Verschenen in DeTijd 24 feb 2005 (?) Terugkeer van de religie op de publieke scène? Herman De Dijn Heeft Steve Stevaert het licht gezien of is zijn pleidooi voor een herwaardering van de inbreng van religie in de publieke ruimte pure partijpolitiek? Cultuurfilosoof Herman De Dijn reflecteert al jaren over pluralisme en over de relatie tussen religie en politiek. Hij evalueert de gerezen controverse. In de marge van het verschijnen van zijn nieuwe boek Ander geloof bepleit Steve Stevaert een actief pluralisme dat religies en levensbeschouwingen niet wil verdringen naar de privé-sfeer, maar hun inbreng in samenleving en politiek positief inschat. Daarmee lijkt hij wel een steen in de kikkerpoel te hebben gegooid. Nochtans zijn dergelijke gedachten niet nieuw, niet in de ons omringende landen, maar zelfs niet bij ons. Zelf pleit ik in allerlei publicaties al geruime tijd voor wat ik een reëel pluralisme noemde. Reëel pluralisme staat tegenover het grijze, liberale pluralisme dat alle groepsen waardeverschillen tussen mensen als onbetekenend naar de privé-sfeer wil verbannen. Het is natuurlijk opmerkelijk dat de leider van een niet-confessionele partij, daarbij zelf een vrijzinnige, zo’n pleidooi houdt. Of Stevaert partijpolitieke bedoelingen had of niet, is eigenlijk irrelevant. Punt is dat hij een problematiek op de politieke agenda zet die daar niet meer zal weggaan: de rol en betekenis van de godsdienst in de publieke ruimte. Tegelijk confronteert hij ons met het failliet van het liberale geloof in de nette opdeling tussen een neutrale publieke sfeer en een privé-sfeer waarin individuen hun preferenties kunnen uitleven. De reacties in ons gidslandje waren typisch. In de Terzake uitzending naar aanleiding van de persvoorstelling van het boek kon Siegfried Bracke zijn ergernis nauwelijks de baas. Waarom pleitte uitgerekend een vrijzinnige voor de terugkeer van ‘l’infâme’? Was religie niet een privé-zaak, waren tolerantie en mensenrechten dan niet de oplossing? Stevaert kreeg bijna niet de kans zijn zinnen af te maken. Voor het gemak werden enkele CD&Vers opgevoerd om de zaak te kunnen reduceren tot platte partijpolitiek. Ze lieten zich gewillig vangen; in plaats van gewoon te zeggen dat zij dit al jaren voorstelden en dat Stevaert nu eindelijk het licht had gezien zodat ze nu de krachten gingen kunnen bundelen ter versterking van de positie van aalmoezeniers in gevangenissen, pastorale werkers in parochies enzovoort. Ze hebben hun flater later gelukkig enigszins rechtgezet. Ultieme tegenwerping van Bracke: ging Stevaert nu meeheulen met de Boze, met Bush? Wat een onzin. Waarover gaat het eigenlijk? Wat heeft Stevaert – eindelijk - begrepen? Godsdienst is geen privé-zaak. Religie is een sociale kracht of ze is niets. De politiek houdt daar beter rekening mee. Uiteraard is dat een functionalistische visie op religie, die religie van buitenaf bekijkt en de maatschappelijke gevolgen van het verschijnsel probeert in te schatten. Daar is niets mis mee, tenzij men zou denken dat men dat fenomeen rechtstreeks zomaar kan manipuleren. De functionalistische visie veronderstelt juist – als ze verstandig is - dat religieuze mensen zelf om niet-functionalistische redenen religieus zijn en dat dit oprechte geloof voor de maatschappij allerlei gevolgen heeft. Als dat positieve, veeleer dan negatieve gevolgen zijn, kan de politiek via het scheppen van gunstige voorwaarden hopen de goede invloed daarvan voor de samenleving nog te doen toenemen. 1 Wat is dan de betekenis en de rol van de religie als sociale kracht? Allereerst is ze gemeenschapsvormend, ze draagt bij tot de bevordering van sociaal kapitaal zoals dat nu heet. Hoe kan een socialist daar ongevoelig voor blijven, zeker als religie veel lijkt te betekenen, vooral voor doodgewone mensen, voor eenzamen, marginalen, ouderen? Althans in de geïnstitutionaliseerde vorm waarin wij die bij ons kennen, is religie een kracht die duidelijk sociale verbanden en waarden conserveert, doorgaans op een positieve manier. Ten tweede heeft politiek intrinsiek te maken met ethiek en zingeving. Maar precies omdat de politiek vandaag volkomen gelaïciseerd of geseculariseerd is, moeten de bronnen van zin en waarde van buiten de politiek komen, van religies en levensbeschouwingen. Zelfs zeer prozaïsche politieke beslissingen hebben ethische en existentiële gevolgen. Het is dan ook logisch dat religies hun zeg zouden doen over voorstellen van wet en de mogelijke gevolgen daarvan. Dat is helemaal niet tegenstrijdig met de scheiding van kerk en staat. Vertegenwoordigers van het volk zouden beter naar die opmerkingen luisteren vooraleer het eigen politieke oordeel te vellen. Eens de wet gestemd, moeten alle burgers, ook gelovigen, zich wel aan de wet houden. Verschaffen de mensenrechten dan niet de voldoende ethische en filosofische basis die we in de politiek nodig hebben? Maar wat zijn die mensenrechten? Wat ze precies betekenen in de huidige samenleving, hoe ze daarin precies vorm moeten krijgen, moet bediscussieerd worden, mét de inbreng vanuit religieuze hoek. Het antwoord op de vraag of de wet de menselijke waardigheid moet zien als tegengesteld aan euthanasie of eerder als compatibel ermee, - dat antwoord kan niet aan de politieke discussie voorafgaan, maar is er het - altijd voorlopige - resultaat van. Impliceren de mensenrechten een verbod op het soort wetenschappelijk onderzoek dat de mogelijkheid van de creatie van klonen of hybride wezens zou kunnen meebrengen? Ook vrijzinnigen verschillen daarover onderling van mening. Hoewel de wet iets anders is dan de ethiek of de levensbeschouwing, toch is de wet nooit zuiver neutraal op ethisch of levensbeschouwelijk vlak. Dat is de paradox waarmee wij vandaag moeten leren leven. Het geloof ‘samen te bouwen aan een grootse toekomst’ is sinds de val van de Berlijnse muur niet langer de inspiratiebron van de politiek. Dat zegt de Franse filosoof Marcel Gauchet, zelf vrijzinnig humanist. In de vorming van de identiteit van individu en gemeenschap speelt dat verlichtingsgeloof niet langer de centrale rol. De hedendaagse mens zoekt eerder aansluiting bij een patrimonium van overgeleverde waarden en symbolen. Ook hier weer kunnen religies een grote rol spelen, op voorwaarde dat ze dit doen in overeenstemming met het principe van de scheiding tussen politiek en religie. De grote vraag ten aanzien van de bij ons tot nu toe dominerende, gevestigde religies en levensbeschouwingen, het katholicisme en de vrijzinnigheid, is: hebben zij nog de vitaliteit en de interne samenhang om wat vandaag van religie of levensbeschouwing mag worden verwacht, waar te maken. Zijn ze in staat om in de komende concurrentieslag met de nieuwe of geïmporteerde religies en levensbeschouwingen hun publieke taak te vervullen? Met het oog op onze toekomst is dat een zaak van groot belang. Het is een pluim op de hoed van Stevaert dat begrepen te hebben en de consequenties daarvan publiek op de agenda te hebben gezet. Vooral de vrijzinnigheid zal in ons land een serieuze inspanning moeten doen om religies te beschouwen niet als iets dat gedoemd is om te verdwijnen, maar als sociale krachten die onontkoombaar zijn en een politieke rol zullen blijven spelen. Reacties als die van Jan Van Duppen recent in deze krant voorspellen in dit opzicht niet veel goeds. Stevaert staat nog heel wat te doen in zijn werkplaatsen. Ik ben overigens van mening dat Van Duppen zijn Spinoza niet goed gelezen heeft. Spinoza verdedigde het politieke primaat van de politiek op de religie(s). Hij wou niet de godsdienst uit het publieke debat bannen. Dat achtte hij niet alleen onmogelijk, maar ook tegen de vrijheid van denken en spreken. Spinoza is geen (Franse) Verlichtingsdenker, daarvoor is hij te zeer realist. 2