Dit weet ik nu BrAndAAn 6 • Samenvatting Thema 4 • De Tweede Wereldoorlog Les 1 – Onrust in Duitsland ▶ Na de Eerste Wereldoorlog ging het heel slecht met Duitsland. ▶ Hitler beloofde de Duitsers dat hij een einde zou maken aan de armoede. De Partij van Hitler kreeg alle macht in Duitsland. ▶ Hitler had een enorme hekel aan Joden, hij was een antisemiet. Hij wilde geen Joden in Duitsland en maakte wetten tegen Duitse Joden. Les 2 – Oorlog ! ▶ In mei 1940 werd Nederland bezet door de Duitsers. ▶ Nederland gaf zich over aan Duitsland, omdat Duitsland bommen gooide op Rotterdam en Middelburg. Hierdoor stierven bijna 1000 mensen. ▶ Er kwamen strenge regels in Nederland. Veel spullen van Nederlanders werden afgepakt. ▶ Er kwamen strenge wetten tegen de Joden. Joden mochten niet meer overal werken en ze moesten een gele Jodenster op hun kleren dragen. ▶ Tijdens de bezetting kon je niet hardop zeggen wat je dacht. Alleen kranten die schreven over het succes van de Duitsers waren toegestaan. ▶ Veel mensen in Nederland deden niets anders dan wachten tot de oorlog voorbij zou zijn. Ze waren bang dat hun, of hun familie, iets zou overkomen als ze hun mond opendeden. ▶ Sommige mensen werden lid van de NSB en werkten met de Duitsers mee. ▶ Een kleine groep ging in het verzet. ▶ Driekwart van de Nederlandse Joden werd opgepakt. Sommige Joden konden onderduiken. Les 3 – Het achterhuis ▶ Het Joodse meisje Anne Frank woonde met haar familie in Frankfurt am Main in Duitsland. ▶ Voor de Tweede Wereldoorlog vluchtte Anne en haar familie naar Amsterdam, omdat ze bang waren voor Hitler. ▶ Tijdens de Tweede Wereldoorlog konden sommige Joden op tijd onderduiken. ▶ Anne Frank dook met haar familie onder in het achterhuis, in Amsterdam. ▶ In 1944 werd het achterhuis ontdekt. Alle onderduikers werden opgepakt. Alleen Otto Frank, de vader van Anne, overleefde de oorlog. De andere onderduikers stierven in een concentratiekamp in Duitsland. ▶ Anne Frank schreef een dagboek over de tijd dat ze moest onderduiken. Dat boek werd later wereldberoemd. ◆1◆ • BEgrippEn • Crisis Tijd waarin het erg slecht gaat. Na de Eerste Wereldoorlog raakte Duitsland in een diepe crisis. Adolf Hitler Leider van de nazi-partij. Hij probeerde de mensen nog bozer te maken na de Eerste Wereldoorlog. Hij wilde van Duitsland weer een machtig land maken: het sterkste land van Europa. Hij wilde de Joden uit Duitsland weg hebben. Nazi’s Leden van de partij van Hitler, de NSDAP. De nazi’s kregen de macht in Duitsland. Andere partijen werden verboden. Eerste Wereldoorlog Oorlog in de wereld van 1914 tot 1918. Engeland, Frankrijk, Rusland en Amerika vochten tegen Duitsland en Oostenrijk. Nederland vocht niet mee. Tweede Wereldoorlog Oorlog over de hele wereld van 1939 tot 1945. Deze oorlog begon toen het Duitse leger Polen binnenviel in 1939. Hierna verklaarden Engeland en Frankrijk de oorlog aan Duitsland. In 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. Joden Volk waarvan de mensen het Joodse geloof belijden en in heel Europa wonen. Volgens Hitler kon je Joden niet vertrouwen en hij gaf hen de schuld van alle ellende in Duitsland Verzet Groep mensen in Nederland die alles deed om de Duitsers dwars te zitten. Het was heel gevaarlijk om lid te zijn van het verzet, daarom moest bijna alles in het geheim gebeuren. Anne Frank Joods meisje dat tijdens de Tweede Wereldoorlog met haar familie onderdook in het achterhuis. Het achterhuis werd ontdekt en Anne stierf in een concentratiekamp. Het dagboek van Anne Frank werd later wereldberoemd. Onderduiken Je verstoppen voor de Duitsers. Onderduikers moesten door andere mensen worden geholpen en vaak heel voorzichtig en stil zijn. Achterhuis De schuilplaats in het bedrijf van Otto Frank. Hier waren Anne Frank en haar familie en enkele andere Joden ondergedoken. Bezetting Tijd dat de Duitsers de baas waren in Nederland. De bezetting duurde van 1940 tot 1945. Concentratiekamp Kamp waarin o.a. Joden en tegenstanders van Hitler werden opgesloten. De gevangenen, ook de kinderen, moesten heel hard werken en kregen heel weinig te eten. De meeste mensen overleefden de concentratiekampen niet. Antisemitisme Haat tegen Joden. ◆2◆