Maatschappijwetenschappen Samenvattingen: - Hoofdstuk 2: - 2.1 Er zijn meerdere begrippen om welvaartsverschillen te beschrijven, deze zijn vaak bestreden. Zoals arm en rijk, dit is om de economische welvaart uit te drukken. De begrippen ontwikkeld en onderontwikkeld is ook bestreden, omdat ontwikkelde landen toch arm kunnen zijn. De term de Derde Wereld is ook bestreden, omdat dit vroeger was om een politieke richting van een land aan te geven. Omdat de 2e wereld helemaal niet meer bestaat, klopt dit dus eigenlijk niet meer. Ontwikkelingslanden worden ook wel geografisch aangeduid met Noord en Zuid, maar omdat niet alle Rijke landen in het Noorden liggen en niet alle arme landen in het Zuiden, klopt dit dus niet. De term die nu het meest gebruikt word is Ontwikkelingslanden. Landen zijn vaak in verschillende dimensies ontwikkeld, er zijn 5 soorten dimensies: - Economische dimensie - Politieke dimensie - Sociale dimensie - Politieke dimensie - Ecologische dimensie - 2.2 De 7 gemeenschappelijke kenmerken van een land zijn: - Veel armoede - Eenzijdige economische structuur - Ongelijke inkomensverdeling - Veel sociale problemen - Bestuurlijke problemen - Bedreiging van de eigen lokale cultuur - Aantasting van het milieu Veel armoede: Er zijn 2 armoede grenzen: die van 1 dollar en die van 2 dollar. Onder de Sahara leeft 40% van de bevolking onder de 1 dollargrens, over de hele wereld 19%. Eenzijdige economische structuur: Ontwikkelingslanden zijn vaak sterk afhankelijk van 1 product, vaak bepaald door de grondstoffen. Dat is vaak landbouw of mijnbouw. Binnen deze beperking hebben ze vaak ook een eenzijdig exportpakket. Hierdoor zijn ze sterk afhankelijk van de wereldmarkt. Ongelijke inkomensverdeling: In ontwikkelingslanden is het inkomen vaak slecht verdeeld. Dit wordt uitgedrukt in de Ginicoëfficiënt van een land. 0 Staat voor volledige inkomensgelijkheid. 1 betekent dat 1 persoon al het geld verdiend en de rest niets. Veel sociale problemen: In ontwikkelingslanden zijn er veel ongeletterden, veel zieke mensen, weinig kinderen die naar school gaan en als er al een school is, is deze vaak erg slecht met te weinig leraren. De gezondheid in ontwikkelingslanden is slecht, er is een hoge kindersterfte, een hoog moedersterfte, veel HIV problemen en er zijn weinig artsen en verplegers. De demografie kijkt naar bevolkingskenmerken als geboortes, sterfgevallen en leeftijdsopbouw. Het sterfte cijfer in een ontwikkelingsland is veel hoger omdat er geen goede voeding is en geen toegang tot schoon water. Het geboorte cijfer in een ontwikkelingsland is hoog omdat de kinderen een bron van inkomsten zijn en er geen voorbehoedsmiddelen zijn voor de arme mensen. Bestuurlijke problemen: Door de sociale problemen zijn er ook politieke en bestuurlijke problemen. Er is een tekort aan gekwalificeerde ambtenaren. De overheid in ontwikkelingslanden wordt vaak beschreven als ‘zachte staat’: scherpe regelgeving, maar zwakke handhaving. Omdat de ambtenaren slecht betaald krijgen, laten ze zich vaak betalen voor diensten die ze voor geen geld zouden moeten doen: corruptie. Politici zijn vaak corrupt en in de politiek zitten betekent voor hen dan ook verrijking. Ze willen vaak 10% van de transacties op hun eigen bankrekening zien, daarom is hun bijnaam dan ook vaak: ‘Mr 10%’. Omdat er geen openheid en democratische controle is, kunnen kleptocraten (machthebbers die veel overheidsgeld in eigen zak steken) vaak jarenlang hun gang gaan. Een reden op de achtergrond van de problemen is dat een land vaak geen eenheid is, vooral in Afrika is dat zo. Dit omdat de volken tijdens de koloniale overheersing, vaak werden gescheiden, omdat de grenzen zomaar ergens werden getrokken. Hierdoor zijn er in ontwikkelingslanden vaak etnische tegenstellingen. Bedreiging lokale cultuur: Omdat tijdens het kolonialisme het Westen zich veel bemoeide het de cultuur van de ontwikkelingslanden, hebben ze een grote invloed gehad op de cultuur in die landen. In onze tijd gebeurd dit cultureel imperialisme nog steeds, waarbij democratie, normen en waarden, mensenrechten en nog meer dingen worden overgedragen aan de lokale bevolking. Ook heeft de lokale bevolking last van ons, zonder echt in contact te zijn gekomen met ons. Bijvoorbeeld doordat wij hout willen hebben uit het amazone gebied, hierdoor houden de bewoners daar bijna geen ruimte meer over. Aantasting milieu: In de meeste ontwikkelingslanden is het ontbreken van wetgeving die het milieu beschermt een kenmerk. Er worden vervuilende fabrieken gebouwd in woonwijken en er wordt afvalwater op grote schaal in rivieren geloosd. Er worden zelfs soms hele bossen in de brand gestoken, voor nieuw landbouwgebied. Er is geen geld om het milieu te beschermen. Westerse bedrijven dumpen hier dan ook graag hun radioactief en chemische afval in ruil voor geld, of ze gaan zich er zelfs vestigen. - 2.3 Je hebt verschillende methodes om te meten hoe ontwikkeld een land is: - Het bnp per hoofd van de bevolking: De gemakkelijkste manier. Het Bruto Nationaal Product (bnp), en dan delen door aantal inwoners. Dan heb je het bnp per hoofd van de bevolking (het bnp per capita). Bezwaar op deze manier: BNP per capita zegt niets over rijkdomsverdeling. Een kleine groep kan het gemiddelde heel erg omhoog halen. Je kunt niet overal evenveel halen van 1 dollar. Dus hoeft het bnp nog niet alles te zeggen. Purchasing Power Parity (PPP), is gelijkheid van de koopkracht. Dit wordt regelmatig gemeten. - Levensverwachting: Hoe oud worden de mensen gemiddeld in een bepaald land? De levensverwachting weerspiegeld de gezondheid, de kwantiteit en kwaliteit van de voedsel. - Onderwijs: Hoe hoog zijn de mensen opgeleid? Er word gekeken of er veel mensen hoog zijn opgeleid of ze kijken naar het aantal mensen dat kan lezen en schrijven. De onderzoekers van de Verenigde Naties werden eind jaren tachtig ontevreden over het gebruik van het bnp per inwoner als indicator voor ontwikkeling. Ze ontwikkelden een preciezer meetinstrument: Human Development Index (Index van Menselijke Ontwikkeling). Drie indicatoren worden hier gecombineerd: de levensverwachting, de graad van scholingen bnp per capita in koopkrachtpariteiten. Ze worden los berekent en dan wordt er een gemiddelde genomen. Dit is een getal tussen de 0 en 1. Hoe dichter bij de 1, hoe meer ontwikkeld. De uitkomsten van dit onderzoek komt in het Human Development Report. Dit doet het United Nations Development Programme (UNDP), een onderdeel van de VN. Landen worden onderverdeeld in 3 groepen: - Hoge menselijke ontwikkeling, boven de 0,800. - Gemiddelde menselijke ontwikkeling, tussen de 0,500 en de 0,799. - Lage menselijke ontwikkeling, onder de 0,500 - 2.4 Theorieën over hoe een land uit de armoede zou kunnen komen, komt uit het verlichtingsdenken uit de 18e eeuw. Moderniseringstheorieën: De moderniseringstheorie gaat ervan uit dat alle landen zich in een evolutionair proces ontwikkelen, zich moderniseren. Walt Rostow beweerde dat er 5 fases zijn van een maatschappij van een ontwikkelingsland dat nog onder aan staat. De 5 stadia volgens Rostow zijn: - Traditionele samenleving (economie nauwelijks ontwikkeld) - Voorwaarden (Om te starten met investeren enzovoort) - Take-Off (Snelle groei economie) - Verbreding van modernisering (een volwasseneconomie) - Massaproductie en consumptie (eindstadium) Om dit te bereiken heb je wel goede randvoorwaarden nodig. Een land moet investeren, opgeleide mensen hebben en geloof hebben in de vooruitgang. Kapitaal en geschoolde mensen zijn onmisbaar voor de ontwikkeling van een land. Ook interne factoren spelen een rol, zoals politieke en sociale structuur van een land. Bij ontwikkeling gaat het dus vooral om investeringen, menselijk kapitaal en internationale handel. Kritische theorieën: De oorsprong van kritische theorieën ligt vooral bij Karl Marx, maar ook bij andere economen. Ze zeggen dat ontwikkeling vaak gepaard gaat met groeiende ongelijkheid, politieke spanning, met overheersing en geweld. Een belangrijke stroming zijn de afhankelijkheidstheorieën. Deze ziet ontwikkeling als een munt. De bovenkant van de munt is ontwikkeling, maar er ontstaat dan ook onderontwikkeling aan de onderzijde. Er zijn een aantal afhankelijkheidstheoretici: - André Gunder Frank, door vestiging westerse landen in ontwikkelingslanden, zijn ze in wurggreep gekomen. - Raúl Prebisch, omdat de ruilvoet van deze landen voortdurend verslechtert. Een andere stroming geeft de ongelijke ontwikkeling de schuld. Door snellere ontwikkelingen in andere landen zijn ze te machtig geworden. Dit imperialisme is gedomineerd door grote ondernemingen onder het moderne kapitalisme. Theoretische hiervan zijn: - Vladimir Lenin, hij zag de dominantie van de grote ondernemingen als laatste fase van het kapitalisme. - Immanuel Wallerstein, ontwierp een wereldsysteemtheorie, waarin ook de hegemonie of alleenheerschappij van het Westen als iets unieks in de historie wordt gezien, omdat het leidde tot economisch imperialisme. Het belang van theorievorming: Mensen die afhankelijkheidstheorieën aanhangen, willen verandering in de bestaande machtsverhoudingen. De aanhangers van de moderniseringstheorie gaat vooral voor veranderingen in de arme landen zelf: beter bestuur, infrastructuur, meer ruimte voor vrije markt enz. De moderniseringstheorie leidt tot een ontwikkelingsstrategie, waarin internationale handel en vrije markt een grote rol spelen. - Hoofdstuk 3: 3.1 Ontwikkelingssamenwerking: omvat het geheel van activiteiten waarbij welvarende landen, particuliere organisaties, individuen, bedrijven én ontwikkelingslanden proberen ontwikkelingslanden tot grotere welvaart te brengen. Ontwikkelingshulp: het geven van geld, goederen of diensten aan ontwikkelingslanden om de welvaart en het welzijn te bevorderen. Vormen van ontwikkelingshulp: - of leningen met zachte voorwaarden - Het sturen van producten waar ze zelf wat mee kunnen beginnen - Het sturen van experts om bijvoorbeeld een nieuwe weg of brug aan te leggen Je mag alleen spreken van ontwikkelingshulp, als de hulp naar een ontwikkelingsland gaat. Maar omdat er geen algemeen aanvaarde definitie bestaat van wat dat zijn, is dat een probleem. Het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) stelt daarom iedere jaar een lijst op met ontwikkelingslanden, in samenwerking met de donoren. Naast officiële ontwikkelingshulp is er ook particuliere ontwikkelingshulp. Dit is dat gewone mensen geven om activiteiten uit te voeren in een ontwikkelingsland. 3.2 De motieven voor het geven van ontwikkelingshulp zijn: - Politieke en Strategische motieven - Economische en Commerciële motieven - Ethisch-humanitaire motieven - Motieven die te maken hebben met cultuur, milieu en migratie Politieke en Strategische motieven: Landen helpen ontwikkelingslanden om sterker staan tegen mogelijke vijanden. Denk aan de hulp aan landen naast Rusland voor de Koude Oorlog. De laatste jaren staat terrorismebestrijding hoger op het lijstje. Economische en Commerciële motieven: Dit is hulp in de vorm van goederen of diensten, waarbij westerse landen hun eigen bedrijfsleven voorrang geven. Dus puur voor eigen winst. Hulp uit commerciële motieven noem je gebonden hulp: een ontwikkelingsland moet het geld dat het krijgt in het land van de donor besteden om bijvoorbeeld medische apparatuur te kopen. Dit wordt een beetje ingeperkt, omdat de producten die geleverd worden vaak duurder zijn dan op de wereldmarkt. 40% de hulp wereldwijd is gebonden. Ethisch-humanitaire motieven: Mensen kunnen om religieuze overwegingen hulp geven. Maar ook uit solidariteit met mensen die slechter af zijn doen mensen het. Het ethisch-humanitaire motief word onderbouwd vanuit de mensenrechten. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bevat ook sociale rechter dat iedereen recht heeft op een menswaardig bestaan. De drie motieven overlappen elkaar. De landenkeuze van een regering is het belangrijkst om te kunnen kijken wel motief een land heeft. Als een heel erg arm land word geholpen is het waarschijnlijk om humanitaire redenen. En een opkomend land vaak commercieel. Hoe zwaar landen bepaalde motieven laten weken, word afgebeeld in een motievendriehoek. Boven in Politieke Motieven, linksonder de humanitaire motieven en rechtsonder de economische motieven. Overige Motieven: Drie minder belangrijke motieven om hulp te bieden zijn de zorgen om het milieu, illegale migratie en culturele motieven. - Milieuproblemen in ontwikkelingslanden komen voort uit armoede, denk aan het kappen van bossen om aan brandstof te komen. Ze hebben geenkennis of geld om er iets aan te doen. Omdat milieuproblemen vaak grensoverschrijdend zijn (denk aan broeikaseffect), willen de westerse landen het probleem oplossen. - Illegale migratie komt omdat mensen in ontwikkelingslanden het niet meer zien zitten daar ze gaan naar Europese landen. De Europese landen willen dit niet hebben natuurlijk en daarom willen ze dit voorkomen. - Culturele motieven zijn bijvoorbeeld het beschermen van een taal in een gebied. De Fransen willen dit in bijvoorbeeld Marokko graag hebben. Frans is daar nog steeds de belangrijkste taal op school. 3.3 Strategieën die ontwikkelingslanden hanteren om uit de armoede te komen noemen we ontwikkelingsstrategieën. Deze kun je verdelen in Kapitalistische en Socialistische strategieën. Kapitalistisch Strategieën: Het Vrijemarktmechanisme is het hoofdkenmerk van kapitalistische ontwikkelingsstrategieën De overheid moet zich beperken tot het opstellen van regels en het controleren van de naleving ervan. De Groene Revolutie is het verhogen van de landbouwproductie in een land. Een land kan ook het accent leggen op industrialisatie. Landen gaan dan zelf producten maken die voorheen werden geïmporteerd. Dit noem je importsubstitutie. De tweede industrialisatiestrategie is die van de exportgeleide groei. De overheid stimuleert mensen dan de wereldmarkt op te gaan. Socialistische Strategieën Bij socialistische strategieën bemoeit de overheid zich veel met de economie. Alle bedrijven worden gestuurd en georganiseerd. Er zijn verschillende modellen te onderscheiden, bij het ene land ligt het accent sterk op industrialisatie. In een ander land is dit weer de opbouw van zware industrie. Overige Strategieën: Twee andere strategieën die werden gebruikt in de ontwikkelingssamenwerking zijn die van de ‘herverdelingen’ en van de ‘basisbehoeften’. Bij basisbehoeften, moet een land investeren in basisbehoeften om werkgelegenheid te creëren. De strategie van herverdeling is bedoeld om de allerarmsten te helpen. Tegenwoordig is dit alleen nog maar dat de landen hun schulden kwijtgescholden willen hebben. Dit kunnen ze doen door een Poverty Reduction Strategy Paper op te stellen. Hierin moeten ze zeggen hoe ze de armoede willen bestrijden, donorlanden checken dit. Belang van strategieën: Het gaat om de keuze of een land zich primair richt op het vergroten van de totale welvaart of op het eerlijk verdelen van de welvaart. Bevalt de donor de strategie van het ontwikkelingsland niet, dan geeft hij ook geen geld. Ontwikkelingslanden kunnen niet zomaar hun eigen strategie kiezen als ze een grote schuld hebben bij een ander land.