Op weg naar de Verenigde Naties Ik heb het de vorige keer gehad over de voorwaarden waarop je van ‘recht’ kunt spreken: een geordende samenleving een algemeen aanvaard systeem van normen en waarden duidelijk geformuleerde rechtsregels een gemeenschappelijke taal, gesteund door een hanteerbaar schrift een machtscentrum van waaruit het recht is verbreid en waar men in staat is voor de handhaving ervan zorg te dragen. De huidige internationale politieke situatie laat goede voorbeelden zien van hoe zo’n rechtssysteem van die voorwaarden afhankelijk is. Als de macht te groot is, heeft de machthebber de neiging de regels aan zijn laars te lappen of zodanige ordening toe te passen dat er wel regels zijn maar geen aanvaard systeem van normen en waarden. Van het eerste is op internationaal niveau de rol die de Verenigde Staten spelen het voorbeeld. De hegemoniale macht heeft geen behoefte aan regels die zijn handen binden. Irak was een voorbeeld van een staat waar het recht het onderspit delfde omdat de te grote macht de samenleving kapot ordent en er dus van algemeen aanvaarde regels geen sprake is, alleen maar van macht. De ondergang van de macht in Irak laat zien dat er dan evenmin sprake meer is van algemeen aanvaarde regels, waarden en normen en dat de chaos dan uitbreekt. Het is de theorie van Thomas Hobbes in de praktijk. Die voorspelde halverwege de 17e eeuw dat er chaos ontstaat als de macht ontbreekt en dat men dan op zoek moet naar een nieuwe Leviathan, het bijbelse monster dat het gezag vertegenwoordigt waaraan de burgers noodzakelijkerwijs een deel van hun vrijheid moeten afstaan in ruil voor een ordening die hun bezit veilig kan stellen. Anders bestrijdt iedereen iedereen en breekt de chaos uit. Over de problemen die het gebrek aan een gemeenschappelijke taal en een interpretatie daarvan oplevert heb ik het de vorige keer ook gehad. Waar ik de vorige keer gebleven was, was het ontstaan van een zekere internationale orde, bedoeld om de vrede te handhaven. Het denken over vrede en veiligheid is een onderwerp waar ik ook nu weer eerst aandacht aan wil besteden. De vorige keer hebben we gezien hoe door het Congres van Wenen, waar de toestand na de Napoleontische oorlogen werd besproken, het voorstel van de Britse minister van Buitenlandse zaken Castlereagh werd aangenomen om tot een vorm van regelmatig overleg van regeringen te komen om conflicten in de toekomst te voorkomen. Dit zogenoemde Concertsysteem heeft in zijn oorspronkelijke opzet van tweejaarlijks overleg slechts korte tijd gewerkt. Na 1822 worden deze reguliere vergaderingen niet meer gehouden en is iedereen weer druk met zijn eigen zaken en met het bevechten van elkaar hoewel het tot 1853 niet meer tot grote oorlogen binnen Europa is gekomen. Alleen de nationalistische oorlogen tegen de Turkse overheersing op de Balkan en wat opstanden op het Iberisch schiereiland verstoorden de negentiende eeuwse rust in Europa. De strijd om de koloniën brak intussen net als in de voorafgaande eeuw in volle hevigheid los. Ook de eenwording van Duitsland en Italië leverde de nodige aanleidingen op tot oorlogen. De slag bij Solferino waar Italiaanse nationalisten gesteund door de Fransen oorlog voerden tegen de Oostenrijkse overheersers was aanleiding tot de oprichting van het Rode Kruis en de eerste Geneefse Conventie van 1864 waar ik de vorige keer al over gesproken heb. Op de Balkan probeerden het Oostenrijkse keizerrijk en het Russische tsarendom een graantje mee te pikken van de strijd die daar tegen de Turken gevoerd werd. Dit was in 1853 aanleiding tot de Krimoorlog waarbij Turkije steun kreeg van Frankrijk, Engeland, Oostenrijk en Sardinië die de Russen op de Balkan buiten de deur wilden houden. Voor Engeland was het Turkse rijk een steunpunt op de weg naar India. De Turkse staat moest dus zeker niet in handen vallen van de Russen want die drongen vanuit Afghanistan ook al angstaanjagend op in de richting van het Britse rijk in India. Bovendien was het Russische streven naar een ijsvrije haven aan de Middellandse Zee geen optie voor de Britten. In de Krimoorlog delfden de Russen het onderspit hoewel de meeste slachtoffers door de cholera vielen ook aan de andere zijde. De situatie betekende wel dat er een einde kwam aan het vertoon van solidariteit dat sinds het Weense Congres moeizaam overeind gehouden was. Ook de Heilige Alliantie, het verbond van vorsten tegen revolutionaire bewegingen, leek alle betekenis verloren te hebben. De internationale situatie veranderde pas echt grondig toen de Duitsers Frankrijk in 1870 binnenvielen met het doel Elzas-Lotharingen, sinds de Napoleontische tijd deel van Frankrijk, terug te veroveren. De Duitsers drongen door tot bij Parijs met de Communeopstand van linksrevolutionairen als eerste gevolg. In Versailles werd de koning van Pruisen als Wilhelm I tot eerste keizer van het verenigde Duitsland uitgeroepen, een belangrijk succes voor rijkskanselier Bismarck. Het machtsevenwicht dat sinds 1648 als het middel ter voorkoming van Europese oorlogen was gezien, werd daarna ernstig verstoord door de snelle bewapening van Duitsland. De Realpolitik van Bismarck nam de plaats in van het evenwichtsdenken. Het was de tijd van het Darwinisme en van de heerserstheorieën van Nietzsche. De sterkste had alle rechten. De onrust die dat in Europa teweegbracht leidde uiteindelijk tot twee allianties, die tussen Duitsland en Oostenrijk met aanvankelijk Italië enerzijds (Dreibund), en de Entente Cordiale van Engeland, Frankrijk en Rusland anderzijds. Voordat het tot de oorlog zou komen waarop Duitsland zich op scheen voor te bereiden, probeerde de Russische tsaar Nicolaas II nog de vrede te bewaren door de belangrijkste mogendheden waartoe sinds kort ook de Verenigde Staten behoorden, bijeen te roepen op neutraal terrein, zijnde Den Haag. De Russen konden de bewapeningswedloop niet bijsloffen en wilde op deze internationale conferentie komen tot afspraken om aan die wedloop een einde te maken. Op deze Eerste Haagse Vredesconferentie van 1899 werden de Conventies van Genève bekrachtigd en werd er een aantal nieuwe verdragen aan toegevoegd die min of meer hetzelfde beoogden: de bescherming van militairen in oorlogstijd. Aan de bewapeningswedloop maakte de Conferentie geen einde. Het onderwerp kwam in feite nauwelijks ter sprake. Den Haag was uitgezocht als vergaderplaats omdat Nederland neutraal was en niet tot de grote mogendheden behoorde. De bijeenkomst in het Huis Ten Bosch duurde van 19 mei tot 29 juli 1899. Deze trok nauwelijks belangstelling en het resultaat maakte ook niet dat het publiek, de media of wie dan ook daarna enthousiaster werd. De enige die echt enthousiast reageerde was de Amerikaanse staalmagnaat Andrew Carnegie die op aandrang van de Amerikaanse ambassadeur in Berlijn Andrew White die daartoe op zijn beurt geïnspireerd was door de Russische rechtsgeleerde Martens, een grote soms geld beschikbaar stelde voor de bouw van het Vredespaleis. De eerste steen werd gelegd bij gelegenheid van de Tweede Vredesconferentie in 1907 en het paleis werd ingewijd op 28 augustus 1913, precies één jaar voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De Tweede Haagse Vredesconferentie, die in 1907 op instigatie van de Amerikaanse president Theodore Roosevelt in de Ridderzaal in Den Haag bijeenkwam, voegde vooral meer regelgeving toe aan de bestaande Geneefse en Haagse conventies. De ‘wetten van Den Haag’ zoals de serie verdragen genoemd werden zouden in de tweede helft van de twintigste eeuw een rol gaan spelen naast de Geneefse conventies, met name als het ging om de berechting van personen die daartegen gezondigd hadden en zich dus aan oorlogsmisdaden hadden schuldig gemaakt. In die zin was ook deze bijeenkomst betekenisvol. Maar het onderwerp ontwapening of beëindiging van de wapenwedloop stond niet eens meer op de agenda. Sterker nog, de Russen zouden niet komen als daarover gesproken zou gaan worden. Wel was het gezelschap uitgebreid. In 1899 had het bestaan uit alle soevereine staten van Europa, de Verenigde Staten, Mexico, China, Japan, Perzië en Siam (Engeland verzette zich tegen de uitnodiging van ZuidAfrika waar de Boerenoorlog op het punt stond uit te breken en dus besloot men dan maar geen enkel Afrikaans land uit te nodigen - ‘men kon toch bezwaarlijk alle staten van de gehele wereld uitnodigen’ zo luidde het). In 1907 waren op verzoek van Washington onder meer alle Latijns-Amerikaanse landen uitgenodigd. Het totaal kwam zo op 44. Maar het viel niet mee alle landen tot deelname te bewegen want de internationale spanningen waren intussen behoorlijk opgelopen. In Europa stonden de Entente Cordiale met Engeland, Frankrijk en Rusland, lijnrecht tegenover de Duits/Oostenrijkse/Italiaanse alliantie, maar uiteindelijk kon de conferentie toch op 15 juni 1907 beginnen. Het zou tot 18 oktober duren voordat men er eindelijk een min of meer aanvaardbaar slot aan gebreid had. De publieke belangstelling was nu wel groot maar dat maakte ook dat het resultaat als belangrijk voorgesteld moest worden. Dat was het niet. Destijds zag men als belangrijkste uitkomst de oprichting van het internationale Prijzenhof dat zich zou bezighouden met het recht op oorlogsbuit. Maar die overeenkomst zou vooral door toedoen van Engeland nooit in werking treden. Engeland verzette zich tegen de inperking van het ‘buitrecht’ en had er ook geen zin in de eigen rechtspraak aan een hogere niet-nationale instantie toe te vertrouwen. Dit laatste probleem speelt tot op de dag van vandaag, zij het dat tegenwoordig de Verenigde Staten de belangrijkste tegenstanders zijn van die gedachte. Het verzet van grootmachten tegen supranationale regelingen blijft iedere poging om tot internationale regelgeving te komen parten spelen tot op de dag van vandaag. De Tweede Vredesconferentie stelde ook een Verdrag op betreffende de opening van vijandelijkheden op. De Russisch-Japanse oorlog, die in 1905 was begonnen met een onverhoedse aanval door de Japanners op de Russische vloot, gaf daartoe aanleiding. Nu werd erkend dat de vijandelijkheden niet mochten beginnen ‘zonder voorafgaande en ondubbelzinnige waarschuwing, die de vorm van een met redenen omklede hetzij van een ultimatum met voorwaardelijke oorlogsverklaring moet hebben’. Onnodig te zeggen dat dit verdrag de onverhoedse aanval van Japan op de Amerikaanse vloot in Pearl Habor in 1941 evenmin al die andere gevallen van uit het niets opgedoken oorlogen ooit heeft kunnen voorkomen. ‘Men herhaalde verder de verklaring uit 1899 betreffende het verbod om projectielen en ontplofbare stoffen uit ballons te werpen’, schrijft ene De Bruyne in zijn verslag over de conferentie. Over het gebruik van gifgassen sprak men toen nog niet want om daarop attent te zijn zou er eerst een Wereldoorlog uitgevochten moeten worden. Kenmerkend van dit soort conferenties is dan ook dat zij doorgaans altijd achter de feiten aanhollen en uiteraard niet kunnen voorzien waartoe het menselijk vernuft de volgende keer in staat is. Herhaaldelijk is in de negentiende eeuw al het plan geopperd een internationale vredesmacht te vormen die zou kunnen optreden om conflicten te voorkomen of spoedig te beëindigen in naam van het internationaal recht. De Nederlandse liberaal Van Houten kwam in 1870 naar aanleiding van de Frans-Duitse oorlog met zo’n voorstel. De internationaal bekende Leidse hoogleraar in het volkerenrecht Van Vollenhoven stelde zijn denkbeelden daarover in 1913 te boek. Hij vroeg Nederland het initiatief te nemen tot de vorming van zo’n internationale politiemacht. Pas dan zouden alle grote en kleine staten bereid zijn hun nationale bewapening geleidelijk op te geven, meende hij, wat erg kostenbesparend zou werken. Er zouden op dit gebied tot de dag van vandaag nog vele pleidooien in deze richting klinken. Zonder succes naar iedereen weet. Men wilde op de Haagse Vredesconferentie ook komen tot het institutionaliseren van de vooral door de Amerikanen en Britten maar ook door Nederland toegepaste arbitrageprocedure om op die manier conflicten in de toekomst te voorkomen. Verder dan het opstellen van een lijst van namen van mensen die je kon vragen te bemiddelen bij een conflict kwam het niet. En ook op de volgende conferentie in 1907 waren de meeste afgevaardigden nog niet te vinden voor de oprichting van een echt Permanent Hof van Arbitrage, zoals de bedoeling was, al bestond het op papier dan wel al. Dat zou er pas na de Eerste Wereldoorlog komen (1922). De Nederlandse oud-minister van Buitenlandse Zaken jonkheer Van Karnebeek omschreef het Vredespaleis bij de opening in 1913 aldus: “Het Vredespaleis zal niet alleen de werkplaats zijn, waarin men arbeidt aan het handhaven van de vrede voor het recht, maar zal ook tot de verbeelding spreken, en een merkteken zijn voor allen die geloven aan het vooruitstreven van het mensdom naar dat ideaal der beschaving, waarin er geen oorlogen tussen de volkeren meer zullen zijn. Het zal bezoekers trekken, pelgrims, het zal de regeringen uitnodigen om hun geschillen aan arbitrage te onderwerpen en zal in zijn bibliotheek en wellicht in zijn academie een plaats van geestelijke gemeenschap en samenwerking vormen voor hen, die door studie van het internationale recht de toenadering van de beschaafde volkeren beogen.” De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog De Vredesconferenties, noch andere vredesintiatieven voorkwamen het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Aanleiding was de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Frans-Ferdinand en zijn vrouw in de straten van Sarajevo op 28 juni 1914. De dader was de Bosnisch Servische nationalist Cavrilo Princip, die gelet op de gevolgen de twijfelachtige eer had de man te zijn wiens daad de grootst mogelijke gevolgen had. Maar dat was niet direct zijn verdienste als je daar van mag spreken. De reactie op zijn daad van de kant van de Oostenrijkers die Servië direct een ultimatum stelden en het land vervolgens de oorlog verklaarden bracht een kettingreactie te weeg in Europa die uiteindelijk de halve wereld in dood en verderf zou storten. De Eerste Wereldoorlog ontstond omdat iedere politieke leider zich gedwongen voelde te reageren op de handelingen van zijn potentiële tegenstanders. De Oostenrijkse daden leidden tot de mobilisatie van het leger in Rusland, waardoor de Duitsers zich gedwongen voelden eveneens in het geweer te komen, hetgeen Frankrijk dusdanig alarmeerde....etc. De wapenfabrikanten waren de lachende derden. Zij hadden ervoor gezorgd dat iedereen van de laatste snufjes op dit gebied was voorzien. Later werd vastgesteld dat hun rol bij het uitbreken van de oorlog zeker niet verwaarloosd moet worden. Het gevolg was uit eindelijk dat er zo’n zeven miljoen slachtoffers vielen, Noord-Frankrijk werd verwoest. Er kwam hierdoor op termijn een einde aan de hegemonie van Engeland en Frankrijk in de wereld, de Amerikanen ontpopten zich als leiders op het wereldtoneel, het Turkse Rijk werd ontmanteld evenals het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. In Rusland moesten de tsaren plaatsmaken voor de communistische leiders als Lenin en Trotsky en werd de Sovjet-Unie tot stand gebracht. In Oost-Europa en op de Balkan ontstonden allerlei nieuwe staten die later evenzovele twistappels zouden vormen tussen de grote Europese mogendheden. In het Midden-Oosten werd een situatie geschapen die vele conflicten in de toekomst ten gevolge zou hebben. Etc.etc. Osama bin Laden en zijn volgelingen moeten nog even wachten of zij met hun terroristische daden het record van Princip zullen kunnen evenaren wat de omvang van de gevolgen betreft. Bush werkt er hard aan. De Vrede van Versailles die in 1919 af moest rekenen met de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog legde slechts de basis voor de Tweede, zoals iedereen later heeft moeten toegeven. De Amerikaanse president Wilson die speciaal naar Parijs gekomen was om de vredesbesprekingen in goede banen te leiden, moest het afleggen tegen de Britse en Franse onderhandelaars die zo hun eigen doelstellingen er op na hielden. Die wilden bijvoorbeeld hun koloniale rijken uitbreiden met de op de Turken en Duitsers veroverde koloniën, terwijl Wilson koloniën zag als obstakels voor een vrije wereldhandel, toen net als nu een toppic van de Amerikaanse politiek. Wilson wilde de Duitsers die dankzij het Amerikaanse ingrijpen in 1917 uiteindelijk het onderspit hadden moeten delven, niet te hard aanpakken om te voorkomen dat die met wraakgevoelens kwamen te zitten. De Fransen wilden Duitsland daarentegen geheel onder curatele houden, het Rijnland bezetten als bufferzone en het Duitse rijk opzadelen met een geweldige oorlogsschuld. Zij kregen voor een belangrijk deel hun zin al moesten zij zowel als de Britten genoegen nemen met het bezetten van nieuwe koloniale gebieden in het Midden-Oosten en Afrika in de vorm van een mandaat van de Volkenbond, wat in principe inhield dat hun beheer een tijdelijk karakter kreeg en zou voortduren totdat de betreffende landen ‘rijp waren voor zelfbestuur’. De oprichting van de Volkenbond was een van de weinige successen die Wilson boekte. Hij had de geallieerden een programma van 14-punten voorgelegd, waarvan het laatste punt pleitte voor de oprichting van een ‘algemene vereniging van naties’ onder een speciaal verdrag met als doel alle staten - groot en klein - wederzijds politieke onafhankelijkheid en territoriale integriteit te garanderen. Clémenceau en Lloyd George, de premiers van resp. Frankrijk en Engeland, gaven Wilson op dat punt zijn zin hoewel ze er weinig heil inzagen. Het Verdrag van Versailles voorzag ook in de oprichting van de International Labour Organization (ILO), dat een voorspoediger lot beschoren was en een lange reeks verdragen tot stand bracht op het gebied van het arbeidsrecht die tot op de dag van vandaag een belangrijke rol speelt. Die organisatie werd door Wilson en de zijnen vooral gezien als een soort tegenhanger van de Sovjet Verklaring ten behoeve van het werkende volk waarvan men grote invloed vreesde op de arbeidende klasse. Ook werd in het Vredeserdrag van Versailles, waarin de oprichting van beide instituties werd vastgelegd, eindelijk ook de oprichting aangekondigd van een Permanentt Hof van Justitie, dat in 1922 zijn beslag vond. Naast een wraakzuchtig Duitsland liet Versailles ook in het Midden-Oosten zoals gezegd een geweldig kruitvat achter. In 1916 hadden de Fransen en de Britten de verdeling van het gebied al onderling geregeld (SykesPicot overeenkomst), maar tegelijkertijd beloofden de Britten aan de Arabieren onafhankelijkheid in ruil voor steun in de oorlog tegen de Turken (met Laurens of Arabia als de belangrijkste voorvechter aan geallieerde zijde) en aan de joden een tehuis in Palestina (BalfourDeclaration) om gebruik te mogen maken van de voor de oorlog belangrijk vindingen van de zionistische voorman en chemicus Chaim Weizmann (de eerste president van Israël). Een ander heet hangijzer dat nog onvoorziene gevolgen zou hebben was Wilsons benadrukking van het recht op zelfbeschikking van alle volken (na het pleidooi voor de afschaffing van de slavernij, de eerste wereldwijde mensenrechtenactie). Op grond daarvan werden in OostEuropa scheidslijnen aangebracht die voornamelijk getuigden van onkunde en onbegrip en die later de directe aanleiding tot de Tweede Wereldoorlog zouden vormen. Er leefden na de opdeling van Oostenrijk/Hongarije, de wederoprichting van Polen en de loskoppeling van andere gebieden van Rusland nog altijd 30 miljoen mensen in staten waar zij een minderheid vormden. Hoewel men in het kader van de vredesverdragen met andere belligerenten zoals Oostenrijk, de nieuw gevormde eenheid Joegoslavië en Roemenië had trachten vast te leggen dat iedereen zijn minderheden goed zou behandelen, pakte dat in de praktijk dikwijls anders uit. Hitler had als ‘oplossing’ voor dergelijke problemen het vermoorden van minderheden, de Tweede Wereldoorlog eindigde met het verdrijven van de Duitse minderheden uit de Oost-Europese gebieden. De nieuwe gebieden die de Europese mogendheden sinds de negentiende eeuw in Afrika en Azië onder hun koloniaal bewind hadden afgebakend, waren schoolvoorbeelden van minderhedenstaten met alle spanningen van dien, al ontlaadden die zich pas later. Irak is daarvan een duidelijk voorbeeld. Tot op de dag van vandaag is duidelijk dat in deze regio dankzij het Britse bewind een kruitvat is geschapen dat al herhaaldelijk tot ontploffingen heeft geleid en zeker nog zal leiden na de jongste imperialistische oorlog van Bush en zijn in dit gebied zeer ervaren Britse bondgenoten. Wilson moest ervaren dat zijn mooie plannen in zijn eigen land op de grootste weerstand stuitten. In de Senaat wist hij geen tweederde meerderheid te krijgen die nodig is om een verdrag als dat van Versailles aanvaard te krijgen. Men struikelde daar vooral over artikel X van het Volkenbondverdrag dat hulp beloofde aan landen die aangevallen werden door derden. Dat zou kunnen betekenen dat de VS ongewild in een oorlog betrokken zou kunnen raken zonder dat de Senaat daar vantevoren zijn goedkeuring aan had kunnen hechten, zoals dat in de Amerikaanse Constitutie geregeld is. Daar het Volkenbondverdrag deel uitmaakte van de Vrede van Versailles als geheel betekende dat dat de Senaat het hele Vredesverdrag verwierp en dat Amerika geen deel ging uitmaken van de Volkenbond. Volgens Margaret MacMillan, die in haar prijswinnende boek Peacemakers (2002), een voortreffelijk beeld geeft van de onderhandelingen in Parijs, is het te gemakkelijk om alle schuld voor de Tweede Wereldoorlog in de schoenen te schuiven van de onderhandelaars van weleer. “Zelfs als Duitsland binnen zijn oude grenzen zou hebben voortbestaan, en zelfs wanneer het over alle strijdkrachten had mogen blijven beschikken die het wilde, en zelfs als men de Oostenrijkers toe had gestaan zich bij het Duitse Rijk te voegen zoals zij wilden, dan zou Adolf Hitler nog voorwendsels genoeg bij de hand hebben gehad om Polen te vernietigen, Tsjechslowakije te controleren en vooral de Sovjet-Unie te veroveren. Hij zou ‘Lebensraum’ voor het Duitse volk zijn blijven eisen evenals de vernietiging van zijn ‘vijanden’, de joden en de Bolsjewisten. Daar stond niets over in het Verdrag van Versailles”. Maar MacMillan gaat hier toch wel wat erg gemakkelijk voorbij aan de steun die Hitler voor zijn plannen in Duitsland kon vinden voor de plannen zoals hij die in zijn boek Mein Kampf uit 1923 had neergelegd. Het ultranationalisme werd gevoed door de gebiedsafstand die Duitsland in Parijs was opgelegd om nog maar te zwijgen van de inmens hoge herstelbetalingen. Duitslands koloniën waren ingepikt door de westerse koloniale mogendheden en juist dat zou de roep om ‘Lebensraum’ aanwakkeren. De Volkenbond De oprichting van de Volkenbond was de eerste goed georganiseerde poging om een einde te maken aan het voeren van oorlog. Waarom werkte dat niet? 1. De belangrijkste staten (de VS, de Sovjet-Unie, Duitsland) deden niet mee of mochten in eerste instantie niet meedoen; 2. De Raad had geen bevoegdheden en kon alleen aanbevelingen doen over maatregelen die tegen eventuele bellingerenten genomen moesten worden; 3. Ieder lid van de Volkenbond beschikte in principe over het vetorecht; 4. Frankrijk en Engeland hadden vaak tegenstrijdige belangen en handelden allebei dikwijls zoals het hen het beste uitkwam (het Brits-Duitse Vlootverdrag van 1935 bijvoorbeeld dat dwars inging tegen de bedoelingen van het Vredesverdrag omdat Duitsland de kans geboden werd zijn oorlogsvloot weer op te bouwen); 5. Staten die kwaad in zin hadden zoals Japan, Italië en Duitsland stapten uit de Volkenbond zodra hun daden (resp. inval in Mantsjoerije en in Abessinië en de Duitse herbewapening) leken te gaan leiden tot tegenmaatregelen van de volkerenorganisatie. Andere mogendheden hadden zo hun eigen motieven om niet hard te willen optreden tegen deze schenders van het Volkenbondverdrag; 6. Men had erkend dat de wapenindustrie een niet onbelangrijke rol had gespeeld bij het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog en kondigde in het Volkenbondverdrag aan daar iets aan te gaan doen. Dat mislukte volkomen omdat de wil ontbrak en omdat de wapenfabrikanten iedere overeenkomst op dit gebied met succes wisten te sabboteren. Het Kellogg-Briand Pact van 1928 was een poging om de oorlog uit te bannen. Oorlog was geen middel om politieke problemen op te lossen en de terreinwinst die die opgeleverd zou kunnen hebben zou niet als legitiem moeten worden erkend, staat er in dat verdrag. Een voordeel van het Pact was dat de Amerikanen nu weer meededen op het internationale vlak. Ze werden toen Roosevelt in 1933 president van de VS was geworden ook lid van de ILO, maar uit de Volkenbond bleven ze weg. De Tweede Wereldoorlog Na een halfslachtige poging Hitler aan banden te leggen (München 1938), zagen Frankrijk en Engeland in dat hen niet anders overbleef dan hem de oorlog te verklaren als hij er weer blijk van zou geven alle bestaande regelingen aan zijn laars te lappen. Tot zijn eigen verbazing deden ze dat ook inderdaad toen hij op 1 september 1939 meende ongestraft Polen te kunnen binnenvallen (geruggesteund door het Molotov-Von Ribbentroppakt met Moskou). De Tweede Wereldoorlog was begonnen. De Verenigde Staten werden er ook bij betrokken toen Japan onverhoeds Pearl Harbor aanviel in december 1941 en Hitler zo stom was daar een aanleiding in te zien om de VS ook de oorlog te verklaren. Het tegenstribbelende Congres kon niet anders dan president Roosevelt zijn zin geven. Hij had immers allang op een harde houding tegenover Duitsland en Japan aangedrongen en had de Engelsen middels de Leen- en Pachtwet van 1941 al aan oorlogsmateriaal weten te helpen. President Roosevelts ideeën kwamen in grote lijnen overeen met die van Wilson. Hij was tegen militaire pakten, koloniale avonturen en voor vrijhandel, en toen de Britse premier Churchill een verdrag met Moskou sloot zag hij aanleiding hem uit te nodigen voor een gesprek omdat hij in dat verdrag weer een ouderwetse vorm van diplomatie bedrijven zag. Bovendien beloofde Churchill Moskou zeggenschap over de gebieden die het in samenwerking met Hitler in Oost-Europa verworven had nadat Hitler Polen was binnengevallen. Dat ging Roosevelt veel te ver. De VS waren nog niet in oorlog toen Churchill en Roosevelt midden op de Atlantische Oceaan bijeenkwamen en daar het Atlantic Charter tot stand brachten. Churchill sputterde wat tegen omdat Roosevelt ook iets aan de bestaande koloniale verhoudingen leek te willen gaan doen, maar hij had de hulp van de VS te hard nodig om erg dwars te kunnen gaan liggen, al dwong hij Roosevelt enige tekstuele concessies af. Hij kreeg niet voor elkaar dat de Amerikaanse president zich ronduit uitsprak voor het oprichting van een nieuwe volkerenorganisatie als de strijd met Duitsland eenmaal gestreden was. Het Congres leek daar op dat moment nog steeds niet voor te porren te zijn. Toch kwam het er van en het was het Amerikaanse ministerie voor buitenlandse zaken dat de eerste blauwdruk leverde voor de nieuwe volkerenorganisatie, die op internationale conferenties van de betrokken bondgenoten [geällieerden] al eerder was aangekondigd. De eigenlijke oprichtingsvergadering van de United Nations Organization maakte Roosevelt niet mee omdat hij in april 1945 overleed. Maar zijn opvolger Truman was bereid zich ook onmiddellijk in te zetten voor de oprichting van dit nieuwe instituut, dat in de eerste plaats bedoeld was om de internationale vrede en veiligheid te waarborgen. Op de oprichtingsvergadering die van 25 april tot 26 juni 1945 in San Francisco gehouden werd, waren nog een paar hete hangijzers op te lossen, de kwestie van het vetorecht van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad en de kwestie van de regionale pakten, die volgens vele deelnemers moesten blijven bestaan om in geval van nood meteen te kunnen optreden, al was dat dan op voorwaarde van een sanctie van de Veiligheidsraad achteraf. De oorlog werd weliswaar uitgebannen als middel van agressie en ‘voortzetting van de politiek met andere middelen’ (Von Clausewitz), maar oorlogvoeren moest mogelijk blijven als middel om zich te verdedigen tegen agressors. En zo staat het ook in het Handvest, dat voor een belangrijk deel is toegespitst op het onderwerp internationale vrede en veiligheid en hoe internationale oorlogen in het vervolg te voorkomen. De VN kreeg echter ook nog een paar andere taken toebedeeld die in het Handvest overigens slechts een bescheiden plaats innemen [zie: uittreksel]: 1. het bevorderen van de mensenrechten, vooral op aandrang van NGO’s en Latijns-Amerikaanse landen, maar ook Truman sprak al over een soort Bill of rights die tot stand gebracht moest worden in dit kader. 2. het bevorderen van de sociaal-economische ontwikkeling, net als het onderwerp mensenrechten vooral in de eerste plaats bedoeld om het streven naar permanente vrede kracht bij te zetten. 3. het ontwikkelen van internationaal recht, vooral een taak van de Algemene Vergadering. Artikel 13 van het Handvest zegt immers: “De Algemene Vergadering geeft opdracht tot het verrichten van studies en doet aanbevelingen gericht op: a. het bevorderen van internationale samenwerking op politiek gebied en het stimuleren van de progressieve ontwikkeling en codificatie van het internationaal recht;....” Daartoe werd speciaal een International Law Commission (ILC) opgezet die zich bezig ging houden met de codificatie van gewoonterecht en het opzetten van verdragen over nieuwe onderwerpen. Daarnaast ging de UN Commission on International Trade Law (UNCITRAL) aan de slag om het handelsrecht vast te leggen in verdragen. Internationale rechtsorde Over internationale vrede en veiligheid is veel gezegd en er is nog veel meer over te zeggen maar nu laat ik het onderwerp even rusten om er misschien op slot nog even in het licht van de actualiteit op terug te komen. Eerste dus iets over de andere onderwerpen en dan in de eerste plaats over de ontwikkeling van de internationaal rechtsorde waar de Verenigde Naties op zich een belangrijk deel van uitmaken. Internationaal recht is zoals ik al de vorige keer heb gezegd al iets van heel vroeger. De VN zagen het als hun opdracht dat recht verder te ontwikkelen en vooral ook op schrift te stellen. Veel wat er internationaal gebeurde, vond immers plaats op grond van gewoonterecht. Dat recht bepaalde bijvoorbeeld dat je diplomatieke vertegenwoordigers van een land met rust moest laten. Al sinds de middeleeuwen genoten ze een zekere immuniteit. Ambassadeurs konden per definitie niet gepakt worden voor misdrijven waarvan ze verdacht werden en als ze het erg bond maakten werden ze tot persona non grata verklaard en moesten ze het land verlaten. Dergelijke zaken wilde men na 1945 gaan vastleggen in verdragen. Ook het sluiten van verdragen zelf moest duidelijker met geschreven regels omkleed worden vond men en daarom werkte de ILC het Verdragenverdrag van Wenen uit waarin precies beschreven staat hoe verdragen tot stand komen en hoe ze eventueel kunnen worden beëindigd. In 1968 kwam dat verdrag tot stand. Het Pacta sunt servanda werd daarin vastgelegd evenals de beperkende bepaling: rebus sic stantibus - zolang de zaken zijn zoals ze waren bij het totstandkomen van het verdrag. Verdragen komen tot stand na onderhandelingen maar krijgen pas rechtskracht als ze door een zeker aantal landen zijn geratificeerd, d.w.z. dat de betrokken regering daartoe (meestal) gemachtigd door een parlement tot ratificatie kan overgaan als ze dat belangrijk genoeg vindt. Zij meldt zich daarvoor bij de ‘beheerder’ (depothouder) van het verdrag door het deponeren van een door het staatshoofd ondertekend instrument van ratificatie. Meestal is in een verdrag een voorziening getroffen waar men terecht kan als de andere partijen(en) zich blijkbaar niet aan het verdrag houden. In ieder geval is het Internationaal Gerechtshof, ook een onderdeel van de VN, daartoe in 1946 in het leven geroepen. De vraag rijst vaak wat de waarde van een verdrag is. Gaan we terug naar de voorwaarden als je over het bestaan van een rechtsorde wilt kunnen spreken dan blijkt daar internationaal nogal wat zwakke kanten aan te zitten. Die voorwaarden langslopend komen we tot het volgende: 1. is er sprake van een geordende samenleving? wereldwijd kun je dat niet vaststellen. Er is een verzameling van soevereine staten die zich gezamenlijk gebonden hebben aan het Handvest van de VN maar met volle behoud van de eigen soevereiniteit en de onaantastbaarheid van de staat als rechtspersoon. Op nationaal niveau vind je als het goed is een dergelijke rechtspersoon niet. 2. er bestaat geen algemeen aanvaard systeem van normen en waarden. Weliswaar heeft de Algemene Vergadering in 1948 in meerderheid de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen, maar deze is niet echt universeel, en als beginselverklaring niet juridisch bindend. De verdragen die daarna zijn opgesteld om de inhoud van deze verklaring hard te maken, zijn niet algemeen aanvaard en soms drastisch aan voorbehouden onderworpen. Bovendien zijn veel verdragen dusdanig van vorm dat zij ongeschikt blijken te zijn om daar claims aan te ontlenen als het gaat om specifieke rechten die een bepaald persoon zou toekomen op grond van een dergelijk verdrag (voorbeeld Kindverdrag). De verdragen zijn wel grotendeels toepasselijk maar slechts zeer ten dele toepasbaar (door de rechter). Bovendien zijn alleen die staten aan het naleven van het verdrag gehouden die het verdrag hebben geratificeerd en in principe is het niet mogelijk staten tot aanvaarding van een verdrag te dwingen. Er zijn verdragsbepalingen die algemeen aanvaard zijn en die door de internationale recht tot het gewoonterecht gerekend worden, recht dus dat op iedereen van toepassing is ook al heeft de betrokken staat het verdrag niet onderschreven. Maar dat is een uitzondering. daarbij in ieder geval ook te denken aan zijn oliebelangen? Toch had men aanvankelijk hoge verwachtingen van de mogelijkheden om de wereldorde juridisch te onderbouwen zij het met een belangrijke beperking: Als een van de belangrijkste uitgangspunten van internationaal recht is blijven gelden dat dat rechtsdomein beperkt blijft tot de onderlinge relaties van (soevereine) staten. De meerderheid in de Algemene Vergadering wilde dat ook vooral zo laten, zoals onder meer blijkt uit de Verklaring van 1970 - Declaration on Principles of International Law Concerning Friendly Relations and Cooperation among States in Accordance with the Charter of the United Nations. De principes van het internationaal recht luiden volgens deze Verklaring: 1. 2. 3. 4. 3. Er bestaat geen gemeenschappelijke taal. Het bestaan van het Engels als lingua franca houdt niet in dat men verplicht is zich aan de Engelse interpretatie van de tekst te houden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de resolutie van de Veiligheidsraad die Israël dwong zich uit de in 1967 bezette gebieden terug te trekken. Veiligheidsraadresoluties hebben rechtskracht als zij over oorlog en vrede gaan (art.25 Handvest). Niettemin gaven de Fransen de voorkeur aan de Franse tekst en de anderen aan de Engelse tekst. Het verschil was dat er in het Frans stond dat de Israëli’s zich uit DE bezette gebieden moesten terugtrekken, d.w.z. uit alle bezette gebieden, terwijl er in het Engels staat dat zij zich uit ‘bezette gebieden’ dienden terug te trekken, dus ogenschijnlijk uit gebieden naar keuze. De VN kennen thans zes officiële talen: Engels, Frans, Russisch, Arabisch, Chinees en Spaans, genoeg ruimte voor misverstanden dus. Daar komen de verschillen in schrift dan nog eens bij. 4. Er is geen machtscentrum vanwaaruit men er voor waakt dat verdragen (zoals wetten op nationaal niveau) worden nageleefd en uitgevoerd; de soevereiniteit van iedere lidstaat verhindert dat immers. Iedere inmenging in binnenlandse aangelegenheden wordt op grond van het VN-Handvest resoluut van de hand gewezen, dus ook de vraag of men een verdrag naleeft of niet kan zeker als het om interne implementatie gaat, niet aan de orde worden gesteld. Dat is de belangrijkste zwakte van mensenrechtenverdragen. De ‘Humanitaire interventie’ die na de Koude Oorlog is uitgevonden om een motief te hebben om hardhandig in te grijpen, is een politiek en juridisch zeer omstreden begrip en komt in het Handvest als zodanig niet voor. Het is ook duidelijk dat dit begrip gemakkelijk misbruikt kan worden voor het najagen van eigen belang. Daar zijn voorbeelden genoeg van. In hoeverre was Bush geïnteresseerd in het onmenselijke karakter van het regime van Saddam Hoessein, zonder 5. 6. 7. het verbod om door middel van (dreigen met) geweld of op enige andere wijze die strijdig is met de doelstelling van het Handvest de territoriale integriteit of de politieke onafhankelijkheid van staten aan te tasten; de vreedzame regeling van geschillen tussen staten op een dusdanige manier dat de internationale vrede en veiligheid en recht niet in gevaar worden gebracht; de plicht zich niet te bemoeien met zaken die vallen binnen de jurisdictie van enige staat, in overeenstemming met het Handvest; de plicht van iedere staat om samen te werken met iedere andere staat in overeenstemming met het Handvest; het principe van gelijke rechten en het recht op zelfbeschikking van alle volkeren; het principe van de soevereine gelijkheid van staten; en het principe dat staten te goeder trouw hun verplichtingen zullen nakomen die zij op zich genomen hebben in overeenstemming met wat in het Handvest is bepaald. Punt drie betekent dat het internationaal recht het nationale rechtsdomein van staten intact laat. Zo is het aan regeringen om te bepalen of en op welke wijze zij de mensenrechten van hun eigen burgers wensen te erkennen. Dat betekent overigens niet dat het in het algemeen is uitgesloten dat er nieuw recht ontstaat als staten claimen dat het legitiem is wat zij doen en andere staten dat niet bestrijden. Belangrijk voor de vaststelling wat recht is, is immers niet wat staten geloven dat het is, maar hoe zij uiting geven aan het bestaan ervan. De opinio juris, de notie wat er onder recht wordt verstaan, kan zo gewijzigd worden. Uiteraard leidt niet ieder handelen van staten vanzelfsprekend tot nieuw recht. Alle staten zullen zich er van bewust zijn dat martelen ontoelaatbaar is, dat is een opinio juris. Deze opvatting wordt niet teniet gedaan doordat veel staten zich niet aan dat verbod blijken te houden. Mensenrechten Op de uitdieping van hetgeen in het Handvest was opgenomen over mensenrechten zat men over het algemeen niet echt te wachten. Weliswaar was de Commissie voor de Mensenrechten een van de twee commissies die als zodanig genoemd worden in het Handvest maar daar zou het zeker bij gebleven zijn als er geen mensen waren geweest die zich voor de verwezenlijking van idealen op dit terrein ingezet hadden. De opstellers van het Handvest van de VN waren alleen bereid te verwijzen naar de noodzaak om mensenrechten in stand te houden omdat je anders kon verwachten dat de vrede en veiligheid toch weer in gedrang zouden komen. Het de eerste voorzitster van de VN-Commissie die zorgde dat er toch vaart achter het geheel werd gezet, mevrouw Roosevelt, de weduwe van de president, zette er zich voor in om de universele Bill of Rights vorm te geven en met succes. Na tweeënhalf jaar van onderhandelingen nam de Algemene Vergadering de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens op 10 december 1948 aan. Een aantal landen onthield zich van stemming (o.m. SU, Saoedi-Arabië en Zuid-Afrika). Het is een beginselverklaring zonder rechtskracht, maar zou grote invloed hebben op het denken over mensenrechten nadien. Ook vormde de verklaring de grondslag voor de verdragen die daarop volgden. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als voorbeeld van westerse normen en waarden die algemene geldigheid pretenderen. Wat regelen mensenrechtenverdragen?. De Derde Wereldlanden hadden liever gezien dat de mensenrechten zoals die in beginsel in de Universele Verklaring waren genoemd allemaal in één verdrag opgenomen zouden worden om zo het verband tussen de klassieke grondrechten uit de Verlichting (terug te vinden in de Franse Declaration) en de tweede generatie mensenrechten die voort waren gekomen uit het marxistische denken over mensenrechten, duidelijk te maken. Verder bepleitte men in deze kring ook nog voor een derde generatie mensenrechten, collectieve mensenrechten die o.m. de collectieve aanspraken van de mensheid op bijvoorbeeld bodemschatten of zelfbeschikking zouden moeten omvatten. Westelijke landen met Amerika voorop, wilden zich in de eerste plaats bezighouden met de klassieke rechten en wilden als het dan per se moest aparte verdragen, eentje waarin klassieke rechten opgenomen waren, en een verdrag waarin sociaal-economische rechten een plaats vonden. Het eerste verdrag dat in beginsel gereed kwam was echter het verdrag tegen rassendiscriminatie waar beide type recht in terug te vinden zijn. (voorbeeld: artikel 5 van het Verdrag tegen Rassendiscriminatie). Dat was in 1965, in een tijd dus dat zich in de Algemene Vergadering een nieuwe meerderheid begon af te tekenen door het onafhankelijk worden van vele koloniale gebieden. Amerika was nooit een grote voorvechter voor deze verdragen en weigerde ze in het algemeen te ratificeren omdat ze inbreuk zouden maken op de Amerikaanse soevereiniteit en omdat landen die ze wel tekenden zich er toch niet aan zouden houden. Uiteindelijk werd het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten pas in 1976 van kracht. Nederland ratificeerde het verdrag in 1979, Amerika deed dat pas in 1993 onder voorbehoud dat de doodstraf mocht worden toegepast blijven. Voorbehouden zijn altijd mogelijk wanneer die de essentie van het verdrag althans niet aantasten. Dat gaat soms erg ver zoals het voorbeeld van het Kinderverdrag laat zien (voorbeeld zie p. 228 van boek). Het toezicht op het naleven van de mensenrechtenverdragen ligt doorgaans bij een Comité (meestal van juristen) dat van de landen op regelmatige tijden vraagt rapport uit te brengen over de voortgang van de implementatie van het verdrag. Niet alle landen houden zich daar aan. Het zwakste punt blijft dat verdragen lang niet door iedereen geratificeerd worden. Het Bupo-verdrag was in 2001 door 148 landen geratificeerd. Het Verdrag voor het Kind kent meer ondertekenaars dan er leden zijn van de VN, maar het aantal voorbehouden is ook groter dan ooit (alleen de VS en Somalia raticifeerden het verdrag niet).. Conclusie 'Internationaal recht is primitief' “Internationaal recht”, zegt de Amerikaanse hoogleraar in de politieke wetenschappen Hans Morgenthau (1985), “is een primitief soort recht dat lijkt op het recht dat toegepast wordt in de ongeletterde samenleving van de Australische aborigines of de Yukon in Noord-Canada. Het is een primitief soort recht, omdat het bijna geheel gedecentraliseerd is.” Dat is het onvermijdelijke resultaat van de gedecentraliseerde structuur van de internationale gemeenschap, georganiseerd in soevereine, nationale staten. Nationaal recht kan opgelegd worden door de groep die het monopolie van de georganiseerde macht bezit. Iedere supranationale macht die zich daarboven zou willen plaatsen, doet afbreuk aan die soevereiniteit en wordt daarom binnen nauwe grenzen gehouden, zo er al sprake is van de acceptatie van enige supranationale autoriteit. De mate waarin dat het geval is, hangt voornamelijk af van de macht die een staat vertegenwoordigt. Machtige staten zullen zich nimmer iets aan internationale regels gelegen laten liggen als dat niet in hun belang is. Alleen eigenbelang zorgt ervoor dat er geen volstrekte anarchie heerst. De samenhang van de staten is op juridisch terrein gering, hoewel zij er objectief gezien alle belang bij zouden hebben dat er een sterk en tamelijk goed uitgewerkt systeem van wetten bestaat om de conflicten op te lossen, waartoe de onafhankelijke staten voortdurend aanleiding geven. Zonder machtsevenwicht of gemeenschappelijke belangen zal er volgens Morgenthau van internationaal recht niet echt sprake kunnen zijn. Als de machten elkaar niet in evenwicht houden, zal de machtigste staat altijd proberen het internationale recht te omzeilen om zijn voordeel te halen uit de situatie. Buitenlandse politiek is in principe amoreel. Het gaat om macht en invloed. Regeringen zijn aan zichzelf en aan hun onderdanen verplicht hun macht en invloed zo breed mogelijk in te zetten. Internationaal rechtssysteem Deze sombere gedachte leidt ertoe dat mensen van mening zijn dat er van internationaal recht helemaal geen sprake is. Maar zover wil Morgenthau niet gaan. Er bestaat wel degelijk een systeem van internationale betrekkingen dat zich sinds de Middeleeuwen heeft ontwikkeld. Ubi societas ibi ius, luidt een Romeins gezegde, waar er sprake is van een samenleving is er sprake van recht. Tal van regels bepalen de rechten en plichten van staten met betrekking tot elkaar sinds de soevereine, territoriaal bepaalde staat de hoeksteen is van het moderne systeem van staten. Hugo de Groot heeft dat systeem in 1625 vastgelegd. Het is uitgebouwd tot een geheel van duizenden verdragen, honderden beslissingen van internationale tribunalen en talloze beslissingen van nationale rechtbanken over interstatelijke betrekkingen. In die verdragen hebben staten hun onderlinge betrekkingen geregeld en hebben zij instituties geschapen die internationale problemen moeten helpen reguleren. Dat bouwwerk van verdragen impliceert dat men zich altijd aan verdragen houdt - pacta sunt servanda, immers - maar dat is uiteraard niet altijd het geval. Men kan echter niet zeggen dat het merendeel van de verdragen slechts dode letters bevat. De indruk dat verdragen niet of nauwelijks nagekomen worden, wordt vooral ingegeven door bepaalde soorten verdragen, verdragen waaraan niet direct materiële belangen verbonden zijn, zoals het Kellogg-Briand Pact van 1928 dat een einde aan alle oorlogen moest maken, of de verdragen waarop de Volkenbond en de Verenigde Naties berusten. Ook mensenrechtenverdragen behoren tot die categorie. Deze verdragen zijn echter niet typerend voor internationale verdragen, verdragen waarin de grenzen van de territoriale jurisdictie worden vastgelegd of de rechten van schepen in vreemde wateren of de status van diplomatieke vertegenwoordigingen. De vraag of er van een internationale rechtsorde sprake is, kan derhalve niet eenduidig met ja of nee beantwoord worden. Literatuur: Carel H. Jansen Macht, Recht en Markt uitg Coutinho Bussum 2002 isbn 90 6283 258 X verdragen in deze lezing genoemd zijn terug te vinden op de website behorend bij dit boek: www.coutinho.nl/mrm Uitgereikt: Veertienpunten-prgramma van Woodrow Wilson Volkenbondverdrag 1919 Kellogg-Briand Pact 1928 Atlantic Charter 1941 Uittreksel uit het VN-Handvest Kinderverdrag 1990 Uittreksel Verdragenverdrag van Wenen 1969 Fourteen Points Declaration by U.S. Pres. Woodrow Wilson during World War I outlining his proposals for a postwar peace settlement. laws which they have themselves set and determined The text of the Fourteen Points: for the government of their relations with one another. Without this healing act the whole structure and validity 1. Open covenants of peace, openly arrived at, after of international law is forever impaired. which there shall be no private international under8. All French territory should be freed and the invaded standings of any kind but diplomacy shall proceed always frankly and in the public view. portions restored, and the wrong done to France by Prussia in 1871 in the matter of Alsace-Lorraine, which 2. Absolute freedom of navigation upon the seas, outhas unsettled the peace of the world for nearly fifty side territorial waters, alike in peace and in war, except years, should be righted, in order that peace may once as the seas may be closed in whole or in part by intermore be made secure in the interest of all. national action for the enforcement of international 9. A readjustment of the frontiers of Italy should be covenants. effected along clearly recognizable lines of nationality. 3. The removal, so far as possible, of all economic 10. The peoples of Austria-Hungary, whose place barriers and the establishment of an equality of trade conditions among all the nations consenting to the among the nations we wish to see safeguarded and peace and associating themselves for its maintenance. assured, should be accorded the freest opportunity of autonomous development. 4. Adequate guarantees given and taken that national 11. Rumania, Serbia, and Montenegro should be armaments will be reduced to the lowest point consistent with domestic safety. evacuated; occupied territories restored; Serbia accorded free and secure access to the sea; and the 5. A free, open-minded, and absolutely impartial adrelations of the several Balkan states to one another justment of all colonial claims, based upon a strict obdetermined by friendly counsel along historically estabservance of the principle that in determining all such lished lines of allegiance and nationality; and internaquestions of sovereignty the interests of the populational guarantees of the political and economic indetions concerned must have equal weight with the equipendence and territorial integrity of the several Balkan table claims of the government whose title is to be states should be entered into. determined. 12. The Turkish portions of the present Ottoman Em6. The evacuation of all Russian territory and such a pire should be assured a secure sovereignty, but the settlement of all questions affecting Russia as will seother nationalities which are now under Turkish rule cure the best and freest coöperation of the other nashould be assured an undoubted security of life and an tions of the world in obtaining for her an unhampered absolutely unmolested opportunity of autonomous deand unembarrassed opportunity for the independent velopment, and the Dardanelles should be permanentdetermination of her own political development and ly opened as a free passage to the ships and comnational policy and assure her of a sincere welcome merce of all nations under international guarantees. into the society of free nations under institutions of her 13. An independent Polish state should be erected own choosing; and, more than a welcome, assistance also of every kind that she may need and may herself which should include the territories inhabited by indisdesire. The treatment accorded Russia by her sister putably Polish populations, which should be assured a nations in the months to come will be the acid test of free and secure access to the sea, and whose political their good will, of their comprehension of her needs as and economic independence and territorial integrity distinguished from their own interests, and of their inshould be guaranteed by international covenant. telligent and unselfish sympathy. 14. A general association of nations must be formed 7. Belgium, the whole world will agree, must be evacuunder specific covenants for the purpose of affording ated and restored, without any attempt to limit the sovmutual guarantees of political independence and terriereignty which she enjoys in common with all other torial integrity to great and small states alike. free nations. No other single act will serve as this will serve to restore confidence among the nations in the League of Nations Article V Except where otherwise expressly provided in this Covenant or by the terms of the present Treaty, decisions at any meeting of the Assembly or of the Council shall require the agreement of all the Members of the League represented at the meeting. All matters of procedure at meetings of the Assembly or of the Council, including the appointment of Committees to investigate particular matters, shall be regulated by the Assembly or by the Council and may be decided by a majority of the Members of the League represented at the meeting...... Article VIII The Members of the League recognise that the maintenance of peace requires the reduction of national armaments to the lowest point consistent with national safety and the enforcement by common action of international obligations. The Council, taking account of the geographical situation and circumstances of each State, shall formulate plans for such reduction for the consideration and action of the several Governments. ... The Members of the League agree that the manufacture by private enterprise of munitions and implements of war is open to grave objections. .... The Members of the League undertake to interchange full and frank information as to the scale of their armaments, their military, naval, and air programmes and the condition of such of their industries as are adaptable to war-like purposes. Article X The Members of the League undertake to respect and preserve as against external aggression the territorial integrity and existing political independence of all Members of the League. In case of any such aggression or in case of any threat or danger of such aggression the Council shall advise upon the means by which this obligation shall be fulfilled. Article XII The Members of the League agree that if there should arise between them any dispute likely to lead to a rupture, they will submit the matter either to arbitration or to inquiry by the Council, and they agree in no case to resort to war until three months after the award by the arbitrators or the report by the Council. In any case under this Article the award of the arbitrators shall be made within a reasonable time, and the report of the Council shall be made within six months after the submission of the dispute. Article XV ......If the Council fails to reach a report which is unanim~usly agreed to by the members thereof, other than the Representatives of one or more of the parties to the dispute, the Members of the League reserve to themselves the right to take such action as they shall consider necessary for the maintenance of right and justice......... Article XVI ......It shall be the duty of the Council in such case (Should any Member of the League resort to war in disregard of its covenants under Articles XII, XIII, or XV) to recommend to the several Governments concerned what effective military, naval, or air force the Members of the League shall severally contribute to the armed forces to be used to protect the covenants of the League...... Article XXII To those colonies and territories which as a consequence of the late war have ceased to be under the sovereignty of the States which formerly governed them and which are inhabited by peoples not yet able to stand by themselves under the strenuous conditions of the modern world, there should be applied the principle that the wellbeing and development of such peoples form a sacred trust of civilisation and that securities for the performance of this trust should be embodied in this Covenant... Article XXV The Members of the League agree to encourage and promote the establishment and co-operation of duly authorised voluntary national Red Cross organisations having as purposes the improvement of health, the prevention of disease, and the mitigation of suffering throughout the world. Kellogg-Briand Pact 1928 Treaty between the United States and other Powers providing for the renunciation of war as an instrument of national policy. Signed at Paris, August 27, 1928; ratification advised by the Senate, January 16, 1929; ratified by the President, January 17, 1929; instruments of ratification deposited at Washington by the United States of America, Australia, Dominion of Canada, Czechoslovkia, Germany, Great Britain, India, Irish Free State, Italy, New Zealand, and Union of South Africa, March 2, 1929: By Poland, March 26, 1929; by Belgium, March 27 1929; by France, April 22, 1929; by Japan, July 24, 1929; proclaimed, July 24, 1929. Article I The High Contracting Parties solemly declare in the names of their respective peoples that they condemn recourse to war for the solution of international controversies, and renounce it, as an instrument of national policy in their relations with one another. Article II The High Contracting Parties agree that the settlement or solution of all disputes or conflicts of whatever nature or of whatever origin they may be, which may arise among them, shall never be sought except by pacific means. [The representatives] Deeply sensible of their solemn duty to promote the welfare of mankind; Persuaded that the time has, come when a frank renunciation of war as an instrument of na tional policy should be made to the end that the peaceful and friendly relations now existing between their peoples may be perpetuated; Convinced that all changes in their relations with one another should be sought only by pacific means and be the result of a peaceful and orderly process, and that any signatory Power which shall hereafter seek to promote its ts national interests by resort to war a should be denied the benefits furnished by this Treaty; Hopeful that, encouraged by their example, all the other nations of the world will join in this humane endeavor and by adhering to the present Treaty as soon as it comes into force bring their peoples within the scope of its beneficent provisions, thus uniting the civilized nations of the world in a common renunciation of war as an instrument of their national policy; Have decided to conclude a Treaty and for that purpose have appointed as their respective Plenipotentiaries: who, having communicated to one another their full powers found in good and due form have agreed upon the following articles: Atlantic Charter 1941 Article III The present Treaty shall be ratified by the High Contracting Parties named in the Preamble in accordance with their respective constitutional requirements, and shall take effect as between them as soon as all their several instruments of ratification shall have been deposited at Washington. This Treaty shall, when it has come into effect as prescribed in the preceding paragraph, remain open as long as may be necessary for adherence by all the other Powers of the world. Every instrument evidencing the adherence of a Power shall be deposited at Washington and the Treaty shall immediately upon such deposit become effective as; between the Power thus adhering and the other Powers parties hereto. It shall be the duty of the Government of the United States to fumish each Government named in the Preamble and every Government subsequently adhering to this Treaty with a certified copy of the Treaty and of every instrument of ratification or adherence. It shall also be the duty of the Government of the United States telegraphically to notify such Governments immediately upon the deposit with it of each instrument of ratification or adherence. Atlantic Charter Date August 14, 1941 The President of the United States of America and the Prime Minister, Mr. Churchill, representing His Majesty’s Government in the United Kingdom, being met together, deem it right to make known certain common principles in the national policies of their respective countries on which they base hopes for a better future for the world. First, their countries seek no aggrandizement, territorial or other; Second, they desire to see no territorial changes that do not accord with the freely expressed wishes of the peoples concerned; Third, they respect the right of all peoples to choose the form of government under which they will live; and they wish to see sovereign rights and selfgovernment restored to those who have been forcibly deprived of them; Fourth, they will endeavour, with due respect for their existing obligations, to further the enjoyment by all States, great or small, victor or vanquished, of access, on equal terms, to the trade and the raw materials of the world which are needed for their economic prosperity; Fith, they desire to bring about the fullest collaboration between nations in the economic field with the object of securing, for all, improved labour standards, economic adjustment and social security; Sixth, after the final destruction of the Nazi tyranny, they hope to see established a peace which will afford to all nations the means of dwelling in safety within their own boundaries, and which will afford assurance that all the men in all the lands may live out their lives in freedom from fear and want; Seventh, such peace should enable all men to traverse the high seas and oceans without hindrance; Eight, they believe that all of the nations of the world, for realistic as well spiritual reasons, must come to the abandonment of the use of force. Since no future peace can be maintained if land, sea or air armaments continue to be employed by nations which threaten, or may threaten, aggression outside of their frontiers, they believe, pending the establishment of a wider and permanent system of general security, that the disarmament of such nations is essential. They will likewise aid and encourage all other practicable measures which will lighten for peace-loving peoples the crushing burden of armaments. Franklin D. Roosevelt Winston S. Churchill UITTREKSEL HANDVEST van de Verenigde Naties Artikel 1 De doelstellingen van de Verenigde Naties zijn: 1. De internationale vrede en veiligheid te handhaven en, met het oog daarop: doeltreffende gezamenlijke maatregelen te nemen ter voorkoming en opheffing van bedreigingen van de vrede en ter onderdrukking van daden van agressie of andere vormen van verbreking van de vrede, alsook met vreedzame middelen en in overeenstemming met de beginselen van gerechtigheid en internationaal recht, een regeling of beslechting van internationale geschillen of van situaties die tot verbreking van de vrede zouden kunnen leiden, tot stand te brengen; 2. Tussen de naties vriendschappelijke betrekkingen tot ontwikkeling te brengen, die zijn gegrond op eerbied voor het beginsel, van gelijke rechten van zelfbeschikking voor volken, en andere passende maatregelen te nemen ter versterking van de vrede overal ter wereld; 3. Internationale samenwerking tot stand te brengen bij het oplossen van internationale vraagstukken van economische, sociale, culturele of humanitaire aard, alsmede bij het bevorderen en stimuleren van eerbied voor de rechten van de mens en voor fundamentele vrijheden voor allen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst; en 4. Een centrum te zijn voor de harmonisatie van het optreden van de naties ter verwezenlijking van deze gemeenschappelijke doelstellingen. Artikel 7 1. Als hoofdorganen van de Verenigde Naties worden ingesteld: een Algemene Vergadering, een Veiligheidsraad, een Economische en Sociale Raad, een Trustschapsraad, een Internationaal Gerechtshof en een Secretariaat. [VEILIGHEIDSRAAD] Artikel 23 1. De Veiligheidsraad bestaat uit vijftien Leden van de Verenigde Naties. De Republiek China, Frankrijk, Rusland, het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika zijn permanente leden van de Veiligheidsraad. De Algemene Vergadering kiest tien andere Leden van de Verenigde Naties als niet-permanente leden van de Veiligheidsraad............. 2. De niet-permanente leden van de Veiligheidsraad worden gekozen voor een termijn van twee jaar. Artikel 25 De Leden van de Verenigde Naties komen overeen de besluiten van de Veiligheidsraad overeenkomstig dit Handvest te aanvaarden en uit te voeren. Artikel 27 1. Elk lid van de Veiligheidsraad heeft één stem. 2. Besluiten van de Veiligheidsraad over procedurekwesties zijn aangenomen indien negen leden vóór stemmen. 3. Besluiten van de Veiligheidsraad over alle andere zaken zijn aangenomen, indien negen leden, waaronder zich de permanente leden bewinden, vóór stemmen, met dien verstande dat wanneer het besluiten ingevolge Hoofdstuk VI en artikel 52, derde lid, betreft, een partij bij een geschil zich van stemming onthoudt. HOOFDSTUK VI Vreedzame regeling van geschillen HOOFDSTUK VII Optreden m.b.t. bedreiging van de vrede, verbreking van de vrede en daden van agressie HOOFDSTUK VIII Regionale akkoorden HOOFDSTUK IX Internationale economische en sociale samenwerking Artikel 55 Met het oog op het scheppen van een sfeer van stabiliteit en welzijn, nodig voor het onderhouden van vreedzame en vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties, welke zijn gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en van zelfbeschikking voor volken, bevorderen de Verenigde Naties: a. hogere levensstandaarden, volledige werkgelegenheid en voorwaarden voor economische en sociale vooruitgang en ontwikkeling; b. oplossingen voor internationale economische en sociale problemen, problemen van gezondheidszorg en aanverwante vraagstukken, alsmede internationale samenwerking inzake cultuur en onderwijs; en c. universele eerbiediging en inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voor allen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst. Artikel 68 De Economische en Sociale Raad stelt commissies in op economisch en sociaal gebied en voor de bevordering van de rechten van de mens, alsmede andere commissies die nodig zijn voor het uitoefenen van zijn functies. Verdrag inzake de Rechten van het kind Zijn het volgende overeengekomen: ... Artikel 2. 1.De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, eerbiedigen en waarborgen de in het Verdrag beschreven rechten voor ieder kind onder hun rechtsbevoegdheid zonder discriminatie van welke aard ook, ongeacht ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale, etnische of maatschappelijke afkomst, welstand, handicap, geboorte of andere omstandigheid van het kind of van zijn of haar ouder of wettige voogd. 2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van discriminatie of bestraffing op grond van de omstandigheden of de activiteiten van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettige voogden of familieleden van het kind. Artikel 3.1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging. 2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen. 3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht. Artikel 4 De Staten die partij zijn, nemen alle passende wettelijke, bestuurlijke en andere maatregelen om de in dit Verdrag erkende rechten te verwezenlijken. Ten aanzien van economische, sociale en culturele rechten nemen de Staten die Partij zijn deze maatregelen in de ruimste mate waarin de hun ter beschikking staande middelen dit toelaten en, indien nodig, in het kader van internationale samenwerking. Artikel 5 De Staten die partij zijn, eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de ouders of, indien van toepassing, van de leden van de familie in ruimere zin of de gemeenschap al naar gelang het plaatselijk gebruik, van wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, voor het voorzien in passende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende rechten, op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind. Artikel 6.1. De Staten die partij zijn, erkennen dat ieder kind het inherente recht op leven heeft. 2. De Staten die partij zijn, waarborgen in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de ontwikkeling van het kind. Artikel 7.1. Het kind wordt onmiddellijk na de geboorte ingeschreven en heeft vanaf de geboorte het recht op een naam, het recht een nationaliteit te verwerven en, voor zover mogelijk, het recht zijn of haar ouders te kennen en door hen te worden verzorgd. 2. De Staten die partij zijn, waarborgen de verwezenlijking van deze rechten in overeenstemming met hun nationale recht en hun verplichtingen krachtens de desbetreffende internationale akten op dit gebied, in het bijzonder wanneer het kind anders staatloos zou zijn. Artikel 8.1. De Staten die partij zijn, verbinden zich tot eerbiediging van het recht van het kind zijn of haar identiteit te behouden, met inbegrip van nationaliteit, naam en familiebetrekkingen zoals wettelijk erkend, zonder onrechtmatige inmenging. 2. Wanneer een kind op niet rechtmatige wijze wordt beroofd van enige of alle bestanddelen van zijn of haar identiteit, verlenen de Staten die partij zijn passende bijstand en bescherming, teneinde zijn identiteit snel te herstellen. Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht, 1969 De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, In overweging nemend de fundamentele rol van verdragen in de geschiedenis van de internationale betrekkingen, Zich bewust,van steeds toenemend belang van verdragen als bron van volkenrecht en als middel ter ontwikkeling van de vreedzame samenwerking tussen de naties, ongeacht hun constitutionele en sociale stelsels, Vaststellend dat de beginselen van vrijwillige instemming en van goede trouw en de regel pacta sunt servanda algemeen erkend worden, .... Indachtig de beginselen van het volkenrecht, neergelegd in het Handvest van de Verenigde Naties, als daar zijn de beginselen van de gelijkgerechtigheid der volken en hun recht op zelfbeschikking, de soevereine gelijkheid en de onafhankelijkheid van alle Staten, het zich niet mengen in binnenlandse aangelegenheden van Staten, het verbod van het dreigen met of het gebruikmaken van geweld en de universele en daadwerkelijke eerbied voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden voor allen, .... Bevestigend dat de vraagstukken die niet door de bepalingen van dit Verdrag worden geregeld, zullen worden beheerst door de regels van het internationaal gewoonterecht, Zijn overeengekomen als volgt: ‘verdrag’: een internationale overeenkomst in geschrifte tussen Staten gesloten en beheerst door het volkenrecht, hetzij neergelegd in een enkele akte, hetzij in twee of meer samenhangende akten, en ongeacht haar bijzondere benaming; Artikel 19 Het maken van voorbehouden Een Staat kan op het ogenblik van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van een verdrag of toetreding tot een verdrag een voorbehoud maken, tenzij: a. dit voorbehoud is verboden door het verdrag; b. het verdrag bepaalt dat slechts bepaalde voorbehouden, waaronder niet het voorbehoud in kwestie, kunnen worden gemaakt; of c. voor zover het andere gevallen dan omschreven onder a en b betreft, het voorbehoud niet verenigbaar is met voorwerp en doel van het verdrag. Artikel 20 Aanvaarding van en bezwaar tegen voorbehouden Een door een verdrag uitdrukkelijk toegestaan voorbehoud behoeft niet nadien door de andere verdragsluitende partijen te worden aanvaard, tenzij het verdrag dat voorschrijft. ..... Artikel 26 Pacta sunt servanda Elk in werking getreden verdrag verbindt de partijen en moet door hen te goeder trouw ten uitvoer worden gelegd. Artikel 33 Uitlegging van in twee of meer talen geauthoriseerde verdragen 1. Indien een verdrag geauthentiseerd is in twee of meer talen, heeft de tekst in elk der talen rechtskracht, tenzij het verdrag bepaalt of de partijen overeenkomen dat in geval van verschil een bepaalde tekst moet prevaleren. ..... 3. De termen van een verdrag worden geacht dezelfde betekenis te hebben in de onderscheiden authentieke teksten. 4. Behalve in het geval dat een bepaalde tekst overeenkomstig het eerste lid prevaleert, dient men, wanneer de vergelijking van de authentieke teksten een verschil in betekenis oplevert dat niet door toepassing van de artikelen 31 en 32 wordt weggenomen, de betekenis aan te nemen die, rekening houdend met het voorwerp en doel van het verdrag deze teksten het best met elkaar verzoent. Artikel 80 Registratie en publikatie van verdragen 1. Na hun inwerkingtreding moeten de verdragen gezonden worden aan het Secretariaat van de Verenigde Naties ter fine van, al naar gelang het geval, registratie of inschrijving in het register, alsmede voor publikatie. 2. De aanwijzing van een depositaris vormt diens machtiging om de in het voorgaand lid omschreven handeling uit te voeren.