%.5,6 De meest gebruikte nomogrammen
zijn gebaseerd op de beperkte klierdissecties en
Europese onderzoekers vinden dan ook tweemaal zo
frequent aangedane klieren dan de Amerikaanse
nomogrammen voorspellen.7 De prognostische groepsindeling in 3 categorieën die ervan afgeleid is, is nog
minder accuraat. Zo vonden wij na schildwachtklier
(‘sentinel node’; SN)-onderzoek bij de patiënten uit
O N C O L O G I E VOL. 7 NR. 1 - 2010
13
O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N
Tabel 1. Indeling van risicogroepen van prostaatkanker.1
laag risico:
T1c-T2a, gleasonscore <7, PSA <10 ng/ml
matig risico:
T2b-c, of gleasonscore =7, of PSA 10-20 ng/ml (bij 2 ongunstige factoren: hoog risico)
hoog risico:
T3, of gleasonscore >7, of PSA >20 ng/ml (1 of meer factoren)
PSA=prostaatspecifiek antigeen.
de intermediaire groep bij 25% aangedane klieren.
Zij blijken dus tot de groep met een slechte prognose
te behoren.
Modernere diagnostische onderzoeksmethoden met
behulp van specifieke tracers zijn zo zeer verbeterd
dat ze beter presteren dan de nomogrammen en in
veel situaties invasieve diagnostiek onnodig maken.
Diagnostiek op tumorgrootte
Preoperatief
Een CT-scan van het abdomen en een MRI van het
bekken geven een vergroting van de klieren als indicatie
voor mogelijke tumorinfiltratie. De grens ligt bij 1 cm
voor de korte as van ovale klieren en bij 0,8 cm bij ronde
klieren. In een meta-analyse van 24 studies, gebruikmakend van bovengenoemde criteria, bleken CT en
MRI een sensitiviteit te hebben van respectievelijk
42 en 39% en beide een specificiteit van 82%.8
Echografie van de bekkenklieren geeft niet voldoende
informatie over de structuur van de klieren. Het
percentage fout-negatieve resultaten ligt bij 40%.9
Peroperatief
Bij open chirurgie is het vooral de palpabele afwijking
van de klieren, die een klier suspect maakt. Laparoscopisch is in het verleden echografie gebruikt, maar
dit heeft niet tot regelmatige toepassing geleid, temeer
daar echografisch niet-vergrote klieren natuurlijk niet
als negatief zijn te beschouwen. Een anatomische
regio leegruimen is een aantrekkelijkere optie.
De bekkenklierdissectie representeert de meest accurate
en betrouwbare stadiëringsmethode voor de detectie
van lymfkliermetastasen bij prostaatkanker, maar is
invasief en gaat gepaard met bijwerkingen zoals
trombose, lymfoedeem en lymfoceles.7,10 Volgens
Briganti et al. treden er bij 2-52% complicaties op.7
Daarnaast bestaat er veel discussie over de uitgebreidheid van de bekkenklierdissectie.7 Verschillende studies
tonen een vrijwel lineair verband aan tussen het aantal
gevonden lymfogene metastasen en de uitgebreidheid
van de klierdissectie.11-13 In veel gevallen is deze
invasieve diagnostische klierdissectie overbodig.
14
V O L . 7 N R . 1 - 2 0 1 0 Volgens de nu vigerende richtlijnen bestaat er geen
indicatie voor disseminatieonderzoek bij de groep
met een goede prognose. In deze groep werd echter
door verschillende auteurs toch kliermetastasering
vastgesteld. Op basis van gelimiteerde klierdissecties
is het risico tussen 0,5 en 0,7%.14-16 Studies op basis
van een uitgebreide klierdissectie tonen een veel
hogere incidentie tot zelfs 12%.17-20 Na verdere
onderverdeling stijgt de incidentie van kliermetastase
niet boven 8% bij patiënten met een PSA<10, een
gleasonscore ≤6 en een klinisch stadium T1-T2a.7
Diagnostiek op anatomische verhoudingen:
de schildwachtklier
Het begrip regionale lymfkliermetastase is aan verandering onderhevig. De discussie over de uitgebreidheid van een klierdissectie bij prostaatcarcinoom gaf
reeds aanleiding om de TNM-definitie ‘beperkt tot
het kleine bekken’ te krap te vinden. Het SNonderzoek verschaft nog meer argumenten voor een
ruimere opvatting van het begrip regionaal.
Het SN-onderzoek heeft een vaste plaats bij
melanoom en bij borstkankerchirurgie.21 Het achterwege kunnen laten van een volledige dissectie als de
SN negatief is, geeft een groot klinisch voordeel voor
de patiënt. Indien minder dan 10 klieren verwijderd
worden, dalen de opnametijd van de patiënt en het
risico op complicaties drastisch. Briganti et al.
vonden 19,8% complicaties bij een uitgebreide
klierdissectie, meer dan 2 keer zoveel als wanneer er
minder dan 10 klieren verwijderd werden.22 Beri et
al vonden 0,8% complicaties bij de laparoscopische
SN van 124 patiënten.23 Maar het SN-onderzoek heeft
ook geleid tot het vinden van onverwachte kliermetastaseringspatronen bij een deel van de patiënten.
Wawroschek heeft de eerste resultaten van SNonderzoek bij prostaatcarcinoom gepubliceerd.24 Op
basis van ons eigen onderzoek hebben wij het gebied
dat het vaakst positieve klieren bevat gedefinieerd.
Het is niet zozeer een anatomisch gedefinieerde
regio, maar het bevat delen van de fossa obturatorius,
de regio van de liaca externa, de iliaca interna en de
N E D E R L A N D S
T I J D S C H R I F T
V O O R
O N C O L O G I E
iliaca communis.25 Een ander aspect van SN-onderzoek
bij prostaatcarcinoom is de bevinding dat relevante
klieren regelmatig zelfs buiten het meest uitgebreide
routine dissectiegebied te vinden zijn: wij schatten
20% van de relevante klieren. Dit werd overigens
ook gevonden bij MRI-onderzoek na toediening van
het ijzeroxidehoudende ferumoxtran-10. Hierbij
bedroeg dat percentage zelfs 41%.26 In dit onderzoek
werd echter een beperkter dissectiegebied gedefinieerd.
Preoperatief
De nucleaire scan na technetium-nanocolloïdinjectie
van de prostaat is de eerste methode voor de
SN-bepaling, die het meest wordt toegepast. De
dynamische nucleaire scan is al een grote verbetering,
omdat meerdere opnames worden gemaakt en zo
besloten kan worden welke de eerste echelonklieren
zijn. Omdat in het bekken geen lymfbaantjes worden
gevisualiseerd, is het tijdstip van verschijnen een
belangrijk criterium. Stase in een lymfbaan kan door
het verdwijnen van de afwijking op een latere
opname goed geïdentificeerd worden. De ‘single
photon emission computed tomography’ (SPECT)/
CT, waarbij de driedimensionale beelden van de
(nucleaire) scan gefuseerd worden met CT-beelden,
is het meest gevoelig en toont regelmatig klieren als
een gewone scan geen SN toont (zie Figuur 1).27
Peroperatief
Met de gammaprobe wordt in vivo de positieve klier
geïdentificeerd. Ex vivo kan de klier waar het om
gaat, geïsoleerd worden van het eveneens verwijderde
omgevende vetweefsel, zodat de SN in meer detail
door de patholoog onderzocht kan worden. Een
gammaprobe die laparoscopisch kan worden ingebracht heeft helaas een mindere gevoeligheid en een
slechtere collimator, waardoor deze breed kijkt. Deze
combinatie heeft tot gevolg dat de probe pas een
nuttig signaal geeft als deze in contact met de klier is.
Er is een ‘hand-held’ gammacamera in ontwikkeling,
de Sentinella (GEM imaging, Valencia, Spanje), die
tijdens de operatie de klieren op een scherm toont.
De punt van de probe kan dan met een andere radioactieve bron worden gelabeld, zodat de probe en de
actieve klier een ander signaal geven en de punt van
de probe dus bij de laparoscopie naar de klier kan
worden gestuurd. Een ander voordeel van de
Sentinella is dat eventuele restactiviteit in achterliggende klieren zal worden gedetecteerd.28 Al met al
heeft deze techniek zich sterk verbeterd en lijkt het
de balans te vinden tussen hoge sensitiviteit tot 96%
en een laag percentage complicaties.29,30
N E D E R L A N D S
T I J D S C H R I F T
V O O R
Figuur 1. SPECT/CT-opname. Deze klier bleek in de voorste
buikwand te liggen, net mediaal van het ligamentum umbilicale. Deze locatie valt binnen geen enkele aangeraden anatomische regio, maar werd enkele keren vastgesteld en was bij
deze patiënt tumorpositief. Foto Dr. R. Valdés Olmos.
Diagnostiek op weefseleigenschappen in de
klier
Preoperatief
De positronemissietomografie (PET)-scan met FDG
(fluorodeoxyglucose) is ongeschikt voor de detectie
van regionale lymfkliermetastasen, hetgeen waarschijnlijk te verklaren is door de relatief lage metabole
activiteit van prostaatkankercellen.31,32
De PET-scan met behulp van radiofarmaca gemerkt
met koolstof 11-choline is een veelbelovende techniek
binnen de oncologie. Voor patiënten met intermediairen hoogrisicoprostaatkanker heeft de choline-PET/
CT een lage sensitiviteit voor lymfkliermetastasen,
maar presteert beter dan de nomogrammen, met een
gelijke sensitiviteit en hogere specificiteit.33
Hogeresolutie-MRI met intraveneus lymfotrofe paramagnetische ijzernanopartikels (‘ultrasmall superparamagnetic iron oxide’; USPIO) is een manier om
kleine, anders occulte metastasen zichtbaar te maken,
vooral bij lymfklieren tussen 5 en 10 mm. Deze
ijzerpartikels worden opgenomen door het normale
klierweefsel. Klieren met metastasen nemen de
partikels niet op en onderscheiden zich op deze wijze
van normale klieren.34-36 In een studie bij 80 patiënten
met een klinisch stadium T1-3 prostaatkanker die
een histopathologische analyse van de lymfklieren
ondergingen, hadden 45 van de 63 lymfklieren met
metastasen niet de criteria voor metastasen op
conventionele beeldvorming. Alle metastasen werden
correct geïdentificeerd met behulp van USPIO.34
In een multicohortstudie onder 375 patiënten waren
O N C O L O G I E VOL. 7 NR. 1 - 2010
15
O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N
de sensitiviteit en de negatief voorspellende waarde
van de magnetische resonantie lymfangiografie met
behulp van het nanopartikel ferumoxtran-10 als
contrastmiddel respectievelijk 82 en 96%.37 De
toepassing van deze techniek is beperkt, aangezien er
bij fibrose of vervetting in de lymfklier eveneens te
weinig opname van contrastmiddel in de klier kan
plaatsvinden. Deze methode vereist veel tijd, tot
enkele uren per patiënt. Ten slotte kunnen kleine
metastasen gemist worden. Om deze obstakels te
overwinnen wordt de USPIO nu gecombineerd met
de ‘diffusion-weighted’ (DW)-MRI. Deze methode
lijkt een snelle en accurate methode om bekkenkliermetastasen te ontdekken bij prostaat- en/of
blaaskanker, zelfs in niet-vergrote lymfklieren.38 Helaas
is het nanopartikel ferumoxtran-10 als contrastmiddel
nog niet commercieel verkrijgbaar.
Bij de immunoscintigrafie wordt gebruik gemaakt
van radiogelabelde monoklonale antilichamen om
prostaatspecifieke moleculen te detecteren. Een
dergelijk antilichaam, 111Indium-capromab pendetide
(ProstaScint®), wat intraveneus gegeven wordt en direct
gericht is tegen het prostaatspecifieke membraanantigeen (PSMA), is commercieel beschikbaar. In
een studie bij 160 mannen die gepland waren voor
een bekkenklierdissectie, was de immunoscintigrafie
aanzienlijk sensitiever dan de CT-scan van het bekken
(62 versus 4%).39 De sensitiviteit rechtvaardigt het
routinematige gebruik van deze technologie niet. De
combinatie van SPECT en conventionele CT-scan is
beter in staat de lokalisatie van de prostaatkanker
weer te geven als deze gecombineerd wordt met
immunoscintigrafie.40,41
Bombesine bevat een tumorspecifieke receptor voor
het ‘gastrin-releasing peptide’. Andere antigenen,
zoals het ‘prostate-stem cell antigen’ zouden in de
toekomst een bepalende rol kunnen gaan spelen.
Studies naar de toepasbaarheid van deze stoffen na
labeling met geschikte tracers bevinden zich nog in
een experimentele fase.39
Peroperatief
Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar fluorescentie als middel om peroperatief de relevante
klieren op te sporen. Indocyanine groen wordt in de
prostaat geïnjecteerd en via de lymfe afgevoerd. In de
toekomst maakt deze techniek het wellicht mogelijk
om bijvoorbeeld positieve snijvlakken aan te tonen,
zodat correctie tijdens de operatie een optie wordt.
Conclusie
De moderne stadiëringsonderzoeken naar lymf-
16
V O L . 7 N R . 1 - 2 0 1 0 kliermetastasen maken niet meer gebruik van een
volumecriterium om klieren verdacht te vinden,
zoals de CT en MRI. Verder onderzoek naar USPIO
en DW-MRI zal hun rol binnen de diagnostiek van
lymfkliermetastasen gaan bepalen. Er zullen meer
specifieke tracers die gericht zijn op de tumorspecifieke antigenen en receptoren, ontwikkeld worden.
De risico-inschatting aan de hand van de nomogrammen of indeling in prognostische groepen is
vanzelfsprekend het minst invasief, maar voor de
beslissing tot eventuele verdere diagnostiek of voor
de therapiekeus in de huidige tijd te onnauwkeurig.
De nieuwe diagnostische mogelijkheden zijn inmiddels zeer accuraat en minimaal invasief. Dit heeft
voor de verschillende prognostische groepen andere
consequenties.
De betrouwbaarheid van de bekkenklierdissectie is
afhankelijk van de uitgebreidheid van de dissectie en
gaat gepaard met bijwerkingen zoals trombose,
lymfoedeem en lymfoceles. Volgens de nu vigerende
richtlijnen bestaat er geen indicatie voor disseminatieonderzoek bij de groep met een goede prognose,
terwijl in deze groep, afhankelijk van de definitie,
toch tot 12% lymfkliermetastasen voorkomen.
Met de nieuwste onderzoeksmethoden, die veel
sensitiever zijn, is ons inziens ook in deze groep
beeldvorming voor kliermetastasering aangewezen.
Bij de groep met een slechte prognose dient ons
inziens de beslisboom te worden aangepast. Indien
door middel van moderne onderzoeksmethoden,
zoals een MRI of PET-scan met speciale tracers, geen
aanwijzingen voor klierpathologie zijn, is een
SN-onderzoek of klierdissectie geïndiceerd. Het
SN-onderzoek is vergeleken met de uitgebreide
lymfklierdissectie een zekere, en minder ingrijpende
diagnostische methode. Dezelfde beslisboom dient
gevolgd te worden indien ‘salvage’ behandeling van
de prostaat wordt overwogen.
In de groep met een intermediaire prognose moet
disseminatieonderzoek alleen gedaan worden indien
dat ook consequenties heeft voor het te voeren
beleid. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan
uitbreiding van het bestralingsgebied tot de bekkenklieren indien er sprake is van een bescheiden
kliermetastasering.
Referenties
1. Ash D, Flynn A, Battermann J, De Reijke T, Lavagnini P,
Blank L. ESTRO/EAU/EORTC recommendations on permanent
seed implementation for localized prostate cancer. Radiother
Oncol 2000;57:315-21.
N E D E R L A N D S
T I J D S C H R I F T
V O O R
O N C O L O G I E
Aanwijzingen voor de praktijk
1. Nu wordt in veel situaties een uitgebreide klierdissectie te invasief geacht en worden
beslissingen genomen op basis van nomogrammen die een kans op klierpositiviteit
aangeven.
2. Dit zal veranderen nu de rol van moderne methoden om de klierstatus te bepalen, zoals
USPIO of de schildwachtklier (‘sentinel node’; SN)-procedure, verder wordt onderzocht.
De diagnostische en therapeutische algoritmen behoeven dan aanpassing.
2. D’Amico AV, Whittington R, Malkowicz SB, Weinstein M,
Tomaszewski JE, Schultz D, et al. Predicting prostate specific
antigen outcome preoperatively in the prostate specific
antigen era. J Urol 2001;166:2185-8.
3. Kattan MW, Eastham JA, Stapleton AM, Wheeler TM,
Scardino PT. A preoperative nomogram for disease recurrence
following radical prostatectomy for prostate cancer. J Natl
Cancer Inst 1998;90:766-71.
4. Nederlandse Vereniging van Urologie. Richtlijn Prostaatcarcinoom. 2007. Te raadplegen op: www.oncoline.nl (bekeken
op 11 januari 2010).
5. Chun FK, Karakiewicz PI, Briganti A, Walz J, Kattan MW,
Huland H, et al. A critical appraisal of logistic regressionbased nomograms, artificial neural networks, classification
and regression-tree models, look-up tables and risk-group
stratification models for prostate cancer. BJU Int 2007;99:
794-800.
6. Chun FK, Karakiewicz PI, Huland H, Graefen M. Role of
nomograms for prostate cancer in 2007. World J Urol
2007;25:131-42.
7. Briganti A, Blute ML, Eastham JH, Graefen M, Heidenreich A,
Karnes JR, et al. Pelvic lymph node dissection in prostate
cancer. Eur Urol 2009;55:1251-65.
8. Hovels AM, Heesakkers RA, Adang EM, Jager GJ, Strum S,
Hoogeveen YL, et al. The diagnostic accuracy of CT and MRI in
the staging of pelvic lymph nodes in patients with prostate
cancer: a meta-analysis. Clin Radiol 2008;63:387-95.
9. Jager GJ, Barentsz JO, Oosterhof GO, Witjes JA, Ruijs SJ.
Pelvic adenopathy in prostatic and urinary bladder carcinoma:
MR imaging with a three-dimensional TI-weighted magnetization-prepared-rapid gradient-echo sequence. AJR Am J
Roentgenol 1996;167:1503-7.
10. Heidenreich A, Aus G, Bolla M, Joniau S, Matveev VB,
Schmid HP, et al. EAU guidelines on prostate cancer. Eur Urol
2008;53:68-80.
11. Briganti A, Chun FK, Salonia A, Gallina A, Zanni G,
Scattoni V, et al. Critical assessment of ideal nodal yield at
pelvic lymphadenectomy to accurately diagnose prostate
cancer nodal metastasis in patients undergoing radical retropubic prostatectomy. Urology 2007;69:147-51.
N E D E R L A N D S
T I J D S C H R I F T
V O O R
12. Heidenreich A, Varga Z, Von Knobloch R. Extended pelvic
lymphadenectomy in patients undergoing radical prostatectomy: high incidence of lymph node metastasis. J Urol 2002;
167:1681-6.
13. Bader P, Burkhard FC, Markwalder R, Studer UE. Is a
limited lymph node dissection an adequate staging procedure
for prostate cancer? J Urol 2002;168:514-8.
14. Makarov DV, Trock BJ, Humphreys EB, Mangold LA,
Walsh PC, Epstein JI, et al. Updated nomogram to predict
pathologic stage of prostate cancer given prostate-specific
antigen level, clinical stage, and biopsy Gleason score (Partin
tables) based on cases from 2000 to 2005. Urology 2007;
69:1095-101.
15. Bhatta-Dhar N, Reuther AM, Zippe C, Klein EA. No
difference in six-year biochemical failure rates with or
without pelvic lymph node dissection during radical prostatectomy in low-risk patients with localized prostate cancer.
Urology 2004;63:528-31.
16. Weight CJ, Reuther AM, Gunn PW, Zippe CR, Dhar NB,
Klein EA. Limited pelvic lymph node dissection does not
improve biochemical relapse-free survival at 10 years after
radical prostatectomy in patients with low-risk prostate
cancer. Urology 2008;71:141-5.
17. Burkhard FC, Bader P, Schneider E, Markwalder R,
Studer UE. Reliability of preoperative values to determine the
need for lymphadenectomy in patients with prostate cancer
and meticulous lymph node dissection. Eur Urol 2002;42:84-90.
18. Weckermann D, Goppelt M, Dorn R, Wawroschek F,
Harzmann R. Incidence of positive pelvic lymph nodes in
patients with prostate cancer, a prostate-specific antigen
(PSA) level of < or =10 ng/mL and biopsy Gleason score of
< or =6, and their influence on PSA progression-free survival
after radical prostatectomy. BJU Int 2006;97:1173-8.
19. Wyler SF, Sulser T, Seifert HH, Ruszat R, Forster TH, Gasser TC,
et al. Laparoscopic extended pelvic lymph node dissection for
high-risk prostate cancer. Urology 2006;68: 883-7.
20. Heidenreich A, Ohlmann CH, Polyakov S. Anatomical
extent of pelvic lymphadenectomy in patients undergoing
radical prostatectomy. Eur Urol 2007;52:29-37.
21. Nieweg OE, Van Rijk MC, Valdes Olmos RA, Hoefnagel CA.
O N C O L O G I E VOL. 7 NR. 1 - 2010
17
O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N
Sentinel node biopsy and selective lymph node clearance-impact on regional control and survival in breast cancer and
melanoma. Eur J Nucl Med Mol Imaging 2005;32:631-4.
22. Briganti A, Chun FK, Salonia A, Suardi N, Gallina A,
Da Pozzo LF, et al. Complications and other surgical outcomes
associated with extended pelvic lymphadenectomy in men
with localized prostate cancer. Eur Urol 2006;50:1006-13.
23. Beri A, Janetschek G. Technology insight: radioguided
sentinel lymph node dissection in the staging of prostate
cancer. Nat Clin Pract Urol 2006;3:602-10.
24. Wawroschek F, Vogt H, Weckermann D, Wagner T,
Harzmann R. The sentinel lymph node concept in prostate
cancer - first results of gamma probe-guided sentinel lymph
node identification. Eur Urol 1999;36:595-600.
25. Meinhardt W, Valdes Olmos RA, van der Poel HG, Bex A,
Horenblas S. Laparoscopic sentinel node dissection for
prostate carcinoma: technical and anatomical observations.
BJU Int 2008;102:714-7.
26. Heesakkers RA, Jager GJ, Hovels AM, De Hoop B, Van den
Bosch HC, Raat F, et al. Prostate cancer: detection of lymph node
metastases outside the routine surgical area with ferumoxtran10-enhanced MR imaging. Radiology 2009;251:408-14.
27. Vermeeren L, Valdés Olmos RA, Meinhardt W, Bex A,
Van der Poel HG, Vogel W, et al. Value of SPECT/CT for
detection and anatomical localisation of sentinel lymph
nodes before laparoscopic sentinel node lymphadenectomy in
prostate carcinoma. J Nucl Med 2009;50:865-70.
28. Vermeeren L, Valdes Olmos RA, Meinhardt W, Bex A,
Van der Poel HG, Vogel WV, et al. Intraoperative radioguidance with a portable gamma camera: a novel technique
for laparoscopic sentinel node localisation in urological
malignancies. Eur J Nucl Med Mol Imaging 2009;36:1029-36.
29. Weckermann D, Dorn R, Trefz M, Wagner T, Wawroschek F,
Harzmann R. Sentinel lymph node dissection for prostate
cancer: experience with more than 1,000 patients. J Urol
2007;177:916-20.
30. Winter A, Wawroschek F. Lymphadenectomy in prostate
cancer. Radio-guided lymphnode mapping: an adequate
staging method. Front Radiat Ther Oncol 2008;41:58-67.
31. Hacker A, Jeschke S, Leeb K, Prammer K, Ziegerhofer J,
Sega W, et al. Detection of pelvic lymph node metastases in
patients with clinically localized prostate cancer: comparison
of [18F]fluorocholine positron emission tomography-computerized tomography and laparoscopic radioisotope guided
sentinel lymph node dissection. J Urol 2006;176:2014-8.
32. Liu IJ, Zafar MB, Lai YH, Segall GM, Terris MK. Fluorodeoxyglucose positron emission tomography studies in
diagnosis and staging of clinically organ-confined prostate
cancer. Urology 2001;57:108-11.
33. Schiavina R, Scattoni V, Castellucci P, Picchio M, Corti B,
Briganti A, et al. 11C-choline positron emission tomography/
computerized tomography for preoperative lymph-node
staging in intermediate-risk and high-risk prostate cancer:
comparison with clinical staging nomograms. Eur Urol
2008;54:392-401.
34. Harisinghani MG, Barentsz J, Hahn PF, Deserno WM,
Tabatabaei S, Van de Kaa CH, et al. Noninvasive detection of
18
V O L . 7 N R . 1 - 2 0 1 0 clinically occult lymph-node metastases in prostate cancer.
N Engl J Med 2003;348:2491-9.
35. Heesakkers RA, Futterer JJ, Hovels AM, Van den Bosch HC,
Scheenen TW, Hoogeveen YL, et al. Prostate cancer evaluated
with ferumoxtran-10-enhanced T2*-weighted MR Imaging at
1.5 and 3.0 T: early experience. Radiology 2006;239:481-7.
36. Bellin MF, Roy C, Kinkel K, Thoumas D, Zaim S, Vanel D,
et al. Lymph node metastases: safety and effectiveness of
MR imaging with ultrasmall superparamagnetic iron oxide
particles--initial clinical experience. Radiology 1998;207:
799-808.
37. Heesakkers RA, Hovels AM, Jager GJ, Van den Bosch HC,
Witjes JA, Raat HP, et al. MRI with a lymph-node-specific
contrast agent as an alternative to CT scan and lymph-node
dissection in patients with prostate cancer: a prospective
multicohort study. Lancet Oncol 2008;9:850-6.
38. Thoeny HC, Triantafyllou M, Birkhaeuser FD, Froehlich JM,
Tshering DW, Binser T, et al. Combined ultrasmall superparamagnetic particles of iron oxide-enhanced and diffusionweighted magnetic resonance imaging reliably detect pelvic
lymph node metastases in normal-sized nodes of bladder and
prostate cancer patients. Eur Urol 2009;55:761-9.
39. Manyak MJ, Hinkle GH, Olsen JO, Chiaccherini RP,
Partin AW, Piantadosi S, et al. Immunoscintigraphy with
indium-111-capromab pendetide: evaluation before definitive
therapy in patients with prostate cancer. Urology 1999;
54:1058-63.
40. Ellis RJ, Kim EY, Conant R, Sodee DB, Spirnak JP,
Dinchman KH, et al. Radioimmunoguided imaging of prostate
cancer foci with histopathological correlation. Int J Radiat
Oncol Biol Phys 2001;49:1281-6.
41. Sodee DB, Sodee AE, Bakale G. Synergistic value of
single-photon emission computed tomography/computed
tomography fusion to radioimmunoscintigraphic imaging of
prostate cancer. Semin Nucl Med 2007;37:17-28.
42. Breeuwsma AJ. Molecular medicine in staging an restaging
of prostate cancer.
Rijksuniversiteit Groningen; 2009.
Academisch Proefschrift.
Ontvangen 2 september 2009, geaccepteerd 8 januari 2010.
Correspondentieadres
Dhr. dr. W. Meinhardt, uroloog
Dhr. dr. I. Cordia, fellow urologie
Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek
Ziekenhuis
Afdeling Urologie
Plesmanlaan 121
1066 CX Amsterdam
E-mailadres: [email protected]
Correspondentie graag richten aan de eerste auteur.
Belangenconflict: geen gemeld.
Financiële ondersteuning: geen gemeld.
N E D E R L A N D S
T I J D S C H R I F T
V O O R
O N C O L O G I E
Download