UITTREKSEL HANDVEST van de Verenigde Naties

advertisement
Op weg naar de Verenigde Naties
Ik heb het de vorige keer gehad over de voorwaarden
waarop je van ‘recht’ kunt spreken:





een geordende samenleving
een algemeen aanvaard systeem van normen en
waarden
duidelijk geformuleerde rechtsregels
een gemeenschappelijke taal, gesteund door een
hanteerbaar schrift
een machtscentrum van waaruit het recht is verbreid
en waar men in staat is voor de handhaving ervan
zorg te dragen.
De huidige internationale politieke situatie laat goede
voorbeelden zien van hoe zo’n rechtssysteem van die
voorwaarden afhankelijk is. Als de macht te groot is, heeft
de machthebber de neiging de regels aan zijn laars te
lappen of zodanige ordening toe te passen dat er wel
regels zijn maar geen aanvaard systeem van normen en
waarden. Van het eerste is op internationaal niveau de rol
die de Verenigde Staten spelen het voorbeeld. De
hegemoniale macht heeft geen behoefte aan regels die
zijn handen binden. Irak was een voorbeeld van een staat
waar het recht het onderspit delfde omdat de te grote
macht de samenleving kapot ordent en er dus van
algemeen aanvaarde regels geen sprake is, alleen maar
van macht. De ondergang van de macht in Irak laat zien
dat er dan evenmin sprake meer is van algemeen
aanvaarde regels, waarden en normen en dat de chaos
dan uitbreekt. Het is de theorie van Thomas Hobbes in de
praktijk. Die voorspelde halverwege de 17e eeuw dat er
chaos ontstaat als de macht ontbreekt en dat men dan op
zoek moet naar een nieuwe Leviathan, het bijbelse
monster dat het gezag vertegenwoordigt waaraan de
burgers noodzakelijkerwijs een deel van hun vrijheid
moeten afstaan in ruil voor een ordening die hun bezit
veilig kan stellen. Anders bestrijdt iedereen iedereen en
breekt de chaos uit. Over de problemen die het gebrek
aan een gemeenschappelijke taal en een interpretatie
daarvan oplevert heb ik het de vorige keer ook gehad.
Waar ik de vorige keer gebleven was, was het ontstaan
van een zekere internationale orde, bedoeld om de vrede
te handhaven. Het denken over vrede en veiligheid is
een onderwerp waar ik ook nu weer eerst aandacht aan
wil besteden. De vorige keer hebben we gezien hoe door
het Congres van Wenen, waar de toestand na de
Napoleontische oorlogen werd besproken, het voorstel
van de Britse minister van Buitenlandse zaken
Castlereagh werd aangenomen om tot een vorm van
regelmatig overleg van regeringen te komen om
conflicten in de toekomst te voorkomen. Dit zogenoemde
Concertsysteem heeft in zijn oorspronkelijke opzet van
tweejaarlijks overleg slechts korte tijd gewerkt. Na 1822
worden deze reguliere vergaderingen niet meer
gehouden en is iedereen weer druk met zijn eigen zaken
en met het bevechten van elkaar hoewel het tot 1853 niet
meer tot grote oorlogen binnen Europa is gekomen.
Alleen de nationalistische oorlogen tegen de Turkse
overheersing op de Balkan en wat opstanden op het
Iberisch schiereiland verstoorden de negentiende eeuwse
rust in Europa. De strijd om de koloniën brak intussen net
als in de voorafgaande eeuw in volle hevigheid los. Ook
de eenwording van Duitsland en Italië leverde de nodige
aanleidingen op tot oorlogen. De slag bij Solferino waar
Italiaanse nationalisten gesteund door de Fransen oorlog
voerden tegen de Oostenrijkse overheersers was
aanleiding tot de oprichting van het Rode Kruis en de
eerste Geneefse Conventie van 1864 waar ik de vorige
keer al over gesproken heb. Op de Balkan probeerden
het Oostenrijkse keizerrijk en het Russische tsarendom
een graantje mee te pikken van de strijd die daar tegen
de Turken gevoerd werd. Dit was in 1853 aanleiding tot
de Krimoorlog waarbij Turkije steun kreeg van Frankrijk,
Engeland, Oostenrijk en Sardinië die de Russen op de
Balkan buiten de deur wilden houden. Voor Engeland
was het Turkse rijk een steunpunt op de weg naar India.
De Turkse staat moest dus zeker niet in handen vallen
van de Russen want die drongen vanuit Afghanistan ook
al angstaanjagend op in de richting van het Britse rijk in
India. Bovendien was het Russische streven naar een
ijsvrije haven aan de Middellandse Zee geen optie voor
de Britten. In de Krimoorlog delfden de Russen het
onderspit hoewel de meeste slachtoffers door de cholera
vielen ook aan de andere zijde. De situatie betekende wel
dat er een einde kwam aan het vertoon van solidariteit
dat sinds het Weense Congres moeizaam overeind
gehouden was. Ook de Heilige Alliantie, het verbond van
vorsten tegen revolutionaire bewegingen, leek alle
betekenis verloren te hebben.
De internationale situatie veranderde pas echt grondig
toen de Duitsers Frankrijk in 1870 binnenvielen met het
doel Elzas-Lotharingen, sinds de Napoleontische tijd deel
van Frankrijk, terug te veroveren. De Duitsers drongen
door tot bij Parijs met de Communeopstand van linksrevolutionairen als eerste gevolg. In Versailles werd de
koning van Pruisen als Wilhelm I tot eerste keizer van het
verenigde Duitsland uitgeroepen, een belangrijk succes
voor rijkskanselier Bismarck. Het machtsevenwicht dat
sinds 1648 als het middel ter voorkoming van Europese
oorlogen was gezien, werd daarna ernstig verstoord door
de snelle bewapening van Duitsland. De Realpolitik van
Bismarck nam de plaats in van het evenwichtsdenken.
Het was de tijd van het Darwinisme en van de
heerserstheorieën van Nietzsche. De sterkste had alle
rechten. De onrust die dat in Europa teweegbracht leidde
uiteindelijk tot twee allianties, die tussen Duitsland en
Oostenrijk met aanvankelijk Italië enerzijds (Dreibund), en
de Entente Cordiale van Engeland, Frankrijk en Rusland
anderzijds.
Voordat het tot de oorlog zou komen waarop Duitsland
zich op scheen voor te bereiden, probeerde de Russische
tsaar Nicolaas II nog de vrede te bewaren door de
belangrijkste mogendheden waartoe sinds kort ook de
Verenigde Staten behoorden, bijeen te roepen op
neutraal terrein, zijnde Den Haag. De Russen konden de
bewapeningswedloop niet bijsloffen en wilde op deze
internationale conferentie komen tot afspraken om aan
die wedloop een einde te maken. Op deze Eerste
Haagse Vredesconferentie van 1899 werden de
Conventies van Genève bekrachtigd en werd er een
aantal nieuwe verdragen aan toegevoegd die min of meer
hetzelfde beoogden: de bescherming van militairen in
oorlogstijd. Aan de bewapeningswedloop maakte de
Conferentie geen einde. Het onderwerp kwam in feite
nauwelijks ter sprake. Den Haag was uitgezocht als
vergaderplaats omdat Nederland neutraal was en niet tot
de grote mogendheden behoorde. De bijeenkomst in het
Huis Ten Bosch duurde van 19 mei tot 29 juli 1899. Deze
trok nauwelijks belangstelling en het resultaat maakte ook
niet dat het publiek, de media of wie dan ook daarna
enthousiaster werd. De enige die echt enthousiast
reageerde was de Amerikaanse staalmagnaat Andrew
Carnegie die op aandrang van de Amerikaanse
ambassadeur in Berlijn Andrew White die daartoe op zijn
beurt geïnspireerd was door de Russische
rechtsgeleerde Martens, een grote soms geld
beschikbaar stelde voor de bouw van het Vredespaleis.
De eerste steen werd gelegd bij gelegenheid van de
Tweede Vredesconferentie in 1907 en het paleis werd
ingewijd op 28 augustus 1913, precies één jaar voor het
uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
De Tweede Haagse Vredesconferentie, die in 1907 op
instigatie van de Amerikaanse president Theodore
Roosevelt in de Ridderzaal in Den Haag bijeenkwam,
voegde vooral meer regelgeving toe aan de bestaande
Geneefse en Haagse conventies. De ‘wetten van Den
Haag’ zoals de serie verdragen genoemd werden zouden
in de tweede helft van de twintigste eeuw een rol gaan
spelen naast de Geneefse conventies, met name als het
ging om de berechting van personen die daartegen
gezondigd hadden en zich dus aan oorlogsmisdaden
hadden schuldig gemaakt. In die zin was ook deze
bijeenkomst betekenisvol. Maar het onderwerp
ontwapening of beëindiging van de wapenwedloop stond
niet eens meer op de agenda. Sterker nog, de Russen
zouden niet komen als daarover gesproken zou gaan
worden. Wel was het gezelschap uitgebreid. In 1899 had
het bestaan uit alle soevereine staten van Europa, de
Verenigde Staten, Mexico, China, Japan, Perzië en Siam
(Engeland verzette zich tegen de uitnodiging van ZuidAfrika waar de Boerenoorlog op het punt stond uit te
breken en dus besloot men dan maar geen enkel
Afrikaans land uit te nodigen - ‘men kon toch bezwaarlijk
alle staten van de gehele wereld uitnodigen’ zo luidde
het). In 1907 waren op verzoek van Washington onder
meer alle Latijns-Amerikaanse landen uitgenodigd. Het
totaal kwam zo op 44. Maar het viel niet mee alle landen
tot deelname te bewegen want de internationale
spanningen waren intussen behoorlijk opgelopen. In
Europa stonden de Entente Cordiale met Engeland,
Frankrijk en Rusland, lijnrecht tegenover de
Duits/Oostenrijkse/Italiaanse alliantie, maar uiteindelijk
kon de conferentie toch op 15 juni 1907 beginnen. Het
zou tot 18 oktober duren voordat men er eindelijk een min
of meer aanvaardbaar slot aan gebreid had. De publieke
belangstelling was nu wel groot maar dat maakte ook dat
het resultaat als belangrijk voorgesteld moest worden.
Dat was het niet. Destijds zag men als belangrijkste
uitkomst de oprichting van het internationale Prijzenhof
dat zich zou bezighouden met het recht op oorlogsbuit.
Maar die overeenkomst zou vooral door toedoen van
Engeland nooit in werking treden. Engeland verzette zich
tegen de inperking van het ‘buitrecht’ en had er ook geen
zin in de eigen rechtspraak aan een hogere niet-nationale
instantie toe te vertrouwen. Dit laatste probleem speelt tot
op de dag van vandaag, zij het dat tegenwoordig de
Verenigde Staten de belangrijkste tegenstanders zijn van
die gedachte. Het verzet van grootmachten tegen
supranationale regelingen blijft iedere poging om tot
internationale regelgeving te komen parten spelen tot op
de dag van vandaag.
De Tweede Vredesconferentie stelde ook een Verdrag op
betreffende de opening van vijandelijkheden op. De
Russisch-Japanse oorlog, die in 1905 was begonnen met
een onverhoedse aanval door de Japanners op de
Russische vloot, gaf daartoe aanleiding. Nu werd erkend
dat de vijandelijkheden niet mochten beginnen ‘zonder
voorafgaande en ondubbelzinnige waarschuwing, die de
vorm van een met redenen omklede hetzij van een
ultimatum met voorwaardelijke oorlogsverklaring moet
hebben’. Onnodig te zeggen dat dit verdrag de
onverhoedse aanval van Japan op de Amerikaanse vloot
in Pearl Habor in 1941 evenmin al die andere gevallen
van uit het niets opgedoken oorlogen ooit heeft kunnen
voorkomen. ‘Men herhaalde verder de verklaring uit 1899
betreffende het verbod om projectielen en ontplofbare
stoffen uit ballons te werpen’, schrijft ene De Bruyne in
zijn verslag over de conferentie. Over het gebruik van
gifgassen sprak men toen nog niet want om daarop attent
te zijn zou er eerst een Wereldoorlog uitgevochten
moeten worden. Kenmerkend van dit soort conferenties is
dan ook dat zij doorgaans altijd achter de feiten aanhollen
en uiteraard niet kunnen voorzien waartoe het menselijk
vernuft de volgende keer in staat is.
Herhaaldelijk is in de negentiende eeuw al het plan
geopperd een internationale vredesmacht te vormen die
zou kunnen optreden om conflicten te voorkomen of
spoedig te beëindigen in naam van het internationaal
recht. De Nederlandse liberaal Van Houten kwam in 1870
naar aanleiding van de Frans-Duitse oorlog met zo’n
voorstel. De internationaal bekende Leidse hoogleraar in
het volkerenrecht Van Vollenhoven stelde zijn
denkbeelden daarover in 1913 te boek. Hij vroeg
Nederland het initiatief te nemen tot de vorming van zo’n
internationale politiemacht. Pas dan zouden alle grote en
kleine staten bereid zijn hun nationale bewapening
geleidelijk op te geven, meende hij, wat erg
kostenbesparend zou werken. Er zouden op dit gebied tot
de dag van vandaag nog vele pleidooien in deze richting
klinken. Zonder succes naar iedereen weet.
Men wilde op de Haagse Vredesconferentie ook komen
tot het institutionaliseren van de vooral door de
Amerikanen en Britten maar ook door Nederland
toegepaste arbitrageprocedure om op die manier
conflicten in de toekomst te voorkomen. Verder dan het
opstellen van een lijst van namen van mensen die je kon
vragen te bemiddelen bij een conflict kwam het niet. En
ook op de volgende conferentie in 1907 waren de meeste
afgevaardigden nog niet te vinden voor de oprichting van
een echt Permanent Hof van Arbitrage, zoals de
bedoeling was, al bestond het op papier dan wel al. Dat
zou er pas na de Eerste Wereldoorlog komen (1922). De
Nederlandse oud-minister van Buitenlandse Zaken
jonkheer Van Karnebeek omschreef het Vredespaleis bij
de opening in 1913 aldus:
“Het Vredespaleis zal niet alleen de werkplaats zijn,
waarin men arbeidt aan het handhaven van de vrede
voor het recht, maar zal ook tot de verbeelding spreken,
en een merkteken zijn voor allen die geloven aan het
vooruitstreven van het mensdom naar dat ideaal der
beschaving, waarin er geen oorlogen tussen de volkeren
meer zullen zijn. Het zal bezoekers trekken, pelgrims, het
zal de regeringen uitnodigen om hun geschillen aan
arbitrage te onderwerpen en zal in zijn bibliotheek en
wellicht in zijn academie een plaats van geestelijke
gemeenschap en samenwerking vormen voor hen, die
door studie van het internationale recht de toenadering
van de beschaafde volkeren beogen.”
De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog
De Vredesconferenties, noch andere vredesintiatieven
voorkwamen het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Aanleiding was de moord op de Oostenrijkse
troonopvolger Frans-Ferdinand en zijn vrouw in de
straten van Sarajevo op 28 juni 1914. De dader was de
Bosnisch Servische nationalist Cavrilo Princip, die gelet
op de gevolgen de twijfelachtige eer had de man te zijn
wiens daad de grootst mogelijke gevolgen had. Maar dat
was niet direct zijn verdienste als je daar van mag
spreken. De reactie op zijn daad van de kant van de
Oostenrijkers die Servië direct een ultimatum stelden en
het land vervolgens de oorlog verklaarden bracht een
kettingreactie te weeg in Europa die uiteindelijk de halve
wereld in dood en verderf zou storten. De Eerste
Wereldoorlog ontstond omdat iedere politieke leider zich
gedwongen voelde te reageren op de handelingen van
zijn potentiële tegenstanders. De Oostenrijkse daden
leidden tot de mobilisatie van het leger in Rusland,
waardoor de Duitsers zich gedwongen voelden eveneens
in het geweer te komen, hetgeen Frankrijk dusdanig
alarmeerde....etc. De wapenfabrikanten waren de
lachende derden. Zij hadden ervoor gezorgd dat iedereen
van de laatste snufjes op dit gebied was voorzien. Later
werd vastgesteld dat hun rol bij het uitbreken van de
oorlog zeker niet verwaarloosd moet worden. Het gevolg
was uit eindelijk dat er zo’n zeven miljoen slachtoffers
vielen, Noord-Frankrijk werd verwoest. Er kwam hierdoor
op termijn een einde aan de hegemonie van Engeland en
Frankrijk in de wereld, de Amerikanen ontpopten zich als
leiders op het wereldtoneel, het Turkse Rijk werd
ontmanteld evenals het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk.
In Rusland moesten de tsaren plaatsmaken voor de
communistische leiders als Lenin en Trotsky en werd de
Sovjet-Unie tot stand gebracht. In Oost-Europa en op de
Balkan ontstonden allerlei nieuwe staten die later
evenzovele twistappels zouden vormen tussen de grote
Europese mogendheden. In het Midden-Oosten werd een
situatie geschapen die vele conflicten in de toekomst ten
gevolge zou hebben. Etc.etc. Osama bin Laden en zijn
volgelingen moeten nog even wachten of zij met hun
terroristische daden het record van Princip zullen kunnen
evenaren wat de omvang van de gevolgen betreft. Bush
werkt er hard aan.
De Vrede van Versailles die in 1919 af moest rekenen
met de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog legde
slechts de basis voor de Tweede, zoals iedereen later
heeft moeten toegeven. De Amerikaanse president
Wilson die speciaal naar Parijs gekomen was om de
vredesbesprekingen in goede banen te leiden, moest het
afleggen tegen de Britse en Franse onderhandelaars die
zo hun eigen doelstellingen er op na hielden. Die wilden
bijvoorbeeld hun koloniale rijken uitbreiden met de op de
Turken en Duitsers veroverde koloniën, terwijl Wilson
koloniën zag als obstakels voor een vrije wereldhandel,
toen net als nu een toppic van de Amerikaanse politiek.
Wilson wilde de Duitsers die dankzij het Amerikaanse
ingrijpen in 1917 uiteindelijk het onderspit hadden moeten
delven, niet te hard aanpakken om te voorkomen dat die
met wraakgevoelens kwamen te zitten. De Fransen
wilden Duitsland daarentegen geheel onder curatele
houden, het Rijnland bezetten als bufferzone en het
Duitse rijk opzadelen met een geweldige oorlogsschuld.
Zij kregen voor een belangrijk deel hun zin al moesten zij
zowel als de Britten genoegen nemen met het bezetten
van nieuwe koloniale gebieden in het Midden-Oosten en
Afrika in de vorm van een mandaat van de Volkenbond,
wat in principe inhield dat hun beheer een tijdelijk
karakter kreeg en zou voortduren totdat de betreffende
landen ‘rijp waren voor zelfbestuur’. De oprichting van de
Volkenbond was een van de weinige successen die
Wilson boekte. Hij had de geallieerden een programma
van 14-punten voorgelegd, waarvan het laatste punt
pleitte voor de oprichting van een ‘algemene vereniging
van naties’ onder een speciaal verdrag met als doel alle
staten - groot en klein - wederzijds politieke
onafhankelijkheid en territoriale integriteit te garanderen.
Clémenceau en Lloyd George, de premiers van resp.
Frankrijk en Engeland, gaven Wilson op dat punt zijn zin
hoewel ze er weinig heil inzagen. Het Verdrag van
Versailles voorzag ook in de oprichting van de
International Labour Organization (ILO), dat een
voorspoediger lot beschoren was en een lange reeks
verdragen tot stand bracht op het gebied van het
arbeidsrecht die tot op de dag van vandaag een
belangrijke rol speelt. Die organisatie werd door Wilson
en de zijnen vooral gezien als een soort tegenhanger van
de Sovjet Verklaring ten behoeve van het werkende volk
waarvan men grote invloed vreesde op de arbeidende
klasse. Ook werd in het Vredeserdrag van Versailles,
waarin de oprichting van beide instituties werd
vastgelegd, eindelijk ook de oprichting aangekondigd van
een Permanentt Hof van Justitie, dat in 1922 zijn beslag
vond.
Naast een wraakzuchtig Duitsland liet Versailles ook in
het Midden-Oosten zoals gezegd een geweldig kruitvat
achter. In 1916 hadden de Fransen en de Britten de
verdeling van het gebied al onderling geregeld (SykesPicot overeenkomst), maar tegelijkertijd beloofden de
Britten aan de Arabieren onafhankelijkheid in ruil voor
steun in de oorlog tegen de Turken (met Laurens of
Arabia als de belangrijkste voorvechter aan geallieerde
zijde) en aan de joden een tehuis in Palestina (BalfourDeclaration) om gebruik te mogen maken van de voor de
oorlog belangrijk vindingen van de zionistische voorman
en chemicus Chaim Weizmann (de eerste president van
Israël).
Een ander heet hangijzer dat nog onvoorziene gevolgen
zou hebben was Wilsons benadrukking van het recht op
zelfbeschikking van alle volken (na het pleidooi voor de
afschaffing van de slavernij, de eerste wereldwijde
mensenrechtenactie). Op grond daarvan werden in OostEuropa scheidslijnen aangebracht die voornamelijk
getuigden van onkunde en onbegrip en die later de
directe aanleiding tot de Tweede Wereldoorlog zouden
vormen. Er leefden na de opdeling van
Oostenrijk/Hongarije, de wederoprichting van Polen en de
loskoppeling van andere gebieden van Rusland nog altijd
30 miljoen mensen in staten waar zij een minderheid
vormden. Hoewel men in het kader van de
vredesverdragen met andere belligerenten zoals
Oostenrijk, de nieuw gevormde eenheid Joegoslavië en
Roemenië had trachten vast te leggen dat iedereen zijn
minderheden goed zou behandelen, pakte dat in de
praktijk dikwijls anders uit. Hitler had als ‘oplossing’ voor
dergelijke problemen het vermoorden van minderheden,
de Tweede Wereldoorlog eindigde met het verdrijven van
de Duitse minderheden uit de Oost-Europese gebieden.
De nieuwe gebieden die de Europese mogendheden
sinds de negentiende eeuw in Afrika en Azië onder hun
koloniaal bewind hadden afgebakend, waren
schoolvoorbeelden van minderhedenstaten met alle
spanningen van dien, al ontlaadden die zich pas later.
Irak is daarvan een duidelijk voorbeeld. Tot op de dag
van vandaag is duidelijk dat in deze regio dankzij het
Britse bewind een kruitvat is geschapen dat al
herhaaldelijk tot ontploffingen heeft geleid en zeker nog
zal leiden na de jongste imperialistische oorlog van Bush
en zijn in dit gebied zeer ervaren Britse bondgenoten.
Wilson moest ervaren dat zijn mooie plannen in zijn eigen
land op de grootste weerstand stuitten. In de Senaat wist
hij geen tweederde meerderheid te krijgen die nodig is
om een verdrag als dat van Versailles aanvaard te
krijgen. Men struikelde daar vooral over artikel X van het
Volkenbondverdrag dat hulp beloofde aan landen die
aangevallen werden door derden. Dat zou kunnen
betekenen dat de VS ongewild in een oorlog betrokken
zou kunnen raken zonder dat de Senaat daar vantevoren
zijn goedkeuring aan had kunnen hechten, zoals dat in de
Amerikaanse Constitutie geregeld is. Daar het
Volkenbondverdrag deel uitmaakte van de Vrede van
Versailles als geheel betekende dat dat de Senaat het
hele Vredesverdrag verwierp en dat Amerika geen deel
ging uitmaken van de Volkenbond.
Volgens Margaret MacMillan, die in haar prijswinnende
boek Peacemakers (2002), een voortreffelijk beeld geeft
van de onderhandelingen in Parijs, is het te gemakkelijk
om alle schuld voor de Tweede Wereldoorlog in de
schoenen te schuiven van de onderhandelaars van
weleer. “Zelfs als Duitsland binnen zijn oude grenzen zou
hebben voortbestaan, en zelfs wanneer het over alle
strijdkrachten had mogen blijven beschikken die het
wilde, en zelfs als men de Oostenrijkers toe had gestaan
zich bij het Duitse Rijk te voegen zoals zij wilden, dan zou
Adolf Hitler nog voorwendsels genoeg bij de hand
hebben gehad om Polen te vernietigen, Tsjechslowakije
te controleren en vooral de Sovjet-Unie te veroveren. Hij
zou ‘Lebensraum’ voor het Duitse volk zijn blijven eisen
evenals de vernietiging van zijn ‘vijanden’, de joden en de
Bolsjewisten. Daar stond niets over in het Verdrag van
Versailles”. Maar MacMillan gaat hier toch wel wat erg
gemakkelijk voorbij aan de steun die Hitler voor zijn
plannen in Duitsland kon vinden voor de plannen zoals hij
die in zijn boek Mein Kampf uit 1923 had neergelegd.
Het ultranationalisme werd gevoed door de
gebiedsafstand die Duitsland in Parijs was opgelegd om
nog maar te zwijgen van de inmens hoge
herstelbetalingen. Duitslands koloniën waren ingepikt
door de westerse koloniale mogendheden en juist dat zou
de roep om ‘Lebensraum’ aanwakkeren.
De Volkenbond
De oprichting van de Volkenbond was de eerste goed
georganiseerde poging om een einde te maken aan het
voeren van oorlog. Waarom werkte dat niet?
1. De belangrijkste staten (de VS, de Sovjet-Unie,
Duitsland) deden niet mee of mochten in eerste instantie
niet meedoen;
2. De Raad had geen bevoegdheden en kon alleen
aanbevelingen doen over maatregelen die tegen
eventuele bellingerenten genomen moesten worden;
3. Ieder lid van de Volkenbond beschikte in principe over
het vetorecht;
4. Frankrijk en Engeland hadden vaak tegenstrijdige
belangen en handelden allebei dikwijls zoals het hen het
beste uitkwam (het Brits-Duitse Vlootverdrag van 1935
bijvoorbeeld dat dwars inging tegen de bedoelingen van
het Vredesverdrag omdat Duitsland de kans geboden
werd zijn oorlogsvloot weer op te bouwen);
5. Staten die kwaad in zin hadden zoals Japan, Italië en
Duitsland stapten uit de Volkenbond zodra hun daden
(resp. inval in Mantsjoerije en in Abessinië en de Duitse
herbewapening) leken te gaan leiden tot
tegenmaatregelen van de volkerenorganisatie. Andere
mogendheden hadden zo hun eigen motieven om niet
hard te willen optreden tegen deze schenders van het
Volkenbondverdrag;
6. Men had erkend dat de wapenindustrie een niet
onbelangrijke rol had gespeeld bij het ontstaan van de
Eerste Wereldoorlog en kondigde in het
Volkenbondverdrag aan daar iets aan te gaan doen. Dat
mislukte volkomen omdat de wil ontbrak en omdat de
wapenfabrikanten iedere overeenkomst op dit gebied met
succes wisten te sabboteren.
Het Kellogg-Briand Pact van 1928 was een poging om
de oorlog uit te bannen. Oorlog was geen middel om
politieke problemen op te lossen en de terreinwinst die
die opgeleverd zou kunnen hebben zou niet als legitiem
moeten worden erkend, staat er in dat verdrag. Een
voordeel van het Pact was dat de Amerikanen nu weer
meededen op het internationale vlak. Ze werden toen
Roosevelt in 1933 president van de VS was geworden
ook lid van de ILO, maar uit de Volkenbond bleven ze
weg.
De Tweede Wereldoorlog
Na een halfslachtige poging Hitler aan banden te leggen
(München 1938), zagen Frankrijk en Engeland in dat hen
niet anders overbleef dan hem de oorlog te verklaren als
hij er weer blijk van zou geven alle bestaande regelingen
aan zijn laars te lappen. Tot zijn eigen verbazing deden
ze dat ook inderdaad toen hij op 1 september 1939
meende ongestraft Polen te kunnen binnenvallen
(geruggesteund door het Molotov-Von Ribbentroppakt
met Moskou). De Tweede Wereldoorlog was begonnen.
De Verenigde Staten werden er ook bij betrokken toen
Japan onverhoeds Pearl Harbor aanviel in december
1941 en Hitler zo stom was daar een aanleiding in te zien
om de VS ook de oorlog te verklaren. Het
tegenstribbelende Congres kon niet anders dan president
Roosevelt zijn zin geven. Hij had immers allang op een
harde houding tegenover Duitsland en Japan
aangedrongen en had de Engelsen middels de Leen- en
Pachtwet van 1941 al aan oorlogsmateriaal weten te
helpen.
President Roosevelts ideeën kwamen in grote lijnen
overeen met die van Wilson. Hij was tegen militaire
pakten, koloniale avonturen en voor vrijhandel, en toen
de Britse premier Churchill een verdrag met Moskou sloot
zag hij aanleiding hem uit te nodigen voor een gesprek
omdat hij in dat verdrag weer een ouderwetse vorm van
diplomatie bedrijven zag. Bovendien beloofde Churchill
Moskou zeggenschap over de gebieden die het in
samenwerking met Hitler in Oost-Europa verworven had
nadat Hitler Polen was binnengevallen. Dat ging
Roosevelt veel te ver. De VS waren nog niet in oorlog
toen Churchill en Roosevelt midden op de Atlantische
Oceaan bijeenkwamen en daar het Atlantic Charter tot
stand brachten. Churchill sputterde wat tegen omdat
Roosevelt ook iets aan de bestaande koloniale
verhoudingen leek te willen gaan doen, maar hij had de
hulp van de VS te hard nodig om erg dwars te kunnen
gaan liggen, al dwong hij Roosevelt enige tekstuele
concessies af. Hij kreeg niet voor elkaar dat de
Amerikaanse president zich ronduit uitsprak voor het
oprichting van een nieuwe volkerenorganisatie als de
strijd met Duitsland eenmaal gestreden was. Het Congres
leek daar op dat moment nog steeds niet voor te porren
te zijn.
Toch kwam het er van en het was het Amerikaanse
ministerie voor buitenlandse zaken dat de eerste
blauwdruk leverde voor de nieuwe volkerenorganisatie,
die op internationale conferenties van de betrokken
bondgenoten [geällieerden] al eerder was aangekondigd.
De eigenlijke oprichtingsvergadering van de United
Nations Organization maakte Roosevelt niet mee omdat
hij in april 1945 overleed. Maar zijn opvolger Truman was
bereid zich ook onmiddellijk in te zetten voor de
oprichting van dit nieuwe instituut, dat in de eerste plaats
bedoeld was om de internationale vrede en veiligheid te
waarborgen. Op de oprichtingsvergadering die van 25
april tot 26 juni 1945 in San Francisco gehouden werd,
waren nog een paar hete hangijzers op te lossen, de
kwestie van het vetorecht van de vijf permanente leden
van de Veiligheidsraad en de kwestie van de regionale
pakten, die volgens vele deelnemers moesten blijven
bestaan om in geval van nood meteen te kunnen
optreden, al was dat dan op voorwaarde van een sanctie
van de Veiligheidsraad achteraf. De oorlog werd
weliswaar uitgebannen als middel van agressie en
‘voortzetting van de politiek met andere middelen’ (Von
Clausewitz), maar oorlogvoeren moest mogelijk blijven
als middel om zich te verdedigen tegen agressors. En zo
staat het ook in het Handvest, dat voor een belangrijk
deel is toegespitst op het onderwerp internationale vrede
en veiligheid en hoe internationale oorlogen in het vervolg
te voorkomen.
De VN kreeg echter ook nog een paar andere taken
toebedeeld die in het Handvest overigens slechts een
bescheiden plaats innemen [zie: uittreksel]:
1. het bevorderen van de mensenrechten, vooral op
aandrang van NGO’s en Latijns-Amerikaanse landen,
maar ook Truman sprak al over een soort Bill of rights die
tot stand gebracht moest worden in dit kader.
2. het bevorderen van de sociaal-economische
ontwikkeling, net als het onderwerp mensenrechten
vooral in de eerste plaats bedoeld om het streven naar
permanente vrede kracht bij te zetten.
3. het ontwikkelen van internationaal recht, vooral een
taak van de Algemene Vergadering. Artikel 13 van het
Handvest zegt immers:
“De Algemene Vergadering geeft opdracht tot het
verrichten van studies en doet aanbevelingen gericht op:
a. het bevorderen van internationale samenwerking op
politiek gebied en het stimuleren van de progressieve
ontwikkeling en codificatie van het internationaal
recht;....”
Daartoe werd speciaal een International Law
Commission (ILC) opgezet die zich bezig ging houden
met de codificatie van gewoonterecht en het opzetten van
verdragen over nieuwe onderwerpen. Daarnaast ging de
UN Commission on International Trade Law (UNCITRAL)
aan de slag om het handelsrecht vast te leggen in
verdragen.
Internationale rechtsorde
Over internationale vrede en veiligheid is veel gezegd en
er is nog veel meer over te zeggen maar nu laat ik het
onderwerp even rusten om er misschien op slot nog even
in het licht van de actualiteit op terug te komen. Eerste
dus iets over de andere onderwerpen en dan in de eerste
plaats over de ontwikkeling van de internationaal
rechtsorde waar de Verenigde Naties op zich een
belangrijk deel van uitmaken. Internationaal recht is zoals
ik al de vorige keer heb gezegd al iets van heel vroeger.
De VN zagen het als hun opdracht dat recht verder te
ontwikkelen en vooral ook op schrift te stellen. Veel wat
er internationaal gebeurde, vond immers plaats op grond
van gewoonterecht. Dat recht bepaalde bijvoorbeeld dat
je diplomatieke vertegenwoordigers van een land met
rust moest laten. Al sinds de middeleeuwen genoten ze
een zekere immuniteit. Ambassadeurs konden per
definitie niet gepakt worden voor misdrijven waarvan ze
verdacht werden en als ze het erg bond maakten werden
ze tot persona non grata verklaard en moesten ze het
land verlaten. Dergelijke zaken wilde men na 1945 gaan
vastleggen in verdragen. Ook het sluiten van verdragen
zelf moest duidelijker met geschreven regels omkleed
worden vond men en daarom werkte de ILC het
Verdragenverdrag van Wenen uit waarin precies
beschreven staat hoe verdragen tot stand komen en hoe
ze eventueel kunnen worden beëindigd. In 1968 kwam
dat verdrag tot stand. Het Pacta sunt servanda werd
daarin vastgelegd evenals de beperkende bepaling:
rebus sic stantibus - zolang de zaken zijn zoals ze waren
bij het totstandkomen van het verdrag. Verdragen komen
tot stand na onderhandelingen maar krijgen pas
rechtskracht als ze door een zeker aantal landen zijn
geratificeerd, d.w.z. dat de betrokken regering daartoe
(meestal) gemachtigd door een parlement tot ratificatie
kan overgaan als ze dat belangrijk genoeg vindt. Zij meldt
zich daarvoor bij de ‘beheerder’ (depothouder) van het
verdrag door het deponeren van een door het
staatshoofd ondertekend instrument van ratificatie.
Meestal is in een verdrag een voorziening getroffen waar
men terecht kan als de andere partijen(en) zich blijkbaar
niet aan het verdrag houden. In ieder geval is het
Internationaal Gerechtshof, ook een onderdeel van de
VN, daartoe in 1946 in het leven geroepen.
De vraag rijst vaak wat de waarde van een verdrag is.
Gaan we terug naar de voorwaarden als je over het
bestaan van een rechtsorde wilt kunnen spreken dan
blijkt daar internationaal nogal wat zwakke kanten aan te
zitten. Die voorwaarden langslopend komen we tot het
volgende:
1. is er sprake van een geordende samenleving? wereldwijd kun je dat niet vaststellen. Er is een
verzameling van soevereine staten die zich gezamenlijk
gebonden hebben aan het Handvest van de VN maar
met volle behoud van de eigen soevereiniteit en de
onaantastbaarheid van de staat als rechtspersoon. Op
nationaal niveau vind je als het goed is een dergelijke
rechtspersoon niet.
2. er bestaat geen algemeen aanvaard systeem van
normen en waarden. Weliswaar heeft de Algemene
Vergadering in 1948 in meerderheid de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen,
maar deze is niet echt universeel, en als
beginselverklaring niet juridisch bindend. De verdragen
die daarna zijn opgesteld om de inhoud van deze
verklaring hard te maken, zijn niet algemeen aanvaard en
soms drastisch aan voorbehouden onderworpen.
Bovendien zijn veel verdragen dusdanig van vorm dat zij
ongeschikt blijken te zijn om daar claims aan te ontlenen
als het gaat om specifieke rechten die een bepaald
persoon zou toekomen op grond van een dergelijk
verdrag (voorbeeld Kindverdrag). De verdragen zijn wel
grotendeels toepasselijk maar slechts zeer ten dele
toepasbaar (door de rechter). Bovendien zijn alleen die
staten aan het naleven van het verdrag gehouden die het
verdrag hebben geratificeerd en in principe is het niet
mogelijk staten tot aanvaarding van een verdrag te
dwingen. Er zijn verdragsbepalingen die algemeen
aanvaard zijn en die door de internationale recht tot het
gewoonterecht gerekend worden, recht dus dat op
iedereen van toepassing is ook al heeft de betrokken
staat het verdrag niet onderschreven. Maar dat is een
uitzondering.
daarbij in ieder geval ook te denken aan zijn
oliebelangen?
Toch had men aanvankelijk hoge verwachtingen van de
mogelijkheden om de wereldorde juridisch te
onderbouwen zij het met een belangrijke beperking:
Als een van de belangrijkste uitgangspunten van
internationaal recht is blijven gelden dat dat rechtsdomein
beperkt blijft tot de onderlinge relaties van (soevereine)
staten. De meerderheid in de Algemene Vergadering
wilde dat ook vooral zo laten, zoals onder meer blijkt uit
de Verklaring van 1970 - Declaration on Principles of
International Law Concerning Friendly Relations and Cooperation among States in Accordance with the Charter
of the United Nations. De principes van het
internationaal recht luiden volgens deze Verklaring:
1.
2.
3.
4.
3. Er bestaat geen gemeenschappelijke taal. Het bestaan
van het Engels als lingua franca houdt niet in dat men
verplicht is zich aan de Engelse interpretatie van de tekst
te houden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de resolutie van de
Veiligheidsraad die Israël dwong zich uit de in 1967
bezette gebieden terug te trekken. Veiligheidsraadresoluties hebben rechtskracht als zij over oorlog en
vrede gaan (art.25 Handvest). Niettemin gaven de
Fransen de voorkeur aan de Franse tekst en de anderen
aan de Engelse tekst. Het verschil was dat er in het Frans
stond dat de Israëli’s zich uit DE bezette gebieden
moesten terugtrekken, d.w.z. uit alle bezette gebieden,
terwijl er in het Engels staat dat zij zich uit ‘bezette
gebieden’ dienden terug te trekken, dus ogenschijnlijk uit
gebieden naar keuze. De VN kennen thans zes officiële
talen: Engels, Frans, Russisch, Arabisch, Chinees en
Spaans, genoeg ruimte voor misverstanden dus. Daar
komen de verschillen in schrift dan nog eens bij.
4. Er is geen machtscentrum vanwaaruit men er voor
waakt dat verdragen (zoals wetten op nationaal niveau)
worden nageleefd en uitgevoerd; de soevereiniteit van
iedere lidstaat verhindert dat immers. Iedere inmenging in
binnenlandse aangelegenheden wordt op grond van het
VN-Handvest resoluut van de hand gewezen, dus ook de
vraag of men een verdrag naleeft of niet kan zeker als het
om interne implementatie gaat, niet aan de orde worden
gesteld. Dat is de belangrijkste zwakte van
mensenrechtenverdragen. De ‘Humanitaire interventie’
die na de Koude Oorlog is uitgevonden om een motief te
hebben om hardhandig in te grijpen, is een politiek en
juridisch zeer omstreden begrip en komt in het Handvest
als zodanig niet voor. Het is ook duidelijk dat dit begrip
gemakkelijk misbruikt kan worden voor het najagen van
eigen belang. Daar zijn voorbeelden genoeg van. In
hoeverre was Bush geïnteresseerd in het onmenselijke
karakter van het regime van Saddam Hoessein, zonder
5.
6.
7.
het verbod om door middel van (dreigen met) geweld
of op enige andere wijze die strijdig is met de
doelstelling van het Handvest de territoriale integriteit
of de politieke onafhankelijkheid van staten aan te
tasten;
de vreedzame regeling van geschillen tussen staten
op een dusdanige manier dat de internationale vrede
en veiligheid en recht niet in gevaar worden
gebracht;
de plicht zich niet te bemoeien met zaken die vallen
binnen de jurisdictie van enige staat, in
overeenstemming met het Handvest;
de plicht van iedere staat om samen te werken met
iedere andere staat in overeenstemming met het
Handvest;
het principe van gelijke rechten en het recht op
zelfbeschikking van alle volkeren;
het principe van de soevereine gelijkheid van staten;
en
het principe dat staten te goeder trouw hun
verplichtingen zullen nakomen die zij op zich
genomen hebben in overeenstemming met wat in het
Handvest is bepaald.
Punt drie betekent dat het internationaal recht het
nationale rechtsdomein van staten intact laat. Zo is het
aan regeringen om te bepalen of en op welke wijze zij de
mensenrechten van hun eigen burgers wensen te
erkennen. Dat betekent overigens niet dat het in het
algemeen is uitgesloten dat er nieuw recht ontstaat als
staten claimen dat het legitiem is wat zij doen en andere
staten dat niet bestrijden. Belangrijk voor de vaststelling
wat recht is, is immers niet wat staten geloven dat het is,
maar hoe zij uiting geven aan het bestaan ervan. De
opinio juris, de notie wat er onder recht wordt verstaan,
kan zo gewijzigd worden. Uiteraard leidt niet ieder
handelen van staten vanzelfsprekend tot nieuw recht. Alle
staten zullen zich er van bewust zijn dat martelen
ontoelaatbaar is, dat is een opinio juris. Deze opvatting
wordt niet teniet gedaan doordat veel staten zich niet aan
dat verbod blijken te houden.
Mensenrechten
Op de uitdieping van hetgeen in het Handvest was
opgenomen over mensenrechten zat men over het
algemeen niet echt te wachten. Weliswaar was de
Commissie voor de Mensenrechten een van de twee
commissies die als zodanig genoemd worden in het
Handvest maar daar zou het zeker bij gebleven zijn als er
geen mensen waren geweest die zich voor de
verwezenlijking van idealen op dit terrein ingezet hadden.
De opstellers van het Handvest van de VN waren alleen
bereid te verwijzen naar de noodzaak om mensenrechten
in stand te houden omdat je anders kon verwachten dat
de vrede en veiligheid toch weer in gedrang zouden
komen. Het de eerste voorzitster van de VN-Commissie
die zorgde dat er toch vaart achter het geheel werd
gezet, mevrouw Roosevelt, de weduwe van de president,
zette er zich voor in om de universele Bill of Rights vorm
te geven en met succes. Na tweeënhalf jaar van
onderhandelingen nam de Algemene Vergadering de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens op 10
december 1948 aan. Een aantal landen onthield zich van
stemming (o.m. SU, Saoedi-Arabië en Zuid-Afrika). Het is
een beginselverklaring zonder rechtskracht, maar zou
grote invloed hebben op het denken over mensenrechten
nadien. Ook vormde de verklaring de grondslag voor de
verdragen die daarop volgden.
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
als voorbeeld van westerse normen en waarden die
algemene geldigheid pretenderen.
Wat regelen mensenrechtenverdragen?. De Derde
Wereldlanden hadden liever gezien dat de
mensenrechten zoals die in beginsel in de Universele
Verklaring waren genoemd allemaal in één verdrag
opgenomen zouden worden om zo het verband tussen de
klassieke grondrechten uit de Verlichting (terug te vinden
in de Franse Declaration) en de tweede generatie
mensenrechten die voort waren gekomen uit het
marxistische denken over mensenrechten, duidelijk te
maken. Verder bepleitte men in deze kring ook nog voor
een derde generatie mensenrechten, collectieve
mensenrechten die o.m. de collectieve aanspraken van
de mensheid op bijvoorbeeld bodemschatten of
zelfbeschikking zouden moeten omvatten. Westelijke
landen met Amerika voorop, wilden zich in de eerste
plaats bezighouden met de klassieke rechten en wilden
als het dan per se moest aparte verdragen, eentje waarin
klassieke rechten opgenomen waren, en een verdrag
waarin sociaal-economische rechten een plaats vonden.
Het eerste verdrag dat in beginsel gereed kwam was
echter het verdrag tegen rassendiscriminatie waar beide
type recht in terug te vinden zijn. (voorbeeld: artikel 5
van het Verdrag tegen Rassendiscriminatie). Dat was in
1965, in een tijd dus dat zich in de Algemene
Vergadering een nieuwe meerderheid begon af te
tekenen door het onafhankelijk worden van vele koloniale
gebieden. Amerika was nooit een grote voorvechter voor
deze verdragen en weigerde ze in het algemeen te
ratificeren omdat ze inbreuk zouden maken op de
Amerikaanse soevereiniteit en omdat landen die ze wel
tekenden zich er toch niet aan zouden houden.
Uiteindelijk werd het Verdrag inzake Burgerrechten en
Politieke Rechten pas in 1976 van kracht. Nederland
ratificeerde het verdrag in 1979, Amerika deed dat pas in
1993 onder voorbehoud dat de doodstraf mocht worden
toegepast blijven. Voorbehouden zijn altijd mogelijk
wanneer die de essentie van het verdrag althans niet
aantasten. Dat gaat soms erg ver zoals het voorbeeld
van het Kinderverdrag laat zien (voorbeeld zie p. 228
van boek).
Het toezicht op het naleven van de
mensenrechtenverdragen ligt doorgaans bij een Comité
(meestal van juristen) dat van de landen op regelmatige
tijden vraagt rapport uit te brengen over de voortgang van
de implementatie van het verdrag. Niet alle landen
houden zich daar aan. Het zwakste punt blijft dat
verdragen lang niet door iedereen geratificeerd worden.
Het Bupo-verdrag was in 2001 door 148 landen
geratificeerd. Het Verdrag voor het Kind kent meer
ondertekenaars dan er leden zijn van de VN, maar het
aantal voorbehouden is ook groter dan ooit (alleen de VS
en Somalia raticifeerden het verdrag niet)..
Conclusie
'Internationaal recht is primitief'
“Internationaal recht”, zegt de Amerikaanse hoogleraar in
de politieke wetenschappen Hans Morgenthau (1985), “is
een primitief soort recht dat lijkt op het recht dat
toegepast wordt in de ongeletterde samenleving van de
Australische aborigines of de Yukon in Noord-Canada.
Het is een primitief soort recht, omdat het bijna geheel
gedecentraliseerd is.” Dat is het onvermijdelijke resultaat
van de gedecentraliseerde structuur van de internationale
gemeenschap, georganiseerd in soevereine, nationale
staten. Nationaal recht kan opgelegd worden door de
groep die het monopolie van de georganiseerde macht
bezit. Iedere supranationale macht die zich daarboven
zou willen plaatsen, doet afbreuk aan die soevereiniteit
en wordt daarom binnen nauwe grenzen gehouden, zo er
al sprake is van de acceptatie van enige supranationale
autoriteit. De mate waarin dat het geval is, hangt
voornamelijk af van de macht die een staat
vertegenwoordigt. Machtige staten zullen zich nimmer
iets aan internationale regels gelegen laten liggen als dat
niet in hun belang is. Alleen eigenbelang zorgt ervoor dat
er geen volstrekte anarchie heerst. De samenhang van
de staten is op juridisch terrein gering, hoewel zij er
objectief gezien alle belang bij zouden hebben dat er een
sterk en tamelijk goed uitgewerkt systeem van wetten
bestaat om de conflicten op te lossen, waartoe de
onafhankelijke staten voortdurend aanleiding geven.
Zonder machtsevenwicht of gemeenschappelijke
belangen zal er volgens Morgenthau van internationaal
recht niet echt sprake kunnen zijn. Als de machten elkaar
niet in evenwicht houden, zal de machtigste staat altijd
proberen het internationale recht te omzeilen om zijn
voordeel te halen uit de situatie. Buitenlandse politiek is
in principe amoreel. Het gaat om macht en invloed.
Regeringen zijn aan zichzelf en aan hun onderdanen
verplicht hun macht en invloed zo breed mogelijk in te
zetten.
Internationaal rechtssysteem
Deze sombere gedachte leidt ertoe dat mensen van
mening zijn dat er van internationaal recht helemaal geen
sprake is. Maar zover wil Morgenthau niet gaan. Er
bestaat wel degelijk een systeem van internationale
betrekkingen dat zich sinds de Middeleeuwen heeft
ontwikkeld. Ubi societas ibi ius, luidt een Romeins
gezegde, waar er sprake is van een samenleving is er
sprake van recht. Tal van regels bepalen de rechten en
plichten van staten met betrekking tot elkaar sinds de
soevereine, territoriaal bepaalde staat de hoeksteen is
van het moderne systeem van staten. Hugo de Groot
heeft dat systeem in 1625 vastgelegd. Het is uitgebouwd
tot een geheel van duizenden verdragen, honderden
beslissingen van internationale tribunalen en talloze
beslissingen van nationale rechtbanken over
interstatelijke betrekkingen. In die verdragen hebben
staten hun onderlinge betrekkingen geregeld en hebben
zij instituties geschapen die internationale problemen
moeten helpen reguleren. Dat bouwwerk van verdragen
impliceert dat men zich altijd aan verdragen houdt - pacta
sunt servanda, immers - maar dat is uiteraard niet altijd
het geval. Men kan echter niet zeggen dat het merendeel
van de verdragen slechts dode letters bevat.
De indruk dat verdragen niet of nauwelijks nagekomen
worden, wordt vooral ingegeven door bepaalde soorten
verdragen, verdragen waaraan niet direct materiële
belangen verbonden zijn, zoals het Kellogg-Briand Pact
van 1928 dat een einde aan alle oorlogen moest maken,
of de verdragen waarop de Volkenbond en de Verenigde
Naties berusten. Ook mensenrechtenverdragen behoren
tot die categorie. Deze verdragen zijn echter niet
typerend voor internationale verdragen, verdragen waarin
de grenzen van de territoriale jurisdictie worden
vastgelegd of de rechten van schepen in vreemde
wateren of de status van diplomatieke
vertegenwoordigingen. De vraag of er van een
internationale rechtsorde sprake is, kan derhalve niet
eenduidig met ja of nee beantwoord worden.
Literatuur:
Carel H. Jansen
Macht, Recht en Markt
uitg Coutinho Bussum 2002
isbn 90 6283 258 X
verdragen in deze lezing genoemd zijn terug te vinden op
de website behorend bij dit boek:
www.coutinho.nl/mrm
Uitgereikt:
Veertienpunten-prgramma van Woodrow Wilson
Volkenbondverdrag 1919
Kellogg-Briand Pact 1928
Atlantic Charter 1941
Uittreksel uit het VN-Handvest
Kinderverdrag 1990
Uittreksel Verdragenverdrag van Wenen 1969
Fourteen Points
Declaration by U.S. Pres. Woodrow Wilson during World War I outlining his proposals for a postwar peace settlement.
laws which they have themselves set and determined
The text of the Fourteen Points:
for the government of their relations with one another.
Without this healing act the whole structure and validity
1. Open covenants of peace, openly arrived at, after
of international law is forever impaired.
which there shall be no private international under8. All French territory should be freed and the invaded
standings of any kind but diplomacy shall proceed always frankly and in the public view.
portions restored, and the wrong done to France by
Prussia in 1871 in the matter of Alsace-Lorraine, which
2. Absolute freedom of navigation upon the seas, outhas unsettled the peace of the world for nearly fifty
side territorial waters, alike in peace and in war, except
years, should be righted, in order that peace may once
as the seas may be closed in whole or in part by intermore be made secure in the interest of all.
national action for the enforcement of international
9. A readjustment of the frontiers of Italy should be
covenants.
effected along clearly recognizable lines of nationality.
3. The removal, so far as possible, of all economic
10. The peoples of Austria-Hungary, whose place
barriers and the establishment of an equality of trade
conditions among all the nations consenting to the
among the nations we wish to see safeguarded and
peace and associating themselves for its maintenance.
assured, should be accorded the freest opportunity of
autonomous development.
4. Adequate guarantees given and taken that national
11. Rumania, Serbia, and Montenegro should be
armaments will be reduced to the lowest point consistent with domestic safety.
evacuated; occupied territories restored; Serbia accorded free and secure access to the sea; and the
5. A free, open-minded, and absolutely impartial adrelations of the several Balkan states to one another
justment of all colonial claims, based upon a strict obdetermined by friendly counsel along historically estabservance of the principle that in determining all such
lished lines of allegiance and nationality; and internaquestions of sovereignty the interests of the populational guarantees of the political and economic indetions concerned must have equal weight with the equipendence and territorial integrity of the several Balkan
table claims of the government whose title is to be
states should be entered into.
determined.
12. The Turkish portions of the present Ottoman Em6. The evacuation of all Russian territory and such a
pire should be assured a secure sovereignty, but the
settlement of all questions affecting Russia as will seother nationalities which are now under Turkish rule
cure the best and freest coöperation of the other nashould be assured an undoubted security of life and an
tions of the world in obtaining for her an unhampered
absolutely unmolested opportunity of autonomous deand unembarrassed opportunity for the independent
velopment, and the Dardanelles should be permanentdetermination of her own political development and
ly opened as a free passage to the ships and comnational policy and assure her of a sincere welcome
merce of all nations under international guarantees.
into the society of free nations under institutions of her
13. An independent Polish state should be erected
own choosing; and, more than a welcome, assistance
also of every kind that she may need and may herself
which should include the territories inhabited by indisdesire. The treatment accorded Russia by her sister
putably Polish populations, which should be assured a
nations in the months to come will be the acid test of
free and secure access to the sea, and whose political
their good will, of their comprehension of her needs as
and economic independence and territorial integrity
distinguished from their own interests, and of their inshould be guaranteed by international covenant.
telligent and unselfish sympathy.
14. A general association of nations must be formed
7. Belgium, the whole world will agree, must be evacuunder specific covenants for the purpose of affording
ated and restored, without any attempt to limit the sovmutual guarantees of political independence and terriereignty which she enjoys in common with all other
torial integrity to great and small states alike.
free nations. No other single act will serve as this will
serve to restore confidence among the nations in the
League of Nations
Article V
Except where otherwise expressly provided in this Covenant or by the terms of the present Treaty, decisions at
any meeting of the Assembly or of the Council shall require the agreement of all the Members of the League
represented at the meeting. All matters of procedure at
meetings of the Assembly or of the Council, including the
appointment of Committees to investigate particular matters, shall be regulated by the Assembly or by the Council
and may be decided by a majority of the Members of the
League represented at the meeting......
Article VIII
The Members of the League recognise that the maintenance of peace requires the reduction of national armaments to the lowest point consistent with national safety
and the enforcement by common action of international
obligations. The Council, taking account of the geographical situation and circumstances of each State, shall formulate plans for such reduction for the consideration and
action of the several Governments. ... The Members of
the League agree that the manufacture by private enterprise of munitions and implements of war is open to grave
objections. .... The Members of the League undertake to
interchange full and frank information as to the scale of
their armaments, their military, naval, and air programmes and the condition of such of their industries as
are adaptable to war-like purposes.
Article X
The Members of the League undertake to respect and
preserve as against external aggression the territorial
integrity and existing political independence of all Members of the League. In case of any such aggression or in
case of any threat or danger of such aggression the
Council shall advise upon the means by which this obligation shall be fulfilled.
Article XII
The Members of the League agree that if there should
arise between them any dispute likely to lead to a rupture,
they will submit the matter either to arbitration or to inquiry by the Council, and they agree in no case to resort
to war until three months after the award by the arbitrators or the report by the Council. In any case under this
Article the award of the arbitrators shall be made within a
reasonable time, and the report of the Council shall be
made within six months after the submission of the dispute.
Article XV
......If the Council fails to reach a report which is unanim~usly agreed to by the members thereof, other than
the Representatives of one or more of the parties to the
dispute, the Members of the League reserve to themselves the right to take such action as they shall consider
necessary for the maintenance of right and justice.........
Article XVI
......It shall be the duty of the Council in such case
(Should any Member of the League resort to war in disregard of its covenants under Articles XII, XIII, or XV) to
recommend to the several Governments concerned what
effective military, naval, or air force the Members of the
League shall severally contribute to the armed forces to
be used to protect the covenants of the League......
Article XXII
To those colonies and territories which as a consequence
of the late war have ceased to be under the sovereignty
of the States which formerly governed them and which
are inhabited by peoples not yet able to stand by themselves under the strenuous conditions of the modern
world, there should be applied the principle that the wellbeing and development of such peoples form a sacred
trust of civilisation and that securities for the performance
of this trust should be embodied in this Covenant...
Article XXV
The Members of the League agree to encourage and
promote the establishment and co-operation of duly authorised voluntary national Red Cross organisations having as purposes the improvement of health, the prevention of disease, and the mitigation of suffering throughout
the world.
Kellogg-Briand Pact 1928
Treaty between the United States and other Powers
providing for the renunciation of war as an instrument of
national policy. Signed at Paris, August 27, 1928; ratification advised by the Senate, January 16, 1929; ratified by
the President, January 17, 1929; instruments of ratification deposited at Washington by the United States of
America, Australia, Dominion of Canada, Czechoslovkia,
Germany, Great Britain, India, Irish Free State, Italy, New
Zealand, and Union of South Africa, March 2, 1929: By
Poland, March 26, 1929; by Belgium, March 27 1929; by
France, April 22, 1929; by Japan, July 24, 1929; proclaimed, July 24, 1929.
Article I
The High Contracting Parties solemly declare in the
names of their respective peoples that they condemn
recourse to war for the solution of international controversies, and renounce it, as an instrument of national policy
in their relations with one another.
Article II
The High Contracting Parties agree that the settlement or
solution of all disputes or conflicts of whatever nature or
of whatever origin they may be, which may arise among
them, shall never be sought except by pacific means.
[The representatives]
Deeply sensible of their solemn duty to promote the welfare of mankind;
Persuaded that the time has, come when a frank renunciation of war as an instrument of na tional policy should
be made to the end that the peaceful and friendly relations now existing between their peoples may be perpetuated;
Convinced that all changes in their relations with one
another should be sought only by pacific means and be
the result of a peaceful and orderly process, and that any
signatory Power which shall hereafter seek to promote its
ts national interests by resort to war a should be denied
the benefits furnished by this Treaty;
Hopeful that, encouraged by their example, all the other
nations of the world will join in this humane endeavor and
by adhering to the present Treaty as soon as it comes
into force bring their peoples within the scope of its beneficent provisions, thus uniting the civilized nations of the
world in a common renunciation of war as an instrument
of their national policy;
Have decided to conclude a Treaty and for that purpose
have appointed as their respective
Plenipotentiaries:
who, having communicated to one another their full powers found in good and due form have agreed upon the
following articles:
Atlantic Charter 1941
Article III
The present Treaty shall be ratified by the High Contracting Parties named in the Preamble in accordance with
their respective constitutional requirements, and shall
take effect as between them as soon as all their several
instruments of ratification shall have been deposited at
Washington.
This Treaty shall, when it has come into effect as prescribed in the preceding paragraph, remain open as long
as may be necessary for adherence by all the other Powers of the world. Every instrument evidencing the adherence of a Power shall be deposited at Washington and
the Treaty shall immediately upon such deposit become
effective as; between the Power thus adhering and the
other Powers parties hereto.
It shall be the duty of the Government of the United
States to fumish each Government named in the Preamble and every Government subsequently adhering to this
Treaty with a certified copy of the Treaty and of every
instrument of ratification or adherence. It shall also be the
duty of the Government of the United States telegraphically to notify such Governments immediately upon the
deposit with it of each instrument of ratification or adherence.
Atlantic Charter
Date August 14, 1941
The President of the United States of America and the
Prime Minister, Mr. Churchill, representing His Majesty’s Government in the United Kingdom, being met
together, deem it right to make known certain common
principles in the national policies of their respective
countries on which they base hopes for a better future
for the world.
First, their countries seek no aggrandizement,
territorial or other;
Second, they desire to see no territorial
changes that do not accord with the freely expressed
wishes of the peoples concerned;
Third, they respect the right of all peoples to
choose the form of government under which they will
live; and they wish to see sovereign rights and selfgovernment restored to those who have been forcibly
deprived of them;
Fourth, they will endeavour, with due respect
for their existing obligations, to further the enjoyment
by all States, great or small, victor or vanquished, of
access, on equal terms, to the trade and the raw materials of the world which are needed for their economic
prosperity;
Fith, they desire to bring about the fullest collaboration between nations in the economic field with the object of
securing, for all, improved labour standards, economic adjustment and social security;
Sixth, after the final destruction of the Nazi tyranny,
they hope to see established a peace which will afford to all
nations the means of dwelling in safety within their own
boundaries, and which will afford assurance that all the men
in all the lands may live out their lives in freedom from fear
and want;
Seventh, such peace should enable all men to
traverse the high seas and oceans without hindrance;
Eight, they believe that all of the nations of the
world, for realistic as well spiritual reasons, must come to
the abandonment of the use of force. Since no future peace
can be maintained if land, sea or air armaments continue to
be employed by nations which threaten, or may threaten,
aggression outside of their frontiers, they believe, pending
the establishment of a wider and permanent system of general security, that the disarmament of such nations is essential. They will likewise aid and encourage all other practicable measures which will lighten for peace-loving peoples the
crushing burden of armaments.
Franklin D. Roosevelt
Winston S. Churchill
UITTREKSEL HANDVEST van de Verenigde Naties
Artikel 1
De doelstellingen van de Verenigde Naties zijn:
1. De internationale vrede en veiligheid te handhaven en,
met het oog daarop: doeltreffende gezamenlijke
maatregelen te nemen ter voorkoming en opheffing van
bedreigingen van de vrede en ter onderdrukking van
daden van agressie of andere vormen van verbreking van
de vrede, alsook met vreedzame middelen en in
overeenstemming met de beginselen van gerechtigheid
en internationaal recht, een regeling of beslechting van
internationale geschillen of van situaties die tot
verbreking van de vrede zouden kunnen leiden, tot stand
te brengen;
2. Tussen de naties vriendschappelijke betrekkingen tot
ontwikkeling te brengen, die zijn gegrond op eerbied voor
het beginsel, van gelijke rechten van zelfbeschikking voor
volken, en andere passende maatregelen te nemen ter
versterking van de vrede overal ter wereld;
3. Internationale samenwerking tot stand te brengen bij
het oplossen van internationale vraagstukken van
economische, sociale, culturele of humanitaire aard,
alsmede bij het bevorderen en stimuleren van eerbied
voor de rechten van de mens en voor fundamentele
vrijheden voor allen, zonder onderscheid naar ras,
geslacht, taal of godsdienst; en
4. Een centrum te zijn voor de harmonisatie van het
optreden van de naties ter verwezenlijking van deze
gemeenschappelijke doelstellingen.
Artikel 7
1. Als hoofdorganen van de Verenigde Naties worden
ingesteld: een Algemene Vergadering, een
Veiligheidsraad, een Economische en Sociale Raad, een
Trustschapsraad, een Internationaal Gerechtshof en een
Secretariaat.
[VEILIGHEIDSRAAD]
Artikel 23
1. De Veiligheidsraad bestaat uit vijftien Leden van de
Verenigde Naties. De Republiek China, Frankrijk,
Rusland, het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en
Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika zijn
permanente leden van de Veiligheidsraad. De Algemene
Vergadering kiest tien andere Leden van de Verenigde
Naties als niet-permanente leden van de
Veiligheidsraad.............
2. De niet-permanente leden van de Veiligheidsraad
worden gekozen voor een termijn van twee jaar.
Artikel 25
De Leden van de Verenigde Naties komen overeen de
besluiten van de Veiligheidsraad overeenkomstig dit
Handvest te aanvaarden en uit te voeren.
Artikel 27
1. Elk lid van de Veiligheidsraad heeft één stem.
2. Besluiten van de Veiligheidsraad over
procedurekwesties zijn aangenomen indien negen leden
vóór stemmen.
3. Besluiten van de Veiligheidsraad over alle andere
zaken zijn aangenomen, indien negen leden, waaronder
zich de permanente leden bewinden, vóór stemmen, met
dien verstande dat wanneer het besluiten ingevolge
Hoofdstuk VI en artikel 52, derde lid, betreft, een partij bij
een geschil zich van stemming onthoudt.
HOOFDSTUK VI
Vreedzame regeling van geschillen
HOOFDSTUK VII
Optreden m.b.t. bedreiging van de vrede, verbreking
van de vrede en daden van agressie
HOOFDSTUK VIII
Regionale akkoorden
HOOFDSTUK IX
Internationale economische en sociale samenwerking
Artikel 55
Met het oog op het scheppen van een sfeer van stabiliteit
en welzijn, nodig voor het onderhouden van vreedzame
en vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties,
welke zijn gegrond op eerbied voor het beginsel van
gelijke rechten en van zelfbeschikking voor volken,
bevorderen de Verenigde Naties:
a. hogere levensstandaarden, volledige werkgelegenheid
en voorwaarden voor economische en sociale
vooruitgang en ontwikkeling;
b. oplossingen voor internationale economische en
sociale problemen, problemen van gezondheidszorg en
aanverwante vraagstukken, alsmede internationale
samenwerking inzake cultuur en onderwijs; en
c. universele eerbiediging en inachtneming van de
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voor
allen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of
godsdienst.
Artikel 68
De Economische en Sociale Raad stelt commissies in op
economisch en sociaal gebied en voor de bevordering
van de rechten van de mens, alsmede andere
commissies die nodig zijn voor het uitoefenen van zijn
functies.
Verdrag inzake de Rechten van het kind
Zijn het volgende overeengekomen:
...
Artikel 2. 1.De Staten die partij zijn bij dit Verdrag,
eerbiedigen en waarborgen de in het Verdrag beschreven
rechten voor ieder kind onder hun rechtsbevoegdheid
zonder discriminatie van welke aard ook, ongeacht ras,
huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere
overtuiging, nationale, etnische of maatschappelijke
afkomst, welstand, handicap, geboorte of andere
omstandigheid van het kind of van zijn of haar ouder of
wettige voogd.
2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende
maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt
beschermd tegen alle vormen van discriminatie of
bestraffing op grond van de omstandigheden of de
activiteiten van, de meningen geuit door of de
overtuigingen van de ouders, wettige voogden of
familieleden van het kind.
Artikel 3.1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen,
ongeacht of deze worden genomen door openbare of
particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of
door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of
wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind
de eerste overweging.
2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind
te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig
zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de
rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige
voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor
het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke
en bestuurlijke maatregelen.
3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de
instellingen, diensten en voorzieningen die
verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming
van kinderen voldoen aan de door de bevoegde
autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien
van de veiligheid, de gezondheid, het aantal
personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd
toezicht.
Artikel 4 De Staten die partij zijn, nemen alle passende
wettelijke, bestuurlijke en andere maatregelen om de in
dit Verdrag erkende rechten te verwezenlijken. Ten
aanzien van economische, sociale en culturele rechten
nemen de Staten die Partij zijn deze maatregelen in de
ruimste mate waarin de hun ter beschikking staande
middelen dit toelaten en, indien nodig, in het kader van
internationale
samenwerking.
Artikel 5 De Staten die partij zijn, eerbiedigen de
verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de
ouders of, indien van toepassing, van de leden van de
familie in ruimere zin of de gemeenschap al naar gelang
het plaatselijk gebruik, van wettige voogden of anderen
die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, voor het
voorzien in passende leiding en begeleiding bij de
uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende
rechten, op een wijze die verenigbaar is met de zich
ontwikkelende vermogens van het kind.
Artikel 6.1. De Staten die partij zijn, erkennen dat ieder
kind het inherente recht op leven heeft.
2. De Staten die partij zijn, waarborgen in de ruimst
mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de
ontwikkeling van het kind.
Artikel 7.1. Het kind wordt onmiddellijk na de geboorte
ingeschreven en heeft vanaf de geboorte het recht op
een naam, het recht een nationaliteit te verwerven en,
voor zover mogelijk, het recht zijn of haar ouders te
kennen en door hen te worden verzorgd.
2. De Staten die partij zijn, waarborgen de
verwezenlijking van deze rechten in overeenstemming
met hun nationale recht en hun verplichtingen krachtens
de desbetreffende internationale akten op dit gebied, in
het bijzonder wanneer het kind anders staatloos zou zijn.
Artikel 8.1. De Staten die partij zijn, verbinden zich tot
eerbiediging van het recht van het kind zijn of haar
identiteit te behouden, met inbegrip van nationaliteit,
naam en familiebetrekkingen zoals wettelijk erkend,
zonder onrechtmatige inmenging.
2. Wanneer een kind op niet rechtmatige wijze wordt
beroofd van enige of alle bestanddelen van zijn of haar
identiteit, verlenen de Staten die partij zijn passende
bijstand en bescherming, teneinde zijn identiteit snel te
herstellen.
Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht, 1969
De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,
In overweging nemend de fundamentele rol van
verdragen in de geschiedenis van de internationale
betrekkingen,
Zich bewust,van steeds toenemend belang van
verdragen als bron van volkenrecht en als middel ter
ontwikkeling van de vreedzame samenwerking tussen de
naties, ongeacht hun constitutionele en sociale stelsels,
Vaststellend dat de beginselen van vrijwillige instemming
en van goede trouw en de regel pacta sunt servanda
algemeen erkend worden,
....
Indachtig de beginselen van het volkenrecht, neergelegd
in het Handvest van de Verenigde Naties, als daar zijn de
beginselen van de gelijkgerechtigheid der volken en hun
recht op zelfbeschikking, de soevereine gelijkheid en de
onafhankelijkheid van alle Staten, het zich niet mengen in
binnenlandse aangelegenheden van Staten, het verbod
van het dreigen met of het gebruikmaken van geweld en
de universele en daadwerkelijke eerbied voor de rechten
van de mens en fundamentele vrijheden voor allen,
....
Bevestigend dat de vraagstukken die niet door de
bepalingen van dit Verdrag worden geregeld, zullen
worden beheerst door de regels van het internationaal
gewoonterecht,
Zijn overeengekomen als volgt:
‘verdrag’: een internationale overeenkomst in geschrifte
tussen Staten gesloten en beheerst door het volkenrecht,
hetzij neergelegd in een enkele akte, hetzij in twee of
meer samenhangende akten, en ongeacht haar
bijzondere benaming;
Artikel 19
Het maken van voorbehouden
Een Staat kan op het ogenblik van ondertekening,
bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van een
verdrag of toetreding tot een verdrag een voorbehoud
maken, tenzij:
a. dit voorbehoud is verboden door het verdrag;
b. het verdrag bepaalt dat slechts bepaalde
voorbehouden, waaronder niet het voorbehoud in
kwestie, kunnen worden gemaakt; of
c. voor zover het andere gevallen dan omschreven onder
a en b betreft, het voorbehoud niet verenigbaar is met
voorwerp en doel van het verdrag.
Artikel 20
Aanvaarding van en bezwaar tegen voorbehouden
Een door een verdrag uitdrukkelijk toegestaan
voorbehoud behoeft niet nadien door de andere
verdragsluitende partijen te worden aanvaard, tenzij het
verdrag dat voorschrijft.
.....
Artikel 26
Pacta sunt servanda
Elk in werking getreden verdrag verbindt de partijen en
moet door hen te goeder trouw ten uitvoer worden
gelegd.
Artikel 33
Uitlegging van in twee of meer talen geauthoriseerde
verdragen
1. Indien een verdrag geauthentiseerd is in twee of meer
talen, heeft de tekst in elk der talen rechtskracht, tenzij
het verdrag bepaalt of de partijen overeenkomen dat in
geval van verschil een bepaalde tekst moet prevaleren.
.....
3. De termen van een verdrag worden geacht dezelfde
betekenis te hebben in de onderscheiden authentieke
teksten.
4. Behalve in het geval dat een bepaalde tekst
overeenkomstig het eerste lid prevaleert, dient men,
wanneer de vergelijking van de authentieke teksten een
verschil in betekenis oplevert dat niet door toepassing
van de artikelen 31 en 32 wordt weggenomen, de
betekenis aan te nemen die, rekening houdend met het
voorwerp en doel van het verdrag deze teksten het best
met elkaar verzoent.
Artikel 80
Registratie en publikatie van verdragen
1. Na hun inwerkingtreding moeten de verdragen
gezonden worden aan het Secretariaat van de Verenigde
Naties ter fine van, al naar gelang het geval, registratie of
inschrijving in het register, alsmede voor publikatie.
2. De aanwijzing van een depositaris vormt diens
machtiging om de in het voorgaand lid omschreven
handeling uit te voeren.
Download