Eindopdracht

advertisement
Eindopdracht - Thema 13
(niveau gevorderd)
Onder water
Basisgegevens
 Je gaat een poster maken die je moet inleveren in week 6 van het thema.
 De volgende opdrachten mag je of alleen uitvoeren, of met zijn tweeën. Als je met zijn
tweeën werkt maak je naast het onderdeel Dieren, ook het onderdeel Mens.
Deel 1 - Dieren
Wat houdt de opdracht in?
Je gaat voor deze eindopdracht een poster maken (minimaal A3-formaat) waarop je antwoord
geeft op een aantal vragen hoe dieren die onder water leven. Je bekijkt in ieder geval een vis, een
zoogdier en een insect.
Voer de volgende stappen uit:
Over de vis
1. Kies een vis uit die je op poster gaat vermelden.
2. Elke vis heeft een zwemblaas. De werking van de zwemblaas gaan we allereerst bekijken
aan de hand het volgende experiment.
Experiment
Benodigdheden: 2 bekerglazen, groot en klein, een rietje en een gewicht
Voer de volgende stappen uit:
a. Vul het grote bekerglas met water en zet het klein bekerglas er op zijn kop in.
(Het bekerglas blijft als het goed is drijven).
b. Noteer tot welke hoogte het water in het kleine bekerglas staat:
c. Het water staat hoger/gelijk/lager aan het water buiten het bekerglas.
d. Zet nu het gewicht op het bekerglas. Kijk nu wat er gebeurd met de stand van de lucht:
Het water staat hoger/gelijk/lager dan het stond in situatie b.
e. Beantwoord de volgende vraag:
Het volume van de lucht is door het plaatsen van het gewicht groter/kleiner geworden.
De verandering van het volume van de lucht zorgt er voor dat de lucht meer druk, oftewel kracht kan uitoefen.
Dit zorgt er voor dat het bekerglas uiteindelijk toch blijft drijven.
Lucht die in een kleiner volume wordt gestopt dan dat het eerst zat, kan meer druk
uitoefenen.
f. Haal het gewicht van het bekerglas af en plaats het kleine bekerglas op zijn kop
met het rietje erin in het water van het grote bekerglas. (Als het goed is staat
het water weer op dezelfde hoogte als bij stap a.
g. Blaas nu lucht in het kleine bekerglas en beantwoord de volgende vragen:
 Het volume van de lucht in het kleine bekerglas werd groter/werd kleiner/ bleef
gelijk aan de situatie bij stap e).
 Het kleine bekerglas ging omhoog/ ging omlaag/ bleef op dezelfde positie als bij
stap e).
h. Zuig nu zoveel mogelijk lucht uit het kleine bekerglas en beantwoord de volgende
vragen:
 Het volume van de lucht in het kleine bekerglas werd groter/werd kleiner/ bleef
gelijk aan de situatie bij stap e.
 Het kleine bekerglas ging omhoog/ ging omlaag/ bleef op dezelfde positie als bij
stap e).
Door meer lucht in een ruimte te stoppen zal deze meer druk kunnen uitoefen op zijn omgeving en daardoor
wordt deze ruimte, als dat kan, ook groter.
3.
Lees de onderstaande tekst over de zwemblaas van een vis en beantwoord de volgende
vragen.
a. Wat is de zwemblaas?
b. Leg uit hoe de vis er voor zorgt dat hij dat de opwaartse kracht kleiner wordt dan de
zwaartekracht zodat hij omlaag kan gaan.
c. Leg uit hoe de vis er voor zorgt dat hij dat de opwaartse kracht groter wordt dan de
zwaartekracht zodat hij omhoog kan gaan
d. Leg uit wat het experiment en de werking van de zwemblaas met elkaar te maken
hebben.
Zwemblaas
De zwemblaas is een typisch orgaan voor de vis. Het is een uitstulping van de bovenwand van
de slokdarm. Het bestaat uit 2 zakken die onderling verbonden zijn door een klein kanaaltje.
De achterste zak is meer elastisch en kan daarmee meer uitrekken.
De zwemblaas ligt boven in de buikholte net onder de ruggengraat (zie figuur hieronder) en
staat bij jonge vissen nog in verbinding met de slokdarm. Bij sommige vissen als de baars
verdwijnt deze verbinding terwijl bij sommige deze verbinding altijd zal blijven bestaan.
De zwemblaas is gevuld met gas die de zelfde samenstelling heeft als de lucht namelijk
zuurstof, stikstof en koolmonoxide. Het volume van de zwemblaas bedraagt 5-10% van het
lichaamsvolume.
De zwemblaas geeft het drijfvermogen aan een vis en zorgt ervoor dat de vis op de gewenste
diepte zich kan voortbewegen zonder verdere energie te moeten verbruiken. Door aanpassing
in het volume van de zwemblaas kan de vis stijgen en dalen. Als de vis omlaag wil neemt het
gas op in het bloed. Wil de vis omhoog, dan gaat er gas vanuit de bloedvaten via de gasklier
naar de zwemblaas komt.
4.
5.
Verzamel de volgende gegevens voor op je poster:
a. Wat is de massa van de je vis?
b. Wat is de lengte van je vis?
c. In wat voor soort water en tot welke diepte in dat water leeft de door jou gekozen vis?
Noteer op je poster de gevonden antwoorden bij stap 4 en 5. Zorg dat je ook een plaatje van
de door jou gekozen vis toevoegt.
Over het insect
6. Kies nu een insect uit dat onder water leeft en beantwoord de volgende vragen:
(Een insect dat je kunt kiezen is: de ruggenzwemmer, je mag ook een ander insect kiezen).
a. Hoe lang is je insect?
b. Hoe zwaar is je insect?
(Het kan zijn dat de massa van je insect niet te vinden is. Je kunt dan de massa van jou
insect vinden op de volgende manier:
2

Bereken hoeveel langer jouw insect is in vergelijk met een vlieg die 7 mm lang is.
Voer de berekening op de volgende wijze uit: lengte jouw insect/7 = ……, (deze
uitkomst noemen we Q, dit getal heb je in de volgende stap nodig).
 Omdat de massa van een vlieg gelijk is aan 80 mg, kun je op de volgende wijze de
massa van jou insect vinden: Massa jouw insect = 80 : Q : Q : Q = …… mg.
c. In wat voor soort water en tot welke diepte in dat water leeft de door jou gekozen insect?
Lees het volgende stuk over het skelet van een insect:
Het lichaam van insecten, dat tegelijkertijd huid en skelet is, bestaat uit een hoornachtig pantser
(chitine), dat relatief hard is. Het houdt het lichaam bij elkaar en beschermt het tegen uitdroging.
Het is samengesteld uit een groot aantal kleine delen (segmenten) die met elkaar verbonden zijn.
Omdat het chitinepantser niet meegroeit moet een insect meerdere keren vervellen tijdens de
verschillende ontwikkelingsstadia. Er groeit dan onder het te kleine pantser een nieuwe, zachte
huid. De oude huid scheurt open en de huid wordt afgestroopt. De nieuwe huid wordt snel hard. Dit
proces herhaalt zich tijdens het larvestadium meerdere keren, totdat het dier zijn uiteindelijke
grootte heeft bereikt.
7.
d. Leg uit dat het door dit skelet voor een insect geen zin heeft een zwemblaas te hebben.
e. Geef aan hoe het door jou gekozen insect er voor zorgt dat hij omlaag kan gaan in het
water.
f. Geef aan hoe het door jou gekozen insect voldoende opwaartse kracht krijgt omhoog te
gaan.
Noteer op je poster de gevonden antwoorden bij stap 6. Zorg dat je ook een plaatje van de
door jou gekozen insect toevoegt.
Over het zoogdier
8. Kies een zoogdier dat onder water leeft. Voor walvis en dolfijn zijn er documenten
beschikbaar.
9. Beantwoord de volgende vragen:
a. Wat is de lengte van je gekozen dier?
b. Wat is de massa van je gekozen dier?
c. Tot welke diepte onder water leeft dit zoogdier?
d. Geef aan op welke manier het dier er voor zorgt dat de opwaartse kracht kleiner wordt
dan de zwaartekracht en hij/zij omlaag kan gaan.
e. Geef aan op welke manier het dier er voor zorgt dat de opwaartse kracht groter wordt
dan de zwaartekracht en hij/zij omhoog kan gaan.
Bekijk de volgende documenten om informatie te vinden:
Dolfijn 1
Dolfijn 2
Walvis 1
Walvis 2
Walvis 3
Over zuurstof
10. Om te leven hebben dieren zuurstof nodig. Dieren op het land halen dat uit de lucht. Maar
hoe doen dieren dat die onder water leven? Beantwoord de volgende 2 vragen en verwerk
de informatie op je poster:
a. Op welke manier verkrijgen de verschillende soorten dieren hun zuurstof?
b. Welke rol speelt de duikreflex bij het onderwater blijven van dieren?
Deze 2 vragen hoeven alleen beantwoord te worden voor zoogdier, insect en vis.
Insecten
Dieren
Duikreflex
3
Beoordeling als je alleen werkt.
Je wordt op de volgende zaken beoordeeld:
 Zijn alle vragen beantwoord op een zinvolle wijze.
 Wat is de diepgang van de vragen. Hierbij wordt vooral gelet op de uitwerking van je
antwoorden. (Om te weten of je de juiste diepgang hebt bereikt is het vaak verstandig je
antwoorden te laten zien aan de docent).
 Er wordt gelet op de opmaak, ziet de poster er netjes en overzichtelijk uit.
Wat moet er in het verslag?
Beantwoorden van alle vragen
Diepgang
Opmaak poster
Puntenverdeling
Max aantal punten
8
8
4
Totaal aantal punten
Totaal punten
0-10
11
12-13
14-16
17-20
Beoordeling.
O
M
V
G
U
20
Deze opdracht levert een aparte beoordeling in magister.
Deel 2 – De mens
De opdracht voer je alleen maar uit als je met zijn tweeën werkt aan de eindopdracht gevorderd.
Wat houdt dit deel van de opdracht in?
De wereld onder water is voor mensen altijd fascinerend geweest. Daarnaast biedt het “leven
onder water” ook mogelijkheden tot het verdienen van geld, (denk aan het boven halen van
schatten van gezonken schepen).
Breid voor deze opdracht de poster van de dieren onder water uit zodat alle verzamelde
informatie verwerkt kan worden.
Bij de volgende vragen kun je de volgende sites gebruiken:
Snorkelen
Duiken
duikersziekte
11. Bekijk de volgende site: manieren voor mensen om onder water te zijn, en beantwoord de
volgende vragen, (de antwoorden moeten ook op je poster):
(Het kan zijn dat de site niet alle informatie levert, dan zal je iets verder moeten zoeken).
a. Noteer de verschillende manieren voor mensen om onder water ze zijn.
b. Noteer tot welke diepte je ongeveer kunt komen en hoe lang je onder water kunt blijven.
c. Geef bij elk van die manieren aan wat de voordelen en wat de nadelen zijn om je zo
onder water te begeven.
12. Bekijk de volgende site: en beantwoord de volgende vragen:
a. Welke ziekte kun je hoe oplopen tijdens het duiken?
b. Leg uit hoe deze “ziekte” ontstaat.
c. Geef aan welke van de door jullie besproken dieren gevaar lopen om ook last te krijgen
van de duikersziekte en geef een toelichting waarom dat zo is.
Noteer deze gegevens op de poster op een overzichtelijke wijze.
4
Beoordeling als je met zijn tweeën werkt.
Je wordt op de volgende zaken beoordeeld:
 Zijn alle vragen beantwoord op een zinvolle wijze.
 Wat is de diepgang van de vragen. Hierbij wordt vooral gelet op de uitwerking van je
antwoorden. (Om te weten of je de juiste diepgang hebt bereikt is het vaak verstandig je
antwoorden te laten zien aan de docent).
 Er wordt gelet op de opmaak, ziet de poster er netjes en overzichtelijk uit.
Wat moet er in het verslag?
Beantwoorden van alle vragen
Diepgang
Opmaak poster
Puntenverdeling
Max aantal punten
8
8
4
Totaal aantal punten
Totaal punten
0-10
11
12-13
14-16
17-20
Beoordeling.
O
M
V
G
U
20
5
Download