schema`s stoornissen

advertisement
SCHEMA’S STOORNISSEN
Delirium
Wat?
Het kernsymptoom van het delirium is een binnen enkele uren tot
dagen optredende stoornis van het bewustzijn, die zich uit in een
verminderde helderheid en een afgenomen besef van de
omgeving. Het tweede kenmerk van een delier is een globale
verandering van de cognitieve functies op het gebied van
geheugen, oriëntatie, denken en waarnemen. Een delirante patiënt
heeft moeite om helder en logisch te denken, zijn gedachteproces
verloopt associatief en droomachtig.
Klinisch beeld gevarieerd: 3 subtypes:
1) hyperactieve-hyperalerte subtype
2) hypoactieve-hypoalerte subtype
3) gemengde subtype
Grote groep
Cognitieve stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) dementie – helder bewustzijn
2) depressie – geheugen voor recente info en oriëntatie intact +
geleidelijk ontstaan
3) acute psychose – helder bewustzijn en geen
geheugenstoornissen
zie tabel 2.3 p 71
Comorbiditeit
/
Dementie
Wat?
Van dementie wordt gesproken wanneer door een verworven
hersenziekte meer dan één cognitief domein is aangedaan en er
belangrijke beperkingen zijn bij het verrichten van de dagelijkse
bezigheden. Ten minste twee domeinen van cognitief
functioneren zijn bij patiënten met dementie gestoord.
 1) stoornissen van het geheugen
2) stoornissen in de aangeleerde vaardigheden
3) stoornissen in de uitvoerende functies
Grote groep
Geslachtsverschillen
Niet verwarren met
Comorbiditeit
Cognitieve stoornissen
/
/
Gedragsveranderingen, psychiatrische verschijnselen zoals:
persoonlijkheidsveranderingen, depressiviteit, apathie,
prikkelbaarheid, wanen, visuele hallucinaties en stoornissen van
het slaap-waakritme
1
Ziekte van Alzheimer (DAT)
Wat?
Meest voorkomende vorm van dementie. Wordt gekenmerkt door
een sluipend begin en een langzaam progressief beloop.
Stoornissen van het episodische geheugen zijn een vroeg
symptoom: aavankelijk geheugenproblemen alleen betrekking op
recente info, maar in het verdere beloop ook info voor de stoornis.
De geheugenstoornissen gaan gepaard met taalstoornissen,
problemen bij het uitvoeren van complexe handelingen en met
stoornissen in visueel constructieve vaardigheden en in de
uitvoerende functies.
Grote groep
 dementie  cognitieve stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) vormen van dementie als gevolg van stoornissen vd frontale en
subcorticale hersengebieden – geheugenstoornissen treden pas in
een later stadium op
2) delirium – cognitieve stoornissen ontstaan in enkele dagen en
worden gekenmerkt door bewustzijnsveranderingen met
opvallende aandachtsstoornissen
Comorbiditeit
/
Amnestische stoornissen
Wat?
Kunnen veroorzaakt worden door hersenziekten,
middelengebruik en traumatische belevingen. Al deze stoornissen
hebben geheugenstoornissen gemeen, maar ze verschillen in
etiologie en beloop. Het klassieke symptoom van het zuivere
amnestisch syndroom is het onvermogen om informatie voor
langere tijd op te slaan in het geheugen wat leidt tot anterograde
geheugenstoornissen. Duidelijke geheugenstoornissen gaan
gepaard met desoriëntatie in tijd en plaats. Confabulaties worden
vooral gezien wanneer een amnestisch syndroom acuut is
ontstaan. Bij een amnestische stoornis zijn de
geheugenstoornissen het gevolg van een onvermogen om nieuwe
informatie te leren of om eerder geleerde info te herinneren.
Cognitieve stoornissen
Grote groep
Geslachtsverschillen
Niet verwarren met 1) dementie – behalve geheugenstoornis ook andere cognitieve
functies gestoord
Comorbiditeit
/
Psychogene of dissociatieve amnesie
Wat?
Er is sprake van een onvermogen om zich recente of meer in het
verleden gelegen gebeurtenissen te herinneren, terwijl het
vermogen om nieuwe informatie te leren niet is aangedaan. Het
geheugenverlies kan dermate extreme vormen aannemen dat de
patiënt niet meer weet waar hij is en waar hij vandaan komt
2
(doch vergeten identiteit niét bij organische amnesieën, behalve
bij het ontwaken uit een coma en in het laatste stadium ve
ernstige dementie). Vaak betreft de psychogene amnesie
emotioneel emotioneel beladen gebeurtenissen, die op één
bepaald thema betrekking hebben.
Grote groep
 amnestische stoornissen  cognitieve stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
Syndroom van Korsakoff
Wat?
Amnestische stoornis veroorzaakt door beschadiging van de
hersengebieden door vitamine B1-deficiëntie als gevolg van
alcoholmisbruik. (Kan ook ontstaan als resttoestand van acuut
neurologisch beeld  syndroom van Wernicke-Korsakoff.)
Het meest opvallend bij de Korsakoff-patiënt zijn de
geheugenstoornissen en het soms volledig afwezig zijn van enig
ziektebesef. Hoewel patiënten zich bepaalde gebeurtenissen nog
kunnen herinneren, hebben ze grote problemen om deze
gebeurtenissen in chronologische volgorde te plaatsen. De gaten
in het geheugen worden vaak met confabulaties gevuld.
Grote groep
 amnestische stoornissen  cognitieve stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
Voorbijgaande amnestische stoornis
Wat?
Dit wordt gezien bij ‘transient global amnesia’. Dit ziektebeeld is
en acute amnestische stoornis waarbij verwardheid en
geheugenstoornissen enkele uren tot hooguit twee dagen duren.
Patiënt gedurende dit vaak angstig en verbijsterde indruk.
De meeste patiënten hebben een normale persoonlijkheid en
geen psychiatrische voorgeschiedenis.
Grote groep
 amnestische stoornissen  cognitieve stoornissen
Geslachtsverschillen Vooral bij middelbare of oudere leeftijd
meer mannen dan vrouwen
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
3
Alcoholintoxicatie
Wat?
Er is sprake van onaangepast gedrag of van psychologische
veranderingen in de vorm van euforie, veranderd sociaal gedrag,
interpersoonlijke gevoeligheid, angst, spanning of boosheid,
stereotiep gedrag, verminderde aandacht en verminderd
beoordelingsvermogen. Lichamelijke verschijnselen:
hartritmestoornissen, veranderde bloeddruk, misselijkheid,
gewichtsverlies, agitatie, spierslapte of verwarring.
Grote groep
Stoornissen door het gebruik van psychoactieve stoffen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
- Vooral ziekten vh spijsverteringsstelsel: gastritis, panceatitis en
ihb leverbeschadigingen.
- aandoeningen vh hart en vaatstelsel
- bloedafwijkingen
- aandoeningen vh zenuwstelsel
- cerebrale degeneratieverschijnselen
- foetaal alcoholsyndroom (FAS)
- na abrupt staken: ontwenningsverschijnselen
- delirium
Alcoholhallucinose
Wat?
Het is een ander ziektebeeld dan het delirium, hoewel het ook
begint na afloop van een drinkgelag. De verschijnselen duren
weken of zelfs maanden en kunnen een chronisch karakter
krijgen, waarbij er nauwelijks onderscheid gemaakt kan worden
met schizofrene wanen.
Grote groep
Stoornissen door het gebruik van psychoactieve stoffen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met Schizofrene wanen
Comorbiditeit
/
Syndroom van Wernicke-Korsakoff
Wat?
Grote groep
Geslachtsverschillen
Niet verwarren met
Bestaat uit acute en chronische fase. In de acute fase (Wernickesyndroom) is sprake van bloedinkjes in de hersenen die leiden
tot: nystagmus, ataxie, bewustzijns-en concentratiestoornissen.
De chronische fase (Korsakoff-syndroom) bestaat uit
geheugenstoornissen, vooral voor recente gebeurtenissen en
tijdszinstoornissen: de volgorde van gebeurtenissen wordt niet
goed herinnerd. Vaak is er sprake van confabulaties. Deze
ernstige, irreversibele stoornis wordt waarschijnlijk
veroorzaakt door gebrek aan vitamine B1 als gevolg van slechte
eetgewonten en verminderde resporptie in de darmen.
Stoornissen door gebruik van psychoactieve stoffen
/
/
4
Comorbiditeit
Dementie – doch geen bewijzen!!!
Middelenafhankelijkheid
Wat?
Grote groep
Geslachtsverschillen
Niet verwarren met
Comorbiditeit
Een onaangepast gebruik dat leidt tot stoornissen en problemen,
blijkend uit het optreden van ten minste drie van de volgende
verschijnselen:
- optreden van tolerantie
- onthoudingsverschijnselen
- vaak langer of meer gebruiken dan voorgenomen
- hevig verlangen naar het middel
- veel tijd en energie spenderen om aan de stof te komen
- opgeven of verwaarlozen van belangrijke sociale, werk-en/of
recreatieve activiteiten
- voortgezet gebruik, ondanks kennis van negatieve
consequenties
Stoornissen in gebruik van psychoactieve stoffen
/
misbruik
Andere psychische stoornissen zoals
- stemmings
- angst
- persoonlijkheidsstoornissen
- suïcidaal gedrag
Belangrijk om onderscheid te maken tussen
onthoudingsverschijnselen, intoxicaties, ‘normale’ reacties op de
veelal beroerde sociale en lichamelijke situatie en tekenen van
een onderliggende pathologie.
Intermezzo:
Psychotische verschijnselen:
1) wanen of hallucinaties
2) incoherentie en andere stoornissen vd logische gedachtegang
3) ‘katatone’ bewegingsstoornissen
4) ernstig ontregeld gedrag
Schizofrenie
Wat?
Schizofrenie is een ernstig psychiatrisch ziektebeeld, dat
meestal in de adolescentie of vroege volwassenheid ontstaat en
dat gekenmerkt wordt door psychotische perioden, afgewisseld
door rustiger fasen waarin de patiënt echter op een veel
beperkter niveau functioneert dan voorafgaand ah uitbreken
van de ziekte. Sommige patiënten zijn langdurig psychotisch,
andere maken een aantal psychotische episoden door, maar
altijd blijft het risico van recifief.
Schizofrenie is een heterogene stoornis. Niet een ziekte-eenheid
5
Grote groep
Geslachtsverschillen
Niet verwarren met
Comorbiditeit
maar een syndroom. De diagnose schizofrenie is in hoge mate
gebaseerd op de inhoud vd belevingswereld van de patient.
Schizofrenie gaat niet echt over.
Positieve en negatieve symptomen (zie boek). De symptomen
die voorkomen bij schizofrenie zijn veelvormig, maar wat ze
allemaal gemeen hebben, is dat de patiënt de controle kwijt is:
over zijn gedachtegang (incoherentie), denkwereld (wanen),
waarneming (hallucinaties), bewegingen (katatone kenmerken),
sociale gedrag (negatieve syndroom).
Psychotische stoornissen
geen
Door organische oorzaken:
1) talrijke neurologische aandoeningen- organische afwijkingen
2) psychotische verschijnselen die aan schizofrenie doen
denken, bij somatische ziektebeelden die secundair de cerebrale
functies ontregelen
3) psychiatrische beelden door psychoactieve stoffen
geen organische oorzaak: kijken naar duur psychotische
symptomen
ze zijn er nog geen maand
4) kortdurende psychotische stoornis- symptomen niet van
typisch schizofrene aard en stemming niet erg afwijkend
5) stemmingsstoornis – stemmingsontregeling op voorgrond
6) schizofreniforme, schizoaffectieve, waanstoornis – ontregelde
(of geen ontregelde) stemming, maar psychotische symptomen
overheersen het beeld.
/
TABEL P 169!!!
Schizofreniforme stoornis
Wat?
Psychose die in symptomen lijkt op schizofrenie, maar heeft
gunstiger verloop (bv geen affectieve vervlakking). Het heeft het
beeld van schizofrenie, maar het tijdscriterium van een half jaar
wordt niet gehaald. Verder is niet vereist dat het sociaal
functioneren is verslechterd.
Grote groep
Psychotische stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) schizofrenie- ongunstiger beloop en tijdscriterium van 6 mndn
2) schizoaffectieve stoornis
3) stemmingsstoornis met psychotische verschijnselen
4) kortdurende psychose
Comorbiditeit
/
6
Schizoaffectieve stoornis
Wat?
Grote groep
Psychotische stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) kortdurende psychose
2) schizofreniforme stoornis
3) schizofrenie
4) depressie en manie
5) uitsluiten van organische factoren
6) postpsychotische depressie in het kader van schizofrene
psychose
7) psychotische symptomen in het kader van een ernstige
stemmingsstoornis
Comorbiditeit
/
Waanstoornis
Wat?
Een groep psychosen met als gemeenschappelijk kenmerk een
hardnekkige niet-bizarre waan, terwijl het algemene niveau van
functioneren redelijk intact blijft. Hallucinaties kunnen
voorkomen, maar hoogstens incidenteel. Typerend is dat de waan
in de culturele context van de patiënt niet onmogelijk is. De
beginleeftijd (40j) ligt later dan bij schizofrenie.
Varianten van waanstoornis:
1) erotische betrekkingswaan
2) grootheidswaan
3) jaloersheidswaan
4) achtervolgingswaan
5) somatische waan
Grote groep
Psychotische stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) schizofrenie – waan absurd + ook nog andere psychotische
verschijnselen + ernstig sociaal disfunctioneren
2) organische oorzaken: drugs + somatische afwijkingen
(dementie)
3) paranoïde belevingen al dan niet van waanachtig karakter
(vooral op oudere leeftijd)
4) stemmingsstoornis met psychotische kenmerken
5) paranoïde persoonlijkheidsstoornis
Comorbiditeit
/
7
Kortdurende psychotische stoornis
Wat?
Kortdurende, dus goedaardig verlopende, psychosen met of
zonder een aanwijsbare ernstig belastende ervaring (stressor) als
aanleidinggevend moment.
Dit is de minst ernstige psychotische stoornis. Vereist is slechts
dat gedurende minimaal één dag, maar korter dan een maand,
minstens één psychotisch symptoom aanwezig is.
Grote groep
Psychotische stoornissen
Geslachtsverschillen / risicogroepen zijn adolescenten en jonge volwassen, en mensen
die in barre omstandigheden verkeren waarin zij worden
geconfronteerd met ernstig belastende gebeurtenissen.
Niet verwarren met 1) schizofrenie – tijdscriterium van 6 mndn
2) schizofreniforme stoornis – geen heftige en wisselende
emoties en niet spoedig optredende verbetering
3) schizoaffectieve stoornis - geen heftige en wisselende emoties
en niet spoedig optredende verbetering
Comorbiditeit
/
Gedeelde psychotische stoornis
Wat?
Een gedeelde psychose of inductiepsychose of “folie { deux” is een
waan die ontstaat bij iemand die in een nauwe relatie staat met
een andere persoon die al eerder dezelfde waan heeft ontwikkeld.
Het syndroom is zeldzaam. In het algemeen gaat het om wanen
met een paranoïde inhoud en met een zekere systematisering.
Het betreft mensen die intensief en langdurig met elkaar omgaan.
Grote groep
Psychotische stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
Atypische psychosen
Wat?
De restcategorie. Voorbeelden zijn het geïsoleerd voorkomen van
hardnekkige hallucinaties zonder bijkomende stoornissen, of
postpartumstoornissen (als ze niet in een andere categorie
geplaatst kunnen worden, wat meestal wel het geval is)
Grote groep
Pyschotische stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
8
Depressieve stoornis
Wat?
Als de stemming niet opklaart wanneer oorzaak van de emotie
verdwenen is, of indien de intensiteit en duur van de emoties
onevenredig zijn aan de oorzaak. Een heterogeen ziektebeeld. De
heterogeniteit betreft niet aleen het klinische beeld, maar ook het
beloop en de respons op behandeling. Om de diagnose te stellen,
dient eerst de aanwezigheid van een depressieve episode te
worden vastgesteld.
Men spreekt pas van een depressieve of manische episode indien
er naast de verandering van stemming een aantal andere
symptomen optreedt, en indien ook het functioneren is
verslechterd. Er zijn symptoomcriteria en exclusiecriteria. De
symptoomcriteria voor een depressieve episode omvatten
affectieve, cognitieve en lichamelijke symptomen. Voor
uitgebreide bespreking hiervan zie boek p 197
Grote groep
Unipolaire depressieve stoornissen  stemmingsstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) rouwreactie – symptomen beginnen 2 mndn na het overlijden
van een dierbare. Doch: als de symptomen heel ernstig zijn 
depressieve stoornis
2) dementie
Comorbiditeit
1) hypochondere waan
2) schuld-of zondewanen
3) angststoornissen – bepalen welke stoornis primair is
4) in beloop van psychotische stoornissen zoals schizofrenie =
depressieve stoornis NAO
5) eetstoornissen
6) somatoforme stoornissen
7) stemmingsstoornis door een lichamelijke aandoening
8) dementie
Dysthymie
Wat?
Een minder ernstige maar wel chronisch vorm van depressie,
gekenmerkt door de aanwezigheid van een sombere stemming en
gelijktijdig ten minste twee andere symptomen. Er is geen sprake
van dysthymie als het gaat om langdurige restverschijnselen van
depressie, wel kan dysthymie voorafgaan aan depressie of
kunnen ze samen voorkomen (double depression)
Grote groep
Unipolaire depressieve stoornissen  stemmingsstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) beperkte depressieve stoornis (minor depression) – geen
tijdscriterium van 2 jaar maar wel symptoomcriteria
Comorbiditeit
1) depressie  depressie + dysthymie = double depression
9
Minor depression
Wat?
Er wordt voldaan aan de symptoomcriteria voor de dysthyme
stoornis, maar niet aan het tijdscriterium van 2 j.
Grote groep
Depressieve stoornissen NAO  stemmingsstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) dysthymie – langer tijdscriterium
Comorbiditeit
/
Depressie secundair aan een psychotische stoornis
Grote groep: depressieve stoornissen NAO  stemmingsstoornissen
Premenstruele dysfore stoonis
Grote groep: depressieve stoornissen NAO  stemmingsstoornissen
Intermezzo:
De manische episode
Wat? De manische epiode wordt gekenmerkt door een verhoogde (eufore), expansieve
of prikkelbare stemming. Er dienen duidelijke beperkingen in het functioneren te zijn.
Daarnaast dienen de symptomen ten minste een week aanwezig te zijn, of zo ernstig te
zijn dat eerder al een opname noodzakelijk is.
Comorbiditeit:
1) In ernstige gevallen kan dit uitmonden in psychose in de vorm van grootheidswanen
2) dysfore manie: er is tijdens een manische episode sprake van een meer uitgesproken
sombere stemming, met zelfverwijten en schuldgevoelens of suïcidale gedachten.
De hypomane episode
Wat? Dezelfde criteria als manische episode, maar er zijn minder duidelijke beperkingen
in het functioneren en de minimale duur is vier dagen.
De gemengde episode
Wat? Sommige patiënten hebben tijdens een depressie niet alleen de symptomen van
een depressieve episode maar ook van een manische episode. Vrij zeldzaam.
Wel komt het veel voor dat toestandsbeelden elkaar snel afwisselen:
Bv euforie  dysfore manie  geagiteerde depressie (patiënten erg onrustig in hun
bewegingen en gedachten)  geremde depressie (sprake van psychomotorische
remming, vertraagd denken en verminderde aandacht)
Bipolaire I-stoornis
Wat?
Een bipolaire stoornis met optreden van één of meer manische,
hypomane of gemengde episoden, afgewisseld door een of meer
episoden van depressie.
Grote groep
Bipolaire stoornissen  stemmingsstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) Bipolaire II-stoornis – hier komen alleen hypomane episodes
voor
2) primaire psychotische stoornis
10
3) stemmingsstoornis door een middel – oorzaak is alcohol of
drugs
Comorbiditeit
/
Bipolaire II-stoornis
Wat?
Een bipolaire stoornis met optreden van hypomane episoden,
afgewisseld door een of meer episoden van depressie.
Grote groep
Bipolaire stoornissen  stemmingsstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) bipolaire I-stoornis – hier komen ook nog manische en
gemengde episoden voor
2) primaire psychotische stoornis
3 stemmingsstoornis door een middel – oorzaak is alcohol of
drugs
Comorbiditeit
/
Cylcothyme stoornis
Wat?
De bipolaire variant van dysthymie. Deze patiënten zijn vaak
afwisselend erg somber en hypomaan, maar voldoen niet aan de
criteria voor een depressieve of manische episode.
Grote groep
Bipolaire stoornissen  stemmingsstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) bipolaire I of II-stoornis
2) bipolaire stoornis NAO
Comorbiditeit
/
Bipolaire stoornis NAO
Wat?
Patiënten met kenmerken van bipolaire stoornissen die in geen
van de categorieën vallen
Grote groep
Bipolaire stoornissen  stemmingsstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) bipolaire I of II-stoornis
2) cyclothyme stoornis
Comorbiditeit
/
11
Enkelvoudige fobie
Wat?
Hoewel iemand voor elke situatie of object een fobie zou kunnen
ontwikkelen, komen de volgende in de praktijk vaak voor:
Angst voor dieren, angst voor afgesloten ruimten (claustrofobie),
angst voor hoogten (acrofobie), vliegangst, angst voor onweer en
angst voor bloed en/of medische handelingen. Wanneer een
fobicus wordt geconfronteerd met het object of de situatie
waarvoor hij bang is, leidt dat doorgaans tot verhoogde
lichamelijke arousal. Behalve bij bloedfobie: na een aanvankelijke
verhoging vd arousal treedt een duidelijke verlaging vd hartslag
en bloeddruk op wat kan leiden tot flauwvallen.
Grote groep
angststoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) agorafobie
2) posstraumatische stressstoornis
3) dwangstoornis
Comorbiditeit
/
Paniekstoornis en agorafobie
Wat?
Van paniek is sprake indien de angst intens is en een abrupt begin
heeft, waarbij ten minste vier symptomen binnen de 10 min tot
een piek moeten komen. Het optreden van paniekaanvallen wil
nog niet zeggen dat betrokkene lijdt aan een paniekstoornis. Van
een paniekstoornis is pas sprake wanneer de aanvallen
onvoorspelbaar zijn en niet gebonden zijn aan een situatie.
Paniekpatiënten lijden aan anticipatieangst.
Van paniekstoornis met agorafobie is sprake indien betrokkene
voldoet aan de criteria vd paniekstoornis en bovendien bang is
zich in situaties te begeven waaruit vluchten moeilijk of
vernederend zou zijn of waarin hulp niet voorhanden zou zijn
indien er een paniekaanval op zou treden.
Grote groep
angststoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met Paniekstoornis met agorafobie moeilijk te onderscheiden van
1) sociale fobie – angst uitsluitend betrekking op afkeuring door
anderen
2) paniekstoornis – lichamelijke sensaties treden op tijdens of
volgend op een paniekaanval
Comorbiditeit
1) hypochondrie – door sensaties van hartkloppingen enzo
tijdens paniekaanvallen
2) depressie
12
Sociale fobie
Wat?
Een hardnekkige angst voor één of meer situaties waarin de
betrokken persoon is blootgesteld aan mogelijke kritische
beoordeling door anderen en waarin hij bang is zich belachelijk te
maken. De meeste sociale fobici zijn bang voor meerdere sociale
situaties. Sociale fobici vormen geen homogene categorie.
Grote groep
Angststoornissen
Geslachtsverschillen Vrouwen meer
Niet verwarren met 1) ontwijkende persoonlijkheidsstoornis = meest extreme uiting
van sociale fobie – ongemakkelijkheid in sociale situaties en angst
voor negatieve evaluaties, die reeds op jeugdige leeftijd aanwezig
is.
2) paniekstoornis– angst voor lichamelijke sensaties,
paniekaanval of controleverlies (niet voor andere mensen)
Comorbiditeit
1) ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
2) paniekstoornis
Obsessieve-compulsieve stoornis (dwangstoornis)
Wat?
Steeds terugkerende dwanggedachten en/of dwanghandelingen
staan centraal. Voor het stellen vd diagnose is het noodzakelijk
dat de klachten een ernstige inbreuk maken op het functioneren
vd patiënt. Daarnaast is vereist dat de dwangverschijnselen een
ernstige overlast veroorzaken en ten minste een uur per dag in
beslag nemen, of in ernstige mate storend zijn voor de dagelijkse
routine, het werk, de sociale activiteiten of relaties met anderen.
De betrokkene herkent ergens tijdens het verloop van de stoornis
de dwanggedachten of –handelingen als overdreven of
onrealistisch.
Bij een OCS gaat het om het ontstaan van een angst-en
spanninggevende dwanggedachte, die wordt gevolgd door een
angst- en spanningreducerende dwanghandeling, een cognitief
ritueel of dwangmatig vraaggedrag met geruststellende
antwoorden van een belangrijke persoon uit de omgeving.
Grote groep
angststoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) dwangklachten als gevolg van lichamelijke oorzaak of
middelengebruik
2) fobische stoornissen
3) paniekstoornis/agorafobie
4) dwangmatige persoonlijkheidsstoornis – ontbreken van angst,
dwanggedachten en dwanghandelingen
5) depressie – verschijnselen zijn die van een depressieve
stoornis
Comorbiditeit
1) depressie
2) angst
13
Gegeneraliseerde angststoornis (GAS)
Wat?
Mensen die opvallend nerveus en angstig zijn, veel tobben en
opzien tegen allerlei dagelijkse gebeurtenissen. Piekeren is
kernsymptoom van GAS.
Grote groep
angststoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) paniekstoornis – acuut begin en het beloop vd paniekstoornis
episodisch + tobt niet over dagelijkse problemen maar over het
opnieuw krijgen van een paniekaanval
2) vermijdingsgedrag – speciale focus
3) depressie – niet eenvoudig
Comorbiditeit
1) depressie
2) andere angsstoornissen
Posttraumatische stressstoornis
Wat?
Wanneer iemand een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt,
waarin betrokkene met de dood of ernstig letsel werd bedreigd of
de lichamelijke integriteit werd bedreigd. Daarnaast moet
betrokkene met hevige emoties gereageerd hebben. De
symptomen worden in drie clusters ondergebracht: intrusies,
vermijding, hyperarousal. Vaak wordt onderscheid gemaakt
tussen twee typen trauma’s:
1) type- I trauma: de gebeurtenis is eenmalig, treedt onverwacht
op en is slechts van korte duur.
2) type- II trauma: Bij een type II-trauma gaat het om herhaalde
traumatisering.
Grote groep
angststoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) acute stressstoornis – symptomen duren langer dan twee
dagen maar korter dan een maand. Er zijn symptomen van
dissociatie aanwezig (ook bij PTSS)
2) aanpassingsstoornis – na stressvolle gebeurtenissen die niet
aan de DSM traumacriteria voldoen + herbeleven gebeurtenis
minder op de voorgrond
3) gegeneraliseerde angsstoornis – geen sprake van een
traumatische gebeurtenis + tobben over meerdere
levensgebieden, niet 1 trauma
4) pathologische rouw
Comorbiditeit
1) depressie
2) andere angsstoornissen
3) somatoforme stoornissen
4) problematisch middelengebruik
14
Overige angsstoornissen
Wat?
Restgroep met o.a.
1) acute stressstoornis
2) angsstoornis ten gevolge van een algemene lichamelijke
aandoening
3) angsstoornissen ten gevolge van middelengebruik
Grote groep
angststoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met PTSS – symptomen langer dan een maand
Comorbiditeit
/
Depersonalisatiestoornis
Wat?
Depersonalisatie is een verandering in de perceptie en ervaring
van het zelf. De realiteitstoetsing is intact. De
depersonalisatiestoornis verschilt nogal van andere dissociatieve
stoornissen, want constant dissociatie.
De depersonalisatiestoornis heeft meer een continu beloop en
patiënten zijn zich heel erg bewust van hun dissociatieve
toestand. Ook vertonen patiënten met een
depersonalisatiestoornis relatief weinig symptomen van andere
dissociatieve stoornissen, zoals amnesie of identiteitsproblemen.
De personalisatiestoornis is de enige dissociatieve stoornis die
onder ‘onthechting’ valt en niet onder ‘compartimentalisatie’.
Grote groep
Dissociatieve stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) paniekstoornis
2) PTSS
3) depressie
4) schizofrenie
Comorbiditeit
1) comorbide stemmings-of angsstoornis (50%)
Dissociatieve amnesie
Wat?
Het belangrijke kenmerk van dissociatieve amnesie is dat men
zich bepaalde belangrijke persoonlijke informatie niet kan
herinneren. Vaak gaat het daarbij om herinneringen aan
traumatische of stressvolle gebeurtenissen. Dissociatieve amnesie
kan ook als symptoom voorkomen bij PTSS.
Grote groep
Dissociatieve stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
15
Dissociatieve fugue
Wat?
Bij een dissociatieve fugue gaat de patiënt onverwacht of
plotseling van huis weg, verliest (een deel van) zijn identiteit en
heeft een amnesie voor gebeurtenissen in het verleden. Meestal
wordt de fugue voorafgegaan door stressvolle gebeurtenissen.
Grote groep
Dissociatieve stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
1) dissociatieve fugue als onderdeel van een dissociatieve
identiteitsstoornis
2) depressie
Dissociatieve identiteitsstoornis
Wat?
Beleven zichzelf niet als geheel, maar ervaren meerdere
(doorgaans twee of drie) afzonderlijke identiteiten, soms ook wel
‘alters’ genoemd. Elk vd identiteiten heeft zijn of haar eigen
gedrags-en gedachtepatroon, geheugen, zelfbeeld, en meestal een
eigen naam, leeftijd, geslacht en woordgebruik. Meestal is er één
primaire identiteit, die de geboortenaam draagt en passief en
afhankelijk is. Ook is er sprake van amnesie. Het gaat dus om een
stoornis waarbij patiënten niet in staat zijn bepaalde aspecten
van hun geheugen, bewustzijn en identiteit te integreren tot een
geheel. Naast het ervaren van meerdere identiteiten en amnesie,
rapporteren sommige patiënten onder meer herbelevingen,
horen van stemmen, conversiesymptomen, depersonalisatie,
derealisatie, trance-ervaringen en fugues.
Grote groep
Dissociatieve stoornissen
Geslachtsverschillen Meer vrouwen
Niet verwarren met 1) borderline persoonlijkheidsstoornis –
2) schizoaffectieve stoornis – geen ziektebesef + minder positieve
symptomen
Comorbiditeit
1) borderline persoonlijkheidsstoornis
2) schizoaffectieve stoornis
3) PTSS – geen sprake van identiteitsverwarring
Overige dissociatieve stoornissen
Wat?
Dissociatieve stoornissen die niet geclassificeerd kunnen worden
als dissociatieve stoornissen + stoornissen waarbij dissociatieve
beelden voorkomen nadat men langere tijd onder invloed is
geweest van anderen die hun ideeën sterk hebben opgedrongen,
zoals na langdurige opsluiting met indoctrinatie of bij het verblijf
in een sekte + tranceachtige toestanden + Ganser-syndroom
(persoon geeft antwoorden die er net naast zitten, terwjil de
16
vragen wel juist begrepen worden)
Grote groep
Dissociatieve stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
Conversiestoornis
Wat?
De termen hysterie en conversie worden vaak door elkaar
gebruikt. Een conversiestoornis kan worden geclassificeerd
wanneer de klachten bestaan uit niet-lichamelijk te verklaren
stoornissen van de motoriek of van de zintuigfuncties. De
verschijnselen doen wel denken aan neurologische of andere
lichamelijke aandoeningen. Zeldzaam. De diagnose
conversiestoornis dient pas te worden overwogen als
neurologisch of somatisch onderzoek geen verklaring voor de
klachten heeft opgeleverd.
Grote groep
Somatoforme stoornissen
Geslachtsverschillen Meer vrouwen
Niet verwarren met 1) somatisatiestoornis – ook andere klachten
2) antisociale persoonlijkheidsstoornis
3) nagebootste stoornis - simulatie
Comorbiditeit
/
Somatisatiestoornis
Wat?
Bij een somatisatiestoornis ‘somatiseren’ de betreffende
patiënten niet, maar lijkt het lichaam in nog ernstiger mate dan
bij conversiestoornis te reageren op een als chronisch bedreigend
ervaren wereldbeeld. Het verloop van de somatisatiestoornis is in
de meeste gevallen chronisch. Talrijke lichamelijke klachten.
Grote groep
Somatoforme stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) daadwerkelijk fysieke aandoeningen
2) conversiestoornis – 1 geïsoleerde klacht
Comorbiditeit
1) angststoornissen
2) stemmingsstoornissen
Chronisch vermoeidheidssyndroom
Wat?
Grote groep
Niet opgenomen in de DSM. Het gaat om een gevoel van totale
uitputting.
Ongedifferentieerde somatoforme stoornissen  somatoforme
stoornissen.
17
Geslachtsverschillen Meer vrouwen
Niet verwarren met 1) vermoeidheid door lichamelijke klachten
2) bipolaire stoornisen
3) schizofrenie
4) alcoholmisbruik (nu of in het verleden)
5) eetstoornissen
6) na depressie
Comorbiditeit
1) kan wel samengaan met lichamelijke klachten
2) angststoornissen
3) depressie – depressieve gevoelens eerder dan vermoeidheid
4) paniekstoornis – angstaanval beginpunt en vermoeidheid volgt
later
5) posttraumatische stressstoornis – vermoeidheid staat niet op
de voorgrond
Pijnstoornis
Wat?
Het subjectieve karakter van de pijn is primair. Pijn op één of
meer plaatsen in het lichaam staat centraal in de klachten .
Grote groep
Somatoforme stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) conversiestoornis – symptomen niet beperkt tot pijn
2) somatisatiestoornis – reeds lang bestaande geschiedenis van
chronische pijn
3) hypochondrie – pijn niet primaire klacht maar opvatting
ernstige lichamelijke ziekte te hebben
4) nagebootste stoornis – pijn door patient zelf gemaakt om
patiëntenrol te verkrijgen
5) simulatie – pijn wordt bewust voorgewend met als doel gewin
Comorbiditeit
1) depressie – depressie zowel voor als na pijnklachten
2) angst – angst al voor ontstaan pijnklachten aanwezig
3) persoonlijkheidsstoornissen
Hypochondrie
Wat?
Het essentiële kenmerk is de preoccupatie met de opvatting of de
vrees van een ernstige ziekte te hebben gebaseerd op de
misinterpretatie van lichamelijke symptomen of sensaties. De
stoornis bestaat ten minste 6 maanden. Hyponchrondie is ofwel
aan-of afwezig. Hypochondrie lijkt het extreme einde te
vertegenwoordigen van een continuüm van gezondheidsangst en
kent vele uiteenlopende verschijningsvormen.
Somatoforme stoornissen
Grote groep
Geslachtsverschillen
Niet verwarren met 1) angststoornissen (specifieke fobie, paniekstoornis, algemene
angststoornis, obessieve-compulsieve stoornis)
18
2) somatoforme stoornissen (somatisatiestoornis, pijnstoornis,
conversie en verstoorde lichaamsbeweging)
3) stemmingsstoornissen
4) ziektefobie – bang voor oplopen ziekte zonder overtuiging dat
ie die al heeft
5) paniekstoornis – vrezen een onmiddellijk optredende
catastrofe (korte termijn)
6) algemene angststoornis – zorgen over meer levensgebieden
dan ernstige ziekte + veel minder controleergedrag + zoeken
minder geruststelling
7) dwangstoornis – obsessies en compulsies niet uitsluitend
beperkt tot het thema ziekte + egodystone ervaring van obsessies
+ dwangpatiënten voelen zich verantwoordelijk voor voorkomen
van ziekte
8) pijnstoornis – preoccupatie met pijn op de voorgrond
9) somatisatiestoornis – voorgeschiedenis van vele lichamelijke
klachten + uiteenlopende klachten
10) conversiestoornis – niet bezorgd of angstig wat betreft hun
gezondheid
11) dysmorfofobie – geen sprake van angst of overtuiging een
ernstige ziekte te hebben
12) depressieve stoornissen – sprake van depressieve stemming
13) waanstoornis vh somatische subtype – niet-corrigeerbare
overtuigingen
Comorbiditeit
/
Dysmorfofobie
Wat?
Centraal staat de preoccupatie met de fysieke verschijning. De
patiënt is ervan overtuigd dat er een onvolkomenheid is in zijn
uiterlijk. Dit mankement is of ingebeeld of de betekenis ervan
wordt sterk overtrokken.
Grote groep
Somatoforme stoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) normale ontevredenheid met het uiterlijk
2) anorexia nervosa – ontevredenheid beperkt zich tot
lichaamsgewicht
3) geslachtsidentiteitsstoornis – gevoel van afwijking van
geslachtsorganen gekoppeld aan identificatie met het andere
geslacht
4) sociale fobie – angst negatieve oordeel van anderen
5) vermijdende persoonlijkheidsstoornis – angst negatieve
oordeel van anderen
6) dwangstoornis – obsessies en compulsies beperken zich niet
tot uiterlijk
19
Comorbiditeit
1) waanstoornis van het somatische type
Anorexia Nervosa
Wat?
Bij anorexia gaat het niet om een eetlusttekort, maar om een door
de persoon zelf onderdrukte eetlust en/of honger. Het is in
essentie geen kwestie van niet kunnen, maar van niet willen eten.
De pathologie schuilt in het onstuitbare en allesdoordringende
karakter van deze neiging: denken, voelen en handelen worden
beheerst en bepaald door een niet-ophoudend verlangen extreem
mager te zijn. Twee soorten:
1) restrictieve type
2) gemengde type
Grote groep
eetstoornissen
Geslachtsverschillen Meer vrouwen
Niet verwarren met 1) somatische aandoening – voelt zich als patiënt
2) depressie – depressieve gevoelens primair
Comorbiditeit
1) depressie
Boulimia nervosa
Wat?
Herhaaldelijk voorkomen van eetbuien gekaderd in een algemene
houding van overdreven bezorgdheid om het eigen uiterlijk en
gewicht. Veel patiënten hebben voordien anorexia nervosa gehad.
Twee types:
1) purgerend
2) niet-purgerend
Grote groep
eetstoornissen
Geslachtsverschillen Meer vrouwen
Niet verwarren met 1) eetbuistoornis – boulimie zonder compensatiegedrag
Comorbiditeit
1) misbruik van psychoactieve stoffen
2) impulscontrolestoornissen
3) persoonlijkheidsstoornissen (vooral borderline)
Pica
Wat?
Grote groep
Geslachtsverschillen
Niet verwarren met
Comorbiditeit
Het bij herhaling eten van niet voor consumptie bestemde stoffen
Eetstoornis NAO  eetstoornissen
/
/
/
20
Ruminatie
Wat?
Eetstoornis van de zuigelingenleeftijd en betekent letterlijk
herkauwen. Herhaald oprispen van maaginhoud die weer wordt
ingeslikt of, vaker nog, gewoon uitgespuwd. Het kind lijkt het
regurgiteren prettig te vinden.
Grote groep
Eetstoornissen NAO  eetstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
Pathologisch gokken
Wat?
Het belangrijkste kenmerk is dat de patiënt niet in staat is
weerstand te bieden aan de impuls om te spelen, zelfs niet als er
schulden ontstaan en de patiënt in grote problemen met zijn
omgeving is gekomen. Het gokken is ziekelijk omdat het in sociaal
en relationeel opzicht ernstige gevolgen heeft.
Grote groep
impulscontrolestoornissen
Geslachtsverschillen Meer mannen
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
1) depressie
2) middelengebruik
3) persoonlijkheidsstoornissen
Trichotillomanie
Wat?
Onweerstaanbare drang om de eigen haren uit te trekken. Een
neiging om aan haar te trekken waarbij lust wordt beleefd.
Grote groep
impulscontrolestoornissen
Geslachtsverschillen Meer vrouwen
Niet verwarren met 1) haarwoelen – niet de bedoeling haren uit te trekken
Comorbiditeit
1) depressieve stoornis
2) angststoornis
3) ernstige verstandelijke handicap
21
Kleptomanie
Wat?
Geven toe aan impulsen om dingen van geringe waarde te stelen.
Ze stelen om de daad zelf en niet om in het bezit te komen van
bepaalde voorwerpen.
Grote groep
impulscontrolestoornissen
Geslachtsverschillen Meer vrouwen
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
1) depressieve stoornissen
2) angststoornissen
3) eetstoornissen
4) alcoholmisbruik
Pyromanie
Wat?
Bij pyromanie heeft de patiënt meer dan eens brand gesticht en
dit brandstichten en het gadeslaan van de brand gaat gepaard
met lust en opwinding.
Grote groep
impulscontrolestoornissen
Geslachtsverschillen Vooral mannen
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
1) verstandelijke handicap
2) antisociale persoonlijkheidsstoornis
Periodieke explosieve stoornis
Wat?
Maken meerdere korte perioden door waarin zij plotseling de
beheersing over hun agressieve impulsen verliezen. Doorgaans
gebeurt dat na een voorval dat spanningen oproept. Van
diagnostisch belang is dat de betrokkene buiten deze perioden
geen last heeft van impulsief of agressief gedrag. Ontstaat tss de
kinderjaren en volwassenheid
Grote groep
impulscontrolestoornissen
Geslachtsverschillen Meer mannen
Niet verwarren met 1) manische episode
2) intoxicatie met een psychoactieve stof
3) psychotische stoornis
4) persoonlijkheidsverandering door een somatische aandoening
5) antisociale persoonlijkheidsstoornis
6) borderline persoonlijkheidsstoornis – ook tss perioden
agressief of impulsief gedrag
Comorbiditeit
1) antisociale persoonlijkheidsstoornis
2) borderline persoonlijkheidsstoornis
22
Titillomanie (zelf veroorzaken van excoriaties)
Wat?
Iemand is niet in staat weerstand te bieden aan de impuls om de
huid kapot te krabben. Een gevoel van branderigheid of jeuk
wordt door de patiënten aangegeven als de oorzaak vh
krabgedrag. Ze vermelden ook vaak een relatie met spanning.
Grote groep
Impulscontrolestoornissen NAO impulscontrolestoornissen
Geslachtsverschillen Meer vrouwen
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
Onychotillomanie
Wat?
Dit is een vrij zeldzame stoornis waarbij de patiënt nagels en
nagelriemen verwijdert.
Grote groep
Impulscontrolestoornissen NAO impulscontrolestoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) nagelbijten – niet zo extreem
Comorbiditeit
1) verstandelijke handicap
2) psychotische stoornis
Automutilatie (zelfverwonding)
Wat?
Ieder sociaal niet aanvaardbaar gedrag met betrekking tot het
vrijwillig en direct verwonden van het eigen lichamelijke
oppervlak zonder suïcidale intentie.
Grote groep
Impulscontrolestoornissen NAO impulscontrolestoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met 1) simulatie
Comorbiditeit
1) psychiatrische stoornissen
2) borderline persoonlijkheidsstoornis (!)
Impulscontrolestoornissen als geheel
Niet verwarren met:
1) obesessieve-compulsieve stoornis – is drang geen dwang + ze ervaren angst (ipv
opwinding)
2) persoonlijkheidsstoornissen zoals
3) antisociale persoonlijkheidsstoornis
4) borderline persoonlijkheidsstoornis
5) pathologisch liegen
6) ziekelijk dagdromen
23
Comorbiditeit:
Met aandoeningen waarbij beheersing een rol speelt, zoals verslavingen en eetaanvallen
 multi-impulsieve persoonlijkheidsstoornis
Surmenage
Wat?
Is overspanning waarbij volgende klachten voorkomen:
neerslachtigheid, angst en boosheid, lichamelijke klachten zoals
vermoeidheid, rugklachten en hoofdpijn.
Grote groep
aanpassingsstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
Burn-out
Wat?
Er is sprake van een langdurige periode van chronische stress,
vermoeidheid en uitputting staan op de voorgrond en er is tevens
sprake van een aantal distress klachten die te maken hebben met
het werk.
Grote groep
aanpassingsstoornissen
Geslachtsverschillen /
Niet verwarren met /
Comorbiditeit
/
24
Download