Haakjes Opdracht Elk groepje krijgt een aantal kaartjes. Voer de opdrachten op de kaartjes uit. © 2012 Op dit werk zijn de bepalingen van Creative Commons van toepassing. Iedere gebruiker is vrij het materiaal voor eigen, niet-commerciële doeleinden aan te passen. De rechten blijven aan de Wageningse Methode. Buiten het boekje bij Haakjes Probleem 1 - - Het omgekeerde van 3 is . Kies een getal ongelijk aan 0. Maak een nieuw getal door het gekozen getal bij zijn omgekeerde op te tellen. Maak een ander nieuw getal door het gekozen getal van zijn omgekeerde af te trekken. Kwadrateer de nieuwe getallen en trek het kleinste kwadraat van het grootste af. Opdracht 1 Voer deze actie een paar keer uit. Je krijgt een opvallend resultaat. Formuleer een vermoeden. Formuleer het vermoeden ook in formuletaal. Opdracht 2 Bewijs de formule van opdracht 1. Probleem 3 - Kies vier opvolgende gehele getallen. Vermenigvuldig het grootste met het kleinste getal; vermenigvuldig ook de andere twee. Opdracht 1 Voer deze actie een paar keer uit. Wat valt je op? Formuleer een vermoeden. Formuleer het vermoeden ook in formuletaal. Opdracht 2 Bewijs de formule van opdracht 1. Probleem 2 Kies twee positieve gehele getallen. Tel de getallen bij elkaar op en trek ze van elkaar af. Kwadrateer beide uitkomsten. Trek het kleinste kwadraat af van het grootste kwadraat; noteer de uitkomst. Bereken het product van de twee getallen waarmee je begonnen bent. Opdracht 1 Voer deze actie een paar keer uit. De twee genoteerde uitkomsten hangen opvallend samen. Formuleer een vermoeden. Formuleer het vermoeden ook in formuletaal. Opdracht 2 Bewijs de formule van opdracht 1. Probleem 4 Bereken: 13+1 ; 24+1 ; 35+1 ; 46+1 Opdracht 1 Zet de rij hierboven voort. Formuleer een vermoeden. Formuleer het vermoeden ook in formuletaal. Opdracht 2 Bewijs de formule van opdracht 1. Opdracht 3 Doe hetzelfde als in opdracht 1 en 2 voor vier opvolgende even getallen. Buiten het boekje bij Haakjes 2 Probleem 5 Ga na dat (3)2=9+2 ; (4)2=16+2; …; …; (10)2=100+2 Opdracht 1 Formuleer een vermoedenover het kwadrateren van deze speciale breuken. Formuleer het vermoeden ook in formuletaal. Opdracht 2 Bewijs de formule van opdracht 1. Probleem 6 Bereken: 13–04 ; 24–15 ; 35–26 ; 46–37 Opdracht 1 Zet de rij hierboven voort. Formuleer een vermoeden. Formuleer het vermoeden ook in formuletaal. Opdracht 2 Bewijs de formule van opdracht 1. Opdracht 3 Doe hetzelfde als in opdracht 1 en 2 met het kwadrateren van de speciale breuken 2, 3, 4, …,…. Opdracht 3 Doe hetzelfde als in opdracht 1 en 2 met een zelf ontworpen rijtje. Probleem 7 Kies drie opvolgende positieve gehele getallen. Bereken de kwadraten van deze getallen Tel het grootste en het kleinste kwadraat op en trek daar 2 keer het middelste kwadraat van af. Noteer de uitkomst. Probleem 8 Opdracht 1 Voer deze actie een paar keer uit. Je krijgt een opvallend resultaat. Formuleer een vermoeden. Formuleer het vermoeden ook in formuletaal. Opdracht 2 Je bent begonnen met "drie opvolgende positieve gehele getallen". Je kunt elk van de vier cursieve woorden veranderen. Onderzoek of er dan weer iets moois aan de hand is. Buiten het boekje bij Haakjes Bereken (1)2, (2)2, (3)2, (4)2, … Opdracht 1 Kun je zonder te rekenen voorspellen wat (10)2 is? Formuleer een vermoeden. Formuleer het vermoeden ook in formuletaal. Opdracht 2 Bewijs de formule. Opdracht 3 Doe hetzelfde voor de rij 152, 252, 352, 452, … 3 Toelichting voor de docent Het doel van de lessuggestie is oefenen met haakjes in de algebra. En dat niet in saaie rijtjessommen, maar in interessante formules. Waar? Deze lessuggestie hoort bij het hoofdstuk Haakjes van klas 2. De opdrachten kunnen ook in de derde klas gebruikt worden om de algebrakennis nog eens op te frissen, bijvoorbeeld aan het begin van een hoofdstuk als Vierkantsvergelijkingen Duur Een of twee lessen Hoe? Laat de leerlingen in groepjes werken. Geef elk groepje twee problemen. De oplossingen kunnen mondeling of schriftelijk gepresenteerd worden. Nodig Maak kartonnen kaartjes, op elk kaartje één opdracht. Variant De problemen kunnen ook aan het begin van het hoofdstuk gegeven worden zonder naar de ‘bewijzen’ van de formules te vragen. De bewijzen kunnen de leerlingen aan het einde van het hoofdstuk gevraagd worden. Bij probleem 9 kan ook gevraagd worden zelf de formulevorm op te schrijven. Antwoorden 2 2 1 1 1. x x 4 x x 2. a b a b 4ab 3. Die opeenvolgende getallen zijn bijvoorbeeld: k, k+1, k+2, k+3. Er geldt: k(k+3)=(k+1)(k+2)–2 De vier opeenvolgende even getallen zijn bijvoorbeeld: k, k+2, k+4, k+6. De formule hierbij is: k(k+6)=(k+2)(k+4)–8 2 2 4. n(n+2)+1=(n+1)2 2 1 1 5. x x 2 2 2 x x 2 1 1 2 x x 2 2 x x 6. De formule hierbij is: n(n+2)–(n–1)(n+3)=3 Bij opdracht 3 bijvoorbeeld: 22–13=1; 33–24=1; 44–35=1,… De formule hierbij is: n2–(n+1)(n–1)=1 of: 22–40=4; 33–51=4; 44–62=4; 1010–812=4,… De formule hierbij is: n2–(n+2)(n–2)=4 7. Die opeenvolgende getallen zijn bijvoorbeeld: k, k+1, k+2. De formule hierbij is: k2+(k+2)2–2(k+1)2=2 Bij opdracht 3: Buiten het boekje bij Haakjes 4