Leader Ontwikkelingslanden ondervinden dagelijks de gevolgen van klimaatverandering die hoofdzakelijk veroorzaakt worden door de geïndustrialiseerde landen. En dat terwijl zij de minste capaciteit hebben om met deze gevolgen om te gaan. Probleem 1: Besluiteloosheid over emissiereductie doelstellingen Nog steeds is er geen overeenstemming bereikt om een nieuw juridisch bindend klimaatverdrag te sluiten als opvolger van het Kyoto Protocol, dat afliep in 2012. Door deze besluitloosheid en het gebrek aan daadkracht blijft de aarde steeds verder opwarmen. Wel zijn in Doha, waar de VN conferentie 2012 plaatsvond, de emissie reductiedoelstellingen verhoogd van 5.2% naar 18%. Een stap in de goede richting, maar zeker nog niet voldoende. De Europese Unie (EU) heeft aangegeven dit percentage op te willen hogen naar 30%. In april 2014 zal hierover besloten worden. Fair Politics moedigt deze beslissing en de voortrekkersrol die de EU speelt in de wereld aan. De EU zal ook andere landen aan moeten sporen om de emissiereductie op te hogen en moet daarom onvoorwaardelijk inzetten op een reductie van tenminste 30% in 2020, met een mogelijke uitloop naar 40%. Probleem 2: Bestrijden gevolgen klimaatverandering niet op rekening armoedebestrijding Een groot deel van de kosten van de effecten van klimaatverandering komen voor rekening van ontwikkelingslanden. Door temperatuurstijging bijvoorbeeld zullen grote delen van Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Oost Azië te kampen krijgen met grote droogte. Door het stijgen van de zeespiegel zullen overstromingen in deze regio’s veel vaker voorkomen. Voor een goed klimaatakkoord zullen besluiten moeten worden genomen over samenwerking op het gebied van schone technologie, bescherming van bossen, aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering en de beloofde financiering van de rijke landen aan ontwikkelingslanden. Ontwikkelde landen willen zich echter nog niet binden aan financiering zolang er geen duidelijkheid is over welke klimaatacties ontwikkelingslanden zoals China en Brazilië gaan uitvoeren. Het geld moet verder niet op rekening komen van Ontwikkelingssamenwerking. Dit is echter wel het geval bij lange termijn financiering. Klimaatfinanciering moet door de vervuilers betaald worden, dus niet uit geld voor armoedebestrijding maar hoofdzakelijk uit private middelen. Probleem 3: Vergroening energievoorziening dringend nodig Het tegengaan van klimaatverandering staat of valt niet met klimaatfinanciering. Vergroening van de energievoorziening is van groot belang. Er moet worden overgestapt op duurzame, hernieuwbare energie, in plaats van de vervuilende fossiele brandstoffen waar we nu afhankelijk van zijn. Dit is niet slechts een kwestie voor de geïndustrialiseerde landen. Ook ontwikkelingslanden moeten hierin mee. Groene groei is noodzakelijk om er voor te zorgen dat economische ontwikkeling op lange termijn niet leidt tot een kwetsbaar milieu en de daarmee gepaard gaande negatieve problemen. Door vergroening van de energievoorziening worden ontwikkelingslanden niet afhankelijk van fossiele brandstoffen en gevoelig voor wisselingen in de olieprijs. Voor boeren en vissers betekent groene groei dat viswateren niet vervuild raken en landbouwgrond gezond blijft. Daarnaast geven lokale initiatieven voor duurzame energie kleine producenten toegang tot energie in plaatsen die normaal gesproken geen toegang hebben tot het elektriciteitsnet bijvoorbeeld. Als Nederland klimaat verandering aan wil pakken moet het haar energievoorziening vergroenen, en ontwikkelingslanden aanmoedigen hetzelfde te doen. Nederland maakt tot op heden weinig vaart met duurzame energie.1 Bedrijven en burgers in Nederland moeten overstappen op duurzame energie. Nederland en de EU kunnen ontwikkelingslanden ook helpen in het vergroenen van hun economie, bijvoorbeeld door steun voor het aanleggen van groene infrastructuur, of voor lokale initiatieven op het gebied van duurzame energie. Beleidsaanbevelingen 1 Een vergaand juridisch bindend akkoord dat alle landen verplicht tot vermindering van uitstoot is de enige oplossing om klimaatverandering werkelijk een halt toe te roepen. Nederland moet binnen de EU onvoorwaardelijk inzetten op een vermindering van emissies van broeikasgassen met tenminste 30% in 2020 ten opzichte van het niveau van 1990. Het is niet acceptabel dat geld voor armoedebestrijding wordt ingezet om de gevolgen van door geïndustrialiseerde landen veroorzaakte klimaatverandering tegen te gaan. Nederland moet daarom inzetten op alternatieve bronnen voor klimaatfinanciering. Zoveel mogelijk moet uit private middelen besteed worden, en er moet onderzocht worden of de Financial Transaction Tax (FTT) via een Europees fonds ingezet kan worden gebruikt voor klimaatfinanciering, en of een deel van de luchtvaart- en scheepvaartheffingen ingezet kan worden voor de financiering van het akkoord. Nederland moet binnen de EU zich ervoor inzetten dat er vanaf 2020 $200 miljard per jaar wordt ingezet voor de strijd tegen klimaatverandering, in plaats van de beloofde $100 miljard die verre van toereikend is. Ontwikkelingslanden moeten vrije toegang krijgen tot duurzame technologieën zodat ook zij de slag naar een groene economie kunnen maken. Ook moet de EU concrete stimulansen bieden aan Europese bedrijven en instanties om technologie overdracht naar ontwikkelingslanden te bevorderen. Nederland en de EU moeten vergroening van de economie en energievoorziening in ontwikkelingslanden ondersteunen. Dit is cruciaal voor de groei en welvaart op de lange termijn. Het kan daarnaast de toegang tot energievoorziening van kleine boeren en andere ondernemers verbeteren. Nederland en de EU moeten er voor waken dat haar groene beleid vervuilende bedrijven niet naar ontwikkelingslanden jaagt, maar hen aanspoort te verduurzamen. CBS (2013) Aandeel hernieuwbare energie vrijwel gelijk gebleven. Via: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/industrie-energie/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3827-wm.htm.