Visiedocument Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer VOC Steden OV Mobiliteit Vereniging Openbaar Vervoer Centrumgemeenten September 2008 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer Ten geleide Geachte lezer, Al jaren praten we over oplossingen voor het fileprobleem. Dé oplossing lijkt niet te bestaan. Wel kunnen we met een structurele verbetering van het stedelijk openbaar vervoer een stuk verder komen. Want de dagelijkse files hebben hun oorzaak rondom de steden. Als we het openbaar vervoer zo kunnen maken dat de automobilist wordt verleid om waar mogelijk hier op over te stappen komen we al een grote stap dichterbij de oplossing. In dit visiedocument gaan we hier nader op in en hopen we u te overtuigen van het belang van goed stedelijk openbaar vervoer. Het is tijd voor een bottom-up-benadering in de landelijke mobiliteitsvisie. Wij gaan graag het debat aan en ik spreek dan ook graag verder met u verder over dit onderwerp. Ik nodig u daarom van harte uit om contact met ons op te nemen. Telefoonnummers en emailadres vindt u hieronder. R.T. Metz Voorzitter VOC Vereniging Openbaar vervoer Centrumgemeenten VOC Bezoekadres: Vereniging van Nederlandse Gemeenten Koningin Marialaan 15-17, Den Haag Postadres: Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Telefoon: 070 - 373 87 10 Mobiel: 06 - 547 487 46 Fax: 070 - 363 56 82 E-mail: [email protected] Website: www.vocgemeenten.nl 02/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer Samenvatting De Vereniging voor Openbaar Vervoer Centrumgemeenten behartigt de belangen van middelgrote gemeenten op het gebied van het openbaar vervoer. In deze visie worden onze standpunten belicht vanuit de optiek van bereikbaarheid binnen een landelijk politieke kader. • De bereikbaarheidsproblematiek is vooral een probleem van stedelijke bereikbaarheid. Veel woon-werkverplaatsingen spelen zich af in en rondom de steden. Het stedelijk en regionaal openbaar vervoer moet kwalitatief en kwantitatief worden verbeterd. Dit zorgt er voor dat er een goed alternatief is voor automobilisten die nu vast staan in de spits. • De mobiliteitsproblemen spelen niet alleen in en rondom de vier grote steden, ook in de middelgrote steden is sprake van een bereikbaarheidsprobleem. Het gaat om een gezamenlijk inwonertal van 5 miljoen inwoners. In de middelgrote steden zit vergeleken met de grote vier de grootste groeicapaciteit en vallen de meeste nieuwe openbaarvervoerreizigers te winnen. • Gratis openbaar vervoer kan een middel zijn om bepaalde sociale en maatschappelijk-economische doelen te bereiken of als onderdeel van mobiliteitsmanagement. Het is echter niet het antwoord op de grote mobiliteitsvraagstukken. • Een betere informatievoorziening voor de reiziger is van cruciaal belang. Het gaat hierbij niet alleen om kennis over het openbaarvervoernetwerk maar tevens over dynamische reisinformatie voorafgaand en tijdens de reis. We moeten hier gezamenlijk op inzetten. • Spoorwegen in en rondom de steden moeten deel uitmaken van het stedelijk en regionaal openbaar vervoer. Verdergaande regionalisering van het spoor zorgt voor een betere samenhang binnen het openbaarvervoernetwerk en herkenbaarheid voor de reiziger. Dit betekent dat delen van het kernnet van het spoor tevens onderdeel moeten worden van de regionale openbaarvervoerconcessie. Dit onderwerp moet worden meegenomen in de verkenningen die het Rijk samen met de decentrale overheden wil uitvoeren naar het regionale openbaar. 03/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer • Het openbaar vervoer moet als merk worden neergezet. Het is van belang dat concessieverlenende overheden en vervoerders, maar ook inliggende gemeenten in een gebied zorgen voor een goed samenhangende marketing. De vormgeving van het openbaar vervoer kan zodoende geïntegreerd worden in de marketing van stad, provincie of stadsregio. • Het internationale regionale treinverkeer dient te worden verbeterd. Regionale grensoverschrijdende verbindingen rondom steden moeten worden behouden en uitgebreid. Overheden en vervoerders moeten samenwerken om hoogwaardige verbindingen te realiseren tussen centrumsteden en omliggende plaatsen aan de andere zijde van de grens. • Investeringen in het landelijk spoor dienen gepaard te gaan met gelijkwaardige investeringen in het regionaal openbaar vervoer. • Er moet een directe koppeling gemaakt worden tussen de opbrengsten uit de kilometerheffing en investeringen in het openbaar vervoer. Deze gelden kunnen worden ingezet voor de uitbreiding van stedelijke openbaarvervoernetwerken en de bouw van lightrailverbindingen. • De OV-Chipkaart levert een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het openbaar vervoer. Gemeenten moeten de mogelijkheid behouden om afspraken te maken met de concessieverlener en vervoerder over lagere tarifering. De vaste voet die geldt in de treinen van NS moet gelijk worden geschakeld met die in het stads- en streekvervoer zodat de trein voor gebruik op korte afstanden aantrekkelijker wordt. • De uitvoering van werkzaamheden ter verbetering van de toegankelijkheid voor mensen met een functiebeperking verloopt voorspoedig maar kan voor de tweede helft van het totaal om te bouwen haltes problemen opleveren in de financiering. Verbetering van de toegankelijkheid moet in een breder perspectief worden getrokken zoals verbetering van parkeervoorzieningen, comfortabele abri’s en goede reisinformatie. Dit vergt de inzet van veel partijen en een goede samenwerking. • Het Rijk spreekt samen met decentrale overheden ambities uit voor de verbetering van de bereikbaarheid. De gewenste groei in het openbaar vervoer vraagt om financiering. De BDU verkeer en vervoer, waar op is bezuinigd, dient daarom te worden verhoogd. 04/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer Beter bereikbaar via het stedelijk openbaar vervoer De Vereniging Openbaar Vervoer Centrumgemeenten (VOC) maakt zich sterk voor goed openbaar vervoer in middelgrote gemeenten. Na het wegvallen van de gemeentelijke zeggenschap in het openbaar vervoer is het belang daarvan minstens zo groot. Centrumgemeenten zijn afhankelijk van een goed draaiend openbaarvervoersysteem voor de leefbaarheid van hun stad en omliggende plaatsen. Het is daarom van maatschappelijke waarde dat ons geluid wordt gehoord. Dit document geeft een overzicht van de manier waarop het openbaarvervoerbeleid volgens de VOC zou moeten worden vormgegeven, uitgaande van de bestaande bestuurlijk-organisatorische kaders. De nadruk van onze visie ligt op het thema bereikbaarheid. We richten ons daarbij in het bijzonder op de landelijke politieke omgeving. Want ook in een steeds meer gedecentraliseerd Nederland worden belangrijke keuzes gemaakt op rijksniveau. Bereikbaarheid is stedelijke bereikbaarheid We hebben in Nederland problemen met de bereikbaarheid. Het zwaartepunt van de economische activiteiten ligt in de stedelijke gebieden, tevens de plek waar het verkeer vastloopt. De files rondom de steden nemen jaarlijks toe. Dat is onwenselijk vanuit economisch perspectief, maar minstens zo negatief voor de leefbaarheid en het milieu. Het kabinet onderkent het probleem en zoekt oplossingen door middel van onder andere de invoering van de kilometerheffing en het werk maken van mobiliteitsmanagement. Dit zijn goede initiatieven, want deze maatregelen proberen iets te doen aan het autogebruik in de spits. Mobiliteit moet per definitie beschouwd worden als ketenmobiliteit waarbij verschillende modaliteiten samen moeten leiden tot een geoptimaliseerd geheel. De kabinetsplannen mogen echter niet op zichzelf staan. Alleen als er daadwerkelijk concrete flankerende maatregelen worden genomen kunnen we de kwaliteit van de mobiliteit verbeteren. Het openbaar vervoer heeft meer potentie om als alternatief te dienen voor de automobilist die naar zijn of haar werk rijdt. Het imago van het openbaar vervoer is nog onvoldoende en automobilisten laten zich niet gemakkelijk verleiden om van het openbaar vervoer gebruik te maken. Want pas als zij merken dat het gemak en de snelheid van het openbaar vervoer concurrerend is met de auto, dan pas zullen zij hun reisgedrag veranderen. 1 1 Uit onderzoeken in opdracht van KpVV en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat blijkt dat proeven met gratis openbaar vervoer wijzen erop dat niet zozeer de prijs, maar vooral het gemak en de reistijd de reden is voor automobilisten om de bus te pakken. 05/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer Zonder investeringen in alternatieve vervoersmiddelen blijven we in en rondom de steden vast staan. Investeringen in een betere benutting van het treinspoor sec zijn niet voldoende. Een reis bestaat immers uit een aaneenschakeling binnen een keten en deze is zo sterk als de zwakste schakel. Als één van de onderdelen van een alternatieve reismogelijkheid onvoldoende kwaliteit biedt, valt het alternatief voor de gebruiker simpelweg af. Dit gebeurt als het voor- en natransport onvoldoende goed geregeld is. Het besef van dit probleem moet doordringen bij de beleidsmakers want anders zijn investeringen in het treinspoor weggegooid geld. Ook wordt met een te grote focus op het landelijk treinspoor volledig voorbij gegaan aan het woon-werkverkeer dat zich binnen een stedelijke agglomeratie afspeelt. De gemiddelde reisafstand die werknemers dagelijks afleggen van woning naar hun werk ligt tussen 8 en 9 kilometer. 2 Het is juist het regionale woon-werkverkeer waar de aandacht op gevestigd moet worden. Oplossingen voor het stedelijk verkeer zijn daarmee cruciaal voor de gehele bereikbaarheidsproblematiek. Dit pleit voor structurele verbetering van het stedelijk openbaar vervoer. Middelgrote steden Het bereikbaarheidsprobleem is niet alleen voorbehouden aan de vier grote steden. Wat betreft gezamenlijk inwonertal overtreffen de middelgrote steden hen zelfs met een factor twee. 3 Het kost ook in middelgrote steden onnodig veel tijd om tijdens de spits van de ene kant van de stad naar de andere kant te geraken. Vooral op in- en uitvalswegen en in de centra van de steden is sprake van onvoldoende bereikbaarheid in de spits. Niet alleen de automobilist heeft hier last van, ook de bussen staan meestal tussen de auto’s vast. Het stedelijk openbaar vervoer moet daarom in alle steden kwalitatief én kwantitatief een flinke impuls krijgen. Dit moet in de pas lopen met investeringen op het hoofdspoornet, de invoer van de kilometerheffing en andere maatregelen in het kader van mobiliteitsmanagement. Wij denken hierbij aan het bieden van een frequentie van minimaal zes tot acht maal per uur op de verbindende lijnen, zodat ook in de middelgrote steden de reizigers in het openbaarvervoer ‘spoorboekloos’ kunnen reizen en een verdere realisering van aparte bus- en/of traminfrastructuur, waardoor bus en tram niet tussen de auto’s in de files hoeven te staan. Pas dan zullen op grotere schaal automobilisten een overstap maken naar het openbaar vervoer. 2 Bron: CBS StatLine: Mobiliteit Nederlandse bevolking per regio naar motief en vervoerwijze in 2005. 3 Gemeenten met meer dan 65.000 inwoners, exclusief de G4, hebben gezamenlijk 5 miljoen inwoners. De G4 hebben ongeveer 2 miljoen inwoners. Onder de middelgrote gemeenten zijn 26 steden met meer dan 100.000 inwoners. Meer dan 3 miljoen mensen wonen in middelgrote gemeenten gelegen in de Randstad. 06/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer Om het openbaar vervoer die impuls te geven die nodig is, moeten we niet alleen meer geld vrij maken voor mobiliteit, we moeten ook slimmer omgaan met de middelen die beschikbaar zijn. Het is in dat kader van belang dat regionale concessieverleners een afweging durven te maken waarbij meer wordt ingezet op resultaatgericht mobiliteitsbeleid. Met andere woorden, daar extra investeren waar de effecten het grootst zijn. De discussie moet worden gevoerd over de mate van het basisvoorzieningenniveau in landelijk gebied ten opzichte van versterking van hoogwaardige voorzieningen in stedelijk gebied. Verbetering van het openbaar vervoer in kwantitatieve en kwalitatieve zin levert voor de bereikbaarheidsproblematiek minder op in perifere gebieden. Immers, een verdubbeling van het aantal reizigers op een lijn met weinig passagiers levert geen substantiële bijdrage aan het aandeel van het openbaar vervoer. Daarnaast is er nauwelijks sprake van bereikbaarheidsproblemen in landelijk gebied. Natuurlijk vervult het openbaar vervoer een sociaal-maatschappelijke functie en deze moet behouden blijven. Daarom moeten overheden en partners kijken naar slimme en kosteneffectieve oplossingen in minder bevolkte gebieden om een basisvoorzieningenniveau te handhaven. Hiertoe behoren bijvoorbeeld buurtbussen en collectief vraagafhankelijk vervoer. Bij dit laatste moeten afwegingen worden gemaakt tussen kosten, opbrengsten, tariefhoogte en effecten ten opzichte van het lijngebonden openbaar vervoer. Hierdoor ontstaat ruimte om te investeren in gebieden die roepen om oplossingen voor het mobiliteitsprobleem. Vooral in de middelgrote steden en omliggende plaatsen liggen kansen om het aandeel van reizigers in het openbaarvervoer flink te vergroten. De openbaarvervoersystemen bieden daar technisch nog ruimte voor groei. Daarnaast is in tegenstelling tot de grote steden het aandeel van het openbaar vervoer in de mobiliteitsketen lager. We moeten deze kans grijpen. Hieronder wordt aangegeven met welke omstandigheden we te maken hebben en hoe de beschikbare instrumenten moeten worden ingezet. Hiervoor is de inzet van alle betrokken partijen nodig. Gemeentelijk beleid en bereikbaarheid Onder middelgrote steden rekenen we gemeenten met tussen 65.000 en 250.000 inwoners. Wat betreft inwonertal een heterogene groep. Wat deze steden echter gemeen hebben is de centrumfunctie die zij vervullen in een regio. Dit betekent dat bewoners van omliggende plaatsen gebruik maken van faciliteiten van deze centrumstad. Een moeilijk bereikbare centrumgemeente is dus een probleem van een gehele stedelijke regio of agglomeratie. Het stedelijke mobiliteitsvraagstuk dient dus goed ingebed te zijn in het provinciale of regionale mobiliteitsbeleid. 07/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer Iedere stad heeft zijn eigen karakter en specifieke factoren die de bereikbaarheid beïnvloeden. Deze kunnen liggen in culturele, planologische, demografische en historische kenmerken en in het verlengde in het aanbod van voorzieningen. Steden die een hogeschool of universiteit herbergen hebben te kampen met grote openbaarvervoersstromen tussen station, binnenstad en de onderwijsgebouwen. Daarbij is het fietsgebruik in dergelijke steden vaak hoog. Voor steden met een historische binnenstad is het vaak moeilijk om verschillende verkeersstromen en modaliteiten naast elkaar te faciliteren en is er een grotere spanning tussen verkeer en ruimte. Een stad met veel groen wil er alles aan doen dit karakter te bewaren en kampt met eenzelfde spanning. In modern opgezette steden is juist veel mogelijk met gescheiden infrastructuur waaronder busbanen, maar heeft in het verleden de auto vrij spel gehad, waardoor de bevolking erg gericht is op autogebruik. Daarbij komt dat een stad relatief veel jongeren of juist ouderen herbergt, of heeft een stedelijke regio een groot aandeel mensen van allochtone afkomst. Ook deze factoren zijn van invloed op het mobiliteitsgedrag. Geen stad is hetzelfde en stedelijke bereikbaarheid verdient daarom een lokale en regionale benadering. Stedelijke bereikbaarheid en daarbinnen het openbaar vervoer is onderdeel van een integraal samenhangend gemeentelijk beleidspakket. Onderstreept moet worden dat het thema bereikbaarheid veel raakvlakken heeft met andere beleidsonderdelen. Denk daarbij bijvoorbeeld doelgroepenvervoer of gratis openbaar vervoer dat onderdeel uitmaakt van het sociale beleid. Zo kent ook de openbaarvervoervoorziening in bepaalde wijken tevens een sociale grondslag. En natuurlijk is de verkeersproblematiek sterk gelieerd aan het milieubeleid en maakt bijvoorbeeld beleid ten gunste van de binnenstedelijke vitaliteit onderdeel uit van de lokale en regionale verkeersplannen. Ook de ruimtelijke ordening heeft met herstructurering en uitbreidingsplannen een sterk verband met de verkeerskundige situatie. Gemeenten proberen dergelijke beleidsonderdelen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen waardoor een grote mate van onderlinge afhankelijkheid ontstaat. Daarnaast is de gemeente ook nog eens wegbeheerder en beheerder van de openbare ruimte. Denk daarbij alleen al aan parkeerbeleid. Het is daarom belangrijk dat gemeenten sterk betrokken worden bij de planvorming ten aanzien van het openbaar vervoer en plannen voor regionale mobiliteitsmaatregelen. Kwalitatieve en kwantitatieve sprong Automobilisten moet een alternatief worden geboden. Allereerst moet uiteraard het fietsen gestimuleerd worden, al is de fiets vanwege de afstand en de weersomstandigheden vaak niet een volwaardig alternatief. Ook het huidige openbaarvervoersysteem levert een onvoldoende alternatief, getuige het lage aandeel in de totale modal-split. Het openbaar vervoer is echter wél een alternatief. Daar waar nieuwe kwalitatief hoogwaardige verbindingen worden aangelegd levert dat successen 08/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer op. Denk hierbij aan de succesvolle busbanen in Almere en de Zuidtangent, waar zelfs wordt gedacht aan het ombouwen van bus naar lightrail. Helaas ontbreekt het in ons land, in tegenstelling tot landen als Duitsland en Frankrijk, aan veel vergelijkbare voorbeelden, omdat simpelweg weinig nieuwe infrastructuur is aangelegd in de afgelopen decennia. Om automobilisten te verleiden tot het openbaar vervoer dient de kwaliteit te worden verbeterd. Een belangrijk onderdeel daarvan is de reisduur. Cijfers leren dat reizigers met bus, tram en metro 15 kilometer afleggen in 40 minuten.2 Een gemiddelde snelheid van 23 kilometer per uur is onvoldoende. Om dit te verhogen dienen infrastructurele maatregelen te worden genomen die geld kosten. De grotere corridors dienen gescheiden te worden van het overige verkeer in de vorm van exclusieve HOVinfrastructuur. Haarlem, bijvoorbeeld, heeft plannen om een openbaarvervoertunnel aan te leggen onder de stad door. Ook in andere steden zijn talrijke oplossingen denkbaar om de snelheid van het stedelijk en regionaal openbaar vervoer te verbeteren. Eindhoven werkt aan een innovatief busconcept, de Twentse steden bouwen aparte HOV-busbanen en Groningen en Leiden herintroduceren de tram in de binnenstad. Ook in Maastricht, Zwolle, Arnhem en Nijmegen liggen vergevorderde lightrailplannen om het openbaar vervoer op een hoger plan te tillen. Het is van groot belang dat deze initiatieven van voldoende financiële middelen worden voorzien zodat een begin kan worden gemaakt met een grootschalige snelheidsverbetering van het stedelijk en regionaal openbaar vervoer. Er zijn meer maatregelen denkbaar om het openbaar vervoer aantrekkelijker te maken. Zo moet het openbaar vervoer zélf beter bereikbaar worden gemaakt. Het gaat hierbij om het realiseren en beheren van P+R transferia, maar het is bijvoorbeeld tevens belangrijk dat mensen hun fiets veilig en droog kunnen stallen naast bushaltes en dichtbij stations. Ook is het belangrijk dat mensen een beschutte plek hebben om te wachten. Gemeenten spelen hierin een belangrijke rol. Het stationsplein bijvoorbeeld is een plek waar het lokale bestuur, concessieverlener, ProRail, NS Poort en vervoersbedrijven samen moeten zorgen voor een leefbare plek. Om hiervoor te zorgen dienen de genoemde partijen elkaar actief te betrekken in planvorming, maar ook in het beheer. Zo moeten gezamenlijk afspraken gemaakt worden over sociale veiligheid, bouwplannen en aanpassingen in de lijnvoering en routering, onderhoud van haltes, maar ook over vastgoedontwikkeling en exploitatie van winkelruimtes in en rondom een stationsgebouw. Binnen deze samenwerking moeten de afzonderlijke partijen vervolgens hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Een goed voorbeeld is Deventer, waar momenteel in onderlinge samenwerking tussen de verschillende partijen een ruimtelijke verkenning voor de stationsomgeving wordt opgesteld met als doel de ketenmobiliteit op een hoger plan te tillen. 09/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer De bereikbaarheid van het openbaar vervoer moet ook van een andere invalshoek worden bekeken. Het ontbreken van kennis over het openbaar vervoer is een cruciaal punt. De lezer van dit stuk kan het vanuit zijn of haar vakgebied wellicht moeilijk voorstellen, maar het is niet ondenkbaar dat er een grote groep automobilisten is die niet weet hoe zij met het openbaar vervoer naar hun werk kunnen reizen. Niet alleen lijnnummers, maar ook frequenties en overstapmogelijkheden zijn simpelweg niet bekend. En onbekend maakt onbemind. Daarnaast speelt een gevoel van afhankelijkheid een rol. Het is daarom belangrijk dat het openbaarvervoersysteem overzichtelijk is en beschikt over een goed systeem van reisinformatie. Ontwikkelingen zoals dynamische reisinformatie (DRIS) kunnen een positieve bijdrage leveren aan het wegnemen van het gevoel van onzekerheid voorafgaand en tijdens de reis met het openbaar vervoer. Het moet met de huidige techniek van displays mogelijk zijn elke halte te voorzien van een informatiepaneel. Of aanvullend een koppeling te maken van halte-informatie naar de mobiele telefoon. Het probleem is dan ook niet van technische aard, maar dient op organisatorisch niveau worden opgelost. Maar voor men zover is moet nog een financiele barriere worden genomen, want ondanks het feit dat beeldschermen op de consumentenmarkt steeds goedkoper worden, zijn de kosten van haltedisplays nog steeds erg hoog. Vervoerbedrijven gebruiken verschillende systemen in communicatie tussen voertuig en computersysteem. Voor een dynamisch landelijk systeem is het daarom belangrijk dat vervoerders en concessieverleners ervoor zorgen dat de verschillende informatiesystemen goed op elkaar aansluiten. Ondertussen moeten de betrokken partijen ervoor zorgen dat daar waar dynamische reisinformatie van een vervoerder technisch voorhanden is, deze wordt geleverd. Met andere woorden, een dynamisch reisinformatiesysteem dient te worden uitgerold daar waar het al kan en ondertussen dient een landelijk systeem vorm te krijgen. Een goede ontwikkeling is de start van het Platform Beheer Informatie Standaarden OV Nederland, waarin alle betrokken partijen samenwerken aan een informatiestandaard. Zoals eerder aangegeven is het aandeel van het openbaar vervoer in het woonwerkverkeer laag. Willen we überhaupt automobilisten kunnen opvangen in het openbaar vervoer, dan moet de capaciteit sterk worden vergroot. Immers, een procent autogebruik richting het openbaar vervoer levert een aanzienlijke hoeveelheid nieuwe OV-reizigers op. Een simpel voorbeeld illustreert dit: stel dat op een corridor 10.000 mensen reizen, waarbij het aandeel autogebruik 90% en het aandeel openbaar vervoer 10% is. Als één procent van de automobilisten de overstap maakt naar het openbaar vervoer, betekent dat een toename van het aandeel openbaar vervoer op de corridor van maar liefst 9%. Op de zwaarste lijnen in de middelgrote steden zal het problemen opleveren om een grote groei op te vangen, zoals ook blijkt uit de LMCA Regionaal OV. Aansluitend op het voorgaande is derhalve ombouw naar hoogwaardige openbaarvervoerverbindingen noodzakelijk. Daar waar lijnen een feederfunctie hebben of kleinere corridors berijden is in de middelgrote steden nog 10/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer volop capaciteit om groei te faciliteren, zo leren dezelfde LMCA’s. Het stedelijk openbaar vervoer in middelgrote steden kan daarom een belangrijke rol spelen in de oplossing van de landelijke bereikbaarheidsproblematiek. Hieronder gaan we hier verder op in. Gratis openbaar vervoer Gratis openbaar vervoer werd eerder in het stuk genoemd als gemeentelijk beleidsinstrument. In een aantal gemeenten is sprake van gratis of goedkoop openbaar vervoer. Dit gebeurt al dan niet in samenwerking met het Rijk in het kader van speciale pilotprojecten. Het is goed dat gemeenten de mogelijkheid hebben om een dergelijke tariefmaatregel in te voeren. Daarbij is uiteraard belangrijk dat goed wordt afgewogen welk doel het gratis openbaar vervoer dient en welke doelgroepen daarvan gebruik mogen maken. Zo kan een gemeente besluiten op zaterdag de stadsbussen naar de binnenstad gratis of goedkoper te maken om zo de parkeer- en congestieproblemen in de binnenstad te verzachten met het oog op de vitaliteit en leefbaarheid van het stadscentrum. Eerder werd al het sociale element genoemd van gratis openbaar vervoer. In dat kader is het goed mogelijk economisch zwakkere groepen gratis openbaar vervoer te bieden met bijvoorbeeld als doel het verbeteren van de mobiliteit en het verminderen van een sociaal isolement van de doelgroep. In een aantal gevallen wordt openbaar vervoer voor doelgroepen aangewend voor ouderen als ware zij een zwakke sociale en economische groep. Dit zou nader moeten worden overwogen aangezien het zeer de vraag is of de demografische groep daadwerkelijk deze kenmerken heeft. Veel mensen van boven de 65 zijn juist kapitaalkrachtig en een daarmee samenhangend sociaal isolement is tevens discutabel. Natuurlijk kunnen ook milieubelangen in combinatie met congestieproblematiek reden zijn goedkoop openbaar vervoer aan te bieden langs een traject waar files staan. Gemeenten kunnen aldus meerdere redenen hebben om van het instrument gratis of goedkoop openbaar vervoer gebruik te maken. Ook moeten de negatieve neveneffecten in ogenschouw worden genomen. Gratis openbaar vervoer bij een evenement in de binnenstad bijvoorbeeld, jaagt de structurele openbaarvervoergebruiker de bus uit. Ook kunnen vervelende situaties ontstaan door overlastgevende groepen die hun terrein verplaatsen naar bus of tram. Daarnaast is een verschuiving van fietsgebruik naar bus of tram een ongewenste ontwikkeling. Wat nog bijzondere aandacht verdient is een ander prijsinstrument in het openbaar vervoer, in de vorm van een eenvoudig toegangsbewijs. Het “Eurokaartje” bijvoorbeeld, is een succes. Het kaartje is op korte trajecten zelfs duurder dan een strippenkaart. Het gemak ervan is echter de succesfactor. Dit is, samen met de factor reistijdwinst, ook de uitkomst van de onderzoeken in opdracht van KpVV en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat naar gratis openbaar vervoer. Willen we de automobilist verleiden tot het openbaar vervoer, dan moet dus naast snelheid goed ingezet worden op een gemakkelijke betalingswijze. Op dit laatste wordt later teruggekomen. Het belang van 11/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer continuïteit mag tevens niet uit het oog worden verloren, al is het begrijpelijk dat in tijden van experimenteren doelgroepen en doelstellingen jaarlijks kunnen wisselen. Het gevaar ligt wel op de loer dat reizigers niet meer weten waarom en voor wie de lagere tarieven zijn ingesteld. Gratis of goedkoop openbaar vervoer moet daarnaast altijd worden ingezet als instrument om een hoger doel te bereiken. Het is van belang dat de subsidieverlener het bereiken ervan goed periodiek analyseert, zodat voorkomen wordt dat gratis openbaar vervoer een doel op zichzelf wordt. We moeten onderkennen dat prijsbeleid niet het antwoord is op de grote bereikbaarheidsvraagstukken. Regionalisering spoor De regionalisatie van spoorlijnen is een succes te noemen. KpVV heeft onlangs aandacht hieraan besteed. Het is een teken dat de decentrale overheden goed in staat zijn trein en bus te laten samenwerken en elkaar te laten versterken. Deze trend moet waar mogelijk worden doorgezet. Het is belangrijk dat bij zowel de planvorming als de exploitatie gemeenten worden betrokken. Zo heeft bijvoorbeeld op de MerwedeLingelijn de samenwerking tussen de verschillende decentrale overheden en de vervoerder geleid tot een succesvol socialeveiligheidsproject in de trein en op de stations. Regionale concessieverleners moeten de mogelijkheid krijgen spoorlijnen aan te besteden die deel uitmaken van het kernnet. Rond Groningen bijvoorbeeld moet door de regionale concessieverlener(s) een lightrailverbinding kunnen worden aangelegd met de centrale stad als centraal punt in een web. Het is een ongewenste situatie dat in alle richtingen lightrail rijdt (met aansluiting op de toekomstige stadstram) en het traject naar Assen alleen wordt bediend door NS. Immers, sprinters en stoptreinen van NS zijn afgestemd en gericht op de landelijke intercity’s, met het gevolg dat de frequentie onvoldoende is en de interval wisselend is met als gevolg een niethoogwaardig stedelijk openbaar vervoer. Als de provincie(s) het traject kunnen laten opnemen in de concessie kan het onderdeel uitmaken van een lightrailnetwerk. Zodoende wordt niet alleen het stedelijke en het regionale, maar ook het totale openbaar vervoer verbeterd. Dit betekent dat delen van het kernnet van het spoor daarom tevens onderdeel moeten kunnen worden van de regionale openbaarvervoerconcessies. Samenhangende marketing Concessieverleners, vervoerder en inliggende gemeenten moeten samen werken aan een betere samenhangende marketing van het openbaar vervoer. Het gebruik van een product hangt niet alleen af van de fijnmazigheid van een net, de kennis van het systeem bij de reiziger, etc, maar het wordt tevens beïnvloed door het imago. Natuurlijk wordt het beeld op zijn beurt beïnvloed door de ervaringen van reizigers, 12/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer maar er zijn meer factoren die het imago beïnvloeden. Daarbij is het belangrijk het openbaar vervoer als één herkenbaar concept aan te bieden waardoor de reiziger het als een sluitend systeem herkent. Hier is een grote rol voor overheden weggelegd. Allereerst is het belangrijk dat de concessieverlenende overheden samen met de vervoerders in een bepaald gebied samen bepalen hoe zij het openbaar vervoer willen aankleden en daarbij het openbaar vervoer richting de reiziger vormgeven. De verdeling van rollen tussen vervoersautoriteit en vervoerder kan verschillen. Er zijn voorbeelden waarbij de vervoerder een openbaarvervoermerk beheert waarbij uiteraard wordt aangesloten op kaderstellende eisen van de concessieverlener. Een variant in het andere uiterste is dat de regionale overheden bepalen hoe het product wordt vormgegeven waarbij de vervoerder feitelijk alleen verantwoordelijk is voor het fysieke vervoer. Beide hebben hun voor en nadelen. Vervoerder als beheerder van het product levert schaalvoordelen op. Immers, een succesvol concept dat zij hanteert in een ander gebied kan mogelijk met enkele aanpassingen worden toegepast waarbij de reiziger het product wellicht herkent vanuit het andere gebied. Voorbeelden van vervoerders die de ruimte hebben gekregen een eigen marketingplan voor het openbaar vervoer in de stad te maken zijn te vinden in Almere en Eindhoven. Branding overlaten aan de vervoerder geeft vrijheid en creativiteit aan de vervoerder, hetgeen een marktpartij traditioneel goed in is. Een groot nadeel is, dat als de concessie overgaat naar een andere vervoerder, het merk en daarmee de specifieke uitstraling van het openbaarvervoerproduct tevens verdwijnt. Andersom zijn er voordelen te noemen voor het beheer van het product bij de concessieverlener, wel of niet gedelegeerd aan de gemeente. Op deze wijze wordt de continuïteit gewaarborgd, want bij concessieovergang blijft de vormgeving gehandhaafd. Een ander voordeel is dat provincies en steden het openbaar vervoer kunnen inpassen in hun eigen marketingstrategie. Zo zijn er goede voorbeelden van stadsbussen (Apeldoorn en Tilburg bijvoorbeeld) die het stadswapen dragen of op andere wijze het beeld ondersteunen dat de bussen deel uitmaken van de stad. Hoe overheden en vervoerders het ook invullen, voorop staat dat zij het belang inzien van een goede samenhangende marketingstrategie. Internationaal regionaal vervoer Stedelijke gebieden aan de rand van ons land moeten goed bereikbaar zijn, ook van en naar de andere kant van de grens. De stedelijke agglomeratie houdt immers niet op bij de landsgrenzen. Ook hier is sprake van woon-werk- en recreatief verkeer tussen centrumstad en buitenlandse (rand)gemeenten. Daarnaast fungeert (internationaal) regionaal openbaar vervoer als voor- en natransport voor langere verbindingen. Er bestaan enkele voorbeelden van opgewaardeerde verbindingen in het grensoverschrijdende regionale treinverkeer, maar veelal komen dergelijke hoogwaardige frequente verbindingen moeilijk van de grond. Het internationale treinverkeer krijgt veel aandacht, zij het dat het zich beperkt tot internationale 13/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer hogesnelheidsverbindingen. In het geval van de HSL-zuid gaat dit zelfs ten koste van conventionele grensoverschrijdende treinverbindingen. Overheden en vervoerders moeten daarom samen optrekken om de verbindingen met het achterland aan de andere kant van de grens te verbeteren. Dit moet plaatsvinden in internationaalregionaal verband. Daar waar het Rijk verantwoordelijk is voor het spoor dient hierbij ook het Rijk aan te schuiven en waar mogelijk voorwaarden te scheppen. Recentelijk is door CDA en CU in de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor dit onderwerp en wij hopen dat dit de aandacht krijgt van het kabinet. Landelijk beleidskader De rijksoverheid introduceert verschillende plannen om de bereikbaarheid te verbeteren. Ook voor de verbetering van het openbaar vervoer worden actieprogramma’s opgesteld. We zijn verheugd over de positieve aandacht voor het openbaar vervoer. Maar juist omdat er nú keuzes worden gemaakt over de invulling van de programma’s is het belangrijk om deze kritisch tegen het licht te houden. Voor capaciteitsuitbreiding van het reizigersvervoer per spoor wordt viereneenhalf miljard euro uitgetrokken. Langere en frequentere intercity’s dragen echter maar in beperkte mate bij aan de bereikbaarheid van steden. Zoals eerder aangegeven beperkt het woon-werkverkeer zich voor een belangrijk deel tot de stedelijke agglomeratie en speelt een groot deel van het voor- en natransport ten behoeve van grotere afstanden zich af in deze stedelijke gebieden. Het is daarom belangrijk dat ook voor het regionale openbaar vervoer een reservering wordt gedaan die in de pas loopt met de investeringen voor het landelijk spoor. Daarbij is het belangrijk dat we integrale plannen maken voor het regionale openbaar vervoer. Dat betekent dat het actieprogramma Regionaal OV en de Quickscan decentraal spoor goed in elkaar geschoven moeten worden. Dit verdient in de Mobiliteitsaanpak elke aandacht. Een goed voorbeeld hiervan is het voornemen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat om samen met de regionale overheden nieuwe verkenningen uit te voeren naar het regionaal openbaar vervoer, inclusief het regionale spoor. Wij zien graag dat binnen deze verkenningen een onderzoek wordt meegenomen naar de mogelijkheid om op het hoofdspoor regionale treinen te laten rijden die door de regionale concessieverlener worden aangestuurd. Op deze wijze is het mogelijk om binnen stedelijke regio’s verbindende treinen te laten rijden tussen de buitengebieden en de centrale stad. We kijken niet alleen met grote belangstelling naar de plannen voor het openbaar vervoer. Ook de plannen van het kabinet voor de invoering van een kilometerheffing voor het autoverkeer heeft onze aandacht. Het is belangrijk dat er voldoende flankerende maatregelen worden genomen. Immers, een deel van de automobilisten 14/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer zal door de komst van de kilometerheffing overstappen naar andere manieren van reizen. Ook het openbaar vervoer zal een deel van de autokilometers moeten opgevangen. Er moet in de plannen een directe koppeling worden gemaakt tussen de opbrengsten die voortvloeien uit hogere heffingen in een congestiegebied en investeringen in het openbaar vervoer. Op deze wijze wordt het wellicht gemakkelijker om stedelijke openbaarvervoernetwerken uit te breiden of nieuwe lightrailverbindingen te financieren. Ook kan dit geld worden aangewend voor algemene investeringen in het openbaar vervoer, zoals de verbetering van de reisinformatie. De OV-Chipkaart levert een kwaliteitsimpuls binnen het openbaar vervoer in zijn totaliteit, want het levert meer gemak op voor de reiziger. Interessant gegeven is dat het een gezamenlijk product betreft van Rijksoverheid, decentrale concessieverleners en de openbaarvervoerbedrijven. Het is zaak dat alle partijen goed blijven samenwerken. Het moet mogelijk zijn voor andere partijen om afspraken te maken met de concessieverlener en vervoerder over de tarifering in een bepaald gebied of op bepaalde lijnen. Zo moet het mogelijk zijn dat bijvoorbeeld een ondernemersvereniging van een bedrijventerrein kan onderhandelen met provincie of stadsregio en vervoerder over een product op de OV-Chipkaart voor reizen naar en van het terrein. Gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om voor (een deel van) hun inwoners een verlaagd tarief af te kunnen spreken met de concessiehouder en vervoerder, bijvoorbeeld als onderwerp van gesprek in het kader van mobiliteitsmanagement. Een ander onderwerp binnen beprijzing is het minimumtarief (vaste voet) in de trein. Deze blijft ook met de OV-Chipkaart erg hoog vergeleken met het instaptarief in het stads- en streekvervoer. Op dit moment betaalt de reiziger een vast bedrag van €2,20 in de trein ten opzichte van €0,46 in bus, tram en metro. 4 In verband met de mobiliteitsproblematiek is het juist van belang dat de reizigers die binnen de stedelijke agglomeratie wonen gestimuleerd worden met het openbaar vervoer te reizen. Dergelijke hoge tarieven voor korte reizen zijn daarom ongewenst en dienen te worden verlaagd. De overheden hebben besloten dat in 2010 de bus goed toegankelijk is voor mensen met een functiebeperking. In 2030 moet het gehele openbaar vervoer voldoen aan de toegankelijkheidseisen. De staatssecretaris heeft de Kamer in de eerste helft van dit jaar bericht over de stand van zaken van het beter toegankelijk maken van materieel en haltes, waarin zij haar tevredenheid uitspreekt over het proces. De komende twee jaren moeten echter nog veel haltes worden aangepast. Het is belangrijk dat in de 4 De vaste voet voor het landelijk spoor en het regionaal OV voor de OV-Chipkaart zijn nog niet vastgesteld. Er zijn echter geen signalen dat NS het instaptarief aanpast na invoering van de chipkaart. 15/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer planning van de openbaarvervoerautoriteiten rekening wordt gehouden met gecompliceerde situaties in bijvoorbeeld binnensteden. Ook met betrekking tot de financiering voorzien we in dit kader een probleem. De rijksbijdragen zijn eenderde van de kosten voor de eerste vijftig procent van de haltes, terwijl juist de tweede helft van de haltes lastiger en daarmee duurder uitvallen. Daarnaast is het goed dat overheden zijn overeengekomen dat in geval van geplande herstructurering van straten de ombouw van haltes in dat project wordt meegenomen. De opdrachtgevers doen er goed aan om belanghebbenden te betrekken bij dergelijke ombouwprojecten zodat gedragen oplossingen gevonden worden. Verbetering van de toegankelijkheid mag breder worden getrokken. Ook de kwaliteit van abri’s, fietsenstallingen en andere parkeervoorzieningen, maar ook dynamische reisinformatie zijn onderdeel van een verbeterde toegankelijkheid. Deze onderdelen moeten door de overheden en vervoerders integraal worden bekeken. De verschillende verantwoordelijkheden binnen deze onderwerpen die betrokken hebben partijen maken een goede samenwerking en vroegtijdige afstemming noodzakelijk. Het stedelijk openbaar vervoer is gedecentraliseerd, waarbij de zeggenschap hierover (behalve het spoor behorende tot het kernnet) in handen is van de stadsregio’s en provincies. Voor de financiering hiervan zijn zij echter voor het overgrote deel afhankelijk van het Rijk. Op de structurele uitkering van de Rijksoverheid, waarvan de concessieverleners het openbaar vervoer moeten bekostigen, is vorig jaar bezuinigd. Dit strookt niet met het bovengenoemde belang van het stedelijk openbaar vervoer in de bereikbaarheidsproblematiek. Het is van groot belang dat alle partijen dit probleem onderkennen en de jaarlijkse uitkering ten behoeve van het regionale openbaar vervoer niet daalt, maar juist sterk toeneemt. Met andere woorden, de BDU verkeer en vervoer moet omhoog. Immers, groeiambities kunnen alleen verwezenlijkt worden met voldoende financiering. 16/17 Beter bereikbaar Via het stedelijk openbaar vervoer Afsluitend Het is van maatschappelijk belang dat de mobiliteitsproblematiek in en rondom de steden wordt aangepakt. De mobiliteitsproblematiek wordt voor een groot deel bepaald door stedelijke bereikbaarheid. Goed stedelijk openbaar vervoer is cruciaal voor de bereikbaarheid van Nederland. Ondanks de decentrale verantwoordelijkheden speelt het Rijk als geldverstrekker en kadersteller een prominente rol in het regionale openbaar vervoer. In de kabinetsplannen voor mobiliteit krijgt het openbaar vervoer veel aandacht, maar het regionaal openbaar vervoer dient een grotere rol te spelen. Het kabinet zet sterk in op de trein en dan met name de intercity, maar gaat daarbij voorbij aan het belang van het vervoer dat zich binnen een stedelijke agglomeratie plaatsvindt. Dat het stedelijk openbaar vervoer daarbij ook een feeder-functie voor de trein bekleedt vindt tot op dit moment nog onvoldoende zijn weerslag in de beleidsvisies en uitvoeringsprogramma’s. We moeten daarom concrete plannen maken om het openbaar vervoer in en rondom de steden kwalitatief én kwantitatief te verbeteren. Ontwikkelingen rondom de verbetering van de toegankelijkheid en reisinformatie, prijsbeleid en nieuwe fietsparkeervoorzieningen dragen hier aan bij. Ook kan verdergaande regionalisering van spoorlijnen het openbaarvervoersysteem en daarmee het geheel van de mobiliteitsketen op een hoger plan tillen. Verbetering van het stedelijk openbaar vervoer is iets waar decentrale overheden invulling aan moeten geven, maar sterk afhankelijk in zijn van rijksgelden. Zo moet de hoop worden uitgesproken dat de Mobiliteitsaanpak naast goede ambities ook voldoende financiële mogelijkheden biedt om deze doelen te concretiseren. De daling van de BDU verkeer en vervoer moet daarom worden omgezet in een structurele groei. We zien tevens andere onvolkomenheden die aandacht verdienen. Daarbij springt vooral in het oog het ontbreken van afstemming tussen de verschillende plannen. Deze worden teveel ingestoken vanuit de verschillende openbaarvervoersmodaliteiten wat zich vertaalt in aparte plannen voor landelijk spoor, regionaal spoor en voor stads- en streekvervoer. Daarbij is het de vraag in hoeverre deze investeringen met elkaar in de pas zullen lopen. De flinke financiële impuls voor het landelijke spoornetwerk als gevolg van het Actieprogramma Groei op het Spoor juichen we van harte toe, maar mag niet zonder gelijkwaardige investeringen in het regionale openbaar vervoer. 17/17