J.V. Gecoördineerde wetten d.d. 28.06.1971 Bijkomende informatie 2/1 BIJKOMENDE INFORMATIE Nr. 2 Koninklijk besluit van 16 april 1965 betreffende het financieel evenwicht van het stelsel der jaarlijkse vakantie (BS van 21.04.1965) Gewijzigd bij : KB 20.07.2000 betreffende de invoering van de euro voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu – BS 30.08.2000 Opgegeven bij : KB 20.01.2017 betreffende de bijdrage tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie – BS 13.02.2017 ____________________________________________ Verantwoordelijke uitgever : L. Vanneste, administrateur-generaal Lay-out : dienst documentatie en informatie - externe betrekkingen J.V. Gecoördineerde wetten d.d. 28.06.1971 Bijkomende informatie 2/2 MINISTERIE VAN SOCIALE VOORZORG BOUDEWIJN, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wetten betreffende het jaarlijks verlof der loonarbeiders, geordend 9 maart 1951, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 april 1965, inzonderheid op de artikelen 42 en 52; Gelet op de wet van 28 maart 1964 tot integratie van de vakantiebijslag in het stelsel van de jaarlijkse vakantie der werknemers, inzonderheid op artikel 23; Gelet op het advies van het Beheerscomité der Rijkskas voor jaarlijks verlof; Gelet op de wet van 23 december 1946, houdende instelling van een Raad van State, inzonderheid op artikel 2, 2e lid; Gelet op de hoogdringendheid; Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Voorzorg, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. De bijzondere vakantiefondsen, alsmede de Rijkskas voor jaarlijks verlof dragen bij om het financieel evenwicht van het stelsel van de jaarlijkse vakantie te verzekeren, door hieraan het verschil tussen de inkomsten uit de beheerde kapitalen en de beheerskosten af te staan, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK 1. – Bijzondere vakantiefondsen 1. Op te brengen inkomsten. Art. 2. § 1. De door ieder bijzonder vakantiefonds op te brengen inkomsten worden geacht overeen te stemmen met de uitkomst van de vermenigvuldiging van : a) 25 pct der in het kalenderjaar ontvangen bijdragen tegen 6 pct der lonen met de gemiddelde jaarlijkse rentevoet, door de Rijkskas voor jaarlijks verlof in hetzelfde jaar verkregen voor haar beleggingen op lange termijn; b) 37 pct der in het kalenderjaar ontvangen bijdragen tegen 6 pct der lonen met de gemiddelde jaarlijkse rentevoet, door de Rijkskas voor jaarlijks verlof in hetzelfde jaar verkregen voor haar beleggingen op 6 maanden; c) 9 pct der in het kalenderjaar ontvangen bijdragen tegen 6 pct der lonen met de gemiddelde jaarlijkse rentevoet, door de Rijkskas voor jaarlijks verlof in hetzelfde jaar verkregen voor haar beleggingen op zicht. J.V. Gecoördineerde wetten d.d. 28.06.1971 Bijkomende informatie 2/3 § 2. Voor elk der bij § 1 voorziene wijzen van belegging is de gemiddelde jaarlijkse rentevoet door de Rijkskas voor jaarlijks verlof verkregen, gelijk aan het quotient van het totaal van de intresten van het jaar door het totaal van de overeenstemmende kapitalen, elk dezer kapitalen vermenigvuldigd met een breuk die het gedeelte van het jaar uitdrukt gedurende hetwelk het geplaatst werd tegen een zelfde rentevoet. 2. Forfaitaire beheerskosten. Art. 3. De forfaitaire beheerskosten voor de bijzondere vakantiefondsen gezamenlijk worden per jaar vastgesteld op 85,925 pct der beheerskosten van de Rijkskas voor jaarlijks verlof voor hetzelfde jaar, vermenigvuldigd met de verhouding tussen het totaal der in het kalenderjaar door de bijzondere vakantiefondsen ontvangen bijdragen tegen 6 pct der lonen en die welke voor de Rijkskas voor jaarlijks verlof bestemd zijn. De verhouding van 85,925 pct kan, na advies van het beheerscomité der Rijkskas voor jaarlijks verlof, herzien worden ingeval de beheerskosten van de Rijkskas voor jaarlijks verlof een substanciële wijziging ondergaan. Art. 4. De in artikel 3, eerste lid, bedoelde beheerskosten van de Rijkskas voor jaarlijks verlof zijn die, welke op de debetzijde van de “winst- en verliesrekening” der jaarbalans van deze instelling vermeld staan onder de benaming “algemene onkosten en afschrijvingen”, desgevallend verminderd met de bedragen op de creditzijde van genoemde rekening voorkomende onder de benaming “terugbetaalde beheerskosten”. Art. 5. De forfaitaire beheerskosten van de verschillende bijzondere vakantiefondsen worden vastgesteld door de verdeling van het totaal der forfaitaire beheerskosten, bepaald bij artikel 3, eerste lid, evenredig met het bedrag der bijdragen tegen 6 pct der lonen, ontvangen gedurende het burgerlijk jaar, door elk der bijzondere vakantiefondsen. Art. 6. Vóór het einde van de maand, die volgt op deze waarin de jaarbalans van de Rijkskas voor jaarlijks verlof door haar beheerscomité is goedgekeurd, stort elk bijzonder vakantiefonds bij de Rijkskas voor jaarlijks verlof het verschil tussen de op te brengen inkomsten en de forfaitaire beheerskosten van het jaar waarop die jaarbalans betrekking heeft. Deze som wordt toegewezen aan het fonds dat gevormd is door de storting der bijdragen beoogd in artikel 9 der wetten betreffende het jaarlijks verlof der loonarbeiders, geordend 9 maart 1951. Art. 7. Het gedeelte van de eventuele eigen reserves der bijzondere vakantiefondsen, gevormd sinds 1945 en afzonderlijk te vermelden in hun jaarbalans, brengt insgelijks intrest op ten bate van het vakantiestelsel. De intresten, berekend op het in het eerste lid van dit artikel bedoeld bedrag, worden forfaitair vastgesteld tegen de door de Rijkskas voor jaarlijks verlof voor haar beleggingen op 6 maanden verkregen gemiddelde jaarlijkse rentevoet en gestort volgens de bepalingen van artikel 6 van dit besluit. J.V. Gecoördineerde wetten d.d. 28.06.1971 Bijkomende informatie 2/4 Art. 8. De sommen, verschuldigd door de bijzondere vakantiefondsen die de uit de toepassing van dit besluit voortvloeiende verplichtingen niet nakomen, worden door de Rijkskas voor jaarlijks verlof ambtshalve ingehouden op bijdragen waarop zij recht hebben. HOOFDSTUK 2. – Rijkskas voor jaarlijks verlof Art. 9. Ieder jaar stort de Rijkskas voor jaarlijks verlof aan het fonds beoogd in artikel 6, geheel het batig saldo der “winst- en verliesrekening” die voorkomt in haar balans, na aftrek van de intresten, toe te wijzen aan de door haar beheerde bijzondere fondsen. Art. 10. Dit besluit heeft uitwerking vanaf het vakantiedienstjaar 1963. De storting met betrekking tot het vakantiedienstjaar 1963 die het gevolg is van de toepassing van de artikelen 6 en 7 van dit besluit dient te geschieden voor het einde der maand die volgt op deze waarin dit besluit bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad. Art. 11. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 16 april 1965. BOUDEWIJN Van Koningswege : De Minister van Sociale Voorzorg, E. LEBURTON